Mijn diploma
Wat ga je doen? Je leert wat een diploma is. Je bedenkt en maakt een diploma.
Op verkenning 1
Bekijk het diploma.
Femke Visser geboortedatum: 7 juni 1999 naam:
heeft haar zwemdiploma B gehaald op:
31 januari 2007
onder toezicht van:
door: Isabelle de Ridder
© Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
naam zwembad:
Kerkpolder
2
Wat staat er op het diploma? Schrijf de goede letter op. a. Femke heeft om 7 uur zwemles. b. Femke is geboren op 31 januari 2007. c. Femke heeft haar zwemdiploma B gehaald. d. Femke heeft haar zwemdiploma C gehaald.
3
Heb jij al zwemdiploma’s? Kies de zin die bij jou past. Schrijf hem op. Ik heb nog geen zwemdiploma. Ik heb mijn zwemdiploma A gehaald. Ik heb diploma A, B en C.
4
1
•
tk
taalkaart 1 Mijn diploma
Waarom krijgt Femke een zwemdiploma? Schrijf de goede letter op. a. Omdat ze tien zwemlessen heeft gehad. b. Omdat ze bij het afzwemmen alles goed heeft gedaan. c. Omdat ze met haar hoofd onder water durft. d. Omdat ze zeven jaar oud is.
H
2 door: Tina van de Leur - © Uitgeverij Zwijsen, Tilburg
G
5
Maak de zin af. Schrijf de goede letter op. Afzwemmen is ___ a. een feestje geven in het zwembad. b. een spreekbeurt houden over zwemmen. c. een examen doen in het zwembad. d. zwemles krijgen.
6
Schrijf de letters op. Schrijf erachter: waar of niet waar. a. Op een diploma staat wat je niet goed kunt. b. Op een diploma staat je naam. c. Als je een examen goed doet, krijg je geen diploma. d. Op een diploma staat de datum van het examen. Uitleg
7
Een diploma krijg je als je iets goed kunt. Vaak doe je eerst een examen. Dat is een test om te laten zien wat je kunt. Je moet dan bijvoorbeeld met kleren aan zwemmen. En onder water zwemmen en watertrappen. Er zijn veel soorten diploma’s. Bijvoorbeeld: zwemdiploma, strikdiploma, verkeersdiploma, sportdiploma.
Wat staat er op? 1. soort diploma 2. naam van wie het diploma is 3. geboortedatum 4. datum van het examen 5. plaats van het examen 6. handtekening
Aan de slag 8
Bedenk zelf een diploma. Bedenk ook wat je bij het examen moet doen. Schrijf het zo op. Soort diploma: ___ Bij het examen moet je ___
9
Teken het diploma dat je hebt bedacht. Zorg dat het diploma er mooi uitziet! En dat alles erop staat.
H
2 G
tk
taalkaart 5 Mevrouw Groensoep Wat ga je doen? Je bekijkt een tekening met letters. Je maakt een tekening met cijfers.
5
•
Op verkenning
Mevrouw Groensoep
1
Bekijk de tekening. Zoek de letter A in de tekening. Zoek nu de letter A in de tekst. Lees wat er achter de A staat. Doe dit ook bij de andere letters. pukkel op de neus zwarte poes op haar schouder paars haar en groen hoedje zwarte laarzen met gat erin
door: Femke Hendriks
© Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
kookpot met groene soep en bubbels
2
Waar vind je deze tekening en tekst? Schrijf de goede letter op. a. in een boek b. op een schooltas c. in een krant
3
Maak de zin af. Schrijf de goede letter op. De tekening en de tekst gaan over ___ a. nieuwe laarzen. b. waar je mevrouw Groensoep aan kunt herkennen. c. jouw tante.
4
Waarom staat er een tekst bij de tekening? Schrijf de letters op. Schrijf erachter: waar of niet waar. a. om de tekening duidelijker te maken b. om uit te leggen hoe je groene soep maakt c. om meer groene soep te verkopen d. om de lezers aan het lachen te maken
H
2 door: Tina van de Leur - © Uitgeverij Zwijsen, Tilburg
G
5
Waarom staan er letters bij de tekening? Schrijf de goede letter op. a. De letters zijn uit het verhaal gevallen. b. Zo weet je waar de tekst naar verwijst. c. Het is een rebus. Uitleg
Een tekening laat je iets zien. Soms staat er een tekst bij. Dat is om de tekening duidelijker te maken. In de tekening kunnen letters of cijfers staan. Bij iedere letter en ieder cijfer wordt iets verteld. Bijvoorbeeld wat het is of hoe het heet.
6
oor oog neus mond Harold
Koen
Jonas
haar
2 2 1 55 1 44 6 Aan de slag
7
Maak een tekening van een dier. Dit mag je huisdier zijn. Of een verzonnen dier. Je mag er ook een monster van maken.
8
Zet zeven cijfers bij je tekening. Schrijf ze ook onder of naast de tekening. Schrijf achter ieder cijfer wat je wilt vertellen. Over de tekening natuurlijk!
6 3 3 7 2
H
tk
taalkaart 19 post! Wat ga je doen? Je leert wat een brief is. Je schrijft er zelf een.
Op verkenning 1
Lees de brief.
© Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
Welke zin is goed? Schrijf de letter op. a. Niels schrijft een brief aan Eefje. b. Eefje schrijft een brief aan de hond van Niels. c. Eefje schrijft een brief aan Niels. d. Niels schrijft een brief aan Tom.
3
Wat vind Eefje jammer? Maak de zin af. Eefje vindt het jammer dat ___
4
Eefje wil haar brief opsturen naar Niels. Wat moet ze allemaal doen? Kies meer antwoorden. Schrijf de letters op. a. Niels opbellen en zeggen dat de brief klaar is. b. Het adres van Niels op de envelop schrijven. c. Een postzegel op de envelop plakken. d. De brief aan Tom geven. e. De brief in de brievenbus doen.
2
H
door: Tina van de Leur - © Uitgeverij Zwijsen, Tilburg
=GA
19
2
••
door: Isabelle de Ridder
Niels M ole Merelstr naar aat 1144 ZX 6 Waalwij k
post!
Hallo Niels, Hoe gaat het met je? Is je nieuwe huis leuk? Ik vind het jammer dat je verhuisd bent. Ik schrijf je een brief. Ik vind brieven schrijven leuk. Leuker dan opbellen. Ik speel nu ook wel eens met Tom. Heb jij al nieuwe vriendjes? Ik hoop dat met jou alles goed gaat. En met je hond natuurlijk. Schrijf je een lange brief terug? Nou dag, Eefje
5
Schrijf de letters op. Schrijf erachter: waar of niet waar. a. Je mag zelf weten waar je brief over gaat. b. Op de envelop schrijf je het telefoonnummer. c. Onder aan de brief zet je je naam. d. De postbode bezorgt de brief. e. Alleen grote mensen schrijven brieven.
Uitleg 6
Soms wil je tegen iemand praten. Maar hij is niet in de buurt. En je hebt geen zin om te bellen. Dan kun je een brief schrijven. Je mag zelf weten wat je erin zet. Op de envelop schrijf je het adres. Je plakt er ook een postzegel op. Je gooit de brief in de brievenbus. Dan brengt de postbode hem naar het goede huis. Je kunt ook vragen stellen in een brief. Je moet wel even wachten op het antwoord. Tot je een brief terug krijgt!
Aan de slag
Je gaat zelf een brief schrijven. Maak eerst de zinnen af. Schrijf ze op. Ik schrijf een brief aan ___ Ik schrijf over ___ en over ___
9
Dit wil ik vragen: 1) ___ ? 2) ___ ? 3) ___ ?
Schrijf nu je brief. Je mag hem zo lang maken als je wilt. Je mag je brief ook versieren. Wil je de brief echt opsturen? Zorg dan voor een envelop. En het adres en een postzegel. Misschien krijg je wel een brief terug!
H
2
G
N
8
tk
taalkaart 23 Lees de schoolkrant! Wat ga je doen? Je leert wat een schoolkrant is. Je maakt een stukje voor de schoolkrant.
door: Isabelle de Ridder
2
Wat schrijven de kinderen in de schoolkrant? Schrijf de goede letter op. a. Ze gingen met de klas naar de dierentuin. b. Ze gingen met de klas naar de bieb. c. In de bieb las een meneer voor. d. Ze gingen met de bus.
3
Wat is een schoolkrant? Schrijf de goede letter op. a. een krant met nieuws over Nederland b. een krant met nieuws over school c. een krant met nieuws over de wereld d. een krant met nieuws over tennisles
4
Lees de zinnen. Schrijf de letters op. Schrijf erachter: waar of niet waar. a. In een schoolkrant schrijven kinderen. b. Je koopt een schoolkrant in de winkel. c. De kinderen schrijven over wat ze doen. d. Er staan ook plaatjes in een schoolkrant.
2
H
door: Tina van de Leur - © Uitgeverij Zwijsen, Tilburg
=GA
23
Bekijk deze schoolkrant.
Lees de schoolkrant!
1
••
© Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
Op verkenning
5
Wie leest de schoolkrant? Kies uit: de juf - de bakker - papa - de glazenwasser - opa - mama de meester - oma - kinderen van school - de buurman de dokter - de postbode - ik - kinderen van zwemles - de oppas. Schrijf de antwoorden op.
6
Is er op jouw school een schoolkrant? Schrijf het op. Doe het zo: Op mijn school is ___
Uitleg 7
Op school gebeurt van alles. Je gaat op schoolreis. Er komt bezoek. Of je hebt het over dieren. Het is leuk als anderen daarover kunnen lezen. Daarvoor is de schoolkrant. Kinderen schrijven hierin wat ze doen. De schoolkrant komt een paar keer per jaar. Alle kinderen van school krijgen er een.
Aan de slag
Bedenk nu zelf een stukje voor de schoolkrant. Kijk eens naar de vragen van de juf. Waar gaat jouw stukje over? Schrijf het zo op: Mijn stukje gaat over ___
9
Pak een vel papier met lijntjes. Schrijf een leuk stukje voor de schoolkrant. Zet je naam en groep eronder. Maak er ook een tekening bij. Misschien komt je stukje wel echt in jullie schoolkrant!
Waar werken jullie aan in de klas? Ben je pas ergens geweest met school? Is er iemand op bezoek geweest?
H
2
G
N
8