01 Inleiding 1-13
09-12-2003
18:31
Pagina 1
(Zwart/Process Black Plaat)
TA A L - V E R H A A L Prentenboeken, verhalen en drama in de kleuterklas
Redactie o.l.v. Koen Jaspaert
Aan dit boek werkten mee: Marleen Colpin Katinka de Croon Barbara Linsen Kathleen Rossenbacker Luc Van Den Steen Koen Van Gorp Machteld Verhelst
Met dank aan: Patricia De Donder, An Linmans, Lieve Machiels,
Wolters Plantyn
Kristien Coussement, Silvie Vanoosthuyze, Lieve Verheyden
01 Inleiding 1-13
09-12-2003
18:31
Pagina 2
(Zwart/Process Black Plaat)
Dit boek heeft tijd, energie en geld gekost. De verkoopprijs ervan is een rechtvaardige vergoeding voor de prestaties van veel mensen. Als u kopies maakt, verhindert u de verkoop en daardoor berooft u mensen van hun honorarium. De auteurs van deze uitgave hebben immers per verkocht exemplaar wettelijk recht op een vergoeding voor hun intellectuele arbeid. Ook interne en externe medewerkers van de uitgeverij (bedienden, arbeiders, zetters, drukkers, enz.) moeten betaald worden door de verkoop van de boeken. Wie kopies maakt, helpt mee aan de vermindering van het boekenaanbod en doet de boekenprijzen stijgen.
Illustraties: Sabine De Meyer Trias Creative Team Vera Smeulders 0 1 2 3 4 / 07 06 05 04 03
NUR 126
Taal-Verhaal is door het Steunpunt Nederlands als Tweede Taal uitgewerkt in opdracht van en met de financiële ondersteuning van het Onderwijsvoorrangsgebiedenbeleid (O.V.G.B.) Limburg. © WKB N.V., Wolters Plantyn, Mechelen Alle rechten voorbehouden. Behoudens de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, op welke wijze ook, zonder de uitdrukkelijke voorafgaande en schriftelijke toestemming van de uitgevers. ISBN 90 301 1944 6
2
D2003/0032/848
01 Inleiding 1-13
09-12-2003
18:31
Pagina 3
(Zwart/Process Black Plaat)
Inhoud Inleiding
5
Theoretische handleiding
6
Prentenboeken
15
Handleiding prentenboeken
16
Overzicht voorbeeldprentenboeken
21
Overzicht fiches prentenboeken
22
Voorbeeldprentenboeken
25
1 Bo’s vrolijke taart
26
2 Het grote billen-boek
32
3 Dribbels eerste schooldag
40
4 Monkie
51
5 Luie Wammes
60
6 Nieuwsgierige Lotje
69
7 Hennie de heks
80
8 Een grote ezel
87
9 Pannekoekentaart
95
10 Er ligt een krokodil onder mijn bed!
107
11 Een ijsbeer in de tropen
120
Prentenboeken voor kleuters, fiches Verhalen
135 197
Handleiding verhalen
198
Overzicht voorbeeldverhalen
203
Overzicht fiches verhalen
204
Voorbeeldverhalen
207
Realistische verhalen
207
1 Lopen in een grote regenplas
208
2 Middeltje tegen drift
213
3 Lieve dikke juffrouw Jans en het uitstapje
216
4 De groeicake
221
5 Wit
227
Fantasieverhalen
231
6 De drie beertjes
232
7 De verloren knoop
235
8 Het geitje dat tot tien kon tellen
242
9 De koning die op de maan wilde wandelen
246
10 Het beest met de achternaam Verhalenbundels voor kleuters, fiches
250 255
INHOUD
3
01 Inleiding 1-13
09-12-2003
18:31
Pagina 4
(Zwart/Process Black Plaat)
Drama
4
INHOUD
271 Handleiding drama
272
Uitgewerkte spelvormen
286
1 Spelen met rollen en situaties
286
2 Spelen met beelden
296
3 Spelen met (miniatuur)speelgoed
304
4 Spelen met voorwerpen
315
01 Inleiding 1-13
09-12-2003
18:31
Pagina 5
(Zwart/Process Black Plaat)
INLEIDING Taal-Verhaal is een bronnenboek voor de kleuterleidster1. In dit boek vindt ze ideeën en aanwijzingen in verband met hoe het werken met prentenboeken, verhalen en drama aanleiding kan geven tot een grotere taalvaardigheid bij kleuters. Wanneer een kleuter aan zijn schoolloopbaan begint, is hij volop bezig aan zijn ontwikkeling, een ontwikkeling die zich breed uitstrekt. Ook de taalontwikkeling is in volle gang. De kleuter is constant bezig met het verwerken van het taalaanbod om zich heen. Dat dit op een goede manier gebeurt, is van groot belang voor de verdere ontwikkeling van het kind. Nog te vaak blijkt dat de Nederlandse taalvaardigheid van kinderen in de lagere school onvoldoende is om met succes het onderwijs te kunnen volgen. Met name het begrip van de schooltaal blijkt tekort te schieten2. Het is dan ook van belang dat juist deze kinderen met die specifieke problemen, zo vroeg mogelijk worden ondersteund en bijgestuurd in hun taalontwikkeling. Een belangrijke taak is daarbij weggelegd voor het kleuteronderwijs, de plaats waar de basis wordt gelegd voor de verdere schoolloopbaan van de kinderen. Door zoveel mogelijk aan te sluiten bij de manier waarop iedereen in een natuurlijke omgeving taal verwerft en door rekening te houden met de ontwikkelingen die een kleuter doormaakt (ook op andere gebieden dan taal), kan het kleuteronderwijs in grote mate bijdragen tot het vergroten van de kansen van kinderen in het lager onderwijs. Taal-Verhaal wil, aansluitend bij verschillende ontwikkelingsaspecten van kleuters, de taalvaardigheid van kleuters helpen vergroten. De activiteiten bieden dan ook alle kleuters (zowel autochtoon als allochtoon) maximale kansen tot ontplooiing, waarbij niet voorbij wordt gegaan aan de interesse en motivatie van de kleuters in kwestie. Door op een speelse, alledaagse manier taal in de kleuterklas in te brengen, kunnen kleuters al op een vroeg tijdstip in de juiste taalrichting worden gestuurd. Dit bronnenboek kan hierbij een hulp zijn. Taal-Verhaal bestaat uit drie delen met elk een theoretische en praktische handleiding en uitgewerkte activiteiten. Deel 1 werd opgebouwd rond prentenboeken in de kleuterklas, deel 2 rond verhalen en deel 3 rond drama3.
1 In het bronnenboek gebruiken we gemakshalve ‘kleuterleidster’. We zijn er ons echter wel van bewust dat er ook kleuterleiders zijn. 2 Voor meer informatie over de achtergronden van deze problematiek, zie: Colpin, M., Linssen, B. & Van Gorp, K. (1997). Taakgericht taalvaardigheidsonderwijs. Kluwer Editorial, CURR 3030, pag. 1-29 3 Het deel Drama is grotendeels uitgewerkt door Luk Van Den Steen.
INLEIDING
5
01 Inleiding 1-13
09-12-2003
18:31
Pagina 6
(Zwart/Process Black Plaat)
THEORETISCHE HANDLEIDING TAAL 1 Hoe verwerven kinderen taal? Al vóór kinderen naar school gaan, verwerven ze taal. De ontwikkeling van taal wordt door de ouders als zeer belangrijk ervaren. Kijkt niet iedere ouder vol verwachting uit naar de eerste woordjes van zijn kind om vervolgens trots deze gebeurtenis te gaan verkondigen aan vrienden en familie? Ook voor een kind is taal belangrijk. Het ontdekt namelijk al snel dat taal een handig instrument is om met anderen te communiceren. Met taal kan een kind van alles doen en bereiken. Het nut van taalverwerving staat dan ook buiten kijf. Dat het kind zo snel zo veel taal kan verwerven, hangt samen met het belang dat aan taal wordt gehecht. Ouders bieden hun kinderen dan ook alle kansen om taal te verwerven. Kinderen worden voortdurend geconfronteerd met taal. Taal die door de volwassene zo begrijpelijk mogelijk wordt gemaakt - denk maar eens aan de moeite die ouders doen om hun kind iets duidelijk te maken - en die voor het kind interessant genoeg is om ze te willen begrijpen, bijvoorbeeld omdat het iets lekkers zal krijgen. Geleidelijk aan ontdekt het kind in dit taalaanbod allerlei betekenissen en regels. Zo ontdekt het dat niet alle dieren ‘hond’ worden genoemd en dat je van ‘spelen’ ook ‘speelde’ kan maken. Kinderen leren taal door taalaanbod te analyseren. De motor van deze manier van taal verwerven wordt dus gevormd door taalaanbod. Taalaanbod dat het kind kan en wil begrijpen. Naarmate een kind meer met dergelijk taalaanbod wordt geconfronteerd, zal het de taal sneller verwerven. Vaak is de taal die ouders gebruiken, toch niet helemaal op maat gesneden. Dat hoeft echter geen probleem te zijn. Het kind zal moeite doen om toegang te krijgen tot een boodschap die hem werkelijk interesseert. Als een kind wil weten waar mama zijn favoriete speelgoed heeft opgeborgen en mama heeft op dat moment geen tijd om het hem te geven, dan zal het kind op basis van wat zijn mama hem vertelt, het speelgoed weten te vinden. Motivatie zet het kind aan tot het verwerken van het taalaanbod. Het kind beschikt ook over een aantal middelen om toegang te krijgen tot het taalaanbod van zijn ouders. - Wanneer iets wordt gezegd wat een kind niet verstaat, zal het zijn onbegrip al snel op één of andere manier kenbaar maken. Bovendien merkt het kind dat de volwassene moeite doet om hem te verstaan. Beiden zullen in interactie met elkaar naar een oplossing zoeken. In interactie treden is één van de belangrijkste middelen die taalgebruikers hebben om taal toegankelijk te maken. - Een ander middel waarover het kind beschikt, is zijn kennis van de wereld. Hoe meer een kind vertrouwd is met bepaalde situaties, hoe meer het een betekenis kan toekennen aan wat het hoort. Zo is een uiting als ‘An klom op de glijbaan’ niet begrijpelijk voor een kind dat nog nooit een speeltuin heeft gezien. Als het kind daarentegen wel een goede kennis heeft van een speeltuin en wat daar allemaal gebeurt, dan zal het voor hem gemakkelijker zijn om toegang te krijgen tot de taal die daarbij hoort. In natuurlijke taalverwerving maakt het kind optimaal gebruik van het taalaanbod en de middelen die het tot zijn beschikking heeft om dat taalaanbod te verwerken. Onder deze omstandigheden leert het kind op een snelle en efficiënte manier taal.
6
THEORETISCHE HANDLEIDING
01 Inleiding 1-13
09-12-2003
18:31
Pagina 7
(Zwart/Process Black Plaat)
2 Taal in de kleuterschool3 2.1 Aansluiten bij de natuurlijke taalverwerving Als de manier waarop kinderen buiten school taal verwerven zo succesvol is, dan is er weinig reden om binnen de school een totaal andere weg te kiezen. De kleuterschool is zelfs de plaats bij uitstek om een aantal stappen verder te gaan op de weg die de kinderen zelf ingeslagen zijn. De recente pedagogische zorg om het onderwijs te laten aansluiten bij de natuurlijke ontwikkeling van kinderen, moet ook naar taal worden doorgetrokken. Dit betekent dat taal op de kleuterschool niet mag verzanden in een schools taalleren waarbij één taallesje per dag wordt gezien als hét moment waarop kinderen het Nederlands leren en waarbij dan voor de rest van de dag taal een vergeten doelstelling is. Aansluiten bij de natuurlijke taalontwikkeling veronderstelt een andere houding van de leidster. Kinderen leren taal omdat taal een handig communicatiemiddel is. Taal is geen doel op zich, maar een middel om van alles te vernemen en te bereiken. Het is een middel om gelijk te krijgen, een middel om brood te krijgen van de bakker, een middel om te bereiken dat de kleuters in de klas wat rustiger zijn. 2.2 Voorwaarden voor taalverwerving in de kleuterklas In het verhaal over de taalverwerving van het kind zijn we tot het besluit gekomen dat taal aan een aantal voorwaarden moet voldoen, wil het de taalontwikkeling van het kind ondersteunen. Deze voorwaarden vinden we vaak te weinig terug in de klaspraktijk. Laten we die voorwaarden nog eens op een rijtje zetten, maar dan nu toegepast op de klaspraktijk. Het uitgangspunt is dat taal moet worden opgehangen aan taken, waarbij taal een communicatief zinvolle rol vervult. - De taal die wordt gebruikt, moet de taal zijn die op een natuurlijke wijze bij die taak hoort. Als de taal niet met die taak verbonden kan worden, zal ze ook niet motiveren tot verwerking, en dus de verwerving van die taal niet echt stimuleren. - Het taalaanbod moet voldoende groot en begrijpelijk zijn. De leidster mag geen enkele gelegenheid onbenut laten om talig met de kleuters bezig te zijn. De taal die zij daarbij gebruikt, mag niet te moeilijk zijn voor de kleuters. De kleuters moeten de taal kunnen begrijpen. Dit wil niet zeggen dat de taal gemakkelijk moet zijn voor de kleuters. Een kleuter kan slechts taal bijleren als de taal die hij hoort, elementen bevat die hij nog niet kent. De taal van de leidster moet als het ware net boven het taalniveau van de kleuter liggen: ze moet een combinatie zijn van vertrouwde en nieuwe elementen. - Als de taal van de leidster net iets boven het niveau van de kleuter moet liggen, dan moet ze natuurlijk wel voldoende uitdagingen bevatten voor de kleuter. De kleuter moet die taal willen begrijpen. De kleuter moet gemotiveerd zijn om een ingang te zoeken naar het taalaanbod. De beste kans die je als leidster hebt om kleuters te motiveren, is het aanbieden van taken die op zichzelf motiverend zijn. Is de taak voor de kleuter motiverend, dan zal hij moeite willen doen om te begrijpen wat er allemaal over die taak wordt gezegd. Motivatie is één van de belangrijkste voorwaarden naar de kleuter toe. Ze zet hem aan tot het verwerken van het taalaanbod en leidt tot fundamenteel leren. - Als je een klas hebt van twintig kleuters die qua niveau erg verschillen, dan is het niet altijd mogelijk voor de leidster om haar taal aan te passen aan het taalniveau van iedere kleuter afzonderlijk. Het aanbieden van motiverende taken vangt reeds een deel op
3 Meer informatie over hoe kinderen taal verwerven en over hoe dit verwervingsproces op een succesvolle manier kan worden voortgezet op de kleuterschool, vind je in: Van Gorp K. (1999), “In die spiegel zie je alles ondersteboven!” Taakgericht taalvaardigheidsonderwijs. In : E.G.O. - Echo, 1/2, pag. 21-24
THEORETISCHE HANDLEIDING
7
01 Inleiding 1-13
09-12-2003
18:31
Pagina 8
(Zwart/Process Black Plaat)
van de problemen die hierdoor kunnen ontstaan, maar deze kloof moet ook met andere middelen worden gedicht. We weten dat hoe meer kennis van de wereld een kleuter heeft opgedaan, hoe gemakkelijker hij betekenis kan toekennen aan taal. Het uitbreiden van de kennis van de wereld is dan ook een constante zorg voor de leidster. De keuze van taken speelt hierbij een belangrijke rol4. - Een ander belangrijk middel voor de kleuter om toegang te krijgen tot de taal die hij hoort, is interactie. We hebben gezien dat interactie een heel belangrijke rol speelt in de natuurlijke taalverwerving. In de kleuterklas heeft interactie een even belangrijke rol te vervullen. Er moet een klimaat heersen dat de kleuter uitnodigt om om verduidelijking te vragen als hij iets niet begrijpt, om over zijn ervaringen te vertellen, om vragen te stellen aan de leidster en aan de andere kleuters, ... De leidster moet de kleuters genoeg kansen bieden om zelf de interactie op gang te brengen en om de inhoud van de interactie te bepalen. Alleen zo komt echte communicatie tot stand. Een vorm van interactie die belangrijk is voor taalverwerving, is betekenisonderhandeling. Betekenisonderhandeling is het proces van het kenbaar maken van begripsproblemen, het hierop ingaan door beide gesprekspartners en het samen zoeken naar oplossingen waardoor de communicatie weer vlot kan verlopen. Het is een vorm van interactie die zowel de leidster als de kleuter moeten beheersen5. 2.3 Welke taal in de kleuterklas? De taalvaardigheid die kinderen op school moeten verwerven, is niet de taalvaardigheid die ze nodig hebben om thuis of op straat te functioneren, maar een specifieke schoolse taalvaardigheid. De aard van die schooltaal komt misschien wel het best tot uiting in de woordenschat die op school wordt gebruikt. Die schoolwoordenschat bevat woorden als 'besluiten', 'herinneren', 'kenmerk', ... In het kleuteronderwijs wordt de basis gelegd voor die schoolwoordenschat. Denk maar aan de woordenschat die thuishoort bij de reken- en leesvoorwaarden. Wat we willen, is de taalvaardigheid van de kleuters op een hoger niveau brengen. Daarbij willen we werken aan die taalvaardigheid die kinderen in staat stelt succesvol te functioneren op school. Om dat te bereiken, moet er natuurlijk wel voor worden gezorgd dat de taal waarmee kleuters in het kleuteronderwijs worden geconfronteerd, kansen biedt om precies die schoolse taalvaardigheid op te bouwen. Met andere woorden, bij het uitvoeren van de taken moet de juiste taal aan de kleuters worden aangeboden. Hoe kunnen we er nu voor zorgen dat we de kleuters met het juiste taalaanbod confronteren? Er moet dus een manier worden gevonden om greep te krijgen op het taalaanbod. De beste manier is via woordenschat. Woordenschat is immers een belangrijk element van taal. De schoolse taalvaardigheid die moet worden opgebouwd, wordt, zoals we gezien hebben, vooral gekenmerkt door zijn specifieke woordenschat. Deze en tal van andere redenen6 leiden tot de conclusie dat woordenschat een prima mogelijkheid biedt om het taalaanbod dat de leidster gebruikt te controleren. Als de leidster erop let dat ze woorden gebruikt die voor de kinderen belangrijk en zinvol zijn met het oog op hun ontwikkeling en hun verdere schoolloopbaan, en als zij deze woorden in natuurlijke situaties aanbiedt, dan is de kans erg groot dat de kleuter bezig is met de taalvaardigheid op te bouwen die hij nodig heeft.
4 Het belang van de kennis van de wereld en de keuze van de taken hierbij, wordt verder uitgelegd onder het kopje ‘2 Waarom ‘Prentenboeken, Verhalen en Drama’?’ 5 Meer informatie over hoe interactie en betekenisonderhandeling in de kleuterklas gestalte kunnen krijgen, vind je in: Rossenbacker, K., Gysen, S. & Verhelst, M. (1997), KOBI-TV, Steunpunt NT2, Leuven; Van den Branden, K. (1995), “Begrijpe wie begrijpen kan!” Over onbegripsproblemen bij leerlingen en hoe ermee omgaan ... In: Spiegel, 13/2, pag. 31-47 6 Meer informatie over de functie en het belang van woordenschat, vind je in: Verhelst, M. (1993), NT1 en 2 geïntegreerd - Taakgericht taalonderwijs in de basisschool. In: Samenwijs, 13/9, pag. 397- 399
8
THEORETISCHE HANDLEIDING
01 Inleiding 1-13
09-12-2003
18:31
Pagina 9
(Zwart/Process Black Plaat)
Het taalaanbod wordt dus onder controle gehouden via de woordenschat die de leidster hanteert7. In dit verband willen we nog een opmerking maken over de keuzes van het taalgebruik dat wordt gehanteerd in het bronnenboek. We zijn ons ervan bewust dat woorden als ‘appelsien’, ‘confituur’,... niet als ’AN’ worden beschouwd. Omdat deze woorden in Vlaanderen echter wel eerder norm dan uitzondering zijn, en kleuters in het dagelijkse leven met dergelijke woorden geconfronteerd zullen worden, hebben we er bewust voor gekozen deze woorden in het mondelinge taalgebruik van de leidster naar de kleuters toe in te brengen.
3 Ontwikkelingsdoelen voor taal Wat we via de geschetste taalaanpak willen bereiken, is het vergroten van de taalvaardigheid van de kleuters zodat zij beter kunnen functioneren in de schoolcontext. Deze algemene doelstelling kan verder gespecificeerd worden naar meer concrete vaardigheden toe. Bijvoorbeeld: - De kleuters begrijpen een mondelinge boodschap (een verhaal, een afspraak, een opdracht, ...) met betrekking tot een concrete situatie of een klassituatie. - De kleuters maken eigen ervaringen (gebeurtenissen, gedachten, gevoelens) duidelijk, op een voor andere kleuters verstaanbare wijze. - De kleuters begrijpen op hun niveau gestelde vragen en kunnen er adequaat op reageren. - ... Het uiteindelijke doel is dat alle kleuters een minimum aan taalvaardigheid verwerven, een minimum dat hen in staat stelt om zonder al te veel problemen de stap naar het eerste leerjaar te zetten. Met deze minimumdoelstellingen sluiten we aan bij de ontwikkelingsdoelen voor taal zoals die door de Dienst voor Onderwijsontwikkeling geformuleerd zijn8. Doorheen dit bronnenboek passeren deze onderwijsdoelen regelmatig de revue. De bedoeling van dit bronnenboek is immers het taliger maken van een aantal activiteiten waarmee de kleuters geregeld worden geconfronteerd. Omdat het realiseren van taaldoelen wordt gekoppeld aan het realiseren van andere ontwikkelingsdoelen, hebben we ervoor gekozen om deze taaldoelen als zodanig niet te expliciteren bij iedere activiteit. De leidster moet het namelijk als natuurlijk gaan beschouwen dat zij naast andere ontwikkelingsdoelen ook taaldoelen realiseert. Zij moet daarbij niet gericht zijn op het realiseren van taaldoelen, maar moet een houding aannemen tegenover taal die de natuurlijke taalverwerving van de kleuters ondersteunt en bevordert.
VERHAAL 1 Motivatie van de kleuter als uitgangspunt: werken met een bronnenboek 'Ontwikkelingsgericht kleuteronderwijs bemiddelt tussen de behoeften van de kleuters enerzijds en de eisen die voortvloeien uit de maatschappelijke realiteit en het mens- en maatschappijbeeld anderzijds9.'
7 Meer informatie hierover vind je telkens onder de kopjes ‘Wat moet je weten om aan de slag te gaan!’ en ‘7 Woorden’. 8 Ontwikkelingsdoelen en eindtermen. Besluit 27 mei 1997. Decreet 15 juli 1997. Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap - Departement Onderwijs, Afdeling Informatie en Documentatie, 1998 9 Somers, R. (red.), Stapzoeks. Ideeënboek voor kleuterleid-st-ers. Infodok, Leuven
THEORETISCHE HANDLEIDING
9
01 Inleiding 1-13
09-12-2003
18:31
Pagina 10
(Zwart/Process Black Plaat)
Deze nieuwe visie op kleuteronderwijs, waarin zowel de eigen aard van de kleuter als de eisen waaraan hij moet voldoen, centraal staan, is ook het uitgangspunt van dit bronnenboek. Kleuteronderwijs dat als bedoeling heeft de kleuters tot ontwikkeling te brengen, zal dus enerzijds moeten aansluiten bij het ontwikkelingsniveau en de belangstelling van de kleuters en anderzijds zal dat onderwijs samen met de kleuters stappen moeten zetten in de richting van de eisen die de maatschappij stelt aan alle mensen. Het is duidelijk dat aansluiten bij de belangstelling van de kleuters belangrijk is. Een kleuter die gemotiveerd is voor een bepaalde taak, zal moeite doen om deze activiteit tot een goed einde te brengen, ook als die wat moeilijk is. De kleuter komt hierdoor op een hoger ontwikkelingsniveau. Dit wil niet zeggen dat de leidster passief moet afwachten tot de kleuter ’zichzelf’ ontwikkelt. Integendeel, het is nodig dat de leidster, aansluitend bij de belangstelling en het ontwikkelingsniveau van de kleuter, de kleuter uitnodigt om een stapje verder te zetten. De leidster biedt activiteiten en materialen aan met de bedoeling de kleuter op een hoger ontwikkelingsniveau te brengen. Wat we met dit bronnenboek willen bereiken, is dat leidsters kleuters tot een grotere taalvaardigheid brengen, zonder daarbij de belangstelling en behoeften van de kleuter uit het oog te verliezen. Daarom kozen we voor een werking met bronnenboeken. Zo’n bronnenboek bevat een uitgebreide verzameling van activiteiten waaruit de leidster een keuze kan maken, aansluitend bij de belangstelling van de kleuters. Het is dus een bron van informatie en inspiratie waaruit de leidster op elk moment van de dag kan putten. De activiteiten uit het bronnenboek zijn echter niet vrijblijvend uitgewerkt. Via het aanbieden van de activiteiten willen we immers bereiken dat de kleuters een hoger taalvaardigheidsniveau bereiken. Niet passief wachten tot de kleuter uit zichzelf taalvaardig wordt - daar hebben we immers de tijd niet voor - maar wel een begeleiden van de kleuter naar een grotere taalvaardigheid. Werken met een bronnenboek betekent dus niet het systematisch, in een bepaalde volgorde afhandelen van activiteiten, maar wel het observeren van de kleuters, kijken waar ze interesse voor hebben, waar ze aan toe zijn en daarop inspelen door ze een passende activiteit uit het bronnenboek aan te bieden. Tenslotte nog dit. Het is niet voldoende dat de leidster zo nu en dan een activiteit uit het bronnenboek aanbiedt. Opdat onze doelstelling van het bevorderen van de taalvaardigheid van de kleuters voldoende kans op slagen heeft, is het belangrijk dat de leidster regelmatig de kleuters met activiteiten uit het bronnenboek aan het werk zet. Bovendien hopen we dat de leidster bekwaam wordt in het talig vormgeven van alle activiteiten in de loop van de kleuterklasdag en dus niet alleen de activiteiten uit het bronnenboek.
2 Waarom ‘Prentenboeken, Verhalen en Drama’? Hierboven werd uiteengezet aan welke voorwaarden het taalaanbod in de kleuterklas moet voldoen, wil het leiden tot een grotere taalvaardigheid bij de kleuters. Aan deze voorwaarden kan op verschillende manieren worden gewerkt. In dit bronnenboek wordt aangetoond hoe via prentenboeken, verhalen en drama de taalvaardigheid van de kleuters kan worden vergroot. In een prentenboek, een verhaal, of in dramatisch spel, maakt de kleuter kennis met een (fictieve) wereld die niet helemaal de zijne is. Doordat de kleuter op verschillende wijzen met deze wereld geconfronteerd wordt in de introductie- en verwerkingsactiviteiten, zal hij er zich aspecten van eigen maken. Op die manier wordt de eigen wereld van de kleuter uitgebreid en heeft de kleuter meer middelen in handen om taalaanbod dat hij niet begrijpt, toch te kunnen ontcijferen. Hij weet dan immers meer van de wereld die in de prentenboeken, verhalen en het eigenlijke dramatische spel aan bod komt. Verder nodigt een prentenboek, een verhaal of een drama-activiteit de leidster en de kleuters op een heel natuurlijke manier uit om met elkaar in interactie te treden.
10
THEORETISCHE HANDLEIDING
01 Inleiding 1-13
09-12-2003
18:31
Pagina 11
(Zwart/Process Black Plaat)
Leidster en kleuters praten samen over de prentenboek-, verhaal- of drama-inhoud en trekken deze eventueel door naar de eigen situatie. Via het bronnenboek komen de kleuters in aanraking met een uitgebreid gamma van goede kinderliteratuur en zullen ze plezier krijgen in boeken en lezen. Het is al vaak gebleken dat dat een positieve invloed heeft op hun prestaties in hun latere schoolloopbaan. Zo zal duidelijk zijn dat kleuters die regelmatig geconfronteerd worden met geschreven taal, een stapje voor hebben bij het leren lezen en schrijven. Tenslotte zijn prentenboeken, verhalen en (veel) drama-activiteiten van nature talige activiteiten. Het taalaanbod dat bij dit soort activiteiten aan bod komt, is op zich al uitgebreid.
3 Prentenboeken, prentenverhalen, verhalen, drama-verhaal, drama Een prentenboek is een boek met prenten. Zoveel is duidelijk. Soms zijn het alleen prenten, vaak staat bij de prenten een tekst. Als we een aantal prentenboeken bekijken, is het duidelijk dat we deze op een soort continuüm kunnen plaatsen. Aan de ene kant van het continuüm staan prentenboeken zonder tekst, waarbij alleen de prenten het verhaal vertellen. Aan de andere kant van het continuüm staan prentenboeken waarbij de prenten de tekst illustreren of er een aanvulling op zijn. Tussen deze twee polen zijn er verschillende variaties en gradaties mogelijk. Het onderscheid tussen een verhaal en een prentenboek lijkt duidelijk. Een verhaal heeft geen prenten. Toch kan het onderscheid vaak niet zo strikt worden gemaakt. Prentenboeken met illustratieve prenten kunnen ook tot verhalen worden gerekend en verhalen waarbij de illustraties een grote rol spelen, kunnen worden bekeken als prentenboek. Het continuüm ‘Prentenboeken’ vloeit dus langzaam over in het continuüm ‘Verhalen’. In feite zou je zelfs kunnen spreken van eenzelfde continuüm, waarvan prentenboeken en verhalen de twee uiterste polen vormen. Als we een prentenboek heel algemeen bekijken als een boek waarin tekst en prenten samen het verhaal vertellen en een verhaal als een talig gegeven waarbij het verhaal hoofdzakelijk wordt verteld door de tekst, dan is dramatisch spel te plaatsen op het verlengde van het eerdergenoemde continuüm. Bij drama-activiteiten liggen noch het verhaal, noch de visuele ondersteuning vast in een boek. Het geheel wordt vormgegeven door de personen die op dat moment de drama-activiteit uitvoeren. Er is een verhaal, maar het wordt niet verteld door een auteur. Het wordt ontwikkeld door de acteurs op het moment zelf. Ook hier is het onderscheid tussen een drama-activiteit en een verhaal niet zo strikt te maken. Het is bijvoorbeeld goed mogelijk om een bestaand verhaal ‘gewoon’ uit te beelden. De overlap tussen de verschillende onderdelen van dit bronnenboek wordt duidelijk in de uitwerking ervan.
4 Aandacht voor de verschillende ontwikkelingsdomeinen Hierboven werd reeds uiteengezet dat taal geen doel op zich is, maar gekoppeld moet worden aan zinvolle, motiverende taken die door de kleuters worden uitgevoerd. De taken die in dit bronnenboek worden voorgesteld, hebben allemaal te maken met prentenboeken, verhalen en drama. De hoofdbedoeling van deze taken is het uitbreiden en toegankelijker maken van het taalaanbod. Het spreekt voor zich dat naast deze talige doelstelling, ook andere ontwikkelingsaspecten aan bod komen, zoals het zintuiglijk waarnemen, het samen luisteren naar een verhaal, het samen uitvoeren van een dramaactiviteit, ... Al deze ontwikkelingsaspecten kunnen worden teruggebracht tot drie verschillende domeinen: de affectief-sociaal-dynamische ontwikkeling, de cognitieve ontwikkeling en de motorische ontwikkeling. De bedoeling van goed kleuteronderwijs is in gelijke mate te werken aan deze drie domeinen. In de bronnenboeken zijn wel accentverschillen op te merken: in Taal-Verhaal ligt de nadruk op de affectief-sociaal-dynamische
THEORETISCHE HANDLEIDING
11
01 Inleiding 1-13
09-12-2003
18:31
Pagina 12
(Zwart/Process Black Plaat)
ontwikkeling, terwijl in Taal-Materiaal10 en Taal-Centraal11 de cognitieve ontwikkeling centraal staat. Het zal echter duidelijk zijn dat tijdens het uitvoeren van de activiteiten uit het bronnenboek, alle drie de ontwikkelingsdomeinen in het oog moeten worden gehouden. Wat betreft de affectief-sociaal-dynamische ontwikkeling nog het volgende. In een prentenboek, een verhaal of een drama-activiteit komen vaak gevoelens ter sprake die door kleuters op een erg intense manier worden beleefd, bijvoorbeeld angst bij het slapengaan (zie Prentenboeken: voorbeeldprentenboek 9 Er ligt een krokodil onder mijn bed!, pag. 99). Het spreekt voor zich dat de leidster voorzichtig met deze gevoelens omgaat.
5 Differentiatie in de kleuterklas Een kleuterklas met twintig kleuters die allemaal in dezelfde dingen geïnteresseerd zijn, allemaal op hetzelfde ontwikkelingsniveau functioneren en allemaal even taalvaardig zijn: een droom maar helaas helemaal geen werkelijkheid. Zeker in een klas met anderstalige kleuters stelt zich het probleem van de binnenklasdifferentiatie heel duidelijk. Bij het vormgeven van het bronnenboek, werd hieraan dan ook de nodige aandacht besteed. Onder differentiatie in de kleuterklas verstaan we het rekening houden met de totale ontplooiing van elke individuele kleuter. Een leidster die werk wil maken van binnenklasdifferentiatie, zal dus steeds aandacht moeten hebben voor de verschillen tussen kleuters voor wat betreft de verschillende persoonlijkheidsdomeinen: het affectieve, het motorische en het cognitieve ontwikkelingsdomein. De leidster zal dit enkel kunnen als zij in de keuze van activiteiten aansluit bij de belangstelling en het ontwikkelingsniveau van de kleuters12. Het spreekt voor zich dat dit onmogelijk is als er steeds klassikaal wordt gewerkt. Daarom kozen we bij de uitwerking van de activiteiten vooral voor het werken in groepen. In het bronnenboek wordt nergens aangegeven hoe die groepen moeten worden samengesteld. In principe gaan we uit van willekeurig samengestelde groepen. Elke kleuter moet immers zoveel mogelijk de kans krijgen om die activiteit te kiezen die hij op dat moment het liefst wil uitvoeren. Soms kan het echter nodig zijn om bepaalde kleuters voor een activiteit zelf in te delen in een bepaalde groep. De leidster kan dan gebruik maken van homogeen of van heterogeen samengestelde groepen. In heterogeen samengestelde groepen kunnen kleuters die op een verschillend niveau functioneren voor wat een bepaald ontwikkelingsaspect betreft, veel van elkaar leren. In plaats van de leidster, zijn het de kleuters die bepaalde informatie meer toegankelijk maken voor andere kleuters. In homogene groepen kan de leidster zelf speciaal aandacht geven aan kleuters die zich op eenzelfde ontwikkelingsniveau bevinden. Naast het aansluiten bij de onvermijdelijke verschillen tussen kleuters, is het werken in groepen ook noodzakelijk als men interactie tussen leidster en kleuters en tussen kleuters onderling mogelijk wil maken. De verschillen in taalvaardigheidsniveau die in klassen met anderstalige kleuters voor de nodige moeilijkheden kunnen zorgen, blijven een probleem. Om dat probleem op te vangen, verwachten we zeker niet alle heil van specifieke stimuleringsprogramma’s voor bepaalde kleuters. Het probleem van zulke programma’s is dat kleuters niet de gelegenheid krijgen om de aangereikte taalelementen in echte communicatieve situaties toe te passen. Deze programma’s hebben slechts nut als ze gedragen worden door een goede basis en het is deze basis waaraan via dit bronnenboek wordt gewerkt.
10 Jaspaert, K. (red.), Taal-Materiaal. Talig omgaan met materialen in de kleuterklas. Plantyn, Deurne 11 Jaspaert, K. (red.), Taal-Centraal. Taalbeschouwing in de kleuterklas. Plantyn, Deurne 12 Meer informatie hierover vind je onder ‘4 Aandacht voor de verschillende ontwikkelingsdomeinen’.
12
THEORETISCHE HANDLEIDING
01 Inleiding 1-13
09-12-2003
18:31
Pagina 13
(Zwart/Process Black Plaat)
We willen dus bereiken dat het taalaanbod gedurende de hele kleuterklasdag toegankelijk wordt voor alle kleuters. De leidsters hebben hiervoor een aantal technieken tot hun beschikking. Een beschrijving van deze technieken vinden we voor een groot deel terug in deze handleiding onder het kopje ‘2 Taal in de kleuterschool’, waarin de voorwaarden worden beschreven waaraan goed taalaanbod moet voldoen. Goed taalaanbod is immers taalaanbod dat begrijpelijk is voor alle kleuters.
TAAL-VERHAAL In dit bronnenboek wordt een taalverhaal verteld. Een verhaal over prentenboeken, verhalen en drama. Over hoe zij bijdragen tot de taalvaardigheid van kleuters. Dit verhaal kan elke dag worden verteld, op elk moment en met alle kleuters. Dit boek is geen handboek. Mensen die op zoek zijn naar materiaal om minder taalvaardige kleuters woorden en begrippen aan te leren, zullen zeker niet vinden wat ze zoeken. Mensen die op zoek zijn naar manieren om alle kleuters, ook migrantenkleuters, maximale kansen tot ontplooiing te bieden, zullen in dit bronnenboek wél hun gading vinden. Het wil immers een bron zijn waaruit de leidster op elk moment van de dag kan putten om alle kleuters te leiden tot een grotere taalvaardigheid.
THEORETISCHE HANDLEIDING
13
02 Prentenboeken 14-24
09-12-2003
20:32
Pagina 14
(Zwart/Process Black Plaat)
02 Prentenboeken 14-24
09-12-2003
20:32
Pagina 15
(Zwart/Process Black Plaat)
Prentenboeken
PRENTENBOEKEN
15
02 Prentenboeken 14-24
09-12-2003
20:32
Pagina 16
(Zwart/Process Black Plaat)
1 Achtergronden bij het werken met prentenboeken in de kleuterklas Het voorlezen, vertellen of bekijken van prentenboeken is een veel voorkomende activiteit in de kleuterklas. Interessant is dat het een activiteit is die van nature talig is. Toch worden er wat betreft het stimuleren van de taalvaardigheid van de kleuters, vaak heel wat kansen gemist. In dit bronnenboek worden aanzetten en suggesties gegeven voor manieren waarop de leidster, aan de hand van prentenboeken, de taalvaardigheid van kleuters kan vergroten. De term ‘vertellen’ wordt vaak gebruikt tegenover de term ‘voorlezen’. Voorlezen betekent het (bijna) letterlijk volgen van de tekst uit het boek, terwijl vertellen het zelf vormgeven van de tekst is. In het bronnenboek wordt de term ‘vertellen’ gehanteerd, omdat van de leidster verwacht wordt dat zij de tekst, indien nodig, aanpast en zelfs hier en daar ondersteunt met mimiek en gebaren. Toch is het de bedoeling dat de leidster de in het bronnenboek voorgestelde tekst zoveel mogelijk volgt. De voorafgaande en volgende activiteiten zijn immers voor een groot deel op de oorspronkelijke inhoud van het verhaal afgestemd.
2 Werken met voorbeeldprentenboeken Prentenboeken zitten duidelijk in de lift. Er zijn dan ook ontelbaar veel goede prentenboeken op de markt. Al deze boeken apart behandelen is niet mogelijk binnen het bestek van dit bronnenboek. Om toch een goed beeld te geven van de manier van werken met prentenboeken in de klas, werd gekozen voor elf voorbeeldprentenboeken. In deze elf voorbeeldprentenboeken worden zoveel mogelijk verschillende introductie- en uitbreidingsactiviteiten en manieren van vertellen en hervertellen aangebracht. Op die manier kunnen deze prentenboeken gebruikt worden als voorbeeldinstrumenten om elk ander prentenboek op zodanige wijze te behandelen dat het bijdraagt tot het optimaliseren en maximaliseren van het taalaanbod in de kleuterklas. De criteria voor de keuze van de voorbeeldprentenboeken waren de volgende: - Het zijn kwalitatief goede prentenboeken. - De kans is groot dat ze nog een (groot) aantal jaren in de boekhandel te verkrijgen zijn. - Ze hebben een structuur die herkenbaar is in de meeste andere prentenboeken; ze vervullen een duidelijke voorbeeldfunctie. De voorbeeldprentenboeken werden gerangschikt naar doelgroep: geschikt voor jongere kleuters, kleuters uit de middengroep en oudere kleuters. Naast deze uitgewerkte voorbeeldprentenboeken wordt een lijst van zestig andere prentenboeken voorzien. Van deze prentenboeken is een soort ‘fiche’ gemaakt. In deze ‘fiche’ worden, in tegenstelling tot de uitgewerkte activiteiten in de voorbeeldprentenboeken, slechts tips gegeven voor introductie, kern en uitbreiding.
3 Beknopte informatie over het prentenboek Bij elk prentenboek, zowel voorbeeldprentenboek als ‘fiche’, wordt een beknopt overzicht van het boek voorzien. Hierin wordt, naast de bibliografische gegevens, een korte inhoud van het boek gegeven. Verder wordt er iets gezegd over de vorm van het boek. Er wordt vermeld of de prenten klein of groot, duidelijk of minder duidelijk zijn en of ze veel details bevatten. Verder wordt vermeld of het boek tekst heeft en, zo ja, hoe uitgebreid die is. Tenslotte wordt het niveau van het prentenboek vermeld. Is het boek bestemd voor jongere kleuters, kleuters uit de middengroep of oudere kleuters? Het spreekt voor zich dat prentenboeken voor jongere kleuters ook aan oudere kleuters kunnen worden aangeboden. Het gevaar bestaat echter dat deze boeken voor de oudere kleuters minder interessant zijn, omdat ze niet meer aansluiten bij hun leefwereld.
16
PRENTENBOEKEN
02 Prentenboeken 14-24
09-12-2003
20:32
Pagina 17
(Zwart/Process Black Plaat)
4 Structuur van de activiteiten rond het prentenboek Om tegemoet te komen aan de doelstellingen van het uitbreiden en het toegankelijk maken van het taalaanbod, worden er telkens activiteiten rond het prentenboek georganiseerd. Introductie Vooraleer een prentenboek wordt aangeboden, is het nodig dat de kleuters in de sfeer van het verhaal worden gebracht. De kleuters moeten openstaan voor het verhaal. Dit ‘opwarmen’ van de kleuters gebeurt via een introductie-activiteit die aan het vertellen van het verhaal vooraf gaat. Er moet wel op worden gelet dat de inhoud van het verhaal niet wordt verklapt. Het verhaal zelf is dan immers niet interessant meer voor de kleuters. In een introductie-activiteit kunnen vooraf ook eventuele moeilijkheden in het verhaal worden aangepakt. Als kleuters bijvoorbeeld totaal geen notie hebben van wat heksen zijn, zal een prentenboek over heksen voor hen moeilijk te begrijpen zijn. In een introductie-activiteit kunnen de kleuters dan kennis maken met het begrip 'heksen'. Kortom, door middel van de introductie worden kleuters georiënteerd op en gemotiveerd voor het prentenboek, en worden eventuele onduidelijkheden en knelpunten verduidelijkt. Ideaal is natuurlijk als de introductie aansluit bij een concrete gebeurtenis of een concrete ervaring van de kleuters. Het taalaanbod is dan interessanter voor de kleuters en daardoor ook begrijpelijker. Een verhaal over een onweer in het bos wordt beter geïntroduceerd door een ‘echt’ onweer dan door een onweer op een cassette-recorder. Dit vergt natuurlijk de nodige flexibiliteit en alertheid vanwege de leidster. Kern De kern bestaat uit het vertellen (en hervertellen) van het verhaal. Kleuters houden ervan een (goed) verhaal meerdere keren te horen. Bovendien kan de leidster tijdens een hervertelling meer aandacht besteden aan meer of minder taalvaardige kleuters, door het verhaal moeilijker of gemakkelijker te maken. Ook kan het verhaal samen met de kleuters herverteld worden, aan de hand van vragen die door de leidster worden gesteld. Voorbeelden van vragen worden samen met de (aangepaste) tekst van het prentenboek als bijlage voorzien. De leidster kan het verhaal ook op cassette inspreken. Op die manier kunnen de kleuters het verhaal zo vaak horen als ze willen. Uitbreidingsactiviteit(en) Meestal worden meerdere uitbreidingsactiviteiten voorzien. Het is niet noodzakelijk dat al deze activiteiten door alle kleuters worden uitgevoerd. De leidster kan hieruit een keuze maken afhankelijk van de interesse en de capaciteiten van de kleuters. De bedoeling van dit soort activiteiten is het taalaanbod uit het verhaal verder uit te breiden en/of bepaalde verhaalaspecten door de kleuters te laten verwerken. De taal die in de kern wordt aangeboden, krijgt in de uitbreiding vaak een (andere) betekenis in allerlei nieuwe situaties. Bepaalde uitbreidingen vereisen soms meer van de kleuters dan de rest van de activiteit dat doet, zodat ze minder geschikt zijn voor jongere kleuters waarvoor de rest van de activiteit bijvoorbeeld wel bestemd is. Net zoals bij de introductie-activiteit is het ook hier van belang dat er zoveel mogelijk wordt aangesloten bij concrete ervaringen van de kleuters. De kleuters krijgen bijvoorbeeld de kans om vrij om te gaan met aangeboden materiaal in de poppenhoek. De leidster laat dit gebeuren en sluit na verloop van tijd aan bij het spel van de kleuters. De kleuters bepalen dus het spelverloop en minder de leidster.
PRENTENBOEKEN
17
02 Prentenboeken 14-24
09-12-2003
20:32
Pagina 18
(Zwart/Process Black Plaat)
5 Wat je moet weten om aan de slag te gaan! Elke activiteit wordt op de volgende manier weergegeven: Aard van de activiteit Onder dit kopje vindt de leidster een omschrijving van de introductie-, kern- of uitbreidingsactiviteit. Er wordt beschreven wat er van de kleuters wordt verwacht tijdens de activiteit. De leidster vindt hier ook een lijst met woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen tijdens de activiteit. Het is niet de bedoeling dat de leidster zich in allerlei bochten wringt om deze woorden te gebruiken. De woorden die in de lijst voorkomen, zijn woorden die in de ‘Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster’ terugkomen of zijn woorden die vanzelf aan bod zullen komen1. Groeperingswijze De wijze van groepering kan klassikaal of in groepjes zijn. Hierbij worden de volgende formuleringswijzen gebruikt: - klassikaal: De leidster voert samen met alle kleuters de activiteit uit. - klassikaal (groepjes van bijvoorbeeld vijf à zes kleuters): De klas wordt in groepjes van bijvoorbeeld vijf à zes kleuters opgedeeld. Ieder groepje is tegelijkertijd met de activiteit bezig, zodat alle kleuters erbij betrokken zijn. De leidster kijkt bij de verschillende groepjes hoe de activiteit verloopt. Zij helpt waar nodig en bespreekt het verloop met de kleuters. - groepje van bijvoorbeeld vijf à zes kleuters: De leidster voert de activiteit uit met een groepje van vijf à zes kleuters. De andere kleuters houden zich ondertussen met iets anders bezig2. De groepjes zijn in principe willekeurig samengesteld. Er zitten kinderen in met verschillende taalvaardigheidsniveaus. Dergelijke groepen bieden de meeste kansen op interessant taalaanbod. De minder taalvaardige kleuters kunnen op deze manier taal oppikken van de meer taalvaardige kleuters3. Materiaal De leidster vindt hier het materiaal dat ze nodig heeft voor het uitvoeren van de betreffende introductie, kern-, of uitbreidingsactiviteit. Verloop Het verloop van de activiteit valt uiteen in twee delen. Het eerste deel is een concrete beschrijving van de stappen die de leidster en de kleuters zetten bij het uitvoeren van de activiteit. Meestal wordt deze concrete beschrijving voorafgegaan door een meer algemeen deel. Hierin wordt vermeld wat de basis van de activiteit is en wat de eventuele band is met de inhoud van het prentenboek. Onder dit kopje vindt men ook eventuele belangrijke aandachtspunten. Het tweede deel, ‘Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster’, bevat een reeks vragen of opmerkingen. Het is niet de bedoeling dat de leidster deze vragen en opmerkingen letterlijk overneemt in haar conversatie met de kleuters. Zij dienen slechts als suggestie om aan te geven hoe taal aan de betreffende activiteit kan worden opgehangen. Dit betekent dat de lijst ook niet volledig is. De puntjes onderaan elke opsomming nodigen de leidster uit tot het formuleren van andere en/of meer vragen en opmerkingen. Het is belangrijk dat de leidster zo veel mogelijk communicatieve of open vragen stelt. Dit zijn vragen waarop de leidster het antwoord zelf niet weet of waarop vaak meerde-
1 Voor meer informatie in verband met de bedoeling en selectie van de woorden, zie ‘7 Woorden’. 2 Meer informatie hierover vind je onder het kopje ‘6 Klasorganisatie’. 3 Meer informatie hierover en over het nut van andere groeperingswijzen vind je in de theoretische handleiding onder het kopje ‘5 Differentiatie in de kleuterklas’.
18
PRENTENBOEKEN
02 Prentenboeken 14-24
09-12-2003
20:32
Pagina 19
(Zwart/Process Black Plaat)
re antwoorden mogelijk zijn. Deze vragen laten ruimte voor een eigen inbreng van de kleuters, voor het weergeven van hun eigen ideeën en het aangeven van eventuele knelpunten. Deze knelpunten kunnen vervolgens in een betekenisonderhandeling tussen leidster en kleuters of tussen kleuters onderling besproken worden. Open vragen geven aanleiding tot echte interactie tussen leidster en kleuters. Het is dit soort interactie waarnaar moet worden gestreefd. Naast communicatieve vragen kan de leidster ook kennis- of leervragen stellen. Deze vragen zijn gesloten van aard en de leidster weet er meestal het antwoord al op. Dit soort vragen kan een functie hebben: ze kunnen een middel zijn om het begrip van een woord, opdracht, verhaal, ... te controleren (Is dit de blauwe ballon?), of als middel om woorden aan te bieden. Ondanks het feit dat de communicatieve functie van deze vragen gering is, hoeven ze niet vermeden te worden. Het is wel belangrijk dat ze niet te vaak worden gehanteerd en enkel voor de hierboven beschreven functies. Suggesties voor ... Aan het einde van een activiteit staan vaak suggesties van allerlei aard. Dit kunnen suggesties zijn voor andere uitbreidingsactiviteiten, suggesties voor prentenboeken en verhalen over een bepaald onderwerp of literatuursuggesties met verwijzingen naar boeken waaruit de leidster nieuwe ideeën kan putten. Tekst van het prentenboek De tekst van een prentenboek bevat vaak woorden of passages die moeilijk zijn voor minder taalvaardige kleuters. De tekst radicaal aanpassen aan het taalniveau van de kleuters is moeilijk en ook niet wenselijk. Op die manier wordt niet alleen afbreuk gedaan aan de literaire waarde van de tekst, maar worden de kleuters ook geen nieuwe taalelementen aangereikt. We pleiten er daarom voor om zoveel mogelijk de originele tekst te gebruiken, met hier en daar eventueel kleine aanpassingen. In het bronnenboek wordt bij elk prentenboek vermeld of de originele tekst (de tekst zonder aanpassingen, toevoegingen of weglatingen) kan worden gebruikt. Indien dit niet het geval is, wordt bij de elf voorbeeldprentenboeken als bijlage een aangepaste tekst voorzien. In deze tekst is het woordgebruik hier en daar vereenvoudigd, de lengte van de zinnen is verkort, knelpunten worden geëxpliciteerd, lange en/of moeilijke stukken tekst zijn onderbroken door vragen. Sommige prentenboeken hebben geen tekst. Als bijlage wordt er bij de voorbeeldprentenboeken dan een voorbeeldtekst voorzien die de leidster kan gebruiken. Bovendien worden naast de tekst meestal vragen voorzien die door de leidster kunnen worden gesteld, opmerkingen die door haar kunnen worden gegeven, gebaren die kunnen worden gemaakt om het verhaal te verduidelijken bij het vertellen en/of hervertellen, enzovoort. Het hervertellen gebeurt in de meeste gevallen ook aan de hand van vragen. Hierbij wordt vaak een onderscheid gemaakt tussen vragen voor minder en vragen voor meer taalvaardige kleuters. De antwoorden bij vragen bestemd voor de minder taalvaardige kleuters zijn veelal expliciet geformuleerd. Het is echter de bedoeling dat de leidster deze antwoorden alleen verwoordt als de kleuters het zelf niet doen. Al deze verschillende aspecten worden duidelijk gemaakt in de lay-out van de tekst. Het gewone rechte lettertype geeft de verteltekst weer, vragen en opmerkingen naar de kleuters toe (die slechts suggesties zijn) staan cursief, terwijl instructies naar de leidster toe vet gedrukt zijn.
PRENTENBOEKEN
19
02 Prentenboeken 14-24
09-12-2003
20:32
Pagina 20
(Zwart/Process Black Plaat)
6 Klasorganisatie Het werken met het bronnenboek vereist een goede klasorganisatie. Wegens het belang van interactie tussen leidster en kleuters en tussen kleuters onderling is er vaak gekozen voor het werken in groepjes. Vanzelfsprekend kan de leidster niet op elk moment bij elk groepje aanwezig kan zijn. Het is aan de leidster om zinvolle en leuke alternatieven te voorzien voor de kleuters die op dat moment niet aan de kernactiviteit deelnemen. Als alle kleuters in groepjes met dezelfde activiteit bezig zijn, wordt veel van de leidster gevraagd. Zij moet verscheidene groepen in het oog houden en begeleiden. Ook hier is het belangrijk dat goede afspraken worden gemaakt. Zo kan het nuttig zijn dat er een teken wordt afgesproken om aan de leidster kenbaar te maken dat haar hulp welkom is in een bepaalde groep. Als er hulpleerkrachten in de school aanwezig zijn, kunnen die worden ingeschakeld. Er zijn verschillende mogelijkheden. Terwijl de leidster met een groepje kleuters bezig is, kan de hulpleerkracht met de andere kleuters bezig zijn. De hulpleerkracht kan echter ook, op hetzelfde moment als de leidster, met een ander groepje kleuters, een activiteit uit het bronnenboek uitvoeren. Zo zijn twee groepjes kleuters tegelijkertijd bezig met het uitvoeren van een activiteit.
7 Woorden Zoals reeds vermeld, is bij elke activiteit een lijst met woorden opgenomen die tijdens het uitvoeren van de activiteit vanzelf aan bod zullen komen. Deze woorden zijn geselecteerd op basis van de activiteit en niet omgekeerd. De activiteit met haar motiverende functie staat centraal. De woorden die uiteindelijk in de lijst zijn opgenomen, zijn wel woorden die nuttig zijn voor het kleuteronderwijs en voor de verdere schoolloopbaan van de kinderen. Het zijn woorden die op basis van een onderzoek in het basisonderwijs als belangrijk naar voren zijn gekomen. Als de kleuters deze woorden niet verworven hebben, zullen ze voor problemen komen te staan bij de overgang van kleuter- naar lager onderwijs. De activiteiten in dit bronnenboek bieden voldoende gelegenheden om deze belangrijke woorden een aantal keer aan bod te laten komen. Voor een aantal woorden is er een uitzondering gemaakt. Woorden als ‘de’, ‘het’, ‘wie’, ‘wat’, ‘ik’, ‘jij’, ‘zijn’, ‘hebben’, ... zijn niet in de lijst opgenomen. Deze woorden zijn wel degelijk belangrijke woorden en de verwerving ervan zal voor een aantal, bijvoorbeeld allochtone, kleuters niet altijd van een leien dakje lopen. Deze woorden komen dan ook geregeld aan bod in de mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster. Het opnemen van deze woorden in de lijst, zou de lijst echter onnodig lang maken. Zij zou daardoor als instrument moeilijker hanteerbaar worden voor de leidster. De woorden die bij het vertellen of hervertellen van het verhaal aan bod komen, zijn de woorden uit het verhaal. Zij worden dus niet meer apart vermeld.
20
PRENTENBOEKEN
02 Prentenboeken 14-24
09-12-2003
20:32
Pagina 21
(Zwart/Process Black Plaat)
Overzicht voorbeeldprentenboeken
NR
TITEL
AUTEUR
AUDIO-VISUEEL MATERIAAL PRENTENBOEK IN JE EIGEN TAAL
jongere kleuters 1 2 3
Bo’s vrolijke taart Het grote billen-boek Dribbels eerste schooldag
Godon, I. Van Genechten,G. Hill, E.
CD van Dribbel, Salspot
middengroep 4 5 6 7
Monkie Luie Wammes Nieuwsgierige Lotje Hennie de heks
Schubert, D. Ross, T. Baeten, L. Korky, P. & V. Thomas Kromhout,R.
Video, Timboektoe, Naarden
8
Een grote ezel
Pannekoekentaart
Nordqvist, S.
10
Er ligt een krokodil onder mijn bed!
11
Een ijsbeer in de tropen
Schubert, I. & D. Schubert De Beer, H.
- Arabische versie prentenboek, Lâle, Nijmegen - Cassette, Infodok, Leuven Video Monkie, Timboektoe, Naarden
oudere kleuters 9
- Turkse en Arabische versie prentenboek, Lâle, Nijmegen - Cassettes Nederlands/Turks/ Arabisch, Lâle, Nijmegen - Video, Timboektoe, Naarden - Poster, Lâle, Nijmegen - Uitklapboek, Lâle, Nijmegen
PRENTENBOEKEN
21
02 Prentenboeken 14-24
09-12-2003
20:32
Pagina 22
(Zwart/Process Black Plaat)
Overzicht fiches prentenboeken
NR
TITEL
AUTEUR
AUDIO-VISUEEL MATERIAAL PRENTENBOEK IN JE EIGEN TAAL
jongere kleuters 1 2 3
Dikkie Dik. Hoge kruk/Pingpongba Een walvis in mijn bad Rupsje Nooitgenoeg
Boeke, J. Bruneel, E. Carle, E.
4 5 6 7 8 9 10 11
En ik dan? Pappa, opstaan! Bas en Bieke. Bieke op het potje Dribbel naar de boerderij Alfie’s voeten Stuiteren Onweer in het donkere bos De Knuffel van Lotte
12
Nisse naar de kapper
13
Jan en Lucas. Schoolreisje
14 15 16 17
Willie speelt circus Tom en Pippo lezen een boek Waar is mijn potje? Peter en de droomleeuw
18
Kleine Mo
19
Uilskuikentjes
20
Welterusten... Kleine Beer
De Wolf, A. Dietl, E. Dubois, C. Hill, E. Hughes, S. Hughes, S. Iwamura, K. Lager, C. & C. Dubois Landström, O. & L. Landström Lipniacka, E.& B. Bogda-nowicz Löfgren, U. Oxenbury, H. Ross, T. Traub, W. & T. Bogacki Waddell, M. & J. Barton Waddell, M. & P. Benson Waddel, M. & B. Firth
middengroep
22
21
Niet bang zijn, kleine eend!
22
Wat ruik ik daar?
23
Jantje
PRENTENBOEKEN
Akass, S. & A. Ayliffe Bech, B. & P. Lind Blake, Q.
- Turkse en Arabische versie prentenboek, Lâle, Nijmegen - Cassettes Nederlands/Turks/Arabisch/ Marokkaans/Berbers, Lâle, Nijmegen - Video, Lâle, Nijmegen
CD van Dribbel, Salspot
Arabische versie prentenboek, Lâle, Nijmegen
- Turkse en Arabische versie prentenboek, Lâle, Nijmegen - Cassettes Nederlands/Turks/Arabisch, Lâle, Nijmegen
02 Prentenboeken 14-24
09-12-2003
NR
20:32
Pagina 23
TITEL
24
Lekker vies
25
Wil je mijn vriendje zijn?
26 27
Met tien in het bed Tetkees zoekt een baby
28
Het grote feest
29 30 31
Kipper’s verjaardag Help! Er zit een monster bij de buren! Kummeling en de boeven
32
Mitzy, Ritzy & Fred
33 34
Elmer Van mij!
35
Wij gaan op berenjacht
36 37
Ik wil groot zijn Eet jouw dokter ook patat?
38 39
Ravestreken Naar het hok, stoute brok!
40
Alex de muis. Gekke vlekken
(Zwart/Process Black Plaat)
AUTEUR
Butterworth, N. & M. Inkpen Carle, E.
AUDIO-VISUEEL MATERIAAL PRENTENBOEK IN JE EIGEN TAAL
Cassettes Nederlands/Turks/Arabisch/Marokkaans/Berbers, Lâle, Nijmegen
Dale, P. De Beer, H. & B. Bos GathorneHardy, J. Inkpen, M. Kavanagh, P. Kuratomi, C. & K. Kakimoto Lipniacka, E. & B. Bogdanowicz McKee, D. Oram, H. & M. Rees Oxenbury, H. & M. Rosen Ross, T. Schretlen, I. & S. Klaassen Schubert, D. Serres, A. & C. Dubois Türk, H.
oudere kleuters 41 42 43 44
De kakatoes van professor Plantijn De sneeuwman Gorilla Hup Karel Hup
Blake, Q. Briggs, R. Browne, A. Cole, B.
45 46 47
Prins Assepoets Super Opa Valentino de kikker
48 49
Het allermooiste ei De vogel van papier
50 51
Een stukje maan in de koffie Gekakel in de moestuin
Cole, B. Cole, B. De Beer, H. & B. Bos Heine, H. Lobato, A. & E. Urberuaga Mandelbaum, P. Nordqvist, S.
Video, Rubinstein Video Valentino de kikker, Timboektoe, Naarden Video, Timboektoe, Naarden Video, Timboektoe, Naarden Video Dokter de Soto, Timboektoe, Naarden
- Arabische versie prentenboek, Lâle, Nijmegen - Cassette, Infodok, Leuven
PRENTENBOEKEN
23
02 Prentenboeken 14-24
NR
20:32
Pagina 24
TITEL
(Zwart/Process Black Plaat)
AUTEUR
52
Platvoetje
53 54
56 57 58
Max en de Maximonsters De ridder die bang was in het donker Drie kleine wolfjes en het vreselijk valse varken Opgelet! Winkelpret Wombatsoep Kikker is verliefd
Schubert, I. & D. Schubert Sendak, S. Shook Hazen, B. & T. Ross Trivizas, E. & H. Oxenbury Van Tilburg, M. Vaughan, M. Velthuijs, M.
59
Trompet voor olifant
Velthuijs, M.
60
Brammert en Tissie krijgen bezoek
Vincent, G.
55
24
09-12-2003
PRENTENBOEKEN
AUDIO-VISUEEL MATERIAAL PRENTENBOEK IN JE EIGEN TAAL Video Monkie, Timboektoe, Naarden
Video Kikker en het vogeltje, Timboektoe, Naarden Video Kikker en het vogeltje, Timboektoe, Naarden
03 Vbprentenboek 25 - 31
09-12-2003
19:04
Pagina 25
(Zwart/Process Black Plaat)
Vo o r b e e l d p r e n t e n boeken
PRENTENBOEKEN
25
03 Vbprentenboek 25 - 31
09-12-2003
19:04
Pagina 26
(Zwart/Process Black Plaat)
Voorbeeldprentenboek 1
Bo’s vrolijke taart Godon, I., Bo's vrolijke taart. Leopold, Amsterdam Centraal verhaalgegeven:
Max is ziek en Bo en Molly bakken een taart om hem op te vrolijken.
Inhoud:
Wanneer Bo op bezoek gaat bij zijn vriendjes vertelt Molly hem dat Max ziek is. Molly en Bo vragen zich af wat ze kunnen doen om Max weer vrolijk te maken. Bo heeft een goed idee: van een chocoladetaart wordt Max vast weer blij. Dus gaan Molly en Bo aan de slag met eieren, melk en chocolade en bakken ze ‘samen’ een taart. En ja hoor, van een lekker stukje chocoladetaart wordt Max weer vrolijk.
Vorm:
- duidelijke, maar kleine prenten met flapjes - weinig tekst
Niveau:
jongere kleuters
Introductie De klaspop wordt opgevrolijkt Aard van de activiteit
- De kleuters proberen van alles uit om de zieke klaspop op te vrolijken. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: bed, blij, blijven, geven, hoofd, krijgen, lief, liggen, maken, niet, opstaan, pijn (hebben), vrolijk, ziek (zijn),
Groeperingswijze
klassikaal
Materiaal
de klaspop, afhankelijk van wat de kleuters zelf aan oplossingen aanbrengen, bijvoorbeeld een bloemetje, iets lekkers, een knuffel, een boek, ... , doktersgerief
Verloop
De klaspop wil niet uit bed. Ze is gevallen en heeft hoofdpijn. Weten de kleuters hoe ze de klaspop weer vrolijk kunnen maken? De kleuters geven zoveel mogelijk zelf suggesties, en de leidster voert die in de mate van het mogelijke samen met hen uit. Zo kunnen de kleuters een bloemetje bij het bed zetten, iets lekkers geven om te eten en te drinken, een knuffel geven, een boekje geven (dat kan het boekje zijn dat straks gelezen wordt). De klaspop apprecieert al die aandacht en attenties wel maar wil toch nog steeds niet opstaan totdat er dan uiteindelijk toch ‘íets’ is wat de pop overhaalt om uit bed te komen, iets waarvan hij vrolijk en blij wordt. De kleuters die tijdens de kern niet met de leidster gaan lezen, kunnen bijvoorbeeld in de poppenhoek blijven spelen om de pop te verzorgen. Of hebben de kleuters misschien zelf ergens een ‘pijntje’? Dan kunnen ze elkaar verzorgen met het doktersgerief. Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Hoe zouden we X (naam klaspop) weer blij kunnen maken? - Wat zouden we kunnen doen om X te troosten? - Wie is er al eens gevallen/ziek geweest? En wat deed jou mama/papa toen om je te troosten? - Ga jij dan ook maar een kusje geven aan X, misschien wordt hij er ook weer blij van. - Is X nu weer blij? - Wie heeft er nog een goed idee om X te verzorgen? - ...
26
PRENTENBOEKEN
03 Vbprentenboek 25 - 31
09-12-2003
19:04
Pagina 27
(Zwart/Process Black Plaat)
Kern Vertellen Aard van de activiteit
De leidster vertelt het verhaal aan de kleuters.
Groeperingswijze
groepje van vijf à zes kleuters
Verloop
Algemeen Omdat dit een klein kartonboekje is, met flapjes bovendien, is het niet mogelijk om klassikaal voor te lezen. Concreet De leidster gebruikt de tekst zoals die in het boek wordt weergegeven, maar doet dat eventueel meer vertellend, dat wil zeggen met meer dialogen. De kleuters mogen de flapjes omdraaien en zeggen wat erachter zit. Voor mogelijke vragen en opmerkingen, zie bijlage 1.
Hervertellen Aard van de activiteit
De leidster en de kleuters vertellen samen het verhaal.
Groeperingswijze
groepje van vijf à zes minder taalvaardige kleuters
Verloop
Algemeen Aan de hand van vragen en opmerkingen vertellen de leidster en de kleuters samen opnieuw het verhaal. Voor mogelijke vragen en opmerkingen, zie bijlage 2. Concreet Bij het hervertellen kan bij de interpretatie van de prenten aandacht besteed worden aan de stiekemheid van Molly, het knuffeltje, wat ze allemaal doen om Max te verzorgen, ... Ook kunnen de kleuters meedoen (bv. meelikken) en over hun eigen ervaringen vertellen. Suggestie: laat de uitbreidingsactiviteit waarin een taart wordt gemaakt, vooraf gaan aan deze hervertelling, zodat minder taalvaardige kleuters alvorens naar het verhaal te luisteren, ervaringen hebben opgedaan met het bakken van een taart en zich concreter kunnen voorstellen wat er in het verhaal gebeurt.
Uitbreidingsactiviteit: Een taart bakken voor de klaspop Aard van de activiteit
- De kleuters bakken een taart en versieren die. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: bijdoen, ei, genoeg, in, lekker, melk, nog, proeven, taart, versieren, warm, wegen, ...
Groeperingswijze
groepje van 5 à 6 kleuters
Materiaal
benodigdheden om een taart te bakken en te versieren
Verloop
Algemeen De kleuters bakken een taart om de klaspop op te vrolijken (en eventueel voor een andere kleuter ‘die zich niet lekker voelt’). Concreet De kleuters ervaren bij de bereiding wat het is om te roeren, ingrediënten aan het deeg toe te voegen, te proeven, ...
PRENTENBOEKEN
27
03 Vbprentenboek 25 - 31
09-12-2003
19:04
Pagina 28
(Zwart/Process Black Plaat)
De kleuters versieren de taart, om er een vrolijke taart van te maken. Suggestie: laat iemand in de klas komen die een stukje van de taart krijgt en die aan de kleuters vraagt hoe ze de taart gemaakt hebben. Als dit meermaals gebeurt, kunnen eerst mondeling sterke kleuters deze uitleg geven, en daarna minder productief vaardige kleuters. De minder productief vaardige kleuters kunnen een beroep doen op wat ze al gehoord hebben, bijvoorbeeld door het herhalen van woorden, zinnen,... Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Welke taart zouden wij kunnen bakken voor onze klaspop? - Zullen we een blije, vrolijke taart maken zodat X (naam klaspop) terug uit zijn bedje komt? - Hoe moeten we nu beginnen? Hier op tafel staat van alles wat we kunnen gebruiken. - Misschien moeten we eens in dit kookboek kijken, zoals Bo in het boekje, om te zien of er geen recept voor een vrolijke taart in staat? - Kan jij de eieren in de kom doen? Hoe doet jouw mama dat? Moet de schaal van het ei er ook bij? - Hoe moeten we nu roeren in de kom? - Kan jij er nog een beetje suiker bijdoen? - Wie wilt er eens proeven van het deeg? Hoe proeft het? - Hebben we nu al een gebakken taart? Wat moeten we nu nog doen? (in de oven zetten) - Nu kunnen jullie de taart versieren en er een vrolijke taart van maken… - X, kan jij eens vertellen aan …(naam andere juf) hoe we de vrolijke taart hebben gemaakt? - Nu mag jij eens vertellen hoe we die lekkere taart gemaakt hebben. - ...
Uitbreidingsactiviteit: Ziek Aard van de activiteit
- De kleuters verzorgen samen met de leidster zieke personages in de poppenhoek. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: buik, buikpijn, dokter, hoofd, hoofdpijn, op, pijn, pil, plakken, verzorgen, ziek, ...
Groeperingswijze
groepje van vijf à zes kleuters
Materiaal
poppen, doktersgerief
Verloop
De leidster begeleidt het spel in de poppenhoek. Ze kan doen alsof ze zelf ziek is en door de kleuters verzorgd wil worden; de kleuters kunnen ook rollen toebedeeld krijgen. Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Ik heb pijn in mijn buik, wie kan mij helpen? Wie wil de dokter zijn? - Jij bent net zoals een echte dokter als je een pilletje geeft. - Hoe ga je dat verband rond mijn pijnlijke voet doen? - Ben jij zelf al eens bij de dokter geweest? - Waar ga je die pleister plakken? Heeft de pop zich daar pijn gedaan? Hoe is dat gebeurd? - Zo kijk jij echt als een ziek kindje, X, waar heb je pijn? - ...
28
PRENTENBOEKEN
03 Vbprentenboek 25 - 31
09-12-2003
19:04
Pagina 29
(Zwart/Process Black Plaat)
Uitbreidingsactiviteit: Flapjes Aard van de activiteit
- De kleuters verstoppen een foto van zichzelf achter flapjes. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: achter, helemaal, in, je(zelf), onder, verstoppen, vinden, waar, weg, zoeken, ...
Groeperingswijze
groepje van vijf à zes kleuters
Materiaal
(een fotokopie van de) pasfoto van de kleuters, op een groot karton een tekening van een ruimte met veel mogelijkheden om iets achter te verstoppen, kartonnen flapjes met aan 1 kant een stukje tweezijdig plakband, lijm
Verloop
De kleuters mogen een foto van zichzelf verstoppen op de prent. Omdat dit een activiteit is voor de jongere kleuters, is het belangrijk om een herkenbare ruimte te kiezen, eventueel het klaslokaal zelf. Ze mogen kiezen waar ze zich het liefst zouden verstoppen: achter het gordijn, onder de tafel, in de kast.... (hoe meer variatie op de tekening, hoe meer variatie in het taalaanbod). De kleuters kleven hun foto op de plaat en de leidster kleeft er het flapje over. De kleuters mogen daarna elkaar gaan zoeken achter de flapjes. Ze kunnen raden wie zich waar verstopt heeft. Eventueel kan het symbool van de kleuters op de buitenkant van het flapje gezet worden, zodat de kleuters al een tip krijgen van wie er achter het flapje zit. Aansluitend op deze activiteit kunnen de kleuters zich ook in de klasruimte verstoppen en elkaar gaan zoeken. Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Ik heb hier een groot blad waar ik onze klas op heb getekend. - Dit is de deur en dit zijn de ramen, hier is de zithoek, … - X, zie jij de poppenhoek ergens? - Jullie mogen je foto ergens verstoppen op dit blad. Kijk ik verstop de mijne in de kast. Waar ga jij je foto verstoppen? - Onder de tafel, dat is een goed idee! Ik kleef het flapje erop zodat je helemaal weg bent. - In de tent van de knuffelhoek kan je je ook nog verstoppen. - Wie heeft er zich onder de bank verstopt? - Je moet heel goed zoeken om X te vinden. - Weet je nog waar je jezelf verstopt hebt? - …
Suggesties voor andere boeken -
Norac, C., Ik ben lief. Gottmer, Bloemendaal Gray, K., Het ‘word maar snel weer beter’ boek. Bakermat, Amsterdam Posthuma, S., Rintje. Lemniscaat, Rotterdam Smit, G., Désirée is ziek. Querido, Amsterdam
PRENTENBOEKEN
29
03 Vbprentenboek 25 - 31
09-12-2003
19:04
Pagina 30
(Zwart/Process Black Plaat)
Bijlage 1: Vertellen
30
pagina 1/2
Bo gaat op bezoek bij zijn vriendjes Max en Molly. De leidster wijst tegelijk de personages aan: ‘Hallo Molly,’ zegt Bo. Doe het deurtje maar eens open X. Kijk, dat is Max. Max ligt in bed. Hij heeft hoofdpijn. ‘Arme Max,’ zeggen Molly en Bo.
pagina 3/4
‘Wat kunnen we doen om Max weer vrolijk of blij te maken?’ vraagt Molly. ‘Ik weet iets,’ zegt Bo. ‘Laten we een chocoladetaart maken!’ In welk boek kijkt Bo hier? Doe het boek maar eens open X, wat zie je? Chocoladetaart.
pagina 5/6
‘Waar zijn de eieren en de melk?’ vraagt Bo. ‘Hier!’ zegt Molly, in de koelkast. Wie kan de koelkast eens opendoen? Wat zie je allemaal?
pagina 7/8
‘Waar is de chocolade?’ vraagt Bo. Zie jij hem? Wijs hem eens aan.‘En waar ben jij gebleven, Molly?!’ Gespeeld boze toon. Waar is Molly? Zien jullie hem zitten. X doe het flapje eens omhoog. Wat doet Molly daar?
pagina 9/10
Als de taart in de oven staat, zegt Molly: ‘Ik help wel met de afwas!’ ‘De taart is bijna klaar.…’ zegt Bo. Wie kan de oven opendoen? Zie je de taart? Moet ze nog lang bakken denk je?
pagina 11/12
‘Beter worden, Max! We hebben een verrassing voor je,’ roepen Bo en Molly. ‘Oóóh,’ zegt Max. ‘Een chocoladetaart! Nu wil ik wel uit bed komen.’ Kijk eens in bed, X, wie zie je daar nog?
pagina 13/14
De drie vriendjes gaan naar buiten en eten een lekker stuk taart. Doe de gordijnen maar eens open. Kijk, Max is weer helemaal vrolijk.
PRENTENBOEKEN
03 Vbprentenboek 25 - 31
09-12-2003
19:04
Pagina 31
(Zwart/Process Black Plaat)
Bijlage 2: Hervertellen pagina 1/2
Bo gaat op bezoek bij zijn vriendjes Max en Molly. Wie is Molly? En waar is Max? Waarom ligt hij in zijn bed? Arme Max.
pagina 3/4
Wat gaan Molly en Bo doen om Max weer vrolijk te maken? Hoe weten ze hoe ze een chocoladetaart moeten maken? Waar zie je dat staan?
pagina 5/6
Waar staan de eieren en de melk? Hebben jullie thuis ook een koelkast? Hoe voelt het daar, in de koelkast? Wat zie je nog allemaal in de koelkast? Kijk eens goed, wie heeft zich in de koelkast verstopt? Van wie is dat knuffeltje? Waar kan je hem nog zien? Eventueel teruggaan naar pagina 1/2, waar je ziet dat het knuffeltje van Bo is.
pagina 7/8
Waar is de chocolade gebleven? Waar heeft Molly zich verstopt? Waarom heeft Molly zich verstopt? Wat lust Molly héél graag?
pagina 9/10
Is de taart al klaar? Hoe helpt Molly met afwassen? Gaan we ook eens allemaal aan onze vingers likken? Mogen jullie van je mama soms ook eens de pot uitlikken? Waarom doet Bo ovenwanten aan?
pagina 11/12
Waar heeft Max pijn? Hoe zie je dat? Wat heeft Molly nog allemaal gebracht om Max te verzorgen? Welke verassing hebben Molly en Bo klaargemaakt? En wil Max nu wél uit bed komen? Wie ligt er nog bij Max in bed?
pagina 13/14
Waar zijn de vriendjes nu? Hoe voelen ze zich? Hoe kan je dat zien? En waar is het knuffeltje? Is hij blij dat hij nu alleen in bed ligt? Wat hebben jullie al gedaan om je vriendje weer blij te maken/ te troosten/ te verzorgen? Wat deden we allemaal om X (naam klaspop) vanmorgen weer blij te maken?
PRENTENBOEKEN
31
04 Vbprentenboek 32-94
09-12-2003
19:17
Pagina 32
(Zwart/Process Black Plaat)
Voorbeeldprentenboek 2
Het grote billen-boek Van Genechten, G., Het grote billen-boek. Clavis, Hasselt Centraal verhaalgegeven:
Er zijn veel verschillende soorten billen.
Inhoud:
Als Jos op het potje gaat, heeft hij blote billen. Ook dieren hebben billen: dunne, gestreepte, met pluimen, ...
Vorm:
- grote, duidelijke prenten - weinig tekst
Niveau:
jongere kleuters
Introductie Welk potje past? Aard van de activiteit
- passen en meten op potjes - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: dun, dik, juist, (te) klein, (te) groot, niet, op, passen, plassen, pop, toilet, zetten, …
Groeperingswijze
klassikaal
Materiaal
potjes van verschillende grootte (waarvan één rood), poppen en knuffels van verschillende grootte die op die potjes kunnen zitten.
Verloop
Een rood potje op kleutermaat staat in de kring en verschillende kleuters mogen doen alsof ze op het potje gaan. Daarna worden er potjes van verschillende grootte aangeboden en wordt er gepast en gemeten: welke pop/knuffel past op welk potje? Een aantal poppen en potjes worden aangeboden, de leidster speelt in op het spel van de kleuters. Wanneer de aandacht verslapt kunnen er nog andere poppen en potjes bijkomen om mee te passen en te meten. Bij het toiletbezoek kan de leidster ook op de ervaring van een té grote toilet voor de kleuters versus de beter passende kinderwc'tjes wijzen. Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Ik moet plassen, ik doe mijn broek open, naar beneden en kijk ik plas op het potje (leidster doet alsof ze op het potje gaat). Zullen we allemaal eens doen alsof we moeten plassen? - Pop moet plassen. “Dat is een leuk potje, dat zal ik eens proberen” zegt ze. “Oei, daarvoor zijn mijn billen veel te groot, het potje is veel te klein, welk potje kan ik wel nemen, X?” - Zouden de billetjes van dit kleine popje op dat potje passen? Wil je eens proberen? - Die past niet, het toilet is veel te groot voor die dunne billetjes. Pas op of de pop valt in de pot! - Dat is wel een goed potje, het past perfect bij de billetjes van de pop! Nu kan popje eindelijk pipi doen! - Kijk hier is nóg een pop die dringend moet plassen. Kan jij ze op een potje zetten, X? - …
32
PRENTENBOEKEN
04 Vbprentenboek 32-94
09-12-2003
19:17
Pagina 33
(Zwart/Process Black Plaat)
Kern Vertellen Aard van de activiteit
De leidster vertelt het verhaal aan de kleuters.
Groeperingswijze
klassikaal
Verloop
De leidster vertelt het verhaal aan de kleuters zoals het in het boek staat. Het rood potje wordt als link met de introductie gebruikt. De leidster kan er bij het vertellen de aandacht op vestigen dat op het potje gaan toch wel iets moeilijks is. De namen van de dieren komen tijdens de eerste vertelling aan bod. Voor mogelijke vragen en opmerkingen, zie bijlage 1.
Hervertellen Aard van de activiteit
De leidster en de kleuters vertellen samen het verhaal.
Groeperingswijze
groepje van vijf à zes minder taalvaardige kleuters
Materiaal
een rood potje, een zacht knuffelvarken, pluimen
Verloop
Aan de hand van vragen en opmerkingen vertellen de leidster en de kleuters samen opnieuw het verhaal. Bij de hervertelling staan twee elementen centraal: de betekenis van de bijvoeglijke naamwoorden, die de kinderen al doende ervaren, en de link tussen de verschillende soorten billen en het woordbeeld. Het laatste komt volledig vanuit de leidster en wordt door de leidster kort aangehaald. Voor mogelijke vragen en opmerkingen, zie bijlage 2.
Uitbreidingsactiviteit: Bewegen met billen Aard van de activiteit
- De kleuters doen bewegingsactiviteiten met hun billen. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: allemaal, fier, kunnen, mijn, op, plassen, stappen, toe, toilet, tonen, voelen, zitten,…
Groeperingswijze
klassikaal
Materiaal
stoeltjes, toilet, het rode potje en eventueel andere potjes, …
Verloop
Algemeen De kleuters ontdekken wat ze allemaal met hun billen kunnen doen. Concreet De kleuters gaan naar de turnzaal. Daar staat het rode potje, als rode draad bij het boek en de uitbreidingsactiviteiten, in het midden van de grote zaal. Eerst lopen de kleuters eens rond het potje, dan lopen ze er eens heel snel naartoe, samen met de leidster. De nadruk ligt in eerste instantie op het vrij bewegen en uitleven. De leidster gaat op het potje zitten en zegt dat ze al heel veel met de benen hebben gedaan, en dat ze nu eens gaan proberen vanalles met de billen te doen. Met je billen kan je op het potje zitten, maar je kan er nog vanalles anders mee doen. De leidster kletst op haar billen en de kleuters doen haar na. Wat kan je nog allemaal doen met je billen? Zitten op een stoel, erop tikken, spannen/toeknijpen, kietelen, schommelen, op iemands schoot gaan zitten, snel naar het potje lopen, ... De kleuters mogen die dingen ook uitproberen. Daarna kunnen, als aanvulling, reactiespelletjes gespeeld worden met potjes van verschillende kleuren. De leidster geeft korte, eenvoudige opdrachten: de jongens
PRENTENBOEKEN
33
04 Vbprentenboek 32-94
09-12-2003
19:17
Pagina 34
(Zwart/Process Black Plaat)
lopen naar rode potjes, de meisjes naar de blauwe. Hierbij kan ook gebruik gemaakt worden van muziek: zolang er muziek klinkt doen de kinderen alsof ze plassen, als de muziek stopt lopen ze rond. Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Kijk eens, wat staat er daar in het midden van de zaal? Het rode potje van Jos! Zullen we er eens rond stappen? Ik stap met hele grote passen. Kijk, X stapt met kleine pasjes, dat wil ik ook wel eens doen… Ja, lopen kunnen we ook. - Ik ga even rusten, ik ga op het potje zitten. We hebben al veel gedaan met onze benen, gelopen, gestapt, gesprongen. Nu gaan we eens van alles doen met onze billen. - Zullen we er eens op onze billen kletsen? Kijk, zo ik klets op mijn billen… pats! - Wat doen we nog met onze billen? We kunnen erop zitten. Kan jij eens op je billen gaan zitten, X? Zullen we allemaal eens op onze billen zitten? - Ik weet nog iets: we kunnen heel hard knijpen met onze billen. Kijk, ik knijp mijn billen heel hard toe, kunnen jullie dat ook? - Wie heeft er nog een goed idee?… Zullen we allemaal eens heel fier rondlopen, zoals een pauw, en onze hele mooie billen laten zien. - Ik zal eens iets anders doen, ik ga met mijn grote billen op de schoot van X zitten. Dat is wel een beetje moeilijk, hé X. Maar jullie kunnen dat wel goed, met je billen op elkaars schoot gaan zitten. - Zullen we eens voelen hoeveel billen we hebben, op de stoeltjes gaan zitten en schommelen, wiegen? Voel jij het ook? Van de ene bil naar de andere bil, hoeveel billen hebben wij? Eén, twee billen. - En wanneer zijn onze billen bloot? Als we moeten plassen.We zullen allemaal eens naar het toilet lopen, heel snel, want we moeten dringend plassen.(Hierop kan een toiletbezoek aansluiten.)
Uitbreidingsactiviteit: Iedereen is anders Aard van de activiteit
- De kleuters kijken naar zichzelf en vergelijken zichzelf met de anderen. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: achter, anders, dik, dun, gelijk, gezicht, groot, haar, hetzelfde, kijken, klein, lichaam, oog, spiegel, …
Groeperingswijze
groepje van vijf à zes kleuters
Materiaal
spiegels (bij voorkeur een grote spiegel)
Verloop
Door zichzelf te spiegelen ontdekken kleuters gelijkenissen en verschillen tussen zichzelf en de anderen. Door gebruik te maken van een spiegel voor en achter de kleuters, kunnen ze ook hun achterkant met elkaar vergelijken. Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Kijk eens hier, ik zie nog een X, twee X-en en nog een Y en nog een Z. Ik zie van alle kindjes twee! Oh en de juf, ik zie mezelf? Kan jij X ook zien, X? Dat is vreemd, maar ja, dat is een spiegel. Kennen jullie dat al, een spiegel? Heb je daar thuis ook al eens in gekeken? - We zullen ons eens heel goed bekijken in die grote spiegel. Eerst eens naar onze handen. Steek eens allemaal je handen vooruit. Dag X! Dag Y! (De juf wuift in de spiegel, de kinderen volgen.) - Kijk, nu kunnen we zelf zien wie de grootste is van ons allemaal Wie is de grootste? Ja, de juf, en daarna? En wie is de kleinste van ons groepje? - Kijk eens goed naar de ogen. Wie heeft er allemaal bruine ogen? - En lange haren: X heeft lange haren, ik niet. Ik heb korte haren zoals Y. - Ik zal achter ons nog een spiegel zetten, dan kunnen we ook onze achterkant eens goed bekijken.
34
PRENTENBOEKEN
04 Vbprentenboek 32-94
09-12-2003
19:17
Pagina 35
(Zwart/Process Black Plaat)
- Oh, de juf heeft veel dikkere billen dan jullie. - En onze rug , kijk! Die kunnen we anders nooit zien, in de spiegel wel. - Zullen we ons eens heel klein maken in de spiegel? En nu heel groot! En heel sterk, zoals de ijsbeer, beresterk. Hoe kunnen we nog doen? Ja, zoals de dikke olifant. - …
Uitbreidingsactiviteit: Allemaal broekjes Aard van de activiteit
- De kleuters knutselen een broekje. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: broek, deze, die, drukken, kiezen, kleur, kort, lang, letter, schilderen, weg, …
Groeperingswijze
groepje van vijf à zes kleuters
Materiaal
krantenpapier, waterverf, stempelgerief, schildergerief, grote plastiek, karton, zwarte alcoholstift, schaar, karton, lijm, wasdraad en wasknijpers
Verloop
De leidster legt de link tussen de kleuters hun eigen broekje, en de broekjes aan de binnenkant van het prentenboek. Ze wijst op het feit dat je de woorden, de letters van het krantenpapier nog een beetje kan zien bij de geschilderde broekjes in het boek. Willen de kleuters ook op krantenpapier schilderen? De kleuters schilderen samen op grote vellen krantenpapier die op de grote plastiek in de kring ligt. Verschillende technieken worden uitgeprobeerd: waterverf in verschillende kleuren, stempelen, met een penseel schilderen of met een vinger, ... De kleuters mogen naar hartelust experimenteren met verf. De leidster wijst op het feit dat de lettertjes op het papier bijna weg zijn, soms zijn ze helemaal weg, soms kan je ze nog een beetje zien. Wanneer het beschilderde papier droog is, mogen de kleuters een broekje met een bepaalde vorm kiezen. De leidster tekent die op het papier met een zwarte stift en zij of de kleuters knippen de broekjes uit. Zo onstaan verschillende soorten broekjes: langekorte, meisjes-jongens, met bolletjes, streepjes, ... die eventueel nog op karton gekleefd kunnen worden. Als de kleuters klaar zijn, worden de verschillende broekjes aan een waslijn gehangen. Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - In het grote billenboek staan allemaal verschillende broekjes. Zullen we er nog eens naar kijken? - Hé! Je ziet de lettertjes van het papier er nog door. Waarop zijn die broekjes geschilderd? Ja! Op krantenpapier. Kan jij de letters ook zien, X? - Kijk dat is net jouw broekje, Y! - Welk broekje vind jij heel mooi? - Ik heb in de kring grote vellen krantenpapier gelegd, met allemaal lettertjes, waarop jullie samen kunnen schilderen. - Wat wil je doen X, stempelen of schilderen? - Hier kan ik de letters van het krantenpapier nog zien, en hier zijn ze bijna weg. - Nu ga ik op ons mooi beschilderde papier broekjes tekenen met deze zwarte stift. Ik kies een kort broekje, hier, zo (de leidster tekent een korte broek op het papier). - Welke broek wil jij, X, een korte of een lange? (De leidster toont dit verschil eventueel op de prent van de broekjes in het boek) - Wil jij graag een broekje zoals dit hier, Y? Of dit? (De leidster wijst verschillende broekjes aan in het boek) Ik zal die eens voor je tekenen en knippen. - …
PRENTENBOEKEN
35
04 Vbprentenboek 32-94
09-12-2003
19:17
Pagina 36
(Zwart/Process Black Plaat)
Suggesties voor andere boeken * over zindelijkheid: - Frankel, A., Op het potje. Gottmer, Haarlem - Freeman, M., Potje! Gottmer, Haarlem - Got, Y., Het potje van Dotje, Gottmer, Haarlem - Mossman, B., Wessel wil geen luier aan. C. de Vries-Brouwers, Antwerpen/Amsterdam * over verschillen: - Brouwers, P., Bertje Big. Clavis, Hasselt - Ellewand, D., Kindje hier, kindje daar? Allemaal kindjes bij elkaar. Van Holkema & Warendorf, Houten - Fields, S., En ik, en ik, en ik. Allemaal kinderen. Sjaloom, Bakermat, Mechelen - Godon, I., Nellie & Cezar, dik en dun en…: tegengestelde adjectieven. Averbode, Averbode - Parr, T., Jij bent oké. Gottmer, H.J.W. Becht, Bloemendaal
36
PRENTENBOEKEN
04 Vbprentenboek 32-94
09-12-2003
19:17
Pagina 37
(Zwart/Process Black Plaat)
Bijlage 1: Vertellen kaft
Kennen jullie het nog, ons rood potje? Kijk, dít rode potje is van Jos. De leidster toont de kaft. Jos is aan het plassen. Maar voor hij moet plassen roept hij…De leidster gaat naar pagina 2.
pagina 2/1
Mama, ik moet plassen! En dan doet hij zijn broekje naar beneden en zien we zijn twee billetjes. De leidster doet alsof ze haar broek naar beneden doet en kletst op haar twee billen, de kleuters doen mee. Ja, want iederéén heeft twee billen… de juf heeft twee billen, X heeft twee billen, Y heeft twee billen, Z heeft twee billen, ... Toon je twee billen eens, Z? Ook de dieren hebben twee billen. De leidster draait de bladzijde om.
pagina 3/4
Sommigen hebben dikke billen… en dan is het potje te klein voor de dikke olifant.
pagina 5/6
Anderen hebben dunne billen… en dan passen ze precies op het potje. De giraf heeft geluk, hij heeft dunne billen.
pagina 7/8
Er zijn er met zachte billen… Wie heeft er zo’n krulstaartje? Het varken.
pagina 9/10
En je hebt er met gestreepte billen… Wie heeft er zoveel strepen? Is het potje goed voor de zebra?
pagina 11/12
Er zijn er ook met gevlekte billen… De hond vindt het precies wel fijn om op het potje te gaan.
pagina 13/14
Of met billen vol pluimen… De kip gaat ook eens proberen.
pagina 15/16
Sommigen hebben piepkleine billetjes…”Piep” zegt de muis.
pagina 17/18
Anderen hebben beresterke billen… een mooie, witte beer, een ijsbeer is heel sterk, hij heeft twee beresterke billen.
pagina 19/20
Je hebt er zelfs met groene billen…” Mooie billen hé” zegt de kikker.
pagina 21/22
En Jos heeft blote billen…als hij op zijn potje zit.
pagina 23/24
Flink zo, Jos! Jos kan al op het potje gaan, dat is echt flink van Jos, vinden jullie niet?! Jullie kunnen dat ook al heel goed. Maar soms is het nog een beetje moeilijk. Soms zeg je het te laat, soms krijg je je broekje niet op tijd naar beneden, soms plas je nog naast het potje. Voor de olifant en de giraf en de andere dieren is het ook moeilijk om op het potje te gaan.
PRENTENBOEKEN
37
04 Vbprentenboek 32-94
09-12-2003
19:17
Pagina 38
(Zwart/Process Black Plaat)
Bijlage 2: Hervertellen kaft
Kijk eens naar de kaft van dit boekje, kennen jullie het verhaal nog? Wat doet dat kindje, Jos, hier? Vindt hij het leuk om op het potje te gaan? We zullen eens kijken wie er nog allemaal al op het potje kan gaan. Van wie zouden al deze broekjes zijn?
38
Titelblad
En wat is dat hier? De leidster wijst op het toiletpapier. Wat moeten we daarmee doen?
pagina 1/2
Waarom steekt Jos hier zijn vinger omhoog? Ja, hij moet plassen. Wat gaat hij doen, denken jullie? Ja, dat potje past perfect bij Jos zijn billetjes. Iederéén heeft twee billen. We zullen er nog eens op kletsen, 1, 2 billen hebben wij. De leidster kletst samen met de kleuters op de billen. Gaan we eens kijken wie er nog allemaal twee billen heeft?
pagina 3/4
Wie is dat hier? Hoe zijn de billen van de olifant? En het potje, hoe is dat? De olifant heeft dikke billen. Kijk eens, hier staat het geschreven in dikke letters. De olifant heeft dikke billen. Kijk, ik maak mij heel dik, zoals de dikke olifant. De leidster blaast haar kaken op en maakt zich dik, de kleuters doen mee.
pagina 5/6
En wie gaat er hier op het potje? Ja, de giraf, en de giraf heeft dunne billen. Zullen we ons eens allemaal heel dun maken, zoals de giraf? De leidster maakt zich dun en de kleuters volgen haar voorbeeld. Het is wel moeilijk voor de giraf om op het potje te gaan zitten, hij moet zijn kniëen heel hoog optrekken. De leidster trekt haar kniëen heel hoog op, de kleuters doen mee. Wie wou er nog allemaal proberen op het potje te gaan? De kleuters zullen een aantal dieren opnoemen, dan draait de leidster de bladzijde om.
pagina 7/8
Het varken, hoe zijn de billen van het varken? (waarschijnlijk antwoorden de kinderen ‘dik’) Ja, en ook heel zacht, zoals dit knuffelvarkentje. De leidster laat een zacht knuffelvarken rondgaan, de kleuters voelen eraan. Voel maar eens hoe zacht het varken is. Kijk, hier staat het geschreven, de zachte letters van de zachte billen van het varken. Jij hebt ook een heel zachte trui aan, X, voel maar eens hoe zacht. Wie kan er nog iets dat héél zacht is in de poppenhoek gaan zoeken? Ja, het zachte dekentje van de pop, dat is ook heel zacht. Wel, de billen van het varken zijn ook zacht. Zou het varken goed in het potje kunnen plassen denken jullie? Waarom niet?
pagina 9/10
Zeg, en de zebra, hoe ziet de zebra er uit? Ja, hij heeft allemaal strepen. In de letters zien we ook kleine streepjes. Daar staat: de gestreepte billen. Zie je de streepjes, X? Waar zien we nog streepjes? Ja kijk, op Y zijn trui: strepen zoals bij de zebra. Dat is dan een zebra-trui. En Z, die heeft een zebra-muts, met strepen.
pagina 11/12
Wie zit er nu op het potje? Het hondje met gevlekte billen. Kijk, hier zie je de vlekken van de hond. De leidster toont de bruine vlekken van de hond. X, kan jij de vlekken eens zoeken op zijn billen? Zullen we met onze vingers eens vlekken maken op onze kleren? De leidster doet dit voor en de kleuters doen haar na. Op onze trui, op onze broek, allemaal vlekken, en op onze billen, zoals de hond, daar maken we ook vlekken. En daarom zijn er ook vlekken in de letters gekleurd. De leidster toont de vlekken in de letters. De gevlekte billen van de hond.
pagina 13/14
“Pok, pok, wie ben ik?” De leidster doet een kip na. “Ik ben de kip, en ik heb hele mooie pluimen op mijn billen.” Kijk, dit zijn pluimen van de kip. De leidster toont pluimen. Ik wil een pluim achter mijn oor, en jij X waar wil jij een pluim? Ook achter je oor, of in je hand? De leidster deelt een aantal pluimen uit. Zullen we onze pluim nu eens allemaal, zoals bij de kip, aan onze billen houden. De leidster doet samen met de kinderen een kip na.
PRENTENBOEKEN
04 Vbprentenboek 32-94
09-12-2003
19:17
Pagina 39
(Zwart/Process Black Plaat)
pagina 15/16
X, kan jij eens dit diertje nadoen? Hoe is het muisje? Ja, héél klein, en hoe zijn de billen van het muisje? Die heeft piepkleine billetjes “Pas op, muisje, je valt bijna ín het potje.” Zullen we ons allemaal eens heel klein maken, zoals het muisje?
pagina 17/18
Nu wil de ijsbeer op het potje. De ijsbeer is heel sterk. De leidster laat haar armspieren zien. De ijsbeer heeft beresterke billen… De leidster toont de letters. X, kan jij eens laten zien hoe sterk je bent? En jij, Y doe ook eens iets heel sterk, zoals de ijsbeer. Nu zijn jullie beresterk!
pagina 19/20
Je hebt zelfs dieren met groene billen. ”Kwak”, wie heeft er groene billen? Ja, de kikker, en weet je wat de kikker zegt over zijn billen? “Mooi hè”
pagina 21/22
Hoe zijn de billen van Jos als hij op het potje zit? Ja, helemaal bloot, Jos heeft blote billen als hij op het potje zit. De leidster wijst de tekst aan.
pagina 23/24
Flink zo, Jos! Jos kijkt in het potje. Wat zou er in het potje liggen? Kaka? Moest Jos kaka doen? We zullen nog eens helemaal in het begin gaan kijken. De leidster neemt het boek terug op pagina 1/2. Wat riep Jos nu ook al weer tegen zijn mama? “Ik moet plassen!” Wat zou er dan in het potje liggen? Pipi hé! Wie wil ook tegen Jos zeggen dat hij zó flink op het potje is geweest? De leidster en de kleuters steken hun duim vooruit. X, wil jij nog eens doen alsof je op het potje gaat? Je doet je broekje open en naar beneden en gaat op potje zitten. Flink zo, X. En nu jij, Y. Flink zo, Y. De kleuters doen om de beurt alsof ze op het potje gaan plassen. De leidster en de andere kinderen steken telkens hun duim vooruit.
pagina 25/26
Kijk eens hier, weer allemaal leuke broekjes, met strepen, met bolletjes, met sterretjes, met krullen, en allemaal verschillende kleuren. Welke vind jij de mooiste, X? Waarom? En jij, Y? Wie heeft er ook een broek met strepen aan? Helemaal vooraan in het boekje waren er ook broekjes. Kan jij ze nog eens terug zoeken, X? De eerste pagina wordt teruggevonden en vergeleken met de laatste pagina. Ja, hier, oh kijk, zijn dat dezelfde broekjes als deze achteraan in het boekje? Precies dezelfde broekjes.
PRENTENBOEKEN
39
04 Vbprentenboek 32-94
09-12-2003
19:17
Pagina 40
(Zwart/Process Black Plaat)
Voorbeeldprentenboek 3
Dribbels eerste schooldag Hill, E., Dribbels eerste schooldag. Van Reemst, Weert Centraal verhaalgegeven:
Wat gebeurt er allemaal in de kleuterklas?
Inhoud:
Dribbel gaat voor het eerst naar school. Hij wordt er heel hartelijk ontvangen en doet er allerlei leuke dingen: zingen, schilderen, met de blokken spelen, verkleden, ...
Vorm:
- grote, duidelijke prenten - weinig tekst
Niveau:
jongere kleuters
Introductie Wat doen wij in onze kleuterklas? Aard van de activiteit
- De kleuters leggen tekeningen op de juiste plaats in de kleuterklas. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: bal, ergens, leggen, plaats, tekening, waar, zingen, ...
Groeperingswijze
groepje van vijf à zes kleuters
Materiaal
kopies van tekeningen van drie soorten kleuteractiviteiten (zie bijlage 1)
Verloop
Algemeen De kleuters denken na over de vraag: “Wat hoort er thuis in de kleuterklas en wat niet?” Concreet De leidster geeft de kleuters een aantal tekeningen. Er zijn drie soorten tekeningen: - tekeningen van dingen die kleuters doen in de kleuterklas en die aan een bepaalde plaats gebonden zijn - tekeningen van dingen die kleuters doen in de kleuterklas en die niet aan een bepaalde plaats gebonden zijn - tekeningen van dingen die niet in de kleuterklas gebeuren De leidster behandelt tekening per tekening. Ze neemt een tekening (het beste is om te beginnen met een tekening van een actie die duidelijk aan een bepaalde plaats gebonden is) en vraagt aan de kleuters om te vertellen wat ze op de tekening zien. Dan geeft de leidster de tekening aan één van de kleuters en vraagt hem om de tekening te leggen op de plaats waar zij die actie altijd uitvoeren. De tekeningen van acties die in de kleuterklas niet aan een bepaalde plaats gebonden zijn, worden apart gelegd. De tekeningen van acties die niet in de kleuterklas plaatsvinden, worden op een andere plaats gelegd. Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Wat doen de kinderen op deze tekening? - Waar doen wij dat meestal? Ga de tekening daar maar leggen. - Tekenen wij altijd op dezelfde plaats? Nee, dus kun je de tekening ook niet op één
40
PRENTENBOEKEN
04 Vbprentenboek 32-94
09-12-2003
19:17
-
Pagina 41
(Zwart/Process Black Plaat)
plaats gaan leggen. Waar zitten jullie als wij zingen? Kun je in de kleuterklas ook met de bal spelen? Hebben wij hier een speeltuin? Wat kun je in een speeltuin allemaal doen? ...
Kern Vertellen Aard van de activiteit
De leidster vertelt het verhaal aan de kleuters.
Groeperingswijze
groepje van vijf à zes kleuters
Verloop
Algemeen Omdat het prentenboek bijna geen tekst heeft, wordt er als bijlage een voorbeeldtekst gegeven. Het is echter belangrijk dat de leidster niet te sterk vasthoudt aan deze tekst. De prenten moeten centraal staan. Zij vertellen het verhaal. Concreet De leidster vertelt het verhaal aan een groepje kleuters. Zij wijst zoveel mogelijk aan op de prenten. De kleuters worden door het stellen van vragen actief bij het verhaal betrokken. Voor de voorbeeldtekst en mogelijke vragen, zie bijlage 2.
Suggesties voor uitbreidingsactiviteiten Dit prentenboek biedt, gezien de grote inhoudelijke verscheidenheid, heel wat mogelijkheden voor uitbreidingsactiviteiten. De leidster kan bv. met de kleuters naar een speeltuin gaan, de kleuters kunnen zich verkleden, schilderen, met de blokken spelen, zingen, ... Er kan een ‘boekje’ gemaakt worden met tekeningen van de kleuters over hun eerste schooldag, waar de leidster dan letterlijk bijschrijft wat de kleuters vertellen.
PRENTENBOEKEN
41
04 Vbprentenboek 32-94
09-12-2003
19:17
Pagina 42
Bijlage 1: Kleuteractiviteiten
42
PRENTENBOEKEN
(Zwart/Process Black Plaat)
04 Vbprentenboek 32-94
09-12-2003
19:17
Pagina 43
(Zwart/Process Black Plaat)
PRENTENBOEKEN
43
04 Vbprentenboek 32-94
44
09-12-2003
PRENTENBOEKEN
19:17
Pagina 44
(Zwart/Process Black Plaat)
04 Vbprentenboek 32-94
09-12-2003
19:17
Pagina 45
(Zwart/Process Black Plaat)
PRENTENBOEKEN
45
04 Vbprentenboek 32-94
46
09-12-2003
PRENTENBOEKEN
19:17
Pagina 46
(Zwart/Process Black Plaat)
04 Vbprentenboek 32-94
09-12-2003
19:17
Pagina 47
(Zwart/Process Black Plaat)
PRENTENBOEKEN
47
04 Vbprentenboek 32-94
48
09-12-2003
PRENTENBOEKEN
19:17
Pagina 48
(Zwart/Process Black Plaat)
04 Vbprentenboek 32-94
09-12-2003
19:17
Pagina 49
(Zwart/Process Black Plaat)
Bijlage 2: Vertellen Weten jullie nog hoe het was toen jullie voor de eerste keer naar school gingen? X, kun je daarover eens iets vertellen? De paginering begint op de binnenkant van de kaft. pagina 1 en 2
Hier zien jullie Dribbel en zijn mama. Dribbel is een hondje. Dribbel gaat vandaag voor de eerste keer naar school en mama brengt hem weg. Wat heeft Dribbel in zijn mond? Dat is zijn boekentas. Wat zou daarin zitten?
pagina 3 en 4
Dribbel en zijn mama zijn bij de school aangekomen. Dribbel zegt: “Goedemorgen, juffrouw Beer.” Waar is juffrouw Beer? Juffrouw Beer staat bij de deur. Wat zou juffrouw Beer zeggen? Maar waar zijn de andere dieren van de klas? Kijk eens wie er nog allemaal in de deur staan: een krokodil, een schildpad, een aapje en een nijlpaard. Zij zitten ook allemaal in de klas van juffrouw Beer. Ze zeggen allemaal dag tegen Dribbel. Ze zijn blij dat ze er een nieuw speelkameraadje bij krijgen.
pagina 5 en 6
Wat zijn de dieren aan het doen? Juffrouw Beer zit aan de piano. De klas gaat een liedje zingen. Hebben wij ook een piano? Waar is Dribbel? Wie weet er waar Dribbel zou kunnen zitten? Onder de tafel? X, kun jij eens onder de tafel kijken? Dribbel heeft zich verstopt. Hij is een beetje verlegen omdat hij niet kan zingen.
pagina 7 en 8
Waar is Dribbel nu? Dribbel is weer weg. Wie weet er waar Dribbel zit? Ja, goed, daar zit Dribbel. Dribbel zit in het speelhuis. En wat heeft hij daar gevonden? Verkleedspullen. Wat heeft Dribbel op zijn hoofdje? Een pluim. Dribbel is net een Indiaantje. En Dribbel heeft ook een schoen vast. Nu zal hij zich fijn kunnen verkleden. Waar zitten de andere dieren? De andere dieren zitten ook in het speelhuis. Zien jullie het aapje en de krokodil? Ze hebben een heel gekke hoed op. Wat is het nijlpaard hier aan het doen? Ja, het nijlpaard is aan het tekenen.
pagina 9 en 10
Wat zijn de dieren hier aan het doen? Ze maken een toren met blokken. Maar oei, de toren valt om.
pagina 11 en 12
Hier staan Dribbel en juffrouw Beer bij een tafel waar allemaal dingen op liggen. Afhankelijk van de vragen en reacties van de kleuters kan de leidster hier ingaan op de voorwerpen die op de tafel liggen. Dribbel heeft ook iets bij zich. X, wat heeft hij bij zich? Kijk eens achter de plant. Hé, wat is dat? Dribbel toont zijn bot. Hondjes houden van een bot. Daar kunnen ze lekker op bijten.
pagina 13 en 14
Waar zijn de dieren nu? Wat doen de dieren van de klas? Het aapje hangt in het klimrek. De schildpad en het nijlpaard zitten op de glijbaan. De krokodil zit op de wip. En waar is Dribbel? Het vogeltje dat in de boom zit kijkt zo raar. Zou Dribbel in de boom zitten? Kijk eens in de boom. Ja, Dribbel zit op de wip. Hij komt wel zo hoog als de boom.
pagina 15 en 16
Hier zit juffrouw Beer op een stoel. Wat heeft ze vast? Ja, een boek. Wat zijn de dieren hier aan het doen? Zijn Dribbel en de krokodil ook aan het lezen? Wat zijn ze dan wel aan het doen? Wat is
PRENTENBOEKEN
49
04 Vbprentenboek 32-94
09-12-2003
19:17
Pagina 50
(Zwart/Process Black Plaat)
er toch met de krokodil aan de hand? De krokodil is van zijn stoel gevallen. Hoe zou dat komen? Dribbel en de krokodil zijn aan het stoeien. Ze vinden dat heel plezierig.
50
pagina 17 en 18
Wat zou het nijlpaard gaan doen? Ja, het nijlpaard gaat schilderen. Hoe zien jullie dat? En waar is Dribbel? Wat zou er in die blauwe doos zitten? Aha, de verf. Die hebben ze natuurlijk ook nodig om te kunnen schilderen. Welke kleuren zijn er allemaal?
pagina 19 en 20
Overal zijn er kleuren en verfborstels en spatten. Wat een boel! Knoeien wij ook zo in onze klas? Vinden jullie dat Dribbel een mooie tekening gemaakt heeft? Hoe zou hij dat gedaan hebben? Maar oh, wat jammer. Juffrouw Beer komt zeggen dat het tijd is om naar huis te gaan. Wat vindt Dribbel dat erg! Kijk eens naar Dribbel. Hij heeft verf op zijn snuit.
pagina 21 en 22
Wie zijn dat allemaal? Alle mama’s en papa’s. De kinderen komen naar buiten. Ze hebben allemaal hun tekeningen bij zich. Ik denk dat Dribbel nu toch wel in bad zal moeten. Waarom zou dat moeten?
PRENTENBOEKEN
04 Vbprentenboek 32-94
09-12-2003
19:17
Pagina 51
(Zwart/Process Black Plaat)
Voorbeeldprentenboek 4:
Monkie Schubert, D., Monkie. Lemniscaat, Rotterdam Centraal verhaalgegeven:
verlies van een knuffel en de belevenissen van die knuffel
Inhoud:
Een jongetje gaat met zijn moeder fietsen en neemt zijn speelgoedaapje Monkie mee. Het jongetje verliest Monkie en die komt achtereenvolgens terecht bij muizen, egels en een ekster. Tenslotte wordt Monkie gevonden door een poppenmaker, die hem herstelt en in zijn etalage plaatst. Daar vindt het jongetje Monkie terug.
Vorm:
- grote en kleine prenten met veel details - geen tekst
Niveau:
middengroep
Opmerking Dit is een prentenboek zonder tekst. Het jongetje in dit prentenboek kijgt dan ook geen naam. Wij hebben het jongetje gemakshalve ‘Thomas’ genoemd. Het spreekt vanzelf dat hij ook een andere naam kan krijgen.
Introductie De klaspop heeft iets verloren Aard van de activiteit
- De klaspop heeft iets verloren waaraan zij erg gehecht is. Samen met de kleuters wordt ernaar gezocht én gevonden! - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: helpen, huilen, kast, kwijt, vinden, waar, zoeken, ...
Groeperingswijze
groepje van vijf à zes kleuters
Materiaal
klaspop
Verloop
De leidster voert een pop, liefst de klaspop, ten tonele. De pop heeft haar lievelingstrui verloren en vindt dat heel erg. Zij vindt het zo erg dat zij moet huilen. Wat moet zij nu doen? Misschien is er wel een kleuter die ook al eens iets heeft verloren. Wat heeft die kleuter toen gedaan? Hebben zijn mama of papa toen mee helpen zoeken? Misschien willen de kleuters wel samen met de klaspop zoeken naar de trui? (Zie Drama: 3 Spelen met (miniatuur)speelgoed, pag. 304.) Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster (als klaspop): - Vond je het ook erg toen je iets had verloren? - Wat doe je als je iets heel erg vindt? - Heb je toen ook gehuild? - Heeft er iemand mee helpen zoeken? Of moest je helemaal alleen zoeken? - Heb je het ook teruggevonden? Waar? - Waar kunnen we zoeken? - Kan er iemand op de kast kijken? Ik kan er niet bij. - ...
PRENTENBOEKEN
51
04 Vbprentenboek 32-94
09-12-2003
19:17
Pagina 52
(Zwart/Process Black Plaat)
Kern Vertellen aan minder taalvaardige kleuters Aard van de activiteit
De leidster vertelt het verhaal aan de kleuters.
Groeperingswijze
groepje van vijf à zes minder taalvaardige kleuters
Verloop
Algemeen Omdat het verhaal geen tekst heeft, wordt als bijlage een voorbeeldtekst voorzien. Het is echter belangrijk dat de leidster niet te sterk vasthoudt aan de tekst, maar eerder vertelt bij de prenten. De rijk gedetailleerde prenten staan immers centraal. Zij vertellen het verhaal. Concreet De leidster vertelt het verhaal aan de kleuters en wijst op de prenten aan waarover wordt gepraat. (Zie bijlage 1.)
Hervertellen aan minder taalvaardige kleuters Aard van de activiteit
De leidster en de kleuters vertellen samen het verhaal.
Groeperingswijze
groepje van vijf à zes minder taalvaardige kleuters
Verloop
Aan de hand van vragen en opmerkingen vertellen de leidster en de kleuters samen opnieuw het verhaal. De (eenvoudige) verhaallijn wordt uitgebreid met de rijke details op de prenten. Voor mogelijke vragen en opmerkingen, zie bijlage 2. Opmerking Op pagina 13 bekijkt een ekster vanuit een hoge boom de egels en Monkie. Het tafereel wordt weergegeven vanuit het perspectief van de ekster. De egels zijn dus erg klein en de ekster is groot. In een uitbreidingsactiviteit wordt aangegeven hoe daarop verder kan worden ingegaan. Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Hoe komt het dat de egels nu zo klein zijn en de ekster zo groot? - Zou de boom waarin de ekster zit, erg hoog zijn? - Waarom denk je dat? - ...
Vertellen aan meer taalvaardige kleuters Aard van de activiteit
De leidster en de kleuters vertellen samen het verhaal.
Groeperingswijze
groepje van vijf à zes meer taalvaardige kleuters
Verloop
Algemeen Met meer taalvaardige kleuters kan direct een gesprekje worden gehouden over de prenten, zonder dat de kleuters eerst het verhaal horen. Concreet Aan de hand van vragen en opmerkingen vertellen de leidster en de kleuters samen het verhaal. Daarbij wordt aandacht besteed aan de details op de prenten. Het is belangrijk dat de leidster het geheel stuurt. Ze moet er op toezien dat de kleuters niet te zeer uitweiden en dat de verhaallijn gevolgd wordt. Voor mogelijke vragen en opmerkingen, zie bijlage 2.
52
PRENTENBOEKEN
04 Vbprentenboek 32-94
09-12-2003
19:17
Pagina 53
(Zwart/Process Black Plaat)
Opmerking zie 'Hervertellen aan minder taalvaardige kleuters'.
Vertellen aan minder en meer taalvaardige kleuters Aard van de activiteit
De leidster en de kleuters vertellen samen het verhaal.
Groeperingswijze
groepje van vijf à zes minder en meer taalvaardige kleuters
Verloop
Algemeen In plaats van het verhaal apart aan minder en meer taalvaardige kleuters te vertellen, kan de leidster kiezen voor het werken met een heterogene groep van minder en meer taalvaardige kleuters. De leidster zorgt er wel voor dat de minder taalvaardige kleuters het verhaal al een keer gehoord hebben (zie ‘Vertellen aan minder taalvaardige kleuters’). Op die manier hebben deze kleuters een houvast. Concreet Aan de hand van vragen en opmerkingen vertellen de leidster en de kleuters samen het verhaal. Voor mogelijke vragen en opmerkingen, zie bijlage 2. Opmerking zie 'Hervertellen aan minder taalvaardige kleuters'.
Uitbreidingsactiviteit: De seizoenen Aard van de activiteit
- De leidster en de kleuters bespreken de seizoenen aan de hand van de prenten uit het prentenboek. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: binnen, buiten, herfst, koud, lente, warm, winter, zomer, ...
Groeperingswijze
groepje van vijf à zes kleuters
Verloop
De avonturen van Monkie duren ongeveer een jaar. Als Thomas Monkie verliest, is het einde winter en als ze elkaar terugvinden, is het opnieuw volop winter. Omdat het verhaal zich in de natuur afspeelt, ziet men op bijna elke pagina de evolutie die de natuur doormaakt. Als Monkie bij de muizen is, wordt het stilaan lente. De avonturen met de egels en de ekster spelen zich af in de zomer. En als Monkie bij de poppenmaker terechtkomt, is het begin herfst (bladeren zijn roodgekleurd, zonnebloemen bloeien). Als Monkie tenslotte weer als nieuw in de etalage zit, sneeuwt het. Het is interessant om de oudere kleuters te laten opmerken dat er verschillen zijn tussen de seizoenen. De leidster kan dat doen door met deze kleuters het prentenboek (opnieuw) te bekijken (bijvoorbeeld bij een opvallende seizoenswissel) en samen te praten over de verschillen tussen de seizoenen aan de hand van de prenten. Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Zou het op deze prent warm zijn buiten? Waarom denk je dat? - Welke kleur heeft het gras? Zie je veel bloemen? - Zou het op deze prent (bijvoorbeeld onderaan pagina 9) koud zijn? Waarom denk je dat? - Waait het hard? Hoe zie je dat? - Waarom is alles wit? - ...
PRENTENBOEKEN
53
04 Vbprentenboek 32-94
09-12-2003
19:17
Pagina 54
(Zwart/Process Black Plaat)
Uitbreidingsactiviteit: Dingen vanuit de hoogte bekijken Aard van de activiteit
- De leidster en de kleuters bekijken de dingen vanuit de hoogte. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: beneden, boven, doos, groot, hoog, kijken, klein, laag, onder, ...
Groeperingswijze
groepje van vijf à zes kleuters
Materiaal
klein voorwerp, bijvoorbeeld een lucifersdoosje
Verloop
Algemeen Deze activiteit sluit aan bij de opmerking die hierboven, bij de verschillende manieren van vertellen van het verhaal, werd gemaakt. Concreet De leidster en de kleuters bekijken in de klas een voorwerp, bijvoorbeeld een lucifersdoosje. Wat staat er allemaal op het doosje? Is het groot of klein? Welke kleur heeft het? ... Als dit allemaal is besproken, leggen de kleuters het doosje op de speelplaats, op de straat, ... Vervolgens gaan ze naar een hogere verdieping van het (school)gebouw en kijken naar beneden. Hoe ziet het doosje er nu uit? Hoe zou het komen dat het doosje nu veel kleiner is? De leidster kan hier de link leggen met de prent van de ekster.
Uitbreidingsactiviteit: Verstopspelletje Aard van de activiteit
- De kleuters spelen verstoppertje of ze zoeken een voorwerp dat verstopt werd. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: goed, kwijt, verstoppen, vinden, waar, zoeken, ...
Groeperingswijze
klassikaal/in groepjes
Materiaal
dingen die verstopt kunnen worden
Verloop
De kleuters spelen verstoppertje of er wordt een voorwerp verstopt. Terwijl de kleuters bezig zijn, stelt de leidster vragen en geeft opmerkingen. Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Jullie zijn erg goed verstopt. Ik kan niemand zien. - Vinden jullie X niet? Hebben jullie al overal gezocht? Kijk eens achter het gordijn. - Als je iets verstopt, ben je het dan kwijt? Wie was er wel iets kwijt? - ...
Uitbreidingsactiviteit: Hindernissentocht
54
Aard van de activiteit
- De kleuters ondernemen een hindernissentocht. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: keer, lopen, snel, springen, traag, vallen, ...
Groeperingswijze
klassikaal
Materiaal
materialen die nodig zijn voor het parcours
PRENTENBOEKEN
04 Vbprentenboek 32-94
Verloop
09-12-2003
19:17
Pagina 55
(Zwart/Process Black Plaat)
Algemeen Monkie maakt onderweg allerlei dingen mee: hij valt van de fiets, hij wordt heen en weer gesjouwd, hij doet dienst als schommel, als kussen en als trampoline, hij komt in een boom terecht, hij valt weer naar beneden, hij valt in het water, ... De kleuters gaan nu ook een soort hindernissentocht ondernemen. Concreet De leidster stelt samen met de kleuters in de turnzaal een parcours op dat de kleuters moeten volgen. Het parcours bestaat uit kleine opdrachten die gelijkaardig zijn aan wat Monkie beleeft. Bv. tuimelen op de mat zoals Monkie die van de fiets valt, kruipen door een kartonnen doos zoals Monkie die door de muizen in hun holletje wordt getrokken, over een hoepel springen wanneer Monkie door de egeltjes wordt meegenomen, op een mat springen zoals Monkie die door de ekster naar beneden wordt gegooid, ... (zie ook de overzichtsprent op pag. 25-26 waarop alle plaatsen worden afgebeeld waar Monkie op zijn tocht terechtkomt) Het parcours wordt natuurlijk aangepast aan de motorische mogelijkheden van de kleuters en aan de beschikbare toestellen. Vooraleer van start te gaan, overloopt de leidster met de kleuters de verschillende opdrachtjes. Een kleuter of de leidster doet voor wat er gevraagd wordt. Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Loop maar niet te snel, anders val je van de bank. - Weten jullie nog of Monkie ook gevallen was? - (bij het trampoline springen) In het boek van Monkie zijn er ook dieren die trampoline springen. Weten jullie nog welke dieren dat waren en hoe ze dat deden? - Je springt één keer met beide voeten in de hoepel en één keer tussen twee hoepels. - ... Het spreekt vanzelf dat de bovenstaande vragen en opmerkingen volledig afhangen van het parcours zoals het door de leidster werd ingericht.
Suggesties voor prentenboeken over knuffels - De knuffel van Lotte (Zie fiche 11, pag. 146.) - Hughes, S., Knuffel. Christofoor, Zeist Knuffel is een heel oude speelgoedhond. Hij is de knuffel van Bas. Op een dag, wanneer Bas mee zijn zusje van school gaat halen, verliest hij Knuffel. Het hele gezin zoekt mee, maar Knuffel is spoorloos. De volgende dag is er een feest op school. En wie zit daar in een kraampje met tweedehandsspeelgoed? Knuffel! Het kost Bas echter nog heel wat moeite om zijn knuffelhond terug te krijgen. - Prater, J., Timmetje Tim en de dekentjesdief. Van Holkema & Warendorf, Houten Timmetje Tim houdt niet van klimmen en springen of avonturen beleven. Het liefst zit hij rustig in het gras met zijn onafscheidelijke knuffeldekentje. Op een nacht wordt zijn dekentje gestolen door de dekentjesdief. De anders zo bange Timmetje Tim gaat de dief achterna door het donkere bos, over zee en door de bergen. Hij verslaat de dekentjesdief en brengt alle dekentjes terug bij hun eigenaars.
PRENTENBOEKEN
55
04 Vbprentenboek 32-94
09-12-2003
19:17
Pagina 56
(Zwart/Process Black Plaat)
Bijlage 1: Vertellen
56
pagina 1
Kijk, dit is Thomas. Hij gaat met mama fietsen. Natuurlijk gaat Monkie ook mee. Monkie is het speelgoedaapje van Thomas. Thomas neemt hem overal mee naartoe.
pagina 2
Mama, Thomas en Monkie zitten samen op de fiets. Waar zouden ze naartoe rijden? Ze gaan de eenden en de ganzen eten geven. Kijk maar. Kijk, die ganzen willen Monkie opeten. Houd Monkie maar stevig vast, Thomas!
pagina 3
Oei, wat een donkere wolken. Snel terug naar huis! Wat gebeurt er nu? Monkie is weg!
pagina 4
Thomas moet erg huilen. Samen met mama gaat hij Monkie zoeken. Ze vinden hem niet. Zien jullie Monkie?
pagina 5
Waar is Monkie nu? Hij zit in een muizeholletje! De muizen trekken Monkie naar binnen. Zo, hij is binnen.
pagina 6
Wat is dat leuk speelgoed, denken de muizen. Daar kun je echt van alles mee doen. Kijk, die muis trekt aan de staart van Monkie. Oei, kapot! Wat nu?
pagina 7
De muizen leggen een knoop in de staart van Monkie. En wat zijn deze muizen aan het doen?
pagina 8
Daar komt een egel aangestapt. Hij kijkt eens in het holletje van de muizen. Help! Een egel! We moeten maken dat we weg zijn! We zullen die speelgoedaap in de opening stoppen. Zo kan de egel niet binnenkomen.
pagina 9
Wat is dat voor iets geks? Ik zal het maar meenemen. Hop, ik gooi het op m’n rug.
pagina 10
Kijk, hier komt de egel thuis. De kleine egeltjes zijn aan het spelen. Hé, ik heb iets meegebracht voor jullie! Oh, dat is lekker zacht! De kleine egeltjes kruipen dicht tegen Monkie aan en vallen in slaap.
pagina 11
Maar je kunt met zo’n speelgoedaap nog heel veel andere dingen doen. Wat zijn de egeltjes aan het doen?
pagina 12
De egeltjes gaan wandelen en ze nemen Monkie mee. Pas op! Kijk uit! Daar in die boom!
pagina 13
Een ekster!
pagina 14
Weg jullie! De ekster neemt Monkie in zijn snavel en vliegt naar zijn nest. In het nest liggen allerlei blinkende spullen.
PRENTENBOEKEN
04 Vbprentenboek 32-94
09-12-2003
19:17
Pagina 57
(Zwart/Process Black Plaat)
pagina 15
Eksters houden van blinkende dingen. Kijk, de ekster pikt een oog uit de kop van Monkie. Zo’n oog blinkt en eksters zijn daar gek op. De ekster gooit Monkie naar beneden. En, wat gebeurt er nu met Monkie?
pagina 16
Zien jullie Monkie?
pagina 17
Wat is dat in het water? Een vislijn! Er is iemand aan het vissen. Oh, Monkie zit vast aan het haakje. En hij wordt omhoog getrokken. Een meneer pakt Monkie vast. Wat zal er nu weer met hem gebeuren?
pagina 18
Dat is een raar huisje. De meneer neemt Monkie mee naar binnen.
pagina 19
Wat zou hij met Monkie gaan doen? Hij naait de staart van Monkie weer aan elkaar. Hij stopt Monkie in bad. Hij droogt Monkie. Wat is dat toch voor een meneer?
pagina 20
Het is een poppenmaker! Het is een meneer die poppen die kapot zijn, weer heel maakt. Wat zien jullie allemaal? Zien jullie Monkie?
pagina 21
Zo, Monkie is zo goed als nieuw. De poppenmaker zet Monkie in de etalage van zijn winkel. Zo kunnen de mensen hem goed zien. Kijk, hier zit Monkie. Maar wie is er daar buiten in de sneeuw aan het spelen? Het is Thomas!
pagina 21
Thomas ziet Monkie. Hé, Monkie! Thomas gaat met mama de winkel in. Meneer, dat is Monkie. Dat is mijn aapje. Mag ik hem hebben?
pagina 23
En hier heeft Thomas Monkie terug. Denken jullie dat hij blij is?
PRENTENBOEKEN
57
04 Vbprentenboek 32-94
09-12-2003
19:17
Pagina 58
(Zwart/Process Black Plaat)
Bijlage 2: Hervertellen aan minder taalvaardige kleuters Vertellen aan meer taalvaardige kleuters Hervertellen aan minder en meer taalvaardige kleuters
58
pagina 1
Wie zijn dit? Weten jullie nog waar mama en Thomas heen gaan? En gaat Monkie mee?
pagina 2
Natuurlijk gaat Monkie mee. Hier zit hij op de fiets bij mama en Thomas. Wat doen mama en Thomas? Zijn jullie ook al wel eens eenden gaan voeren? Waarom steekt Thomas Monkie in de lucht?
pagina 3
Oei, wat nu? Er komen donkere wolken. Mama, Thomas en Monkie fietsen snel terug naar huis. Maar wat gebeurt er nu? Thomas heeft Monkie verloren. Thomas gaat in het bedje van Monkie kijken, maar daar ligt hij ook niet! Heeft Thomas gezien dat Monkie is gevallen?
pagina 4
Thomas is heel verdrietig. Hij moet huilen. Thomas en mama gaan Monkie zoeken. Vinden ze Monkie? Nee, ze vinden hem niet. Ze zien hem nergens liggen. Zien jullie Monkie liggen? Wat gebeurt er nu met Monkie? Hij komt in een holletje terecht. Weten jullie nog bij welke dieren? Kijk eens naar de prent, dan kunnen jullie het zien.
pagina 5
Weten jullie het nu? Monkie is bij de muizen! Ze trekken Monkie naar binnen. Zo, Monkie is binnen. Wat zien jullie allemaal op de prent? Staan Thomas en mama ook op de prent? Kijk daar eens, helemaal achteraan.
pagina 6
Wat doen de muizen nu met Monkie? Ze spelen met Monkie. Kijk, wat is er nu gebeurd?
pagina 7
Wat hebben de muizen een plezier! Wat doen ze allemaal?
pagina 8
Wat is dat voor een dier? Dat is een egel. De egel kijkt in het huisje van de muizen. De egel wil in het huisje van de muizen kruipen, maar dat willen de muizen niet. Wat doen ze nu? Ze steken Monkie door het gat. Zo kan de egel niet binnen. Slim, hè?
pagina 9
Wat is dat voor iets raars? Ik zal het eens van dichterbij bekijken. Wat doet de egel met Monkie? Wie weet er waar de egel met Monkie heen gaat?
pagina 10
De egel gaat met Monkie naar zijn kindjes. Kijk eens wat ik voor jullie heb meegebracht! Waarom kruipen de kleine egeltjes zo dicht bij Monkie, denken jullie? De leidster wijst de slak aan. Wie weet er wat dit voor een dier is?
pagina 11
Wat doen de kleine egeltjes? Op wat voor dingen kun je nog fijn springen? (bed, kussens, trampoline, ...) Springen jullie soms zo op jullie bed? Waar zit de slak?
pagina 12
De egels gaan op stap met Monkie. Hé, wat is dat? Weten jullie nog wat de egels zien?
pagina 13
Een ekster! De ekster zit hoog in de boom en kijkt naar beneden.
pagina 14
Weg jullie, ik wil dat beest!
PRENTENBOEKEN
04 Vbprentenboek 32-94
09-12-2003
19:17
Pagina 59
(Zwart/Process Black Plaat)
Wat doet de ekster met Monkie? pagina 15
De ekster legt Monkie in zijn nest, hoog in de boom. En wat doet de ekster nu? Hij pikt een oog van Monkie uit. En ... hij gooit Monkie naar beneden. Valt Monkie op de grond?
pagina 16
Nee, Monkie valt in het water. Wat zien jullie allemaal op deze prent? Wie van jullie ziet Monkie? Welke dieren zien jullie?
pagina 17
Wat is dat in het water? Waar gaat Monkie nu weer naartoe? Een meneer heeft Monkie uit het water gevist. Wie weet nog wat die meneer met Monkie gaat doen? Die meneer is een poppenmaker.
pagina 18
Monkie en de poppenmaker gaan het huisje in. Vinden jullie het een raar huisje? Wat zien jullie allemaal buiten en binnen het huisje?
pagina 19
Wat doet de poppenmaker met Monkie? Hij naait de staart van Monkie vast, hij geeft Monkie een badje, hij blaast Monkie droog met de haardroger. De leidster vraagt naar en wijst op details op de prenten (bijvoorbeeld de poppetjes van Bert en Ernie in de schort van de man, de vissen in het aquarium, het flesje shampoo). Wie wast er zijn haar ook met shampoo? Was jij zelf je haren of wast mama of papa je haren? Drogen jullie je haren ook met een haardroger? Doe jij dat zelf of doet mama of papa dat? En bij de kapper? Wie is er al bij de kapper geweest?
pagina 20
Kijk, hier zien we de rest van het huisje van de poppenmaker. Het hele huisje is vol met poppen en stukken van poppen. De leidster wijst op de verschillende voorwerpen op de prent. Wie weet er nog waar Monkie is? Waarom zou Monkie in een bedje liggen? Wie van jullie ziet zijn broekje? Waarom zou het broekje aan de waslijn hangen? Hoe komt het dat het broekje nat is?
pagina 21
Monkie is weer helemaal als nieuw. De poppenmaker heeft hem weer heel gemaakt. De poppenmaker zet Monkie in het raam van zijn huisje. Zo kunnen de mensen hem goed zien. Misschien zijn er wel mensen die Monkie willen kopen. Maar wie is daar in de sneeuw aan het spelen? Dat zijn Thomas en mama.
pagina 22
Wat ziet Thomas? Monkie! Wat zegt Thomas tegen de poppenmaker, denken jullie? Krijgt Thomas Monkie terug?
pagina 23
Is Thomas blij? Ik denk dat hij heel erg blij is, want hij heeft zijn knuffelaapje teruggevonden!
pagina 25 en 26
Op deze prent staan alle plaatsen afgebeeld waar Monkie op zijn tocht terechtkomt. Linksboven ziet men de straat waar Thomas en mama wonen en de tocht eindigt rechtsboven in het huisje van de poppenmaker. De leidster bespreekt samen met de kleuters de prent.
PRENTENBOEKEN
59
04 Vbprentenboek 32-94
09-12-2003
19:17
Pagina 60
(Zwart/Process Black Plaat)
Voorbeeldprentenboek 5:
Luie Wammes Ross, T., Luie Wammes. Altamira, Heemstede Centraal verhaalgegeven:
heel lui zijn en daardoor dingen verkeerd doen
Inhoud:
Wammes is een heel luie jongen. Op een dag moet hij van zijn moeder gaan werken. Hij gaat op een aantal plaatsen werken. De dingen die hij daarvoor als beloning krijgt, raakt hij telkens kwijt, doordat hij ze op een verkeerde manier draagt. Hij slaagt er echter in om een heel droevig prinsesje te laten lachen en als beloning mag hij met haar trouwen. Nu hoeft hij nooit meer te werken.
Vorm:
- grote en kleine, duidelijke prenten met details - repetitieve tekst
Niveau:
middengroep
Introductie Gaat het zo een beetje? Aard van de activiteit
- De kleuters proberen op allerlei manieren een ballon van de ene kant naar de andere kant van de turnzaal te brengen. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: al, alleen, ander, arm, ballon, been, blijven, dragen, gebruiken, glas, hoofd, kant, kunnen, leggen, liggen, lopen, gemakkelijk, manier, nodig, onder, plant, rug, staan, trui, tussen, vallen, water, ...
Groeperingswijze
klassikaal
Materiaal
glas, gieter, één ballon per kleuter, voorwerpen om te dragen (bv. grote doos, borstel, emmer, blad papier
Verloop
Algemeen De kleuters ervaren dat er verschillende manieren zijn om iets te dragen. Net als Wammes in het verhaal ontdekken ze dat er manieren zijn die goed werken en manieren die minder goed of niet werken. Concreet De leidster wijst de kleuters erop dat de planten in de klas water nodig hebben. Ze vraagt aan een kleuter om de planten water te geven. Als de kleuter weet hoe hij dat moet doen, laat de leidster hem zijn gang gaan. De leidster stelt achteraf de vraag of er nog een andere manier bestaat om het water bij de planten te krijgen. Kan de kleuter het water in zijn handen naar de planten dragen? Als de kleuter niet weet hoe hij te werk moet gaan, doet de leidster een aantal voorstellen. Ze stelt eerst voor om het water in de handen te nemen en het zo naar de plant te dragen. Lukt dat? Het blijkt niet zo’n goede manier te zijn. Zijn er betere oplossingen? De kleuters proberen hun voorstellen uit. De conclusie is dat er meerdere manieren kunnen zijn om een opdracht uit te voeren.
60
PRENTENBOEKEN
04 Vbprentenboek 32-94
09-12-2003
19:17
Pagina 61
(Zwart/Process Black Plaat)
Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - X, geef jij die planten eens water? - Wat heb je nodig? - Kun je een glas gebruiken om de planten water te geven? - Waar staat de gieter? - Kun je met je handen de planten water geven? - Ken je nog een andere manier? - Is al het water uit je handen gelopen? - ... De leidster gaat met de kleuters naar een grote ruimte waarin de kleuters ongehinderd kunnen rondlopen. De leidster geeft elke kleuter een ballon en laat ze er vrij mee spelen. Op een bepaald moment vraagt zij de kleuters om hun ballon van de ene kant van de ruimte naar de andere kant te brengen. De kleuters gaan allemaal op een rij staan. De kleuters houden de ballon op een zelfgekozen manier vast en wandelen zo naar de overkant. Wanneer ze daar zijn aangekomen, bespreekt de leidster met hen de verschillende manieren waarop ze ballonnen hebben vastgehouden. Bestaan er ook andere manieren? De kleuters proberen andere manieren uit. Verschillende manieren om een ballon vast te houden: - op het hoofd - op de rug - tussen de benen - onder de trui - op de handpalmen - met één hand - met twee handen - ... Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Kun je de ballon gemakkelijk vasthouden? - Kun je de ballon op je rug nemen? - Blijft de ballon op je hoofd liggen? - Strek je armen. Ik zal de ballon op je handen leggen. - Steek de ballon onder je trui. - Kun je met de ballon tussen je benen lopen? - Is de ballon gevallen? - Is het gemakkelijk om met de ballon op je hoofd van de ene kant naar de andere kant te lopen? - ... Na de ballon kunnen ook andere voorwerpen aan bod komen: een grote doos, een borstel, een blad papier, een emmer, ... Hoe kunnen de kleuters deze voorwerpen naar de overkant krijgen? Kunnen ze deze voorwerpen alleen dragen of moeten ze per twee werken? De leidster bespreekt kort met de kleuters hoe elke poging verloopt. Lukt het bij alle kleuters, bij sommige kleuters of bij niemand? Achteraf worden de verschillende manieren besproken. Welke manier was de beste? Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Kun je de borstel alleen dragen? Heb je hulp nodig? - Kun je de emmer op je hoofd dragen? - ...
PRENTENBOEKEN
61
04 Vbprentenboek 32-94
09-12-2003
19:17
Pagina 62
(Zwart/Process Black Plaat)
Kern Vertellen Aard van de activiteit
De leidster vertelt het verhaal aan de kleuters.
Groeperingswijze
groepje van vijf à zes kleuters
Materiaal
broek, jas, hoed, muntstuk, leeg melkkannetje, stuk kaas, speelgoedkat, touw
Verloop
De leidster toont eerst de prent van de kaft en de titelprent (pagina 3) aan de kleuters. Ze vertelt dat het verhaal over een jongen gaat die vreselijk lui is. Weten de kleuters wat ‘lui zijn’ betekent? De leidster laat de kleuters goed naar de prenten kijken. Wat merken ze? Wammes slaapt buiten terwijl het regent. Wammes is zo lui dat hij gewoon blijft zitten of doorslaapt, zelfs als het regent. De leidster laat de kleuters fantaseren over hoe zij zich zouden gedragen als ze heel erg lui zouden zijn. De leidster vertelt het verhaal, iets explicieter dan in het boek beschreven staat. Zij beeldt daarbij zoveel mogelijk uit en gebruikt passende voorwerpen. Ze verkleedt zich als Wammes door een broek en een jas aan te trekken, een hoed op te zetten en een aantal dingen te gebruiken: een muntstuk, een leeg melkkannetje, een touw, ... (Zie bijlage 1.)
Hervertellen Aard van de activiteit
De leidster en de kleuters vertellen samen het verhaal.
Groeperingswijze
groepje van vijf à zes kleuters
Verloop
Aan de hand van vragen en opmerkingen vertellen de leidster en de kleuters samen opnieuw het verhaal. Er wordt stilgestaan bij de details op de prenten. Voor mogelijke vragen en opmerkingen, zie bijlage 2.
Uitbreidingsactiviteit: Lach je mee? Aard van de activiteit
- De kleuters en de leidster brengen elkaar aan het lachen. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: brengen, clown, elkaar, gek, gezicht, iemand, kennen, kunnen, lachen, leuk, moeilijk, nadoen, prinses, vinden, ...
Groeperingswijze
groepje van vijf à zes kleuters
Materiaal
clownskleren
Verloop
Algemeen Aansluitend bij het verhaalgegeven van het prinsesje dat niet kon lachen, probeert de leidster de kleuters aan het lachen te brengen. Er wordt vervolgens een gesprek gehouden over wat de kleuters grappig vinden. Tenslotte proberen de kleuters elkaar aan het lachen te brengen. Concreet 1 De leidster brengt de kleuters aan het lachen De leidster verkleedt zich als clown. Lachen de kleuters? De leidster haalt een paar fratsen uit: struikelen over de mat en met wilde gebaren doen alsof ze haar evenwicht verliest, ...
62
PRENTENBOEKEN
04 Vbprentenboek 32-94
09-12-2003
19:17
Pagina 63
(Zwart/Process Black Plaat)
2 Gesprekje over wat grappig is De leidster en de kleuters houden een gesprek over wat de kleuters allemaal grappig vinden. Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Vinden jullie clowns grappig? - Vinden jullie Wammes grappig? - Vindt de prinses Wammes grappig? - Wat vinden jullie grappig? - Is het moeilijk om iemand te doen lachen? - ... 3 De kleuters brengen elkaar aan het lachen De kleuters proberen elkaar aan het lachen te brengen. Er zijn verschillende manieren om elkaar aan het lachen te brengen, bijvoorbeeld door middel van grappige tekeningen, poppenspel, onhandig gedrag, moppen, bekketrekken, ... De leidster kiest een manier uit die de kleuters op dat moment het meest aanspreekt en werkt die verder uit. De leidster kan bijvoorbeeld kleuters naar elkaar laten bekketrekken. Er kan een spel van gemaakt worden. Een kleuter doet een grappige gelaatsuitdrukking voor, de andere kleuters proberen die na te doen. Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Kunnen jullie elkaar aan het lachen brengen? - Kent er iemand een mopje? - Trek eens een gek gezicht? - Kun jij dat gekke gezicht nadoen? - ...
Uitbreidingsactiviteit: Op je hoofd Aard van de activiteit
- De kleuters proberen allerlei dingen op hun hoofd te dragen. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: anders, beginnen, blijven, doos, hoofd, iets, leggen, liggen, moeten, nog, ook, springen, stappen, zoeken, ...
Groeperingswijze
groepje van vijf à zes kleuters
Materiaal
één luciferdoosje per kleuter
Verloop
Iedere kleuter krijgt een luciferdoosje. De kleuters leggen het luciferdoosje op hun hoofd en proberen het daar te houden zonder het aan te raken. Ze proberen met het doosje op hun hoofd rond te lopen. Als het gemakkelijk gaat, kunnen de kleuters iets sneller proberen te lopen. Blijft het doosje nog op hun hoofd liggen? Kunnen ze springen met het doosje op hun hoofd? Blijft het doosje liggen als ze kleine sprongen of grote sprongen maken? Lukt het als de kleuters het doosje op hun hoofd mogen vasthouden? Laat de kleuters voorwerpen in de klas zoeken, die ze op hun hoofd kunnen dragen. Wat blijft op hun hoofd liggen en wat niet? Iedere kleuter zoekt een voorwerp dat hij op zijn hoofd kan dragen. Er wordt opnieuw rondgelopen en gesprongen. Lukt het als ze het voorwerp op hun hoofd mogen vasthouden? Blijven sommige voorwerpen beter liggen dan andere? Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Leg het doosje op je hoofd. - Blijft het liggen? - Begin eens te stappen. Blijft het doosje nog liggen?
PRENTENBOEKEN
63
04 Vbprentenboek 32-94
09-12-2003
19:17
-
Pagina 64
(Zwart/Process Black Plaat)
Moet je het doosje vasthouden? Spring eens. Zoek iets anders dat ook op je hoofd blijft liggen. Probeer maar eens uit wat blijft liggen en wat niet. ...
Uitbreidingsactiviteit: Lui, lui, lui! Aard van de activiteit
- De leidster en de kleuters beelden uit dat ze heel erg lui zijn en houden er een gesprek over. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: alsof, doos, dragen, goed, grond, hand, heel, helemaal, houden, krijgen, laten, liggen, lui, nog, recht, rug, schuiven, snel, stappen, stoppen, voet, zak, zien, ...
Groeperingswijze
groepje van vijf à zes kleuters
Verloop
Hebben de kleuters bij het vertellen of hervertellen opgemerkt dat Wammes voortdurend zijn handen in zijn zakken heeft? Indien dat niet zo is, bekijkt de leidster nog eens samen met de kleuters de prenten. Wammes heeft altijd minstens één hand in zijn broekzak zitten. Hij is te lui om met zijn twee handen te werken. Zijn de kleuters ook wel eens zo lui? Als ze lui zijn, hoe gedragen ze zich dan? De kleuters gaan doen alsof ze heel lui zijn. Eerst nemen ze de houdingen van Wammes over. (Zie Drama: 2 Spelen met beelden, Beelden van een prentenboek, pag. 298.) Dan proberen ze zelf luie houdingen uit. Hoe zouden ze dat kunnen doen? De leidster laat de kleuters zoveel mogelijk uitproberen. Indien nodig geeft de leidster het voorbeeld. De leidster gaat onderuitgezakt in een stoel zitten en laat de kleuters allerlei opdrachten voor haar uitvoeren (dingen aangeven, een kopje thee brengen, ...). Ze stopt haar handen in haar zakken, slentert lusteloos door de klas, laat haar schouders hangen, puft alsof ze een zware inspanning levert. De leidster voert allerlei handelingen uit op een manier die suggereert dat het haar veel te veel moeite kost en dat ze het tegen haar zin doet, bijvoorbeeld een doos verplaatsen door ertegen te schoppen, ... Imiteren de kleuters het gedrag van de leidster of verzinnen ze zelf ook nieuwe dingen? De leidster daagt de kleuters uit nieuwe dingen te verzinnen. Hoe reageert de rest van de klas? Beginnen de andere kleuters spontaan mee te doen? Als de kleuters er genoeg van krijgen, kan de leidster hen vragen om nu te doen als iemand die helemaal niet lui is. Hoe zouden ze dat kunnen doen? De leidster en de kleuters gaan zich nu heel energiek gedragen: kaarsrechte houding, fikse pas, ... (Zie Drama: 1 Spelen met rollen en situaties, pag. 286; 2 Spelen met beelden, pag. 296.) Het spel wordt afgesloten met een gesprek. Vonden de kleuters het leuk, gemakkelijk, ...? (Zie Drama: 5.2 Het begeleiden van een nagesprek, pag. 278.) Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Doe eens alsof je heel lui bent. - Hoe kun je nog meer laten zien dat je heel lui bent? - Stop je handen maar in je zakken. - Ik krijg mijn voeten niet van de grond. Ik schuif over de grond. - Ben je te lui om die doos te dragen? - Lig je zo goed? - Hoe doe je als je helemaal niet lui bent? - Stap nu eens heel snel. Haal je handen uit je zakken. - Houd je rug recht. - ...
64
PRENTENBOEKEN
04 Vbprentenboek 32-94
09-12-2003
19:17
Pagina 65
(Zwart/Process Black Plaat)
Bijlage 1: Vertellen De paginering begint bij de prent van het droevige prinsesje. pagina 1
Er was eens een droevige prinses die niet wist wat lachen was. De leidster kijkt droevig. De prinses zat de hele dag maar voor het raam van het kasteel en nooit lachte ze eens. Zelfs geen glimlachje zag je op haar gezicht. Haar vader en moeder hoopten dat er op een dag iemand zou komen die haar aan het lachen kon brengen.
pagina 4 en 5
In die tijd was er ook een jongen die Wammes heette. En Wammes woonde nog steeds bij zijn moeder. De leidster verkleedt zich als Wammes door een broek en een jas aan te trekken en een hoed op te zetten. Misschien was hij wel de luiste jongen die er op de hele wereld bestond. Het liefst zat hij maar wat op de grond en liet hij zijn moeder het werk doen. Hij hielp zijn moeder nooit. Zij moest al het zware werk alleen doen.
pagina 6 en 7
Op een dag had zijn moeder er genoeg van. “En nu ga je werk zoeken,” schreeuwde ze. “Anders krijg je niets meer te eten. En je sokken kun je voortaan ook zelf wassen.” “Mij best,” zei Wammes en hij vond werk op een boerderij waar hij een blinkend goudstuk verdiende. Hij stak het goudstuk in zijn broekzak en ging naar huis. De leidster laat een muntstuk zien en steekt het in haar broekzak.
pagina 8 en 9
Op weg naar huis sprong Wammes over een riviertje. Maar door zijn sprong viel het goudstuk uit zijn broekzak. De leidster laat het muntstuk uit haar broekzak vallen. Toen Wammes tegen zijn moeder zei dat hij het goudstuk verloren had, werd zijn moeder erg boos. “Stomkop die je bent,” riep ze uit. “Waarom heb je dat goudstuk in je broekzak gestopt? Stop het de volgende keer in je jaszak.” “Mij best,” zei Wammes. “Dat zal ik de volgende keer doen.”
pagina 10 en 11
Bij zijn volgende baas moest Wammes op de koeien passen. Hij kreeg daar een kan melk voor. De leidster toont een leeg melkkannetje en doet alsof ze de inhoud in haar jaszak of ergens anders in giet. Hij goot de melk in zijn jaszak, precies zoals zijn moeder hem gezegd had. Maar de melk bleef natuurlijk niet in zijn jaszak zitten. Ze liep door zijn jasje op de grond. “Stom kalf,” riep zijn moeder toen Wammes thuiskwam zonder melk. “Je had de melk niet in je jaszak mogen gieten. Je had de kan melk onder je hoed moeten dragen.” “Mij best,” zei Wammes. “Dat zal ik de volgende keer doen.”
pagina 12 en 13
Toen ging Wammes bij een kaasboerderij werken. Aan het einde van de dag kreeg hij een heerlijk stuk kaas. De leidster wijst op de prent het stuk kaas aan.
pagina 14 en 15
Wammes dacht aan wat zijn moeder had gezegd en legde het stuk kaas onder zijn hoed. Toen hij thuiskwam, was het hele stuk kaas echter gesmolten en droop het in dikke slierten in zijn nek. De leidster wijst de dikke slierten aan op de prent. “Jij stomme kaaskop,” schreeuwde zijn moeder. “Je had die kaas nooit onder je hoed mogen dragen. Door de warmte is de kaas gesmolten. Je had die kaas onder je arm moeten dragen.” “Mij best,” zei Wammes. “Dat zal ik de volgende keer doen.”
PRENTENBOEKEN
65
04 Vbprentenboek 32-94
66
09-12-2003
19:17
Pagina 66
(Zwart/Process Black Plaat)
pagina 16 en 17
Wammes ging nu in een fabriek werken waar ze worsten maakten en kreeg als beloning een kat mee naar huis. Hij droeg het beest onder zijn arm. Dat had zijn moeder toch zo gezegd. Maar de kat vond het helemaal niet leuk om gedragen te worden. Ze krabde Wammes in zijn gezicht.
pagina 18 en 19
Toen Wammes thuiskwam stonden zijn wangen vol krabben. Zijn moeder riep: “Ze hadden van jou ook worst moeten maken. Je had dat beest aan een touw achter je aan moeten trekken.” “Mij best,” zei Wammes. “Dat zal ik de volgende keer doen.” De dag daarop vond Wammes werk bij een bakker.
pagina 20 en 21
De bakker was best tevreden met Wammes en gaf hem een taart met fruit. “Aan een touw binden en achter je aan trekken,” had zijn moeder gezegd. De leidster toont het touw en houdt het zoals Wammes op de prent. Dat deed Wammes en hij rende met de taart naar huis. “Jij stomme koekebakker!” gilde zijn moeder. “Je had die taart op je rug moeten dragen, dan hadden we tenminste iets lekkers bij de thee gehad.” “Mij best,” zei Wammes, “dat zal ik de volgende keer doen.” Daarna vond Wammes werk in een stal. Hij moest de paarden wassen.
pagina 22 en 23
‘s Avonds toen het werk klaar was, kreeg Wammes een ezel van zijn baas, omdat hij zo goed zijn best had gedaan. Omdat hij het beloofd had aan zijn moeder, nam hij de ezel op zijn rug. Je begrijpt dat dat niet zo gemakkelijk was. Zo’n ezel is erg zwaar. De leidster wijst de ezel aan op de prent. Heel langzaam ging hij naar huis met het beest op zijn rug. De leidster doet alsof ze iets heel zwaars op haar rug draagt.
pagina 24 en 25
Hij nam de kortste weg langs het kasteel van de droevige prinses die niet lachen kon. Daar zat de prinses weer stilletjes voor het raam. Ze keek heel droevig. Was er dan niets waar ze om kon lachen? Toen zag ze Wammes aankomen, met de ezel op de rug. Dat was zo’n grappig gezicht...
pagina 26 en 27
...dat ze in lachen uitbarstte. De prinses lachte en lachte. De koning en de koningin waren zo blij met die vrolijke prinses dat ze vroegen of Wammes met haar wilde trouwen. “Mij best,” zei Wammes en hij dacht: “Dan hoef ik tenminste nooit meer te werken.” En de prinses... wat was ze gelukkig met haar grappige Wammes.
PRENTENBOEKEN
04 Vbprentenboek 32-94
09-12-2003
19:17
Pagina 67
(Zwart/Process Black Plaat)
Bijlage 2: Hervertellen pagina 1
Kijkt het prinsesje erg droevig? Waarom zou ze zo droevig kijken? Lachen jullie graag? Dan zouden jullie het wel erg vinden als je niet kon lachen.
pagina 3
Is Wammes erg lui op deze prent? Waarom?
pagina 4 en 5
Wat is de moeder aan het doen? Denk je dat de moeder erg sterk is? Wat doet Wammes? Zou jij de moeder helpen?
pagina 6
Is de moeder kwaad op Wammes? Hoe zie je dat? Waarom is de moeder kwaad op Wammes? Wat moet Wammes gaan doen?
pagina 7
Waar vindt Wammes werk? Denk je dat Wammes hard moet werken? Ziet hij er erg moe uit? Zijn de varkens ook lui? Zie je het kleine varkentje? Wat krijgt Wammes aan het eind van de dag?
pagina 8
Wat gebeurt er hier? Hoe komt het dat Wammes zijn goudstuk verliest?
pagina 9
Is de moeder boos? Wat doet ze? Vind je het een grappige prent?
pagina 10
Waar is Wammes? Waarom zit hij op de rug van de koe? Moet hij hard werken? Wat krijgt Wammes van de man?
pagina 11
Wat doet Wammes met het kannetje melk? Wat loopt er mis? Blijft de melk in zijn jaszak zitten? Hoe komt dat? Is het niet een beetje dom om melk in je jaszak te gieten? Hoe zouden jullie de melk meenemen?
pagina 12 en 13
Wat is Wammes hier aan het doen? Denk je dat Wammes erg sterk is? Denk je dat de kazen die de man draagt, zullen vallen? Wat is de vrouw aan het doen? Loopt de melk naast de emmer? Hoe komt dat? Kijk eens hoeveel kazen die man draagt. Denk je dat de kazen zullen vallen? Waarom denk je dat?
pagina 14 en 15
Wat heeft Wammes gekregen? Hoe draagt hij de kaas? Wat gebeurt er met de kaas?
pagina 16
Waar werkt Wammes nu? Wat moet Wammes doen? Die muis lust ook worst. Wat doet de kat?
pagina 17
Is het een lieve kat? Denk je dat die krabben pijn doen?
pagina 18
Is de moeder van Wammes kwaad? Wat doet ze met de kat?
pagina 19
Waar werkt Wammes nu? Wat is hij aan het doen? Lukt het goed?
PRENTENBOEKEN
67
04 Vbprentenboek 32-94
68
09-12-2003
19:17
Pagina 68
(Zwart/Process Black Plaat)
pagina 20
Wat heeft Wammes gekregen van de bakker? Wat doet Wammes met die lekkere taart? Kan zijn moeder de taart nu nog opeten?
pagina 21
Is moeder kwaad? Wat doet ze? Wat moet Wammes nu doen?
pagina 23
Waar werkt Wammes nu? Wat krijgt Wammes? Welk geluid maakt de ezel? Hoe draagt Wammes de ezel naar huis? Wat heeft Wammes met zijn hoed gedaan? Is dat een grappig gezicht?
pagina 24 en 25
Wat gebeurt er hier? Wat ziet het prinsesje? Oei, het beertje van de prinses valt.
pagina 26
Wat gebeurt er? Vinden de koning en de koningin het leuk dat het prinsesje nu eindelijk lacht? Hoe weet je dat?
pagina 27
Wat gebeurt er hier? Heeft het beertje van de prinses zich pijn gedaan? Hoe zie je dat? Wat staat er op het hoofd van Wammes?
pagina 28
Denk je dat Wammes het leuk vindt om een prins te zijn? Waarom?
PRENTENBOEKEN
04 Vbprentenboek 32-94
09-12-2003
19:17
Pagina 69
(Zwart/Process Black Plaat)
Voordbeeldprentenboek 6:
Nieuwsgierige Lotje Baeten, L., Nieuwsgierige Lotje. Clavis, Hasselt Centraal verhaalgegeven:
nieuwsgierigheid
Inhoud:
Op een nacht wil het heksje Nieuwsgierige Lotje in een huis naar binnen gluren en breekt daarbij haar bezem. Wat nu? Ze komt achtereenvolgens terecht in de kamer van de muziekheks, de kookheks, de slaapheks, en tenslotte in de kamer van de knutselheks die voor haar een raketbezem maakt.
Vorm:
- grote, duidelijke prenten met veel details - elke prent wordt voorafgegaan door een halve prent die het essentiële gegeven van de grote prent verhult; dit zal de nieuwsgierigheid van de kleuters prikkelen - met tekst
Niveau:
middengroep
Introductie Een nieuwsgierige heks Aard van de activiteit
- De leidster en de kleuters houden een inleidend gesprekje. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: heks, lelijk, mooi, neus, vliegen, ...
Groeperingswijze
klassikaal
Materiaal
tekening van een heks (zie bijlage 1)
Verloop
Algemeen Het is belangrijk dat de kleuters weten wat heksen en bezems zijn en wat ‘nieuwsgierig zijn’ betekent. Concreet Aan de hand van een tekening van een heks houden de leidster en de kleuters een gesprekje over heksen en bezems. Het is belangrijk na te gaan of de kleuters een volledig beeld hebben van het begrip ‘heks’. Voor kleuters uit andere culturen dan de westerse is dat niet zo vanzelfsprekend. Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Wie weet er wat een heks is? - Hoe zien heksen er meestal uit? Zijn ze meestal mooi of meestal lelijk? - Heksen zijn meestal erg lelijk. Ze hebben een grote neus, lange grijze of zelfs groene haren, ze hebben wratten op hun neus, ... Kijk maar eens op deze tekening. (De leidster toont de tekening van de heks.) - Heksen kunnen ook vliegen. Hoe heet het ding waarmee een heks kan vliegen? (De leidster duidt de bezem aan op de tekening.) - Wat kan een heks nog meer? Toveren. - ...
PRENTENBOEKEN
69
04 Vbprentenboek 32-94
09-12-2003
19:17
Pagina 70
(Zwart/Process Black Plaat)
De leidster zegt dat ze een verhaal gaat vertellen over een klein heksje, Lotje. Dat heksje is niet lelijk, maar ze vliegt wel op een bezem. En er is nog iets met dat heksje: ze is vreselijk nieuwsgierig en daarom noemt iedereen haar Nieuwsgierige Lotje. Wie weet er wat nieuwsgierig zijn betekent? Wil je dan graag alles weten? Wie van de klas is er ook nieuwsgierig? Ben jij soms zo nieuwsgierig dat je bijvoorbeeld door het sleutelgat kijkt wat er achter de deur gebeurt? De leidster toont de kaft van het boek. Kijk, dat is Lotje. Hoe kunnen jullie zien dat Lotje weer nieuwsgierig is? Wat doet ze? Omdat Lotje zo nieuwsgierig is, maakt ze van alles mee. Ik ga jullie dadelijk vertellen wat Lotje meemaakt. Zijn jullie nieuwsgierig om te weten wat er met Lotje gaat gebeuren?
Kern Vertellen Aard van de activiteit
De leidster vertelt het verhaal aan de kleuters.
Groeperingswijze
klassikaal
Verloop
Algemeen Omdat bij klassikaal vertellen niet alle kleuters de details op de prenten voldoende goed zullen kunnen zien en ze dus minder visuele ondersteuning krijgen tijdens het vertellen, is het belangrijk dat de leidster voldoende expressief vertelt. Concreet De leidster kan de tekst van het prentenboek gebruiken. In bijlage 2 worden er suggesties gegeven voor begeleidende gebaren die de leidster kan maken en voor kleine aanpassingen die de tekst begrijpelijker zullen maken.
Hervertellen Aard van de activiteit
De leidster en kleuters vertellen samen het verhaal.
Groeperingswijze
groepje van vijf à zes kleuters
Verloop
Aan de hand van vragen en opmerkingen vertellen de leidster en de kleuters samen opnieuw het verhaal. Daarbij wordt aandacht besteed aan de details op de prenten. Voor mogelijke vragen en opmerkingen, zie bijlage 3.
Uitbreidingsactiviteit: Heksen, heksen, heksen
70
Aard van de activiteit
- De kleuters bedenken hoe de kamer van allerlei soorten heksen eruit zullen zien. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: auto, boek, dier, ding, grond, heks, hoe, kamer, op, sport, wat, ...
Groeperingswijze
groepje van vijf à zes kleuters
Materiaal
allerlei voorwerpen die met de verschillende heksen te maken hebben, kopies van tekeningen van heksenhuis met heksenkamers en de verschillende heksen (per twee kleuters) (zie bijlage 4)
PRENTENBOEKEN
04 Vbprentenboek 32-94
Verloop
09-12-2003
19:17
Pagina 71
(Zwart/Process Black Plaat)
Algemeen Natuurlijk bestaan er naast muziekheksen, kookheksen, slaapheksen en knutselheksen nog tal van andere heksen. Het is de bedoeling dat de kleuters nadenken over hoe de kamers van andere heksen eruit zullen zien. Dat kan op verschillende manieren gebeuren. Concreet De leidster kan samen met de kleuters een gesprek houden over hoe bijvoorbeeld de kamer van een sportheks eruit zal zien. De leidster kan ook verschillende voorwerpen aanbieden. De kleuters zoeken dan voorwerpen uit die bij een bepaalde heks horen. De leidster kan ook, in plaats van voorwerpen, tekeningen of foto’s van dingen aanbieden waaruit de kleuters dan weer kunnen kiezen. Tenslotte kan de leidster ook een tekening aanbieden van een huis waarin verschillende heksen wonen, vergelijkbaar met de laatste prent in het prentenboek. De kleuters moeten dan raden welk soort heks bij welke kamer hoort. Hieronder worden enkele mogelijkheden uitgewerkt. Het is niet de bedoeling dat alle mogelijkheden worden aangeboden en ook de volgorde is niet van belang. Twee werkvormen kunnen ook gecombineerd worden: de kleuters zoeken voor drie soorten heksen voorwerpen bij elkaar en aansluitend wordt een gesprek gehouden over nog andere soorten heksen. Enkele voorbeelden van heksen: - sportheks: een kamer met allerlei turntoestellen, sportgerei, sportdrankjes, de sportheks is net bezig met haar dagelijkse turnoefeningen, ... - dierenheks: een kamer vol met dieren, dierenposters aan de muur, bakjes met voer, ... - boekenheks: een kamer vol met allerlei soorten boeken, schrijfgerei, papier, ... - autoheks: een kamer met een bed in de vorm van een auto, met speelgoedautootjes, boeken over auto’s, auto-onderdelen, ... - breiheks: een kamer vol met naalden, wol, gebreide spullen, ... - poetsheks: een erg propere kamer vol met poetsgerei, de poetsheks heeft natuurlijk een schort aan, ... 1 Gesprek over verschillende soorten heksen De leidster houdt samen met de kleuters een gesprek over hoe de kamers van verschillende heksen eruit kunnen zien. Eventueel maken de kleuters naar aanleiding van dit gesprek een tekening van de kamer van hun lievelingsheks. Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Hoe zou de kamer van een ...heks er uitzien? - Welke dingen zouden er vooral op de grond liggen? - Wat nog meer? - Waarom denk je dat? - Zou jij ook graag zo’n kamer hebben? - Wat zou de ...heks aan het doen zijn? - ... 2 Welke voorwerpen horen bij welke heks? De leidster biedt allerlei voorwerpen aan die te maken hebben met verschillende soorten heksen. De kleuters zoeken de voorwerpen bij de juiste heks. Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Welke dingen zal je zeker vinden in de kamer van een ...heks? - Wat zou een ...heks met dit voorwerp kunnen doen? - ...
PRENTENBOEKEN
71
04 Vbprentenboek 32-94
09-12-2003
19:17
Pagina 72
(Zwart/Process Black Plaat)
3 Een huis vol heksen De leidster toont de kleuters een tekening van een huis met verschillende kamers waarin verschillende heksen wonen (bijlage 4). De kleuters krijgen ook een blad met afbeeldingen van de heksen die in het huis wonen (bijlage 4). De kleuters (of de leidster) knippen de verschillende heksen uit en leggen ze bij de bijbehorende kamer. De kleuters voeren deze opdracht uit per twee. De leidster gaat rond en stelt vragen. Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Waarom denken jullie dat deze heks bij deze kamer hoort? - Wat voor een heks is dit? Wat doet ze heel graag, denken jullie? - ...
Uitbreidingsactiviteit: Onze klas is een heksenkamer Aard van de activiteit
- De kleuters richten een klashoek in als een heksenhuis of -kamer en verkleden zichzelf als heksen. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: heks, huis, kamer, klas, nodig, versieren, zo, ...
Groeperingswijze
groepje van vijf à zes kleuters
Materiaal
spullen om de klas in te richten, verkleedspullen
Verloop
Deze activiteit kan op verschillende manieren worden uitgevoerd. Het komt erop aan dat de kleuters een hoek in de klas inrichten als een heksenkamer. Erg prettig zou het zijn om er samen met de rest van de klas een project van te maken: de hele klas wordt een heksenhuis en elke hoek is een andere kamer in het huis. De kleuters brengen van thuis dingen mee die in de kamers horen en natuurlijk verkleden ze zich ook op een ‘aangepaste’ manier. Met de groep wordt vooraf besproken welke kamer ze zullen inrichten, welke dingen ze dan nodig hebben, hoe ze zichzelf zullen verkleden, wat ze als ...heks zullen doen, ... Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Hoe gaan we onze klas inrichten? - Wat hebben we dan allemaal nodig? - Wie kan er breiwol voor de breiheks meenemen? - ...
Uitbreidingsactiviteit: De kleuters zijn nieuwsgierig
72
Aard van de activiteit
- De kleuters gaan in de verschillende klassen van de school vragen wat de kleuters/leerlingen aan het doen zijn. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: ander, anders, bezig, binnen, hoe, kijken, klas, kloppen, weten, ...
Groeperingswijze
groepje van vijf à zes kleuters
Verloop
Lotje is een erg nieuwsgierig heksje. Waaraan konden de kleuters dat merken? Lotje was zo nieuwsgierig dat ze in het huis op de heuvel naar binnen gluurde. Is dat beleefd, ergens naar binnen gluren? Mogen de kleuters ergens naar binnen gluren of door het sleutelgat kijken? Eigenlijk niet. Dat is niet beleefd. De leidster vertelt dat ze eigenlijk ook wel een beetje nieuwsgierig is. Ze is bijvoorbeeld nieuwsgierig naar wat de kleuters en leerlingen van de andere klassen aan het doen zijn. Zouden de kleuters dat ook niet graag willen weten? De leidster stelt voor om samen
PRENTENBOEKEN
04 Vbprentenboek 32-94
09-12-2003
19:17
Pagina 73
(Zwart/Process Black Plaat)
met de kleuters in de verschillende klassen te gaan vragen wat de kleuters en de leerlingen aan het doen zijn. Hoe pakken ze dat het best aan? Zomaar naar binnen stappen? Door het sleutelgat kijken? Kloppen en vragen wat de klas aan het doen is? Hoe kan dat het best worden gevraagd? ... De leidster en de kleuters spreken af dat ze steeds kloppen, wachten op antwoord, groeten (bijvoorbeeld ‘Goedemiddag’, net zoals Lotje deed) en dan vragen waar de klas mee bezig is. Vanzelfsprekend verwittigt de leidster tevoren haar collega’s over dit klasbezoek.
PRENTENBOEKEN
73
04 Vbprentenboek 32-94
09-12-2003
Bijlage 1: Heks
74
PRENTENBOEKEN
19:17
Pagina 74
(Zwart/Process Black Plaat)
04 Vbprentenboek 32-94
09-12-2003
19:17
Pagina 75
(Zwart/Process Black Plaat)
Bijlage 2: Vertellen pagina 1 en 2
Het was midden in de nacht en alleen de maan en de sterren waren wakker. Maar daar, helemaal alleen op de heuveltop, stond een huis. En uit de ramen straalde licht.
pagina 3 en 4
Nieuwsgierige Lotje had dat natuurlijk gezien. Ze draaide haar bezemsteel en vloog naar het huis. Wie was daar nog zo laat op?
pagina 5 en 6
Voorzichtig gluurden Lotje en haar kat door het open zolderraam. De leidster doet alsof ze ergens naar binnen gluurt. De kat zag plotseling de muizen en sprong naar binnen. Lotje schrok en viel door het raam. De leidster schrikt.
pagina 7 en 8
Boem! Krak! Daar brak haar bezemsteel. Haar bezem stuk! Hoe kon ze nu ooit weer vliegen? Maar toen hoorde ze een geluid. Ting, ting! Maakte er iemand muziek, daar beneden?
pagina 9 en 10
Lotje ging langs de ladder naar beneden. De leidster maakt met haar vinger een beweging van boven naar beneden. “Goedenacht,” zei Lotje. “Wat een mooie muziek.” “Ook goedenacht. Natuurlijk maak ik mooie muziek. Ik ben de muziekheks. Maar wie ben jij?” “Ik ben Lotje en mijn bezem is gebroken. Kunt u misschien mijn bezemsteel maken?” “Jouw bezem maken? Natuurlijk niet. Ik maak alleen muziek. Luister maar.”
pagina 11 en 12
De muziekheks strekte haar handen uit en betoverende klanken zweefden door de kamer. De leidster dirigeert. Lotje genoot ervan totdat... Snif, snif, wat rook er zo lekker, daar beneden? De leidster doet alsof ze iets ruikt.
pagina 13 en 14
Lotje ging naar beneden. De leidster maakt met haar vinger een beweging van boven naar beneden. “Goedenacht,” zei Lotje. “Wat ruikt het hier heerlijk!” “Ook goedenacht. Natuurlijk ruikt het hier heerlijk. Ik ben de kookheks. Maar wie ben jij?” “Ik ben Lotje en mijn bezem is gebroken. Kunt u misschien mijn bezemsteel maken?” “Jouw bezem maken? Natuurlijk niet. Ik maak alleen lekker eten, heb je honger?”
pagina 15 en 16
“Heerlijk,” zei Lotje, en likte haar vingers af. De leidster likt haar vingers af. “Verrukkelijk. Laat mij nu iets lekkers voor u klaarmaken!” Ze nam het boek en toverde, net zoals de kookheks had gedaan, maar er ging iets mis. “Wat doe je nu?” riep de kookheks. “Spinazie met sprinkhanen, bah! Ik haat sprinkhanen. Maak dat je wegkomt!” En Lotje ging nog een verdieping lager.
pagina 17 en 18
Kijk, hier is ze. “Goedenacht en welterusten,” zei Lotje. “Ik zie dat u gaat slapen.” “Ook goedenacht. Natuurlijk ga ik slapen. Ik ben de slaapheks. Maar wie ben jij?” “Ik ben Lotje en mijn bezem is gebroken. Kunt u misschien mijn bezemsteel maken?” “Jouw bezem maken? Natuurlijk niet. Ik kan hem wel laten slapen. Wil jij ook een dutje doen?”
pagina 19 en 20
“Slapen? Ik wil helemaal niet slapen!” riep Lotje verschrikt. “Als je slaapt dan zie je niks en dan hoor je niks en dan beleef je niks.” Maar de slaapheks sliep al en Lotje sloop op haar tenen de trap af. De leidster sluipt op
PRENTENBOEKEN
75
04 Vbprentenboek 32-94
09-12-2003
pagina 21 en 22
76
19:17
Pagina 76
(Zwart/Process Black Plaat)
haar tenen. “Goedenacht,” zei Lotje. Ze keek nieuwsgierig om zich heen. “Wat bent u aan het doen?” “Ook goedenacht. Ik ben aan het knutselen, want ik ben de knutselheks. Maar wie ben jij?” “Ik ben Lotje en mijn bezem is gebroken. U kunt vast mijn bezemsteel maken!” “Jouw bezem maken? Natuurlijk!” riep de knutselheks. “Ik kan alles maken. Dat is mijn vak!”
pagina 23 en 24
De knutselheks stroopte haar mouwen nog wat meer op en voor Lotjes verbaasde ogen verscheen een super, driedubbeldikke bezemstelenraket met vleugels. De leidster stroopt haar mouwen op. “Oooooh,” riep Lotje, “dit is pas èchte tovenarij!”
pagina 25 en 26
Bliksemsnel schoot Lotje op haar raketbezem het kelderraam uit. Hoog boven de aarde tuurde ze in de donkere nacht. Zag ze daar niet een lichtje...? De leidster tuurt in de verte.
PRENTENBOEKEN
04 Vbprentenboek 32-94
09-12-2003
19:17
Pagina 77
(Zwart/Process Black Plaat)
Bijlage 3: Hervertellen pagina 1 en 2
Zien jullie Nieuwsgierige Lotje op de prent? Kijk, de maan lacht.
pagina 3 en 4
De leidster legt voldoende nadruk op het woord ‘natuurlijk’. Waarom is Lotje hier nieuwsgierig? Ze wil weten wie er in dat huis nog zo laat op is. De maan kijkt naar Lotje.
pagina 5 en 6
Wat zien Lotje en haar kat allemaal als ze naar binnen kijken? Waarom springt de kat naar binnen?
pagina 7 en 8
Welke heks woont er beneden?
pagina 9 en 10
Hoe kun je zien dat dit de kamer van de muziekheks is? Wat doet de kat van Lotje? Kijk eens naar de schilderijen aan de muur. De leidster toont de pagina’s 9-10 en 1112. Wat is het verschil tussen de schilderijen. Wie zijn de heksen op de schilderijen?
pagina 11 en 12
Wat doet de kat van Lotje nu? Zou ze de muziek niet mooi vinden? Wat zien jullie nog op de prent? De leidster doet alsof ze iets ruikt. Naar welke heks gaat Lotje nu?
pagina 13 en 14
Je kunt goed zien dat dit de kamer van de kookheks is. Hoe kun je dat zien? Welke dingen zien jullie allemaal? Zijn er dingen die jullie thuis ook hebben? Wat doet de kat van Lotje?
pagina 15 en 16
Wat heeft de kookheks allemaal getoverd? Wat vinden jullie lekker? En wat lusten jullie helemaal niet graag? Lusten jullie graag spinazie met sprinkhanen? Wat is de kat van Lotje aan het eten? Lusten jullie ook graag hamburgers? Wie gaat er soms een hamburger eten?
pagina 17 en 18
Bij welke heks is Lotje nu? Hoe kunnen jullie zien dat in deze kamer een slaapheks woont? Wat zien jullie allemaal op de prent? Wat doet de kat van Lotje?
pagina 19 en 20
Waarom wil Lotje niet slapen? Ze is zo nieuwsgierig dat ze niet wil slapen. Ze wil van alles meemaken en als je slaapt maak je niets mee. Wat is er met de kat van Lotje gebeurd? En met de andere dieren?
pagina 21 en 22
Bij welke heks is Lotje nu? Hoe kun je dat zien? Wat zien jullie allemaal op de prent? Zou deze heks de bezem van Lotje kunnen maken?
pagina 23 en 24
Waarom zou dat ding een ‘driedubbeldikke bezemstelenraket’ worden genoemd? Wat doet de kat van Lotje? Ze slaapt nog steeds!
pagina 25 en 26
Hoe kun je goed zien dat Lotje erg nieuwsgierig is? Zien jullie een lichtje? Vinden jullie het een raar huis of is het een gewoon huis? Wie zou er nog zo laat op zijn in dat huis? Misschien moest er iemand in dat huis dringend naar het toilet en heeft hij of zij het licht van de badkamer of de w.c. aangedaan. Moeten jullie ‘s nachts soms ook naar het toilet? ...
PRENTENBOEKEN
77
04 Vbprentenboek 32-94
09-12-2003
19:17
Bijlage 4: Heksenhuis
78
PRENTENBOEKEN
Pagina 78
(Zwart/Process Black Plaat)
04 Vbprentenboek 32-94
09-12-2003
19:17
Pagina 79
(Zwart/Process Black Plaat)
PRENTENBOEKEN
79
04 Vbprentenboek 32-94
09-12-2003
19:17
Pagina 80
(Zwart/Process Black Plaat)
Voorbeeldprentenboek 7:
Hennie de heks Korky, P. & V. Thomas, Hennie de heks. Sjaloom, Amsterdam Centraal verhaalgegeven:
Hoe herken je iets wat dezelfde kleur heeft als de achtergrond waarop het zich bevindt?
Inhoud:
Hennie de heks woont in een huis waar alles zwart is. Ook haar kat, Helmer, is zwart en dat zorgt voor heel wat problemen. Hennie valt over Helmer, gaat op Helmer zitten enzovoort. Ze besluit Helmer groen te toveren, maar nu is hij niet meer herkenbaar op het gras. Dan maar alle kleuren van de regenboog. Maar of Helmer daarmee gelukkig is?
Vorm:
- grote, duidelijke prenten met details - met tekst
Niveau:
middengroep
Introductie Alles heeft dezelfde kleur Aard van de activiteit
- De kleuters maken een tekening op een achtergrond van dezelfde kleur. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: beginnen, blad, blauw, geel, groen, rood, waarom, zien, ...
Groeperingswijze
klassikaal
Materiaal
tekengerei
Verloop
Algemeen De kleuters ondervinden het probleem van Hennie aan den lijve. Concreet De leidster vertelt de kleuters dat ze gaan schilderen. De kleuters gaan eerst een blad helemaal vol schilderen in een kleur die ze zelf mogen kiezen. Als de verf droog is, gaan ze een tekening maken op dat blad in de kleur die ze al gebruikt hebben voor de achtergrond. De kleuters zullen waarschijnlijk opmerken dat je dan van de tekening niets meer kunt zien. De leidster laat deze spontane reacties komen en gaat erop in. De kleuters kunnen ook niet-verbaal reageren door bijvoorbeeld de tekening niet te maken. Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - X, waarom begin jij niet? Heb je het niet begrepen? - Waarom kun je geen rode ballon tekenen op een rood blad? - Waarom kun je de tekening dan niet zien? - ...
80
PRENTENBOEKEN
04 Vbprentenboek 32-94
09-12-2003
19:17
Pagina 81
(Zwart/Process Black Plaat)
Wat zijn heksen? Aard van de activiteit
- De leidster en de kleuters praten samen over heksen en wat ze allemaal doen. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: heks, lelijk, mooi, neus, vliegen, ...
Groeperingswijze
klassikaal
Materiaal
tekening van een heks (zie bijlage 1 van voorbeeldprentenboek 6 Nieuwsgierige Lotje, pag. 74.)
Verloop
Algemeen Het is belangrijk dat de kleuters weten wat heksen zijn. Concreet Aan de hand van de tekening wordt een gesprekje gehouden over heksen. Het is belangrijk na te gaan of de kleuters een volledig beeld hebben van het begrip ‘heks’. Voor kleuters uit andere culturen dan de westerse is dit niet vanzelfsprekend. Wie weet er wat een heks is? Hoe zien heksen er meestal uit? Zijn ze meestal mooi of meestal lelijk? Heksen zijn meestal erg lelijk. Ze hebben een grote neus, lange grijze of zelfs groene haren, ze hebben wratten op hun neus, ... Kijk maar eens naar deze prent. De leidster toont de tekening van een heks. Heksen kunnen ook vliegen. Hoe heet dat ding waarmee een heks kan vliegen? De leidster duidt de bezem aan op de tekening. Wat kan een heks nog meer? Toveren bijvoorbeeld.
Kern Vertellen Aard van de activiteit
De leidster vertelt het verhaal aan de kleuters.
Groeperingswijze
klassikaal
Materiaal
pluchen kat
Verloop
Algemeen De prenten van het boek zijn groot genoeg voor een klassikale behandeling. Omdat niet alle kleuters alle prenten voldoende goed zullen kunnen zien en ze dus minder visuele ondersteuning krijgen tijdens het vertellen, is het belangrijk dat de leidster voldoende aandacht besteedt aan expressie en gebaren. De leidster kan het verhaal extra verduidelijken met behulp van een pluchen kat. Concreet De leidster vertelt de tekst zoals die in het boek wordt weergegeven, hier en daar aangevuld met een vraag en een opmerking. (zie bijlage 1)
Hervertellen Aard van de activiteit
De leidster en de kleuters vertellen samen het verhaal.
Groeperingswijze
groepje van vijf à zes kleuters
Verloop
Aan de hand van vragen en opmerkingen vertellen de leidster en de kleuters samen opnieuw het verhaal. Voor mogelijke vragen en opmerkingen, zie bijlage 2.
PRENTENBOEKEN
81
04 Vbprentenboek 32-94
09-12-2003
19:17
Pagina 82
(Zwart/Process Black Plaat)
Uitbreidingsactiviteit: Ik wil gezien worden Aard van de activiteit
- De leidster en kleuters zoeken uit hoe ze ervoor kunnen zorgen dat ze zelf worden gezien als het donker is. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: auto, belangrijk, donker, fiets, licht, zien, zwart, ...
Groeperingswijze
groepje van vijf à zes kleuters
Materiaal
allerlei dingen die zorgen voor een verhoogde zichtbaarheid in het verkeer (reflectoren, lichtgevende armbanden (bijvoorbeeld gemaakt van fluorescerend papier)), lichte en donkere kleren
Verloop
De leidster en kleuters grijpen terug naar het probleem van Hennie en Helmer. Wat was het probleem en hoe heeft Hennie het opgelost? Het is belangrijk dat Hennie Helmer kan zien, anders struikelt ze over hem of gaat ze op die arme Helmer zitten. Soms is het voor mensen ook heel belangrijk dat ze door iedereen goed worden gezien. Wanneer? ‘s Avonds als het donker is op straat. Hoe kunnen de kleuters ervoor zorgen dat ze goed worden gezien als het donker is? De kleuters zoeken samen naar middeltjes om gezien te worden. Als de kleuters zelf niets kunnen bedenken, doet de leidster voorstellen. Na of tijdens het gesprek biedt de leidster allerlei dingen aan die zorgen voor een verhoogde zichtbaarheid in het verkeer. Deze dingen kunnen uitgeprobeerd worden door de klas te verduisteren. Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Waarom is het belangrijk dat de mensen die met een auto rijden, ons kunnen zien als het donker is? - Hoe kunnen we ervoor zorgen dat iedereen ons goed kan zien? - Als we allemaal zwarte kleren aan hebben, kunnen de mensen ons dan goed zien in het donker? - Wat voor kleren doen we in het donker dan best aan? - ...
Uitbreidingsactiviteit: Een kleurrijke straat
82
Aard van de activiteit
- De leidster speelt een kort poppenspel. De kleuters versieren een huis. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: huis, kleuren, knippen, straat, wonen, ...
Groeperingswijze
klassikaal (groepjes van drie kleuters)
Materiaal
groot stuk behangpapier met daarop voldoende grote, allemaal dezelfde huizen getekend, pop, allerlei materialen om de huizen te versieren (verfgerei, papier om te snipperen, verschillende soorten papier, foto’s uit tijdschriften, ...)
Verloop
De leidster heeft op een rol behangpapier allemaal dezelfde huizen getekend die samen een straat vormen. De tekening wordt opgehangen. In die straat woont de pop Nadia. De leidster stelt haar voor aan de kleuters. Nadia vertelt dat ze in een erg saaie en lelijke straat woont. Alle huizen van de straat zijn hetzelfde en ze zijn ook lelijk zwart. Nadia woont helemaal niet graag in de straat en soms vindt ze zelfs haar eigen huis niet meer terug omdat alle huizen zo op elkaar lijken. Wat moet ze toch doen? Weten de kleuters een oplossing? De kleuters formuleren oplossingen. Ze zouden de huizen kunnen versieren en kleuren zodat alles er mooier uitziet.
PRENTENBOEKEN
04 Vbprentenboek 32-94
09-12-2003
19:17
Pagina 83
(Zwart/Process Black Plaat)
De kleuters gaan in groepjes van drie een huis versieren. Ze kiezen vooraf van welke techniek ze gebruik gaan maken. Eventueel doet de leidster enkele voorstellen waaruit de kleuters kunnen kiezen. De leidster (of de kleuters) knipt de huizen van elkaar los en elk groepje krijgt een huis. Als de kleuters beschikken over het nodige gerei, kunnen ze van start gaan. De leidster gaat rond, stelt vragen, geeft commentaar, ... Als de kleuters klaar zijn, maakt de leidster de huizen weer aan elkaar vast. Nadia verschijnt weer op het toneel om de kleuters te vragen wat ze gedaan hebben, hoe ze dat gedaan hebben en waarmee. Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Jullie zouden de huizen mooi kunnen kleuren. - Hoe gaan jullie dat doen? - Wie heeft dit huis gemaakt? - Hoe heb je dat gedaan? - Je hebt er een mooie straat van gemaakt. Zou je in deze straat willen wonen? - In welk huis zou jij willen wonen? Waarom? - ...
PRENTENBOEKEN
83
04 Vbprentenboek 32-94
09-12-2003
19:17
Pagina 84
(Zwart/Process Black Plaat)
Bijlage 1: Vertellen
84
pagina 1
Hennie de Heks woonde in een zwart huis in het bos. Het huis was zwart van buiten en zwart van binnen. De tapijten waren zwart. De stoelen waren zwart. Het bed was zwart en er lagen zwarte lakens en dekens op. Zelfs het bad was zwart.
pagina 3
Hennie woonde in haar zwarte huis met haar kat, Helmer. Hij was ook zwart. En daardoor begon de ellende.
pagina 5
Als Helmer in een stoel zat met zijn ogen open, dan kon Hennie hem zien. Dat wil zeggen, ze kon zijn ogen zien. Zien jullie de groene ogen van Helmer?
pagina 6
Maar als Helmer zijn ogen dicht deed en ging slapen, kon Hennie hem helemaal niet zien. Daardoor ging ze bovenop hem zitten.
pagina 7
Als Helmer op het tapijt zat met zijn ogen open, dan kon Hennie hem zien. Dat wil zeggen, ze kon zijn ogen zien. Kunnen jullie Helmer zien?
pagina 8
Maar als Helmer zijn ogen dichtdeed en ging slapen, kon Hennie hem helemaal niet zien. Daardoor struikelde ze over hem en viel.
pagina 10
Op een dag, na een lelijke val, besloot Hennie dat er iets aan gedaan moest worden. Ze pakte haar toverstokje, zwaaide er een keer mee en ABRACADABRA! Helmer was geen zwarte kat meer. Hij was felgroen! Kijk maar.
pagina 11
Als Helmer nu op een stoel lag te slapen, kon Hennie hem zien. Als Helmer op de vloer lag te slapen, kon Hennie hem zien. Kunnen jullie Helmer goed zien?
pagina 12
En ze kon hem zien als hij op het bed lag te slapen. Maar Helmer mocht niet op het bed slapen...
pagina 13
... dus zette Hennie hem buiten. Buiten in het gras.
pagina 14
Kunnen jullie Helmer hier zien? Wat denken jullie dat er zal gebeuren? Als Helmer buiten in het gras zat, kon Hennie hem niet zien, zelfs niet als zijn ogen wijd open waren.
pagina 15
Hennie kwam naar buiten rennen, struikelde over Helmer, maakte drie salto’s door de lucht, en viel in een rozestruik. De leidster duidt de drie salto’s aan op de prent.
pagina 16
Nu was Hennies plan weer mislukt. Wat kan ze nu nog doen? De kleuters formuleren mogelijkheden. Deze keer was Hennie woedend. Ze pakte haar toverstokje, zwaaide er vijf keer mee en...
pagina 17
ABRACADABRA! Helmer had een rode kop, een geel lijf, een roze staart, blauwe snorharen, en vier paarse poten. Maar zijn ogen waren nog steeds groen. Nu kon Hennie Helmer zien als hij op een stoel zat, als hij op het tapijt lag, en als hij door het gras kroop.
pagina 18
En zelfs als hij naar het topje van de hoogste boom klom.
PRENTENBOEKEN
04 Vbprentenboek 32-94
09-12-2003
19:17
Pagina 85
(Zwart/Process Black Plaat)
pagina 19
Helmer verstopte zich in het topje van de hoogste boom. Hij zag er belachelijk uit en dat wist hij. Zelfs de vogels lachten hem uit.
pagina 20
Helmer voelde zich erg slecht. Hij bleef boven in de boom de hele dag en de hele nacht. De volgende morgen zat Helmer nog steeds in de boom. Hennie maakte zich zorgen. Ze hield van Helmer en vond het verschrikkelijk als hij zich ellendig voelde.
pagina 21
Toen kreeg Hennie een idee. Ze zwaaide met haar toverstokje en ABRACADABRA! Helmer was weer een zwarte kat. Spinnend klom hij uit de boom.
pagina 22
Toen zwaaide Hennie weer met haar stokje, en nog eens, en nog eens.
pagina 23
In plaats van een zwart huis, had ze nu een geel huis met een rood dak en een rode deur. De stoelen waren wit, met rood met witte kussens. Het tapijt was groen met roze rozen.
pagina 24
Het bed was blauw, met roze met witte lakens en roze dekens. Het bad was glimmend wit. En nu kan Hennie Helmer zien, waar hij ook zit.
PRENTENBOEKEN
85
04 Vbprentenboek 32-94
09-12-2003
19:17
Pagina 86
(Zwart/Process Black Plaat)
Bijlage 2: Hervertellen
86
kaft
Wat zien jullie op de kaft? Wie zijn dat? Wat gebeurt er?
titelblad
Wat denken jullie dat er zal gebeuren?
pagina 1 en 2
Vinden jullie het een mooi huis? Kunnen jullie goed zien hoe het huis er uitziet? Hoe zou dat komen?
pagina 3 en 4
Welke ellende begon er? Wat gebeurde er dan allemaal? Wat zien jullie allemaal op de prent? Zouden jullie ook in zo’n huis willen wonen? Waarom wel? Waarom niet? Hoe komt het dat we Hennie zo goed kunnen zien?
pagina 5 en 6
Wat gebeurt er hier? Wie van jullie is er ook al eens ergens gaan opzitten? Was er toen iets kapot gegaan?
pagina 7 en 8
Wat gebeurt er hier? Hoe komt het dat Hennie valt?
pagina 9 en 10
De leidster laat pagina 10 nog niet zien. Kijk, Hennie valt hier van de trap. Dat zal zeker pijn doen. Nu was Hennie het beu. Wie weet nog wat Hennie toen deed?
pagina 11 en 12
Hoe komt het dat je Helmer nu wel goed kunt zien? X, wil je eens achterin de klas gaan staan? Kun je Helmer nu nog zien? Waarom zou Helmer niet op het bed mogen liggen? Mag jullie kat thuis op het bed liggen?
pagina 13 en 14
De leidster wijst op Helmer in het gras. Kun je Helmer hier goed zien? Hoe komt dat? Wat zal er nu gebeuren?
pagina 15 en 16
Wat gaat Hennie nu doen?
pagina 17 en 18
Vinden jullie Helmer hier mooi? Is Helmer nu gelukkig? Waarom niet?
pagina 19 en 20
Waarom zouden de vogels Helmer uitlachen? Is Hennie nu tevreden? Waarom niet? Hoe zie je dat Hennie niet tevreden is? Kijkt ze blij? Wie weet er nog wat Hennie nu doet?
pagina 21 en 22
Wat gebeurt er nu met het huis?
pagina 23 en 24
Zien jullie Helmer? Hoe komt het dat we hem nu wel goed kunnen zien?
PRENTENBOEKEN
04 Vbprentenboek 32-94
09-12-2003
19:17
Pagina 87
(Zwart/Process Black Plaat)
Voordbeeldprentenboek 8:
Een grote ezel Kromhout, R. & A.Van Haeringen, Een grote ezel. Leopold, Amsterdam. Centraal verhaalgegeven:
Kleine Ezel wordt stilaan groter: hij wil, kan en durft al veel alleen. Hij onderneemt helemaal alleen een verre tocht, maar mist zijn mama/thuis daarbij toch heel erg. (‘Weggaan is je realiseren wat zo goed is aan thuis(zijn)’.)
Inhoud:
Kleine Ezel wil steeds meer zélf doen, zónder mama: op de pot gaan, zich aankleden, eten, … Zo wil hij ook Feestvarken, die een heel eind verderop woont, helemaal alleen een tekening brengen. Moedig gaat hij op pad. De eerste die zijn pad kruist is Aap. Daarna gaat Kleine Ezel nog langs bij Bok, Cavia en Das. Lang blijft Kleine Ezel daar nooit, want telkens is het er een tikkeltje minder leuk, minder goed dan thuis. Eindelijk, het wordt zelfs al donker, komt hij bij Feestvarken aan. Moe, wat bang vat hij uiteindelijk de terugweg aan. Al gauw kan Kleine Ezel niet meer, dus zoekt én vindt hij een zacht plekje om te slapen. En wat of wie zou dat dan wel zijn?
Vorm:
- vrij moeilijke prenten met heel wat details - geen al te uitgebreide tekst
Niveau:
middengroep
Introductie Parcours Aard van de activiteit
- Via een (zintuigen)parcours worden voor de kleuters gelijkaardige ervaringen als die van het hoofdpersonage gecreëerd: hoe voelt het om met onbekende of moeilijke dingen geconfronteerd te worden? - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: al, bang (zijn), donker, durven, hard, horen, lekker, moeilijk, niet, proeven, ruiken, vies, voelen, zacht, …
Groeperingswijze
klassikaal
Materiaal
allerlei, voor de kinderen vreemde of nieuwe attributen om het parcours op te stellen, bijvoorbeeld: een zure (citroen)taart/pindakaas/olijven/Turks fruit/…; een voeldoos met een ruwe borstel, een cold-hotpack, ...; een geurenzakje met komijn/gember/..., een toiletblokje, ...; dekens om een donkere ruimte te creëren, wat stro en kiezeltjes onder een doek; geluidencassette met bijvoorbeeld: geluid van water dat drupt of ergens doorheen loopt, geluid van een tak die ergens tegenaan zwiept, geluid van een flesje dat je onder water duwt, …; hindernissen: zware doos om vooruit te trekken of te duwen, ergens tussendoor moeten lopen, ergens op moeten klimmen, om het hardst lopen, ... tape om het parcours aan te duiden
Verloop
Algemeen Het is belangrijk de kleuters op geen enkel moment te ‘pushen’; het parcours bestaat immers uit voor veel kleuters ‘nieuwe’ ervaringen. Zeker het proeven zal voor enkele kleuters een struikelblok vormen.
PRENTENBOEKEN
87
04 Vbprentenboek 32-94
09-12-2003
19:17
Pagina 88
(Zwart/Process Black Plaat)
Concreet De leidster stelt in een grote zaal een parcours op langs een met tape aangeduide lange weg. Ze kan zich hiervoor laten inspireren door de prent op pag. 9/10 van het prentenboek. Om het parcours af te leggen moeten de kleuters een aantal hindernissen overwinnen en proefjes doen. De leidster trekt voldoende tijd uit voor het introduceren van het parcours bij de kleuters door het bijvoorbeeld eerst zelf volledig te doorlopen, te bespreken wat er gaat komen, ... Ze zorgt er voor dat de kleuters het nieuwe binnen een veilige context kunnen exploreren. Ook terwijl de kleuters het parcours afleggen, begeleidt ze hen: ze vraagt of kleuters bepaalde dingen zelf al kunnen of dat ze er nog hulp bij nodig hebben. Na afloop wordt in een gesprek de link met de thuissituatie gelegd (al dan niet bekende zintuiglijke ervaringen) en wordt teruggeblikt op de gevoelens die de kleuters tijdens het parcours ervaarden. Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Wie durft zijn handen hierin steken? Wat denk je dat het is? Waarom? - Durf jij door die donkere tunnel kruipen? Zie je nog iets? Ben je bang? - Waaraan doet dat geluid je denken? - Ruik hier eens aan? Vind je dat een lekkere geur? Weet je wat het is? - Wie wil eens proeven? Vind je het lekker? Heb je dat ooit al eens gegeten? Wanneer? - Kan jij alleen op die bank lopen? Vind je het moeilijk? - Ga daar eens op liggen. Hoe voelt het? Hard, zacht, prikt het? Wat zou er onder het doek liggen? Waar lig je het liefst op? - …
Kern Vertellen Aard van de activiteit
De leidster vertelt het verhaal aan de kleuters.
Groeperingswijze
groepje van vijf à zes kleuters.
Verloop
Algemeen De leidster vertelt het verhaal aan de kleuters. Het verhaal is niet geschikt om in grote groep te vertellen, omdat het een lang verhaal is, de details op de prenten essentieel zijn en omdat op één prent soms verschillende episodes tegelijk staan afgebeeld. Concreet De leidster vertelt de tekst zoals die in het boek wordt weergegeven, met hier en daar een aanpassing, een vraag of een opmerking (zie bijlage 1). Tijdens deze eerste vertelling slaan vragen en opmerkingen vooral op de overgangen tussen de prenten of de verbanden tussen elementen op één en dezelfde prent.
Hervertellen
88
Aard van de activiteit
De leidster en de kleuters vertellen samen het verhaal.
Groeperingswijze
groepje van vijf à zes kleuters
Verloop
Aan de hand van vragen en opmerkingen vertellen de leidster en de kleuters samen opnieuw het verhaal. Op elke prent (indien van toepassing) wijst de leidster op allerlei details en op de verstopte mama en het knuffeltje. Voor mogelijke vragen en opmerkingen, zie bijlage 2.
PRENTENBOEKEN
04 Vbprentenboek 32-94
09-12-2003
19:17
Pagina 89
(Zwart/Process Black Plaat)
Uitbreidingsactiviteit: Mijn Wat-heb-ik-het-liefste-boek Aard van de activiteit
- De kleuters maken een boekje met hun lievelingsdingen. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: (bij)schrijven, blad(zijde), boek, eten, graag, jouw, knippen, liefst, maken, plakken, (na)stempelen, tekenen, vinden, zitten, …
Groeperingswijze
groepje van vijf à zes kleuters
Materiaal
stevig papier, nietjes, tekengerief, bekende pictogrammen, foto’s en afbeeldingen, o.a. uit tijdschriften, schaar en lijm
Verloop
De leidster neemt het boek er weer bij en overloopt de prenten. Telkens komt ze terug op wat Kleine Ezel miste, wat hij liever had dan de snelle benen van Aap, de harde schoot van Bok, het bad van Cavia, de wc van Das, de taart van Feestvarken. Bij elk tafereel probeert ze te peilen naar de ervaringen van de kleuters: wat hebben zij het liefste? Wat zouden zij missen? Elke kleuter stelt vervolgens een boekje samen met een aantal dingen die hij het liefste heeft. Op voorhand worden daarvoor bladen gemaakt met een pictogram dat aangeeft waarover het op elke bladzijde gaat. De kleuters kunnen hun lievelings… tekenen of uit een tijdschrift knippen en opplakken. De leidster noteert wat de kleuters tekenden erbij of laat, indien ze hiervoor zin en interesse vertonen, de kleuters de woorden (na)schrijven of (na)stempelen. Enkele onderwerpsuggesties vanuit het concrete verhaal: - Wat doe je het liefste met mama? (pictogram van een ‘mama’) Voor kleuters die niet uit zichzelf een antwoord kunnen geven, voorziet de leidster enkele mogelijkheden door middel van foto’s/afbeeldingen van allerlei mogelijke handelingen van een mama met kind (bv. mama die een boekje voorleest, knuffelt, ...) - Wat zou jij het liefste eten op je verjaardag? (pictogram van een mondje) - Wie is jouw liefste knuffel? (pictogram van een beer) - Bij wie zit je het liefst op schoot? (pictogram van een ‘schoot’) Onderwerpsuggesties los van het concrete verhaal: Kinderen die dit leuk vinden om te doen kunnen nog meerdere lievelingsdingen tekenen, schilderen, … zoals lievelingskleur, -eten, -drank, -dier, -plekje, -... Dit boekje kan ook uitgroeien tot een soort ‘portfolio’: op verschillende momenten doorheen het jaar werken de kleuters in hun boek, bv. in de sinterklaastijd hun lievelingsspeelgoed, in de zomer wat ze het liefst in water doen, ... Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Wat zou je op deze pagina moeten tekenen? - Bij wie zit jij het liefst op de schoot? Waarom? - Heb jij ook een plekje waar je héél graag zit? Waar is dat dan? Waarom zit je daar zo graag? - Wat doe jij allemaal met je mama? Doe je dat vaak? Wat doe je het liefst? - Heb jij ook een lievelingsknuffel of heb je er meerdere? Mag jij je knuffel overal meenemen of moet hij soms thuisblijven? - Wat eet jij het liefst (op je verjaardag)? - Wil je dat ik erbij schrijf wat je het liefste eet? Wil je het er zelf bijschrijven? - …
Uitbreidingsactiviteit: Drama / bewegingsexpressie Aard van de activiteit
- Gebeurtenissen en gevoelens uit het boek worden via muziek opgeroepen. De kleuters beelden op muziek verschillende figuren uit het prentenboek uit.
PRENTENBOEKEN
-
89
04 Vbprentenboek 32-94
09-12-2003
19:17
Pagina 90
(Zwart/Process Black Plaat)
- woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: aap, bang, blij, ezel, goed, groot, hoe, klein, luisteren, snel, traag, verdrietig, voelen, waarom, zich, … Groeperingswijze
klassikaal
Materiaal
snelle en trage muziek, angstige en vrolijke muziek (zie de suggesties bij voorbeeldprentenboek 10, Er ligt een krokodil onder mijn bed!, pag. 107), allerlei attributen
Verloop
De leidster bespreekt kort, met of zonder boek, alles samen of afzonderlijk, de verschillende gevoelens en handelingen die tijdens de dansexpressie aan bod (zullen) komen. Ze nodigt de kleuters uit de verschillende figuren, bijvoorbeeld Kleine Ezel, Aap en Mama Ezel uit te beelden. Om zich beter te kunnen inleven maakt de leidster gebruik van verschillende soorten muziek, enkele suggestieve attributen, bv. grote en kleine ezelsoren, een wollen draad als staart, …, het slingerend pad van de introductieactiviteit en eventueel enkele (abstracte) voorwerpen die een boom, een berg, … moeten voorstellen. De leidster kan de verschillende muziekfragmenten onmiddellijk na elkaar op cassette zetten, zoals ze voorkomen in het verhaal of ze kan ervoor kiezen de afzonderlijke fragmenten en de bijbehorende dieren afzonderlijk te behandelen. Dit laatste geeft haar meer kans om van het concrete verhaal los te komen en tijdens het doen-alsof meer in te gaan op bepaalde eigenschappen en gevoelens van de dieren en hoe je die kan uitbeelden. Ook kan ze hierdoor meer inspelen op spelsuggesties van de kleuters zelf. (Zie hieronder telkens bij ‘uitbreiding.’) Enkele suggesties: - Kleine Ezel die langzaam, met kleine stapjes maar goed rechtop en vol goede moed voortstapt op trage, maar vrij opgewekte muziek uitbreiding: Ezel wordt stilaan moe en moet af en toe pauzeren: even stilstaan, even gaan zitten, … - Aap die grote stappen zet en eventueel gekke sprongetjes maakt op snelle, vrolijke muziek uitbreiding: wat is nog typisch aan een aap, bv. gekke sprongen maken, gekke gezichten trekken, … - Kleine Ezel die moe is en bang in het donker: zich klein maken en traag, aarzelend stappen op angstige muziek uitbreiding: wat langer blijven stilstaan bij hoe we tonen dat we bang en moe zijn (mimiek, houding, stilletjes snikken); we spelen dat we moeilijk onze weg zoeken in het donker, dat we af en toe ergens tegenaan lopen, … - Mama Ezel die telkens met tussenpozen snel doorloopt en zich ergens achter verstopt op snellere, opgewekte muziek (wel trager dan de muziek voor Aap) - Kleine Ezel die wakker wordt en blij is bij zijn mama te liggen op blije muziek. uitbreiding: hoe toont Kleine Ezel dat hij blij is mama terug te zien? - … Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Weten jullie nog waarom mama Ezel niet mee mocht naar Feestvarken? - Kwam Kleine Ezel snel vooruit? Hoe weet je dat? Zullen we eens proberen héél traag te stappen, net als Kleine Ezel? - Luister eens goed naar de muziek. Hoe klinkt die? Blij of verdrietig? Hoe kunnen we tonen dat we blij zijn? - Hoe voelde Kleine Ezel zich toen het donker was? Hoe kan je tonen dat je bang en moe bent? - Kunnen apen snel lopen? Vinden jullie apen grappige dieren? Wat doen apen zoal? Zullen wij eens aap spelen? - Kijk eens naar … Hij is wel een heel bange Kleine Ezel. Zullen wij eens allemaal zo bang proberen te kijken? - …
90
PRENTENBOEKEN
04 Vbprentenboek 32-94
09-12-2003
19:18
Pagina 91
(Zwart/Process Black Plaat)
Uitbreidingsactiviteit: Maquette met hindernissenparcours Aard van de activiteit
- De kleuters bouwen een miniparcours vol hindernissen. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: beneden, duwen, gemakkelijk, hoog, lang, maken, makkelijk, moeilijk, naar, omhoog, op, trekken, tussen, ver, …
Groeperingswijze
groepje van vijf à zes kleuters
Materiaal
basis voor het parcours (zandbak, grote kartonnen plaat, ...), materiaal voor de hindernissen (stenen, takken, blokken, luciferdoosjes, ...), figuurtjes om het parcours te laten doorlopen (miniatuurdiertjes, Playmobil, karretje/autootje, ...)
Verloop
Het is aangeraden om deze activiteit te laten volgen op de vorige activiteit, waarin de kleuters al zelf uitgebeeld hebben wat ze nu in het parcours moeten verwerken, en zich dus beter kunnen inleven in deze activiteit. De kleuters bouwen onder begeleiding van de leidster maar zoveel mogelijk zelf een parcours in een decor of maquette (dat de kleuters eveneens zoveel mogelijk zelf gemaakt hebben) waarin figuren of poppetjes een aantal tijds- en ruimtelijke hindernissen moeten overwinnen: heel ver, heel lang, heel hoog, ... De prent op pag. 9/10 kan als inspiratiebron dienen. Als het parcours af is, kunnen de kleuters met figuurtjes het parcours afleggen. Via de figuren ervaren ze zo bijvoorbeeld dat het moeilijker/trager gaat als een mannetje een karretje/autootje moet meesleuren dan wanneer dit niet het geval is, ... Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Wat gaan jullie allemaal maken? - Waar loopt jullie weg? - Jullie weg is wel al heel erg lang. Goed! - Kijk eens naar de prent. Misschien kan je ook een hoge berg maken? - Waarmee zou je het karretje van Kleine Ezel kunnen maken? Ga je er iets in leggen? - Lukt het goed om je popje het karretje vooruit te laten slepen? Probeer het eens zonder karretje. Is dat gemakkelijker of moeilijker? - Gaat dat goed met een auto in zand rijden? - …
Dit boek biedt uiteraard nóg heel wat mogelijkheden tot verwerking, bv. taalbeschouwing (naar aanleiding van de naam van Feestvarken, de verwijzing naar Roodkapje); bv. wereldoriëntatie (naar aanleiding van de eigenschappen van de verschillende dieren, …).
Suggesties voor andere boeken over ‘groot worden’ - Depondt, L., Veertje vliegt. CEGO, Leuven - Rood, L. 1 A. Van Haeringen, A., Roosmarijn kan alles: alle verhalen over Roosmarijn. Leopold, Amsterdam - Simon, F., Ik kan al bij koekjes. Gottmer, Haarlem 17 verhaaltjes over de vaardigheden die kleuters zich geleidelijk aan eigen maken. - Veldkamp, T., De lievelingstrui. Lemniscaat, Rotterdam - Visser, R., De groei-jurk: telboekje van 1-10. Gottmer, Becht
PRENTENBOEKEN
91
04 Vbprentenboek 32-94
09-12-2003
19:18
Pagina 92
(Zwart/Process Black Plaat)
Bijlage 1: Vertellen pagina 1/2
‘Wakker worden, op het potje,’ fluistert mama Ezel. Kleine Ezel geeuwt. ‘Zelf doen,’ zegt hij.
Pagina 3/4
‘Kleertjes aan. Op je ruggetje liggen, hoefjes omhoog.’ ‘Zelf doen,’ zegt Kleine Ezel.
pagina 5/6
‘Mondje open, doe maar hap.’ ‘Zelf doen,’ zegt Kleine Ezel.
pagina 7
‘Wat een mooie tekening, is die voor mij?’ vraagt mama Ezel. Kleine Ezel schudt zijn kop. Ook de leidster doet dit. ‘Voor Feestvarken.’ ‘Daar zal Feestvarken blij mee zijn,’ zegt mama Ezel. ‘Zullen we de tekening gaan brengen?’
pagina 8
Maar Kleine Ezel zegt: ‘Ik ben al een grote ezel, je hoeft niet mee.’ ‘Vooruit dan, m’n grote ezeltje,’ zegt mama Ezel. ‘Ga maar naar Feestvarken. Wel gauw terugkomen, hoor. En niet met vreemde dieren praten. En kijk uit voor...’ ‘Weet ik heus wel,’ zegt Kleine Ezel eigenwijs (geërgerde toon), en zonder dag tegen mama Ezel te zeggen stapt hij naar buiten.
pagina 9/10
Kleine Ezel gaat op weg, heel, heel ver weg. De leidster volgt de weg met haar vinger. Aan het eind van de weg ziet hij de tent van Feestvarken al, heel klein nog. Kunnen jullie de tent ook zien?
pagina 11
‘Dag kerel,’ zegt Aap. ‘Helemaal alleen op stap? Loop je een eindje met me mee?’ Dat wil Kleine Ezel wel. Maar Aap loopt snel, veel sneller dan mama Ezel. Algauw is Kleine Ezel weer alleen.
pagina 12
Kleine Ezel loopt verder. De wereld is groot en zijn pootjes zijn klein. Hij zou graag willen uitrusten, even maar, lekker in zijn wagentje, terwijl mama Ezel hem trekt. Maar mama Ezel is er niet…
pagina 13/14
Kleine Ezel komt aan bij het huis van bok. ‘Ventje, ben je moe?’ vraagt Bok. ‘Kom maar bij me op schoot.’ De schoot van Bok is hard en koud. Kleine Ezel trekt zich los. Hij kijkt om naar huis, zucht diep en loopt verder. Hij gaat naar beneden en komt op de weg. De leidster gaat de berg af met haar vinger en wijst daar het pad aan. Er komt een auto voorbij. Doordat hij zo snel rijdt, maakt de auto heel veel stof. Een stofwolk waait Kleine Ezel in zijn snuit. Hij moet ervan niezen en zijn vacht is vies. Hoestend en proestend loopt hij verder.
pagina 15
92
PRENTENBOEKEN
Helemaal vuil komt Kleine Ezel aan bij Cavia. ‘Knulletje, wat ben je vuil,’ zegt Cavia. ‘Als je moeder dat zou zien! Kom maar binnen, ik zal je wassen.’ Ze stopt Kleine Ezel in een emmer met sop en begint hem te wassen met een harde borstel. De leidster wrijft hard over haar arm en trekt een pijnlijk gezicht. Kleine Ezel denkt aan zijn eigen bad, met het zachte sponsje. Zodra Cavia hem loslaat, springt Kleine Ezel uit de emmer. Gauw loopt hij verder.
04 Vbprentenboek 32-94
09-12-2003
19:18
Pagina 93
(Zwart/Process Black Plaat)
pagina 16
Kleine Ezel moet plassen. Hij klopt aan op de deur van Das. De leidster klopt op tafel. ‘Plassen?’ vraagt Das. ‘Ik heb geen potje, want ik heb geen kindertjes.’ ‘Ik ben een grote ezel,’ zegt Kleine Ezel. ‘Ik kan al op de wc.’ De wc van Das ruikt raar. De leidster trekt een vies gezicht. Er zijn vreemde geluiden te horen. Kleine Ezel doet een héél klein plasje, komt snel van de wc af en vlug loopt hij verder, over de lange, lange weg…
pagina 17/18
Het wordt al donker als Kleine Ezel eindelijk bij de tent van Feestvarken aankomt. ‘Dat is de mooiste tekening die ik ooit heb gekregen!’ zegt Feestvarken dankbaar. ‘Die hang ik in mijn keuken. En jij hebt iets lekkers verdiend. Kijk eens, citroentaart met noten en pijnboompitten. Heb ik zelf gebakken, verrukkelijk!’ Kleine Ezel neemt een hapje. De taart smaakt zuur en er zitten harde stukjes in. De leidster trekt een vies gezicht en schuift een denkbeeldig bord weg. Kleine ezel schuift zijn bord weg. ‘Nu ga ik weer naar huis,’ zegt hij.
pagina 19/20
Maar wat is zijn huis opeens ver weg, en wat is het akelig donker! Kleine Ezel rilt. Zijn pootjes doen pijn en zijn oortjes zijn zwaar. De leidster buigt zich wat voorover, laat de schouders hangen en maakt een vermoeide indruk. Kleine Ezel kán niet meer. Doodmoe gaat hij liggen… De weg is koud, niet lekker warm zoals zijn kamertje thuis. Hier kan hij niet slapen.
pagina 21
Kleine Ezel zoekt een plekje in het gras. Scherpe sprieten prikken in zijn buik. Het gras is niet lekker zacht zoals zijn bed in zijn kamertje thuis. Hier kan hij niet slapen. Kleine Ezel kruipt tegen een boom aan. De boom is hard, niet lekker donzig zoals zijn kussen op zijn bed in zijn kamertje thuis. Hier kan hij niet slapen.
pagina 22
Kleine Ezel nestelt zich tegen iets dat groot en donker is. Het grote, donkere ding ruikt lekker. Dit is een fijn plekje. Het is zacht en warm en het ruikt net zo als bij mama Ezel thuis. Ja, hier kan Kleine Ezel slapen. Tevreden doet hij zijn oogjes dicht. De leidster trekt een voldaan, tevreden gezicht en pauzeert hier even.
pagina 23/24
‘Goeiemorgen,’ zegt mama Ezel. ‘Je dacht toch niet dat ik mijn grote ezeltje alleen zou laten?’ De leidster wacht spontane reacties van de kleuters af. Daarna gaat ze even in op het einde van het verhaal. Hoe komt het dat mama Ezel naast Kleine Ezel ligt? De leidster keert naar de vorige prent terug. Zien jullie mama Ezel liggen?
PRENTENBOEKEN
93
04 Vbprentenboek 32-94
09-12-2003
19:18
Pagina 94
(Zwart/Process Black Plaat)
Bijlage 2: Hervertellen
94
kaft
Weten jullie nog wie dit zijn? Wat wou Kleine Ezel zoal alleen doen? Is Kleine Ezel al echt groot? Luister nog eens naar de titel: Een grote ezel. Waarom zou de titel van dit boekje ‘Een grote ezel’ zijn? (of: Waarom noemen ze Kleine Ezel ‘een grote ezel’?)
pagina 1/2
Wat is Kleine Ezel hier aan het doen? Is hij al goed wakker? Hoe zie je dat?
pagina 3/4
Kan Kleine Ezel al alleen op het potje gaan? De leidster wijst op wat er in het potje ligt. Wie zal het potje wegdoen denken jullie? Zou Kleine Ezel mama daarbij helpen? Wat heeft mama Ezel hier in haar handen? Kan Kleine Ezel zich al alleen aankleden? Hoe zie je dat? Wie zal hem moeten helpen?
pagina 5/6
Is het kleine Ezel gelukt zijn kleren aan te trekken? Wat heeft mama Ezel nu mee? De leidster wijst op het kommetje met eten. Kan Kleine Ezel al helemaal alleen eten? Hoe zie je dat? Dit detail is minder duidelijk, mogelijk moet de leidster er expliciet op wijzen, meer bepaald op het rondspattende eten. Wie zal hem moeten helpen?
pagina 7/8
‘Wat een mooie tekening,’ zegt mama Ezel. Vinden jullie ook dat Kleine Ezel al mooi alleen kan kleuren? Waarom wel/niet? Wat wil kleine Ezel met zijn tekening doen? Mag mama Ezel meegaan?
pagina 9/10
Gaat Kleine Ezel écht helemaal alleen op stap? Leidster wijst indien nodig op het knuffelezeltje en stelt indien de kleuters mama Ezel nog niet opgemerkt hebben een bijkomende vraag: Is mama echtthuisgebleven? Wie ziet haar zitten? Naar wie ging Kleine Ezel ook al weer? Was dat ver of dichtbij?
pagina 11/12
Wie komt Kleine Ezel eerst tegen? Kan Kleine Ezel Aap volgen? Waarom niet? Is mama Ezel nog altijd mee? Waar is mama Ezel?
pagina 13/14
Bij wie gaat kleine Ezel daarna op bezoek? Wat zou Bok graag drinken? De leidster wijst op de koffiepotten. Vindt kleine Ezel het leuk bij Bok? Waarom niet? Wat doet kleine Ezel dan? En wie komt er voorbijgeraasd wanneer kleine Ezel weer beneden is? Wat gebeurt er dan? De leidster wijst op de stofwolk en verwoordt indien nodig zelf. Is mama Ezel er ook weer bij? Zien jullie ze zitten?
pagina 15
Zien jullie mama Ezel hier ook nog? Waarvoor dient de gieter? Wat ziet Cavia heel graag, denken jullie? Wat doet Cavia hier? Waarom moet Kleine Ezel gewassen worden? Vindt hij het leuk, het bad dat hij van Cavia krijgt? Waarom niet?
pagina 16
Waarom klopt Kleine Ezel bij Das aan? Vindt Kleine Ezel het fijn om bij Das naar toilet te gaan? Waarom niet? Hoe zie je dat? Zou jij graag op die wc zitten? Is mama Ezel nog altijd in de buurt?
pagina 17/18
Is er bij Feestvarken een feestje geweest? Waarom niet/wel? Welke taart heeft Feestvarken voor kleine Ezel? Vindt Kleine Ezel de taart lekker? Hoe zie je dat? Kunnen jullie ook eens zo’n gezicht trekken? Waar is mama? Nu moet Kleine Ezel nog helemaal terug. Zouden jullie dat ook durven, zo in het donker?
pagina 19/20
Hoe voelt Kleine Ezel zich hier? Zal hij nog thuis geraken vanavond? Wat doet hij dan? Zien jullie mama nog altijd?
pagina 21/22
Kleine Ezel probeert op het gras te slapen, maar dat prikt te veel. Dan probeert hij tegen een boom te slapen. Zien jullie bomen? Blijft hij daar tegenaan liggen? Waarom niet? Hebben jullie al tegen een boom, of op de grond of het gras moeten slapen? Waarin slapen jullie? Hoe zie je dat Kleine Ezel een goed slaapplekje gevonden heeft? Waar is mama nu?
pagina 23/24
Waarom is mama toch meegegaan? Waarom zou ze zich altijd verstopt hebben?
PRENTENBOEKEN
05 Vbprentenboek95-134
09-12-2003
19:42
Pagina 95
(Zwart/Process Black Plaat)
Voordbeeldprentenboek 9:
Pannekoekentaart Nordqvist, S., Pannekoekentaart. Infodok, Leuven Centraal verhaalgegeven:
problemen die zich voordoen bij het bakken van pannekoekentaart
Inhoud:
Pettson woont samen met zijn kat Findus aan de rand van het bos. Vandaag is Findus jarig en naar gewoonte zal Pettson een pannekoekentaart bakken. Maar daarbij komen allerlei problemen kijken en de oplossingen worden hoe langer hoe gekker. Uiteindelijk kan Pettson toch pannekoekentaart bakken en smullen Pettson en Findus samen, met Weense walsen op de achtergrond.
Vorm:
- grote, duidelijke prenten met heel veel details - uitgebreide tekst
Niveau:
oudere kleuters
Introductie Problemen oplossen Aard van de activiteit
- De leidster en enkele minder taalvaardige kleuters denken na over de problemen waarmee Pettson geconfronteerd wordt. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: nemen, prent, vinden, welke, zoeken, ...
Groeperingswijze
groepje van vijf à zes minder taalvaardige kleuters
Materiaal
kopies van een aantal prenten uit het prentenboek (pag. 5-10), stok met haakje (bijvoorbeeld een stok om een zolderluik te openen, géén hengel!)
Verloop
Algemeen Het verhaal van Pettson en de pannekoekentaart is geen gemakkelijk verhaal. Vooral de opeenvolging van de problemen waarmee Pettson geconfronteerd wordt, kan voor sommige kleuters begripsproblemen opleveren. Het is daarom interessant om met kleuters die daar nood aan hebben, de problemen van Pettson eens door te nemen. Het is natuurlijk jammer dat op deze manier al een groot deel van het verhaal aan de kleuters wordt verklapt. Toch blijft er zeker nog voldoende niet ontdekte verhaalstof over om aantrekkelijk te zijn voor de kleuters. Concreet De leidster vertelt de kleuters dat zij straks, morgen, ... een verhaal gaat vertellen over Pettson, een oude man. De leidster legt de gekopieerde prenten op een tafel of op de grond en vertelt over Pettsons eerste probleem, namelijk dat hij geen meel heeft om pannekoeken te bakken. Op welke prent is Pettson meel aan het zoeken? De leidster vertelt verder, de kleuters zoeken naar oplossingen en zoeken tevens naar de bijbehorende prent. Pettson had een echte pechdag. Hij wou pannekoekentaart maken, maar hij had geen meel. Op welke prent is Pettson het meel aan het zoeken?
PRENTENBOEKEN
95
05 Vbprentenboek95-134
09-12-2003
19:42
Pagina 96
(Zwart/Process Black Plaat)
Hij vindt het meel echt niet. Wat moet hij nu doen? Als jullie mama of papa geen meel hebben, wat doen ze dan? Ze gaan het kopen in de winkel. En Pettson doet dat ook. Maar, o wee! Wat nu weer? Weten jullie al wat er aan de hand is? Pettson heeft een lekke band/de band van de fiets van Pettson is plat. Neem eens de prent die hierbij hoort. Als je een lekke band hebt, wat moet je dan doen? Juist, dan moet je de band maken (repareren, plakken). Maar waar zijn de spullen, het gereedschap om de band te maken? Weten jullie het? In het timmerhok. Maar... het timmerhok is op slot en de sleutel is weg! Welke prent hoort hierbij? Kijk, Pettson en zijn kat Findus kijken naar binnen. Findus heeft de sleutel gevonden. Weten jullie waar de sleutel is? Op welke prent kun je dat zien? Neem de prent maar. De sleutel ligt op de bodem van de put. Hoe zou Pettson de sleutel te pakken kunnen krijgen? Hoe kan hij aan de sleutel geraken? Als hij zich bukt, kan hij dan de sleutel pakken, denken jullie? De leidster laat de kleuters oplossingen bedenken. Pettson heeft de oplossing gevonden: hij gaat een haakje maken aan een lange stok en hij gaat daarmee de sleutel uit de put halen. Om dit visueel te maken, kan de leidster iets dergelijks laten zien aan de kleuters. Pettson gaat een stok zoeken. Maar wat denken jullie, zal Pettson een stok vinden? Op welke prent is Pettson een stok aan het zoeken? Neem de prent maar. Pettson vindt geen lange stok. Wat kan hij dan gebruiken? Een hengel! Hij kan een hengel gebruiken! Weten de kleuters wat een hengel is? Indien nodig legt de leidster dit kort uit. Maar de hengel ligt helemaal bovenaan in het timmerhok en Pettson heeft een ladder nodig om bij de hengel te komen. Kijk maar. De leidster toont de prent waarop Pettson naar het dak kijkt. Maar waar staat de ladder? Wat is dat voor een dier? De leidster zorgt ervoor dat alle kleuters weten wat een stier is. Dit is immers belangrijk om de rest van het verhaal te begrijpen. De volgende informatie is belangrijk: - Stieren zijn mannelijke koeien - Stieren zijn vaak gevaarlijk.
96
PRENTENBOEKEN
05 Vbprentenboek95-134
09-12-2003
19:42
Pagina 97
(Zwart/Process Black Plaat)
- Tijdens stieregevechten worden stieren kwaad gemaakt door met een gekleurde lap te wapperen. De stier wil die lap dan aanvallen, maar hij wordt gedood door de stierenvechter. Wat moet Pettson nu doen? Die stier moet weg, anders kan Pettson niet bij de ladder en als hij niet bij de ladder kan, kan hij de hengel niet pakken, en kan hij dus ook niet de sleutel uit de put halen, en kan hij dus ook niet het timmerhok opendoen, en kan hij dus ook niet zijn fiets maken, en kan hij dus ook geen meel halen, en kan hij dus geen pannekoekentaart bakken, en dat zou toch wel heel erg zijn! Denken jullie dat Pettson de stier kan wegjagen? Hoe zou hij dat kunnen doen? Ik ga dat nu nog niet verklappen. Als ik het verhaal van Pettson vertel, zullen jullie het weten.
Kern Vertellen Aard van de activiteit
De leidster vertelt het verhaal aan de kleuters.
Groeperingswijze
klassikaal
Materiaal
stok met haakje, Weense walsmuziek
Verloop
Algemeen Omdat het verhaal zo lang is, wordt het verteld in twee delen. Voor en na elk deel wordt er een kort gesprekje gehouden met de kleuters om het verhaal in te leiden, om de kleuters in de sfeer van het verhaal te brengen, om bepaalde dingen duidelijk te maken enzovoort. Concreet De leidster en de kleuters houden om te beginnen een kort gesprekje over feesten en pannekoeken. Op die manier worden de kleuters in de sfeer van het verhaal gebracht. De leidster gaat na of elke kleuter weet wat pannekoeken zijn. In sommige culturen worden verjaardagen niet of in mindere mate gevierd. De kinderen worden dan wel gevierd tijdens een speciaal kinderfeest (Turken) of wanneer het hun naamdag is (Grieken) of op andere momenten. Het is belangrijk dat de leidster hiermee rekening houdt. Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Wanneer zijn jullie jarig? Wanneer is het kinderdag? Waneer is jullie naamdag? - Hoeveel keer per jaar zijn jullie jarig? Hoeveel keer per jaar is het kinderdag? - Waarom ben je maar één keer per jaar jarig? - Wat gebeurt er thuis als jullie jarig zijn? En op school? - Worden er soms speciale dingen klaargemaakt bij verjaardagen/op kinderdag? - Wat dan? - Welke kleuters eten pannekoeken als ze jarig zijn? - Weten jullie hoe pannekoeken worden gemaakt? Wat hebben we nodig als we pannekoeken willen bakken? Als je pannekoeken wil bakken, heb je zeker melk, meel, suiker, eieren, boter en een beetje zout nodig. Als je dat allemaal niet hebt, kun je geen pannekoeken bakken.
PRENTENBOEKEN
97
05 Vbprentenboek95-134
09-12-2003
19:42
Pagina 98
(Zwart/Process Black Plaat)
Vervolgens wordt het eerste deel van het verhaal verteld aan alle kleuters. De leidster toont de prenten aan de kleuters, onderbreekt het verhaal met vragen en tracht het verhaal zoveel mogelijk te ondersteunen met gebaren, intonatie en mimiek. (zie bijlage 1A) Het tweede deel van het verhaal wordt ingeleid door de kleuters kort te laten hernemen wat voorafging. Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Wie kan er vertellen wat er de vorige keer is gebeurd? - Welke problemen had Pettson? - En, heeft Pettson nu pannekoeken kunnen bakken? Waarom niet? - Wat was het laatste probleem? Pettson moest een ladder hebben om ... Maar... de ladder staat in de wei van de stier en de stier zal Pettson zeker aanvallen als hij in de wei komt! Hoe zal Pettson dit oplossen? - ... Vervolgens wordt het tweede deel van het verhaal voorgelezen, op dezelfde manier als het eerste deel. (zie bijlage 1B) Tenslotte praten de leidster en de kleuters nog even na over het verhaal. Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Wat vinden jullie van het verhaal? - Waarom zou de taart die Pettson bakt, pannekoekentaart heten? - Kunnen jullie de taart zien op de prenten? - ...
Hervertellen Aard van de activiteit
De leidster en de kleuters vertellen samen het verhaal.
Groeperingswijze
groepje van vijf à zes kleuters
Verloop
Aan de hand van vragen en opmerkingen vertellen de leidster en de kleuters samen opnieuw het verhaal. Daarbij wordt ingegaan op details op de prenten. Voor mogelijke vragen en opmerkingen, zie bijlage 2.
Uitbreidingsactiviteit: Pannekoekentaart bakken Dit prentenboek vraagt als het ware om pannekoeken(taart) bakken. Met Weense walsen erbij wordt het een echt pannekoekentaart-festijn.
Uitbreidingsactiviteit: Verhaal beluisteren in de luisterhoek Het verhaal is in de handel ook op cassette te verkrijgen. Prettig voor kleuters die alles nog eens rustig willen bekijken en beluisteren. Er gebeurt ook zoveel in het prentenboek!
Uitbreidingsactiviteit: Verhaalpantomime Dit prentenboek leent zich uitstekend om uitgebeeld te worden. De leidster leest het verhaal (aangepast) voor, de kleuters beelden een personage uit. (zie Drama: 7.2 Verhaalpantomime, pag. 281)
98
PRENTENBOEKEN
05 Vbprentenboek95-134
09-12-2003
19:42
Pagina 99
(Zwart/Process Black Plaat)
Uitbreidingsactiviteit: Probleem! Aard van de activiteit
- De kleuters verkennen een probleem en proberen er een oplossing voor te bedenken - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: anders, eten, proberen, vinden, welke, ziek, zoeken, ...
Groeperingswijze
groepje van vijf à zes kleuters
Verloop
Algemeen Een verdergaande drama-activiteit dan pantomime, waarbij meer eigen inbreng van de kleuters wordt verwacht, is een situatiespel waarin de kleuters een probleem krijgen voorgelegd waarvoor zij een oplossing moeten bedenken. Concreet De leidster herinnert de kleuters aan de problemen van Pettson en vraagt hen of zij nog weten welke oplossingen ervoor werden gevonden. Vervolgens moeten de kleuters zich voorstellen dat zij bij Pettson en Findus wonen. De leidster stelt hen voor een (herkenbaar) probleem dat zij moeten zien op te lossen. (Zie Drama: 1 Spelen met rollen en situaties, Problemen onderzoeken, pag. 294; Conflicten oplossen, pag. 295.) Suggesties voor probleem- en conflictsituaties: - Wat eten we vandaag? De één wil pannekoeken eten, de anderen friet. Hoe wordt dit opgelost? - Iedereen wil stroop op zijn pannekoek. Op een gegeven moment is de stroop op. Eén kleuter heeft nog geen pannekoek met stroop op. Hoe lossen de kleuters dit op? - Pettson en Findus willen een dagje uit met de kleuters. Findus wordt ziek onderweg. Hoe lossen de kleuters dit op? - ... Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Wat wil jij vandaag eten? - X wil iets anders eten dan Y. Wat doen we nu? - Hé, de ... is op. Wat kun je dan nemen? Wat kun je allemaal op je pannekoeken doen? - ...
PRENTENBOEKEN
99
05 Vbprentenboek95-134
09-12-2003
19:42
Pagina 100
(Zwart/Process Black Plaat)
Bijlage 1: Vertellen A pagina 1
Er was eens een man die Pettson heette. Hij had een poes die Findus heette. Ze woonden in een huisje met een timmerhok, een kippenhok, een schuurtje, een toilet buiten en een tuin. Rondom het huis lagen akkers en weiden en een eindje verderop begon het bos. De leidster duidt op de prent aan waar Pettson woont.
pagina 2
De mensen zeiden dat Pettson gek was. De mensen zeggen zoveel. Je weet vaak niet wat je mag geloven. Ja, hij vergat soms wel wat, Pettson, en hij was soms ook verstrooid. En als hij in zijn eentje rondliep en tegen zijn poes praatte, was hij niet helemaal zoals de anderen. Maar wat meneer Gustavsson vertelde over meneer Pettson, dat was pas echt gek. Het verhaal over Pettsons pannekoekendeeg. En hoe hij over het dak klom om naar de winkel te gaan. En dat hij een gordijn aan de staart van de poes had gebonden. Dat had Gustavsson zelf gezien, dat was dus zeker waar. Als je zulke gekke dingen deed, moest je toch gek zijn, of niet soms?
pagina 3
Al die gekke dingen waar de mensen over vertelden, waren gebeurd op Findus’ verjaardag. Findus vierde drie keer per jaar zijn verjaardag, gewoon omdat dat leuker was. Elke keer bakte opa Pettson een pannekoekentaart voor hem. Zoals gewoonlijk had opa Pettson die morgen een hele mand eieren geraapt in het kippenhok. Nu zat hij op de bank buiten, naast de keukendeur, en poetste de eieren. Ze moesten allemaal mooi blinken, want Pettson was een nette man. Findus liep ongeduldig heen en weer over de bank. Wanneer zou die Pettson nu eindelijk beginnen met bakken? Kijk, hier zit Pettson de eieren te poetsen!
pagina 4
“Moet je nu echt al die eieren poetsen?” zeurde de poes. Dan ben ik al opnieuw jarig voor de taart klaar is. “Zozo, wat ben jij ongeduldig,” zei Pettson. “Dan zullen we maar dadelijk beginnen. We nemen drie eieren mee naar de keuken. We zullen eens kijken of we daar een lekkere taart van kunnen maken.” “Natuurlijk kunnen we daar een lekkere taart van maken,” zei Findus. En hij liep de keuken in en haalde een pannekoekenpan uit de kast. De andere eieren bleven buiten op de bank in de mand.
pagina 5
Opa Pettson deed de eieren in een schaal. “Nu hebben we nog suiker nodig, een beetje zout, boter en meel,” zei hij en hij haalde alles uit de kast. Maar het meel vond hij niet. “Waar is het meel nu? Heb jij het meel opgegeten, Findus?” riep hij vanuit de kast. “Ik eet toch geen meel,” zei Findus beledigd. “Dan zal ik het zelf wel gedaan hebben,” mopperde opa Pettson en krabde nadenkend aan zijn neus. Hij doorzocht nog drie keer de hele voorraadkast. Hij zocht in de houtkachel, in de kleerkast en in bank in de keuken, maar het meel vond hij nergens. Kun je pannekoeken bakken als je geen meel hebt? Wat moet Pettson nu doen? De leidster laat de kleuters voorstellen formuleren (bij de buren lenen, kopen in de winkel, ...). “Dan moet ik maar snel naar de winkel fietsen en meel gaan kopen. Wacht jij maar hier, ik ben vlug terug,” zei opa Pettson tegen de poes en hij ging naar buiten zijn blauwe fiets halen. Maar de poes wilde niet wachten en was nog voor Pettson buiten.
100
PRENTENBOEKEN
05 Vbprentenboek95-134
pagina 6
09-12-2003
19:42
Pagina 101
(Zwart/Process Black Plaat)
Toen Pettson zijn fiets nam en wou vertrekken, zag hij plots dat er een gaatje in zijn achterband zat. “Wat nu? Heb jij een gat in die band gebeten, Findus?” bromde de man een beetje boos. “Ik bijt toch geen gaten in banden,” zei Findus beledigd. “Dan zal ik het zelf wel gedaan hebben,” mopperde Pettson en hij trok aan zijn oor. “Het is niet zo erg, ik zal dat eens vlug in orde maken.” Wat moet je doen als je een gaatje in je fietsband hebt? Wie heeft dat al eens meegemaakt? En wat heb jij toen gedaan? Eens kijken wat Pettson gaat doen. “Wacht jij hier, dan haal ik wat gereedschap uit het timmerhok. En dan plak ik het gaatje en dan kan ik naar de winkel fietsen en meel kopen en dan kunnen we je pannekoekentaart bakken...” Maar de poes wilde niet wachten en was nog voor Pettson bij het timmerhok.
pagina 7
Toen opa Pettson de deur van het timmerhok wou openen, merkte hij dat de deur op slot was. De sleutel was verdwenen. “Wat is dat nu?” riep Pettson boos. “Deze deur is nog nooit op slot geweest. Heb jij de sleutel verloren, Findus?” “Ik verlies toch geen sleutels,” antwoordde de poes beledigd. “Dan zal ik het zelf wel gedaan hebben. Wat een ellende!” mopperde Pettson en wreef in zijn oog. Voor alle zekerheid keek hij naar binnen door het raam. Daarna probeerde hij de deur nog eens, maar die bleef gesloten. Kijk, Pettson kijkt door het raam. Wat een ongelooflijke rommel, hé?
pagina 8
Plotseling floot Findus. Hij stond bij de waterput en wees naar beneden. Pettson haastte zich erheen. “Nee maar, kijk eens aan, daar ligt de sleutel, helemaal op de bodem van de put en dat is echt heel erg diep! HOE is die daar gekomen? En HOE moet ik die weer boven krijgen?” Hij trok aan zijn onderlip en dacht een hele tijd. Wat moet Pettson nu doen? De sleutel van het timmerhok ligt in de put en die is erg diep. Pettson kan er echt niet bij en als hij de sleutel niet heeft, kan hij niet in het timmerhok om zijn gereedschap te halen. En als hij zijn gereedschap niet heeft, kan hij de band van zijn fiets niet plakken en als zijn fiets niet gemaakt is, kan hij geen meel gaan kopen en kan hij dus ook geen pannekoekentaart bakken. Hoe zou Pettson de sleutel uit de diepe put kunnen krijgen? De kleuters formuleren oplossingen. Het is belangrijk voor het begrijpen van het verdere verhaal dat de kleuters komen tot de juiste oplossing: het bevestigen van een haakje aan een lange stok waarmee Pettson de sleutel kan opvissen. De leidster toont een stok met een haakje. Plotseling sprong Pettson op. Er schoot hem iets te binnen: “Ik heb het! Ik maak een haakje vast aan een lange stok, dan kan ik de sleutel opvissen. Heb jij een lange stok, Findus?” “Ik heb toch geen lange stokken,” zei Findus en hij wist niet of hij kwaad moest zijn of niet. “Dan zal ik eens moeten nadenken of ik een lange stok heb,” zei Pettson en hij krabde aan zijn hoed. “Wacht hier eventjes, dan ga ik er een zoeken. Dan kan ik de sleutel opvissen, en dan kan ik mijn fiets herstellen, en kan ik meel gaan kopen, en dan kunnen we de pannekoekentaart bakken.” Maar de poes wilde niet wachten. Hij liep voorop en zocht mee.
pagina 9
Opa Pettson en zijn poes zochten overal naar een lange stok. Ze zochten in het kippenhok, achter het timmerhok, in de tuin, in het schuurtje, achter de zetel en in de kast. Maar
PRENTENBOEKEN
101
05 Vbprentenboek95-134
09-12-2003
19:42
Pagina 102
(Zwart/Process Black Plaat)
nergens vonden ze een lange stok. Toen dacht Pettson eraan dat er een hengel lag op de zolder van de timmerwerkplaats. Weten jullie wat een hengel is? Waarom kan Pettson die hengel goed gebruiken? pagina 10
“Een hengel, dat is een goed idee,” vond Pettson. “Dan moet ik eerst de ladder halen. Dan kan ik over het dak kruipen en door het dakraampje. Maar de ladder staat achter het schuurtje in de wei van Andersson en daar staat ook de woeste stier van Andersson te slapen. Die gebruikt de ladder als hoofdkussen. Ik durf de ladder niet te halen, want dan wordt de stier wakker en dan wordt hij woest. We moeten hem op één of andere manier wegkrijgen. Hoe lossen we dat nu weer op?” Pettson krabde in zijn baard en dacht heel diep na. De leidster duidt goed op de prent aan wat Pettson allemaal van plan is. Wat is het probleem? Hoe kan Pettson zijn ladder te pakken krijgen? Wie moet er dan weg? Weten jullie wat een stier is?
B pagina 11 en 12
“Ben jij een goede stierevechter?” vroeg Pettson aan Findus, na heel lang piekeren. “Neeee!!!! Ik heb nog nooit met een stier gevochten,” antwoordde Findus geschrokken. “Spijtig,” zei Pettson bezorgd. “Want als we de stier niet kunnen wegkrijgen, dan kan ik de ladder niet nemen om de hengel van de zolder te halen en dan kan ik de sleutel niet uit de waterput vissen, en dan kan ik niet in het timmerhok geraken en dan kan ik het gereedschap niet halen om de fiets te maken en dan kan ik niet naar de winkel fietsen om meel te kopen, en dan kan ik geen pannekoekentaart bakken. En wat is een verjaardag zonder pannekoekentaart?” Findus zat een tijdje stil voor zich uit te kijken en zei dan: “Tja, ik heb wel eens een koe heel erg bang gemaakt. Als het erop aan komt, kan ik misschien ook wel een stier opjagen.” “Dat dacht ik wel. Je zou willen dat de taart al gebakken was,” zei opa Pettson en knipoogde naar de poes. “Maar ook de snelste poes ter wereld is soms een beetje te lui. Ik ga een paar spullen halen en dan zullen we die stier eens laten lopen. Wacht even hier, ik ben snel terug,” zei hij en hij ging het huis binnen.
pagina 13
In de keuken haalde Pettson het roodgeel gebloemde gordijn naar beneden en in het salon nam hij de oude grammofoon en een grammofoonplaat. Dat is een moeilijk woord! Wie weet er wat een grammofoon en grammofoonplaten zijn? Dat is een machine om muziek te maken, net zoals een pick-up of een CD-speler, maar dan heel erg oud. Jullie overgrootouders speelden muziek met zo’n grammofoon. Omdat Pettson al erg oud is, heeft hij nog zo’n ding. Je moet er een grammofoonplaat opleggen, het ding aanzetten en dan hoor je de muziek. Zo’n grammofoon ziet er zo uit. De leidster wijst de grammofoon aan op de prent. Dan ging hij terug naar de poes en bond het gordijn aan zijn staart. “Zo’n gordijn gebruiken ze bij de stieregevechten in Spanje,” zei Pettson. “Loop nu niet weg voor ik het zeg!” Daarna zette hij de grammofoon naast de wei waar de stier stond te slapen. Hij legde de plaat op de grammofoon en zette hem aan. Een man zong het liedje De Zee. “Daar moet iedereen van wakker worden,” giechelde Pettson.
pagina 14
102
PRENTENBOEKEN
Toen de muziek de wei in dreunde, deed de stier een paar slaperige pasjes maar daar-
05 Vbprentenboek95-134
09-12-2003
19:42
Pagina 103
(Zwart/Process Black Plaat)
na legde hij zijn kop terug op de ladder en sliep verder, want de man op de plaat zong in het begin nog zachtjes. Maar toen hij uit volle borst begon, kwam er leven in de stier. Hij werd met een sprong wakker en keek verschrikt alle kanten uit. “Wat? Wat is me dat?” Hij werd kwader en kwader en staarde boos naar een bij die net voorbij vloog. Nee, dat was het niet. Het kwam uit een andere richting. Hij draaide rond en kreeg Pettson in het oog, en de poes, en de grammofoon. Toen brulde hij: “Daar is het! Stop dat lawaai, of ik stop het zelf!” En hij boog zijn hoofd en wipte heen en weer, klaar om te springen. Hij spande al zijn spieren, nam een aanloop en donderde met een ruk recht op Pettson en Findus en de grammofoon af. ‘Uit volle borst’ zal waarschijnlijk niet worden begrepen door een groot deel van de kleuters. De leidster kan heel wat duidelijk maken door middel van intonatie, gebaren, mimiek. pagina 15
“Nu!” fluisterde Pettson tot de poes. “Loop zo hard je kan!” Findus schoot weg als een raket met het roodgeel gebloemde gordijn fladderend aan zijn staart. Toen de stier dat merkte, draaide hij zich met een ruk om en rende er achteraan. Hij was zo in de war en zo woest, en hij dacht dat het gordijn zo’n verschrikkelijk lawaai maakte. De leidster maakt de uitdrukking ‘schoot weg als een raket’ duidelijk door met de vinger erg snel Findus te volgen op de prent.
pagina 16
Toen die twee ver weg waren, kroop Pettson snel onder de prikkeldraad door. Snel nam hij de ladder en kroop terug. Net op dat moment kwam de poes in volle vaart weer aangerend, met de gele gordijnstaart achter zich aan. De stier, doodmoe van het lopen, stond helemaal achteraan in de wei. Hij wist niet wat er gebeurd was.
pagina 17
Maar Findus stopte niet en rende gewoon door, langs de keukendeur en de bank met de mand eieren. Het gordijn bleef aan de mand haken en trok haar om. Alle eieren vielen in een plas. Pettson geraakte verstrikt in het gordijn, struikelde en viel midden in de eierkoek. Niet één ei was heel gebleven. De leidster kan ook hier veel duidelijk maken door de dingen aan te wijzen op de prent, door gebaren, intonatie. (bv. verstrikt raken en struikelen)
pagina 18
Pettson vloekte, kroop recht en keek woedend naar de kleverige plas. “Waarom heb je de eiermand op de bank gezet, Findus? Kijk nu hoe het er hier uitziet!” brulde hij. “Ik heb toch geen eieren op een bank gezet!” siste Findus beledigd. “Dan zal ik het zelf wel gedaan hebben!” siste Pettson terug. Maar hij bleef niet lang boos, het was immers de verjaardag van Findus. “Wat een troep,” zuchtte hij. “Ik moet eerst maar eens opruimen voor ik verder werk aan de pannekoekentaart. Want ik ben een nette oude man.” Hij nam een schop en begon de kleverige eierkoek in een vuilnisemmer te scheppen. En net op dat moment kwam Gustavsson eraan.
pagina 19
“Hallo Pettson. Zozo, jij bent zoals gewoonlijk hard aan het werk,” zei Gustavsson en hij keek benieuwd naar de eierkoek. “Tja, zoveel wordt er nu ook weer niet gewerkt vandaag,” zei Pettson. “We vieren namelijk een verjaardag en daarom ben ik bezig met het pannekoekendeeg. Ik wil een mooie pannekoekentaart bakken. Hij haalde de laatste schop eierkoek uit de plas. “Ziezo,” zei hij. Hij rekte zich uit en droogde zijn handen af aan zijn broek. Toen voelde hij dat zijn broek helemaal plakte van de eiermodder. Ik zou eens een nieuwe broek moeten kopen. Deze is geloof ik al meer dan zestig jaar oud, dacht hij en hij trok ze uit. “Die gooien we er maar bij. We vieren maar drie keer per jaar een verjaardag en dan moet
PRENTENBOEKEN
103
05 Vbprentenboek95-134
09-12-2003
19:42
Pagina 104
(Zwart/Process Black Plaat)
je dat goed doen,” zei hij en stopte zijn broek in de emmer. Gustavsson staarde naar de brij in de vuilnisemmer. Pannekoekendeeg! Hij loerde naar Pettson. Die man moet gek geworden zijn! dacht hij. Ik zal maar doen alsof er niets aan de hand is. pagina 20
“Zo, je maakt een pannekoekentaart voor jou en de poes. Dat klinkt lekker!” zei Gustavsson en hij probeerde een beetje blij te klinken. “Ja hoor, heb ik zelf verzonnen,” zei Pettson trots. “Maar eerst moet ik naar de winkel meel gaan kopen. Wacht even, ik ben zo terug.” Hij nam de ladder en ging naar het timmerhok, klom erop en verdween aan de andere kant van het dak. Gustavsson zag hem niet meer. Waar zou Pettson zijn? De kleuters proberen samen te vatten wat Pettson nu allemaal moet doen om tenslotte pannekoekentaart te kunnen bakken. Gustavsson bleef nog even staan kijken naar het dak. Daarna keek hij naar de modderige eierbrij in de vuilnisemmer en naar de poes die ongeduldig heen en weer liep met een roodgeel gebloemd gordijn aan zijn staart en naar de grammofoon die bleef hangen en brulde “zee, naar zee, naar zee, naar zee”. Tenslotte keek hij weer naar het dak, waarachter Pettson verdwenen was. “De winkel is toch de andere kant op,” zei hij stilletjes. Toen draaide hij zich om en ging naar huis. Hij leek diep na te denken.
pagina 21 en 22
Vanaf die dag dacht iedereen in het dorp dat Pettson gek was. Maar Findus vond dat helemaal niet. Want Pettson kroop door het dakraampje op de zolder van het timmerhok. Na een tijdje vond hij de hengel. Daarna klom hij naar beneden. Hij bond een haakje van ijzerdraad rond het uiteinde van de hengel, ging naar de waterput en viste de sleutel op. Toen kon hij de deur van het timmerhok openen, en zijn gereedschap halen en de band plakken. Hij fietste naar de winkel en kocht meel en een nieuwe broek. Hij reed weer naar huis en bakte een prachtige pannekoekentaart voor Findus. Even later zaten ze in de tuin koffie te drinken en taart te eten. Ze speelden Weense walsen op de grammofoon, zoals altijd, wanneer Findus jarig was. Pettson was echt zo gek nog niet. Weten jullie wat Weense walsen zijn? De leidster laat de kleuters Weense walsen horen.
104
PRENTENBOEKEN
05 Vbprentenboek95-134
09-12-2003
19:42
Pagina 105
(Zwart/Process Black Plaat)
Bijlage 2: Hervertellen Er zijn gemakkelijke en moeilijke vragen bij de gesuggereerde vragen. De leidster is hier de meest aangewezen persoon om uit te maken welke vragen aan welke kleuters kunnen worden gesteld. pagina 1 en 2
Wie kan er het houtschuurtje aanwijzen? En het kippenhok? Waarom denk je dat dat het kippenhok is? Wat staan die mensen daar te doen? Naar wie zijn ze aan het kijken? Als je heel goed kijkt, zie je bovenaan pagina 2 een laars in het bos. Wie kan die vinden?
pagina 3 en 4
Waarom kun je geen drie keer per jaar jarig zijn? Wat is Pettson aan het doen? Findus is de pannekoekenpan aan het zoeken. Zijn die dingen die je op de prent kunt zien, pannekoekenpannen? Waarom niet? Hoe ziet een pannekoekenpan er dan uit? Wat zien jullie nog op de prenten? (heel klein nestkastje, muis die iets tegen kip zegt, Findus die ongeduldig rondjes loopt, bril aan een haakje in de keuken, huisje in bloempot, ...)
pagina 5 en 6
Waar is Pettson overal aan het zoeken? Wat heeft Pettson nog nodig om pannekoeken te kunnen bakken? Pettson zegt dat hij snel even naar de winkel fietst om meel te gaan halen. Gebeurt het allemaal zo snel? Wat zien jullie nog op de prenten? (muizen in het fietstasje, muizen die naar de lekke band zitten te kijken, appels in de fietstassen, een koe vooraan op de fiets, een kaarsje in plaats van een lamp, een toeter in plaats van een bel, ...)
pagina 7 en 8
Wat zien jullie allemaal in het timmerhok? Zien jullie de sleutel in de waterput liggen? Hoe kan Pettson aan de sleutel geraken? Wie zit er nog naar de sleutel te kijken? (de slak rechts met het slijmspoor) Links op de prent ligt een muisje met een rode paraplu boven zijn hoofd. Waarom zou het muisje zo liggen?
pagina 9 en 10
Wat doet Pettson? Kunnen jullie Findus zien op elk stukje prent? Pettson vindt geen stok, maar hij heeft wel een goed idee. Welk idee?
pagina 11 en 12
Wat zien jullie allemaal op de prent? (oude muis in zetel, aanlegsteigertje en bootje in plas, douche van regenpijp, ...) Hoe zou het water in de douche komen?
pagina 13 en 14
Waarom ging Pettson het gordijn en de grammofoon halen? Wie weet dat nog? Waarom bond Pettson het gordijn rond de staart van Findus? Wat is Findus op de prent aan het doen? Waarom zou hij turnoefeningen doen? (opwarming) Wat vinden jullie van de stier? Zouden jullie bang zijn als jullie zo’n stier in het echt zouden zien? Wie heeft er al eens een echte stier gezien? En koeien? Wie is er bang van koeien?
pagina 15 en 16
Wat gebeurt er hier? Krijgt de stier Findus te pakken? Wat doet Pettson? Kunnen jullie zien waar Findus gelopen heeft? Hoe zien jullie dat?
pagina 17 en 18
Wie kan er vertellen wat er nu gebeurt? Wat zien jullie op de prenten? (o.a. Rode Kruis voor gekwetste eieren)
PRENTENBOEKEN
105
05 Vbprentenboek95-134
09-12-2003
19:42
Pagina 106
(Zwart/Process Black Plaat)
Wie heeft er al eens een ei of eieren gebroken? Hoe was dat gebeurd? En wat zeiden mama en papa? Was het jouw schuld of kon je er niets aan doen? Was het vies? Denken jullie dat dat vies is, zo’n hoop kapotte eieren? pagina 19 en 20
Wat vindt Gustavsson van Pettson? Wat betekenen de sporen op de prent? Kan Pettson nu eindelijk de hengel van de zolder halen?
pagina 21 en 22
Wat zien jullie op de prent? Zien jullie Findus? Wat doet die allemaal? En wat gebeurt er op de laatste prent? Zien jullie de beesten die aan het dansen zijn? Zij dansen op de Weense walsen. De leidster laat walsmuziek horen en laat de kleuters erop dansen en nadien hun ervaringen vertellen.
106
PRENTENBOEKEN
05 Vbprentenboek95-134
09-12-2003
19:42
Pagina 107
(Zwart/Process Black Plaat)
Voorbeeldprentenboek 10:
Er ligt een krokodil onder mijn bed! Schubert, I. & D. Schubert, Er ligt een krokodil onder mijn bed! Lemniscaat, Rotterdam Centraal verhaalgegeven:
fantasie als gevolg van angst
Inhoud:
Peggie vindt een krokodil onder haar bed. Het is een aardige krokodil die allerlei leuke dingen met Peggie doet en een verhaal vertelt over hoe hij in mensenland is beland. Eerst is Peggie bang, maar dat gaat al snel over.
Vorm:
- grote en kleine, minder duidelijke prenten met details - uitgebreide tekst
Niveau:
oudere kleuters
Introductie Inleidend gesprek Aard van de activiteit
- De leidster en de kleuters houden een inleidend gesprek. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: alleen, avond, bang, bed, broer, donker, griezelig, knuffel, moeder, nacht, samen, slapen, vader, zus, ...
Groeperingswijze
klassikaal
Materiaal
levensechte afbeelding van een krokodil
Verloop
De leidster en de kleuters praten samen over bang zijn in het donker, in de slaapkamer, waarvoor ze bang zijn, wat de kleuters dan doen, ... en over krokodillen. Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Zijn jullie soms bang, ‘s avonds in bed? - Waarvoor zijn jullie bang? - Wat doen jullie dan? - Slapen jullie alleen in de kamer of slapen jullie samen met een broer of zus? - Slapen jullie samen met een knuffel? - Als jullie knuffel bij jullie is, zijn jullie dan minder bang? - Wie heeft er veel knuffels? - Wie heeft er een krokodil als knuffel? - ... De leidster gaat na of de kleuters weten wat een krokodil is. Ter verduidelijking toont de leidster de afbeelding van de krokodil. Het komt erop aan de kleuters gerust te stellen, door de krokodil juist en zeker niet te angstaanjagend voor te stellen: - krokodillen wonen heel ver weg of zitten opgesloten in de dierentuin - ze leven in en rond het water Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Hebben jullie al eens een echte krokodil gezien? - Waar? In de dierentuin?
PRENTENBOEKEN
107
05 Vbprentenboek95-134
09-12-2003
19:42
Pagina 108
(Zwart/Process Black Plaat)
- Waren jullie toen bang van de krokodil? Waarom (niet)? - Lopen krokodillen zomaar rond op straat? - ...
Kern Vertellen Aard van de activiteit
De leidster vertelt het verhaal aan de kleuters.
Groeperingswijze
groepje van vijf à zes kleuters
Verloop
De leidster vertelt het verhaal aan de kleuters. Om de begrijpelijkheid van het verhaal te verhogen, gebeurt het vertellen best zo expressief mogelijk en duidt de leidster zoveel mogelijk aan op de prenten. Voor een licht aangepaste versie van de oorspronkelijke tekst, zie bijlage 1.
Hervertellen Aard van de activiteit
De leidster en de kleuters vertellen samen het verhaal.
Groeperingswijze
groepje van vijf à zes kleuters
Verloop
Aan de hand van vragen en opmerkingen vertellen de leidster en de kleuters samen opnieuw het verhaal. Er wordt ingegaan op details op de prenten. Voor mogelijke vragen en opmerkingen, zie bijlage 2.
Hervertellen met ervaringen van de kleuters Aard van de activiteit
De leidster en de kleuters vertellen samen het verhaal.
Groeperingswijze
groepje van vijf à zes kleuters
Verloop
Algemeen Bij dit hervertellen wordt vooral ingegaan op onderwerpen die met het verhaal te maken hebben, op eigen ervaringen van de kleuters, ... Ook als kleuters erg geïnteresseerd zijn in een bepaalde prent of passage uit het verhaal (bijvoorbeeld de badscène), kan de leidster hierop ingaan. Concreet De leidster stelt vragen over het verhaal en over onderwerpen die met het verhaal te maken hebben. Wat vinden de kleuters van bepaalde situaties? Doen de kleuters die dingen thuis ook? Vinden ze iets prettig of juist niet? ... (zie bijlage 3)
Uitbreidingsactiviteit: Spelen met schuim
108
Aard van de activiteit
- De kleuters maken schuim en spelen met het schuim. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: bad, beginnen, blazen, beetje, hoofd, lichaam, lusten, maken, meer, nat, veel, water, weinig, ...
Groeperingswijze
groepje van vijf à zes kleuters
Materiaal
watertafel of teilen met water, afwasmiddel, rietjes, eiwitschuimpjes
PRENTENBOEKEN
05 Vbprentenboek95-134
09-12-2003
Verloop
19:42
Pagina 109
(Zwart/Process Black Plaat)
De kleuters gaan, net zoals Peggie en Karel, spelen met schuim. Maar om dat te kunnen doen, moeten ze eerst schuim maken. Hoe kunnen de kleuters dat doen? De leidster laat ze zelf uitproberen. De kleuters doen wat afwasmiddel in water en blazen met een rietje in het water zodat er schuim ontstaat. Belangrijk is dat het voldoende duidelijk is voor de kleuters dat ze moeten blazen en niet zuigen. Eventueel kan dat tevoren, in een andere context, even worden geoefend met pluimen, een ping-pong bal, ... Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Als jullie thuis in bad gaan, is er dan ook schuim in het water? - Kunnen jullie dan nog iets van jullie lichaam zien, of is alles bedekt met schuim en steekt alleen je hoofd er nog boven uit? - Ruikt het badschuim lekker? - Doe maar een beetje afwasmiddel in het water. - Blaas nu door je rietje. Je moet blazen, want als je zuigt dan krijg je het afwasmiddel binnen en dat is gevaarlijk. - Ik denk dat je te weinig afwasmiddel in het water hebt gedaan. - Goh, jij hebt al veel bellen! - ... Als er voldoende schuim is, gaan de kleuters met het schuim spelen. Ze kunnen ‘schuimpjes bakken’ net als de bakker (de leidster toont een voorbeeld), ze kunnen ‘schuimhoeden’ maken net als Peggie en Karel. Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Wie weet er nog wat Peggie en Karel in het bad deden? - Kun jij mij eens een muts van schuim geven? - ... Om de activiteit af te sluiten, mogen de kleuters de eiwitschuimpjes opeten. Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Vinden jullie dat de eiwitschuimpjes op jullie schuimpjes lijken? - Lusten jullie de schuimpjes? - Welke vorm heeft jouw schuimpje? - Waar lijkt jouw schuimpje op? Op een gezichtje? - ...
Uitbreidingsactiviteit: Dansen Aard van de activiteit
- De kleuters dansen op verschillende soorten muziek. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: allerlei, blij, dansen, feest, gek, kwaad, muziek, plezant, prettig, samen, snel, springen, traag, verdrietig, ...
Groeperingswijze
klassikaal
Materiaal
cassetterecorder, cassettebandje met verschillende soorten muziek (verschillende ritmes, verschillende genres, uit verschillende culturen (niet per se volksmuziek, ook popmuziek))
Verloop
De leidster leidt de activiteit in met een klein gesprekje. Karel en Peggie deden allerlei gekke dingen. Wie weet er nog wat ze allemaal deden? Karel en Peggie dansten ook. Ze vonden het erg leuk. Vinden jullie dansen ook leuk? Wie
PRENTENBOEKEN
109
05 Vbprentenboek95-134
09-12-2003
19:42
Pagina 110
(Zwart/Process Black Plaat)
van jullie danst er soms? Op welke muziek? Wie van jullie heeft er al eens op een feest gedanst? Was dat prettig? Wie heeft zijn ouders/papa en mama al eens zien dansen? Dansten ze toen samen? Was dat mooi? ... De leidster laat verschillende soorten muziek horen en de kleuters dansen erop. Tijdens en na het dansen praat de leidster erover met de kleuters. Dansen de kleuters op alle muziek op dezelfde manier of dansen ze telkens weer anders? Hoe dansen ze? (wild, sierlijk, traag, snel, ...) De bewegingen worden anders naargelang de aard van de muziek. Zijn er verschillen tussen culturen wat betreft de manier van dansen? Misschien kan de leidster ook vragen naar de gevoelens van de kleuters bij bepaalde muziek. Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Karel en Peggie dansten samen. We zullen de prent nog eens bekijken. Denken jullie dat Peggie en Karel op trage of op snelle muziek dansen? Waarom denken jullie dat? - Vinden jullie dit mooie muziek? Waarom wel/niet? - Kunnen jullie ook samen dansen, zoals Peggie en Karel? - Is dit blije muziek? Of worden jullie er een beetje verdrietig van? - Hoe dans je als je blij bent? En hoe dans je als je kwaad bent? - Jij kunt goed dansen! Waar heb je dat geleerd? - ...
Uitbreidingsactiviteit: Een baby-krokodil maken Aard van de activiteit
- De kleuters knutselen een baby-krokodil. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: daarna, eerst, elkaar, groen, kleur, knippen, laatst, lijken, lukken, maken, plakken, rood, verven, welke, ...
Groeperingswijze
groepje van vijf à zes kleuters
Materiaal
groene en rode verf, lijm, eierdozen, (botte) naald en draad, papier, schaar, potlood
Verloop
De kleuters maken een baby-krokodil op basis van de prenten en de tekst in het prentenboek. Tijdens en na het knutselen praat de leidster met de kleuters. Afhankelijk van hun taalvaardigheidsniveau bevraagt zij hun handelingen of laat zij hen zelf vertellen. Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster naar minder taalvaardige kleuters toe: - Welke kleur moet de kleine eierdoos hebben? Zoek het eens op in het prentenboek. - Waarmee zullen we de grote en de kleine doos aan elkaar maken? - Die tanden zijn echt heel griezelig. Vind jij dat ook niet, X? - Dat heb jij goed gedaan! Hoe heb je dat gedaan? Welke dingen heb je gebruikt? - ... Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster naar meer taalvaardige kleuters toe: - Het lukt niet goed, hé? Hoe denk je dat dat komt? - Hoe zou je de kop/de staart/de poten maken? - Lijkt het op een krokodil? - Vertel eens aan de anderen hoe je dat gedaan hebt. - ...
110
PRENTENBOEKEN
05 Vbprentenboek95-134
09-12-2003
19:42
Pagina 111
(Zwart/Process Black Plaat)
Uitbreidingsactiviteit: Krokodillestaart Aard van de activiteit
- De kleuters spelen het spel ‘Krokodillestaart’. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: bal, bijna, gooien, hard, kring, kop, twee, raken, staart, werpen, ...
Groeperingswijze
groep van tien à vijftien kleuters
Materiaal
zachte bal
Verloop
De kleuters staan in een kring. Eén kleuter heeft de bal. In het midden van de kring staat de ‘krokodil’ (= twee kleuters die een kop en een staart vormen; de staart houdt de kop ter hoogte van het bekken vast). De kringspelers mogen de bal naar de staart van de krokodil werpen. Wanneer een kleuter erin slaagt de staart te raken, wordt hij krokodillekop, de kop wordt staart en de staart komt weer in de kring staan. De kop mag de bal met de handen afweren. Naar Veerle Florquin & Els Bertrands Uit: Speelkriebels voor kleuters Acco, Leuven Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Wil jij kop of staart zijn? - Lijken X en Y zo op een echte krokodil? - Je hebt de staart bijna geraakt. - Je mag niet zo hard gooien. Dat doet pijn. - ...
Uitbreidingsactiviteit: Liedje Aard van de activiteit
De leidster zingt een liedje.
Groeperingsvorm
klassikaal
Verloop
Binnen het kader van ‘bang zijn’ past het volgende liedje. De leidster kan het op een gepast moment zingen.
Bron: Mieke Werkers Iedereen is wel eens bie-boe-bang. Driejarigen en ... lampebeesten, krokodillen, een donker hoekje ... In: Kleuters & ik, nr. 3, 1987-1988 (7), pp. 10-14
PRENTENBOEKEN
111
05 Vbprentenboek95-134
09-12-2003
19:42
Pagina 112
(Zwart/Process Black Plaat)
Suggesties voor prentenboeken over bang zijn - Welterusten... Kleine Beer (zie fiche 20, pag. 155) - Depondt, L., Kol, het eendje dat niets durfde. Bakermat, Mechelen Kol durft niet op die grote vijver. “Bangerik,” zeggen z’n broers en zussen. “Flauwerd,” zeggen papa en mama eend. Kol is er ongelukkig om. Tot de grote zwaan hem voorzichtig meeneemt over het water... Een boekje over uitgelachen worden, niet durven, verdwalen... en hoe je daarmee kunt omgaan. - Holabird, K., Alexander en de draak. Big Balloon, Heemstede Alexander durft alles... behalve ‘s avonds alleen in zijn donkere slaapkamer blijven. Hij ziet overal griezelige figuren. Zijn moeder zegt dat het maar schaduwen zijn, maar dat helpt Alexander niet. Op een avond is hij er vast van overtuigd dat er een draak onder zijn bed ligt. Alexander valt van schrik in slaap. Zijn vader zegt dat hij twee dingen kan doen. Vriendschap sluiten met de draak of de draak wegsturen. Alexander gaat de draak te lijf met zwaard en schild. Maar wat blijkt? Het is een heel zielige draak. Alexander sluit vriendschap met de draak en is nooit meer bang voor schaduwen... - Hughes, S., Alfie gaat het eerst naar binnen. De Vries-Brouwers, Antwerpen Mammie, Alfie en Annie Rose hebben boodschappen gedaan. Alfie wil eerst thuis zijn en holt vooruit. Hij gaat naar binnen en slaat de deur achter zich dicht. Mammies sleutels liggen op de boodschappentas die naast hem staat. Nu kan mammie niet meer naar binnen en Alfie kan niet bij het slot. Wat is Alfie bang! De buurvrouw, een glazenwasser en de melkboer worden erbij gehaald, maar Alfie krijgt het toch helemaal alleen voor elkaar. - Mac Donald, M., Beer waakt. Clavis, Hasselt Ben maakt zich overal zorgen over: hij is bang dat er een vulkaan onder het huis zit, dat de kookmoeder op school een heks is, dat hij niet naar de hemel mag omdat hij koekjes uit de koekjestrommel gepakt heeft, ... Zijn moeder probeert hem gerust te stellen. Maar Ben blijft zich zorgen maken. Hij praat er met zijn beer over. Die begrijpt hem wel. Samen spreken ze af dat beer zich ‘s nachts zorgen zal maken, terwijl Ben slaapt en Ben overdag (dat is minder eng), terwijl beer slaapt. - Willis, J., Ook draken moeten slapen. Lemniscaat, Rotterdam In rijmvorm vertelt dit prentenboek het verhaal van Daantje Draak. Daan is bang om te gaan slapen, want er zitten kinderen onder zijn bed. Daarom gaat hij zelf op de grond liggen, onder zijn bed. Jeroen is verdwaald in het bos, komt terecht in de drakengrot en gaat in Daans bed liggen. Hij is bang dat er een draak onder het bed ligt. Hij kijk en... wegwezen, gauw!
Literatuursuggesties Met muziek en dansen kunnen nog allerlei dingen gebeuren in de kleuterklas. In onderstaand artikel worden tal van suggesties gegeven in verband met muziek in de kleuterklas: Princen, N., Kleutersuite in A-Groot door W.A. Mozart. Vijfjarigen verkennen grotemensenmuziek. In: Kleuters & ik, nr. 3, 1992-1993 (12), pp. 11-13 Een aanrader! In het artikel wordt ook een lijstje gegeven van verschillende muziekstukjes voor verschillende emoties:
112
PRENTENBOEKEN
05 Vbprentenboek95-134
09-12-2003
19:42
Pagina 113
(Zwart/Process Black Plaat)
muziek die je blij maakt - Eine kleine Nachtmusik (W.A. Mozart) - de lambada - Ayacucho (Berdien Stenberg en James Last) - In the Mood (Glenn Miller) - Het is feest vandaag (Gert en Samson) - A Swinging Safari (Bert Kaemfert) muziek voor als je moe bent - Peer Gynt-suite nr. 1 Morgenstimmung (E. Grieg) - Ave Maria (F. Schubert) - Carnaval des animaux: de zwaan (C. Saint Saëns) - Bolero (M. Ravel) - Amazing Grace - Bright Eyes (Art Garfunkel) muziek waar je ‘gek’ van wordt - heavy metal muziek - Carmen: Toreador (G. Bizet) muziek waar je bang van wordt - Peer Gynt-suite nr.1. In der Halle des Bergkönigs (E. Grieg) - Carnaval des animaux: Fossiles (C. Saint Saens) - Also sprach Zarathustra (R. Strauss) - Carmina Burana: O Fortuna (C. Orff)
PRENTENBOEKEN
113
05 Vbprentenboek95-134
09-12-2003
19:42
Pagina 114
(Zwart/Process Black Plaat)
Bijlage 1: Vertellen
114
pagina 1
De klok slaat zeven uur. “Peggie, bedtijd. Pappa en mamma gaan uit, dus vanavond is er geen tijd voor een verhaaltje.” Mamma zit haar nagels te lakken als Peggie een nachtzoentje komt geven. De leidster doet alsof zij haar nagels lakt. De leidster geeft een zoentje in de lucht. Pappa zegt: “Vooruit Peggie, nou naar bed!”
pagina 2
Peggie pakt haar beer van de stoel en huppelt de gang door. Ze doet de deur van haar kamertje open en dan... kan ze haar ogen niet geloven! De leidster kijkt onder een denkbeeldig bed en schrikt. Er ligt een KROKODIL onder haar bed. Zijn grote groene ogen glinsteren in het ganglicht. Peggie smakt de deur dicht en holt weer naar haar pappa en mamma. “Ik kan niet naar bed,” roept ze, “er ligt een krokodil onder!”
pagina 3
Mamma zucht. Pappa tilt Peggie op en zegt: “Dát wil ik wel eens zien!” Hij draagt Peggie naar haar kamertje, doet de deur open en... geen krokodil te zien! “Zie je nou wel, er is helemaal geen krokodil, niet in je bed en niet onder je bed. Ik zie wel veel rommel, kleren, schoenen en speelgoed. Krokodillen liggen niet onder kinderbedjes, daar zijn ze toch veel te groot voor. Krokodillen wonen in dierentuinen en in Afrika, niet in gewone huizen. Ga nou maar gauw in je bed en ik wil je niet meer horen!”
pagina 4
Pappa heeft nog maar net de deur dichtgedaan, als Peggie iemand hoort giechelen. Waar komt dat vandaan? Van onder het bed? Of vanaf de boekenplank? “Joehoe, je moet naar boven kijken!” De leidster kijkt naar boven. Op de klerenkast ligt een enorme krokodil, die Peggie plagerig aankijkt. “Ga weg, eng beest,” snikt Peggie, “je maakt me bang!” “Voor mij hoef je echt niet bang te zijn,” zegt de krokodil. Hij springt met een zwaai van de kast af. “Ik heet Karel en ik ben een bijzondere krokodil! Kijk maar...”
pagina 5
Karel wordt kleiner en kleiner, en Peggies ogen worden groter en groter. Nu is hij net zo klein als haar schoen. “Vind je me leuker als ik klein ben?” piept hij. Daar moet Peggie even over nadenken. “Nee, ik vind je groot leuker. Ga maar weer groeien, ik word toch niet meer bang.” “Zoals je wilt,” zegt de krokodil, en hij wordt groter en groter tot hij weer net zo groot is als een echte krokodil. Dan komt hij gezellig bij Peggie op bed zitten.
pagina 6
“Kom jij uit de dierentuin of uit Afrika?” vraagt Peggie nieuwsgierig. “Nee, ik kom uit Krokodillenland,” antwoordt Karel. “Maar dat is een lang verhaal. Dat zal ik je straks vertellen. Zou ik me misschien eerst even mogen wassen? Ik voel me zo vuil na die lange reis.” “Tuurlijk, kom maar mee naar de badkamer,” zegt Peggie. “Ik zal een heerlijk schuimbad voor je maken, met een heleboel shampoo van mamma.” Grommend van plezier stapt Karel in bad. “Mmm, zalig! Wat lekker warm. Waarom kom je er niet bij, kleintje?”
pagina 7 en 8
Een plezier dat ze hebben! Ze maken hoge mutsen van schuim. Peggie is een zeemonster dat poppen en bootjes opeet, maar Karel redt ze door ze met zijn staart over de rand van het bad te gooien. De leidster doet alsof ze gooit.
pagina 9
Als het water niet meer zo warm is, laat Peggie aan Karel zien hoe lang ze met haar hoofd onder water kan blijven. Karel vindt het fantastisch. De leidster doet alsof ze haar hoofd onder water steekt.
PRENTENBOEKEN
05 Vbprentenboek95-134
09-12-2003
19:42
Pagina 115
(Zwart/Process Black Plaat)
Na een tijdje drogen ze zich af en gaan naar de huiskamer. “Zet eens een plaatje op, dan zal ik de Krok-dans voordoen,” zegt Karel. Peggie zet de plaat op en Karel danst erop los. pagina 10
Die dans is fantastisch! Karel zwiert als een echt danser, gaat op zijn voorpoten staan en slaat de maat van de muziek met zijn staart tegen het plafond. Hij gooit Peggie in de lucht en laat haar drie salto’s maken, voor hij haar weer opvangt. Ze raken allebei buiten adem. De leidster maakt dansbewegingen.
pagina 11
“Wat zullen we nu gaan doen?” vraagt Peggie als ze weer een beetje uitgerust zijn. “Laten we een krokodil maken,” zegt Karel, “een kleine baby-krokodil! Heb je eierdozen en verf en zo?”
pagina 12
Peggie gaat op zoek en komt terug met twee eierdozen, een grote en een kleine. En met rode en groene verf, penselen en wit papier, een schaar en een heleboel lijm. Eerst lijmen ze de zijkanten van de grote doos aan elkaar. Dat is het lijf. Ze knippen gevaarlijke witte tanden en verven de kleine eierdoos rood van binnen. Dat is de kop. Ze maken een papieren staart vast aan de achterkant van de grote doos en verven de twee dozen groen van buiten. Dan maken ze twee woeste ogen. Karel plakt de tanden in de bek en maakt de kop aan het lijf vast: de krokodil is af! Wat ziet hij er griezelig uit, véél griezeliger dan Karel!
pagina 13
Peggie begint te geeuwen en te geeuwen. Ze kan er niet mee ophouden. De leidster geeuwt. “Je moet gaan slapen,” zegt Karel en draagt haar naar bed. “Maar je zou nog over Krokodillenland vertellen, Karel, dat heb je beloofd!” “Ja, dat is zo. En beloofd is beloofd, dus... Krokodillenland is een prachtig land, waar het altijd warm is. Maar er wonen niet alleen krokodillen, hoor. Er zijn olifanten en neushoorns en pelikanen en struisvogels. Ook schildpadden, giraffen en nog een heleboel andere dieren.”
pagina 14
“Ik was jong en erg stout. Ik vond het erg plezant om de jonge dieren te laten schrikken. Ik vertelde griezelverhalen over spoken en heksen en enge monsters, vlak voordat het donker werd. Dan werden die arme kleintjes zo bang, dat ze niet meer durfden te gaan slapen. Of ik verkleedde me als een verschrikkelijke beest met hoorns en een bek die wagenwijd openstond, klaar om de kleintjes op te eten. Op een dag maakte ik ze allemaal doodsbang door uit de rivier op te duiken met lang haar, net als een zeeheks.”
pagina 15 en 16
De leidster toont de prent.
pagina 17
“Toen kreeg ik een héél gemeen idee! Ik verwisselde de krokodilleëieren met de struisvogeleieren. Nou, je begrijpt wel wat een paniek dat gaf, toen de eieren uitkwamen. De krokodillen en de struisvogels begrepen niet wat er met hun jongen was gebeurd.”
pagina 18
“De krokodillejongen zaten vol veren en de struisvogeljongen hadden een ruwe huid en renden meteen naar het water. De oudere dieren waren erg kwaad en zeiden dat het uit moest zijn met het plagen van andere dieren. De Raad van de Zeven Wijze Krokodillen zouden beslissen welke straf ik zou krijgen.”
pagina 19 en 20
“Daar stond ik dan, helemaal alleen, terwijl de dieren om beurten klaagden over mijn grapjes.” De leidster wijst de Wijze Krokodillen aan. “Wat duurde dát lang! Daarna zei de oudste Wijze Krokodil: “Jij hebt de kleintjes zo geplaagd en zo bang gemaakt dat geen enkel dierenkind nog alleen durft te gaan slapen. Dat heb je elke dag weer gedaan en je grappen werden steeds gemener. Laatst heb je zelfs eieren verwis-
PRENTENBOEKEN
115
05 Vbprentenboek95-134
09-12-2003
19:42
Pagina 116
(Zwart/Process Black Plaat)
seld en de ouders daarmee heel veel verdriet bezorgd. De struisvogels zagen hun jongen het water induiken en de krokodillen zagen hun jongen rondrennen. Jij moet eens leren om aardig te zijn voor de kleintjes in plaats van ze bang te maken!” De leidster onderbreekt het verhaal en vraagt aan de kleuters welke straf zij aan de krokodil zouden geven, want kleine dieren bang maken is wel heel erg gemeen! “Daarom hebben we besloten je naar Mensenland te sturen, waar zoveel kinderen bang zijn in het donker. Je moet de kinderen troosten en ze leren om niet meer bang te zijn. Om je bij deze taak te helpen krijg je twee toverkrachten: je kunt de mensentaal spreken en je kunt jezelf héél klein maken. Dan zullen de mensenkinderen niet bang voor je zijn. Als je op deze manier duizend kinderen hebt getroost en lief voor ze bent geweest, mag je weer terugkomen. Beloof je aardig te zijn voor de mensenkinderen?” Dat beloofde ik plechtig. Toen gaf de oudste Wijze Krokodil me iets te drinken waardoor ik meteen in slaap viel.”
116
pagina 21
“Ik werd wakker in het bed van een jongetje. Heel gek, maar hij was niet bang voor me. In het begin wist ik niet wat ik doen of zeggen moest, we lachten maar een beetje naar elkaar. Later hebben we Indiaantje gespeeld. Het was een leuke avond. Dat was mijn eerste bezoek. Sindsdien heb ik honderden kinderen bezocht en ik voel me nou reuze op mijn gemak bij mensenkinderen. En jij, Peggie, bent de negenhonderdnegenennegentigste. Morgen hoop ik mijn duizendste kind te zien. Dan ga ik weer naar Krokodillenland, maar af en toe kom ik terug naar Mensenland om met mensenkinderen te spelen.”
pagina 22
Peggie is in slaap gevallen voordat Karels verhaal uit is. Hij stopt haar lekker in, doet het licht uit en sluipt stilletjes weg.
pagina 23
Als Peggies mamma de volgende ochtend de gordijnen opentrekt, valt er een zonnestraal onder het bed, precies bovenop de eierdooskrokodil. “Hé, lag er toch een krokodil onder je bed?” roept pappa verrast. Peggie kijkt, en lacht alleen maar...
PRENTENBOEKEN
05 Vbprentenboek95-134
09-12-2003
19:42
Pagina 117
(Zwart/Process Black Plaat)
Bijlage 2: Hervertellen pagina 2
Wat ligt er onder het bed van Peggie?
pagina 3
Zien jullie ook de rommel liggen? Wat zien jullie?
pagina 4
De leidster vraagt aan de kleuters of ze weten waar het gegiechel vandaan komt. Vanonder het bed? Of vanaf de boekenplank? Is Peggie bang als ze de krokodil ziet?
pagina 5
Wat zou dat betekenen, al die verschillende krokodillen? De leidster wijst. Hoe klein is Karel nu? Wat vinden jullie het leukst, een kleine of een grote Karel?
pagina 6
Denken jullie dat Peggie nu nog bang is? Waarom denken jullie dat?
pagina 7, 8 en 9
Wat doen Peggie en Karel?
pagina10
Welke kleuter kan op de prent aanduiden waar Karel op zijn voorpoten staat, terwijl hij met zijn staart op de maat van de muziek tegen het plafond slaat? En de prent waarop Karel Peggie in de lucht gooit, haar drie salto’s laat maken en haar dan weer opvangt?
pagina 11
Heeft Peggie eierdozen en verf? Wat gebeurt er als Peggie de eierdozen haalt? De leidster wijst op de prent.
pagina 12 en 13
Kunnen jullie bij elk plaatje vertellen wat er gebeurt? Bij het onderste plaatje is dat wat moeilijk. Vinden jullie ook dat de krokodil die Peggie en Karel gemaakt hebben, griezelig is? Véél griezeliger dan Karel? Waarom vinden jullie dat?
pagina 14
Vinden jullie dat Karel zich griezelig verkleed heeft? Op welke prent vinden jullie Karel het griezeligst?
pagina 15 en 16
En wat gebeurt er hier?
pagina 17 en 18
De leidster wijst op de prenten. Wat gebeurt er hier?
pagina 19 en 20
Kijk, alle dieren zijn samengekomen. Wie kan de Zeven Wijze Krokodillen aanwijzen? Staan de baby-dieren ook op de prent? Wie kan ze eens aanwijzen.
pagina 21 en 22
Wat zien jullie op de prent?
pagina 23
Is het een echte krokodil, die onder Peggies bed ligt?
PRENTENBOEKEN
117
05 Vbprentenboek95-134
09-12-2003
19:42
Pagina 118
(Zwart/Process Black Plaat)
Bijlage 3: Hervertellen met ervaringen van de kleuters pagina 1
Wat doen de papa en mama van Peggie? Gaan jullie ouders ook vaak/soms naar een feest of naar de film? Maken ze zich dan ook mooi? Hoe doen ze dat dan? (mooie kleren, schminken, ...) Hebben jullie ook al eens schmink op gehad?
pagina 3 en 4
Gelooft de papa van Peggie dat er een krokodil onder haar bed ligt? Zien ze een krokodil onder het bed? Ligt de krokodil onder het bed? Waar is hij dan wel? Ligt er in jullie kamer thuis ook veel rommel op de grond? Wat zeggen papa en mama daarvan? Moeten jullie die rommel ook opruimen? Karel zegt tegen Peggie dat hij een bijzondere, een speciale krokodil is. Waarom is Karel een speciale krokodil? Kan hij speciale dingen of is hij een gewone krokodil?
pagina 5 en 6
Hoe klein kan Karel worden? Vindt Peggie dat prettig? Is Peggie nu nog bang? Hoe zie je dat ze niet meer bang is?
pagina 7 en 8
Gaan jullie graag in bad? Doen jullie ook zoveel schuim in het bad? Spelen jullie ook vaak spelletjes in het bad? Gaan jullie alleen in bad of samen met broers en zussen? Als je heel wild doet in het bad en er zit veel water in, wat gebeurt er dan? Zijn Karel en Peggie wilde spelletjes aan het spelen? Als de kleuters niet weten wat ‘wild doen’ wil zeggen, kan de leidster een omschrijving geven als volgt: Als je in bad op en neer springt, met je handen op het water slaat, ...
118
pagina 9
Kunnen jullie ook lang jullie hoofd onder water houden? Eigenlijk is dat wel een beetje gevaarlijk. Mag dat, iemand kopje onder duwen in het water? Waarom niet? Wat kan er dan gebeuren?
pagina 10
Wie danst er graag? Kunnen jullie goed dansen? Wie wil er voor ons eens dansen? Is dat makkelijk, dansen zonder muziek? Waarom wel/niet?
pagina 11
Wat zien jullie op de prent? Wat gebeurt er als Peggie eierdozen uit de keuken haalt?
pagina 12
Wie ziet er nu het griezeligst uit, Karel of de zelfgemaakte krokodil? Waarom vind jij dat de zelfgemaakte krokodil er het griezeligst uitziet?
pagina 14
Vinden jullie dat Karel zich akelig verkleed heeft? Waarom verkleedde Karel zich? Wat deed Karel allemaal om de kleintjes bang te maken? Wat heeft Karel gebruikt om zich te verkleden?
pagina 15 en 16
Wat zien jullie op de prent? Wat gebeurt er allemaal? Waarom vluchten de kleine dieren weg?
PRENTENBOEKEN
05 Vbprentenboek95-134
09-12-2003
19:42
Pagina 119
(Zwart/Process Black Plaat)
pagina 17 en 18
Wat gebeurt er met het ei onderaan de pagina? Waarom schrikken de krokodillen?
pagina 19 en 20
Welke dieren staan er op de prent? Waarom moest de krokodil voor de Raad van de Zeven Wijze Krokodillen verschijnen? Welke straf kreeg Karel? Krijgen jullie soms ook straf van jullie ouders of van iemand anders? Waarom krijgen jullie straf? Wat is de ergste straf die jullie hebben gekregen? Vinden jullie het een erge straf als jullie geen T.V. mogen kijken? Wat vinden jullie nog meer een erge straf? Maken jullie soms ook jongere kinderen bang? Of worden jullie soms bang gemaakt door kinderen die ouder zijn dan jullie?
pagina 21
Peggie is het negenhonderdnegenennegentigste kind dat Karel bezoekt. Denk je dat dat veel is: negenhonderdnegenennegentig? Zal ik dat getal eens opschrijven?
pagina 23
Denken jullie dat Peggie nu nog bang is voor krokodillen onder haar bed? Zijn jullie nu nog bang voor krokodillen onder jullie bed?
PRENTENBOEKEN
119
05 Vbprentenboek95-134
09-12-2003
19:42
Pagina 120
(Zwart/Process Black Plaat)
Voorbeeldprentenboek 11:
Een ijsbeer in de tropen De Beer, H., Een ijsbeer in de tropen. De Vier Windstreken, Den Haag Centraal verhaalgegeven:
de avonturen en gevoelens van een kleine ijsbeer die in een voor hem vreemde omgeving terechtkomt
Inhoud:
Lars, een kleine ijsbeer, drijft op een ijsschots weg van de witte, koude noordpool en belandt in de groene, warme tropen. Daar is alles onbekend en vreemd voor hem. Bovendien heeft hij heimwee. Na veel avonturen en na veel nieuwe vrienden gemaakt te hebben, vindt Lars met de hulp van deze nieuwe vrienden zijn thuis terug. Daar heeft hij heel wat te vertellen!
Vorm:
- grote, duidelijke prenten - uitgebreide tekst
Niveau:
oudere kleuters
Opmerkingen - In de introductie-activiteit wordt gewerkt met een wereldbol. Het begrip hiervan zal vergemakkelijkt worden indien de leidster vooraf een maquette van de klas aanbiedt. Op die manier wordt de kleuters duidelijk dat de werkelijkheid verkleind kan worden afgebeeld. - Als voorbereiding op de introductie-activiteit, kan de leidster bijvoorbeeld kaarten, een atlas, informatieve boeken met veel foto’s, ... aanbieden in de klas.
Introductie Wereldbol en dieren verkennen Aard van de activiteit
- De kleuters verkennen een wereldbol en bekijken foto’s van (dieren op) de noordpool en van (dieren in) tropische streken. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: boom, bovenaan, daar, dier, foto, groen, hier, kleur, koud, plant, ver, voelen, warm, wit, ...
Groeperingswijze
groepje van vijf à zes kleuters
Materiaal
wereldbol of wereldkaart, voelboek Donderdag (van P. Fort, uitgegeven bij Gottmer, Haarlem) foto’s of tekeningen van een ijsbeer, een zeehond, een nijlpaard, een walvis, een arend, een sneeuwlandschap, een tropisch landschap (bv. in reisbrochures), ...
Verloop
Algemeen Het is belangrijk voor de begrijpelijkheid van het prentenboek dat de kleuters een beeld krijgen van de noordpool en de tropen. De noordpool is koud en wit. Er groeien weinig planten en er leven weinig dieren. De tropen daarentegen, zijn warm en kleurig. Er groeien veel planten en er leven veel verschillende dieren. Concreet De leidster toont de kleuters een wereldbol. De kleuters bekijken deze en geven com-
120
PRENTENBOEKEN
05 Vbprentenboek95-134
09-12-2003
19:42
Pagina 121
(Zwart/Process Black Plaat)
mentaar. De leidster wijst aan waar de koude noordpool en waar de warme streken (tropen) liggen. De grote afstand tussen de noordpool en de tropen wordt benadrukt. Bovendien maakt de leidster een duidelijk onderscheid tussen koude en warme streken, tussen de noordpool en de tropen. Daarbij maakt zij gebruik van foto’s van een ijsbeer, een nijlpaard, een walvis, een tijger, de jungle, ... De kleuters raden waar de foto’s thuishoren: op de koude noordpool of in de warme tropische streken. Indien de noordpool en de tropen niet met een witte respectievelijk groene kleur staan aangegeven op de wereldbol, vertelt de leidster de kleuters expliciet dat er op de noordpool geen planten groeien en dat er weinig dieren leven. Er ligt alleen maar sneeuw en ijs. Het is er dus wit. (De leidster toont de foto van een sneeuwlandschap.) In de tropen daarentegen, groeien heel veel planten en er leven heel veel verschillende soorten dieren. Het is er groen en kleurig. (De leidster toont een foto van een tropisch landschap.) Om alles nog duidelijker te maken, biedt de leidster, indien mogelijk, de kleuters het voelboek Donderdag aan. Dit speelt zich af op de noordpool. Het boek bevat reliëftekeningen. Door middel van het voelen met de handen wordt nog duidelijker wat er is afgebeeld. Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Hier wonen wij. Hier is België. - Hier helemaal boven op het topje van de wereldbol, ver van waar wij wonen, ligt de noordpool. Het is daar wit. Waarom zou het daar wit zijn? Omdat het daar heel koud is. Er ligt daar sneeuw en ijs. Wijs eens op de foto’s/tekeningen aan welke dieren daar wonen. Ijsberen, zeehonden, ... Zouden er hier ook apen wonen? Waarom (niet)? - Hier op de wereldbol, ver van waar wij wonen, is het groen. Waarom zou het daar groen zijn? Er zijn daar veel bomen en planten. Zou het daar ook zo koud zijn? Nee, hier is het juist heel warm. Wijs eens op de foto’s aan welke dieren hier wonen? Apen, tijgers, nijlpaarden en walvissen, ... Zouden er hier ook ijsberen wonen? Waarom (niet)? - ...
Kern Vertellen Aard van de activiteit
De leidster vertelt het verhaal aan de kleuters.
Groeperingswijze
klassikaal
Verloop
De leidster begint met het tonen van de kaft van het prentenboek en laat de kleuters hierop reageren. Vervolgens vertelt zij het verhaal en gebruikt daarbij intonatie, mimiek en gebaren om het verhaal begrijpelijk te maken. (zie bijlage 1)
Hervertellen Aard van de activiteit
De leidster en de kleuters vertellen samen het verhaal.
Groeperingswijze
groepje van vijf à zes kleuters
Verloop
Aan de hand van vragen en opmerkingen vertellen de leidster en de kleuters samen opnieuw het verhaal. Er is nu meer aandacht voor de details op de prenten en het initiatief komt vanuit de kleuters. Voor mogelijke vragen en opmerkingen, zie bijlage 2.
PRENTENBOEKEN
121
05 Vbprentenboek95-134
09-12-2003
19:42
Pagina 122
(Zwart/Process Black Plaat)
Uitbreidingsactiviteit: Gevoelens Aard van de activiteit
- De leidster en de kleuters houden aan de hand van tekeningen een gesprek over gevoelens. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: alleen, bang, blij, drijven, fier, ijs, lukken, missen, schrikken, sneeuw, verdrietig, voelen, vriend, ...
Groeperingswijze
groepje van vijf à zes kleuters
Materiaal
kopies van tekeningen (zie bijlage 3), tekengerei
Verloop
De leidster toont de kleuters de tekeningen en houdt bij elke tekening een kort gesprek. De leidster vraagt de kleuters wat op de tekening wordt uitgedrukt. Zij vraagt ook naar soortgelijke gevoelens van de kleuters en koppelt die aan de gevoelens van Lars. Het prentenboek wordt er ter illustratie weer bijgenomen. Alle kleuters moeten aan bod komen. Als minder taalvaardige kleuters moeite hebben met het verwoorden van hun gevoelens, doet de leidster dat voor hen door middel van gerichte, gesloten vragen. Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Zijn jullie ook al eens erg fier geweest op iets dat jullie zelf hebben gedaan of gemaakt? Kunnen jullie ook al zelf jullie veters strikken? Waren jullie fier toen jullie dat voor de eerste keer goed deden? Is Lars ook fier als hij helemaal zelf een sneeuwberg heeft gemaakt? Vindt Lars het fijn dat het hem helemaal alleen gelukt is? - Zou dit kind het fijn vinden dat hij bij zijn oma en opa mag gaan slapen? Zou hij liever bij zijn papa en mama blijven? Hoe zie je dat? Zijn jullie ook wel eens verdrietig als jullie je papa en mama of je eigen bed of... missen? Wanneer zijn jullie verdrietig? Is Lars verdrietig als hij aan zijn papa en mama denkt? - Zou dit kind zich alleen voelen? Zou het kind bang zijn? Zijn jullie ook wel eens bang om alleen gelaten te worden? Bijvoorbeeld in een grootwarenhuis of in een supermarkt? Voelen jullie je ook wel eens alleen? Wanneer? Als vader onder water is, is Lars dan bang dat vader hem alleen gelaten heeft? En zou Lars zich alleen voelen als hij op de ijsschots op zee drijft? Zou hij bang zijn? - Schrikt dit kind? Is het kind bang van de hond? Waarom? Zijn jullie ook wel eens bang van iets? Waarvoor zijn jullie bang? Waren jullie bang toen jullie voor de eerste keer naar de kleuterschool gingen? Is Lars bang in het water? Is Lars bang van Hippo? Waarom? - Is dit kind verdrietig? Waarom is het kind verdrietig? Zijn jullie wel eens verdrietig? Zouden jullie ook verdrietig zijn als jullie lievelingsspeelgoed kapot was? Zijn jullie verdrietig als jullie je papa en mama missen? Is Lars verdrietig als hij dag moet zeggen tegen zijn nieuwe vrienden Hippo, Dago en Orka? - Vindt dit kind het fijn dat zijn papa hem van school komt halen? Ja, het is heel blij. Hoe zien jullie dat? Wanneer zijn jullie blij? Zijn jullie blij als jullie cadeautjes krijgen? Zijn jullie blij als jullie bij een vriendje mogen slapen? Is vader ijsbeer blij als Lars weer terug is op de noordpool? - ...
Suggestie
122
PRENTENBOEKEN
Een leidster die kleuters wil helpen bij het leren herkennen, onderscheiden en benoemen van de vier basisgevoelens ‘blij, boos, bang, verdrietig’, kan gebruik maken van Een doos vol gevoelens. Deze speel-leerset van M. Kog & J. Moons, voor kinderen van 2,5 tot 7 jaar, is uitgegeven bij CEGO, Vesaliusstraat 2, 3000 Leuven.
05 Vbprentenboek95-134
09-12-2003
19:42
Pagina 123
(Zwart/Process Black Plaat)
Uitbreidingsactiviteit: Ontdekkingsreis Aard van de activiteit
- De kleuters worden geconfronteerd met minder bekende voorwerpen en vertellen elkaar wat de voorwerpen zijn en waarvoor ze dienen. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: bakken, eten, fruit, gebruiken, groente, keuken, koken, raar, vreemd, woonkamer, ...
Groeperingswijze
klassikaal
Materiaal
allerlei niet voor de hand liggende dingen, zoals een computer-diskette, vreemde soorten fruit en groente (aubergine, granaatappel, stervrucht, mango, ...), gereedschap, keukenbenodigdheden, (vijzel, theeëi, ...), ook dingen die voor kleuters uit andere culturen wel bekend zijn, maar niet voor Belgische kleuters
Verloop
Vooraleer de kleuters in de klas komen, heeft de leidster de verschillende dingen verspreid over de klas. De leidster houdt met de kleuters een kort gesprekje over Lars die op zijn tocht allerlei dingen en dieren tegenkomt die hij nog nooit eerder heeft gezien. Weten de kleuters nog welke dingen en dieren dat zijn? Lars heeft veel geluk dat de andere dieren zo vriendelijk zijn voor hem en hem telkens uitleggen wat die vreemde dingen en dieren zijn. De kleuters zullen al wel hebben gezien dat er in de klas ook ‘rare’ dingen liggen. Het zijn dingen die de kleuters niet kennen. De kleuters krijgen de opdracht die dingen te gaan bekijken. Ze vragen aan andere kleuters van de klas waarvoor de dingen dienen. Pas als geen enkele andere kleuter van de klas weet wat het voorwerp is, mogen de kleuters het vragen aan de leidster. Om te eindigen brengen de kleuters de voorwerpen samen in de kring en bespreken ze wat die voorwerpen zijn en waarvoor ze dienen. Het spreekt vanzelf dat van het fruit en de groente kan worden geproefd. Aansluitend kan een ‘spel met voorwerpen’ gespeeld worden. De leidster geeft één of meerdere kleuters drie van de voorwerpen van Lars, waarmee zij een situatiespel spelen. De leidster geeft suggesties voor situaties, afhankelijk van de gekozen voorwerpen. (Zie Drama: 4 Spelen met voorwerpen, pag. 315.) Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Weet jij niet wat dit is? Vind je het raar? Vraag eens aan X wat het is, misschien weet die het wel. - Zou dit ding fruit of groente zijn? Wie weet dat? Wie heeft dit al eens gegeten? Heb je het rauw gegeten of gebakken of gekookt? - Weet niemand van de klas wat dit is? Heb je het aan iedereen gevraagd? - Weet je ook wat je hiermee kunt doen? Ja, je kunt met een vijzel dingen fijnmaken, bijvoorbeeld peperbolletjes. - Waar gebruik je dit vooral? In de keuken? Of in de woonkamer? Of... - Heeft er iemand van jullie een computer thuis? Weet je dan misschien wat dit is? - ...
Uitbreidingsactiviteit: Verkleden Aard van de activiteit
- De kleuters kleden zich volgens een koud en een warm klimaat en nemen verschillen tussen koud en warm waar. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: aantrekken, bril, broek, ijs, jas, kleden, kleren, kort, koud, muts, sneeuw, uittrekken, vastpakken, voelen, waaien, warm, wind, wit, zon, ...
Groeperingswijze
groepje van vijf à zes kleuters
PRENTENBOEKEN
123
05 Vbprentenboek95-134
09-12-2003
19:42
Pagina 124
(Zwart/Process Black Plaat)
Materiaal
‘zomerse’ en ‘winterse’ verkleedkleren en attributen (zonnebril, ijsmuts, zonneklep, sjaal, handschoenen, oorwarmers, waaier,...), koude, lauwe en warme voorwerpen (ijsblokjes, voorwerp dat op de verwarming heeft gelegen, munt die je een tijdje in je broekzak hebt gehad, kopje waar net warme koffie of thee in heeft gezeten, kopje of glas waar net een koude drank in heeft gezeten, ...)
Verloop
Algemeen De kleuters nemen de verschillen tussen koud, lauw en warm waar en brengen de verschillen tussen een warm en een koud klimaat tot uitdrukking in hun kleding. Concreet De leidster biedt de kleuters de koude, lauwe en warme voorwerpen aan. De kleuters mogen om de beurt voelen of het voorwerp warm, lauw of koud is. De leidster vraagt de kleuters naar hun waarnemingen. Vervolgens vertelt zij de kleuters dat ze in een heel warm of in een heel koud gebied zijn. De kleuters moeten zich met de verkleedkleren en -attributen kleden al naar gelang het klimaat. Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Hoe voelt dit aan? Is het warm of koud? Of is het tussen warm en koud in, is het lauw? - Vind jij het prettig om iets warms vast te pakken? Of pak jij liever iets kouds vast? - Dit kopje is nu nog warm. Blijft dit kopje zo warm? Zal het kopje over een tijdje koud zijn? - Dit glas is nu koud. Blijft dit glas zo koud? Zal het glas over een tijdje iets warmer aanvoelen? - Jullie zijn nu op de noordpool. Het is koud. Heel koud. Het sneeuwt. Alles is wit. De wind waait hard. Jullie moeten je, net als Lars op de noordpool, beschermen tegen de kou. Kleed je maar warm! Trek maar iets heel warms aan. Wat zou je kunnen aantrekken? Is het niet te koud voor een korte broek? Is die jas warm genoeg? - Nu zijn jullie in het land waar Hippo, Dago en Orka wonen. Het is warm. Het is heel warm. De zon schijnt. Trek maar wat kleren uit. Doe maar kleren aan die niet zo warm zijn. Zet je zonnebril maar op. Is het niet te warm voor een sjaal? - Wat zou je nu het liefst vastpakken? Een kopje warme chocomelk? Een koud glas limonade? Een ijsblokje? Waarom? Neem eens een ding in je handen dat je, als het heel warm is, het liefst in je handen neemt. - Wat zou je nu het liefst in je handen hebben? Een ijsblokje? Een kopje warme chocomelk? Een koud glas limonade? Waarom? Neem eens een ding dat je, als het heel koud is, het liefst in je handen neemt. - ...
Uitbreidingsactiviteit: Logeren
124
Aard van de activiteit
- De kleuters spelen een situatiespel waarin zij uit logeren gaan. Gevoelens van heimwee, eenzaamheid en angst voor het onbekende komen hierin naar voren.
Groeperingswijze
groepje van vijf à zes kleuters
Verloop
De leidster vertelt de kleuters een verhaaltje over een kleuter, Khadija, die gaat logeren (zie bijlage 4). Vervolgens vertelt zij dit verhaal een tweede keer. Terwijl de leidster vertelt, beelden de kleuters uit wat Khadija voelt en doet (blij zijn, zwaaien, honger hebben, met moeite eten, huilen, in slaap vallen, ...). De leidster geeft aan op welke momenten van de kleuters verwacht wordt dat zij uitbeelden. Eventueel geeft zij hen hiervoor suggesties. (zie Drama: 7.2 Verhaalpantomime, pag. 281)
PRENTENBOEKEN
05 Vbprentenboek95-134
09-12-2003
19:42
Pagina 125
(Zwart/Process Black Plaat)
Uitbreidingsactiviteit: Kleur bekennen Aard van de activiteit
- De kleuters voeren een tekenopdracht uit. Dit gebeurt aan de hand van de kameleon die van kleur verandert al naar gelang zijn omgeving. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: ander, kleur, kleuren, mooi, tekenen, tekening, veranderen, wit, ...
Groeperingswijze
groepje van vijf à zes kleuters
Materiaal
tekengerei
Verloop
De leidster vertelt de kleuters dat een kameleon een dier is dat heel snel van kleur kan veranderen. Als een kameleon op een bruine tak zit, wordt hij bruin. Als hij in het groene gras zit, wordt hij groen. De kleuters gaan een tekening maken van zichzelf in hun lievelingskleur(en). Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Lars zou het wel handig vinden om van kleur te kunnen veranderen. Net als een kameleon. Hoe zou een kameleon er uitzien op jouw trui, op jouw broek, op deze tafel, op een sinaasappel, op een blaadje van een boom, ...? Lars is verbaasd over al die kleuren in de tropen. Op de noordpool zijn er geen kleuren. Alles is er wit. Kunnen jullie je voorstellen dat er geen kleuren zouden zijn? - Zouden jullie ook graag eens een andere kleur hebben? Welke kleur zouden jullie wel eens willen hebben? Rood, geel, groen, blauw,...? Of zouden jullie meer kleuren willen hebben? Zouden jullie rood én groen willen zijn? - Maak eens een tekening van jezelf in de kleur(en) die je het mooiste vindt. - Waarom heb jij jezelf in die kleur getekend? - ...
PRENTENBOEKEN
125
05 Vbprentenboek95-134
09-12-2003
19:42
Pagina 126
(Zwart/Process Black Plaat)
Bijlage 1: Vertellen
126
pagina 1
Lars woont met zijn vader en moeder aan de noordpool, midden tussen sneeuw en ijs. Alles is wit om hem heen. Zo wit als zijn berehuid. Het sneeuwt. De leidster wijst de kleuters op de witheid van het landschap, op de sneeuw, op de witte huid. Tijdens het vertellen beeldt zij uit dat het koud is: zij bibbert, zij slaat haar armen om zich heen om het warm te krijgen. Vandaag is het een bijzondere dag voor Lars, de kleine ijsbeer. Voor de eerste keer mag hij met zijn vader mee naar de zee.
pagina 2
‘s Middags komen ze bij de zee. “Blijf hier staan en kijk goed hoe ik zwem,” zegt vader ijsbeer en hij springt in het koude water. Rustig zwemt hij heen en weer. Plotseling duikt hij onder water. Lars schrikt. De leidster doet alsof ze schrikt. Hij kan niet zien waar zijn vader gebleven is. Hij voelt zich angstig en klein. Maar daar is vader weer. In zijn bek draagt hij een grote vis. “Zo, dat is ons avondeten,” zegt vader ijsbeer. Hij bijt de vis in twee stukken. Een stuk voor Lars en een stuk voor vader.
pagina 3
Als ze gegeten hebben, vindt vader het tijd om te gaan slapen. “Lars,” zegt hij, “nu moet je van sneeuw een flinke berg maken om je tegen de koude wind te beschermen.” Lars doet heel goed zijn best. Ook vader schuift de sneeuw tot een berg. Na een tijdje hebben ze ieder een eigen sneeuwberg. Lars is reuzetrots op zijn berg! Tevreden gaat hij achter de berg liggen. Niet veel later slaapt hij. Zijn vader is ook in slaap gevallen. De leidster doet alsof ze slaapt.
pagina 4
Als Lars wakker wordt, is de zon al op. Lars schrikt. De leidster doet alsof ze schrikt. Waar is vader nou? Hij ziet alleen maar water om zich heen. De leidster kijkt om zich heen. Op een klein stukje ijs drijft hij helemaal alleen midden op zee. Hij voelt zich heel alleen. Kijk eens hoe bang Lars is.
pagina 5
Het water voelt vreemd warm aan. Na een tijdje merkt Lars dat het stuk ijs waar hij op zit steeds kleiner wordt. Hij kijkt angstig om zich heen. De leidster kijkt met een angstig gezicht om zich heen. Niet ver van hem vandaan, in de wilde zee, drijft een grote ton. Gelukkig dat vader mij zo goed heeft voorgedaan hoe ik moet zwemmen, denkt Lars. Hij knijpt zijn ogen dicht, springt in het water en spartelt naar de ton. De leidster doet haar ogen dicht, doet alsof ze springt en spartelt. Hij klimt er bovenop. Met zijn scherpe nagels houdt hij zich goed vast. De leidster houdt zich goed vast aan haar stoel. De zee wordt wilder en wilder. De leidster wijst de kleuters op de hoge golven.
pagina 6 en 7
Eindelijk wordt de wind rustig. Nog lang drijft Lars op zee rond. Plotseling ziet hij land voor zich. De leidster tuurt met haar hand boven haar ogen. Groen land! Dat land ziet er heel anders uit dan het land waar hij vandaan komt. Hoe ziet het land van Lars er dan uit? Zou het in het groene land net zo koud zijn als in het land waar Lars vandaan komt? Waar is hij nu toch terechtgekomen? Voorzichtig laat Lars zich van de ton glijden en hij spettert door het water naar de kust.
pagina 8
Zijn poten doen pijn als hij over het hete zand loopt. De leidster heft haar voeten hoog, alsof zij haar voetzolen brandt. Hij gaat terug naar de zee om zijn pootjes te laten afkoelen in het water. Hij wil weer sneeuw en ijs. Voordat hij een poot in het water kan steken, duikt er een reusachtig beest voor hem op. “Boe!” schreeuwt het beest. De leidster doet alsof ze schrikt. Zo vlug als zijn zere poten hem kunnen dragen, rent Lars er vandoor.
pagina 9
“Wacht, stop! Ik maakte maar een grapje,” roept het grote beest. “Ik ben Hippo het nijlpaard. Wie ben jij? En waarom ben je zo wit?” Lars haalt zijn schouders op. De leidster haalt haar schouders op. “Waar ik vandaan kom is alles wit,” zegt hij. Hij is nu
PRENTENBOEKEN
05 Vbprentenboek95-134
09-12-2003
19:42
Pagina 127
(Zwart/Process Black Plaat)
niet bang meer voor het grote beest. “Ik heb een lange reis gemaakt,” zegt Lars. “Overal was alleen maar water.” Hij vertelt Hippo alles wat hij heeft meegemaakt. Als hij is uitverteld, kijkt hij Hippo aan. “Ik wil zo graag weer naar huis,” zegt hij. pagina 11
Hippo knikt. “Ik weet wel iemand die je kan helpen,” zegt hij. “Je moet naar Dago, de arend, gaan. Een arend is een grote vogel. Die heeft zoveel van de wereld gezien. Dago weet vast wel waar je vandaan komt. En als hij weet waar je woont, weet hij ook wel hoe je terug moet gaan.” Hippo wijst met zijn dikke poot. De leidster wijst. “Daar woont Dago. Ik ga wel met je mee.” “Maar... eh... ik kan nog niet zo goed zwemmen,” stottert Lars. Hippo lacht. “Dat is geen probleem,” zegt hij. “Je mag op mijn rug zitten.” De leidster wijst naar de rug van Hippo. “We zullen heus niet zinken.”
pagina 12 en 13
Ze zijn aan de overkant van de rivier aangekomen. Met grote verbaasde ogen kijkt Lars naar de bomen en struiken, naar het gras en de bloemen. Wat een vreemde, kleurige wereld is dat! De leidster kijkt verbaasd rond en wijst onder andere op de vlinder. Hij ontmoet een grappig groen dier, dat plotseling wit wordt als hij Lars ziet. De leidster wijst op de kameleon. “Dat is een kameleon,” zegt Hippo. “Hij kan van kleur veranderen.” Dat lijkt Lars wel handig.
pagina 14
Ze komen bij de bergen. Daar is het niet zo warm meer. Lars voelt zich steeds meer op zijn gemak. Voor Hippo is het klimmen niet gemakkelijk. “Ik help je wel,” zegt Lars en hij wijst Hippo de plaatsen waar hij zijn poten moet zetten.
pagina 15
“Zo is het wel genoeg voor vandaag,” puft Hippo na een tijdje. “Dit lijkt me een goed plekje om uit te rusten.” Lars tuurt over de bomen heen in de verte. De leidster tuurt met haar hand boven haar ogen. Hij ziet de zee en de lucht. Daarachter, heel in de verte wonen zijn vader en moeder. De leidster wijst. Wat verlangt hij naar huis!
pagina 16
De volgende dag klimmen ze verder. Ze komen maar langzaam vooruit. “Daar is Dago,” roept Hippo opeens. De leidster wijst Dago aan. Lars schrikt. Moet die grote enge vogel hem naar huis brengen? Angstig probeert hij zich te verstoppen. De leidster probeert zich met een angstig gezicht te verstoppen. “Goedemorgen Dago,” zegt Hippo zo beleefd als hij kan. “We zijn gekomen om u iets te vragen.” En hij vertelt aan Dago wat er met Lars is gebeurd.
pagina 17
Dago bekijkt Lars aandachtig. “Moet je nou toch eens zien, een ijsbeer in de tropen! Je bent wel ver van huis, kleine vriend. Maar je hebt geluk dat je bij mij bent terechtgekomen. Ik ken een walvis die tussen de noordpool en Afrika heen en weer reist. Hij wil je vast wel thuisbrengen. Zorg dat je morgen vroeg op het strand bent. Dan help ik je verder.” “Dank u wel, bedankt,” zegt Lars. Dan gaat hij samen met Hippo de berg weer naar beneden.
pagina 18 en 19
De volgende morgen ontmoeten ze Orka, de walvis, op het strand. Kijk eens hoe groot de walvis is! “Ik ben blij dat je weer naar huis kunt,” zegt Hippo. Maar zijn stem klinkt verdrietig. Hippo vindt het moeilijk om afscheid te nemen van zijn kleine vriend. “Dag,” is het enige wat hij nog kan zeggen. “Heel erg bedankt, lieve Hippo,” roept Lars. Hij klimt op de rug van de walvis. “Ik vlieg een eindje mee,” zegt Dago. Helemaal alleen blijft Hippo achter. Hij tuurt nog in de verte waar Lars en de anderen al zijn verdwenen. De leidster wijst op Lars en Orka heel in de verte en vervolgens op Hippo die zijn vriendje langzaam ziet verdwijnen.
PRENTENBOEKEN
127
05 Vbprentenboek95-134
09-12-2003
19:42
Pagina 128
(Zwart/Process Black Plaat)
pagina 20
“Hier moet het zijn,” zegt Orka als ze bij de grote ijsbergen komen. Waaraan kunnen jullie zien dat Lars weer thuis is? Op hetzelfde moment roept Lars: “Daar staat mijn vader. Vader, ik ben het, Lars!” De leidster roept en zwaait, zij wijst op vader ijsbeer die al zoekend staat uit te kijken naar zijn zoon. Vader ijsbeer gelooft zijn ogen niet. Daar zit zijn zoon op de rug van een walvis!
pagina 21
Vader ijsbeer is erg moe van het zoeken naar Lars, maar hij duikt onmiddellijk in het water om een grote vis te vangen voor Orka. Dan zwemt Orka weg. Ze zwaaien naar hem. De leidster zwaait. Vader zegt: “Nu gaan we snel naar je moeder. Wat zal ze blij zijn!”
pagina 22 en 23
Lars mag op de rug van zijn vader zitten. Hij kan zich goed vasthouden aan vaders dikke vacht. Vader is niet zo glad en glibberig als Hippo en Orka. Ze lopen weer over het ijs. Alles is wit en koud. De vorige keer heeft vader een heleboel verteld aan zijn kleine zoon. Maar nu is het Lars die vertelt. Hij praat en praat maar. Hij vertelt over dingen die zijn vader nog nooit gezien heeft. “Is niemand daar wit?” vraagt zijn vader verbaasd. “Helemaal niemand?” De leidster kijkt verbaasd. “Niemand,” zegt Lars. “Alleen de kameleon, maar die telt niet mee. Die was alleen maar wit omdat ik wit ben.” Vader ijsbeer begrijpt niet waarom Lars lacht. Maar het kan hem niet schelen. Hij is veel te blij dat Lars weer veilig thuis is! De leidster wijst de kleuters op de verschillen tussen de kleurige tropen en de witte noordpool die op de prent worden afgebeeld.
128
PRENTENBOEKEN
05 Vbprentenboek95-134
09-12-2003
19:42
Pagina 129
(Zwart/Process Black Plaat)
Bijlage 2: Hervertellen pagina 1
Lars mag voor de eerste keer met zijn vader mee. Denken jullie dat Lars dat fijn vindt? Weten jullie nog dat jullie de eerste keer naar school gingen, uit logeren gingen, ...? Vonden jullie dat fijn?
pagina 2
Waar zijn Lars en zijn vader nu? Waar is vader? Hoe zie je dat? Van wie zijn die twee poten? Wat doet vader onder water?
pagina 3
Wat doen Lars en zijn vader? Ze slapen achter een sneeuwberg. Achter zo’n berg is het niet zo koud. Vader heeft Lars geleerd hoe hij een eigen sneeuwberg kan maken. Hoe maakt Lars zo’n sneeuwberg?
pagina 4
Als Lars wakker wordt, is hij niet meer thuis. Hij is niet meer op de koude noordpool. Waaraan kunnen de kleuters zien dat Lars ver van huis is? Waar is hij nu? Hij zit op zee. Hoe zou dat komen? Hoe komt het dat de ijsschots veel kleiner is geworden? Zou Lars zich alleen voelen? Zou hij bang zijn?
pagina 5
Is Lars bang? Hoe zien jullie dat? Waarom zou hij bang zijn? Lars knijpt zijn ogen dicht voordat hij in het water springt. Waarom doet hij dat? Omdat hij bang is voor het water. Hij kan nog niet zo goed zwemmen. Wie van jullie kan er al zwemmen? Zijn jullie bang in het water? Waarom voelt het water vreemd warm aan voor Lars? Omdat Lars gewend is aan heel koud water.
pagina 6 en 7
Zien jullie de gele en groene kleuren? Wat is er geel? Wat is er groen? Wat is er wit? Alleen Lars is wit. Het land is niet meer wit, zoals het land waar Lars woont. Wat is er allemaal anders in het groene land waar Lars nu terechtkomt? Waar zouden jullie het liefst willen wonen, in het witte land of in het groene land?
pagina 8
Hippo, het nijlpaard, laat Lars schrikken. Hoe doet hij dat? Vinden jullie het raar dat Lars schrikt van Hippo? Zouden jullie ook van Hippo schrikken? Waarom? Laten jullie wel eens iemand schrikken?
pagina 9
Wie is groter, Lars of Hippo? Zien jullie de verschillende soorten bomen? Eerst is Lars bang voor Hippo. Nu hij Hippo beter kent, is hij niet meer bang.
pagina 11
Is Hippo aardig voor Lars? Helpt hij Lars? Is hij een vriend van Lars?
pagina 12 en 13
Zie je Lars in de boom? Hij komt veel nieuwe dingen tegen. Dingen die hij niet kent. Wat zijn die nieuwe dingen? Wijs ze eens aan. Waar is de kameleon? Welke kleuren heeft de kameleon? Zien jullie dat de staart van de kameleon groen is terwijl de rest wit is? Waarom zou Lars zo verbaasd zijn over de kleuren om zich heen?
pagina 14
Is het gemakkelijk voor Hippo om op de berg te klimmen? Kan hij zich goed vasthouden? Is het gemakkelijk voor Lars om op de berg te klimmen? Nu kan Lars Hippo helpen. Lars voelt zich bij de bergen, waar het niet zo warm is, prettiger. Waarom?
pagina 15
Wat doen Lars en Hippo hier? Ze rusten uit. Lars wordt weer een beetje verdrietig als hij denkt aan zijn vader en moeder. Hij wil zo graag naar huis! Zien jullie in de verte waar Lars woont? Nee, de noordpool is zo ver weg dat je hem niet eens kunt zien liggen. Wat zien jullie wel in de verte?
pagina 16
Wie is dat? De leidster wijst de vogel aan. Ziet Dago er eng uit? Hoe zien jullie dat Lars bang is voor Dago? Hij verstopt zich. Is Hippo ook bang? Nee, Hippo verstopt zich niet. Hij kent Dago. Zouden jullie bang zijn voor Dago?
PRENTENBOEKEN
129
05 Vbprentenboek95-134
09-12-2003
19:42
Pagina 130
(Zwart/Process Black Plaat)
pagina 17
Is Lars nu nog steeds bang voor Dago? Hoe zien jullie dat? Wil Dago Lars helpen om weer thuis te komen?
pagina 18 en 19
Waarom is Hippo verdrietig? Hij raakt zijn nieuwe vriendje, Lars, kwijt. En hij blijft ook nog eens helemaal alleen achter. Zien jullie in de verte nog Lars op de rug van Orka? En zien jullie Dago ook nog? Zou Lars ook verdrietig zijn dat hij Hippo moet achterlaten? Ja, maar hij is ook blij dat hij weer naar huis gaat. Zouden jullie ook blij zijn als jullie weer naar huis konden?
pagina 20
Waar zijn Lars en Orka nu? Is Lars weer thuis? Hoe zien jullie dat? Wat is er anders geworden? Het land is niet meer groen. Alles is weer wit. Er is weer ijs en sneeuw, en het is koud. Is Lars blij dat hij weer thuis is? Hoe zien jullie dat?
pagina 21
Vader ijsbeer heeft overal gezocht naar Lars. Hoe komt het dat hij Lars niet heeft kunnen vinden? Is hij blij dat Lars weer veilig thuis is? Hij was natuurlijk erg bang dat er iets gebeurd was met Lars. Nu is Lars gelukkig weer thuis. Hij vindt het fijn dat het zo koud en wit is. Dan voelt hij zich prettig. Kijk eens naar Orka. Hij spuit water. Waarom zou hij dat doen? Om dag te zeggen tegen Lars?
pagina 22 en 23
Wat zien jullie bovenaan de prent? En wat zien jullie onderaan de prent? Als je nieuwe, onbekende en dus spannende en angstige dingen tegenkomt, kun je ook veel vertellen aan anderen. Hebben jullie ook wel eens iets spannends, grappigs,... meegemaakt? Tot slot bekijkt de leidster samen met de kleuters de kleine prenten aan de binnenkanten van de kaft en op de titelpagina’s (Lars aan een tak, Lars met een slang, mieren die over Lars heen kruipen, Lars met een banaan). De kleuters vertellen wat ze zien en geven aan of de kleine ijsbeer op die prentjes op de noordpool of in de tropen is. Waaraan zien zij dat?
130
PRENTENBOEKEN
05 Vbprentenboek95-134
09-12-2003
19:42
Pagina 131
(Zwart/Process Black Plaat)
Bijlage 3: Gevoelens
PRENTENBOEKEN
131
05 Vbprentenboek95-134
132
09-12-2003
PRENTENBOEKEN
19:42
Pagina 132
(Zwart/Process Black Plaat)
05 Vbprentenboek95-134
09-12-2003
19:42
Pagina 133
(Zwart/Process Black Plaat)
PRENTENBOEKEN
133
05 Vbprentenboek95-134
09-12-2003
19:42
Pagina 134
(Zwart/Process Black Plaat)
Bijlage 4: Logeren Khadija mag voor één nachtje bij oma gaan slapen. Papa en mama gaan een avondje weg. Khadija is blij. Zij vindt het fijn om naar oma te gaan. Oma bakt altijd koekjes, vertelt mooie verhalen, zingt liedjes... Papa en mama brengen Khadija weg. Samen met oma zwaait Khadija naar hen. Ze heeft een beetje een raar gevoel van binnen. Ze vindt het fijn bij oma te zijn, maar ze had het nog fijner gevonden als papa en mama er ook waren. Oma neemt Khadija bij de hand. “Kom,” zegt ze, “dan gaan we boterhammen versieren met kaas en ketchup, en ze daarna lekker opeten!” Mmm, lekker. Khadija heeft honger. Toch krijgt ze geen hap door haar keel. Hoe zou dat toch komen? Oma is nog wel zo lief voor haar! ‘s Avonds ligt ze in bed in een vreemd, donker kamertje. Ze hoort allemaal rare geluiden en ze ziet schaduwen op de muren. Plotseling begint Khadija te snikken. Oma hoort haar en komt naar haar kamertje. “Wat is er dan, kindje?” vraagt oma. “Waarom moet je zo huilen?” Khadija weet het niet precies. Of eigenlijk toch wel. Ze zou zo graag willen dat papa en mama ook bij oma waren. “Papa en mama komen je morgen weer halen,” zegt oma. “Weet je wat? Kom maar gezellig bij mij in bed. Dan ben je niet alleen.” Dat doet Khadija en door de mooie verhalen die oma vertelt, vergeet ze helemaal dat papa en mama er niet zijn. Ze valt in slaap in het grote bed van oma...
134
PRENTENBOEKEN
06 Fiches prentenboeken135-196
09-12-2003
19:38
Pagina 135
(Zwart/Process Black Plaat)
Prentenboeken voor kleuters
PRENTENBOEKEN
135
06 Fiches prentenboeken135-196
09-12-2003
19:38
Pagina 136
(Zwart/Process Black Plaat)
Fiche 1:
Dikkie dik. Hoge kruk/Pingpongbal Boeke, J., Dikkie Dik. Hoge kruk/Pingpongbal (omdraaiboekje 15). Gottmer, Haarlem Centraal verhaalgegeven:
probleemoplossing
Inhoud:
Dikkie Dik wil op een kruk klimmen. De kruk is echter te hoog. Als hij een aanloop neemt, vliegt hij erover. Hij lost het probleem op door eerst op een klein krukje te klimmen en vandaar op de hoge kruk. Dikkie Dik speelt met een pingpongballetje. Plotseling rolt het naar buiten. Dikkie Dik gaat zoeken en vindt dan twee pingpongballetjes. Welke is van Dikkie Dik? Het ene balletje blijkt de staart van een konijn te zijn.
Vorm:
- kleine, duidelijke prenten - weinig tekst
Niveau:
jongere kleuters
Tips voor de introductie De leidster geeft de kleuters allerlei opdrachten die moeilijk uitvoerbaar zijn. De kleuters zoeken samen naar oplossingen. (zie Drama: 1 Spelen met rollen en situaties, Problemen onderzoeken, pag. 294) Mogelijke opdrachten: iets op een hoge kast leggen, grote blokken in een kleine doos leggen, ... Voor het verhaal Pingpongbal spelen de kleuters met een pingpongballetje, zodat ze ervaren hoe het zich gedraagt.
Tips voor de kern vertellen:
originele tekst Bij Pingpongbal vraagt de leidster de kleuters naar hun verwachtingen over wat de tweede ‘pingpongbal’ zou kunnen zijn.
hervertellen: samen vertellen
Tips voor de uitbreiding - De kleuters doen een stoelendans met, onder andere, één stoel of kruk die net iets te hoog is voor de kleuters. - De kleuters ervaren tijdens een kringgesprek dat stoelen van verschillende hoogte soms te hoog en soms te laag zijn. Welke kleuter kan op welke stoel wel/niet met de voeten aan de grond? - De kleuters knutselen met, onder andere, pingpongballetjes: er kan een gezichtje van gemaakt worden, een vogelnestje (pingpongballetjes zijn de eitjes), ... - De kleuters spelen ‘Ballen vangen’. Aan een trechter van karton wordt met een touwtje een pingpongbal bevestigd. De kleuters gooien het balletje omhoog en proberen het weer op te vangen in de trechter. - De kleuters blazen met een rietje een pingpongballetje over een tafel, in een bak, op de grond, ... 136
PRENTENBOEKEN
06 Fiches prentenboeken135-196
09-12-2003
19:38
Pagina 137
(Zwart/Process Black Plaat)
Fiche 2:
Een walvis in mijn bad Bruneel, E., Een walvis in mijn bad. Infodok, Leuven Centraal verhaalgegeven:
te veel voorwerpen meenemen in bad
Inhoud:
Een meisje gaat met haar bootje in bad. Er komt telkens iets bij in bad. Totdat er een walvis in het bad springt. Dan is het bad toch echt te vol. Alles moet eruit.
Vorm:
- grote en kleine, duidelijke prenten - met tekst
Niveau:
jongere kleuters
Tips voor de introductie - De kleuters spelen aan de watertafel. Er worden zoveel mogelijk dingen in de watertafel gelegd. Ligt er op een bepaald ogenblik echt te veel in? Kun je nu nog goed spelen aan de watertafel? Wat moet eruit? - De leidster toont de kleuters een afbeelding van een walvis.
Tips voor de kern vertellen:
originele tekst
hervertellen: samen vertellen met aandacht voor ervaringen van de kleuters
Tips voor de uitbreiding - De kleuters spelen aan de watertafel. Ze laden zoveel mogelijk voorwerpen in een bootje, tot het zinkt. (zie Taal-Materiaal, activiteit 4 Bootjes laten overvaren) - De kleuters kruipen met zoveel mogelijk in een grote doos en ervaren dat de doos op een gegeven moment vol is. (zie voorbeeldprentenboek 1 Dikkie Dik. Kussen)
PRENTENBOEKEN
137
06 Fiches prentenboeken135-196
09-12-2003
19:38
Pagina 138
(Zwart/Process Black Plaat)
Fiche 3:
Rupsje Nooitgenoeg Carle, E., Rupsje Nooitgenoeg. Gottmer, Haarlem Centraal verhaalgegeven:
Een rups moet heel veel eten om een vlinder te worden.
Inhoud:
Een hongerige rups komt uit een eitje en begint te eten. Het rupsje eet steeds meer. Het rupsje wordt een grote, dikke rups die een kokon rond zich spint. Uit de kokon komt een prachtige vlinder.
Vorm:
- grote en kleine, duidelijke prenten - met tekst
Niveau:
jongere kleuters
Tips voor de introductie De leidster houdt een gesprek met de kleuters over wat de kleuters graag eten en over veel of weinig eten. De veranderingen die levende wezens kunnen ondergaan, worden verduidelijkt door het tonen van afbeeldingen van ei tot kip, van baby tot volwassene, ...
Tips voor de kern vertellen:
uitgebreide tekst
Tips voor de uitbreiding - Drama: rollenspel ‘Winkeltje’ De kleuters kopen en verkopen groente en fruit. (zie Drama: 1 Spelen met rollen en situaties, In de winkel, pag. 293) - De kleuters maken een collage van groente en fruit. - De kleuters knutselen een rups of een vlinder. Voor de rups worden versierde cirkels van stevig papier aan elkaar geregen met pareltjes ertussen en een pingpongballetje als hoofd. Voor de vlinder worden versierde papieren vleugels op een wasknijper (lijf) vastgemaakt. - De leidster vertelt, met het oog op veranderingen, het sprookje Het lelijke jonge eendje.
138
PRENTENBOEKEN
06 Fiches prentenboeken135-196
09-12-2003
19:38
Pagina 139
(Zwart/Process Black Plaat)
Fiche 4:
En ik dan? De Wolf, A., En ik dan? Van Holkema & Warendorf, Houten Centraal verhaalgegeven:
jaloezie en aanpassing bij de komst van een nieuw kindje
Inhoud:
Poes is heel tevreden met haar thuis, maar op een dag gaat er van alles veranderen. Er wordt een baby’tje geboren. Poes krijgt nu niet veel aandacht meer. Maar na verloop van tijd raken Poes en de baby, die nu niet zo klein meer is, aan elkaar gewend.
Vorm:
- grote en kleine, duidelijke prenten - weinig tekst
Niveau:
jongere kleuters
Tips voor de introductie - De leidster vertelt het prentenboek naar aanleiding van de geboorte van een babybroertje of zusje. - De leidster stalt verschillende babyspulletjes uit (luier, fopspeen, babypakje, bijtring, ...). Herkennen de kleuters deze dingen? Hebben ze zelf een babybroertje of -zusje? Hoe vinden ze dat? Hebben papa en mama nu minder tijd voor hen? Herinneren de kleuters zich nog iets van toen ze een baby waren?
Tips voor de kern vertellen:
originele tekst
hervertellen: samen vertellen met aandacht voor ervaringen en gevoelens
Tips voor de uitbreiding - Drama: rollenspel ‘Een nieuw broertje/zusje’ De leidster geeft de kleuters de rol van papa, mama, kleuter of baby. Hoe kijken de drie eersten tegen de baby aan? Hoe kijkt de baby tegen zijn ouders en broertje/zusje aan? De kleuters kunnen van rol verwisselen. Natuurlijk mogen zij ook zelf kiezen welke rol zij spelen. (zie Drama: 1 Spelen met rollen en situaties, pag. 286) - De leidster biedt babyspulletjes (fopspeen, luier, slabbetje, babykleertjes, ...) aan in de poppenhoek en de kleuters spelen ermee. (zie Drama: 4 Spelen met voorwerpen, pag. 315) - Als niemand meer let op Poes, moet Poes zelf maar zorgen dat ze op haar gaan letten. Hoe zou Poes ervoor kunnen zorgen dat iedereen aandacht aan haar besteedt? De kleuters doen net alsof zij Poes zijn en bedenken dingen om de aandacht te trekken (gekke bekken trekken, heel hard roepen, een liedje zingen, ...).
PRENTENBOEKEN
139
06 Fiches prentenboeken135-196
09-12-2003
19:38
Pagina 140
(Zwart/Process Black Plaat)
Fiche 5:
Pappa, opstaan! Dietl, E., Pappa, opstaan! De Vries-Brouwers, Antwerpen Centraal verhaalgegeven:
allerlei manieren om een slapende papa uit zijn bed te krijgen
Inhoud:
Pauline is al lang wakker, maar papa wil zijn bed nog niet uit. Pauline verzint allerlei mogelijke manieren om papa uit bed te krijgen, maar niets helpt. Totdat Pauline iets verzint waardoor het wel lukt!
Vorm:
- grote, duidelijke prenten met veel details - met tekst
Niveau:
jongere kleuters
Tips voor de introductie De leidster oriënteert de kleuters op opstaan, door ‘s morgens vroeg net te doen alsof zij zich verslapen heeft. Zij komt de klas binnen met twee verschillende sokken aan, haar hemd niet goed dichtgeknoopt, haren in de war, met een boterham nog in de hand, ... Zij wacht de reacties van de kleuters af, waarna zij de kleuters vertelt dat zij het moeilijk vindt om op te staan, omdat zij altijd nog zo lekker in bed ligt. Weten de kleuters misschien wat de leidster kan doen om voortaan op tijd haar bed uit te komen?
Tips voor de kern vertellen:
originele tekst
hervertellen: samen vertellen met aandacht voor details op de prenten De leidster laat de kleuters eerst de binnenkant van de kaft zien en vraagt hen waarmee de afgebeelde voorwerpen te maken kunnen hebben.
Tips voor de uitbreiding - De leidster houdt een gesprek met de kleuters over wat zij ‘s morgens eten. Samen maken en eten ze boterhammen met confituur. (zie Taal-Materiaal, activiteit 36 Boterhammen met confituur) - De kleuters verstoppen en zoeken een wekker. - De kleuters spelen verstoppertje.
140
PRENTENBOEKEN
06 Fiches prentenboeken135-196
09-12-2003
19:38
Pagina 141
(Zwart/Process Black Plaat)
Fiche 6:
Bas en Bieke: Bieke op het potje Dubois, C., Bas en Bieke. Bieke op het potje. Infodok, Leuven Centraal verhaalgegeven:
het zoeken van een oplossing voor het probleem dat Bieke niet op het potje wil
Inhoud:
Bas en Bieke maken zich klaar om naar bed te gaan. Bieke wil echter niet op het potje. Bas krijgt Bieke toch zover, door ook de pop van Bieke op een potje te zetten.
Vorm:
- kleine, duidelijke prenten met details - geen tekst
Niveau:
jongere kleuters
Tips voor de introductie De leidster geeft de kleuters allerlei opdrachten die moeilijk uitvoerbaar zijn. De kleuters zoeken samen naar oplossingen. (zie Drama: 1 Spelen met rollen en situaties, Problemen onderzoeken, pag. 294) Mogelijke opdrachten: iets op de hoogste plank in de kast leggen, een groot aantal voorwerpen in één keer van de ene kant van de klas naar de andere kant brengen, ...
Tips voor de kern vertellen:
eigen tekst
hervertellen: samen vertellen met aandacht voor details op de prenten De oplossing van Bas wordt vergeleken met eventuele eigen oplossingen van de kleuters.
Tips voor de uitbreiding - De leidster houdt met de kleuters een gesprek waarin de opeenvolgende handelingen die de kleuters verrichten voordat zij naar bed gaan, besproken worden. Wat doen zij eerst, wat daarna, wat dan, ...? (uitkleden, wassen, pyjama aan, tandenpoetsen, plassen, ...) - De kleuters knutselen met onder andere w.c.-rolletjes. - De kleuters pakken kleine voorwerpen in met w.c.-papier. (zie Taal-Materiaal, activiteit 28 Een stoel inpakken met krantenpapier) - Drama: De kleuters spelen één of meerdere prenten van het verhaal na. Geef hen eventueel de nodige voorwerpen. (zie Drama: 7.3 Dramatiseren van een verhaal, pag. 282) - Drama: De leidster vertelt in eigen woorden het verhaal, de kleuters maken de bijpassende bewegingen. De ene helft van de kleuters beeldt uit wat Bas doet, de andere helft wat Bieke doet. (zie Drama: 7.2 Verhaalpantomime, pag. 281)
PRENTENBOEKEN
141
06 Fiches prentenboeken135-196
09-12-2003
19:38
Pagina 142
(Zwart/Process Black Plaat)
Fiche 7:
Dribbel naar de boerderij Hill, E., Dribbel naar de boerderij. Van Reemst, Weert Centraal verhaalgegeven:
zoeken naar dieren
Inhoud:
Dribbel gaat met zijn vader naar de boerderij, waar ze samen op zoek gaan naar de kleine dieren.
Vorm:
- grote, duidelijke prenten - weinig tekst - De dingen waar Dribbel en zijn vader naar kijken, zijn telkens verborgen achter flapjes die kunnen worden teruggeslagen.
Niveau:
jongere kleuters
Tips voor de introductie - De leidster houdt met de kleuters een gesprek over hun ervaringen met dieren/de boerderij. - De leidster en de kleuters brengen een bezoek aan een (kinder)boerderij.
Tips voor de kern vertellen:
samen vertellen De kleuters raden telkens wie er verstopt wordt achter de flapjes.
Tips voor de uitbreiding - De kleuters spelen allerlei spelletjes met dierengeluiden: geluiden maken en nadoen, geluiden herkennen, ... - Drama: De kleuters spelen met speelgoeddieren. (zie Drama: 3 Spelen met (miniatuur)speelgoed, Het wereldspel, pag. 309) - De kleuters spelen zoekspelletjes. - De kleuters spelen verstoppertje.
142
PRENTENBOEKEN
06 Fiches prentenboeken135-196
09-12-2003
19:38
Pagina 143
(Zwart/Process Black Plaat)
Fiche 8:
Alfie’s voeten Hughes, S., Alfie’s voeten. De Vries-Brouwers, Antwerpen Centraal verhaalgegeven:
schoenen verkeerd aandoen
Inhoud:
Alfie vindt het heerlijk om, als het geregend heeft, in de modder te stampen en door de plassen te lopen. Omdat zijn schoenen, sokken en voeten dan helemaal nat zijn, koopt mammie een paar laarzen voor hem. Alfie is heel trots op zijn laarzen, maar ze voelen toch een beetje raar aan. Uiteindelijk blijkt dat Alfie zijn laarzen verkeerd aanheeft.
Vorm:
- grote en kleine, duidelijke prenten met veel details - met tekst
Niveau:
jongere kleuters
Tips voor de introductie De leidster en de kleuters bekijken en passen verschillende soorten en maten schoenen. Ze trekken de schoenen aan en uit en vertellen over hun ervaringen. Zitten de schoenen lekker? Kun je ermee lopen? Zijn de schoenen te groot of te klein?
Tips voor de kern vertellen:
originele tekst
hervertellen: samen vertellen met aandacht voor details op de prenten
Tips voor de uitbreiding - De leidster komt binnen met haar schoenen verkeerd aan. Zij vraagt aan de kleuters om dat ook te doen en helpt hen daar eventueel bij. De kleuters lopen rond met hun schoenen verkeerd aan en vertellen hoe dat voelt. - Drama: De kleuters spelen met allerlei soorten schoenen (paren maken, verkleden, ...). (zie Drama: 4 Spelen met voorwerpen, pag. 315) - De leidster zet een waarneming op rond nat/droog met vodden, handdoeken, sokken, schoenen, handen, voeten, ... - De kleuters maken met hun schoenzolen een afdruk in zand of in verf op papier.
PRENTENBOEKEN
143
06 Fiches prentenboeken135-196
09-12-2003
19:38
Pagina 144
(Zwart/Process Black Plaat)
Fiche 9:
Stuiteren Hughes, S., Stuiteren. De Vries-Brouwers, Antwerpen Centraal verhaalgegeven:
Je kunt op verschillende plaatsen heerlijk stuiteren/springen.
Inhoud:
Een meisje en haar broertje vinden springen heel leuk en gebruiken elke gelegenheid om lekker te stuiteren.
Vorm:
- grote en kleine, duidelijke prenten - weinig tekst
Niveau:
jongere kleuters
Tips voor de introductie De leidster oriënteert de kleuters op het verhaalgegeven door hen op de grond en vervolgens op een aantal kussens te laten springen. Vinden ze het fijn?
Tips voor de kern vertellen:
aangepaste tekst
hervertellen: samen vertellen met aandacht voor ervaringen van de kleuters
Tips voor de uitbreiding - De kleuters stuiteren met een (spons)bal of skippy-bal. - De kleuters onderzoeken waar en waarop je lekker kunt stuiteren in de klas. - De kleuters rijden paardje op de knie van de leidster, terwijl zij het liedje uit het boek zingt en daarbij de bijbehorende bewegingen maakt.
144
PRENTENBOEKEN
06 Fiches prentenboeken135-196
09-12-2003
19:38
Pagina 145
(Zwart/Process Black Plaat)
Fiche 10:
Onweer in het donkere bos Iwamura, K., Onweer in het donkere bos. Bekadidact, Baarn Centraal verhaalgegeven:
samen schuilen voor onweer
Inhoud:
Rik, Dik en Dieuwertje worden op een hete zomerdag overvallen door een hevig onweer. Ze schrikken erg en zoeken een beschut plekje waar ze kennismaken met twee muizen en een konijn. Als het onweer over is, spelen ze verder met hun nieuwe vriendjes.
Vorm:
- grote, duidelijke prenten - met tekst
Niveau:
jongere kleuters
Tips voor de introductie - Een onweer buiten is een uitstekende gelegenheid om de kleuters op dit prentenboek te oriënteren. Door samen met de kleuters te praten over een onweer dat de voorbije nacht heeft gewoed of op hetzelfde moment aan de gang is, wordt het begrip ‘onweer’ verduidelijkt. Angstgevoelens kunnen hierbij aan bod komen. - Als er geen echt onweer woedt, houden de kleuters en de leidster een gesprek over onweer aan de hand van afbeeldingen en ‘onweersgeluiden’ op band.
Tips voor de kern vertellen:
originele tekst
hervertellen: samen vertellen met aandacht voor ervaringen van de kleuters
Tips voor de uitbreiding - De kleuters spelen op, en experimenteren met een wip. Waarom blijft de wip beneden als er aan de ene kant twee en aan de andere kant één kleuter zit? Wat gaat het best: met één kleuter aan elke kant of met meerdere kleuters aan elke kant? Zitten de kleuters graag op de wip? Hebben ze nog al eens op een wip gezeten? Waar? Wanneer? - De kleuters maken zelf onweersgeluiden en bliksem (bv. door het licht in de klas aan en uit te doen, door met deksels tegen elkaar te slaan, ...).
PRENTENBOEKEN
145
06 Fiches prentenboeken135-196
09-12-2003
19:38
Pagina 146
(Zwart/Process Black Plaat)
Fiche 11:
De knuffel van Lotte Lager, C. & C. Dubois, De knuffel van Lotte. Infodok, Leuven Centraal verhaalgegeven:
de gevoelens van Lotte ten opzichte van haar knuffellap
Inhoud:
Dit prentenboek bestaat uit twee delen. In het eerste deel 'Knuffel is weg' is de knuffellap van Lotte, die ze altijd bij zich heeft, zoek. Lotte gaat in het donker in de tuin op zoek en vindt de knuffellap op de bank. In het tweede deel 'Knuffel vol gaten' vindt Lottes mama dat de knuffel van Lotte moet worden weggegooid omdat hij vuil en versleten is. Ze maken ruzie, de knuffel scheurt, maar alles komt weer in orde wanneer mama de knuffel naait en wast.
Vorm:
- grote en kleine, minder duidelijke prenten - met tekst
Niveau:
jongere kleuters
Tips voor de introductie De leidster oriënteert de kleuters op het verhaalgegeven door middel van een gesprek over gevoelens ten opzichte van knuffels. Hebben de kleuters een speciale knuffel? Hebben ze veel knuffels? Is er al eens iets speciaals mee gebeurd? Worden hun knuffels ook wel eens gewassen? Waren ze toen bang dat er iets met hun knuffels zou gebeuren? De kleuters kunnen hun eigen knuffels meebrengen naar de klas.
Tips voor de kern vertellen:
originele tekst
hervertellen: samen vertellen met aandacht voor ervaringen en gevoelens
Tips voor de uitbreiding - De leidster verstopt de klaspop en de kleuters zoeken haar. - Drama: De kleuters spelen poppenkast met knuffels. (zie Drama: 3 Spelen met (miniatuur)speelgoed, In de poppenhoek, pag. 307) - De kleuters wassen hun knuffels.
146
PRENTENBOEKEN
06 Fiches prentenboeken135-196
09-12-2003
19:38
Pagina 147
(Zwart/Process Black Plaat)
Fiche 12:
Nisse naar de kapper Landström, O. & L. Landström, Nisse naar de kapper. Bakermat, Mechelen Centraal verhaalgegeven:
zelf een kapsel kiezen
Inhoud:
Nisse gaat naar de kapper. Hij kiest zelf een kapsel uit een tijdschrift. De juf herkent hem niet meer, maar de andere kleuters vinden het wel een tof kapsel.
Vorm:
- grote, duidelijke prenten - weinig tekst
Niveau:
jongere kleuters
Tips voor de introductie - Als een kleuter of de leidster zelf naar de kapper is geweest, sluit dit boek daar goed bij aan. De leidster kan in een gesprekje ingaan op de ervaringen en gevoelens die een eerste kappersbezoek met zich meebrengt. - De leidster oriënteert de kleuters op de kapper door haar kapsel eens anders of op een speciale manier te doen. Dat zal bij de kleuters reacties uitlokken.
Tips voor de kern vertellen:
originele tekst
hervertellen: samen vertellen Indien de kleuters niet spontaan de link leggen tussen de vorm van het ijsje en het kapsel van Nisse, dan legt de leidster die. Wat kunnen de kleuters uit die gelijkenis afleiden?
Tips voor de uitbreiding - Drama: situatiespel ‘Kappertje spelen’ De kleuters kammen elkaars haar, maken staartjes of vlechtjes, ... Een andere mogelijkheid is de kleuters van één prent uit het boek personages te laten kiezen die geassocieerd kunnen worden met een kledingstuk of met een bepaald voorwerp. (zie Drama: 1 Spelen met rollen en situaties, Wie ben ik?, pag. 289) - Drama: De kleuters spelen met poppen die gekapt moeten worden. (zie Drama: 3 Spelen met (miniatuur)speelgoed, In de poppenhoek, pag. 307) - In tijdschriften zoeken oudere kleuters afbeeldingen van personen met lange/korte haren, blonde/donkere haren, gekke haren, ... Wat voor soort haren zouden de kleuters willen hebben?
PRENTENBOEKEN
147
06 Fiches prentenboeken135-196
09-12-2003
19:38
Pagina 148
(Zwart/Process Black Plaat)
Fiche 13:
Jan en Lucas. Schoolreisje Lipniacka, E. & B. Bogdanowicz, Jan en Lucas. Schoolreisje. De Vries-Brouwers, Antwerpen Centraal verhaalgegeven:
Een kleuter vertelt met veel overdrijving over zijn schoolreisje.
Inhoud:
De klas van Lucas is op schoolreis geweest. De bus kreeg autopech. Lucas vertelt wat er allemaal gebeurde.
Vorm:
- kleine, duidelijke prenten - weinig tekst
Niveau:
jongere kleuters
Tips voor de introductie - Als de kleuters een schoolreis of uitstap in het vooruitzicht hebben of er net één meegemaakt hebben, is dat een goede aanleiding om dit prentenboek te behandelen. De leidster begint dan met een gesprekje over die uitstap. - Als dat niet het geval is, kan de leidster een verhaaltje vertellen over een schoolreis die zij ooit heeft meegemaakt.
Tips voor de kern vertellen:
originele tekst
hervertellen: samen vertellen met emotie en gevoelens, waarbij aandacht voor het overdrijven van Lucas
Tips voor de uitbreiding - De kleuters maken een uitstap. - De kleuters maken een tekening over een uitstap. - (enkel voor oudere kleuters) De leidster vertelt een gewone, alledaagse gebeurtenis in de klas op overdreven wijze. Merken de kleuters op dat zij overdrijft?
148
PRENTENBOEKEN
06 Fiches prentenboeken135-196
09-12-2003
19:38
Pagina 149
(Zwart/Process Black Plaat)
Fiche 14:
Willie speelt circus Löfgren, U., Willie speelt circus. Infodok, Leuven Centraal verhaalgegeven:
circus spelen
Inhoud:
Willie en zijn vriendjes spelen circus.
Vorm:
- kleine, duidelijke prenten - met tekst
Niveau:
jongere kleuters
Tips voor de introductie - De ideale gelegenheid om dit prentenboek te vertellen, is aansluiten bij de komst van een echt circus met een echte clown. - De leidster verkleedt zich als clown en lokt reacties van de kleuters uit. Wie van de kleuters is al eens naar het circus geweest? Wat kun je allemaal zien in het circus? (clowns, tijgers, olifanten, acrobaten, paarden, ...)
Tips voor de kern vertellen:
samen vertellen met aandacht voor ervaringen van de kleuters
Tips voor de uitbreiding - De kleuters verkleden zich als circusfiguren. - Drama: rollenspel ‘Circus’ Oudere kleuters spelen circus waarbij één kleuter de directeur is, één de clown, één de acrobaat, één de tijger, ... (zie Drama: 1 Spelen met rollen en situaties, pag. 286). - De kleuters voeren in een turnles allerlei (zelfbedachte) acrobatische toeren uit.
PRENTENBOEKEN
149
06 Fiches prentenboeken135-196
09-12-2003
19:38
Pagina 150
(Zwart/Process Black Plaat)
Fiche 15:
Tom en Pippo lezen een boek Oxenbury, H., Tom en Pippo lezen een boek. Gottmer, Haarlem Centraal verhaalgegeven:
het lezen van een boek
Inhoud:
Tom vindt het leuk als vader een boek voorleest. Maar als vader Tom voorgelezen heeft, moet vader nog een verhaal voorlezen aan Pippo. En als vader het niet meer leuk vindt, dan leest Tom Pippo voor.
Vorm:
- grote en kleine, duidelijke prenten - weinig tekst
Niveau:
jongere kleuters
Tips voor de introductie De leidster haalt een voorleesboek te voorschijn en houdt een gesprekje met de kleuters over het al dan niet fijn vinden om voorgelezen te worden.
Tips voor de kern vertellen:
originele tekst
hervertellen: samen vertellen
Tips voor de uitbreiding - De kleuters lezen elkaar in de boekenhoek verhalen voor. - De leidster houdt een gesprek met de kleuters over boeken kiezen. Waarom kiezen de kleuters voor een bepaald boek? - De leidster en de kleuters brengen een bezoek aan de bibliotheek. - Drama: Oudere kleuters kunnen het verhaal naspelen met poppen. (zie Drama: 3 Spelen met (miniatuur)speelgoed, In de poppenhoek, pag. 307)
150
PRENTENBOEKEN
06 Fiches prentenboeken135-196
09-12-2003
19:38
Pagina 151
(Zwart/Process Black Plaat)
Fiche 16:
Waar is mijn potje? Ross, T., Waar is mijn potje? Van Goor, Amsterdam Centraal verhaalgegeven:
Voor een kleuter is het ‘een lange weg’ van luier naar potje.
Inhoud:
De kleine prinses leert op het potje gaan. Ze is dol op haar potje. Op een keer is haar potje zoek. Iedereen in het kasteel zoekt het potje. Als de admiraal het vindt, is het al te laat...
Vorm:
- grote, duidelijke prenten - weinig tekst
Niveau:
jongere kleuters
Tips voor de introductie De leidster voert een klaspop ten tonele die de kleuters vertelt dat zij niet meer in haar broek plast, maar al op het potje gaat. Maar oei, ... daar gaat het toch nog even mis! (zie Drama: 3 Spelen met (miniatuur)speelgoed, pag. 304)
Tips voor de kern vertellen:
originele tekst
hervertellen: samen vertellen met aandacht voor details op de prenten en voor ervaringen en gevoelens
Tips voor de uitbreiding - De kleuters verstoppen iets in de klas. - De kleuters zoeken naar het potje van de klaspop dat verstopt is in de klas. - De kleuters maken een tekening van (hun) mooi (versierde) potje.
PRENTENBOEKEN
151
06 Fiches prentenboeken135-196
09-12-2003
19:38
Pagina 152
(Zwart/Process Black Plaat)
Fiche 17:
Peter en de droomleeuw Traub, W. & T. Bogacki, Peter en de droomleeuw. De Vier Windstreken, Den Haag Centraal verhaalgegeven:
de kinderlijke fascinatie voor een leeuw en het verlangen om er één te vangen
Inhoud:
Peter wil een droomleeuw vangen. Daarom graaft hij ‘s nachts een valkuil. Hij valt in slaap en als hij ‘s morgens wakker wordt, vindt hij een haasje in zijn kuil. Maar net zoals een leeuw, is een haasje liever vrij.
Vorm:
- grote, minder duidelijke prenten - uitgebreide tekst
Niveau:
jongere kleuters
Tips voor de introductie - De leidster vertelt de kleuters dat zij die nacht gedroomd heeft. Ze droomde dat ..., maar toen schrok ze wakker. Het was niet echt, het was maar een droom. - De leidster toont afbeeldingen van een leeuw en andere wilde dieren.
Tips voor de kern vertellen:
aangepaste tekst
hervertellen: samen vertellen met aandacht voor ervaringen en gevoelens
Tips voor de uitbreiding - De kleuters maken een tekening of een schilderij van een droomdier. Wanneer ze daarmee klaar zijn, zet de leidster zich bij de kleuters en laat hen vertellen wat ze getekend/geschilderd hebben De leidster schrijft dat letterlijk bij de tekening. - Drama: De kleuters spelen met allerlei speelgoeddieren in de speelhoek. (zie Drama: 3 Spelen met (miniatuur)speelgoed, Het wereldspel, pag. 309) - De leidster vraagt de kleuters naar het dier dat zij graag zouden willen hebben. Dromen zij er wel eens over?
152
PRENTENBOEKEN
06 Fiches prentenboeken135-196
09-12-2003
19:38
Pagina 153
(Zwart/Process Black Plaat)
Fiche 18:
Kleine Mo Waddell, M. & J. Barton, Kleine Mo. Lemniscaat, Rotterdam Centraal verhaalgegeven:
iets leren in het leven met (letterlijk) vallen en opstaan
Inhoud:
De kleine ijsbeer Mo ervaart voor de eerste keer in haar leven dat er ijs ligt op het water. Ze probeert op het ijs te lopen, maar glijdt uit. Vier grote beren laten Mo zien hoe ze op het ijs moet lopen, springen en dansen. Hierbij raakt Mo in de verdrukking. Als de grote beren weg zijn, probeert Mo het toch zelf nog eens. En ja... na een tijdje kan ze het!
Vorm:
- grote, duidelijke prenten - weinig tekst
Niveau:
jongere kleuters
Tips voor de introductie - De leidster doet in een turnles een aantal oefeningen voor, die de kleuters moeten nadoen. Zij zullen die oefeningen wellicht niet direct onder de knie hebben (op een smalle lijn lopen, een koprol maken, door een hoepel stappen, met drie blokken de ‘overkant van de rivier’ bereiken door telkens één blok voor je te leggen en daarop een voet te zetten, met (conserven)blikken onder de voeten lopen waarbij de touwtjes die aan de blikken zijn bevestigd, met de handen worden vastgehouden, ...) - De leidster verduidelijkt ‘ijs’ door samen met de kleuters ijsblokjes te maken. - De leidster (voert een klaspop ten tonele en) houdt een gesprek met de kleuters over het trots zijn op dingen die zij pas geleerd hebben.
Tips voor de kern vertellen:
uitgebreide tekst De leidster doet de mimiek van kleine Mo na.
hervertellen: samen vertellen hervertellen: De leidster vertelt en de kleuters beelden uit wat er met Mo gebeurt.
Tips voor de uitbreiding - De kleuters voeren dansjes uit (op muziek). De leidster (of een kleuter) doet voor, de anderen volgen. De leidster verwoordt wat zij (of de kleuter die voordoet), precies doet. - De kleuters glijden en ‘schaatsen’ op sokken of in lege schoenendozen door de klas. - De leidster toont de kleuters afbeeldingen van dingen die de kleuters kunnen, nog niet kunnen en niet kunnen uitvoeren. Wat kunnen de kleuters (nog (niet))? De kleuters proberen dit uit.
PRENTENBOEKEN
153
06 Fiches prentenboeken135-196
09-12-2003
19:38
Pagina 154
(Zwart/Process Black Plaat)
Fiche 19:
Uilskuikentjes Waddell, M. & P. Benson, Uilskuikentjes. Gottmer, Haarlem Centraal verhaalgegeven:
angst om alleen te worden gelaten
Inhoud:
Sara, Peter en Wim, drie uilskuikentjes, wonen met hun moeder in een holle boom. Maar op een nacht worden ze wakker en dan is mammie er niet! Waar is ze gebleven? Gelukkig komt ze snel terug.
Vorm:
- grote, duidelijke prenten - met tekst
Niveau:
jongere kleuters
Tips voor de introductie - De leidster oriënteert de kleuters op ‘alleen zijn’ door hun voorstellingsvermogen te stimuleren. De kleuters sluiten hun ogen terwijl de leidster probeert hen zich te laten voorstellen dat zij in bed liggen te slapen en plotseling wakker worden. Waar zouden papa en/of mama zijn? Zijn ze weg? Wat voelen de kleuters? Zijn ze bang of verdrietig of voelen ze zich alleen, ...? - De leidster verduistert, in de mate van het mogelijke, het klaslokaal. Kunnen de kleuters goed zien in het donker? Zijn hun ogen na een tijdje gewend aan het donker? De leidster maakt het weer licht en toont een afbeelding van een uil. Uilen kunnen heel goed kijken in het donker. Het zijn vogels die ‘s nachts leven.
Tips voor de kern vertellen:
aangepaste tekst De leidster vraagt de kleuters naar hun verwachtingen: Zou mama echt weg zijn? Waar zou ze naar toe zijn? Zou ze nog terugkomen?
hervertellen: samen vertellen met aandacht voor details op de prenten Zien de kleuters de drie uilskuikentjes goed op de donkere prenten?
Tips voor de uitbreiding - De leidster geeft de kleuters zoekplaatjes waarop zij dingen moeten zoeken. - De kleuters spelen met zaklampen in een donkere klas. (zie Taal-Materiaal, activiteit 53 Zaklampen) - De kleuters maken een tocht met een zaklamp door de klas. - De kleuters spelen schaduwspelletjes. (zie Taal-Materiaal, activiteit 53 Zaklampen)
154
PRENTENBOEKEN
06 Fiches prentenboeken135-196
09-12-2003
19:38
Pagina 155
(Zwart/Process Black Plaat)
Fiche 20:
Welterusten... Kleine Beer Waddell, M. & B. Firth, Welterusten... Kleine Beer. Lemniscaat, Rotterdam Centraal verhaalgegeven:
angsten en fantasieën bij het slapengaan
Inhoud:
Kleine Beer kan niet slapen. Het is overal zo donker! Grote Beer brengt telkens een grotere lantaarn, maar, ook al is het binnen licht, zelfs de allergrootste lantaarn kan het buiten niet licht maken. Dus neemt Grote Beer de angstige Kleine Beer mee naar buiten, het donker in. In de veilige armen van Grote Beer en bij het licht van de maan en de sterren valt Kleine Beer dan in slaap.
Vorm:
- grote en kleine, duidelijke prenten met details - uitgebreide tekst
Niveau:
jongere kleuters
Tips voor de introductie Om de kleuters te oriënteren op bang zijn in het donker voert de leidster een kleine knuffelbeer ten tonele. De leidster doet (bijna) alle lichten uit in de klas en laat een klein beertje vertellen dat hij bang is in het donker. Het beertje weet wel dat het niet bang hoeft te zijn, want zijn papa en mama zijn in de buurt, maar toch is het bang. Zijn de kleuters ook wel eens bang in het donker? Wat doen ze dan? (zie Drama: 3 Spelen met (miniatuur)speelgoed, pag. 304)
Tips voor de kern vertellen:
originele tekst De leidster kan het verhaal beginnen in een (bijna) donkere klas om, naarmate het verhaal vordert, op de gepaste momenten meer of groter licht aan te steken.
hervertellen: samen vertellen met aandacht voor ervaringen en gevoelens bij het slapengaan (de fantasieën, de angsten, de vreemde geluiden, de schaduwen, ... en de veiligheid en vertrouwdheid van de aanwezigheid van ouders, het eigen bed, ...)
Tips voor de uitbreiding - De kleuters spelen schaduwspelletjes. (zie Taal-Materiaal, activiteit 53 Zaklampen) - De kleuters spelen met zaklampen. (zie Taal-Materiaal, activiteit 53 Zaklampen) - De leidster houdt een gesprekje met de kleuters over de sterren en de maan. Zij toont de kleuters afbeeldingen hiervan. Vervolgens maken de kleuters zelf, met behulp van aluminiumfolie, sterren en een maan. (zie Verhalen: voorbeeldverhaal 9 De koning die op de maan wilde wandelen, uitbreiding pag. 248)
PRENTENBOEKEN
155
06 Fiches prentenboeken135-196
09-12-2003
19:38
Pagina 156
(Zwart/Process Black Plaat)
Fiche 21:
Niet bang zijn, kleine eend! Akass, S. & A. Ayliffe, Niet bang zijn, kleine eend! Altamira, Heemstede Centraal verhaalgegeven:
angst voor het onbekende, twijfelen aan zichzelf
Inhoud:
Deloesjka eend heeft haar nest boven op een hooiberg. In haar nest liggen negen eieren. Acht eieren komen uit, maar het negende kuiken geraakt niet zonder hulp uit het ei. Moeder springt met de acht kuikens van de hooiberg, maar het negende kuiken durft niet omdat ze denkt dat ze niet kan springen. Alle andere dieren tonen dat ook zij kunnen springen en uiteindelijk durft het kuiken de sprong aan.
Vorm:
- grote, duidelijke prenten - uitgebreide tekst
Niveau:
middengroep
Tips voor de introductie - De leidster voert een klaspop ten tonele die iets waarvan de leidster zeker weet dat de kleuters het wel durven, echt niet durft, bv. van een laag stoeltje springen. Naar aanleiding hiervan volgt een gesprek met de kleuters. - De leidster gaat samen met de kleuters naar een vijver met eendjes.
Tips voor de kern vertellen:
originele tekst
hervertellen: samen vertellen met aandacht voor gevoelens en ervaringen (iets niet durven, maar trots zijn als je het toch gedaan hebt)
Tips voor de uitbreiding - De kleuters voeren springoefeningen uit: springen op de grond, op een kussen, op een mat, van een stoel, ..., zo hoog mogelijk springen, kikkersprongen maken, springen op één been, ... - De kleuters zoeken tussen allerlei foto’s en tekeningen van dieren naar die waarop kuikens staan en kleven deze op een groot blad.
156
PRENTENBOEKEN
06 Fiches prentenboeken135-196
09-12-2003
19:38
Pagina 157
(Zwart/Process Black Plaat)
Fiche 22:
Wat ruik ik daar? Bech, B. & P. Lind, Wat ruik ik daar? Infodok, Leuven Centraal verhaalgegeven:
een tocht vol hindernissen op zoek naar een onweerstaanbare geur
Inhoud:
Een muis ruikt een onweerstaanbare geur en wil weten waar die geur vandaan komt. Onderweg maakt hij allerlei dingen mee en tenslotte komt hij thuis in zijn eigen holletje, waar zijn vrouw pannekoeken heeft gebakken. De muis pocht over de gevaren die hij onderweg heeft getrotseerd.
Vorm:
- grote, duidelijke prenten met veel details - geen tekst
Opmerking:
Het verhaal begint al op de titelpagina!
Niveau:
middengroep
Tips voor de introductie De leidster legt op verschillende plaatsen in de klas voorwerpen en/of stoffen die sterk ruiken (geperst teentje look, baby-olie, een opengesneden sinaasappel, azijn, parfum, een wierookstokje, ...). De leidster begeleidt en stuurt de kleuters op hun zoektocht naar deze geuren. De kleuters geven commentaar op wat ze ruiken en vertellen waar die geuren vandaan kunnen komen. Een andere mogelijkheid is aan te sluiten bij de geuren van het eten dat de kleuters bij zich hebben (fruit, boterhammen, snoep, ...). De leidster sluit af met een kort gesprek over geuren.
Tips voor de kern vertellen:
samen vertellen met aandacht voor details op de prenten en voor ervaringen van de kleuters
Tips voor de uitbreiding - De kleuters gaan op snuffelwandeling. De leidster en de kleuters maken een wandeling in hun stad of dorp, waarbij een bezoek wordt gebracht aan verschillende winkeliers (groentenboer, frituur/ pita-restaurant, parfumerie, bakker, benzinestation, schoenmakerij, kapper, viswinkel, pannekoekenhuisje, ...). Geuren en ruiken staan centraal. - De kleuters doen ruikspelletjes. Zij ruiken aan zakjes met verschillende geurtjes. Wat ruiken zij precies? Wat vinden zij lekker/vies ruiken? - De leidster stelt een hindernissenparcours op. Net als de muis in het prentenboek moeten de kleuters nu ook allerlei hindernissen nemen (over kegels in hoepels springen, over een plank gaan die op autobanden ligt, over een touw stappen met een stok waaraan kegels hangen, met een aanloop zo ver mogelijk in het zand springen, kroonkurkjes op een bordje gooien dat op het water drijft, met een skippybal springen, door een hoepel kruipen, ...).
PRENTENBOEKEN
157
06 Fiches prentenboeken135-196
09-12-2003
19:38
Pagina 158
(Zwart/Process Black Plaat)
Fiche 23:
Jantje Blake, Q., Jantje. Bekadidact, Baarn Centraal verhaalgegeven:
tegenstellingen
Inhoud:
Jantje zit vol tegenstellingen.
Vorm:
- grote, minder duidelijke prenten met veel details - weinig tekst
Niveau:
middengroep
Tips voor de introductie De leidster oriënteert de kleuters op tegenstellingen door ze allerlei opdrachten te laten uitvoeren. Zij laat bijvoorbeeld bij het opruimen een kleuter iets zwaars en iets lichts optillen; de ene keer is hij sterk, de andere keer slap. Of zij laat een kleuter op de grond zitten en vervolgens op een stoel staan; de ene keer is hij klein, de andere keer groot. Zij laat een kleuter rennen en langzaam voortschuifelen; de ene keer is de kleuter snel, de andere keer langzaam; enzovoort.
Tips voor de kern vertellen:
originele tekst
hervertellen: samen vertellen met aandacht voor details op de prenten De leidster stelt bij elke prent aan de kleuters de vraag hoe ze de tegenstelling zien, bv. “Hoe zie je dat Jantje het koud heeft?”
Tips voor de uitbreiding - De kleuters spelen een bewegingsspel. De leidster geeft de kleuters telkens tegengestelde opdrachten. Bv. eerst moeten zij hun ogen dicht doen, vervolgens weer open; eerst moeten zij gaan liggen, dan gaan staan. - De kleuters krijgen een afbeelding te zien. De leidster en de kleuters bespreken samen wat het tegengestelde ervan is. Vervolgens tekenen de kleuters het tegengestelde. Ze krijgen bv. een reus te zien, waarna zij een kabouter tekenen. - Drama: De kleuters beelden het tegengestelde uit, in plaats van het te tekenen. De leidster geeft bv. eerst de opdracht aan een kleuter om een pestkop te zijn. De overige kleuters raden wat de kleuter uitbeeldt, imiteren deze handeling en beelden vervolgens het tegenovergestelde uit (in dit geval heel lief zijn). Later kunnen eventueel ook de kleuters zelf opdrachten geven aan andere kleuters. (zie Drama: 1 Spelen met rollen en situaties, pag. 286; 2 Spelen met beelden, pag. 296)
158
PRENTENBOEKEN
06 Fiches prentenboeken135-196
09-12-2003
19:38
Pagina 159
(Zwart/Process Black Plaat)
Fiche 24:
Lekker vies Butterworth, N. & M. Inkpen, Lekker vies. Ongewone tegenstellingen. Kimio, Blaricum Centraal verhaalgegeven:
tegenstellingen
Inhoud:
Het boek bestaat uit prenten waarop verschillende tegenstellingen op een ongewone manier worden uitgedrukt: zwart en wit, snel en langzaam, op en neer, groot en klein, zacht en hard, lekker en vies, ...
Vorm:
- grote, duidelijke prenten - weinig tekst
Niveau:
middengroep
Tips voor de introductie De leidster wijst de kleuters op een frappante tegenstelling die in de klas aanwezig is (een grote en een kleine kleuter, een blanke en een gekleurde kleuter, een kleuter met blond haar en een kleuter met donker haar, een meisje en een jongen, een kast die open is en een kast die dicht is, ...). Deze tegenstelling vormt de aanleiding voor het vertellen van het prentenboek. Opmerking Er moet rekening worden gehouden met de gevoelens van kleuters in verband met verschillen in het uiterlijk.
Tips voor de kern vertellen:
uitgebreide tekst De kleuters krijgen al bij de eerste vertelling de kans te reageren op (de details op) de prenten. Doordat er geen verhaal zit in dit prentenboek, vertellen de leidster en de kleuters samen bij elke prent wat er afgebeeld is. Elke prent is als het ware een verhaal apart.
Tips voor de uitbreiding - De kleuters spelen een bewegingsspel. De leidster geeft de kleuters telkens tegengestelde opdrachten. Bv. eerst moeten zij hun ogen dicht doen, vervolgens weer open; eerst moeten zij gaan liggen, dan gaan staan. Een variatie hierop kan zijn dat een kleuter de opdracht krijgt een handeling uit te voeren, waarna een andere kleuter de tegengestelde handeling moet uitvoeren. - De leidster tekent iets op het bord (een dik mannetje, een kabouter, een lachend gezicht, ...). Samen met de kleuters bespreekt ze wat het tegengestelde van deze tekening is, waarna de kleuters dit tekenen. - Drama: situatiespel ‘Tegenstellingen’ Iemand wil bv. het raam open want hij heeft het warm. Een ander wil het raam dicht want hij heeft het koud. Hoe wordt deze probleemsituatie opgelost? (zie Drama: 1 Spelen met rollen en situaties, Conflicten oplossen, pag. 295)
PRENTENBOEKEN
159
06 Fiches prentenboeken135-196
09-12-2003
19:38
Pagina 160
(Zwart/Process Black Plaat)
Fiche 25:
Wil je mijn vriendje zijn? Carle, E., Wil je mijn vriendje zijn? Gottmer, Haarlem Centraal verhaalgegeven:
zoektocht naar een passend vriendje waarbij een hele reeks verschillende staarten en dieren de revue passeren
Inhoud:
De kleine muis gaat op zoek naar een vriendje. Hij gaat alle dieren langs, waarbij hij telkens eerst hun staart tegenkomt. Geen van allen hebben ze veel belangstelling voor de kleine muis. Tot hij een andere muis tegenkomt, die heel graag zijn vriendje wil worden en zijn holletje onder een dikke boom met hem wil delen! Over alle pagina’s heen kronkelt een groene staart. Die staart blijkt op de allerlaatste pagina het lijf van een slang te zijn.
Vorm:
- grote, duidelijke prenten - met tekst
Niveau:
middengroep
Tips voor de introductie - De leidster verzamelt vooraf kledingstukken van de kleuters. Zij toont deze één voor één. De kleuters raden van wie het getoonde kledingstuk is. - De leidster plaatst een aantal kleuters achter/onder een laken, waarna de overige kleuters de kleuters achter/onder het laken proberen te herkennen aan de hand van hun haren, voeten, handen, die boven of onder het laken uitkomen.
Tips voor de kern vertellen:
originele tekst De leidster vraagt de kleuters na elke pagina of zij weten welk dier er vastzit aan de staart van de vorige pagina en of zij weten wat de groene streep is onderaan alle pagina’s. Kloppen de verwachtingen?
hervertellen: samen vertellen
Tips voor de uitbreiding - De kleuters maken samen tekeningen van dieren. De ene kleuter tekent de kop, een andere het lijf, ... Krijgen de kleuters zo gekke dieren? - De leidster maakt tekeningen van dieren zonder staart. De kleuters vervolledigen deze tekeningen door ze allemaal een (passende) staart te geven. - Dieren-mixmax. De leidster knipt voor elke kleuter een tekening of foto van een dier in zes stukken. Elk stuk krijgt een nummer van één tot zes. De kleuters gooien om beurten met een dobbelsteen: ze moeten eerst één gooien om stuk één te krijgen, dan twee om stuk twee te krijgen enzovoort. Welke kleuter heeft als eerste een volledig dier? - Ezeltje prik. De leidster maakt tekeningen van dieren zonder staart. Ze maakt aparte tekeningen van de staarten van die dieren. De staarten worden uitgeknipt. Een kleuter gaat voor een tekening van een dier zonder staart staan en houdt de staart van dat dier in zijn hand. Hij bekijkt de tekening goed. Daarop wordt hij geblinddoekt. De geblinddoekte kleuter moet nu proberen de uitgeknipte staart op de juiste plaats vast te prikken of plakken.
160
PRENTENBOEKEN
06 Fiches prentenboeken135-196
09-12-2003
19:38
Pagina 161
(Zwart/Process Black Plaat)
Fiche 26:
Met tien in het bed Dale, P., Met tien in het bed. Clavis, Hasselt Centraal verhaalgegeven:
tellen
Inhoud:
Een jongetje ligt met negen dieren in zijn bed. Eén voor één gooit hij ze eruit. Tot hij alleen overblijft. Dat vindt hij niet plezierig, dus kruipen alle dieren terug in bed.
Vorm:
- grote, minder duidelijke prenten - weinig tekst
Niveau:
middengroep
Tips voor de introductie - Als de leidster merkt dat enkele kleuters geïnteresseerd zijn in tellen (doordat ze al dan niet correct gaan tellen), kan zij hierbij aansluiten door het boek aan te bieden en te vertellen. - De leidster vraagt of er vijf kleuters bij haar willen komen op de mat. De leidster gaat een verhaal vertellen. De kleuters vormen dus zelf een groepje van vijf. - Als oriëntering op het verhaalgegeven (teveel personen voor te weinig plaats) kunnen de kleuters stoelendans doen.
Tips voor de kern vertellen:
uitgebreide tekst De leidster laat de kleuters meetellen. De kleuters die eraan toe zijn, proberen elke keer het aantal dieren te tellen dat in het bed ligt.
Tips voor de uitbreiding - De kleuters proberen zoveel mogelijk knuffeldieren of soortgelijke voorwerpen ergens op te stapelen of in te stoppen. De kleuters tellen voor hoeveel exemplaren dat gelukt is. - Welk speelgoedvriendje is er weg? De leidster biedt enkele knuffels aan en neemt er ongezien één weg. De kleuters zoeken welke knuffel weg is. - De leidster biedt andere telboeken aan. - De kleuters zoeken naar dingen op zoekplaatjes. - De leidster biedt prentenboeken aan waarin dieren of voorwerpen verstopt zijn op elke pagina.
PRENTENBOEKEN
161
06 Fiches prentenboeken135-196
09-12-2003
19:38
Pagina 162
(Zwart/Process Black Plaat)
Fiche 27:
Tetkees zoekt een baby De Beer, H. & B. Bos, Tetkees zoekt een baby. De Vier Windstreken, Den Haag Centraal verhaalgegeven:
Een kleine olifant wil een babybroer of -zus en gaat daar naar op zoek.
Inhoud:
Tetkees is jarig en krijgt heel wat cadeaus, maar wat hij echt wil is een baby en die krijgt hij niet. Dus gaat Tetkees op zoek naar een baby. Onderweg maakt hij allerlei dingen mee.
Vorm:
- grote en kleine, duidelijke prenten - uitgebreide tekst
Niveau:
middengroep
Tips voor de introductie - De leidster vertelt het prentenboek naar aanleiding van een geboorte. - De leidster houdt een gesprek met de kleuters over de kleinste zijn thuis en dat wel/niet fijn vinden. Wie zou er graag nog een broertje of zusje hebben?
Tips voor de kern vertellen:
aangepaste tekst
hervertellen: samen vertellen met aandacht voor ervaringen en gevoelens (zie voorbeeldprentenboek 11 Een ijsbeer in de tropen, kern, pag. 120)
Tips voor de uitbreiding - De kleuters versieren zichzelf, elkaar, een pop, ... - De leidster en de kleuters brengen een bezoekje aan een baby of bekijken een baby in de klas. - Drama: situatie-/rollenspel ‘Ziek zijn’ De leidster richt een hoek van de klas in als ziekenhuis en legt daar eventueel ook doktersattributen. (zie Drama: 1 Spelen met rollen en situaties, pag. 286; 4 Spelen met voorwerpen, pag. 315) - De kleuters spelen met rolschaatsen.
162
PRENTENBOEKEN
06 Fiches prentenboeken135-196
09-12-2003
19:38
Pagina 163
(Zwart/Process Black Plaat)
Fiche 28:
Het grote feest Gathorne-Hardy, J., Het grote feest. Ploegsma, Amsterdam Centraal verhaalgegeven:
Als de ouders van huis zijn, houden de kinderen feest.
Inhoud:
De ouders van Lieke en Peter gaan de hele middag boodschappen doen. Grote zus Susan moet op hen passen, maar zij luistert liever naar muziek. De kinderen nodigen een hoop andere kinderen uit en maken er een echt feest van. Het feest loopt uit de hand. Het is één grote rommel in huis. Gelukkig helpt Susan met opruimen en komt alles nog in orde.
Vorm:
- grote en kleine, duidelijke prenten met veel details - met tekst
Niveau:
middengroep
Tips voor de introductie - De leidster houdt een gesprek met de kleuters over alleen thuis zijn. - De kleuters maken een tunnel met stoelen en lakens of grote kartonnen dozen. (zie Taal-Materiaal, activiteit 58 Een tunnel van lakens)
Tips voor de kern vertellen:
aangepaste tekst
hervertellen: samen vertellen met aandacht voor ervaringen van de kleuters
Tips voor de uitbreiding - De kleuters spelen een bewegingsspel in en rond de tunnel uit de introductie. - Het is een grote troep in de klas en over enkele minuten komt de leidster van de andere klas op bezoek. Alles moet snel worden opgeruimd. Wie doet wat?
PRENTENBOEKEN
163
06 Fiches prentenboeken135-196
09-12-2003
19:38
Pagina 164
(Zwart/Process Black Plaat)
Fiche 29:
Kipper’s verjaardag Inkpen, M., Kipper’s verjaardag. Van Reemst, Weert Centraal verhaalgegeven:
relatief begrip van tijd
Inhoud:
Kipper heeft het druk met de voorbereidingen voor zijn verjaardagsfeest. Hij heeft het zo druk dat hij de uitnodigingen pas uitdeelt op de dag dat hij jarig is. Op de uitnodigingen staat echter dat hij morgen jarig is. Al zijn vrienden komen dan ook een dag te laat.
Vorm:
- grote en kleine, duidelijke prenten - uitgebreide tekst
Niveau:
middengroep
Tips voor de introductie De leidster vertelt de dag voordat een kleuter jarig is, dat X morgen verjaart. Het feest moet nog komen. Op de dag dat X verjaart, vertelt de leidster de kleuters dat X vandaag jarig is. Nu is het feest. Morgen is X niet meer jarig. De dag nadat X jarig was, vertelt zij de kleuters dat X gisteren jarig was. Het feest is voorbij.
Tips voor de kern vertellen:
aangepaste tekst
hervertellen: samen vertellen De leidster besteedt aandacht aan het moment waarop het nu precies fout gaat in het verhaal.
Tips voor de uitbreiding - Wanneer er een feestje in het vooruitzicht is, kunnen de kleuters zelf uitnodigingen maken, cadeautjes inpakken, de klas versieren,... De leidster wijst de kleuters er elke dag op dat het binnenkort feest is. Ook de dag na het feest worden de kleuters eraan herinnerd dat het gisteren feest was. - De leidster en de kleuters houden een kalender bij (verjaardagen, uitstappen, feesten, ...) en houden gesprekjes naar aanleiding van die kalender.
164
PRENTENBOEKEN
06 Fiches prentenboeken135-196
09-12-2003
19:38
Pagina 165
(Zwart/Process Black Plaat)
Fiche 30:
Help! Er zit een monster bij de buren! Kavanagh, P., Help! Er zit een monster bij de buren! De Eekhoorn, Apeldoorn Centraal verhaalgegeven:
het overwinnen en relativeren van angsten voor het onbekende door het onbekende zelf op te zoeken
Inhoud:
Dennis woont naast een monster! Niemand gelooft hem, dus zal Dennis het moeten bewijzen. Hij gaat naar het huis van het monster en ontdekt dat het monster best meevalt. Het monster leert hem allerlei dingen. Maar de ouders van Dennis zijn daar niet zo gelukkig mee. Hun zoon verandert in een echt monster.
Vorm:
- grote, minder duidelijke prenten met veel details - weinig tekst
Opmerking:
Het monster is erg angstaanjagend. Bange kleuters moeten goed worden voorbereid.
Niveau:
middengroep
Tips voor de introductie De leidster zet een doosje op haar lessenaar. In het doosje zit iets onbekends, iets engs, iets spannends, ... Wat zou er in het doosje zitten? De kleuters raden en degene die durft, mag het doosje openen. De leidster stopt in het doosje: een wandelende tak, een namaakspin, een hamster, een ‘duiveltje uit een doosje’, een knuffelbeestje, ... Was het nodig om bang te zijn?
Tips voor de kern vertellen:
originele tekst De leidster vraagt de leerlingen naar hun verwachtingen over het monster.
hervertellen: samen vertellen met aandacht voor details op de prenten en voor ervaringen en gevoelens De leidster wijst de kleuters op het witte beertje dat vrijwel altijd bij Dennis in de buurt is (een bekend element in het overwinnen van het onbekende). De leidster gaat eveneens in op het feit dat kinderen vaak niet geloofd worden door volwassenen. De kleuters maken de bijbehorende gebaren en geluiden (brullen, ...).
Tips voor de uitbreiding - Drama: situatiespel ‘Nieuwe buren’ De kleuters gaan verhuizen en krijgen nieuwe buren. Wat voor mensen, monsters of dieren zouden die nieuwe buren zijn? Kunnen de kleuters goed met de nieuwe buren opschieten? (zie Drama: 1 Spelen met rollen en situaties, pag. 286) - De kleuters spelen een spel waarbij ze moeten raden naast wie ze wonen. Eén kleuter gaat even buiten de klas. Hij is net verhuisd en weet nog niet naast wie hij woont. Uit de vier of vijf overige kleuters wordt één kleuter gekozen. Dit is de buur van de be-
PRENTENBOEKEN
165
06 Fiches prentenboeken135-196
09-12-2003
19:38
Pagina 166
(Zwart/Process Black Plaat)
treffende kleuter. De kleuter komt weer terug in de klas. De leidster (of één van de kleuters) beschrijft de buur. De kleuter raadt wie van de vier of vijf kleuters zijn buur is. Elke kleuter komt aan de beurt. - De kleuters tekenen een monster. - De leidster verwijst naar het koekjesmonster uit Sesamstraat (video, prentenboek). - De kleuters doen spelletjes met hun stem. Ze brullen als het monster, ze fluisteren, ze doen een bange stem na, ze praten geheimzinnig, ...
166
PRENTENBOEKEN
06 Fiches prentenboeken135-196
09-12-2003
19:38
Pagina 167
(Zwart/Process Black Plaat)
Fiche 31:
Kummeling en de boeven Kuratomi, C. & K. Kakimoto, Kummeling en de boeven. Bekadidact, Baarn Centraal verhaalgegeven:
Eerlijk duurt het langst.
Inhoud:
Kummeling voelt zich eenzaam. Op een nacht ziet hij drie boeven een huis leeg halen. Kummeling beseft niet dat ze aan het stelen zijn en helpt hen. De boeven gaan door met het misleiden van Kummeling, met als gevolg dat Kummeling alle spullen opnieuw geschilderd en gerepareerd terugbrengt. Daarop nodigen de kinderen Kummeling en de boeven uit op een feestje. De boeven schamen zich en Kummeling heeft een leuke dag gehad.
Vorm:
- grote, minder duidelijke prenten - met tekst
Niveau:
middengroep
Tips voor de introductie - De leidster houdt een gesprek met de kleuters over een voorwerp dat zoek is. Zouden er boeven in de klas geweest zijn? - Een voorwerp heeft van de ene op de andere dag een andere kleur gekregen. De leidster en de kleuters houden hierover een gesprekje. Wat zou er gebeurd zijn?
Tips voor de kern vertellen:
originele tekst
hervertellen: samen vertellen De leidster staat stil bij het gedrag van Kummeling. Waarom helpt Kummeling de boeven?
Tips voor de uitbreiding - De leidster houdt een gesprekje met de kleuters over boeven en stelen. - De kleuters geven oude spullen een nieuwe kleur door ze opnieuw te schilderen of ze met gekleurd papier te beplakken. - Drama: situatiespel ‘Verhuizen’ (zie Drama: 1 Spelen met rollen en situaties, pag. 286) - Drama: rollenspel ‘Inbraak’ De leerlingen spelen dat er wordt ingebroken. De leidster kan dit spel onderbreken door de boeven op een gegeven moment een sein te geven dat de politie in aantocht is. De kleuters staan dan stil en vormen een beeld van angstige boeven en kwade politieagenten. (zie Drama: 1 Spelen met rollen en situaties, pag. 286; 2 Spelen met beelden, pag. 296)
PRENTENBOEKEN
167
06 Fiches prentenboeken135-196
09-12-2003
19:38
Pagina 168
(Zwart/Process Black Plaat)
Fiche 32:
Mitsy, Ritsy & Fred Lipniacka, E. & B. Bogdanowicz, Mitsy, Ritsy & Fred. De Vries-Brouwers, Antwerpen Centraal verhaalgegeven:
lessen in gedrag en de interpretatie daarvan
Inhoud:
Elfrieda de kat heeft net kleintjes gekregen en leert nu aan haar kroost hoe ze zich moet gedragen. De katjes voeren deze lessen in de praktijk uit en dat valt niet altijd in goede aarde bij hun baasjes.
Vorm:
- grote en kleine, duidelijke prenten met details - met tekst
Niveau:
middengroep
Tips voor de introductie De leidster laat de kleuters dingen doen die ze normaal niet mogen doen in de klas. Aan deze activiteit wordt een gesprek gekoppeld. Wat mogen ze wel/niet doen?
Tips voor de kern vertellen:
originele tekst
hervertellen: samen vertellen met aandacht voor details op de prenten en voor ervaringen van de kleuters
Tips voor de uitbreiding - De kleuters doen evenwichtsoefeningen. - De kleuters voeren opdrachten uit waarbij ze dingen op een bepaalde manier en niet anders mogen doen, bv. op een lijn lopen en niet ernaast.
168
PRENTENBOEKEN
06 Fiches prentenboeken135-196
09-12-2003
19:38
Pagina 169
(Zwart/Process Black Plaat)
Fiche 33:
Elmer McKee, D., Elmer. Van Holkema & Warendorf, Houten Centraal verhaalgegeven:
Elmer ziet er anders uit dan de rest van de olifanten. Daar wil hij iets aan doen.
Inhoud:
Elmer ziet er heel anders uit dan een doorsnee olifant. Ondanks zijn afwijkende uiterlijk is hij echter een vrolijke olifant. Tot hij denkt dat de andere olifanten hem uitlachen omdat hij anders is. Hij probeert om er hetzelfde uit te zien als de anderen. Dat lukt natuurlijk niet en uiteindelijk beseft hij dat hij is wie hij is en dat het fijn is om iets eigens te hebben.
Vorm:
- grote, duidelijke prenten - met tekst
Niveau:
middengroep
Tips voor de introductie De leidster oriënteert de kleuters op het anders zijn dan anderen door uit een berg witte sokken één groene sok te halen. Ze doet die groene sok over haar hand. Zij doet alsof deze sok een beest is en zij houdt er een gesprek mee met de kleuters. Het beest is een beetje verdrietig. Alle andere beesten zijn namelijk wit, hij is de enige die niet wit is. Iedereen kijkt naar hem en lacht hem uit. Hij zou willen dat hij ook wit was! Wat vinden de kleuters ervan?
Tips voor de kern vertellen:
originele tekst
hervertellen: samen vertellen met aandacht voor ervaringen van de kleuters
Tips voor de uitbreiding - Drama: De kleuters spelen spiegelbeeld van elkaar. Twee kleuters staan tegenover elkaar. Eén kleuter doet iets voor, de ander doet alsof het zijn spiegelbeeld is, en doet hem precies na. (zie Drama: 2 Spelen met beelden, pag. 296) - De kleuters kleuren elk op hun eigen wijze een tekening van een olifant in. Zo hebben zij allemaal een andere olifant, die net als Elmer ook anders is dan de gewone, normale, grijze olifant. - Drama: De kleuters verkleden zich en worden onherkenbaar. (zie Drama: 1 Spelen met rollen en situaties, pag. 286; 4 Spelen met voorwerpen, pag. 315)
PRENTENBOEKEN
169
06 Fiches prentenboeken135-196
09-12-2003
19:38
Pagina 170
(Zwart/Process Black Plaat)
Fiche 34:
Van mij! Oram, H. & M. Rees, Van mij! Clavis, Hasselt Centraal verhaalgegeven:
Claudia wil niet dat Isabel met haar speelgoed speelt. Het speelgoed is van haar.
Inhoud:
Isabel gaat bij Claudia spelen, maar Claudia wil niet dat Isabel met haar speelgoed speelt. Als ze gaan wandelen, gaat de driewieler van Claudia stuk. Uiteindelijk is het toch Isabel die het laatst lacht.
Vorm:
- grote, minder duidelijke prenten met details - met tekst
Niveau:
middengroep
Tips voor de introductie De leidster houdt een gesprek met de kleuters over het speelgoed in de klas. Van wie is dat speelgoed? En thuis? Laten de kleuters anderen ook spelen met hun speelgoed?
Tips voor de kern vertellen:
originele tekst
hervertellen: samen vertellen met aandacht voor ervaringen en gevoelens Hoe vinden de kleuters de oplossing in het prentenboek? Als er thuis ruzie is over speelgoed, hoe wordt dat dan opgelost?
Tips voor de uitbreiding - Drama: situatie-/rollenspel ‘Ruzie’ De leidster stelt de kleuters voor verschillende conflictsituaties. De kleuters proberen deze al spelend op te lossen. (zie Drama: 1 Spelen met rollen en situaties, Conflicten oplossen, pag. 295) - De leidster houdt een gesprek met de kleuters over hoe ze problemen oplossen in de klas, bv. over speelgoed.
170
PRENTENBOEKEN
06 Fiches prentenboeken135-196
09-12-2003
19:38
Pagina 171
(Zwart/Process Black Plaat)
Fiche 35:
Wij gaan op berejacht Oxenbury, H. & M. Rosen, Wij gaan op berejacht. Gottmer, Haarlem Centraal verhaalgegeven:
overwinnen van hindernissen en angsten
Inhoud:
Vier kinderen gaan met hun vader op berejacht. Ze beleven alle spannende avonturen die je in de natuur kunt tegenkomen: sneeuwstormen, kolkende rivieren, donkere wouden, ... Ze overwinnen al deze hindernissen totdat ze de beer tegenkomen. Ze lopen snel terug naar huis, achtervolgd door de beer.
Vorm:
- grote en kleine, duidelijke prenten - met tekst
Niveau:
middengroep
Tips voor de introductie De leidster laat de kleuters op zoek gaan naar verstopte beertjes in de klas. Zijn ze bang voor de beertjes?
Tips voor de kern vertellen:
uitgebreide tekst
hervertellen: samen vertellen De leidster en de kleuters beelden de jacht op de beer uit. De bijbehorende geluiden in de kaders worden door alle kleuters gemaakt (zwieperdezwiep, plenserdeplons, flapperdeflop, ...).
Tips voor de uitbreiding - De leidster stelt in de klas of in een grote ruimte een hindernissenparcours op (bv. een koord, een Zweedse bank, een tafel, stoelen, een mat, een kapstok met jassen, ...). De leidster en de kleuters doorlopen samen het hindernissenparcours, waarbij ze op zoek gaan naar een verstopte pluchen beer of ander dier. De kleuters kunnen hierbij zelf allerlei geluiden bedenken. Als de beer gevonden is, leggen de leidster en de kleuters het hindernissenparcours in omgekeerde richting af om terug bij de start aan te komen. - De leidster en de kleuters zeggen het versje 'We gaan op berejacht' op, zoals in het prentenboek.
PRENTENBOEKEN
171
06 Fiches prentenboeken135-196
09-12-2003
19:38
Pagina 172
(Zwart/Process Black Plaat)
Fiche 36:
Ik wil groot zijn. Ross, T., Ik wil groot zijn. Altamira, Heemstede Centraal verhaalgegeven:
groot willen zijn
Inhoud:
De kleine prinses wil groot worden, maar ze weet niet precies hoe dat moet. Ze vraagt het aan verschillende mensen, die haar allemaal een ander antwoord geven. De prinses wil zelf de grootste zijn, maar volgens de kleine prins is ze dat al.
Vorm:
- grote, duidelijke prenten - weinig tekst
Niveau:
middengroep
Tips voor de introductie De leidster laat de kleinste kleuter naar iets reiken waar hij zeker niet bij kan. Ze vraagt vervolgens hetzelfde aan een grotere kleuter, die er echter ook niet bij zal kunnen. Zelfs de grootste kleuter zal te klein zijn. Alleen de leidster, die de allergrootste is, kan er bij. Op deze manier moet het relatieve van de begrippen ‘groot-groter-grootst’ duidelijk worden.
Tips voor de kern vertellen:
originele tekst
hervertellen: samen vertellen met aandacht voor ervaringen van de kleuters
Tips voor de uitbreiding - De leidster meet met behulp van de groeimeter achter in het boek, hoe groot elke kleuter is. Wie is er groot? Wie is er groter? Wie is het grootst? - De leidster en de kleuters laten bonen ontkiemen of zaaien bloemzaadjes. Waar staat een groot plantje? Waar staat een groter plantje? Waar staat het grootste plantje? Opmerking: Deze activiteit zal pas na ongeveer tien dagen duidelijke resultaten opleveren. - De kleuters gaan op de grond liggen en sluiten hun ogen. Aan de hand van gerichte inlevingsvragen laat de leidster hen dromen ze over wie en hoe ze later, als ze groot zijn, zullen zijn: Hoe zien ze er uit? Wat is hun beroep? Wat zijn ze aan het doen? ... - De kleuters bouwen een toren zo groot als zijzelf. (zie Taal-Materiaal, activiteit 41 Een toren zo groot als jij) - De kleuters bouwen een serie van klein naar groot. (zie Taal-Materiaal, activiteit 42 Een serie bouwen van klein naar groot) - De kleuters meten met gekleurde linten. (zie Taal-Materiaal, activiteit 43 Meten met gekleurde linten)
172
PRENTENBOEKEN
06 Fiches prentenboeken135-196
09-12-2003
19:38
Pagina 173
(Zwart/Process Black Plaat)
Fiche 37:
Eet jouw dokter ook patat? Schretlen, I. & S. Klaassen, Eet jouw dokter ook patat? Harlekijn, Westbroek Centraal verhaalgegeven:
bezoek aan de dokter
Inhoud:
Vier verhalen geven samen een uitgebreid beeld van het werkterrein van de huisarts en maken de kleuters vertrouwd met een bezoek aan de dokter: de spreekkamer, enkele belangrijke medische instrumenten en het lichamelijk onderzoek. Het accent ligt niet zozeer op de ziekte of de kwaal, maar op het gezonde lichaam.
Vorm:
- grote en kleine, minder duidelijke prenten met details - uitgebreide tekst
Niveau:
middengroep
Tips voor de introductie - De leidster oriënteert de kleuters op ziek zijn door net te doen alsof ze verkouden is. Zij hoest en niest en snuit haar neus. Wat moet de leidster nu doen? Weten de kleuters het? Moet zij naar de dokter? De leidster houdt een kort gesprek over de dokter. Wat zijn de ervaringen van de kleuters? - De leidster biedt het boek aan naar aanleiding van een kleuter die ziek is (geweest).
Tips voor de kern vertellen:
originele tekst De leidster vertelt telkens één verhaal. De leidster slaat bij het vertellen de opdrachtjes over die in de loop van de verhalen worden gegeven.
hervertellen: samen vertellen met aandacht voor ervaringen en gevoelens De kleuters proberen de vragen in de tekst te beantwoorden en voeren de opdrachtjes uit.
Tips voor de uitbreiding - De kleuters doen de verschillende dingen die ook in het verhaal ‘Marlies’ aan bod komen: elkaar meten, zich wegen, elkaars ogen testen, luisteren naar de hartslag van een ander, figuurtjes natekenen, ... - Drama: rollenspel ‘De poppendokter’ De leidster speelt voor poppendokter of de kleuters brengen een bezoek aan de poppendokter of de kleuters spelen zelf voor poppendokter. (zie Drama: 1 Spelen met rollen en situaties, pag. 286) - De kleuters spelen met plastic injectiespuitjes en druppeltellers. (zie Taal-Materiaal, activiteit 54 Experimenteren met een druppelteller) - Drama: rollenspel ‘Naar de dokter’. (zie Drama: 1 Spelen met rollen en situaties, pag. 286) - De leidster vraagt een dokter op bezoek in de klas om te vertellen over zijn beroep.
PRENTENBOEKEN
173
06 Fiches prentenboeken135-196
09-12-2003
19:38
Pagina 174
(Zwart/Process Black Plaat)
Fiche 38:
Ravestreken Schubert, D., Ravestreken. Lemniscaat, Rotterdam Centraal verhaalgegeven:
dromen dat je iemand anders bent
Inhoud:
Robbie Raaf woont in een boom naast het huis van Jan. Als hij in slaap valt, droomt hij dat hij Jan is. In zijn droom haalt hij allerlei ondeugende streken uit.
Vorm:
- grote en kleine, duidelijke prenten met details - weinig tekst
Niveau:
middengroep
Tips voor de introductie - De leidster houdt een gesprek met de kleuters over dromen. Dromen de kleuters wel eens? Dromen zij wel eens dat ze iemand anders zijn? - De klaspop ligt te slapen en is hardop aan het dromen. De kleuters geven commentaar.
Tips voor de kern vertellen:
uitgebreide tekst
hervertellen: samen vertellen met aandacht voor details op de prenten
Tips voor de uitbreiding - De leidster en de kleuters maken een bootje met mast en vlag en spelen met dit zelfgemaakte bootje in de watertafel. (zie Taal-Materiaal, activiteit 4 Bootjes laten overvaren) - De kleuters onderzoeken voorwerpen, materialen op drijven en zinken. (zie Taal-Materiaal, activiteit 3 Drijven en zinken)
174
PRENTENBOEKEN
06 Fiches prentenboeken135-196
09-12-2003
19:38
Pagina 175
(Zwart/Process Black Plaat)
Fiche 39:
Naar het hok, stoute brok! Serres, A. & C. Dubois, Naar het hok, stoute brok! Infodok, Leuven Centraal verhaalgegeven:
een plekje voor jezelf, waar je alles kunt doen en beleven wat je zelf wilt
Inhoud:
“Naar het hok, stoute brok!” Simon krijgt het vaak te horen. Maar in het hok is het een paradijs voor Simon. Alle oude spullen van oom Bert liggen er immers. Dus gauw even stout zijn en hop...!
Vorm:
- grote en kleine, minder duidelijke prenten met veel details - met tekst
Niveau:
middengroep
Tips voor de introductie De leidster houdt een gesprek met de kleuters over de lievelingsplekken van de kleuters. Waar spelen zij het liefst? Op zolder, op hun slaapkamer, in het bed van papa en mama, in de zelfgebouwde hut, ...?
Tips voor de kern vertellen:
aangepaste tekst
hervertellen: samen vertellen met aandacht voor details op de prenten en voor ervaringen en gevoelens
Tips voor de uitbreiding - De kleuters maken een ‘eigen plekje’ in de klas (bv. een laken over een tafel, een eigen hoekje, ...). - Drama: De leidster en de kleuters verkennen enkele typische zolderspullen (bv. een koffer, verkleedkleren, ...). Vervolgens spelen de kleuters met een aantal van de spullen, waarbij zij de spullen voor andere doeleinden gebruiken dan waarvoor ze eigenlijk bedoeld zijn. (zie Drama: 4 Spelen met voorwerpen, Een transformatiespel, pag. 316) - De kleuters bedenken en spelen fantasiespelletjes.
PRENTENBOEKEN
175
06 Fiches prentenboeken135-196
09-12-2003
19:38
Pagina 176
(Zwart/Process Black Plaat)
Fiche 40:
Alex de muis. Gekke vlekken Türk, H., Alex de muis. Gekke vlekken. Infodok, Leuven Centraal verhaalgegeven:
Rode vlekken als gevolg van geklieder met verf, doen Alex denken dat hij mazelen heeft.
Inhoud:
Alex gaat schilderen. Als hij klaar is, staat hij vol rode vlekken. Zou hij de mazelen hebben? De volgende dag gaat hij naar de dokter, maar in de regen verdwijnen echter alle rode vlekken. Alex is op slag genezen.
Vorm:
- kleine, duidelijke prenten - met tekst
Niveau:
middengroep
Tips voor de introductie - Na een schilderactiviteit wijst de leidster op de verfvlekken die de kleuters waarschijnlijk op hun handen, ... zullen hebben. Zijn de kleuters ziek? Wat zijn dat voor vlekken? - De begrippen ‘mazelen’ en ‘besmettelijke ziekte’ worden verduidelijkt door middel van een kort gesprekje. Dit kan gebeuren naar aanleiding van een kleuter die de windpokken of de mazelen heeft.
Tips voor de kern vertellen:
aangepaste tekst
hervertellen: samen vertellen met aandacht voor ervaringen van de kleuters
Tips voor de uitbreiding - Drama: rollenspel ‘Een zieke verzorgen’ (zie Drama: 1 Spelen met rollen en situaties, pag. 286; 4 Spelen met voorwerpen, pag. 315) - Drama: De kleuters spelen met poppen een situatie uit het verhaal na. (zie Drama 3 Spelen met (miniatuur-)speelgoed, In de poppenhoek, pag. 307) - De kleuters maken een tekening van iemand die mazelen heeft. - De leidster en de kleuters maken samen een doktersboek over allerlei ziektes en hun eventuele remedies. Ze doen dit door tekeningen te maken, foto’s uit te knippen en op te plakken, ... De kleuters verzinnen commentaar bij het geheel en de leidster schrijft die in het boek.
176
PRENTENBOEKEN
06 Fiches prentenboeken135-196
09-12-2003
19:38
Pagina 177
(Zwart/Process Black Plaat)
Fiche 41:
De kakatoes van professor Plantijn Blake, Q., De kakatoes van professor Plantijn. Bekadidact, Baarn Centraal verhaalgegeven:
zoektocht naar tien verstopte kaketoes
Inhoud:
De verstrooide professor Plantijn heeft tien kaketoes. Op een dag halen die een grap met hem uit: zij verstoppen zich op de meest vreemde plaatsen in en rond het huis van de professor. De professor zoekt hen overal, maar vindt ze niet. De volgende dag zijn de vogels weer in de kas, net alsof er niets gebeurd is.
Vorm:
- grote, minder duidelijke prenten met veel details - met tekst
Niveau:
oudere kleuters
Tips voor de introductie De leidster verduidelijkt kaketoe door een afbeelding. De kleuters geven door middel van ja of nee antwoord op vragen van de leidster. Is het een dier? Kan het vliegen? Is het een vogel? Het is een soort papegaai.
Tips voor de kern vertellen:
aangepaste tekst Tijdens het vertellen gaan de kleuters op elke prent op zoek naar de tien kaketoes.
hervertellen: originele tekst in rijmvorm met aandacht voor details op de prenten
Tips voor de uitbreiding - De kleuters spelen verstoppertje. - Een kleuter verstopt een voorwerp in de klas. De andere kleuters zoeken ernaar. De eerste kleuter geeft aanwijzingen indien nodig. - De leidster maakt een tekening waarin dingen verstopt zijn. De kleuters kunnen ook met bestaande zoekplaatjes werken (bv. het prentenboek: Anno, M., Het bos van Anno. Ploegsma, Amsterdam). - De kleuters vergelijken twee tekeningen die op een paar details van elkaar verschillen.
PRENTENBOEKEN
177
06 Fiches prentenboeken135-196
09-12-2003
19:38
Pagina 178
(Zwart/Process Black Plaat)
Fiche 42:
De sneeuwman Briggs, R., De sneeuwman. Van Holkema & Warendorf, Houten Centraal verhaalgegeven:
de vriendschap tussen een jongetje en een sneeuwman
Inhoud:
Een jongen maakt een sneeuwman. ‘s Nachts komt de sneeuwman tot leven en samen beleven ze allerlei avonturen.
Vorm:
- grote en kleine, minder duidelijke prenten - geen tekst
Niveau:
oudere kleuters
Tips voor de introductie - De leidster verduidelijkt sneeuw en winter door de kleuters sneeuw en winter te laten ervaren, onder andere door de kleuters te laten waarnemen hoe ijs smelt. - Het ideale moment om dit prentenboek te vertellen, is wanneer het gesneeuwd heeft.
Tips voor de kern vertellen:
eigen tekst
hervertellen: samen vertellen
Tips voor de uitbreiding - De kleuters verkleden zich met zomer- en winterkleding. (zie voorbeeldprentenboek 11 Een ijsbeer in de tropen, uitbreiding, pag. 123) - De kleuters spelen een spel met zaklampen. (zie Taal-Materiaal, activiteit 53 Zaklampen) - De leidster en de kleuters maken ijslolly’s in de vorm van een hand. De leidster heeft hiervoor een aantal plastic handschoenen en een fles limonade nodig. De limonade wordt in de handschoen gegoten. De handschoen wordt dichtgebonden rond een stokje dat half in de limonade steekt, en wordt in het vriesvak gelegd. Na een paar uur is de limonade bevroren. Je trekt de handschoen eraf. Je hebt nu een ijslolly in de vorm van een hand. De kleuters kunnen deze oplikken.
178
PRENTENBOEKEN
06 Fiches prentenboeken135-196
09-12-2003
19:38
Pagina 179
(Zwart/Process Black Plaat)
Fiche 43:
Gorilla Browne, A., Gorilla. Gottmer, Haarlem Centraal verhaalgegeven:
vluchten uit de werkelijkheid door te dromen en te fantaseren
Inhoud:
Anne houdt veel van gorilla’s, maar ze heeft er nog nooit één in het echt gezien. Ze zou graag eens naar de dierentuin gaan, maar haar vader heeft nooit tijd voor haar. Voor haar verjaardag krijgt Anne een speelgoedgorilla. Anne is er niet blij mee, maar ‘s nacht wordt Gorilla levend. Anne beleeft een bijzonder avontuur met Gorilla, die wel tijd voor haar heeft.
Vorm:
- grote en kleine, duidelijke prenten met details - met tekst
Niveau:
oudere kleuters
Tips voor de introductie - De leidster biedt de kleuters foto’s aan van dieren uit de dierentuin, waaronder een gorilla. - De leidster sluit aan bij uitspraken van kleuters tijdens bv. een gesprek over dromen. - De leidster oriënteert de kleuters op alleen zijn en zich vervelen door een klaspop ten tonele te voeren. De klaspop vertelt de kleuters dat zij heel alleen is. Hebben de kleuters dat ook? En wat doen ze dan? Spelen mama of papa dan met hen? ... Aansluitend vertelt de leidster het verhaal van Anne die ook vaak alleen is en soms ook niet weet wat te doen.
Tips voor de kern vertellen:
originele tekst
hervertellen: samen vertellen met aandacht voor details op de prenten
Tips voor de uitbreiding - De kleuters beschrijven fantasiedieren, beelden ze uit en maken er een tekening van. - De kleuters dansen. - De leidster en de kleuters brengen een bezoek aan de dierentuin of bekijken boeken met afbeeldingen van wilde dieren (bv. Aapjes kijken. De wereld op zak - start, Zwijsen, Tilburg).
PRENTENBOEKEN
179
06 Fiches prentenboeken135-196
09-12-2003
19:38
Pagina 180
(Zwart/Process Black Plaat)
Fiche 44:
Hup Karel hup Cole, B., Hup Karel Hup. Infodok, Leuven Centraal verhaalgegeven:
Iedereen is wel ergens goed in.
Inhoud:
Karel de rat kan niets. Hij is een eeuwige verliezer. Op de Schoololympische Ratten-Spelen halen andere ratten gemene streken met hem uit. Tot hij staart-acrobaten aan het werk ziet. Hij begint te oefenen met zijn staart. Op de spelen verslaat hij iedereen door bij alle sporten zijn staart te gebruiken.
Vorm:
- grote, duidelijke prenten met veel details - weinig tekst
Niveau:
oudere kleuters
Tips voor de introductie De leidster merkt op dat ze bepaalde dingen niet kan doen, bv. een rits sluiten, over de tafel kruipen om ergens bij te kunnen, ... Wie kan haar helpen? Vervolgens voert de leidster een klaspop ten tonele. De pop beweert dat ze nergens goed in is en niets kan. Ze vraagt aan de kleuters wat zij goed of niet goed kunnen.
Tips voor de kern vertellen:
sterk aangepaste tekst
hervertellen: samen vertellen met aandacht voor details op de prenten
Tips voor de uitbreiding - De leidster geeft een rare turnles of organiseert een wedstrijd waarin niet evidente lichaamsdelen worden gebruikt of ongewone bewegingen moeten worden gemaakt. - Verdere ideeën voor het werken met dit prentenboek worden gegeven in Somers, R. (red.), Stapzoeks. Infodok, Leuven.
180
PRENTENBOEKEN
06 Fiches prentenboeken135-196
09-12-2003
19:38
Pagina 181
(Zwart/Process Black Plaat)
Fiche 45:
Prins Assepoets Cole, B., Prins Assepoets. Infodok, Leuven Centraal verhaalgegeven:
een parodie op het sprookje 'Assepoester'
Inhoud:
Prins Assepoets is geen droomprins. Hij knapt vuile werkjes op voor zijn broers. Een fee verandert hem per ongeluk in een monster. Hij komt een mooie prinses tegen, die verliefd op hem wordt als hij om twaalf uur weer zichzelf wordt. Hij loopt weg maar laat zijn broek achter. De prinses laat afkondigen dat wie de broek past, met haar mag trouwen.
Vorm:
- grote, duidelijke prenten met veel details - weinig tekst
Niveau:
oudere kleuters
Tips voor de introductie De leidster biedt het prentenboek aan in de boekenhoek.
Tips voor de kern vertellen:
sterk aangepaste tekst
hervertellen: samen vertellen met aandacht voor details op de prenten
Tips voor de uitbreiding - De kleuters passen kleren. Ze trekken elkaars schoenen, jassen, ... aan. - De kleuters doen alsof ze een monster, een dier, een prins(es), ... zijn. Op een afgesproken teken (bv. wekker die afloopt) worden ze weer zichzelf. - De kleuters verzinnen toverspreuken.
PRENTENBOEKEN
181
06 Fiches prentenboeken135-196
09-12-2003
19:38
Pagina 182
(Zwart/Process Black Plaat)
Fiche 46:
Super Opa Cole, B., Super Opa. Infodok, Leuven Centraal verhaalgegeven:
ongewone dingen
Inhoud:
Super Opa kweekt reuzegrote groenten. Jaloerse kwekers geven hem een tomaat die verschrikkelijk groot wordt. Opa wordt in de gevangenis gestopt. Een reuzegrote rups eet de tomaat op en wordt een mot, die het politiebureau vernielt. Opa maakt een nieuw politiebureau uit een reuzegrote komkommer.
Vorm:
- grote, duidelijke prenten met details - weinig tekst
Niveau:
oudere kleuters
Tips voor de introductie - De leidster biedt het prentenboek Rupsje Nooitgenoeg aan. - De kleuters kijken naar afbeeldingen van de evolutie van rups tot vlinder, van ei tot kip, van de ontwikkeling van een baby, ...
Tips voor de kern vertellen:
aangepaste tekst
hervertellen: samen vertellen met aandacht voor details op de prenten en gevoelens (jaloezie)
Tips voor de uitbreiding - De leidster zaait iets dat snel ontkiemt, bv. waterkers. De kleuters houden het groeiproces bij. - De kleuters knutselen met fruit en groente of tekenen/maken een heel groot stuk fruit of groente. - De kleuters luisteren naar het sprookje 'Sjakie en de bonestaak'.
182
PRENTENBOEKEN
06 Fiches prentenboeken135-196
09-12-2003
19:38
Pagina 183
(Zwart/Process Black Plaat)
Fiche 47:
Valentino de kikker De Beer, H. & B. Bos, Valentino de kikker. De Vier Windstreken, Den Haag Centraal verhaalgegeven:
Met ijdelheid kom je nergens.
Inhoud:
Valentino de kikker denkt dat hij een prins is en dat hij zal trouwen met de prinses in het kasteel, hoog in de bergen. Niemand gelooft hem echter en al zijn vriendjes keren hem de rug toe. Om te bewijzen dat hij een echte prins is, gaat hij samen met een klein vogeltje op zoek naar de prinses. Tijdens de reis blijkt het kleine vogeltje een ooievaar te zijn, één van de ergste vijanden van kikkers. Ze blijven echter vrienden.
Vorm:
- grote, duidelijke prenten - uitgebreide tekst
Niveau:
oudere kleuters
Tips voor de introductie De leidster voert een klaspop ten tonele die over van alles pocht. De klaspop schept op over dingen en lokt reacties uit bij de kleuters.
Tips voor de kern vertellen:
aangepaste tekst Het nogal lange verhaal wordt regelmatig onderbroken om de kleuters te vragen naar hun verwachtingen over het vervolg. Er wordt gewezen op de veranderingen die zich voltrekken in de personages.
hervertellen: samen vertellen met aandacht voor ervaringen en gevoelens
Tips voor de uitbreiding - Drama: De leidster vertelt het verhaal, de kleuters maken bijpassende bewegingen. Ze beelden uit wat de hoofdpersonages doen. (zie Drama: 7.2 Verhaalpantomime, pag. 281) - Drama: De kleuters spelen een rollenspel waarin de leidster een koningin of een prinses is en de kleuters haar lakeien. Zij moeten alles doen wat de leidster hun opdraagt. Hierop kan gevarieerd worden door ook enkele kleuters om beurten koning(in) of prins(es) te laten zijn en bevelen te laten geven aan de andere kleuters. De koning(in) kan van de lakeien ook beelden vormen. (zie Drama: 1 Spelen met rollen en situaties, pag. 286; 2 Spelen met beelden, pag. 296) - De leidster vertelt het sprookje 'Het lelijke jonge eendje' van Hans Andersen, waarin een eendje verandert in een mooie zwaan. Dit sprookje wordt gekoppeld aan het feit dat iedereen die ouder wordt, verandert.
PRENTENBOEKEN
183
06 Fiches prentenboeken135-196
09-12-2003
19:38
Pagina 184
(Zwart/Process Black Plaat)
Fiche 48:
Het allermooiste ei Heine, H., Het allermooiste ei. Gottmer, Haarlem Centraal verhaalgegeven:
het organiseren van een wedstrijd om uit te maken wie de mooiste is
Inhoud:
Drie kippen vinden zichzelf de mooiste van het land. Ze maken voortdurend ruzie. Uiteindelijk gaan ze de koning om raad vragen. Die organiseert een wedstrijd eileggen. Alle drie leggen ze echter een mooi ei, zodat ze alle drie prinses worden.
Vorm:
- grote, duidelijke prenten met details - met tekst
Niveau:
oudere kleuters
Tips voor de introductie De leidster verduidelijk het begrip ‘wedstrijd’ door een gesprekje te houden met de kleuters of door een wedstrijd te organiseren in de klas, bv. een wedstrijd verspringen.
Tips voor de kern vertellen:
aangepaste tekst
hervertellen: samen vertellen met aandacht voor details op de prenten hervertellen: originele tekst in rijmvorm
Tips voor de uitbreiding - De kleuters maken sporen (buiten of in de zandtafel) naar aanleiding van de sporen op de binnenkant van de kaft. (zie Taal-Materiaal, activiteiten 12 Afdrukken in zacht materiaal en 23 Afdrukken van jezelf) - De leidster en de kleuters zoeken samen naar rijmwoorden (op echte woorden of nonsenswoorden). - De kleuters spelen een rijmganzenbord. - De leidster maakt een vierkant ei, naar aanleiding waarvan een gesprek wordt gehouden. Een ei wordt gedurende acht minuten gekookt. Het wordt dadelijk gepeld zonder het te laten ‘schrikken’ in koud water. Dan wordt het in een vierkant vormpje geperst van ongeveer 4 bij 4 bij 4 cm. Voor dit vormpje kan men een hol speelgoedblokje gebruiken waarvan men de bodem heeft uitgezaagd. Dit vormpje wordt dan tussen twee plankjes geperst die met een elastiekje op hun plaats worden gehouden. Na een uur in de ijskast kan men het ei als een grote dobbelsteen uit het vormpje halen (naar Dekkers, M. & A. de Vrede, Eten is weten. Meulenhoff, Amsterdam). Eventueel mondt deze activiteit uit in een kookles, waarbij leidster en kleuters een omelet, ... maken. - De kleuters houden een verkleedwedstijd: Wie heeft zich het mooist verkleed?
184
PRENTENBOEKEN
06 Fiches prentenboeken135-196
09-12-2003
19:38
Pagina 185
(Zwart/Process Black Plaat)
Fiche 49:
De vogel van papier Lobato, A. & E. Urberuaga, De vogel van papier. De Vries-Brouwers, Antwerpen Centraal verhaalgegeven:
Een vogel van papier wil leren vliegen.
Inhoud:
Een getekende vogel, bedoeld als verjaardagscadeautje voor de dochter van de tekenaar, wil leren vliegen. Hij stoot daarbij echter op allerlei hindernissen. Toch krijgt de vogel van papier zijn zin, als er van hem een vlieger gemaakt wordt.
Vorm:
- grote, duidelijke prenten - uitgebreide tekst
Niveau:
oudere kleuters
Tips voor de introductie De leidster oriënteert de kleuters op het verschil tussen werkelijkheid en representatie van de werkelijkheid door een tekening van een mens of een dier op papier te maken. Met deze figuur houdt de leidster een gesprek met de kleuters. Kan een figuur op een tekening praten? Bestaat de figuur op de tekening echt? Kan de figuur lopen, vliegen, dansen, ...?
Tips voor de kern vertellen:
aangepaste tekst De kleuters zoeken telkens op de prenten naar de vogel van papier. De leidster wijst hen daarbij op de gelaatsuitdrukking van de vogel.
hervertellen: samen vertellen
Tips voor de uitbreiding - De leidster en de kleuters bekijken samen een schilderij. Wat zien de kleuters? Lijken de dingen op het schilderij op de echte voorwerpen? Zijn ze echt? Vinden de kleuters het schilderij mooi? Waarom (niet)? - De kleuters tekenen iets uit de werkelijkheid na, bv. hun buur, de klashamster, ... De leidster houdt een gesprek met de kleuters naar aanleiding van deze representaties van de werkelijkheid. - De kleuters vouwen vliegtuigjes, vogels, ... van papier en laten deze vliegen door de klas.
PRENTENBOEKEN
185
06 Fiches prentenboeken135-196
09-12-2003
19:38
Pagina 186
(Zwart/Process Black Plaat)
Fiche 50:
Een stukje maan in de koffie Mandelbaum, P., Een stukje maan in de koffie. Middernacht Pers, Amsterdam Centraal verhaalgegeven:
een andere huidskleur hebben dan anderen en dat niet fijn vinden
Inhoud:
Kleine Nana vindt het niet zo leuk dat ze er niet net zo uitziet als papa. Ze vindt haar eigen bruine huidskleur niet mooi. Ze wil graag net zo wit als haar papa zijn. Papa zegt dat hij net als Nana wil zijn. En dan begint er een vrolijk avontuur van verkleden en elkaar insmeren met koffiedik en meel. Vervolgens gaan papa en Nana mama tegemoet. Mama vindt het echter niet zo leuk dat zij zo verkleed rondlopen.
Vorm:
- grote, duidelijke prenten - weinig tekst
Niveau:
oudere kleuters
Tips voor de introductie De leidster oriënteert de kleuters op het anders zijn dan anderen door uit een berg witte sokken één groene sok te halen. Ze doet die groene sok over haar hand. Zij doet alsof deze sok een beest is en zij houdt ermee een gesprek met de kleuters. Het beest is een beetje verdrietig. Alle andere beesten zijn namelijk wit, hij is de enige die niet wit is. Iedereen kijkt naar hem en lacht hem uit. Hij zou willen dat hij ook wit was! Wat vinden de kleuters ervan? (zie Drama: 3 Spelen met (miniatuur)speelgoed, Spelen met vingerpoppen, pag. 305)
Tips voor de kern vertellen:
uitgebreide tekst
hervertellen: samen vertellen met aandacht voor ervaringen en gevoelens
Tips voor de uitbreiding - De kleuters schminken elkaars gezichten. - De kleuters verkleden zich. - De kleuters mengen verschillende kleuren (verf, koffie met melk, limonadesiroop, ...)
186
PRENTENBOEKEN
06 Fiches prentenboeken135-196
09-12-2003
19:38
Pagina 187
(Zwart/Process Black Plaat)
Fiche 51:
Gekakel in de moestuin Nordqvist, S., Gekakel in de moestuin. Infodok, Leuven Centraal verhaalgegeven:
Hoe kunnen Pettson en Findus vermijden dat de dieren hun oogst vernielen?
Inhoud:
Pettson zaait groenten en poot aardappels. De moestuin wordt echter vernield door kippen, een varken en koeien. Telkens bedenken Pettson en Findus een oplossing om de dieren uit hun moestuin te houden.
Vorm:
- grote, duidelijke prenten met veel details - uitgebreide tekst
Niveau:
oudere kleuters
Tips voor de introductie - De leidster toont produkten uit een moestuin (peterselie, prei, bieslook, ...). - De kleuters brengen een bezoek aan een moestuin, kinderboerderij, ...
Tips voor de kern (zie voorbeeldprentenboek 9 Pannekoekentaart, kern, pag. 95) vertellen:
sterk aangepaste tekst
hervertellen: samen vertellen met aandacht voor details op de prenten
Tips voor de uitbreiding - De kleuters planten of zaaien zelf iets (b.v. tuinkers: dit groeit snel). - Drama: De kleuters doen alsof ze kippen, varkens, koeien, ... zijn. (zie Drama: 1 Spelen met rollen en situaties, pag. 286; 2 Spelen met beelden, Een beeld met woord en geluid, pag. 303)
PRENTENBOEKEN
187
06 Fiches prentenboeken135-196
09-12-2003
19:38
Pagina 188
(Zwart/Process Black Plaat)
Fiche 52:
Platvoetje Schubert, I. & D. Schubert, Platvoetje. Lemniscaat, Rotterdam Centraal verhaalgegeven:
anders zijn
Inhoud:
Het kleine heksje Platvoetje wordt door de andere heksen geplaagd vanwege haar grote voeten. Ze vlucht weg en komt bij Nikkie terecht. Nikkie schildert de voeten van Platvoetje, zodat die er prachtig uitzien. In ruil daarvoor leert het heksje Nikkie vliegen.
Vorm:
- grote en kleine prenten met veel details - uitgebreide tekst
Niveau:
oudere kleuters
Tips voor de introductie De leidster houdt een gesprek met de kleuters over heksen (zie voorbeeldprentenboek 7 Hennie de Heks, introductie, pag. 80) en anders zijn, en daarom uitgelachen worden.
Tips voor de kern vertellen:
originele tekst Meer uitleg is nodig bij de laatste pagina (brief van Platvoetje).
hervertellen: samen vertellen met aandacht voor details op de prenten
Tips voor de uitbreiding - De kleuters schminken elkaar en verkleden zich als heks. - Drama: De kleuters spelen met spullen uit de badkamer. (zie Drama: 4 Spelen met voorwerpen, o.a. Een transformatiespel, pag. 316) - De kleuters verven en versieren oude schoenen. - De kleuters schrijven een brief aan Platvoetje op de manier waarop de brief in het prentenboek geschreven is.
188
PRENTENBOEKEN
06 Fiches prentenboeken135-196
09-12-2003
19:38
Pagina 189
(Zwart/Process Black Plaat)
Fiche 53:
Max en de Maximonsters Sendak, S., Max en de Maximonsters. Lemniscaat, Rotterdam Centraal verhaalgegeven:
een droom over monsters
Inhoud:
Max haalt kattekwaad uit en wordt zonder eten naar zijn kamer gestuurd. Zijn kamer verandert in een heel andere wereld. Max vaart heel ver weg en komt terecht bij de Maximonsters die hem tot hun koning maken. Ze vieren feest, maar Max wil toch graag terug naar huis.
Vorm:
- grote, duidelijke prenten - met tekst
Niveau:
oudere kleuters
Tips voor de introductie - De leidster toont een afbeelding van een monster en houdt er een gesprek over met de kleuters. - De leidster voert een monsterpop ten tonele.
Tips voor de kern vertellen:
originele tekst
hervertellen: samen vertellen met aandacht voor ervaringen en gevoelens
Tips voor de uitbreiding - De kleuters sluiten hun ogen en stellen zich een vreselijk monster voor. Vervolgens tekenen zij dit monster. - De kleuters veranderen de klas, door tekeningen en andere attributen, in de wereld van de Maximonsters.
PRENTENBOEKEN
189
06 Fiches prentenboeken135-196
09-12-2003
19:38
Pagina 190
(Zwart/Process Black Plaat)
Fiche 54:
De ridder die bang was in het donker Shook Hazen, B. & T. Ross, De ridder die bang was in het donker. Sjaloom, Amsterdam Centraal verhaalgegeven:
bang zijn in het donker
Inhoud:
Heer Frederik is een heel dappere ridder. Hij heeft maar één zwakke plek. Hij is erg bang in het donker. Nijdige Nelis vermoedt dit en vraagt Vrouwe Wendela, de geliefde van Heer Frederik, waarom zij elkaar nooit ‘s avonds ontmoeten. Wendela vraagt Frederik dan om haar om middernacht te ontmoeten. Uiteindelijk bekent Frederik aan Wendela dat hij bang is in het donker en alles loopt goed af.
Vorm:
- grote, minder duidelijke prenten met details - met tekst
Niveau:
oudere kleuters
Tips voor de introductie - De leidster verduistert de klas of gaat naar een donker speelhoekje en houdt met de kleuters een gesprek over het donker. Wanneer is het donker en wanneer niet? Wie is er wel eens bang in het donker? - De leidster verduidelijkt wat een ridder is aan de hand van afbeeldingen, speelgoedfiguren en attributen van ridders of een gesprekje met de kleuters over ridders en kastelen.
Tips voor de kern vertellen:
sterk aangepaste tekst
hervertellen: samen vertellen met aandacht voor ervaringen en gevoelens
Tips voor de uitbreiding - De kleuters bouwen een kasteel en maken attributen voor ridders en jonkvrouwen (zie Depondt, L. & T. Vercruysse, Kleuters & ik Extra. In: Kleuters & ik, 1988-89 (8), nr. 2). - De kleuters spelen het ridderspel (zie Depondt, L. & T. Vercruysse, Kleuters & ik Extra. In: Kleuters & ik, 1988-89 (8), nr. 2). - De leidster probeert op aanwijzingen van de kleuters op verschillende manieren licht te maken in de klas: bv. met kaarsen, zaklampen, lamp, ... - De kleuters bekijken bepaalde voorwerpen in het licht en even later dezelfde voorwerpen in het donker. Welke voorwerpen kunnen ze nog onderscheiden?
190
PRENTENBOEKEN
06 Fiches prentenboeken135-196
09-12-2003
19:39
Pagina 191
(Zwart/Process Black Plaat)
Fiche 55:
Drie kleine wolfjes en het vreselijk valse varken Trivizas, E. & H. Oxenbury, Drie kleine wolfjes en het vreselijk valse varken. Gottmer, Haarlem Centraal verhaalgegeven:
een parodie op 'De drie biggetjes'
Inhoud:
Drie wolfjes bouwen een huis. Een vals varken wil binnen. Omdat de wolfjes hem niet binnenlaten, verwoest het varken hun huis. Ze bouwen het telkens weer steviger op, maar het varken vindt elke keer een middel om het huis te verwoesten. Alles komt uiteindelijk goed en het varken en de wolfjes worden vrienden.
Vorm:
- grote, duidelijke prenten - uitgebreide tekst
Niveau:
oudere kleuters
Tips voor de introductie - De kleuters bouwen een huis van legostenen, blokken, ... - De leidster en de kleuters brengen een bezoek aan een bouwwerf (verduidelijking van betonmolen, ...).
Tips voor de kern vertellen:
sterk aangepaste tekst
hervertellen: samen vertellen
Tips voor de uitbreiding - De kleuters bouwen iets op verschillende manieren, en maken dit bouwwerk steeds steviger. Ze beginnen bijvoorbeeld met het bouwen van een toren van speelkaarten, dan met plankjes of kleine blokken, en tenslotte met grote blokken. - Drama: De kleuters beelden met hun zelf gebouwde constructies een tafereel/prent van het verhaal uit. (zie Drama: 2 Spelen met beelden, Beelden van een prentenboek, pag. 298) - De leidster vertelt het oorspronkelijke verhaal 'De drie biggetjes' en vraagt de kleuters naar de verschillen tussen dit verhaal en het prentenboek.
PRENTENBOEKEN
191
06 Fiches prentenboeken135-196
09-12-2003
19:39
Pagina 192
(Zwart/Process Black Plaat)
Fiche 56:
Opgelet! Winkelpret Van Tilburg, M., Opgelet! Winkelpret. Ploegsma, Amsterdam Centraal verhaalgegeven:
fantasie van een kind
Inhoud:
Jesse gaat met papa winkelen in de supermarkt. In zijn fantasie ziet hij overal dieren en andere vreemde wezens. Daardoor zet hij de winkel op stelten. Papa vindt dat minder leuk.
Vorm:
- grote, minder duidelijke prenten met veel details - met tekst
Niveau:
oudere kleuters
Tips voor de introductie De leidster stimuleert het fantasievermogen van de kleuters. Zij toont een aantal van de produkten die in het prentenboek voorkomen evenals enkele andere verpakkingen waar dieren op voorkomen (cornflakes, Lion, koekjes, ...). Zij legt al deze produkten in de kring en legt een verband tussen die produkten en allerlei dieren door er een verhaal rond te vertellen, bv. een blik kattenvoer - tijger: Zit er een tijger in het blik?, ...
Tips voor de kern vertellen:
originele tekst
hervertellen: samen vertellen met aandacht voor details op de prenten
Tips voor de uitbreiding - De kleuters maken een tekening van verschillende dierekoppen of fantasiefiguren. De koppen worden uitgeknipt en er worden maskers van gemaakt, bv. door de tekeningen op karton te plakken, de ogen uit te knippen en er een stokje aan te bevestigen zodat de kleuters het masker voor hun gezicht kunnen houden. - Drama: rollenspel ‘Winkeltje spelen’ (zie Drama: 1 Spelen met rollen en situaties, In de winkel, pag. 293) - De leidster en de kleuters maken een uitstapje naar de supermarkt.
192
PRENTENBOEKEN
06 Fiches prentenboeken135-196
09-12-2003
19:39
Pagina 193
(Zwart/Process Black Plaat)
Fiche 57:
Wombatsoep Vaughan, M., Wombatsoep. Infodok, Leuven Centraal verhaalgegeven:
iemand te slim af zijn
Inhoud:
Een dingo (wilde hond) heeft een wombat (buideldier) gevonden en wil daar lekkere soep van maken. Maar de andere dieren willen dat niet. Ze zeggen telkens dat er nog een ander (vies) ingrediënt bij moet. Voordat de dingo de wombat in de soep wil doen, raden andere dieren aan om eerst eens te proeven. De soep smaakt vreselijk en de dingo vlucht jankend weg.
Vorm:
- grote, duidelijke prenten - met tekst
Niveau:
oudere kleuters
Tips voor de introductie - De leidster toont prenten van vreemde dieren (uit Australië), bv. van een kangoeroe, een dingo, een wombat. - De leidster voert een klaspop ten tonele die een verhaal vertelt. In dat verhaal worden de niet-bestaande woorden (bv. plakkig, blubber, ...) uit het prentenboek gebruikt.
Tips voor de kern vertellen:
sterk aangepaste tekst
hervertellen: samen vertellen
Tips voor de uitbreiding - De kleuters leren en zingen het liedje 'Wombatsoep'. (zie laatste pagina prentenboek) - De kleuters maken echte soep in de klas. - De leidster en de kleuters maken gekke speelsoep. Ze ondernemen samen een tocht door de klas en beslissen samen wat er allemaal in de soep gaat. - De kleuters tekenen gekke dieren en verzinnen er namen voor.
PRENTENBOEKEN
193
06 Fiches prentenboeken135-196
09-12-2003
19:39
Pagina 194
(Zwart/Process Black Plaat)
Fiche 58:
Kikker is verliefd Velthuijs, M., Kikker is verliefd. Leopold, Amsterdam Centraal verhaalgegeven:
verliefd zijn en te verlegen zijn om dat te vertellen
Inhoud:
Er is iets aan de hand met Kikker. Hij is verliefd op Eend, maar hij is te verlegen om haar dat te vertellen. Hij besluit dat hij de aandacht moet trekken van Eend. Hij gaat het wereldrecord hoogspringen verbeteren. Hij komt echter niet goed terecht. Eend verzorgt hem en zo komt alles nog goed.
Vorm:
- kleine, duidelijke prenten - met tekst
Niveau:
oudere kleuters
Tips voor de introductie - De leidster oriënteert de kleuters op ‘iemand lief vinden’ door aan te sluiten bij uitspraken van kleuters tijdens gesprekken en dergelijke. - De leidster voert een klaspop ten tonele. Deze klaspop vindt iemand heel erg lief, maar zij durft dat niet te zeggen. Hoe kan zij de ander laten merken dat zij verliefd is?
Tips voor de kern vertellen:
aangepaste tekst
hervertellen: samen vertellen met aandacht voor ervaringen en gevoelens
Tips voor de uitbreiding - Kikker weet niet hoe hij Eend duidelijk moet maken dat hij verliefd op haar is. Hij maakt een tekening voor haar, hij geeft haar bloemen, hij verbetert het wereldrecord hoogspringen... Kunnen de kleuters nog meer dingen verzinnen die Kikker zou kunnen doen (briefjes schrijven, cadeautjes geven, alles voor haar doen, heel aardig zijn tegen elkaar, ...)? - Prentenboek: Cole, B., Cupido. Infodok, Leuven Dit prentenboek gaat over de kleuter Cupido, die per ongeluk op aarde terechtkomt. Daar schiet hij op alles wat hij tegenkomt zijn liefdespijlen af.
194
PRENTENBOEKEN
06 Fiches prentenboeken135-196
09-12-2003
19:39
Pagina 195
(Zwart/Process Black Plaat)
Fiche 59:
Trompet voor olifant Velthuijs, M., Trompet voor olifant. Leopold, Amsterdam Centraal verhaalgegeven:
oplossing voor een ruzie tussen buren
Inhoud:
Krokodil is violist. Buur Olifant wordt gek van het lawaai en besluit dan ook maar muzikant te worden. Hij speelt trompet. De buren maken elkaar het leven onmogelijk, tot Olifant de muur van Krokodil inslaat en de twee met elkaar beginnen te praten. Ze maken samen muziek en oogsten daar veel succes mee.
Vorm:
- kleine, duidelijke prenten - met tekst
Niveau:
oudere kleuters
Tips voor de introductie - De leidster oriënteert de kleuters op het prentenboek door een cassette-recorder erg hard te zetten en dan zelf te praten. De kleuters verstaan niets. Hoe zou dat komen? - De leidster vertelt het prentenboek, aansluitend bij een muziekles.
Tips voor de kern vertellen:
sterk aangepaste tekst
hervertellen: samen vertellen met aandacht voor ervaringen en gevoelens
Tips voor de uitbreiding - Drama: situatiespel ‘Lawaai’ De kleuters zoeken naar een andere oplossing voor het probleem van Krokodil en Olifant (muziek spelen als de andere niet thuis is, muziek spelen op een afgesproken moment, oordopjes dragen, ...). (zie Drama: 1 Spelen met rollen en situaties, Conflicten oplossen, pag. 295) - De kleuters maken samen muziek met echte of zelfgemaakte instrumenten. - De leidster houdt met de kleuters een gesprek over muziek. Houden de kleuters van muziek? Van welke muziek? Zouden ze zelf een instrument willen spelen? ...
PRENTENBOEKEN
195
06 Fiches prentenboeken135-196
09-12-2003
19:39
Pagina 196
(Zwart/Process Black Plaat)
Fiche 60:
Brammert en Tissie krijgen bezoek Vincent, G., Brammert en Tissie krijgen bezoek. Lemniscaat, Rotterdam Centraal verhaalgegeven:
bezoek krijgen
Inhoud:
Brammert en Tissie krijgen bezoek van tante Cornelia uit Amerika op het moment dat ze op vakantie willen vertrekken. Brammert verheugt zich op het bezoek, maar Tissie niet. Tante Cornelia brengt nooit cadeautjes mee. Het eten is klaar, maar tante Cornelia is er niet. Tissie nodigt dan maar Sjakie Zwerver uit. Wanneer tante toch opdaagt, is al het eten op en moet er snel iets klaargemaakt worden. Tante heeft geen cadeautjes bij. Gelukkig krijgt Tissie de volgende dag een cadeautje van Sjakie.
Vorm:
- grote en kleine, minder duidelijke prenten - met tekst
Niveau:
oudere kleuters
Tips voor de introductie De leidster vertelt de kleuters dat ze bezoek krijgen van de directrice. De leidster en de kleuters voeren een gesprekje over hoe bezoek ontvangen wordt. De leidster en de kleuters zetten het speelgoedservies klaar voor het bezoek. De directrice komt op bezoek.
Tips voor de kern vertellen:
uitgebreide tekst
hervertellen: samen vertellen met aandacht voor ervaringen en gevoelens
Tips voor de uitbreiding - De kleuters houden een feest in de klas. Ze maken iets te eten klaar en dekken de tafel. - De kleuters maken cadeautjes voor elkaar. - Drama: situatiespel ‘Bezoek’ De kleuters gaan op bezoek of krijgen bezoek. (zie Drama: 1 Spelen met rollen en situaties, pag. 286; 4 Spelen met voorwerpen, pag. 315) - De kleuters luisteren naar het liedje 'Visite' van Lenny Kuhr. Ze beelden de verschillende figuren uit die erin voorkomen.
196
PRENTENBOEKEN
07 Verhalen 197-206
09-12-2003
20:30
Pagina 197
(Zwart/Process Black Plaat)
Ve r h a l e n
VERHALEN
197
07 Verhalen 197-206
09-12-2003
20:30
Pagina 198
(Zwart/Process Black Plaat)
1 Achtergronden bij het werken met verhalen in de kleuterklas In een prentenboek wordt het verhaal voor een groot deel, of soms zelfs helemaal, verteld door de prenten. Voor kleuters en zeker voor minder taalvaardige kleuters, is dat erg handig. Terwijl de leidster het verhaal vertelt, bekijken zij de prenten. Deze bron van informatie zorgt ervoor dat de talige inhoud van het verhaal duidelijk wordt. Bij een verhaal valt deze belangrijke bron van informatie voor een groot deel weg. De kleuters moeten zich hoofdzakelijk baseren op de tekst om het verhaal te begrijpen. Het spreekt vanzelf dat sommige kleuters hier moeite mee zullen hebben. In de behandeling van de verschillende verhalen wordt daarom veel belang gehecht aan de introductie als activiteit waarin de belangrijkste verhaalaspecten al aan bod komen. Het is ideaal om een verhaal te laten aansluiten bij een gebeurtenis in de klas of bij een bepaalde ervaring van de kleuters. Het verhaal is dan een voortzetting van iets waar de kleuters op dat moment sterk mee bezig zijn. Aansluiten bij de realiteit of de belangstelling van de kleuters is niet altijd mogelijk. Fantasieverhalen zoals bv. sprookjes lenen zich minder tot deze aanpak. Bij dergelijke verhalen is het zaak om het meest frappante verhaalgegeven in de introductie uit te werken. Een verhaal waarin tellen erg belangrijk is, kan dan best geïntroduceerd worden door een activiteit waarin de kleuters het belang van tellen aan den lijve ondervinden. De term ‘vertellen’ wordt vaak gebruikt tegenover de term ‘voorlezen’. Voorlezen betekent het (bijna) letterlijk volgen van de tekst uit het boek, terwijl vertellen het zelf vormgeven van de tekst is. In het bronnenboek wordt de term ‘vertellen’ gehanteerd, omdat van de leidster verwacht wordt dat zij de tekst, indien nodig, aanpast en zelfs hier en daar ondersteunt met mimiek en gebaren. Toch is het de bedoeling dat de leidster de in het bronnenboek voorgestelde tekst zoveel mogelijk volgt. De voorafgaande en volgende activiteiten zijn immers voor een groot deel op de oorspronkelijke inhoud van het verhaal afgestemd.
2 Werken met voorbeeldverhalen Net zoals bij prentenboeken wordt ook in het deel ‘Verhalen’ gewerkt met voorbeeldverhalen. Uit het erg ruime aanbod van verhalen werden tien kwalitatief goede en qua structuur, stijl en thematiek uiteenlopende verhalen gekozen. Aan de hand van deze tien verhalen wordt getracht een zo volledig mogelijk beeld te geven van de manier van werken met verhalen in de klas, opdat kleuters een hogere taalvaardigheid zullen bereiken. Bij de keuze van de voorbeeldverhalen werd een onderscheid gemaakt tussen realistische verhalen en fantasieverhalen. Realistische verhalen zijn veelal verhalen met realistische personages, die zich afspelen in het hier en nu. Fantasieverhalen spelen zich meestal af in een verzonnen wereld waarin zowel dieren, voorwerpen, als mensen de hoofdrol kunnen spelen. De aanpak van realistische verhalen verschilt in zoverre van die van fantasieverhalen, dat bij de laatstgenoemde in veel gevallen een groter beroep zal moeten worden gedaan op het inlevingsvermogen van de kleuters. In tegenstelling tot de introducties bij realistische verhalen, kan bij fantasieverhalen niet altijd worden aangesloten bij concrete voorvallen in het leven van de kleuters. Bovendien moeten de kleuters fantasiefiguren en -gebeurtenissen los kunnen zien van de werkelijkheid, wat vaak niet meevalt. Het is dan ook hier waaraan in de introductie aandacht moet worden besteed. Losse verhalen zijn meestal gebundeld. Soms loopt er door die verschillende losse verhalen een rode draad. In het boek Robin op school bijvoorbeeld, kneust Robin aan het begin van het boek zijn arm en aan het einde ervan is die genezen. Doorheen de verschillende verhalen maakt Robin allerlei dingen mee en telkens komt zijn gekneusde arm daarin voor. In het bronnenboek wordt een voorbeeld gegeven van de wijze waarop dit soort verhalen kan worden aangepakt (zie voorbeeldverhaal 6 ‘Wit’). In de meeste gevallen echter, vormt elk verhaal een eenheid op zich, en kan het los van de omringende verhalen gelezen worden.
198
VERHALEN
07 Verhalen 197-206
09-12-2003
20:30
Pagina 199
(Zwart/Process Black Plaat)
Verhalen verschillen qua lengte. Er zijn lange en korte verhalen. Bij de tien voorbeeldverhalen zijn geen erg lange verhalen. Het is immers moeilijk voor kleuters om erg lang hun aandacht bij een verhaal te houden. Als de leidster om één of andere reden toch een lang verhaal wil aanbieden, kan het verhaal verteld worden gedurende twee of meerdere vertelmomenten. Aan het begin van het tweede vertelmoment kan de leidster de kleuters vragen of ze nog weten wat er de vorige keer is gebeurd, om zo weer de draad van het verhaal op te pakken. Naast deze uitgewerkte voorbeeldverhalen wordt een uitgebreide lijst van andere verhalenbundels voorzien. Van deze bundels wordt een soort ‘fiche’ gegeven. In de fiches wordt, naast de bibliografische gegevens, een korte typering van het verhaal gegeven. Hierin wordt de lengte aangegeven, het feit of de verhalen op elkaar aansluiten of afzonderlijk kunnen worden verteld, en er wordt iets gezegd over de aard van de illustraties bij de verhalen. Dan volgt een korte kenmerkende schets van de inhoud. Tenslotte wordt het niveau van het boek vermeld. Is het boek eerder bestemd voor jongere kleuters, kleuters uit de middengroep of oudere kleuters? Het spreekt vanzelf dat verhalen voor jongere kleuters ook aan oudere kleuters kunnen worden verteld. Wel kan het gevaar bestaan dat verhalen voor jongere kleuters minder interessant zijn voor oudere kleuters, omdat ze niet meer aansluiten bij hun leefwereld. Anderzijds zijn bepaalde uitbreidingsactiviteiten bij de verhalen voor jongere kleuters vaak meer geschikt voor de middengroep of de oudere kleuters, omdat zij een te hoge moeilijkheidsgraad voor jongere kleuters kunnen hebben en meer vaardigheidseisen aan hen stellen.
3 Beknopte informatie over het verhaal Aan het begin van elk verhaal wordt kort enige informatie over het verhaal voorzien. Om te beginnen zijn dat de bibliografische gegevens over de verhalenbundel waaruit het verhaal afkomstig is. Uitgebreidere informatie over de bundel vindt men in de ‘fiches’ van de verschillende verhalenbundels. Verder wordt het centraal verhaalgegeven vermeld en wordt kort geschetst waarover het verhaal gaat. Tenslotte wordt er iets gezegd over de leeftijdscategorie van de kleuters voor wie de verhalen zijn bestemd. Meer informatie hierover vindt men onder 2 Werken met voorbeeldverhalen.
4 Structuur van de activiteiten rond het verhaal Introductie Het grote belang van een goede introductie werd al eerder onderstreept. De introductie-activiteit moet immers voor een groot deel het ontbreken van prenten bij een verhaal opvangen. Voor de begrijpelijkheid van het verhaal is het belangrijk dat de kleuters in de sfeer van het verhaal worden gebracht. De kleuters worden op het verhaal georiënteerd zonder dat de inhoud van het verhaal verklapt wordt. In een introductie-activiteit kunnen vooraf ook eventuele moeilijkheden in het verhaal worden aangepakt. Als kleuters bijvoorbeeld niet weten dat cake-beslag in de oven ‘groeit’, zal het verhaal ‘De groeicake’ (zie voorbeeldverhaal 4) voor hen moeilijk te begrijpen zijn. Voordat tot het vertellen wordt overgegaan, is het tenslotte essentieel dat de belangrijkste verhaalfiguren kort worden voorgesteld. Dit is vooral bij realistische verhalen van belang. Kleuters weten graag over wie het verhaal nu precies gaat. Wie is die Merel uit het verhaal ‘De groeicake’ eigenlijk? De leidster kan hier onder andere gebruik maken van een illustratie uit het boek of ze kan zelf een tekening maken van de hoofdfiguren. Van deze introductie wordt een voorbeeld gegeven bij het verhaal ‘De groeicake’ (zie voorbeeldverhaal 4). Wanneer de kleuters al eerder een verhaal over een bepaalde persoon hebben beluisterd, herinnert de leidster de kleuters daaraan en probeert daarmee hun voorkennis op te roepen. Bij fantasieverhalen is het van belang dat de leidster de kleuters helpt bij het loskomen
VERHALEN
199
07 Verhalen 197-206
09-12-2003
20:30
Pagina 200
(Zwart/Process Black Plaat)
van de werkelijkheid en bij het zich inleven in een wereld die niet overeenkomt met het beeld dat zij ervan hebben. Kortom, de introductie moet de kleuters oriënteren op en motiveren voor het verhaal en eventuele moeilijkheden en knelpunten moeten erin worden verduidelijkt. Kern De kern bestaat uit het vertellen van het verhaal. In het deel ‘Verhalen’ wordt geen aandacht besteed aan het hervertellen van een verhaal. In het deel ‘Prentenboeken’ wordt dit wel gedaan, omdat daar de prenten een cruciale rol vervullen bij de hervertelling. Aan de hand van vragen over die prenten wordt het prentenboek als het ware opnieuw gereconstrueerd. Het spreekt echter vanzelf dat ook verhalen opnieuw kunnen worden verteld, en als verhalen een zeker aantal illustraties hebben, kan dat op dezelfde manier gebeuren als bij een prentenboek. In de andere gevallen wordt de tekst herhaald en eventueel ondersteund met mimiek en gebaren. Zo nu en dan kan de leidster vragen stellen over het verdere verloop van het verhaal. Zij kan ook tekeningen maken van belangrijke passages in het verhaal en aan de hand hiervan het verhaal hervertellen. Uitbreidingsactiviteit(en) Meestal worden meerdere uitbreidingsactiviteiten voorzien. Het is niet noodzakelijk dat al deze activiteiten door alle kleuters worden uitgevoerd. De leidster kan hieruit een keuze maken afhankelijk van de interesse en de capaciteiten van de kleuters. De bedoeling van dit soort activiteiten is het taalaanbod uit het verhaal verder uit te breiden en/of bepaalde verhaalaspecten door de kleuters te laten verwerken. De taal die in de kern wordt aangeboden, krijgt in de uitbreiding vaak een (andere) betekenis in allerlei nieuwe situaties. Bepaalde uitbreidingen vereisen soms meer van de kleuters dan de rest van de activiteit dat doet, zodat ze minder geschikt zijn voor jongere kleuters waarvoor de rest van de activiteit bijvoorbeeld wel bestemd is. Net zoals bij de introductie-activiteit is het ook hier van belang dat er zoveel mogelijk wordt aangesloten bij concrete ervaringen van de kleuters. De kleuters krijgen bijvoorbeeld de kans om vrij om te gaan met aangeboden materiaal in de poppenhoek. De leidster laat dit gebeuren en sluit na verloop van tijd aan bij het spel van de kleuters. De kleuters bepalen dus het spelverloop en minder de leidster.
5 Wat je moet weten om aan de slag te gaan! Elke activiteit wordt op de volgende manier ingedeeld: Aard van de activiteit Onder dit kopje vindt de leidster een omschrijving van de introductie-, kern- of uitbreidingsactiviteit. Er wordt beschreven wat er van de kleuters wordt verwacht tijdens de activiteit. De leidster vindt hier ook een lijst met woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen tijdens de activiteit. Het is niet de bedoeling dat de leidster zich in allerlei bochten wringt om deze woorden te gebruiken. De woorden die in de lijst voorkomen, zijn woorden die in de ‘Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster’ terugkomen of zijn woorden die vanzelf aan bod zullen komen1.
Groeperingswijze De wijze van groepering kan klassikaal of in groepjes zijn. Hierbij worden de volgende formuleringswijzen gebruikt: - klassikaal: De leidster voert samen met alle kleuters de activiteit uit. - klassikaal (groepjes van bijvoorbeeld vijf à zes kleuters): De klas wordt in groepjes van 1 Voor meer informatie in verband met de bedoeling en selectie van de woorden, zie '7 Woorden'.
200
VERHALEN
07 Verhalen 197-206
09-12-2003
20:30
Pagina 201
(Zwart/Process Black Plaat)
bijvoorbeeld vijf à zes kleuters opgedeeld. Ieder groepje is tegelijkertijd met de activiteit bezig, zodat alle kleuters erbij betrokken zijn. De leidster kijkt bij de verschillende groepjes hoe de activiteit verloopt. Zij helpt waar nodig en bespreekt het verloop met de kleuters. - groepje van bijvoorbeeld vijf à zes kleuters: De leidster voert de activiteit uit met een groepje van vijf à zes kleuters. De andere kleuters houden zich ondertussen met iets anders bezig2. De groepjes zijn in principe willekeurig samengesteld. Er zitten kinderen in met verschillende taalvaardigheidsniveaus. Dergelijke groepen bieden de meeste kansen op interessant taalaanbod. De minder taalvaardige kleuters kunnen op deze manier taal oppikken van de meer taalvaardige kleuters3. Bij prentenboeken is het belangrijk dat alle kleuters de prenten goed kunnen zien. Om die reden wordt er gewerkt met groepjes kleuters. Bij verhalen speelt dit minder en wordt er, meer dan bij prentenboeken het geval is, gekozen voor een klassikale werkvorm. Toch blijft het belangrijk voor de interactie tussen leidster en kleuters en tussen kleuters onderling dat er ook in groepen wordt gewerkt. Waar in het bronnenboek ‘klassikaal’ staat, kan de leidster dus ook beslissen om in groepen te werken. Materiaal De leidster vindt hier het materiaal dat ze nodig heeft voor het uitvoeren van de betreffende introductie-, kern-, of uitbreidingsactiviteit. Verloop Het verloop van de activiteit valt uiteen in twee delen. Het eerste deel is een concrete beschrijving van de stappen die de leidster en de kleuters zetten bij het uitvoeren van de activiteit. Meestal wordt deze concrete beschrijving voorafgegaan door een meer algemeen deel. Hierin wordt vermeld wat de basis van de activiteit is en wat de eventuele band is met de inhoud van het prentenboek. Onder dit kopje vindt men ook eventuele belangrijke aandachtspunten. Het tweede deel, ‘Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster’, bevat een reeks vragen of opmerkingen. Het is niet de bedoeling dat de leidster deze vragen en opmerkingen letterlijk overneemt in haar conversatie met de kleuters. Zij dienen slechts als suggestie om aan te geven hoe taal aan de betreffende activiteit kan worden opgehangen. Dit betekent dat de lijst ook niet volledig is. De puntjes onderaan elke opsomming nodigen de leidster uit tot het formuleren van andere en/of meer vragen en opmerkingen. Het is belangrijk dat de leidster zo veel mogelijk communicatieve of open vragen stelt. Dit zijn vragen waarop de leidster het antwoord zelf niet weet of waarop vaak meerdere antwoorden mogelijk zijn. Deze vragen laten ruimte voor een eigen inbreng van de kleuters, voor het weergeven van hun eigen ideeën en het aangeven van eventuele knelpunten. Deze knelpunten kunnen vervolgens in een betekenisonderhandeling tussen leidster en kleuters of tussen kleuters onderling besproken worden. Open vragen geven aanleiding tot echte interactie tussen leidster en kleuters. Het is dit soort interactie waarnaar moet worden gestreefd. Naast communicatieve vragen kan de leidster ook kennis- of leervragen stellen. Deze vragen zijn gesloten van aard en de leidster weet er meestal het antwoord al op. Dit soort vragen kan een functie hebben: ze kunnen een middel zijn om het begrip van een woord, opdracht, verhaal, ... te controleren (Is dit de blauwe ballon?), of als middel om woorden aan te bieden. Ondanks het feit dat de communicatieve functie van deze vragen gering is, hoeven ze niet vermeden te worden. Het is wel belangrijk dat ze niet te vaak worden gehanteerd en enkel voor de hierboven beschreven functies4. Suggesties voor ... Aan het einde van een activiteit staan vaak suggesties van allerlei aard. Dit kunnen sug2 Meer informatie hierover vind je onder het kopje ‘6 Klasorganisatie’. 3 Meer informatie hierover en over het nut van andere groeperingswijzen vind je in de theoretische handleiding onder het kopje ‘5 Differentiatie in de kleuterklas’.
VERHALEN
201
07 Verhalen 197-206
09-12-2003
20:30
Pagina 202
(Zwart/Process Black Plaat)
gesties zijn voor andere uitbreidingsactiviteiten, suggesties voor prentenboeken en verhalen over een bepaald onderwerp of literatuursuggesties met verwijzingen naar boeken waaruit de leidster nieuwe ideeën kan putten. Tekst van de verhalen De tekst van het verhaal bevat vaak woorden of passages die moeilijk zijn voor minder taalvaardige kleuters. De tekst radicaal aanpassen aan het taalniveau van de kleuters is moeilijk en ook niet wenselijk. Op die manier wordt niet alleen afbreuk gedaan aan de literaire waarde van de tekst, maar worden de kleuters ook geen nieuwe taalelementen aangereikt. We pleiten er daarom voor om zoveel mogelijk de originele tekst te gebruiken met hier en daar kleine aanpassingen. In het bronnenboek wordt, indien nodig, aangegeven hoe moeilijkheden kunnen worden opgevangen tijdens het vertellen. Dit gebeurt niet op dezelfde manier als bij prentenboeken. Een veel gebruikt hulpmiddel bij verhalen is het vertellen met gebruik van passende intonatie en expressie. Het verhaal wordt als het ware gedramatiseerd door de leidster.
6 Klasorganisatie Het werken met het bronnenboek vereist een goede klasorganisatie. Wegens het belang van interactie tussen leidster en kleuters en tussen kleuters onderling is er vaak gekozen voor het werken in groepjes. Vanzelfsprekend kan de leidster niet op elk moment bij elk groepje aanwezig zijn. Het is aan de leidster om zinvolle en leuke alternatieven te voorzien voor de kleuters die op dat moment niet aan de kernactiviteit deelnemen. Als alle kleuters in groepjes met dezelfde activiteit bezig zijn, wordt veel van de leidster gevraagd. Zij moet verscheidene groepen in het oog houden en begeleiden. Ook hier is het belangrijk dat goede afspraken worden gemaakt. Zo kan het nuttig zijn dat er een teken wordt afgesproken om aan de leidster kenbaar te maken dat haar hulp welkom is in een bepaalde groep. Als er hulpleerkrachten in de school aanwezig zijn, kunnen die worden ingeschakeld. Er zijn verschillende mogelijkheden. Terwijl de leidster met een groepje kleuters bezig is, kan de hulpleerkracht met de andere kleuters bezig zijn. De hulpleerkracht kan echter ook, op hetzelfde moment als de leidster, met een ander groepje kleuters, een activiteit uit het bronnenboek uitvoeren. Zo zijn twee groepjes kleuters tegelijkertijd bezig met het uitvoeren van een activiteit.
7 Woorden Zoals reeds vermeld, is bij elke activiteit een lijst met woorden opgenomen die tijdens het uitvoeren van de activiteit vanzelf aan bod zullen komen. Deze woorden zijn geselecteerd op basis van de activiteit en niet omgekeerd. De activiteit met haar motiverende functie staat centraal. De woorden die uiteindelijk in de lijst zijn opgenomen, zijn wel woorden die nuttig zijn voor het kleuteronderwijs en voor de verdere schoolloopbaan van de kinderen. Het zijn woorden die op basis van een onderzoek in het basisonderwijs als belangrijk naar voren zijn gekomen. Als de kleuters deze woorden niet verworven hebben, zullen ze voor problemen komen te staan bij de overgang van kleuter- naar lager onderwijs. De activiteiten in dit bronnenboek bieden voldoende gelegenheden om deze belangrijke woorden een aantal keer aan bod te laten komen.
202
VERHALEN
07 Verhalen 197-206
09-12-2003
20:30
Pagina 203
(Zwart/Process Black Plaat)
Overzicht: voorbeeldverhalen
NR
TITEL
REALISTISCHE
AUTEUR
AUDIO-VISUEEL MATERIAAL VERHALEN IN JE EIGEN TAAL
VERHALEN
jongere kleuters 1 2
Lopen in een grote regenplas In: Jip en Janneke Middeltje tegen drift In: Jip en Janneke
Schmidt, A.M.G.
Cassette
Schmidt, A.M.G.
Cassette
middengroep 3
4
Lieve dikke juffrouw Jans en het uitstapje In: Lieve dikke juffrouw Jans De groeicake In: Het grote boek van Merel
Vriens, J.
Kromhout, R.
oudere kleuters 5
Wit In: Robin op school
Kuyper, S.
FANTASIEVERHALEN jongere kleuters 6
De drie beertjes In: De verhalentuin
bewerkt door H.G. Hoekstra
middengroep 7 8
De verloren knoop In: Alle verhalen van Kikker en Pad Het geitje dat tot tien kon tellen In: De verhalentuin
Lobel, A. Proeysen, A.
oudere kleuters 9
10
De koning die op de maan wilde wandelen In: De verhalentuin Het beest met de achternaam In: De verhalentuin
bewerkt door B. Boonstra Schmidt, A.M.G.
VERHALEN
203
07 Verhalen 197-206
09-12-2003
20:30
Pagina 204
(Zwart/Process Black Plaat)
Overzicht fiches verhalen
NR
TITEL
AUTEUR
AUDIO-VISUEEL MATERIAAL VERHALEN IN JE EIGEN TAAL
jongere kleuters 1 2 3 4
5 6 7 9 9 10
Voor ‘t eerst naar school Beren Bedtijd Boek Het grote Alfie en Annie Rose verhalenboek Lotte en Pieter
Den Hollander, V. Grindley, S. Hughes, S.
Verhalen uit het Roezemoezebos G. Van Cleemput Mooiste Goedenacht Verhalen Jip en Janneke Met zonder jas Geen háár op m’n hoofd Hanne Panne Ponika
Martens, C. &
Martens, C. & G. Van Cleemput
Scarry, R. Schmidt, A.M.G. Slee, C. Verroen, D. Wille, R.
Cassettes 22 Voorleesverhaaljes op muziek en 20 Nieuwe voorleesverhalen op muziek, Altiora, Averbode
Cassettes
middengroep 11 12 13 14 15
Wie praat daar met de poes? Lieve dikke juffrouw Jans Het grote boek van Merel Elke dag kinderdag 109 Bedtijdverhalen
Bos, B. Vriens, J. Kromhout, R. Van Houwelingen, H. Weidenbach, J. (red.)
oudere kleuters 16 17
204
18
Alle verhalen van Kikker en Pad Vrouwtje Appelwang en tante Zuurpruim Het Burny Bos verhalenboek
19
De leukste dierenverhalen
20 21
Hannes en Kaatje Jubelientje leert lezen
Timboektoe, Naarden De Groot, J., M. Bouhuys & N. Kunst Diekmann, M. Hagen, H.
22
Robin op school
Kuyper, S.
VERHALEN
Lobel, A. Ainsworth, R. Bos, B.
van Burny Bos: - Cassetteboek Ko de Boswachter, I.C. - Cassette Buurman Bolle,
Cassette, Timboektoe, Naarden Cassetteboek Jubelientje en haar liefste oma, I.C.
07 Verhalen 197-206
09-12-2003
NR
20:30
Pagina 205
TITEL
23
Verhalen van Mama Moe
24
Alle verhalen van Jozefien Kwebbeleend en andere dieren
25 26 27 28
Gebakken moeder met spek De liefste opa van het land Avonturen van Saskia en Jeroen Tommie en Lotje vinden een schat en andere lieve en stoute verhalen
(Zwart/Process Black Plaat)
AUTEUR
Nordqvist, S., Wieslander, J. & T. Wieslander Potter, B.
AUDIO-VISUEEL MATERIAAL VERHALEN IN JE EIGEN TAAL Cassette Mama Moe op de schommel, Infodok, Leuven van Beatrix Potter: - CD De avonturen van Biggetje Goedhart, I.C. - CD en video De avonturen van Vrouwtje Plooi en Jeremias Hengelaar, I.C. - CD De avonturen van Pieter Konijn en Benjamin Wollepluis, I.C. - CD, cassette en video De avonturen van Poeki Poes en Jozefien Kwebbeleend, I.C. - Video De avonturen van Ronald Rat of de Kattesaucijs, I.C. - Cassette en video De avonturen van de kleermaker van Kloster, I.C.
Rood, L. Takens, A. Ter Haar, J. Vriens, J.
alle kleuters 29 30
De verhalentuin Een olifant aan een hijskraan en andere voorleesverhalen
Boonstra, B.
VERHALEN
205
07 Verhalen 197-206
09-12-2003
20:30
Pagina 206
(Zwart/Process Black Plaat)
08 Voorbeeld-Realis207-241
09-12-2003
19:34
Pagina 207
(Zwart/Process Black Plaat)
Realistische verhalen
VERHALEN
207
08 Voorbeeld-Realis207-241
09-12-2003
19:34
Pagina 208
(Zwart/Process Black Plaat)
Voorbeeldverhaal 1:
Lopen in een grote regenplas Uit: Schmidt, A.M.G., Jip en Janneke. Querido, Amsterdam (zie fiche 7, pag. 259) Centraal verhaalgegeven:
regen
Inhoud:
Het regent. Jip heeft een regenpak en laarsjes, Janneke niet. Dus Jip kan buiten spelen, maar Janneke niet. Zij doet de laarzen aan van vader. Natuurlijk valt ze, en dan moeten ze naar binnen.
Niveau:
jongere kleuters
Introductie Het regent Aard van de activiteit
- De kleuters doen ervaringen op in verband met de regen. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: buiten, geluid, hard, laars, nadoen, nat, plas, regen, speelplaats, spelen, ...
Groeperingswijze
klassikaal
Materiaal
groot plastic zeil (bv. plastic tafelkleed), regenlaarzen
Verloop
Algemeen De regen buiten vormt de aanleiding tot het vertellen van het verhaal. Concreet Het regent buiten. De leidster en de kleuters praten samen over de regen. Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Regent het hard? - Wie speelt er graag in de regen? - Wie stapt er soms in plassen? - Wie is er al eens in een plas gevallen? - Zijn er plassen op de speelplaats? - ... De leidster en de kleuters doen hun laarzen aan en gaan naar buiten. Enkele kleuters gaan onder een groot plastic zeil staan. Wat zien en horen de kleuters onder het zeil? Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Horen jullie de regen op het zeil? - Kunnen jullie dat geluid nadoen? - Worden jullie nat? Hoe zou dat komen? - ...
208
VERHALEN
08 Voorbeeld-Realis207-241
09-12-2003
19:34
Pagina 209
(Zwart/Process Black Plaat)
Kern Vertellen Aard van de activiteit
De leidster vertelt het verhaal aan de kleuters.
Groeperingswijze
klassikaal
Materiaal
grote regenlaarzen
Verloop
De leidster vertelt het verhaal. Ze maakt gebruik van intonatie en expressie om het verhaal zo duidelijk mogelijk te maken. Als het woord ‘laarzen’ ter sprake komt, wijst ze op de laarzen die ze bij zich heeft. Als de kleuters niet weten wie Klein Duimpje is, is het aangewezen om dit zinnetje niet te lezen.
Uitbreidingsactiviteit: Stappen met grote laarzen Aard van de activiteit
- De kleuters proberen met grote laarzen te stappen. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: gemakkelijk, groot, klein, laars, moeilijk, nat, proberen, stap, stappen, voet, ...
Groeperingswijze
groepje van vijf à zes kleuters
Materiaal
grote laarzen
Verloop
Aansluitend bij het verhaal vraagt de leidster aan enkele kleuters of ze met de grote laarzen willen stappen. De leidster vraagt naar hun bevindingen. Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Is dat gemakkelijk, met zulke grote laarzen stappen? - Wie heeft er thuis ook laarzen? Zijn die kleiner dan deze laarzen? - Waarom krijg je niet zo gauw natte voeten als je laarzen draagt? - Wie wil er ook eens proberen met die grote laarzen te stappen? - ...
Uitbreidingsactiviteit: Schoenen, laarzen, pantoffels, ... Aard van de activiteit
- De kleuters spelen met allerlei soorten schoeisel. De kleuters beelden een verhaal uit. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: aantrekken, fijn, kwaad, laars, pijn, schoen, spelen, stap, stappen, teen, voet, ...
Groeperingswijze
groepje van vijf à zes kleuters
Materiaal
allerlei soorten schoeisel in verschillende maten
Verloop
De leidster biedt in een hoek in de klas allerlei soorten schoeisel aan. De kleuters spelen er vrij mee. De leidster vraagt de kleuters om op verschillende manieren te stappen: stappen als een fijne dame, stappen alsof je erg kwaad bent, stappen alsof je zere voeten hebt, ... Vervolgens vertelt de leidster een kort verhaal. De leidster en de kleuters maken passende bewegingen.
VERHALEN
209
08 Voorbeeld-Realis207-241
09-12-2003
19:34
Pagina 210
(Zwart/Process Black Plaat)
We zijn allemaal chique mevrouwen die gaan winkelen. We gaan naar buiten en lopen allemaal als chique mevrouwen (op je tenen lopen). Het heeft geregend en we moeten tussen de plassen lopen en soms zelfs over een plas springen. Een auto rijdt door een plas en maakt ons nat. We springen opzij en stampen op de grond van kwaadheid. We stappen nu heel goed door (grote stappen). Plotseling merken we dat het al laat is, de winkel gaat sluiten. We moeten ons haasten (rennen). Te laat. De winkel is al dicht. Het begint terug te regenen en we lopen naar huis. Van al dat rennen, hebben we zere voeten gekregen (stappen alsof je voeten pijn doen). Thuis gaan we in de zetel zitten, we doen onze schoenen uit en we wrijven over onze zere voeten.
Uitbreidingsactiviteit: Slecht weer-mannetje, goed weer-vrouwtje Aard van de activiteit
- De kleuters reageren op een verhaal over het weer. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: luisteren, man, meneer, mevrouw, mooi, regen, slecht, vrouw, warm, wolk, zon, ...
Groeperingswijze
groepje van vijf à zes kleuters
Materiaal
zonnebril, zonneklep, korte broek, paraplu, regenlaarzen
Verloop
Eén kleuter is het mooi weer-vrouwtje, een andere kleuter is het slecht weer-mannetje. Ze zijn beiden volgens ‘hun’ weertype gekleed (respectievelijk met zonnebril, zonneklep, korte broek en paraplu, regenlaarzen, ...). De leidster vertelt een verhaaltje. Wanneer het over mooi weer gaat, moet het goed weer-vrouwtje naar voren stappen en wanneer het over slecht weer gaat, het slecht weermannetje. De kleuters moeten dus heel goed luisteren naar wat de leidster zegt. De overige kleuters beoordelen of het mooi weer-vrouwtje en het slecht weer-mannetje op de juiste momenten naar voren stappen. Voorbeeld van een verhaaltje: Gisteren was het zo’n gekke dag. ‘s Morgens waaide het en het regende vreselijk. Het was erg koud. Plots brak de zon door de wolken en het werd erg warm. Maar dat duurde niet lang. Er kwamen meer en meer wolken en de lucht werd donker. En daar begon het weer te regenen. Maar de dag is toch goed geëindigd. Want toen ik van school naar huis ging, stopte het met regenen en daar was de zon weer!
Uitbreidingsactiviteit: Liedjes
210
Aard van de activiteit
De leidster en de kleuters zingen liedjes over de regen.
Groeperingswijze
klassikaal
Verloop
De leidster en de kleuters zingen liedjes over de regen.
VERHALEN
08 Voorbeeld-Realis207-241
09-12-2003
19:34
Pagina 211
(Zwart/Process Black Plaat)
- Het regent
Het regent, het regent, de pannetjes worden nat. Daar kwamen twee boerinnetjes, die vielen op hun kinnetjes/gat (kletsnat). Het regent, het zegent, de pannetjes worden nat. Bron: Zing met ons. VZW Jeugd en Gezondheid. Jeugddienst van de Christelijke Ziekenfondsen, Brussel
- Onder moeders paraplu Onder moeders paraplu liepen eens twee kindjes Anneke en Janneke dat waren dikke vriendjes.
En de regen ging van tik, tak, tik en de klompjes gingen van klik, klak, klik Op moeders paraplu, Op moeders paraplu.
Bron:An Debaene en Cathy Goossens Tante Nans zit op een gans. Altiora, Averbode
VERHALEN
211
08 Voorbeeld-Realis207-241
09-12-2003
19:34
Pagina 212
(Zwart/Process Black Plaat)
Suggesties voor prentenboeken - Spier, P., Het regent, het zegent. Lemniscaat, Rotterdam Met rubberlaarzen, een paraplu en een regenjas is de regen heerlijk! - Alfie’s voeten (zie Prentenboeken: fiche 8, pag. 143) - Onweer in het donkere bos (zie Prentenboeken: fiche 10, pag. 145)
212
VERHALEN
08 Voorbeeld-Realis207-241
09-12-2003
19:34
Pagina 213
(Zwart/Process Black Plaat)
Voorbeeldverhaal 2:
Middeltje tegen drift Uit: Schmidt, A.M.G., Jip en Janneke. Querido, Amsterdam (zie fiche 7, pag. 259) Centraal verhaalgegeven:
het overwinnen van drift
Inhoud:
Janneke wordt heel snel kwaad en dan begint ze te bijten. Voortaan moet ze stilstaan en tot tien tellen als ze weer eens boos is. Het middeltje tegen drift helpt echter niet.
Niveau:
jongere kleuters
Introductie Kwaad, kwader, kwaadst Aard van de activiteit
- De leidster en de kleuters houden een gesprekje over ruzie maken, kwaad zijn, ... - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: boos, broer, elkaar, kleuter, kwaad, prettig, ruzie, zus, ...
Groeperingswijze
groepje van vijf à zes kleuters
Verloop
Algemeen Een stevige ruzie in de klas of het feit dat sommige kleuters soms hevig kwaad kunnen zijn, vormt de aanleiding tot het vertellen van het verhaal ‘Middeltje tegen drift’. Concreet De leidster houdt met de kleuters een gesprekje over kwaad zijn, ruzie maken, ... Ze probeert de inhoud van het gesprek zoveel mogelijk toe te spitsen op de klassituatie zonder dat dit bedreigend overkomt op de kleuters. Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Als jullie kwaad zijn, wat doen jullie dan? - Vinden jullie het prettig om kwaad te zijn? - Wie maakt er graag ruzie? - Maken jullie thuis wel eens ruzie met broers en zussen? - X en Y, weten jullie nog waarom jullie gisteren zo kwaad waren op elkaar? - ...
Kern Vertellen Aard van de activiteit
De leidster vertelt het verhaal aan de kleuters.
Groeperingswijze
klassikaal
Verloop
De leidster vertelt het verhaal. Ze maakt gebruik van intonatie en expressie om het verhaal zo duidelijk mogelijk te maken.
VERHALEN
213
08 Voorbeeld-Realis207-241
09-12-2003
19:34
Pagina 214
(Zwart/Process Black Plaat)
Het woord ‘drift’ kan voor problemen zorgen. Om dit te vermijden kan het verhaal ook als volgt worden begonnen: "Janneke is snel kwaad. Erg snel. Ze is niet altijd kwaad hoor. Meestal is ze erg lief. Maar soms wordt ze erg boos."
Uitbreidingsactiviteit: Bijten Aard van de activiteit
- De kleuters bijten in kaas en bekijken de afdruk van hun tanden. Ze bekijken hun gebit in een spiegel. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: bijten, kaas, lusten, pijn, spiegel, tand, verschillend, zien, ...
Groeperingswijze
groepje van vijf à zes kleuters
Materiaal
kaas, (zak)spiegeltje(s)
Verloop
Algemeen De kleuters gaan, net als Janneke, bijten. Concreet In het verhaal heeft Janneke Jip gebeten. Zijn de kleuters ook al eens gebeten? Door een hond misschien? En deed dat pijn? De kleuters gaan nu ook bijten, maar niet in elkaars been. Ze gaan in kaas bijten. De kleuters en de leidster praten over wat ze zien. Zien de kleuters de verschillende tandjes in de kaas staan? Vervolgens bekijken ze hun tanden in een spiegel. Wat zien ze? Zijn alle tanden even groot? Zien alle tanden er hetzelfde uit? Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Bijt maar eens flink in de kaas. - Wat zien jullie nu? - Wie lust er geen kaas? - Wat zie je in de spiegel? - Hoe zien jullie tanden eruit? - ...
Uitbreidingsactiviteit: Meisjes? Jongens? (middengroep) Aard van de activiteit
- De kleuters doen ervaringen op met meisjes- en jongensrollen. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: allebei, alleen, jongen, mama, meisje, moeilijk, papa, raar, spelen, ...
Groeperingswijze
groepje van vijf à zes kleuters
Verloop
Algemeen Jip zegt dat Janneke geen echte rover is, omdat ze een meisje is. Kunnen alleen jongens rover zijn? Concreet De kleuter-jongens spelen zogenaamde meisjesrollen, de kleuter-meisjes zogenaamde jongensrollen. Twee kleuters spelen bijvoorbeeld een thuissituatie waarbij het meisje de papa is en de jongen de mama of een situatie waarin het meisje de dokter is en de jongen de verpleger, ... Hoe gaat dat? Wat vinden de kleuters ervan? Vinden de kleuters het moeilijk om een ‘andere’ rol te spelen? (Zie Drama: 1 Spelen met rollen en situaties, pag. 286.)
214
VERHALEN
08 Voorbeeld-Realis207-241
09-12-2003
19:34
Pagina 215
(Zwart/Process Black Plaat)
Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Waarom zegt Jip dat Janneke geen echte rover is? - Kunnen alleen jongens rovers zijn? - X, ben jij een meisje of een jongen? - Vinden jullie het raar dat X, die een meisje is, een jongen speelt? Waarom? - ...
Uitbreidingsactiviteit: Ik ben kwaad! Aard van de activiteit
- Naar aanleiding van een concrete conflictsituatie in de klas laat de leidster de kleuters verschillende middeltjes tegen drift uitproberen. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: boos, helpen, kwaad, niet, roepen, ruzie, schoppen, slaan, springen, tellen, ...
Groeperingswijze
groepje van twee kleuters
Verloop
Algemeen De kleuters proberen verschillende middeltjes tegen drift uit. Concreet Naar aanleiding van een ruzie tussen twee kleuters laat de leidster de kleuters het middeltje van Janneke uitproberen: stilstaan en tot tien tellen. Als dit middeltje niet werkt of als de kleuters er plezier in krijgen, kan zij andere middeltjes laten uitproberen. De kleuters kunnen bijvoorbeeld een paar keer in de lucht springen tot ze niet meer kwaad zijn, ze kunnen hard ‘ik ben kwaad’ roepen zodat alle kwaadheid eruit is, ze kunnen tegen een kussen slaan of schoppen totdat alle kwaadheid verdwenen is, ... Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Waarom ben jij boos op X? - Voordat jullie ruzie gaan maken, moeten jullie stilstaan en tot tien tellen. Kunnen jullie al tot tien tellen? - Helpt het dat je tot tien telt? Zijn jullie nu niet meer kwaad op elkaar? - Als het niet helpt, wat zou je dan eens willen proberen? - Kennen jullie andere manieren om je boosheid te laten weggaan? - ...
Suggesties voor prentenboeken over kwaad zijn, ruzie maken - Oram, H.& S. Kitamura, Ben is boos. Lemniscaat, Rotterdam Ben wil niet naar bed, hij wil T.V. kijken. Hij wordt bozer en bozer en op den duur weet hij niet meer waarom hij nu juist boos is. - Max en de Maximonsters (zie Prentenboeken: fiche 53, pag. 189) - Trompet voor Olifant (zie Prentenboeken: fiche 59, pag. 195) - Van mij! (zie Prentenboeken: fiche 34, pag. 170)
VERHALEN
215
08 Voorbeeld-Realis207-241
09-12-2003
19:34
Pagina 216
(Zwart/Process Black Plaat)
Voorbeeldverhaal 3:
Lieve dikke juffrouw Jans en het uitstapje Uit: Vriens, J., Lieve dikke juffrouw Jans. Van Holkema & Warendorf, Houten (zie fiche 12, pag. 261) Centraal verhaalgegeven:
Jans en haar kleuters gaan op uitstap naar de boerderij.
Inhoud:
De klas van juf Jans vertrekt op uitstap naar de boerderij. Daar komen ze te weten waar eieren vandaan komen, hoe een koe gemolken wordt, ... Het meeste succes echter oogsten de kleine poesjes.
Niveau:
middengroep
Introductie
`
Waar komen melk en eieren vandaan? Aard van de activiteit
- De leidster en de kleuters houden een gesprek over waar melk en eieren vandaan komen. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: drinken, ei(eren), eten, graag, hoe, melk, waar, wie, …
Groeperingswijze
klassikaal
Materiaal
melk, een ei, oppervlak om iets op aan te brengen (magneet- of klittenbord, groot karton, ...)
Verloop
De leidster toont de melk en het ei aan de kleuters. Ze vraagt wie dat in de koelkast heeft thuis. Zo brengt ze een gesprek op gang over de oorsprong van melk en eieren. Ze visualiseert dit proces door middel van een schema (zie bijlage 1, uitvergroten naar A3 of groter). Suggesties: - Het is evident dat een bezoek aan een boerderij een ideaal vertrekpunt is voor deze activiteit. - De leidster laat het boekje Het ei (zie suggesties op pag. 219) aan de kleuters zien. Daarin wordt getoond hoe een ei gemaakt wordt. Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Waarom eten/drinken we dat? - Wie drinkt/eet dat graag? Wie niet? - Wie drinkt er heel veel melk? - Van waar of wie komen eieren? of: Wie legt eieren? - Van waar of wie komt de melk? of: Wie maakt de melk? - Zou dat pijn doen voor de koe/de kip om melk te maken /eieren te leggen? Waarom wel/niet? - Wat gebeurt er met de melk/de eieren als de boer ze gemolken/geraapt heeft? Houdt hij die allemaal zelf? - Waar koopt jullie mama melk/eieren? - …
216
VERHALEN
08 Voorbeeld-Realis207-241
09-12-2003
19:34
Pagina 217
(Zwart/Process Black Plaat)
Kern Vertellen Aard van de activiteit
De leidster vertelt het verhaal aan de kleuters.
Groeperingswijze
klassikaal
Verloop
De leidster vertelt het verhaal. Ze maakt gebruik van intonatie en expressie om het verhaal zo duidelijk mogelijk te maken. In het verhaal worden de begrippen ‘schuur’ en ‘stal’ door elkaar gebruikt. Omdat die twee begrippen toch een verschillende betekenis hebben, is het aangewezen steeds van een stal te spreken: koeienstal, melkstal, andere stal. Het verhaal is redelijk lang. Om de aandacht gaande te houden kan de leidster het ook visueel ondersteunen, bijvoorbeeld met Playmobil-figuurtjes: auto's, boerderijdieren, ... Er kan voor gekozen worden om het verhaal in twee delen te vertellen. Het eerste deel stopt na pag. 74 (na de eieren - voor de koeien). Als het verhaal in twee delen wordt verteld, kan eventueel ook de introductie in twee delen opgesplitst worden: eerst een gesprekje over de eieren, dan het eerste deel van het verhaal, vervolgens een gesprekje over de melk, en dan het tweede deel van het verhaal.
Uitbreidingsactiviteit: Boerderijmaquette Aard van de activiteit
- De kleuters reconstrueren het verhaal aan de hand van boerderijfiguren en een maquette die ze zelf maken. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: achter, gro(o)t(er), hoe, hoeveel, kip, klein(er), koe, meer, minder, naast, poesjes, staan, stal, veel, waar, weitje, zijkant, …
Groeperingswijze
groepje van vijf à zes kleuters
Materiaal
grote plaat om een maquette op te bouwen, gras, stro, kiezels, hekjes, grote en kleinere dozen, boerderijfiguren (koeien, kippen, poes, tractor, boer met emmer, ...), figuurtjes die kinderen en ouders voorstellen, ...
Verloop
Aan de verteltafel wordt het verhaal gereconstrueerd, gekoppeld aan een decoropbouw. Tijdens deze reconstructie komen veel ruimtelijke aspecten aan bod (en dus veel schooltaal). Eerst gaat de leidster met de kleuters na welke dieren zich in welke ruimtes bevonden. De leidster maakt een ruwe schets op het bord of legt enkele attributen op de juiste plaats. Voor specifieke informatie kan de leidster teruggrijpen naar de tekst van het verhaal en eventueel een stukje opnieuw voorlezen. Opmerking: er zijn verschillende mogelijkheden wat de schikking van de diverse stallen betreft. Daarna gaan de kleuters zoveel mogelijk zelfstandig aan de slag. Eerst worden de ruimtes gemaakt, dan worden de dieren en personages erin geplaatst. Als afsluiting vertellen de kleuters met de figuren, onder begeleiding van de leidster, het verhaal opnieuw. Zo leren de kleuters doorheen deze activiteit ook de verschillende verhaalaspecten kennen: wie, wat, waar, ... Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Het zou misschien wel leuk zijn om de boerderij van boer Haan eens na te bouwen, dan kunnen we het verhaal opnieuw vertellen of jullie kunnen met de boerderij spelen. Weten jullie nog hoe de boerderij van boer Haan eruit zag? Zullen we nog eens luisteren? Luister goed hé. - Waar gingen de kinderen eerst naar kijken? - Waar zaten die kippen?
VERHALEN
217
08 Voorbeeld-Realis207-241
09-12-2003
-
19:34
Pagina 218
(Zwart/Process Black Plaat)
Was dat een grote wei? Hoe weet je dat? Waren er veel of weinig kippen? Wat stond er naast het weitje? X zet het kippenhok aan deze kant. Is dat juist? Vertelt het verhaal of het kippenhok links of rechts van het weitje staat? Waar gaan de kinderen dan naartoe? Moet die stal groter zijn dan het kippenhok? Waar gingen de kinderen stiekem naartoe? Waar stond die ‘poesjesstal’? Hoeveel poesjes waren er in de stal? Stonden er veel koeien in de stal? Konden de kinderen zomaar tussen de koeien lopen? Wat stond er tussen hen en de koeien? ...
Uitbreidingsactiviteit: Wat kun je maken met eieren en melk? Aard van de activiteit
- De kleuters inventariseren en sorteren gerechten met zuivelproducten. Ze spreken hiervoor hun eigen kennis, hun ouders, de leerkracht aan; raadplegen tijdschriften, tekenen, ... - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: eten, in, ijs, (platte) kaas, knippen, lekker, lijm, niet, plakken, room, vinden, waar, zitten, zoeken, ...
Groeperingswijze
klassikaal
Materiaal
briefje aan de ouders, groot blad om inventaris/collage op te maken, tijdschriften, schaar, lijm
Verloop
De leidster geeft aan de kleuters een briefje mee voor de ouders waarin gevraagd wordt dat ze een recept, naam of tekening meegeven van wat er thuis vaak gemaakt/gegeten wordt met melk en/of eieren. Kleuters waarvan de ouders niets antwoorden, kunnen deze vraag eventueel aan een andere juf stellen. In drie kolommen (ei/melk/allebei) inventariseert de leidster wat de kinderen allemaal meebrachten. Het thema ‘melk en eieren’ wordt op die manier uitgebreid naar zuivelproducten in het algemeen, dus kaas, yoghurt, room, ijs, ... Kleuters kunnen nadien in tijdschriften nog afbeeldingen van zuivelproducten of voeding zoeken waarin een zuivelproduct verwerkt is, en de collage vervolledigen. Indien de kleuters hier zelfstandig aan werken, is het nodig later in de groep nog eens op die extra zaken terug te komen bij wijze van controle. In de mate van het mogelijke worden (enkele van) deze gerechten ook meegebracht of in de klas klaargemaakt (bv. van witte yoghurt fruityoghurt maken). Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Wat hebben jullie meegebracht? - Zit(ten) daar (veel) eieren/melk in? - Eet jij dat graag? Maakt jouw mama dat vaak? Eten de anderen dat ook graag? - Heb je je mama/papa geholpen om (bv. de quiche ) te maken? Mag je dat vaak doen, helpen koken? - In welke kolom moeten we deze foto/tekening, dit woord plakken? - Wat wordt er nog van/met eieren/melk gemaakt? - Proef je de eieren/de melk nog goed? - ...
218
VERHALEN
08 Voorbeeld-Realis207-241
09-12-2003
19:34
Pagina 219
(Zwart/Process Black Plaat)
Suggesties voor prentenboeken over de boerderij, koeien, kippen, poezen - De Vlieger, E. / Productiehuis Impressant, Lusten koeien melk? Vragen van en voor kinderen over de boerderij. Mozaïek, Hasselt Informatief boek voor lagere schoolkinderen, maar leuke en interessante achtergrondinformatie voor de leidster, te meer omdat heel wat vragen en antwoorden rechtstreeks inspelen op wat de boer uit het verhaal van Dikke juffrouw Jans vertelt. In het boek staan ook foto’s, maar die zijn wat klein om in de grote groep te tonen. - Kuiper, N., Koe abc. Piramide, Amsterdam - Kuiper, N., Kip abc. Piramide, Amsterdam Twee boekjes uit een reeks van vier (konijn, varken, kip en koe) waarin de letters van het alfabet telkens in een informatief versje over het dier in kwestie zijn verwerkt. - Mettler, R., De wereld op zak. Het ei. Tilburg, Zwijsen Informatief prentenboek waarin te zien en te lezen is hoe een ei tot stand komt. - Sykes, J., Dotties kuikens. Lemniscaat, Rotterdam - Wieslander, J. & T., Nordqvist, S., Mama moe in de boom. Davidsfonds/Infodok, Leuven. - Wieslander, J. & T., Nordqvist, S., Mama moe aan de schoonmaak. Davidsfonds/Infodok, Leuven. - Wintz-Litty, J., Wat gebeurt er met mijn melk? De Vier Windstreken, Z.p. Informatief prentenboek dat ingaat op het lange proces ‘van melk tot kaas’, met als kader een verhaaltje over een koe Rosa.
VERHALEN
219
08 Voorbeeld-Realis207-241
09-12-2003
19:34
Pagina 220
(Zwart/Process Black Plaat)
Bijlage 1: Schema bij het introductie-kringgesprek
220
VERHALEN
08 Voorbeeld-Realis207-241
09-12-2003
19:34
Pagina 221
(Zwart/Process Black Plaat)
Voorbeeldverhaal 4:
De groeicake Uit: Kromhout, R., Het grote boek van Merel. Querido, Amsterdam (zie fiche 13, pag. 262) Centraal verhaalgegeven:
verwondering over het groeien van een cake in de oven
Inhoud:
Papa zet cakebeslag in de oven. Merel gaat met Alexander voor de oven zitten kijken hoe de cake groeit. Het duurt wel erg lang! Ondertussen praat Merel met papa over hoe het komt dat de cake groeit of wat er zou gebeuren als je een muis, een snoepje of Merel zelf in de oven zou stoppen.
Niveau:
middengroep
Introductie Cake bakken Aard van de activiteit
- De leidster en de kleuters maken een cake. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: bakken, bruin, gebeuren, groeien, kijken, lekker, lepel, melk, nodig, oven, proeven, suiker, veranderen, zelf, ...
Groeperingswijze
groepje van vijf à zes kleuters
Materiaal
werkbeschrijving voor het maken van cake, (ingrediënten voor) cakebeslag, kom, houten lepel, cakevorm, eventueel een mini-oven
Verloop
Algemeen Het is belangrijk dat de kleuters een idee hebben van hoe een cake gebakken wordt. Concreet De leidster trakteert de kleuters op een stukje cake. Als het enigszins mogelijk is, maakt de leidster de cake in de klas. De kleuters helpen haar. Ze geven de ingrediënten voor het cakebeslag aan, ze voegen de vooraf afgemeten hoeveelheden toe, ze roeren, gieten het beslag in de cakevorm, ... Vervolgens gaat de cake in de oven. De kleuters mogen per twee of drie om de vijf à tien minuten naar de cake in de oven kijken om het ‘groeiproces’ te volgen. Als de cake klaar is, mag iedereen natuurlijk proeven! Tijdens het bereiden van het beslag, het bakken van de cake in de oven en de traktatie houden de leidster en de kleuters een gesprekje. Als het echt niet mogelijk is de cake in de klas te bakken, moet toch geprobeerd worden om in ieder geval het beslag in de klas te maken. De leidster kan dan de gebakken cake meenemen om de kleuters het resultaat van het groeiproces te laten zien en natuurlijk om een stukje te proeven. Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Weten jullie hoe een cake er uitziet voordat hij in de oven gaat? - Welke dingen heb je nodig om een cake te maken? - Wil jij mij even de suiker, ... aangeven? - X, jij mag roeren. - Hebben jullie thuis een oven?
VERHALEN
221
08 Voorbeeld-Realis207-241
09-12-2003
19:34
Pagina 222
(Zwart/Process Black Plaat)
- Wat kun je nog meer bakken in een oven? - Hebben jullie thuis, samen met mama of papa, al eens iets gebakken? Hoe deed je dat? Hoe vond je dat? - Weten jullie wat er gebeurt met een cake in de oven? - Hoe ziet de cake eruit? - Je mag er niet aankomen. Je moet er afblijven. Je mag er alleen naar kijken. - Kijk nog maar eens naar de cake. Zie je een verschil met de vorige keer? Wat is er veranderd? Hoe zou dat komen? - De cake groeit in de oven. Zou een snoepje ook groeien als je het in de oven legt? - En, is de cake lekker? - ...
Kern Vertellen Aard van de activiteit
De leidster vertelt het verhaal aan de kleuters.
Groeperingswijze
klassikaal
Materiaal
vertelplaat ‘Merel’ (zie bijlage 1), speelgoedhond
Verloop
Voordat de leidster het verhaal vertelt, beschrijft ze kort de figuur van Merel. Dit doet ze aan de hand van de vertelplaat. Merel is een kleuter. Haar grote vrienden zijn haar vader en haar speelgoedhond Alexander. Vervolgens vertelt de leidster het verhaal. Ze vertelt de dialogen met verschillende ‘stemmen’: de stem van papa en de stem van Merel. Bovendien maakt zij gebruik van ondersteunende gebaren en mimiek. De rol van Alexander kan uitgebeeld worden door een speelgoedhond.
Uitbreidingsactiviteit: Brooddeeg Aard van de activiteit
- De kleuters observeren hoe brooddeeg uitzet. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: al, brood, gebeuren, groeien, groot, hoog, kijken, meer, oven, zien, ...
Groeperingswijze
groepje van vijf à zes kleuters
Materiaal
werkbeschrijving voor het maken van brooddeeg, (ingrediënten voor) brooddeeg, brood
Verloop
Algemeen Cakedeeg wordt groter in de oven. Brooddeeg wordt al groter buiten de oven. De kleuters kunnen dit goed observeren. Concreet De leidster heeft thuis brooddeeg gemaakt of ze maakt het deeg samen met de kleuters. Om de vijf minuten kijken de kleuters naar het deeg. De leidster houdt samen met de kleuters een gesprek over wat er met het deeg gebeurt nog voor het in de oven gaat. Na afloop laat zij de kleuters zien wat er met het deeg gebeurd is in de oven: het is een brood geworden. (zie Taal-Materiaal, activiteit 56 Experimenten onder de loep, introductie)
222
VERHALEN
08 Voorbeeld-Realis207-241
09-12-2003
19:34
Pagina 223
(Zwart/Process Black Plaat)
Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Wat moet er gebeuren voordat het deeg brood is? - Weten jullie nog wat er met het cakebeslag gebeurde? - De cake groeide in de oven. - Het brooddeeg moet ook groeien, maar niet in de oven. - Wat zien jullie in de kom? - Zien jullie het deeg groeien? - Is het deeg al hoger dan daarnet? Zie je een verschil met de vorige keer? - Wat zou er met dit deeg gebeuren in de oven? - Zou het nog meer groeien? - Vinden jullie dat het deeg op het brood lijkt? - ...
Uitbreidingsactiviteit: Groeien Aard van de activiteit
- De kleuters vergelijken dingen die ‘groeien’ met dingen die niet meer ‘groeien’. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: anders, appel, boom, boterham, groeien, groot, hoe, klein, koken, melk, nog, oven, pan, stoppen, ...
Groeperingswijze
groepje van vijf à zes kleuters
Materiaal
tekeningen van groeiende en rijzende dingen (zie bijlage 2), plak cake, boterham, appel, beker melk
Verloop
Algemeen Cakebeslag ‘groeit’ in de oven, een plak cake niet meer. Brooddeeg ‘groeit’, een boterham niet meer. De kleuters vergelijken ‘groeiende’ dingen met elkaar en ervaren dat dingen op een gegeven moment zijn ‘uitgegroeid’. Concreet De leidster wijst de kleuters op de tekeningen van rijzend cakebeslag in een oven, rijzend brooddeeg, een appel aan de boom, melk die overkookt. Al deze dingen ‘groeien’. Kunnen de kleuters uitleggen hoe deze dingen ‘groeien’? ‘Groeien’ ze op dezelfde manier? Wat is er anders? Vervolgens geeft de leidster de kleuters een plak cake, een boterham, een appel en een beker melk. ‘Groeien’ deze dingen ook nog? Waarom niet meer? Kennen de kleuters nog meer voorbeelden van ‘uitgegroeide’ dingen? Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Groeit een appel? Een appel aan de boom is eerst heel klein, maar wordt steeds groter. - Ik pluk de appel. Groeit de appel nu nog? - Als je melk te lang laat koken, kookt de melk over. De melk gaat over de rand van de pan. De melk ‘groeit’. Als je een beker melk hebt, groeit de melk dan ook nog? - Zit er meer of minder melk in de beker als je een slok neemt? - Groeit een boterham nog? Waarom niet? - Als je een boterham in de oven legt, groeit hij dan nog? - Als je heel veel eet, groei jij dan ook? - Blijf je altijd maar groeien? Of stop je op een keer met groeien? - Wat zou er gebeuren als je altijd maar bleef groeien? ...
VERHALEN
223
08 Voorbeeld-Realis207-241
09-12-2003
19:34
Pagina 224
(Zwart/Process Black Plaat)
Uitbreidingsactiviteit: Hoe groot ben jij? Aard van de activiteit
- De leidster en de kleuters houden een gesprek over hun lengte en meten zichzelf. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: even, groeien, groot, hoe, hoeveel, klas, klein, raam, tafel, wie, ...
Groeperingswijze
groepje van vijf à zes kleuters
Materiaal
groeimeter
Verloop
Algemeen Merel zou zo groot willen zijn als een reus, maar dat kan natuurlijk niet. Hoe groot zijn de kleuters eigenlijk? Concreet De leidster en de kleuters houden een gesprek over groot zijn/worden. De kleuters meten hoe groot ze zijn en vergelijken elkaars lengte. Wie is het grootst? Wie is het kleinst? De leidster vergelijkt de grootte van de kleuters met voorwerpen uit de klas. (zie Taal-Materiaal, activiteiten 41 Een toren, zo groot als jij, introductie en 43 Meten met gekleurde linten) Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Wie is de grootste? - X, ben jij groter/kleiner dan deze tafel? - Wat denken jullie, is X groter dan Y? - X, ga eens tegen het raam staan. Komt X hoger dan de vensterbank? - Hoe groot was je, toen je nog een baby was? - Ben je nu groter dan toen? Ben je dan gegroeid? - Blijven mensen groeien? Worden ze steeds maar groter? Of zijn ze op een keer uitgegroeid? - Hoe groot denken jullie te worden? - ...
Suggesties voor prentenboeken - Wat ruik ik daar? (zie Prentenboeken: fiche 22, pag. 157) - Ik wil groot zijn. (zie Prentenboeken: fiche 36, pag. 172)
224
VERHALEN
08 Voorbeeld-Realis207-241
09-12-2003
19:34
Pagina 225
(Zwart/Process Black Plaat)
Bijlage 1: Merel
VERHALEN
225
08 Voorbeeld-Realis207-241
09-12-2003
19:34
Pagina 226
(Zwart/Process Black Plaat)
Bijlage 2: Rijzende en groeiende dingen
226
VERHALEN
08 Voorbeeld-Realis207-241
09-12-2003
19:34
Pagina 227
(Zwart/Process Black Plaat)
Voorbeeldverhaal 5:
Wit Uit: Kuyper, S., Robin op school. Leopold, Amsterdam (zie fiche 22, pag. 266) Centraal verhaalgegeven:
een nieuwe, buitenlandse kleuter in de klas
Inhoud:
Robin heeft zijn arm in een mitella en denkt op school de volle aandacht van zijn klasgenoten te krijgen. Dat valt echter tegen, want alle aandacht gaat naar Alexander, een nieuwe kleuter. Dit tot groot ongenoegen van Robin.
Niveau:
oudere kleuters
Introductie Wat ging er vooraf? Aard van de activiteit
- De leidster en de kleuters houden een gesprekje over Robin. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: allemaal, brief, gebeuren, meemaken, nog, veel, vertellen, wat, weten, ...
Groeperingswijze
klassikaal
Verloop
Algemeen Het verhaal ‘Wit’ is het vijfde verhaal uit het boek Robin op school. De kleuters hebben ook de vorige verhalen gehoord en weten dus al heel wat over Robin. Concreet De kleuters en de leidster praten samen over wat Robin de vorige keer heeft meegemaakt. Aansluitend voorspellen de kleuters, aan de hand van vragen van de leidster, het vervolg van het verhaal. Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Weten jullie nog wat Robin had meegemaakt? - Wat was er met de pols van Robin gebeurd? - Wat voor een brief had Robin gekregen? - Zou Robin nu veel te vertellen hebben in de kring? - Wat zal Robin allemaal vertellen? - ...
Een nieuwe jongen in de klas Aard van de activiteit
- De kleuters spelen een situatiespel over een nieuwe kleuter in de klas. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: gang, jongen, klas, kleuter, meemaken, nieuw, prettig, raam, school, vertellen, vragen, weten, ...
Groeperingswijze
groepje van vijf à zes kleuters
Materiaal
een (levensgrote) pop
VERHALEN
227
08 Voorbeeld-Realis207-241
09-12-2003
Verloop
19:34
Pagina 228
(Zwart/Process Black Plaat)
De leidster vertelt dat het maandagochtend is en dat Robin naar school gaat. Hij wil natuurlijk graag vertellen wat hij heeft meegemaakt. Maar dan gebeurt er iets in de klas. Er is een nieuw jongetje! Leidster en kleuters praten kort over ‘een nieuwe kleuter in de klas’. Hebben de kleuters dat al eens meegemaakt? Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Is er bij ons in de klas ook al eens midden in het schooljaar een nieuwe kleuter gekomen? - Hoe vonden jullie dat? - X, jij was de nieuwe kleuter. Hoe vond jij het om in een nieuwe klas te komen? - ... Aansluitend stelt de leidster de pop voor als de nieuwe kleuter en plaatst hem aan een tafeltje met wat blokken. De leidster vertelt de kleuters dat het ochtend is en dat de kleuters nog allemaal in de gang staan. Plotseling ziet één van hen de nieuwe kleuter door het raam. De andere kleuters zijn ook heel nieuwsgierig en gluren ook door het raam of door de kier van de deur. Hoe zullen de kleuters reageren? De kleuters en de leidster gaan in de gang staan en spelen de situatie. Vervolgens brengt de leidster de pop tot leven. De kleuters stellen vragen aan de pop, die deze beantwoordt. Indien mogelijk kan natuurlijk ook een kleuter het nieuwe jongetje spelen. (zie Drama: 1 Spelen met rollen en situaties, pag. 286; 3 Spelen met (miniatuur)speelgoed, pag. 304) Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Kijk maar goed naar het nieuwe jongetje. - Zouden jullie heel hard tegen elkaar praten? - Ik denk dat jullie fluisteren. Het nieuwe jongetje mag jullie niet horen. - Willen jullie de nieuwe kleuter iets vragen? - Wat zouden jullie graag van deze nieuwe kleuter willen weten? - ...
Kern Vertellen Aard van de activiteit
De leidster vertelt het verhaal aan de kleuters.
Groeperingswijze
klassikaal
Verloop
De leidster vertelt het verhaal met stemmen en dialogen. Ze maakt het verhaal zo duidelijk mogelijk door haar stem aan de verschillende personages aan te passen.
Uitbreidingsactiviteit: I don’t understand you
228
Aard van de activiteit
- De kleuters doen ervaringen op rond het spreken in een andere taal en met gebarentaal. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: ander, begrijpen, hand, raden, spreken, verstaan, voet, vragen, wat, woord, zeggen, ...
Groeperingswijze
klassikaal/in groepjes van twee
Verloop
Algemeen In de klas van Robin zit een engelstalig jongetje. Dat is wel spannend natuurlijk, maar het
VERHALEN
08 Voorbeeld-Realis207-241
09-12-2003
19:34
Pagina 229
(Zwart/Process Black Plaat)
vervelende is dat de kleuters hem niet verstaan en hij de kleuters niet. Concreet De leidster en de kleuters houden een gesprekje over het spreken van een andere taal. Misschien zijn er wel kleuters die een andere taal dan het Nederlands spreken? Kunnen zij eens iets zeggen in die andere taal? Zijn er ook kleuters die een beetje Engels kunnen spreken? Als je iets wil vragen aan iemand en die andere persoon verstaat jou niet, wat doe je dan? Dan gebruik je je handen en voeten. Je maakt gebaren. De kleuters gaan nu doen alsof ze elkaar niet verstaan. Ze gaan proberen elkaar allerlei dingen duidelijk te maken met gebaren. De kleuters gaan per twee staan. De leidster geeft opdrachtjes die de kleuters uitvoeren. De ene kleuter maakt de gebaren en de andere kleuter raadt wat die eerste kleuter wil zeggen. Natuurlijk mogen de kleuters die moeten raden, niet weten wat de opdracht is. Mogelijke opdrachten: - Je hebt grote dorst en je vraagt iets te drinken. - Je hebt grote honger en je vraagt iets te eten. - Je wil dat de ander met jou meegaat. - Je bent moe en je wil gaan slapen. - De ander heeft een hond en jij bent bang van die hond. - Je hebt je pijn gedaan en je wil een pleister. - Je vraagt of de ander mee gaat voetballen. - ... Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Als je iets wil drinken, welk gebaar maak je dan? - Als je bang bent, wat doe je dan? - Als je wil dat ik met je meega, wat doe je dan? - Weet je niet wat X je wil zeggen? - Heb jij ook al eens iets met gebaren moeten vragen? Wanneer was dat? Toen je op reis was in een ander land? - ...
Uitbreidingsactiviteit: Met een arm in een mitella Aard van de activiteit
- De kleuters doen dingen met hun arm in een mitella. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: arm, dragen, gemakkelijk, jas, leuk, lukken, moeilijk, schoen, waarom, ...
Groeperingswijze
groepje van vijf à zes kleuters
Materiaal
mitella’s
Verloop
De kleuters doen allerlei dingen met hun arm in een mitella. Achteraf houden de kleuters en de leidster een gesprekje over hun ervaringen. Was het op deze manier moeilijk om bepaalde handelingen uit te voeren? Mogelijke opdrachten: - schoenen aan en uit doen - jas aan en uit doen - handen wassen aan de kraan - stoeltje aan een tafel zetten - een stuk fruit eten - iets drinken - ...
VERHALEN
229
08 Voorbeeld-Realis207-241
09-12-2003
19:34
Pagina 230
(Zwart/Process Black Plaat)
Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Lukt het een beetje? Kun je je jas uitdoen? - Waarom kun je je schoen niet aandoen? - Zou je het leuk vinden om net als Robin een mitella te moeten dragen? Waarom wel? Waarom niet? - Wie heeft er al eens zijn arm in het gips gehad? Wat was er toen gebeurd? - ...
Uitbreidingsactiviteit: Een hoge toren bouwen Aard van de activiteit
- De kleuters bouwen een hoge toren. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: blok, bouwen, goed, groot, hoog, kunnen, ook, ...
Groeperingswijze
klassikaal (groepjes van twee kleuters)
Materiaal
blokken
Verloop
Algemeen Alexander kan erg goed bouwen. Hij heeft een enorm hoge toren gebouwd. Zouden de kleuters dat ook kunnen? Concreet De kleuters gaan per twee zitten. Ze gaan proberen een zo hoog mogelijke toren te bouwen. Wie de hoogste toren heeft gemaakt, heeft gewonnen. (zie Taal-Materiaal, activiteit 41 Een toren, zo groot als jij) Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Is jouw toren al hoog? - Is de toren van X hoger dan die van jou? - Wie heeft de hoogste toren, X of Y? - Ben jij groter dan jouw toren? - Is de toren hoger dan jij bent? - ...
Suggesties voor prentenboeken En ik dan? (zie Prentenboeken: fiche 4, pag. 139)
230
VERHALEN
08 Voorbeeld-Realis207-241
09-12-2003
19:34
Pagina 231
(Zwart/Process Black Plaat)
Fantasieverhalen
VERHALEN
231
08 Voorbeeld-Realis207-241
09-12-2003
19:34
Pagina 232
(Zwart/Process Black Plaat)
Voorbeeldverhaal 6:
De drie beertjes Bewerkt door H.G. Hoekstra, in: Boonstra, B., De verhalentuin. Ploegsma, Amsterdam (zie fiche 29, pag. 270) Centraal verhaalgegeven:
het onderscheid tussen groot, klein en er net tussenin
Inhoud:
Dit repetitieve verhaal gaat over drie beertjes: een klein baby-beertje, een grote papa-beer en een mama-beer die niet groot is en niet klein, maar zo net er tussenin. Wanneer ze op een dag gaan wandelen, komt het meisje Goudhaartje in hun huisje terecht. Ze eet er van de pap die klaarstaat en probeert de stoeltjes en bedjes uit, maar vlucht wanneer de beertjes terugkomen.
Niveau:
jongere kleuters
Introductie De drie beertjes Aard van de activiteit
- De leidster stelt de drie beertjes voor. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: ander, beer, groot, klein, tussen, ...
Groeperingswijze
klassikaal
Materiaal
drie pluchen beertjes van duidelijk verschillende grootte
Verloop
De leidster stelt de beertjes kort voor aan de kleuters. Ze legt er de nadruk op dat het ene beertje groot is, het andere klein en dat het derde beertje niet groot en niet klein is, maar er net tussenin. Vervolgens haalt zij een aantal kleuters naar voren waarvoor hetzelfde geldt als voor de drie beertjes: ze zijn groot, klein en tussen groot en klein in. Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Dit beertje is klein. Welk beertje is groter? - Dit beertje is nog groter. Is het het grootste beertje? - Welk beertje is groter dan het ene beertje, maar kleiner dan het andere beertje? - X, kom eens naar voren. Wie is er groter dan X? - Wie is er kleiner dan X? - Wie zit er net tussen X en Y in? - ...
Kern Vertellen
232
Aard van de activiteit
De leidster vertelt het verhaal aan de kleuters.
Groeperingswijze
klassikaal
VERHALEN
08 Voorbeeld-Realis207-241
09-12-2003
19:34
Pagina 233
(Zwart/Process Black Plaat)
Materiaal
drie pluchen beertjes van verschillende grootte, drie kommen van verschillende grootte, drie speelgoedstoeltjes van verschillende grootte (of afbeelding ervan), drie speelgoedbedjes van verschillende grootte (of afbeelding ervan), meisjespop
Verloop
De leidster vertelt het verhaal en beeldt het ondertussen uit met de beertjes en de pop. Ze wijst ook telkens de voorwerpen die ter sprake komen, aan. Tenslotte probeert ze met haar stem de verschillende contrasten duidelijk te maken (bijvoorbeeld het verschil tussen de papa-, mama- en babybeer, tussen te heet en te koud, tussen te hard en te zacht, ...). (zie Drama: 3 Spelen met (miniatuur)speelgoed, Spelen met vingerpoppen, pag. 305)
Uitbreidingsactiviteit: Van klein naar groot Aard van de activiteit
- De kleuters vergelijken de afmetingen van voorwerpen met elkaar en plaatsen ze in een serie van klein naar groot. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: beer, ding, groot, klein, tussen, vinden, zoeken, ...
Groeperingswijze
groepje van vijf à zes kleuters
Materiaal
allerlei voorwerpen uit de klas, drie pluchen beertjes van verschillende grootte
Verloop
De leidster vraagt de kleuters in de klas op zoek te gaan naar voorwerpen die groter/kleiner zijn dan één van de beertjes. De kleuters gaan op zoek en vergelijken het voorwerp met het beertje. Is het inderdaad groter/kleiner dan het beertje? Als de kleuters een aantal voorwerpen hebben gevonden, worden ze op een tafel bij elkaar gelegd. De kleuters proberen deze voorwerpen nu van klein naar groot te leggen. Achteraf vraagt de leidster aan de kleuters welk voorwerp het grootste is, welk het kleinste en welke voorwerpen er tussenin zitten. (zie Taal-Materiaal, activiteit 42 Een serie bouwen van klein naar groot) Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Zien jullie dit beertje? Ga eens op zoek naar dingen die groter zijn dan dit beertje. - Is dat groter dan het beertje? Houd het er maar eens naast. - Zoek maar verder naar andere dingen die groter zijn. - Hier liggen alle dingen die jullie gevonden hebben. Ze zijn allemaal groter dan het beertje. Het beertje is het kleinste. - Welk ding is het grootste? - Welk ding is iets groter dan het kleinste beertje? - Welke dingen zitten tussen het grootste en het kleinste beertje in? - ...
Uitbreidingsactiviteit: Tafereel naspelen Aard van de activiteit
- De kleuters spelen een tafereel uit het verhaal na. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: baby, bed, beer, groot, klein, mama, papa, stappen, stoel, verschillend, zeggen, ...
Groeperingswijze
groepje van vier kleuters
Materiaal
drie kommen van verschillende grootte, drie stoeltjes van verschillende grootte, drie bedjes van verschillende grootte
Verloop
De leidster licht één tafereel uit het verhaal, bv. Goudhaartje die het huisje van de drie
VERHALEN
233
08 Voorbeeld-Realis207-241
09-12-2003
19:34
Pagina 234
(Zwart/Process Black Plaat)
beertjes binnengaat of Goudhaartje die ligt te slapen als de drie beertjes thuiskomen of Goudhaartje die wakker schrikt van de drie beertjes. De leidster geeft elke kleuter een rol. Het is een extra uitdaging als bv. de kleinste van de vier kleuters de rol van de papabeer speelt, terwijl de grootste van de vier de rol van baby-beertje op zich neemt. Eventueel maken de kleuters gebruik van het materiaal. (zie Drama: 1 Spelen met rollen en situaties, pag. 286) Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Wat zou het kleine beertje nu zeggen? - Wat zou jij ervan vinden als iemand in jouw bed sliep? - Zou jij schrikken als jij Goudhaartje was? - Hoe vond je het om mama-beer te spelen? - Met wat voor een stem zal papa-beer praten? En mama-beer? En baby-beer? En Goudhaartje? Hard of zacht, laag of hoog? - Met wat voor stappen zal papa-beer lopen? En mama-beer? En baby-beer? Met grote of kleine, met zware of met lichte stappen? - ...
234
VERHALEN
08 Voorbeeld-Realis207-241
09-12-2003
19:34
Pagina 235
(Zwart/Process Black Plaat)
Voorbeeldverhaal 7:
De verloren knoop Uit: Lobel, A., Alle verhalen van Kikker en Pad. Amsterdam, Ploegsma (zie fiche 16, pag. 263) Centraal verhaalgegeven:
knopen kunnen behoorlijk van elkaar verschillen
Inhoud:
Pad verliest tijdens een wandeling een knoop van zijn jas. Samen met Kikker gaat hij op zoek. Ze vinden allerlei knopen, maar niet de juiste. Pad houdt de gevonden knopen wel bij. Uiteindelijk vindt Pad thuis zijn eigen knoop. Om Kikker te bedanken voor de zoektocht naait Pad alle knopen op zijn jas en geeft die aan Kikker cadeau.
Niveau:
middengroep
Introductie De juiste knoop zoeken Aard van de activiteit
- De kleuters gaan op zoek naar een verloren knoop. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: ander(e), anders, dichtdoen, dik, dun, gaatje, gelijk, groot, hetzelfde/dezelfde, klein, kleur, knoop, kwijt zijn, missen, naaien, rond, vastzitten, verliezen, vierkant, vinden, zoeken, …
Groeperingswijze
klassikaal (groepjes van bijvoorbeeld vijf à zes kleuters)
Materiaal
evenveel kledingstukken als groepjes ( aan elk kledingstuk ontbreekt een knoop), een doosje met knopen per groepje (in elk doosje zit één van de ontbrekende knopen), naaigerief De leidster brengt enkele kledingstukken mee (jas, blouse, broek, truitje, …) waaraan telkens één knoop ontbreekt. Dat is knap lastig, want zo gaan jas of broek niet meer helemaal dicht. Ofwel heeft de leidster die kledingstukken zelf aan, ofwel kleedt ze de klaspop stevig aan. Dan gaan de kleuters in groepjes op zoek naar de juiste knoop in hun doosje. De kleuters komen hun knoop vergelijken met die van de kledingstukken. Naar aanleiding van de zoekopdracht en het vergelijken komen verschillende eigenschappen van knopen aan bod: de vorm, de grootte, de kleur, het aantal gaatjes, ... Telkens vindt een (ander) groepje de juiste knoop. De leidster naait minstens één knoop aan een jasje of blouse, en toont dat daarmee het probleem opgelost is. Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Hoe moet de knoop eruit zien? Kun je dat eens vertellen? Hoe weet jij dat? - Wie vindt een knoop met … gaatjes, een ... (rode/dikke/ronde/...) knoop? - Deze knoop is wel …, maar niet … - Heb je goed gezocht? Vind je geen knoop die …? - Als we de juiste knoop niet vinden, kan ik deze knoop gebruiken: hij heeft wel een andere kleur, maar is precies even groot. Dan kan ik mijn jas/… weer dichtdoen. - Hebben jullie ook knopen aan jullie jas, broek, ...? Wie kan ze al goed open- of dichtdoen? - Wat denk je: is het moelijk om een knoop aan je jas te naaien? Wie doet dat bij jullie thuis?
VERHALEN
235
08 Voorbeeld-Realis207-241
09-12-2003
19:34
Pagina 236
(Zwart/Process Black Plaat)
- Kijk, zo gaat dat. Een dunne naald (ze moet door het gaatje kunnen), een dunne draad, de draad door het oog van de naald, en dan door het gaatje en de stof en terug, en nog eens, en dan draaien, en klaar. Nu kan mijn jas/… weer helemaal dicht. - ...
Kern Vertellen Aard van de activiteit
De leidster vertelt het verhaal aan de kleuters.
Groeperingswijze
klassikaal
Materiaal
verschillende knopen zoals die in het verhaal voorkomen
Verloop
De leidster introduceert Kikker en Pad, aan de hand van een prent uit het boek. Ze maakt de kleuters heel even attent op het feit dat Kikker groen (en groot) is, en Pad bruin (en klein). Dan vertelt de leidster het verhaal. Ze baseert zich op de tekst van het verhaal. Ze ondersteunt de vertelbeurt met voorwerpen: een jasje met enkele knopen (wit, groot, rond, dik, met vier gaatjes) (eentje ontbreekt) en de knopen ‘die gevonden worden’ (een zwarte, eentje met twee gaatjes, een kleine, een vierkante, een dunne en een witte, grote, ronde, dikke met vier gaatjes). De leidster maakt tijdens het vertellen met haar stem en gelaatsexpressie duidelijk dat Pad steeds verdrietiger, zelfs bozer wordt. De leidster kan ervoor kiezen om enkele prenten te tonen, bv. de eerste (pag. 111), die van boze Pad (pag.118) en die van de blije Kikker (pag. 121). De andere prenten vallen wat klein en/of weinig duidelijk uit voor een grote klasgroep. Bovendien vormen de voorwerpen een voldoende ondersteuning voor wat verteld wordt. Het verhaal kan ook aan een verteltafel (her)verteld worden, waarbij het wordt uitgebeeld door middel van twee poppetjes. De tocht zelf en het zoeken worden nagespeeld. Ook de zes gevonden knopen worden getoond.
Hervertellen Aard van de activiteit
De leidster en de kleuters vertellen samen het verhaal.
Groeperingswijze
groepje van vijf à zes kleuters
Verloop
De leidster verwijst naar de vorige vertelbeurt (het verhaal van de verloren knoop), naar de dikke verhalenbundel, en naar de enkele prenten die ze al heeft getoond. Ze vertelt dat er nog meer prenten bij het verhaal staan. Ze motiveert kleuters om zelf te vertellen, nu ze de prenten goed kunnen zien. Voor mogelijke vragen en opmerkingen, zie bijlage 1.
Uitbreidingsactiviteit: Een jasje versieren met knopen
236
Aard van de activiteit
- De kleuters maken een knoop om op een jasje te naaien. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: dichtdoen, draad, even (groot/klein), gaatje, groot, jasje, klein, kleur, knoop, knoopsgat, naaien, passen, versieren, rond, vierkant, naald, ...
Groeperingswijze
groepje van vijf à zes kleuters
VERHALEN
08 Voorbeeld-Realis207-241
09-12-2003
19:34
Pagina 237
(Zwart/Process Black Plaat)
Materiaal
een oude jas of een zelfgemaakte jas van jute of een ander materiaal, eventueel met grote knoopsgaten, dubbellagig karton, tekengerei, schaar, priknaalden, enkele heel verschillende (wat fantasierijke) knopen op een lapje stof, naald en draad
Verloop
De leidster toont het ‘saaie’ jasje en verwijst naar het einde van het verhaal (pag. 121): een jasje wordt leuk als er veel knoopjes opstaan. Ze mogen allemaal anders zijn. De kleuters mogen nu hun ‘lievelingsknoop’ ontwerpen. Ze moeten kiezen welke kenmerken die knoop heeft: grootte, vorm, aantal gaatjes, kleur, ... De leidster helpt de kleuters de knoop uit het karton te knippen. De knoop wordt versierd. Er worden gaatjes uitgeprikt. Alle knopen worden op de jas genaaid. Deze jas blijft in de poppenhoek. De leidster kan ook wijzen op de functie van een knoop: het jasje heeft wel knoopsgaten, maar geen knopen. Het kan dus niet dicht. Kleuters kunnen aangespoord worden om (grote) knopen te maken van de gepaste afmeting. Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Hoe zouden we dit jasje minder saai, wat leuker kunnen maken? Weet je nog wat Pad zo leuk vond aan zijn jasje? Als we dit jasje nu eens vol knopen zetten? Net als het jasje van Pad. Dan kun je er in de poppenhoek mee spelen. - Kijk eens op de prent (pag. 121): er zitten overal knopen op het jasje, en allemaal andere. Eigenlijk kan iedereen zijn lievelingsknoop op deze jas zetten. - Hoe moet jouw knoop eruit zien? Welke kleur? Hoe groot? Welke vorm? Hoeveel gaatjes? - Misschien kun je een knoop namaken van je eigen rokje of broek? Hoe zien die eruit? Vind je ze mooi? Of kijk eens op het lapje stof. Vind je die knopen mooi? - Kijk, X heeft een zonneknoopje: rond, helemaal geel, twee gaatjes…: en Y heeft een vierkante knoop met drie gaatjes, precies een gezichtje, … - (indien met grote knoopsgaten) En kijk eens, hier zijn wel knoopsgaten, maar geen knopen. Probeer jij het jasje eens aan te doen. Kan je het dichtdoen? Welke knopen hebben we nodig? Wie wil die knopen maken? Hoe groot moet die knoop dan zijn? Probeer eens. Past die knoop? - …
Uitbreidingsactiviteit: De verloren knoop zoeken in de klas Aard van de activiteit
- De kleuters gaan in de klas op zoek naar een verstopte knoop. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: de/hetzelfde, de weg vinden, in het echt, juist, knoop, op papier, plattegrond, verkeerd,verliezen, verkeerd, verstoppen, volgen, zoeken, …
Groeperingswijze
klassikaal
Materiaal
eenvoudige plattegrond van de klas waarop de verschillende hoeken aangeduid staan door middel van (gekende) pictogrammen, een aantal kopies van die plattegrond met daarop telkens een ander parcours dat start en eindigt in de kring, een kopie van elk parcours De parcours kunnen variëren in moeilijkheidsgraad: van een eenvoudig parcours (bv. van kring naar poppenhoek en terug), tot een ingewikkeld parcours (van de kring naar de poppenhoek, dan rond de zandtafel, terug naar de poppenhoek, en dan naar de kring).
Verloop
1. Vertrouwd raken met een plattegrond (tweedimensionale weergave van het ingerichte klaslokaal) De leidster legt de plattegrond voor aan de kleuters en laat hen ontdekken wat erop staat. Ze wijst op de pictogrammen, die het liefst ook in de klas zelf terugkomen. Dan overloopt
VERHALEN
237
08 Voorbeeld-Realis207-241
09-12-2003
19:34
Pagina 238
(Zwart/Process Black Plaat)
ze de kaart meer in detail, onder andere aan de hand van enkele korte opdrachten. Ze legt bijvoorbeeld een blauwe knoop op de plaats van de poppenhoek, en de kleuters met een blauwe stip moeten in de poppenhoek gaan staan. Ze trekt een rode streep van de kring naar de deur en terug, en de kleuters met een rode stip moeten die weg afleggen. Kleuters worden vertrouwd met de tweedimensionele weergave van de klasruimte. Eventueel heeft deze kennismaking al vroeger plaatsgevonden. 2. Een parcours afleggen en een verloren knoop terugvinden Duo’s of trio’s kleuters krijgen een plattegrond met een parcours (afhankelijk van hun niveau). In de kring ligt een kopie van dat parcours, zodat alle kinderen kunnen volgen. Het duo/trio legt het parcours af. In de kring wordt hun tocht gecontroleerd. Wanneer de kleuters terug in de kring zijn, mogen ze even niet kijken. Een andere kleuter verstopt een knoop op een van de plaatsen waar het duo/trio geweest is. Het duo/trio legt nu zonder plan hetzelfde parcours af om de knoop te zoeken. Deze kleuters moeten dus overleggen hoe ze daarnet gelopen zijn. De klas kan eventueel ‘warm/koud’ roepen. Iets moeilijker wordt het wanneer het duo/trio op zoek moet gaan naar een knoop die voldoet aan een bepaalde omschrijving. De kleuters kunnen daarbij ‘misleid’ worden door knopen die niet aan de omschrijving voldoen. Van de juiste knoop houdt de leidster eventueel een tweede exemplaar – ter vergelijking – bij zich. Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: Bij 1: - Kijk eens hier? Wat zou dat kunnen zijn? Een kaart? Een plattegrond! Waarvan dan wel? Waarom denk je ‘een huis, de klas, …’? Kijk eens goed naar de tekeningen (pictogrammen). Herken je die niet? - X, ga jij eens aan de deur van onze klas staan. (Voor de andere kleuters:) Ik zet mijn vinger hier op de kaart. Loop nu eens naar de poppenhoek, … Kijk ik volg met mijn vinger op de plattegrond. X komt voorbij de kring, de kast, het raam, … Dat zie je ook op de kaart. - Iedereen krijgt een stip in een bepaalde kleur. Ik leg een knoop op een plek op de kaart van de klas, en de kleuters met diezelfde kleur gaan naar die plek. Iedereen moet goed kijken. Nu trek ik een streep op de kaart, en kleuters van die kleur moeten doen wat de streep ‘zegt’. - … Bij 2: - X en Y (eventueel met attribuut van Kikker en van Pad), jullie krijgen de plattegrond van de klas, en op de plattegrond staat een rode lijn. Dat is de weg die jullie moeten afleggen. Waar begint je tocht? Waar moeten jullie nu naartoe? Hoe weet je dat? - De andere kinderen van de klas moeten X en Y volgen op de plattegrond van de klas. Volgen X en Y de juiste weg? - Jullie zijn gaan wandelen, net zoals Kikker en Pad. Maar Pad verloor een knoop. Wij spelen nu eventjes dat jullie een knoop kwijt zijn. Doe je ogen eens even dicht. - Waar gaan we de knoop verstoppen? Het moet ergens op de weg zijn die Kikker en Pad (X en Y) hebben afgelegd. Z, verstop hem maar. - Pad, jij bent je knoop kwijt. Het is een grote, rode, vierkante, ... knoop met twee gaatjes, en je wil hem echt graag terug. Zoek maar. Kikker mag je helpen. Waar begon je tocht? Waar ben je dan naartoe gestapt? - Heb je je knoop gevonden? Is het de juiste? Vertel eens. Kijken jullie na of het echt wel de juiste is! - …
238
VERHALEN
08 Voorbeeld-Realis207-241
09-12-2003
19:34
Pagina 239
(Zwart/Process Black Plaat)
Uitbreidingsactiviteit: De juiste knoop bij het juiste dier Aard van de activiteit
- Terwijl ze luisteren naar het verhaal op cassette, leggen de kleuters de juiste knoop bij (een prent van) het juiste dier/de juiste ruimte. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: cassette, cassetterecorder, dier, evenveel, hoofdtelefoon, juist, knoop, leggen, plaats, ...
Groeperingswijze
kleine groepjes (afhankelijk van hoeveel kleuters er in de luisterhoek kunnen)
Materiaal
cassette(s) met het verhaal erop ingesproken (eventueel wordt op de cassette ook de opdracht toegelicht), cassetterecorder(s), hoofdtelefoon(s), de knopen die in het verhaal voorkomen, een blad (in de breedte) waarop de verschillende dieren/ruimtes uit het verhaal chronologisch voorkomen (grote weide, mus, bos, wasbeer, rivier, Pads huis)
Verloop
De kleuters beluisteren het verhaal en leggen ondertussen de juiste knoop bij de prent van het juiste dier/de juiste ruimte. Ze kunnen ook de juiste knoop tekenen. Maar dat vraagt meer tijd: de cassette moet dan af en toe gestopt worden. Aan het eind van het verhaal wordt de juiste volgorde van knopen overlopen. Zo kunnen de kleuters zelf controleren of ze de opdracht goed uitgevoerd hebben. Als ze de knopen enkel gelegd en niet getekend hebben, kunnen ze na het beluisteren van de cassette op een boekenfiche (zie bijlage 2) nog een voorgetekend jasje vullen met (het precieze aantal?) getekende knopen, en vervolgens hun appreciatie van het verhaal uitdrukken. Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Je moet heel erg goed luisteren naar de cassette, want je moet iets doen terwijl je naar het verhaal luistert. - Na het verhaal mag je de cassette niet meteen stoppen. Er wordt gevraagd of je goed geluisterd hebt, en of je gedaan hebt wat je moest doen. Je hoort wanneer je op stop mag drukken. - Je mag een boekenfiche invullen: hier staat ‘Kikker en Pad’, daar mag je je naam schrijven/stempelen. Hier mag je een jasje tekenen met (het precieze aantal) knopen. Onderaan (leidster wijst aan) mag je een gezichtje kleuren: een blij gezichtje als je het een mooi verhaal vond, een droevig gezicht als je het géén leuk verhaal vond. Dan vond je het verhaal wat saai. Niet zo leuk om naar te luisteren. - …
Suggesties voor prentenboeken over knopen, verliezen en vinden - Fanelli, S., Knoop. Amsterdam, Querido - Schubert, D., Monkie. Rotterdam, Lemniscaat (zie Prentenboeken: Voorbeeldprentenboek 4, pag. 51)
VERHALEN
239
08 Voorbeeld-Realis207-241
09-12-2003
19:34
Pagina 240
(Zwart/Process Black Plaat)
Bijlage 1: Hervertellen bundel/kaft
De leidster leest de algemene titel en toont de prent op de kaft. Alle verhalen gaan over deze twee vrienden. Wie is de kikker en wie de pad? Hoe weet je dat? Via de inhoudsopgave (welk verhaal was het nu weer?) gaat de leidster naar de juiste pagina (110).
pagina 110-111
De leidster leest de tekst pag. 110. Kijk eens naar Kikker en Pad. Er is iets aan de hand. Wat is het probleem?
pagina 112-113
Wat moet er nu gebeuren? Wat kunnen Kikker en Pad doen? De leidster leest het stukje over de grote weide, en wijst op de prent van Kikker. Kijk, Kikker heeft de knoop al gevonden. Een mooie zwarte knoop. De leidster laat de kleuters reageren. En weet je nog wat Pad met de knoop deed?
pagina 114-115
En wat gebeurt er hier? Wat vertelt de mus? Is het de juiste knoop? Wat doet Pad met de knoop? De leidster leest het stukje over het bos.
pagina 116-117
Wat gebeurt er hier? Kan de wasbeer helpen? Wat doet Pad met de knoop? En waar zijn Kikker en Pad nu? Kikker vindt nog een knoop… Zou het de goeie zijn? De leidster toont meteen pag. 118 (en bedekt pag. 119).
pagina 118-119
Kijk eens naar Pad… wat denk je dat hij zegt? De leidster herneemt de woorden van Pad p. 118, en checkt of de kleuters dat stukje begrijpen. Ze laat de kleuters om beurten even boos als Pad reageren, ook non-verbaal (op en neer springen, boze expressie). Dan toont de leidster pag. 119. Wat gebeurt er hier? Hoe voelt Pad zich nu? En tegenover Kikker?
pagina 120-121
240
VERHALEN
Wat doet Pad nu? Waar komen die knopen vandaan? Waarom doet hij dat allemaal? Kijk hier (pag. 121): hoe voelen die twee zich nu? De leidster laat de kleuters reageren als Kikker.
08 Voorbeeld-Realis207-241
09-12-2003
19:34
Pagina 241
(Zwart/Process Black Plaat)
Bijlage 2: Een boekenfiche voor ‘De verloren knoop’
Kikker en Pad: De verloren knoop Ingescande of gekopieerde/verkleinde prent van verhaal als visuele houvast A. Lobel
☺ 1
Stempel en/of naam van kind
Het stramien van deze fiche kan worden gebruikt voor om het even welk verhaal/prentenboek. De fiche kan aangepast worden aan de leeftijd van de kleuters. Zo kunnen vijfjarigen zelf een verkleind kopietje van de cover op een boekenfiche plakken, zelf de titel schrijven, tussen meer dan twee appreciatie-icoontjes kiezen, enzovoort.
VERHALEN
241
09 Voorbeeld-fantasie242-254
09-12-2003
20:27
Pagina 242
(Zwart/Process Black Plaat)
Voorbeeldverhaal 8:
Het geitje dat tot tien kon tellen Door A. Proeysen, in: Boonstra, B., De verhalentuin. Ploegsma, Amsterdam (zie fiche 29, pag. 270) Centraal verhaalgegeven:
tellen
Inhoud:
Een geitje heeft leren tellen en telt nu alle dieren dat het tegenkomt. Die vinden dat echter niet leuk en proberen het geitje te pakken. De achtervolging komt tot stilstand op een bootje. De dieren denken dat de boot zal zinken, want er mogen maar tien passagiers aan boord. Gelukkig kan het geitje tellen!
Niveau:
middengroep
Introductie Tellen is belangrijk/Drijven of zinken Aard van de activiteit
- De kleuters ondervinden dat tellen belangrijk is. De kleuters doen ervaringen op in verband met drijven en zinken. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: belangrijk, blijven, boot, boven, hoeveel, leggen, onder, op, tellen, teveel, water, zwaar, ...
Groeperingswijze
klassikaal/groepje van vijf kleuters
Materiaal
watertafel of teilen met water, bootje, voorwerpen die blijven drijven, voorwerpen die zinken, handdoeken, dweilen, plastic schorten
Verloop
Algemeen De leidster oriënteert de kleuters op het tellen. Het is ook belangrijk dat de kleuters inzicht hebben in de begrippen ‘drijven’ en ‘zinken’. Concreet Er mogen vijf kleuters aan de watertafel spelen. De leidster houdt een gesprekje met hen. Het is echter belangrijk dat alle kleuters van de klas dit gesprekje volgen. Zijn er vijf kleuters aan de watertafel? Wie kan er eens tellen of dat klopt? Zijn er kleuters die tot vijf kunnen tellen? Zijn er kleuters die tot tien kunnen tellen? Hebben ze zichzelf ook meegeteld? Waarom is het zo belangrijk dat je kunt tellen? Stel je voor dat je niet zou kunnen tellen, wat zou er dan gebeuren? De leidster zegt de kleuters dat ze later op de dag een verhaaltje zal vertellen over tellen. In de watertafel doen de kleuters ervaringen op in verband met het drijven of zinken van voorwerpen. Terwijl de kleuters met de voorwerpen bezig zijn, komt de leidster bij hen staan en stelt vragen omtrent het drijven of het zinken van de voorwerpen. Vervolgens proberen de kleuters op een bootje of op een drijvend, plat voorwerp steeds meer dingen te leggen. Hoeveel dingen kunnen erop gelegd worden zonder dat het bootje zinkt? Bij hoeveel voorwerpen gaat het bootje zinken? De leidster stelt vragen waarbij de kleuters georiënteerd worden op tellen. (zie Taal-Materiaal, activiteiten 3 Drijven en zinken en 4 Bootjes laten overvaren)
242
VERHALEN
09 Voorbeeld-fantasie242-254
09-12-2003
20:27
Pagina 243
(Zwart/Process Black Plaat)
Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Ik leg dit balletje op het water. Wat zal er gebeuren? - Het balletje blijft boven op het water liggen. - Blijft alles op het water drijven? Of gaan sommige dingen ook onder? - Wat zal er onder gaan? - Wat blijft er niet drijven? - Wat zinkt er? - Waarom zinkt dat wel/niet? - Als je thuis in het bad zit, wat blijft er dan op het water drijven? Wat blijft er niet drijven? - Blijft het washandje drijven? - Blijft een boot op het water drijven? - Hoeveel dingen liggen er op de boot? - Zou er nog een ding bij kunnen? - O nee, dat zijn teveel dingen. De boot is te zwaar. Hij zinkt. - Hoeveel dingen kunnen er op de boot zonder dat hij zinkt? - ...
Kern Vertellen Aard van de activiteit
De leidster vertelt het verhaal aan de kleuters.
Groeperingswijze
klassikaal
Materiaal
boerderijdieren (geit, kalf, koe, os, paard, varken, kat, hond, schaap, haan)
Verloop
De leidster vertelt het verhaal met passende intonatie en expressie. Ze houdt de boerderijdieren bij zich. Telkens wanneer een dier genoemd wordt, zet de leidster het voor zich in een rij. Als de dieren in het verhaal worden geteld, wijst de leidster ze telkens aan. Het verhaal zal hier en daar moeten worden aangepast wat betreft het woordgebruik (bemoeial, steiger, kajuitjongen, lichtmatroos, ankerketting, kotter, passagiers, oever, landingsplaats, ...).
Uitbreidingsactiviteit: Aftelrijmpjes Aard van de activiteit
- De kleuters zeggen aftelrijmpjes op, waarbij er telkens een kleuter afvalt. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: binnen, buiten, hoeveel, kring, opzeggen, overblijven, wijzen, woord, ...
Groeperingswijze
groepje van vijf à zes kleuters
Verloop
Algemeen Het geitje uit het verhaal vindt het heel leuk dat het kan tellen. De kleuters gaan nu ook tel-spelletjes spelen. Concreet De leidster leert de kleuters verschillende aftelrijmpjes aan en maakt hen duidelijk wat de bedoeling ervan is: bij elk woord wordt een kleuter aangewezen. De kleuter die bij het laatste woord wordt aangewezen, valt af.
VERHALEN
243
09 Voorbeeld-fantasie242-254
09-12-2003
20:27
Pagina 244
(Zwart/Process Black Plaat)
Suggesties voor aftelrijmpjes: Iene miene mutte. Tien pond grutte. Tien pond kaas. Iene miene mutte is de baas. of: Iet wiet waait weg. Met je kop in de heg. Met je kop in de sloot. Jij bent morgen dood. of: Onder het water lag een pater Hoeveel tenen had die pater? (De kleuter die wordt aangewezen bij het laatste woord, zegt een getal, bv. 3. Beginnend bij de kleuter naast de aangewezen kleuter worden er nu drie kleuters aangewezen. Kleuter nummer drie valt af.) De leidster en de kleuters gaan in een kring bij elkaar zitten en zeggen een aftelrijmpje op. De kleuter die door het aftelrijmpje als laatste wordt aangewezen, gaat buiten de groep zitten. Wie blijft er als laatste over? Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Kunnen jullie het rijmpje nu zelf opzeggen? - Bij elk woord wijs je een kleuter aan. Wijs maar mee. - Wat gebeurt er met de kleuter die als laatste wordt aangewezen? - Hoeveel kleuters zitten er nog in de kring? - Hoeveel kleuters zijn er al buiten de kring? - Wie blijft er als laatste over? - ...
Uitbreidingsactiviteit: Wie vaart er mee?
244
Aard van de activiteit
- De kleuters tellen met hoeveel ze in een ‘bootje’ zitten. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: boot, hoeveel, instappen, kleuter, tellen, vergeten, vol, zelf, ...
Groeperingswijze
klassikaal
Materiaal
stuk karton of tapijt
Verloop
De leidster legt een stuk karton of tapijt op de vloer. Dat stelt een bootje voor. Welke kleuters willen er met het ‘bootje’ mee? Eén voor één gaan de kleuters in de ‘boot’ zitten. Samen met de overige kleuters telt de leidster de kleuters die al aan boord zijn. Bij hoeveel kleuters is de boot vol? De leidster haalt er telkens een kleuter af of laat er een kleuter bij. Hoeveel kleuters zitten er dan in de ‘boot’? De leidster laat nu ook de kleuters die in de boot zitten, tellen. Vergeten zij zichzelf niet mee te tellen?
VERHALEN
09 Voorbeeld-fantasie242-254
09-12-2003
20:27
Pagina 245
(Zwart/Process Black Plaat)
Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Wie wil er mee met de boot? - Stap maar in de boot. - Hoeveel kleuters zitten er in de boot? - X, kom jij eens uit de boot. Hoeveel kleuters zitten er nu in de boot? - Kan er nog iemand bij? Is de boot al vol? - Nee X, jij kunt er niet meer bij. Jij zit niet in de boot, maar in het water. - Ben je niet iemand vergeten te tellen? Heb je jezelf geteld? - ...
Suggesties voor andere uitbreidingsactiviteiten spelletje ‘Schipper mag ik overvaren?’ (zie Taal-Materiaal, activiteit 4 Bootjes laten overvaren)
Suggesties voor prentenboeken - Een walvis in mijn bad (zie Prentenboeken: fiche 2, pag. 137) - Met 10 in het bed (zie Prentenboeken: fiche 26, pag. 161)
VERHALEN
245
09 Voorbeeld-fantasie242-254
09-12-2003
20:27
Pagina 246
(Zwart/Process Black Plaat)
Voorbeeldverhaal 9:
De koning die op de maan wilde wandelen Bewerkt door B. Boonstra, in: Boonstra, B., De verhalentuin. Ploegsma, Amsterdam (zie fiche 29, pag. 270) Centraal verhaalgegeven:
sommige dingen zijn onmogelijk, ook al ben je handig
Inhoud:
Een koning wil niets liever dan op de maan wandelen. Daarom stelt hij alles in het werk om een zo hoog mogelijke toren van kisten te laten bouwen. Wanneer de toren klaar is, begint de koning te klimmen. Hij komt echter nog één kistje te kort en nergens in het koninkrijk is nog een kistje te vinden. De koning roept naar beneden dat ze dan maar een kist onderuit de stapel moeten trekken...
Niveau:
oudere kleuters
Introductie Hemeltje lief Aard van de activiteit
- De kleuters praten over de maan en de hemel. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: donker, hoog, kijken, maan, wanneer, zien, ...
Groeperingswijze
klassikaal
Materiaal
maansikkel die kan worden opgehangen
Verloop
Algemeen De kleuters worden georiënteerd op de maan en de hemel. Concreet Voordat de kleuters in de klas komen, heeft de leidster het lokaal verduisterd. Aan het plafond hangt een maansikkel. De leidster zorgt ervoor dat de maansikkel zo hoog mogelijk hangt, zodat de kleuters er niet bij kunnen. De kleuters geven commentaar en de leidster en de kleuters houden een gesprek over de hemel en de maan. Met hemel bedoelen we hier het firmament, niet de plaats waar God woont. Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Wanneer kunnen we de maan zien? - Kunnen jullie deze maan aanraken? - Kunnen jullie de maan ‘s nachts aanraken? - Kijken jullie als het donker is wel eens naar de hemel? - Wat zien jullie dan? - Is de hemel hoog? - ...
246
VERHALEN
09 Voorbeeld-fantasie242-254
09-12-2003
20:27
Pagina 247
(Zwart/Process Black Plaat)
Kern Vertellen Aard van de activiteit
De leidster vertelt het verhaal aan de kleuters.
Groeperingswijze
klassikaal
Verloop
De leidster vertelt het verhaal. In het verhaal zitten enkele, voor kleuters moeilijke, humoristische passages. De leidster past deze aan waar nodig. Verder maakt zij het verhaal zo duidelijk mogelijk voor de kleuters, met behulp van intonatie en expressie.
Uitbreidingsactiviteit: Torens bouwen Aard van de activiteit
- De kleuters bouwen een toren. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: bouwen, gebeuren, gebruiken, groot, hoog, kunnen, nog, ook, vallen, vinden, zoeken, ...
Groeperingswijze
groepje van vijf à zes kleuters
Materiaal
materiaal om torens te bouwen
Verloop
Algemeen De mensen van het koninkrijk konden een erg hoge toren bouwen. Kunnen de kleuters dat ook? Concreet De kleuters proberen samen een zo hoog mogelijke toren te bouwen met materiaal dat ze in de klas vinden. Eerst overleggen ze samen, onder begeleiding van de leidster, hoe ze het gaan aanpakken. Het spreekt vanzelf dat de kleuters niet op stoelen en tafels mogen klimmen om de toren hoger te maken. Eventueel legt de leidster beperkingen op wat betreft het gebruik van bepaalde voorwerpen. Als de toren niet te hoog en/of te gevaarlijk is, kunnen de kleuters proberen of hij valt als je er een voorwerp onderuit trekt. (zie Taal-Materiaal, activiteit 41 Een toren, zo groot als jij) Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Jullie gaan, net als de koning in het verhaal, een zo hoog mogelijke toren bouwen. - Hoe gaan jullie dat doen? - Wat kunnen jullie allemaal gebruiken? Ga maar eens op zoek in de klas. - Heb jij nog iets gevonden om de toren hoger te maken? - Is de toren al groter dan jullie? - Wie kan er nog bij de top? - Kijk eens wat er gebeurt als je deze blok wegneemt. - Valt de toren om? - ...
VERHALEN
247
09 Voorbeeld-fantasie242-254
09-12-2003
20:27
Pagina 248
(Zwart/Process Black Plaat)
Uitbreidingsactiviteit: De koning die op de maan wilde wandelen Aard van de activiteit
- De kleuters bouwen een decor voor het verhaal. De leidster draagt een gedichtje voor. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: altijd, gebruiken, geel, hoe, maan, maken, nodig, ster, zwart, ...
Groeperingswijze
klassikaal (in groepjes)
Materiaal
allerhande knutselmateriaal om het decor van het verhaal te maken, groot doek of groot stuk zwart papier
Verloop
De toren uit de vorige activiteit kan gebruikt worden in deze activiteit. De kleuters gaan nu het decor van het verhaal maken. Hoe zou dat er nu uitzien, een toren tot aan de maan? Wat hebben de kleuters dan nog nodig? Een maan, sterren, een ‘hemel’, ... De kleuters zoeken samen met de leidster uit hoe ze dat allemaal gaan maken. De leidster biedt bv. een groot stuk zwarte stof of zwart papier aan. Hoe zullen de kleuters deze stof of dit blad papier ophangen? Eventueel schilderen enkele kleuters een groot stuk papier helemaal zwart. En nu de maan en de sterren. Hoe gaan ze die maken? De kleuters overleggen en de leidster verdeelt de kleuters over verschillende ‘werkgroepjes’: een groepje voor de maan, een groepje voor de sterren, een groepje voor de zwarte hemel, ... Het is de bedoeling dat de kleuters nadenken over wat ze gaan maken en hoe ze dat zullen aanpakken. De leidster begeleidt hen hierbij, maar biedt zo weinig mogelijk pasklare oplossingen aan. Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Hoe gaan jullie de hemel maken? - Welke kleur verf kunnen we daarvoor gebruiken? - Hoe zouden we de hemel kunnen ophangen? - Hoe kunnen we de maan en de sterren ophangen? - Ziet de maan er altijd hetzelfde uit? - Kun je altijd sterren zien? - ... Als het decor klaar is, draagt de leidster een gedichtje voor. straks ga ik de zon verstoppen onder de deken komt het donker komt de nacht waarop de hele wereld wacht komen de sterren komt de maan en ik alleen heb dat gedaan Ed Franck Uit: Kom, zei de kromme weg Clavis, Hasselt
248
VERHALEN
09 Voorbeeld-fantasie242-254
09-12-2003
20:27
Pagina 249
(Zwart/Process Black Plaat)
Uitbreidingsactiviteit: Maan, zon, sterren, kometen Aard van de activiteit
De kleuters bekijken voorwerpen en boeken in verband met ‘hemellichamen’.
Materiaal
boeken over hemellichamen, voorwerpen die ermee verband houden (bv. een constructie die de omwentelingen van de aarde rond de zon voorstelt)
Verloop
De leidster biedt in een aparte hoek in de klas allerlei boeken en materialen aan die te maken hebben met ‘hemellichamen’. Kleuters die geïnteresseerd zijn, kunnen deze dan bekijken. Als enkele kleuters met deze activiteit bezig zijn, voegt de leidster zich bij hen en houdt met deze kleuters een gesprek.
Suggesties voor prentenboeken - Welterusten... Kleine Beer (zie Prentenboeken: fiche 20, pag. 155) - De ridder die bang was in het donker (zie Prentenboeken: fiche 54, pag. 190)
VERHALEN
249
09 Voorbeeld-fantasie242-254
09-12-2003
20:27
Pagina 250
(Zwart/Process Black Plaat)
Voorbeeldverhaal 10:
Het beest met de achternaam Door A.M.G. Schmidt, in: Boonstra, B., De verhalentuin. Ploegsma, Amsterdam (zie fiche 29, pag. 270) Centraal verhaalgegeven:
klein maar dapper
Inhoud:
In het bos woont een verschrikkelijk monster, het beest Van Dalen. Pietepeut, een klein meisje, is niet bang voor het beest en luistert niet naar de waarschuwingen van de mensen. Het lelietje Van Dalen vertelt haar dat het beest gaat huilen als je droevige liedjes zingt. Zo weet Pietepeut hoe ze het beest moet vangen als ze het op een dag toch tegenkomt. Als beloning mag ze met de prins trouwen.
Niveau:
oudere kleuters
Introductie Voornaam en achternaam Aard van de activiteit
- De kleuters houden een gesprekje over voornamen en achternamen. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: achternaam, bang, beest, bloem, dier, echt, mooi, naam, ook, weten, ...
Groeperingswijze
groepje van vijf à zes kleuters
Materiaal
afbeelding van een lelietje Van Dalen
Verloop
Algemeen Het beest uit het verhaal heeft een achternaam, namelijk ‘Van Dalen’. Wat is de achternaam van de kleuters? Concreet Mensen hebben een voornaam en een achternaam. Wat zijn de achternamen van de kleuters? Hebben beesten en bloemen ook een voornaam en een achternaam? Sommige huisdieren hebben een naam. En er bestaat ook een bloemetje dat een achternaam heeft, namelijk het lelietje Van Dalen. De leidster toont een afbeelding van die bloem. De leidster gaat dadelijk een verhaal vertellen. Het beest uit het verhaal heeft een achternaam, namelijk ‘Van Dalen’. Dat beest is eigenlijk een monster. Weten de kleuters wat een monster is? De leidster legt uit dat monsters afschuwelijke beesten zijn die, gelukkig, niet echt bestaan. Ze komen alleen voor in sprookjes. Mogelijke vragen en opmerkingen: - Kun jij je voornaam eens zeggen? En je achternaam? - Hebben dieren meestal een naam? Hoe heten jullie huisdieren? - Hebben jullie huisdieren ook een achternaam? - Weten jullie wat monsters zijn? - Hoe ziet een monster eruit? Ziet het er eng uit? - Zijn jullie bang voor monsters? - Bestaan monsters echt? - ...
250
VERHALEN
09 Voorbeeld-fantasie242-254
09-12-2003
20:27
Pagina 251
(Zwart/Process Black Plaat)
Kern Vertellen Aard van de activiteit
De leidster vertelt het verhaal aan de kleuters.
Groeperingswijze
klassikaal
Verloop
De leidster vertelt het verhaal op vereenvoudigde wijze en onderbreekt regelmatig om vragen te stellen en eventueel te visualiseren. Door middel van intonatie en expressie maakt ze het verhaal zo duidelijk mogelijk.
Uitbreidingsactiviteit: Monsters tekenen Aard van de activiteit
- De kleuters tekenen en versieren monsters. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: hoe, mooi, poot, tekenen, versieren, vliegen, weten, ...
Groeperingswijze
groepje van vijf à zes kleuters
Materiaal
tekengerei, materiaal om de monsters te versieren
Verloop
De kleuters worden uitgenodigd om zelf een monster te tekenen. Ze kunnen de tekening ook versieren zodat het monster erg ‘mooi’ wordt. De kleuters mogen zelf beslissen hoe ze hun monster tekenen en hoe ze het versieren. Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Heb jij al een monster getekend? - O, wat is dat een griezelig monster! Gelukkig bestaat het niet echt. - Heeft jouw monster maar twee poten? - Wat kan jouw monster allemaal? Kan het ook vliegen? - ...
Uitbreidingsactiviteit: Droevige liedjes Aard van de activiteit
- De kleuters zingen droevige liedjes en/of luisteren naar droevige muziek. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: blij, horen, huilen, lied, raar, verdrietig, vrolijk, zingen, ...
Groeperingswijze
klassikaal
Materiaal
verschillende soorten muziek: muziek waar je droevig van wordt, muziek waar je blij van wordt
Verloop
Algemeen Het beest met de achternaam werd heel verdrietig van droevige liedjes. De kleuters ondervinden hoe muziek invloed kan hebben op hoe ze zich voelen. Concreet De leidster en de kleuters zingen of beluisteren droevige liedjes of muziek. Als alle kleuters verdrietig zijn, wordt er overgeschakeld naar vrolijke liedjes of muziek. De kleuters zijn namelijk geen ‘beesten Van Dalen’!
VERHALEN
251
09 Voorbeeld-fantasie242-254
09-12-2003
20:27
Pagina 252
(Zwart/Process Black Plaat)
Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Kennen jullie een droevig liedje? - Worden jullie verdrietig als je dat liedje hoort? - Vinden jullie het raar dat het beest met de achternaam moet huilen als hij een liedje hoort? - Kennen jullie ook vrolijke liedjes? - Zou het beest ook moeten huilen als jullie vrolijke liedjes zingen? - Zijn jullie blij als jullie zingen? - ... Voor meer informatie over werken met muziek in de kleuterklas, zie Prentenboeken: voorbeeldprentenboek 10. Er ligt een krokodil onder mijn bed!, uitbreiding, pag. 107.
Uitbreidingsactiviteit: Klein maar fijn Aard van de activiteit
- De kleuters beelden tegenstellingen uit. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: groot, klein, langzaam, licht, snel, sterk, traag, wie, winnen, zwaar, ...
Groeperingswijze
groepje van vijf à zes kleuters
Verloop
Algemeen ‘Wie niet sterk is, moet slim zijn’ en ‘klein maar fijn’. Pietepeut is dan wel klein, maar toch vangt zij het beest met de achternaam. De kleuters beelden situaties uit waarin een klein dier het opneemt tegen een groot dier en het natuurlijk wint. Concreet De leidster geeft de kleuters een rol, waarna zij per twee een situatie uitbeelden waarin de kleinste/zwakste/langzaamste het wint van de grootste/sterkste/snelste. Bv. een muis die worstelt met een olifant, een schildpad die een hardloopwedstrijd houdt met een haas, een hamster die om het hardst blaft met een hond, ... (zie Drama: 1 Spelen met rollen en situaties, pag. 286) Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Wie is groter, een muis of een olifant? - Wie is sterker, een beer of een schildpad? - Wie kan er harder lopen, een haas of een schildpad? - Wie heeft er gewonnen? Hoe komt dat? - ...
Uitbreidingsactiviteit: Achternaam
252
Aard van de activiteit
- De kleuters verzinnen (achter-)namen voor beesten en bloemen en motiveren hun keuzes. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: achternaam, beest, bloem, dier, mooi, naam, ook, ...
Groeperingswijze
groepje van vijf à zes kleuters
Verloop
Algemeen Het beest met de achternaam heet eigenlijk het beest Van Dalen. Het bloemetje met de achternaam heet eigenlijk het lelietje Van Dalen. Van Dalen is hun achternaam. Kunnen de kleuters ook voor andere beesten en bloemen een achternaam verzinnen?
VERHALEN
09 Voorbeeld-fantasie242-254
09-12-2003
20:27
Pagina 253
(Zwart/Process Black Plaat)
Concreet Andere beesten en bloemen zijn een beetje jaloers op het beest en het lelietje Van Dalen. Zij willen ook een achternaam hebben. Kunnen de kleuters voor hen ook geen (achter-)naam verzinnen? Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Welke achternaam zou jij geven aan je hond? - Je kunt misschien je eigen achternaam aan je kat geven. - Welke kleur heeft jouw hond? Noem hem dan Sloeber De Bruine. - ...
Suggesties voor prentenboeken met monsters - Max en de maximonsters (zie Prentenboeken: fiche 53, pag. 189) - Help! Er zit een monster bij de buren! (zie Prentenboeken: fiche 30, pag. 165)
Suggesties voor verhalen De opbouw en structuur van het verhaal ‘Het beest met de achternaam’ lijkt erg op die van sprookjes.
VERHALEN
253
09 Voorbeeld-fantasie242-254
09-12-2003
20:27
Pagina 254
(Zwart/Process Black Plaat)
10 Verhalenbundels255-270
09-12-2003
18:42
Pagina 255
(Zwart/Process Black Plaat)
Ve r h a l e n b u n d e l s v o o r kleuters
VERHALEN
255
10 Verhalenbundels255-270
09-12-2003
18:42
Pagina 256
(Zwart/Process Black Plaat)
Fiche 1:
Voor het eerst naar school Den Hollander, V., Voor ‘t eerst naar school. Van Holkema & Warendorf, Houten Typering
middellange tot lange, afzonderlijk te lezen verhalen die samen één geheel vormen
Inhoud
Marije mag al heel gauw naar de kleuterschool. Maar eerst gaat ze een paar keer kijken. Ze vindt het wel een beetje eng. Gelukkig is haar vriendinnetje Dorien er ook en Pieter, haar grote broer die al in de eerste klas zit. Deze verhalenbundel is een goed boek om kleuters op de kleuterschool voor te bereiden en is herkenbaar voor hen die de grote stap al gezet hebben.
Niveau
jongere kleuters
Fiche 2:
Beren Bedtijd Boek Grindley, S., Beren Bedtijd Boek. U.M. Holland, Haarlem
256
Typering
middellange, afzonderlijk voor te lezen verhalen die zo rijkelijk geïllustreerd zijn dat ze te plaatsen zijn op de overgang van prentenboek naar voorleesboek
Inhoud
Verschillende soorten beren beleven een avontuur dat kenmerkend is voor hun soort: bv. de veel-te-grote-beer ondervindt dat hij veel te groot is, de spetterbeer beleeft een avontuur met water, ... Zo passeren ook het zakbeertje, de honingpotbeer, de lappenbeer en vele andere beren de revue.
Niveau
jongere kleuters
VERHALEN
10 Verhalenbundels255-270
09-12-2003
18:42
Pagina 257
(Zwart/Process Black Plaat)
Fiche 3:
Het grote Alfie en Annie Rose verhalenboek Hughes, S., Het grote Alfie en Annie Rose verhalenboek. De Vries-Brouwers, Antwerpen Typering
korte tot middellange, afzonderlijk voor te lezen verhalen die zo rijkelijk geïllustreerd zijn dat dit boek geplaatst kan worden op de overgang van prentenboek naar voorleesboek
Inhoud
Alfie en zijn kleine zusje Annie Rose maken heel wat mee in hun dagelijkse familiesituatie, of het nu het dagelijks ontbijt is of een trouwerij voor het eerst van hun leven. De vertrouwde situaties, weergegeven in de realistische tekeningen en in de tekst zullen vele kleuters bekend voorkomen.
Niveau
jongere kleuters Andere (prenten)boeken over Alfie en Annie Rose: Alfie gaat het eerst naar binnen Alfie’s voeten Alfie geeft een hand Een avond bij Alfie
Fiche 4:
Lotte en Pieter 1, 2 en 3 Martens, C., & G. Van Cleemput, Lotte en Pieter 1, 2 en 3. Altiora, Averbode Typering
drie bundels korte, afzonderlijk voor te lezen verhalen, uitgegeven als Doremi-boeken De verhalen zijn ook uitgebracht op audiocassette, voorgelezen door F. Verdoodt.
Inhoud
Lotte en Pieter zijn broertje en zusje en beleven allerlei gewone en grappige avonturen.
Niveau
jongere kleuters
VERHALEN
257
10 Verhalenbundels255-270
09-12-2003
18:42
Pagina 258
(Zwart/Process Black Plaat)
Fiche 5:
Verhalen uit het Roezemoezebos Martens, C., & G. Van Cleemput, Verhalen uit het Roezemoezebos. Altiora, Averbode Typering
korte, afzonderlijk voor te lezen verhalen, uitgegeven als Doremi-boek
Inhoud
Afwisselende verhalen over een fee, een tovenaar, een reus, het meisje Willemientje, Sloddervos en andere dieren uit het Roezemoezebos. Elk verhaaltje is geïllustreerd met een grappige tekening.
Niveau
jongere kleuters
Fiche 6:
Mooiste Goedenacht Verhalen Scarry, R., Mooiste Goedenacht Verhalen. Zuidnederlandse Uitgeverij, Aartselaar
258
Typering
korte tot middellange, afzonderlijk voor te lezen verhalen, kleurrijk geïllustreerd
Inhoud
Grappige verhalen over de avonturen van Wim Worm en zijn dierenvrienden die aansluiten bij de leefwereld van de kleuters.
Niveau
jongere kleuters
VERHALEN
10 Verhalenbundels255-270
09-12-2003
18:42
Pagina 259
(Zwart/Process Black Plaat)
Fiche 7:
Jip en Janneke Schmidt, A.M.G., Jip en Janneke. Querido, Rotterdam Typering
korte, afzonderlijk voor te lezen verhalen, die ook zijn uitgegeven in de vijf aparte delen Jip en Janneke 1, 2, 3, 4 en 5 De eerste verhalen van Jip en Janneke werden al geschreven begin jaren vijftig. Toch zijn de verhaalthema’s voor het overgrote deel nog heel actueel. Kleuterervaringen en -avonturen blijken in veel opzichten tijdloos te zijn.
Inhoud
Jip en Janneke zijn buurkinderen die erg goed met elkaar kunnen opschieten. Zij maken dingen mee die elke kleuter wel eens zal meemaken.
Niveau
jongere kleuters
Fiche 8:
Met zonder jas Slee, C., Met zonder jas. Van Holkema & Warendorf, Houten Typering
middellange tot lange, afzonderlijk voor te lezen verhalen die samen één geheel vormen
Inhoud
In dit boek worden de lente-ervaringen en -indrukken van de tweeling Iris en Michiel weergegeven: zonder jas naar buiten, dieren die wakker worden uit hun winterslaap, vogels die een nestje bouwen en eieren leggen, lammetjes die geboren worden... Kleuters zullen vanzelf de lentekriebels krijgen bij het luisteren naar deze verhalen.
Niveau
jongere kleuters Andere boeken over Iris en Michiel: Hieperdepiep Zandtaartjes Hallo baby! Rood met witte stippen Morgen mag ik in het diepe Sneeuwman, pak me dan
VERHALEN
259
10 Verhalenbundels255-270
09-12-2003
18:42
Pagina 260
(Zwart/Process Black Plaat)
Fiche 9:
Geen háár op m'n hoofd Verroen, D., Geen háár op m’n hoofd. Leopold, Den Haag Typering
korte, afzonderlijk voor te lezen verhalen
Inhoud
Grappige verhalen waarin verschillende kleuters een rol spelen en uiteenlopende dingen meemaken.
Niveau
jongere kleuters
Fiche 10:
Hanne Panne Ponika Wille, R., Hanne Panne Ponika. Altiora, Averbode
260
Typering
middellange verhalen, versjes, liedjes, spelletjes en beeldverhalen, uitgegeven als Doremi-boek
Inhoud
Hanne leeft in een wereld waarin alles kan. Zij beleeft van alles op school, thuis met papa, op vakantie. Kleuters zullen veel van zichzelf in Hanne herkennen. De vele tekeningen ondersteunen de verhalen, versjes en liedjes en vertellen soms een heel eigen verhaal.
Niveau
jongere kleuters
VERHALEN
10 Verhalenbundels255-270
09-12-2003
18:42
Pagina 261
(Zwart/Process Black Plaat)
Fiche 11:
Wie praat daar met de poes? Bos, B., Wie praat daar met de poes? Leopold, Amsterdam Typering
middellange, afzonderlijk voor te lezen verhalen
Inhoud
Henkie en Elsje wonen vlak bij elkaar in dezelfde straat. Ze spelen heel vaak samen en beleven van alles: gewone dingen, maar ook heel bijzondere. Dingen die elke kleuter wel eens zou willen meemaken.
Niveau
middengroep Andere verhalenbundels over Henkie en Elsje: Eén april kikker in je bil Zand op je boterham Dubbeldik zand op je boterham Snap je dan niet dat dat pijn doet Kikker in je bil, die er nooit meer uit wil
Fiche 12:
Lieve dikke juffrouw Jans Vriens, J., Lieve dikke juffrouw Jans. Van Holkema & Warendorf, Houten Typering
middellange, afzonderlijk voor te lezen verhalen die één geheel vormen, telkens geïllustreerd met enkele tekeningen
Inhoud
Juffrouw Jans is een heel lieve, en zoals de titel zegt, dikke juf van de tweede kleuterklas. In het boek volgen we de kleuters van de eerste schooldag tot het schoolfeest.
Niveau
middengroep
VERHALEN
261
10 Verhalenbundels255-270
09-12-2003
18:42
Pagina 262
(Zwart/Process Black Plaat)
Fiche 13:
Het grote boek van Merel Kromhout, R., Het grote boek van Merel. Querido, Amsterdam Typering
korte, afzonderlijk voor te lezen verhalen, waarvan de eerste dertig zijn gebundeld in Het kleine boek van Merel 1, de volgende achtentwintig in Het kleine boek van Merel 2 en de laatste zesentwintig in Het kleine boek van Merel 3
Inhoud
Merel is een vrolijke kleuter. Haar grote vrienden zijn haar vader en haar speelgoedhond Alexander. De gewone dagdagelijkse voorvallen in een kleuterleven en de ijzersterke kinderlogica worden in de verhalen beschreven. De verhalen zijn niet te lang en duidelijk van structuur. Kleuters zullen zich goed kunnen herkennen in Merel.
Niveau
middengroep Andere verhalenbundels over Merel: Moet je horen met je oren Een spartelende speelgoedhond Een olifant op schoot Tijgers in de tuin Wat moet dat daar!
Fiche 14:
Elke dag kinderdag Van Houwelingen, H., Elke dag kinderdag. Kok Voorhoeve, Kampen Typering
middellange, afzonderlijk voor te lezen verhalen die samen één geheel vormen
Inhoud
Gijsbert, JanJaap en hun zusje Willemien beleven een heleboel dingen.
Niveau
middengroep Andere verhalenbundels over Gijsbert, JanJaap en Willemien: Nog even opblijven Kusje voor het slapen gaan
262
VERHALEN
10 Verhalenbundels255-270
09-12-2003
18:42
Pagina 263
(Zwart/Process Black Plaat)
Fiche 15:
109 Bedtijdverhalen Weidenbach, J. (red.), 109 Bedtijdverhalen. Casterman, Doornik Typering
korte, afzonderlijk voor te lezen verhalen van verschillende schrijvers, naar onderwerp onderverdeeld in verschillende categorieën
Inhoud
Spannende en grappige verhalen, ontroerende vertellingen, sprookjes, dierenverhalen, gedichtjes, raadsels en moppen.
Niveau
middengroep
Fiche 16:
Alle verhalen van kikker en pad Lobel, A., Alle verhalen van Kikker en Pad. Ploegsma, Amsterdam. Typering
middellange afzonderlijk te lezen verhalen, telkens met enkele tekeningen geïllustreerd.
Inhoud
Kikker en Pad zijn twee onafscheidelijke vrienden. We volgen ze doorheen de 4 seizoenen: vanaf het moment dat Pad uit zijn winterslaap ontwaakt tot Kerstmis. De verhalen zijn vaak wat filosofisch getint.
Niveau
overwegend voor de oudere kleuters, op enkele verhalen na (bv. ‘Het ijsje’, ‘De verloren knoop’, ‘Een lijst’, ‘Zwemmen’) die ook voor de middengroep mogelijk zijn.
VERHALEN
263
10 Verhalenbundels255-270
09-12-2003
18:42
Pagina 264
(Zwart/Process Black Plaat)
Fiche 17:
Vrouwtje Appelwang en tante Zuurpruim Ainsworth, R., Vrouwtje Appelwang en tante Zuurpruim. Ploegsma, Amsterdam Typering
korte tot middellange, afzonderlijk voor te lezen klassieke verhalen op de overgang van voorleesverhalen naar verhalen om zelf te lezen
Inhoud
Afwisselend geheel van verhalen over belevenissen in en rond huis en school, waarin ook fantasie een grote rol speelt.
Niveau
oudere kleuters
Fiche 18:
Het Burny Bos verhalenboek Bos, B., Het Burny Bos verhalenboek. Big Balloon, Heemstede
264
Typering
korte, afzonderlijk voor te lezen verhalen, kleurrijk geïllustreerd
Inhoud
Knofje, Michiel en oma Fladder zijn de hoofdpersonen van de verhalen in deze bundel. Zij maken zowel gewone als ongewone dingen mee. Iedereen beleeft zijn eigen (kleine) avontuur.
Niveau
oudere kleuters
VERHALEN
10 Verhalenbundels255-270
09-12-2003
18:42
Pagina 265
(Zwart/Process Black Plaat)
Fiche 19:
De leukste dierenverhalen De Groot, J., M. Bouhuys & N. Kunst, De leukste dierenverhalen. De Sfinx, Amsterdam Typering
middellange tot lange, afzonderlijk voor te lezen verhalen die hier en daar wel aangepast en (visueel) ondersteund zullen moeten worden
Inhoud
Verschillende dieren, van de otter tot de mus, van de olifant tot de slak, spelen de hoofdrol in de droevige, grappige, fantastische en spannende verhalen. Elke kleuter zal wel een favoriet dier hebben dat één of meerdere keren terugkomt in deze bundel.
Niveau
oudere kleuters
Fiche 20:
Hannes en Kaatje Diekmann, M., Hannes en Kaatje. Querido, Amsterdam Typering
korte, afzonderlijk voor te lezen verhalen, ook verschenen in vier afzonderlijk uitgegeven bundels
Inhoud
De twee kleuters Hannes en Kaatje zijn twee boezemvrienden die graag samen spelen. Dikwijls ontaardt dat in een kibbelpartij, want Kaatje is een driftkikker en Hannes “een hartstikke oen”.
Niveau
oudere kleuters
VERHALEN
265
10 Verhalenbundels255-270
09-12-2003
18:42
Pagina 266
(Zwart/Process Black Plaat)
Fiche 21:
Jubelientje leert lezen. Hagen, H., Jubelientje leert lezen. Van Goor, Amsterdam Typering
korte, afzonderlijk voor te lezen verhalen die samen één geheel vormen en te plaatsen zijn op de overgang van voorlezen naar zelf lezen
Inhoud
Verhalenbundel die voorbereidt op leren lezen. Samen met Jubelientje ontraadselen kleuters het geheim van letters en woorden.
Niveau
oudere kleuters Andere verhalenbundel over Jubelientje: Jubelientje en haar liefste oma
Fiche 22:
Robin op school Kuyper, S., Robin op school. Leopold, Amsterdam Typering
middellange verhalen die chronologisch op elkaar volgen en samen een doorlopend verhaal vormen, hoewel de meeste verhalen ook afzonderlijk voor te lezen zijn
Inhoud
Robin is een levendige kleuter met een erg lieve en leuke papa en mama. De dingen die hij zegt en meemaakt zijn op een realistische manier weergegeven.
Niveau
oudere kleuters Andere verhalenbundels over Robin: Robins zomer Robin en Suze Robin en Sinterklaas
266
VERHALEN
10 Verhalenbundels255-270
09-12-2003
18:42
Pagina 267
(Zwart/Process Black Plaat)
Fiche 23:
Verhalen van Mama Moe Nordqvist, S., Wieslander J. & T. Wieslander, Verhalen van Mama Moe. Infodok, Leuven Typering
twaalf middellange, afzonderlijk voor te lezen verhalen met kleurrijke illustraties
Inhoud
Mama Moe, een koe, en haar vriend Kraai beleven allerlei avonturen die niet zo evident zijn voor dieren, maar die voor kleuters heel herkenbaar zijn: Mama Moe wil leren fietsen, zwemmen, vliegen, naar de bibliotheek gaan, toneelspelen, ... De tekeningen ondersteunen de tekst.
Niveau
oudere kleuters
Fiche 24:
Alle verhalen van Jozefien Kwebbeleend en andere dieren Potter, B., Alle verhalen van Jozefien Kwebbeleend en andere dieren. Ploegsma, Amsterdam Typering
vier lange, afzonderlijk voor te lezen klassieke verhalen, rijkelijk geïllustreerd met aquarellen Vrijwel alle verhalen van Beatrix Potter zijn als aparte boekjes uitgegeven.
Inhoud
Jozefien Kwebbeleend, Jeremias Hengelaar, Vrouwtje Plooi en Biggetje Goedhart spelen de hoofdrol in de vertellingen die zich afspelen in en om een boerderij.
Niveau
oudere kleuters Andere verhalenbundels van Beatrix Potter: Alle verhalen van Pieter Konijn Alle verhalen van Minetje Miezemuis en andere muizen
VERHALEN
267
10 Verhalenbundels255-270
09-12-2003
18:42
Pagina 268
(Zwart/Process Black Plaat)
Fiche 25:
Gebakken moeder met spek Rood, L., Gebakken moeder met spek. Leopold, Amsterdam Typering
korte, afzonderlijk voor te lezen verhalen
Inhoud
Roosmarijn is al vijf en ze wil nog groter worden, maar dat gaat zo maar niet! Want haar vader en moeder weten alles beter. De verhalen over Roosmarijn nemen kleuters even mee uit hun eigen dagelijks leven en laten hen in de persoon van Roosmarijn dingen beleven die hen zelf niet zo snel zullen overkomen.
Niveau
oudere kleuters Andere verhalenbundels over Roosmarijn: Zuigen op je neus Torren onder de bank
Fiche 26:
De liefste opa van het land Takens, A., De liefste opa van het land. Van Holkema &Warendorf, Houten
268
Typering
middellange, afzonderlijk voor te lezen verhalen die samen één geheel vormen
Inhoud
Eefje gaat erg graag bij haar opa logeren, want bij hem is er altijd wel wat te beleven. In zeventien verhalen worden de belevenissen van Eefje tijdens haar logeerpartij bij opa verteld.
Niveau
oudere kleuters
VERHALEN
10 Verhalenbundels255-270
09-12-2003
18:42
Pagina 269
(Zwart/Process Black Plaat)
Fiche 27:
Avonturen van Saskia en Jeroen Ter Haar, J., Avonturen van Saskia en Jeroen. Van Holkema & Warendorf, Houten Typering
lange, afzonderlijk voor te lezen klassieke verhalen die ook zijn uitgegeven in drie afzonderlijke bundels
Inhoud
Voorleesverhalen over de tweeling Saskia en Jeroen die een beetje kattekwaad nooit uit de weg gaat. De verhalen zijn klassiek van aard en staan daarom soms wat verder van de leefwereld van kleuters af. Toch beleeft de tweeling nog genoeg herkenbare dingen voor kleuters van nu.
Niveau
oudere kleuters Andere verhalenbundel over Saskia en Jeroen: Meer avonturen van Saskia en Jeroen
Fiche 28:
Tommie en Lotje vinden een schat en andere lieve en stoute verhalen Vriens, J., Tommie en Lotje vinden een schat en andere lieve en stoute verhalen. Van Goor, Amsterdam Typering
lange, afzonderlijk voor te lezen verhalen die samen één geheel vormen
Inhoud
Kleine Tommie en grote zus Lotje zijn gewone kinderen die meestal lief zijn, maar natuurlijk soms ook stout.
Niveau
oudere kleuters Andere verhalenbundels over Tommie en Lotje: Tommie en Lotje, lieve en stoute verhalen Tommie en Lotje lopen weg Tommie en Lotje vangen een koe
VERHALEN
269
10 Verhalenbundels255-270
09-12-2003
18:42
Pagina 270
(Zwart/Process Black Plaat)
Fiche 29:
De verhalentuin Boonstra, B., De verhalentuin. Ploegsma, Amsterdam Typering
korte tot middellange, afzonderlijk voor te lezen verhalen van verschillende schrijvers, van diverse genres, over uiteenlopende onderwerpen, voor verschillende leeftijdscategorieën
Inhoud
Afgeronde vertellingen, volksverhalen, sprookjes over vrolijke, droevige, spannende en fantastische dingen. De talrijke illustraties ondersteunen de tekst.
Niveau
oplopend in moeilijkheidsgraad
Fiche 30:
Een olifant aan een hijskraan en andere voorleesverhalen Een olifant aan een hijskraan en andere voorleesverhalen. Big Balloon, Heemstede
270
Typering
middellange, afzonderlijk voor te lezen verhalen van verschillende bekende kinderboekenauteurs, kleurrijk geïllustreerd
Inhoud
Een olifant aan een hijskraan, een kat met een clownsneus en een varken dat trouwt, zijn enkele van de vele dieren waarmee de kinderen in dit verhalenboek avonturen beleven.
Niveau
verschillende moeilijkheidsgraad
Sprookjes
Sprookjes mogen zeker niet ontbreken in deze keuzelijst van verhalen. Er bestaan talrijke goede sprookjesboeken waarin alle bekende klassieke sprookjes van onder andere Andersen en de gebroeders Grimm terugkomen. De leidster moet er bij het vertellen van sprookjes rekening mee houden dat een aantal kleuters nog niet bekend zal zijn met de specifieke structuur en inhoud die zo eigen is aan dit genre verhalen. Verschillende culturen kennen een geheel eigen verhaaltraditie en ook sprookjes zijn vaak cultureel bepaald. Bij het vertellen dient de leidster hier rekening mee te houden. Dat impliceert niet dat (westerse) sprookjes niet behandeld mogen worden.
VERHALEN
11 Drama 271-285
09-12-2003
18:41
Pagina 271
(Zwart/Process Black Plaat)
Drama
DRAMA
271
11 Drama 271-285
09-12-2003
18:41
Pagina 272
(Zwart/Process Black Plaat)
1 Dramatisch spel in de kleuterklas Kleuters spelen graag. In hun spel betrekken ze allerlei voorwerpen en bootsen ze allerlei gebeurtenissen of personen na. Hun spel wordt dramatisch spel. Dramatisch spel gebruiken we als een verzamelnaam voor allerlei spel- en dramavormen: creatief spel, rollenspel, poppenspel, wereldspel, ... Het biedt de kleuters de mogelijkheid de wereld te verkennen en hun ervaringen te verwerken. Met hun lichaam en stem en door gebruik te maken van allerlei hulpmiddelen (voorwerpen, kleding, ...), geven de kleuters in spel vorm aan de wereld1. Omdat deze manier van vormgeven aan de wereld bepaalde cognitieve, sociale en psychomotorische eisen aan de kleuters stelt, zijn de in dit gedeelte beschreven activiteiten in principe niet geschikt voor kleuters die jonger zijn dan vier jaar. In de kleuterklas zijn er heel wat mogelijkheden om kleuters te laten kennismaken met dramatisch spel. Sommige van de mogelijkheden die in dit deel beschreven worden, zijn evident en bekend, andere zullen vrij nieuw zijn. Het dramatisch spel kan als begeleid spel en als vrij spel voorkomen. In dit bronnenboek gaan we alleen in op het begeleid dramatisch spel. Als begeleid spel kan het dramatisch spel op drie manieren vorm krijgen: a als introductie In dit geval dient dramatisch spel om de kleuters te oriënteren op en te motiveren voor datgene wat volgt. Voorbeelden hiervan zijn te vinden in het deel Prentenboeken en het deel Verhalen (bv. zie Prentenboeken: fiche 1 Dikkie Dik. Hoge kruk/Pingpongbal, pag. 136). b als kern Het dramatisch spel zelf staat hier centraal. Het dramatisch spel als kern wordt uitgewerkt in het deel Drama. c als uitbreiding Hier dient het dramatisch spel om dat wat in de kern wordt aangeboden, verder te verwerken. Voorbeelden hiervan zijn te vinden in het deel Prentenboeken en het deel Verhalen. Voor het dramatisch spel als kern zijn in het deel Drama vier spelvormen geselecteerd en uitgewerkt: 1 spelen met rollen en situaties 2 spelen met beelden 3 spelen met (miniatuur)speelgoed 4 spelen met voorwerpen In deze vier uitgewerkte spelvormen komen de belangrijkste aspecten van dramatisch spel aan bod: het imiteren van handelingen, het inleven in en uitbeelden van personen en situaties, het spelen van rollen, het samenspel, het verwerken van gevoelens en ervaringen, ... In dramatisch spel vullen humor en ernst, fantasie en werkelijkheid elkaar aan. Dergelijk spel vereist een sfeer van vertrouwen en openheid in de klas. De kleuters moeten het spel willen spelen en willen afwerken. Dat lukt alleen maar als ze zich veilig voelen en zich durven openstellen. Het begeleiden van dramatisch spel stelt dan ook bijzondere eisen aan de vaardigheden van de leidster. Aan de ene kant moet zij zorgen voor een veilige omgeving, aan de andere kant moet zij via spelimpulsen de kleuters uitnodigen om deel te nemen aan het spel. Om dit te realiseren is het belangrijk dat de groepjes waarin gewerkt wordt niet te groot zijn (maximaal acht kleuters). Tijdens het be-
1 Over de kansen tot sociale ontwikkeling die dramatisch spel biedt, verwijzen we naar: Van Den Steen, L., Sociale opvoeding. In: Kleuters & ik, nr. 4, 1988-1989 (8), pp. 7-11
272
DRAMA
11 Drama 271-285
09-12-2003
18:41
Pagina 273
(Zwart/Process Black Plaat)
geleiden en sturen houdt de leidster in het achterhoofd dat dramatisch spel niet gebruikt mag worden om waardeoordelen, gedragsnormen en beleefdheidsregels over te dragen2.
2 Doelstellingen van de uitgewerkte spelvormen 2.1 Spelen met rollen en situaties Tijdens deze activiteiten leren de kleuters vooral omgaan met rollen (bv. vader, dokter, ...) en handelingen (bv. een baby verzorgen, ...). De rol- en situatie-inleving staan centraal. De kleuters geven vorm aan hun wereld in woord, gebaar en samenspel. In het rollenspel en in het situatiespel verkennen de kleuters rollen, onderzoeken ze dagelijkse problemen en zoeken ze oplossingen voor conflicten. De kleuters onderzoeken wie ze zijn, wat er in hun concrete omgeving gebeurt, hoe mensen met elkaar omgaan. Spelen met rollen en situaties biedt de kleuters ruimte om te experimenteren. Ze kunnen vrij en onbevangen ervaringen opdoen, deze vergelijken, toetsen, verwoorden en spelen. Daarbij ontwikkelen ze en maken ze gebruik van hun fantasie, hun denkbeelden, hun expressiemogelijkheden en hun sociale vaardigheden. Een rollenspel komt vooral tot stand wanneer de rolinleving tijdens het spel centraal staat (bv. een kleuter is de bakker die brood bakt). Een situatiespel komt tot stand wanneer de klemtoon minder ligt op het verkennen van de rollen en meer op het onderzoeken van een situatie. In het situatiespel verkennen de kleuters problemen (bv. een koekendoos die te hoog staat) en conflicten (bv. gepest worden op de speelplaats) en zoeken ze naar oplossingen daarvoor. In het spel ervaren ze dat andere kleuters soortgelijke problemen tegenkomen. Door varianten en alternatieven voor problemen te bedenken en te spelen, merken ze dat de overige kleuters soms andere 'werkbare' oplossingen vinden. De kleuters voelen op deze manier aan dat ze zelf in staat zijn (hun) problemen op te lossen, ze worden mondiger en geloven meer in zichzelf. 2.2 Spelen met beelden De kleuters leren tijdens deze activiteiten spelen met lichaamshoudingen. Deze houdingen zijn als het ware beelden die iets uitdrukken. Men spreekt dan ook vaak van ‘tableaux vivants’, levende beelden. Kleuters nemen houdingen aan en over. Ze herkennen houdingen, vullen ze aan of veranderen ze. Door te spelen met lichaamshoudingen leren de kleuters hun lichaam beter beheersen, onderzoeken ze de betekenis van gebaren en handelingen bij mensen en herkennen ze gevoelens en behoeften bij personages. Beelden maken in een boeiende, bevestigende en prettige sfeer, versterkt het zelfbeeld van de kleuter. 2.3 Spelen met (miniatuur)speelgoed Spelen met (miniatuur)speelgoed wordt zelden begeleid in de kleuterklas. Het begeleiden van een dergelijke activiteit kan echter wel nuttig zijn voor kleuters die houvast nodig hebben. Zij zijn op zoek naar structuur in het spelaanbod. Ze hebben nood aan grenzen en afspraken, aan spelimpulsen van de leidster om los te komen van stereotiep gedrag. Een dergelijke activiteit biedt ook kansen om hun talige en sociale ontwikkeling te versterken. Met (miniatuur)speelgoed bouwen de kleuters een (eigen) wereld op. Zo ontstaat een wereldspel. In zo’n zogenaamd wereldspel verkennen de kleuters hun eigen omgeving
2 Meer informatie over de begeleiding van dramatisch spel vind je onder 5 Het begeleiden van het dramatisch spel.
DRAMA
273
11 Drama 271-285
09-12-2003
18:41
Pagina 274
(Zwart/Process Black Plaat)
en de hen omringende wereld in fantasie en in werkelijkheid. Ze leven zich in rollen en situaties in. Ze spelen samen, maken afspraken en treden voortdurend in en uit een rol. Binnen dit kader zijn poppen erg belangrijk. Kleuters leren zich door middel van poppen inleven in anderen. Bovendien kunnen ze op poppen hun (onderdrukte) gevoelens van angst, agressie, affectie, ... projecteren. De ervaring leert dat vooral kleuters met een niet-westerse culturele achtergrond problemen hebben om hun gevoelens op nietlevende dingen over te dragen. Vanuit de thuissituatie worden zij hierin veelal niet gestimuleerd of zijn zij vaak onvoldoende vertrouwd met het spelen met dit soort speelgoed. Daarom is het van belang dat zij binnen een veilige, begeleide klassituatie de kans krijgen op een speelse manier hiermee te leren omgaan. 2.4 Spelen met voorwerpen Voorwerpen kunnen aanleidingen zijn om tot dramatisch spel te komen. Een voorwerp is echter slechts één van de vele aanleidingen. Ook handelingen kunnen dienen als concrete spelaanzetten bij jonge kleuters. Spelaanzetten zijn in feite kleine, concrete aanleidingen om tot dramatisch spel te komen, om er rond te associëren en om er bij te fantaseren. Zo kan een lepel, een pet of een groet uitgroeien tot dramatisch spel. Twee mensen komen elkaar tegen op straat en groeten elkaar. Met een pet op zijn hoofd wordt Pedro ineens een ruiter. Met een lepel kan hij in de keuken aan de slag. De voorwerpen en handelingen blijven tijdens het spel een centrale rol vervullen. De kleuters leren de concrete spelaanzetten herkennen en gebruiken in hun spel. Deze spelaanzetten leveren zowel nonverbale als verbale spelsituaties op. De aanleidingen tot dramatisch spel zijn in dit boek niet altijd volledig uitgewerkt. Het is de bedoeling dat de leidster zelf een zo concreet mogelijk kader schept aansluitend bij de interesse en de leefwereld van de kleuters, waarbinnen het spel plaatsvindt. Het doel van zo’n kader, van een introductie op het eigenlijke spel, wordt duidelijk gemaakt in de algemene handleiding.
3 Opbouw van de activiteiten De drama-activiteiten vertonen een andere structuur dan de activiteiten in het prentenboeken- en verhalengedeelte in dit bronnenboek. De driedeling in de structuur (introductie, kern en uitbreiding) is vervangen door een tweedeling: creatief spel, gevolgd door het eigenlijke dramatisch spel (kern). a Creatief spel Creatief spel is een geheel van activiteiten dat het eigenlijke spel voorafgaat en voorbereidt. Het gaat daarbij om spel dat de bedoeling heeft de kleuters enerzijds te oriënteren op het eigenlijke dramatisch spel en ze anderzijds een aantal basisvaardigheden aan te leren. Het oriënteren van de kleuters is gericht op het losmaken en opwarmen van het lichaam en op het verhogen van de concentratie en motivatie. Het aanbrengen of in herinnering brengen van basisvaardigheden in verband met lichaamshouding, beweging, stem, inleving, ... is noodzakelijk voor het uitvoeren van de activiteiten die volgen in de kern. b Kern De kern is opgebouwd uit een geheel van verschillende kleinere activiteiten die een stijgende moeilijkheidsgraad vertonen. Bovendien valt zo’n kleinere activiteit vaak uiteen in verschillende stappen die de leidster samen met de kleuters zet. De activiteiten vertonen een opbouw die bij een eerste gebruik van het materiaal best zo goed mogelijk gevolgd wordt. Ook dit is een belangrijk verschil met de rest van de activiteiten
274
DRAMA
11 Drama 271-285
09-12-2003
18:41
Pagina 275
(Zwart/Process Black Plaat)
in dit bronnenboek. Toch is het niet de bedoeling dat de leidster alle activiteiten na elkaar uitvoert. Iedere activiteit vormt een op zichzelf staand dramamatisch spel. De leidster kiest een activiteit die aansluit bij de interesse van de kleuters. Omdat de activiteiten een stijgende moeilijkheidsgraad vertonen, zullen niet alle activiteiten voor alle kleuters geschikt zijn. Hoe ver een leidster met haar groep kleuters kan gaan in deze opbouw zal afhankelijk zijn van de spelervaring en de leeftijd van de kleuters. Naarmate de leidster meer vertrouwd is met spelvormen en de kleuters meer speelvaardigheid en -vertrouwdheid bezitten, kan er losser en creatiever met de activiteiten omgesprongen worden. Het uiteindelijke doel is dat de leidster één activiteit uit het geheel neemt, aanpast aan haar doel en aan de omstandigheden in de klas (zie 6 Verrijken en verruimen van het dramatisch spel), en deze zelf introduceert bij de kleuters. Een voorbeeld: De leidster besluit een rollenspel met vier kleuters te spelen rond het sprookje ‘Roodkapje’ (rollen: grootmoeder, Roodkapje, jager en wolf). Het rollenspel kan geïntroduceerd worden door het sprookje nog eens te vertellen. Hoe de leidster het rollenspel zelf vorm kan geven, vindt ze in 1 Spelen met rollen en situaties. De eerste stap is de kleuters de rollen te laten verkennen (zie Ik word iemand anders, pag. 289). Vervolgens kan het rollenspel gespeeld worden volgens het model beschreven in Iedereen speelt mee, pag. 293. Het rollenspel wordt met een gesprekje afgesloten (zie 5.2 Het begeleiden van een nagesprek). De activiteiten hebben geen uitbreiding, wat bij Prentenboeken en Verhalen wel het geval is, omdat een verdere verwerking van het dramatisch spel, met uitzondering van een nagesprek, niet nodig is. Het verwerken van ervaringen gebeurt in het dramatisch spel zelf.
4 Moeilijkheidsgraad van het spel bij kleuters De activiteiten in de verschillende spelvormen vertonen een opbouw in moeilijkheidsgraad. De ervaring met betrekking tot dramatisch spel van elke kleuter is echter anders. Wat voor de ene kleuter een gemakkelijke spelopdracht is, zal voor een andere een lastige klus zijn. De leidster zal dan ook haar begeleidingsvaardigheid moeten gebruiken om een activiteit te vertalen naar de verschillende kleuters toe (zie 5 Het begeleiden van het dramatisch spel en 6 Verrijken en verruimen van het dramatisch spel). Het is belangrijk dat de leidster niet van alle kleuters hetzelfde resultaat verwacht. De ene kleuter zal meer in het spel opgaan dan de andere. Dit geldt niet alleen binnen eenzelfde leeftijdsgroep, maar ook over de verschillende leeftijden heen. De activiteiten voor oudere kleuters kunnen dan ook met vierjarigen uitgeprobeerd worden, terwijl de activiteiten voor de vierjarigen ook bruikbaar zijn bij de oudste kleuters. Het is dan echter aan de leidster om de activiteit en haar verwachtingen omtrent het resultaat van de activiteit, aan te passen aan de leeftijd van de kleuters. Onze doelgroep is in principe kleuters tussen 4 en 6 jaar, maar sommige vormen van dramatisch spel zijn ook bruikbaar bij jongere kleuters. De moeilijkheidsgraad van elke activiteit zal dus door de leidster moeten worden bekeken en, indien nodig, aangepast. Door onderstaande aspecten van moeilijkheid aan te passen, kan de leidster een spelopdracht makkelijker of moeilijker maken. 4.1 Van eenvoudige naar meer complexe spelsituaties Eenvoudige spelsituaties zijn spelen waarin de kleuters slechts met één aspect van het dramatisch spel bezig zijn, bijvoorbeeld: - het nabootsen van enkelvoudige handelingen - het zoeken naar een passend geluid bij een dier - een kort antwoord geven op een telefoonoproep
DRAMA
275
11 Drama 271-285
09-12-2003
18:41
Pagina 276
(Zwart/Process Black Plaat)
Complexe spelsituaties zijn spelen waarin de kleuters rekening houden met meerdere aspecten in het dramatisch spel, bijvoorbeeld: - de eigen rol - een dialoog - het samenspel met anderen - het gebruiken van een aantal voorwerpen en verkleedkleren - het gebruiken van de ruimte - ... De leidster vertrekt vanuit eenvoudige spelsituaties. Naarmate de kleuters meer ervaring hebben, worden de spelsituaties complexer. 4.2 Van individueel spel, via duospel, naar samenspel met meerdere spelers Hoe jonger de kleuters zijn, hoe meer ze nog op het eigen spel gericht zijn. Hoe ouder de kleuters worden, hoe meer ze in staat zijn om ook anderen te betrekken in hun spel. Echte vormen van samenspel (bv. vader en moeder verzorgen samen de baby) met eigen afspraken (bv. deze pop is de baby, die schoenendoos is het bedje van de baby) zullen pas vanaf 5 à 6 jaar goed op gang komen. 4.3 Van gesloten naar open spelopdrachten Vaak zien we bij jonge kleuters dat ze zich veiliger voelen in korte gesloten spelopdrachten waarin de leidster het spel van de kleuters duidelijk omschrijft. De leidster bepaalt daarom in eerste instantie de hele spelsituatie. Naarmate de kleuters meer ervaring hebben, zal de leidster merken dat de kleuters gemakkelijker van de opdracht los komen. Kleuters zullen gaandeweg meer en gemakkelijker gaan improviseren. Geleidelijk ontwikkelen ze hun vaardigheden in dramatisch spel en zijn ze in staat om met meer open spel-opdrachten om te gaan. 4.4 Van erg ingekaderd naar een los kader Een spelopdracht die op een natuurlijke wijze voortvloeit uit of aansluit bij een kader, is motiverender voor de kleuters dan een spelopdracht die niet ingekaderd is en als het ware uit de lucht komt vallen. Als een kleuter gemotiveerd is voor een spelopdracht, zal hij zijn best doen om die spelopdracht tot een goed einde te brengen, zelfs al is die spelopdracht vrij moeilijk. Zo kan een moeilijkere activiteit toch toegankelijk worden gemaakt door de motivatie van de kleuters te verhogen. Wat wordt nu precies verstaan onder een kader? Een kader is niets anders dan een situatie waarin de spelopdracht een functie krijgt of een verhaal waarvoor het zinvol wordt om de spelopdracht uit te voeren. De leidster creëert die situatie of vertelt dat verhaal en betrekt de kleuters erbij. Het inkaderen van activiteiten dient dus om de motivatie of betrokkenheid van de kleuters te vergroten. Een voorbeeld van ingekaderde activiteiten is te vinden in 4 Spelen met voorwerpen. Hierin maakt de leidster van haar klas een televisiestudio en treedt zij zelf op als T.V.presentatrice. Zij koppelt aan die situatie het verhaal van de T.V.-kok die verdwenen is. Dit kader motiveert de leerlingen om te spelen met de keukenvoorwerpen en om van dit spel te komen tot een echt rollenspel. In 2 Spelen met beelden zijn de meeste activiteiten daarentegen niet ingekaderd. De kleuter krijgt niet echt een reden om een bepaald beeld te vormen. Het is hier aan de leidster om een kader te scheppen voor deze activiteiten. Bij het maken van een beeld bij een prentenboek ligt het kader voor de hand. Bij andere beelden kan de leidster zelf een verhaal verzinnen.
276
DRAMA
11 Drama 271-285
09-12-2003
18:41
Pagina 277
(Zwart/Process Black Plaat)
5 Het begeleiden van het dramatisch spel Het begeleiden van het dramatisch spel is een belangrijk middel waarover de leidster beschikt om de moeilijkheidsgraad van een activiteit aan te passen aan het niveau van de kleuters en om de motivatie van de kleuters te verhogen. 5.1 Leiden, begeleiden en meespelen De leidster kan het dramatisch spel van de kleuters op drie manieren mee vorm geven: leiden, begeleiden of meespelen. De drie vormen verschillen in de mate waarin de leidster zelf betrokken is bij het dramatisch spel van de kleuters. Bij het leiden staat de leidster buiten het spel, maar bepaalt ze het spel in zeer sterke mate. Bij het begeleiden staat de leidster met een voet in het spel van de kleuters. Bij het meespelen speelt ze mee met de kleuters. Bij het leiden van een spelvorm doet de leidster voornamelijk een beroep op de volgende aspecten: - structureren van het spel De leidster structureert het dramatisch spel samen met de kleuters door bijvoorbeeld de grenzen van de speelruimte aan te duiden ("Dit is de eettafel, hier is het fornuis in de keuken, ..."). - geven van een spelopdracht De leidster geeft een duidelijke spelopdracht aan de kleuters. Ze omschrijft de situatie, verduidelijkt de rollen en de eigenschappen van de personages, ... Bv. 1 Spelen met rollen en situaties, Om middernacht in de speelgoedwinkel, pag. 290: “Jij bent de speelgoedsoldaat die levend wordt. De soldaat begint te marcheren. Hij loopt met grote passen rond. Hij gooit zijn armen naar voren.” De leidster kan bovendien voordoen hoe een rol gespeeld kan worden. - geven van signalen De leidster maakt duidelijke afspraken met de kleuters over het verloop van het spel. Ze spreken een duidelijk signaal af om het begin en het einde van het spel en om een eventuele tussenkomst van de leidster in het spel aan te geven. Bij het begeleiden van een spelvorm doet de leidster voornamelijk een beroep op de volgende aspecten: - samen zoeken De leidster en de kleuters zoeken in een gesprek samen naar andere manieren van spelen, naar varianten, naar oplossingen voor bepaalde problemen, ... - geven van spelimpulsen De leidster kan via korte tussenkomsten in het spel van de kleuters een nieuwe impuls, een andere wending aan het spel geven. Bv. 3 Spelen met (miniatuur)speelgoed, Twee poppen, pag. 306: De leidster neemt als vingerpop deel aan het spel van de kleuters. Ze vraagt of de kleuters haar hond hebben gezien. Zijn de vingerpoppen bang van honden? - begeleiden van een nagesprek De leidster en de kleuters beschrijven wat ze gezien, gevoeld, gehoord, beleefd hebben, ... (zie 5.2 Het begeleiden van een nagesprek, pag. 278) Meespelen met kleuters is niet zo gemakkelijk. Soms is er drempelvrees omdat de leidster vreest het spel van de kleuters te sterk te bepalen of omdat ze zelf niet zo gemakkelijk speelt (met kleuters). De leidster kan op verschillende niveaus meespelen. Toch is het belangrijk om daarin een keuze te maken. De verschillende niveaus worden geïllustreerd aan de hand van de spelactiviteiten in 4 Spelen met voorwerpen. Die niveaus zijn: - spelen van een zeer bepalende rol De leidster speelt bv. de T.V.-presentatrice die de T.V.-kok begeleidt. - spelen van een tussenrol
DRAMA
277
11 Drama 271-285
09-12-2003
18:41
Pagina 278
(Zwart/Process Black Plaat)
De leidster speelt bv. de ober in de restaurant-scène bij de klant en de kok. - spelen van een weinig bepalende rol De leidster speelt bv. één van de kleuters die aan tafel zitten te eten. 5.2 Het begeleiden van een nagesprek Bij elk dramatisch spel -hoe kort dit ook is geweest- hoort een nagesprek. In een nagesprek worden onder andere de volgende vragen beantwoord: - Hoe ervaarden de spelers (kleuters) hun spel? - Hoe hebben de kijkers (kleuters) het spel meebeleefd? - Wat is er tijdens het spel gebeurd? - Wat hebben de kleuters tijdens het spel opgemerkt? De leidster beperkt haar rol in het nagesprek tot het stellen van vragen en het geven van beschrijvingen (“Ik heb gezien dat jij viel, vader deed de afwas, ...”). Bij het geven van deze beschrijvingen kan het helpen om vooral de rol te benoemen in plaats van de kleuter (bv. “De vader roert in de pap” in plaats van “Jeroen roert in de pap”). De leidster geeft geen waardeoordelen. (Niet: “Dat is mooi! Dat is niet goed! Dat kan niet!, ...”) Dramatisch spel heeft nooit de bedoeling om gedragsnormen en beleefdheidsregels aan te leren. Waardeoordelen, normen en beleefdheidsregels zijn bij dramatisch spel misplaatst. Kritiek op dit terrein bederft vaak het plezier en de motivatie van kleuters. Nemen we als voorbeeld 4 Spelen met voorwerpen, waar de kleuters met een lepel, pan en bord in de keuken aan de slag gaan. In dit geval bevinden we ons duidelijk op het terrein van de eetcultuur. In het nagesprek en tijdens het spel is het nodig om voldoende respect te hebben en te tonen tegenover verschillen in eetcultuur. Tussen de kleuters (en hun respectievelijke gezinnen) kunnen er overigens wat dit betreft heel wat verschillen zijn. Belangrijk is het ontstaan van een spel-gesprek-spel-gesprek-ketting. Naarmate de kleuters meer ervaring hebben, kan de leidster als volgt te werk gaan: Een situatie wordt gespeeld. Een kort nagesprek levert enkele verruimende mogelijkheden op, die vorm krijgen in een volgend spel, gespeeld door andere kleuters. Opnieuw volgt een kort nagesprek dat op zijn beurt weer nieuwe suggesties kan opleveren. Vervolgens gaan weer andere kleuters spelen. Een dergelijke ketting heeft enkele voordelen: - de kleuters komen dikwijls aan bod in spel en gesprek - de kleuters leren het gedrag van anderen observeren - de kleuters vertellen wat ze gezien hebben - de kleuters wisselen hun eigen (spel)ervaringen uit - de kleuters leren over het spel nadenken - de kleuters ervaren dat taal, handeling, rol, inleving, ... samenhangen Het dramatisch spel en ook het nagesprek bieden de kleuters de mogelijkheid te experimenteren. Binnen de grenzen van het spel kunnen ze fantaseren, zich inleven in rollen en situaties, ... Kortom, er is heel veel mogelijk.
6 Verrijken en verruimen van het dramatisch spel 6.1 Het verrijken van het dramatisch spel De leidster kan een gespeelde of besproken spelsituatie opnieuw interessant maken door er nieuwe elementen aan toe te voegen. Het dramatisch spel kan verrijkt worden door: - een kleuter een kledingstuk te laten aantrekken of door meer en andere voorwerpen
278
DRAMA
11 Drama 271-285
09-12-2003
18:41
Pagina 279
(Zwart/Process Black Plaat)
aan te bieden - de spelgrenzen duidelijker te bepalen (“Dit is de tafel in de woonkamer, dit is het fornuis in de keuken, ...”) - nieuwe personages toe te voegen aan de situatie - een nagesprek te houden waarin nieuwe ideëen, ervaringen, gevoelens, ... naar voren komen 6.2 Het verruimen van het dramatisch spel De leidster kan een gespeelde of besproken situatie opnieuw interessant maken door spelelementen te wijzigen. Op die manier ontstaan varianten van een bestaand spel. Deze varianten ontstaan in een gesprek met de kleuters of op suggestie van de leidster. Door een spelsituatie te verruimen met vragen vanuit de spelelementen (“Wat kan het personage in die situatie nog meer doen?”), ontstaan er duizend-en-één varianten op het spel. Een voorbeeld: Op een eenvoudige situatie als ‘moeder maakt het eten klaar en vader komt meehelpen’, kan oneindig gevarieerd worden. Het bevragen van de spelelementen levert telkens nieuwe antwoorden op, die de basis vormen voor een nieuw spel. De spelelementen die gewijzigd kunnen worden, zijn: - Waar? (plaats, ruimte) Waar speelt de situatie zich af? Op hoeveel plaatsen? Waar maken moeder en vader het eten klaar? (Thuis, in de keuken, op school, een picknick in het bos, in een grote keuken, een kleine keuken, op de maan, ...) Kunnen ze dat ook nog ergens anders doen? - Wanneer? (tijd) Wanneer speelt de situatie zich af? (‘s morgens, ‘s avonds, in het weekend, midden in de nacht, in het verleden, in de tijd van ridders, in de toekomst, ...) Hoeveel tijd hebben vader en moeder om het eten klaar te maken? Weinig? Dan moeten ze zich haasten... - Wie? (rollen, personages) Wie zijn de personen in de situatie? Kunnen we vader en moeder vervangen door andere personages? Wie kan allemaal de plaats van vader en moeder innemen? (grote broer en grote zus, een moederreus en een vaderreus, een boer en een boerin, een kok en een kokkin, ...) - Hoe? (emoties en gevoelens) Hoe zijn de personages in die situatie? Welke gevoelens of karakters hebben de personages? Vinden moeder en vader het fijn om het eten klaar te maken? Hoe drukken ze dat uit? Waaraan merk je dat ze het fijn vinden? Hoe is de gelaats- en bewegingsexpressie van de personages? Hoe gebruiken de personages taal en stem? (blij, al zingend het eten klaarmaken, elkaar bevelen toeroepen tijdens het eten koken, ...) - Wat? (handelingen, dialogen) Wat doen de personages in die situatie? Wat maken moeder en vader klaar? Wat hebben ze daarvoor nodig? Waarmee zullen ze het klaarmaken? Wat kunnen ze nog doen? Kunnen ze enkel dit doen? Wat zeggen moeder en vader tegen elkaar? Wat kunnen ze nog meer zeggen? - Waarom? (motieven) Waarom maken moeder en vader het eten klaar? (omdat het feest is, omdat na zonsondergang een ramadanmaaltijd volgt, omdat de kleuters snel naar school moeten, omdat ze straks hun broodjes inpakken om op reis te gaan, omdat er straks bezoek komt, ...)
DRAMA
279
11 Drama 271-285
09-12-2003
18:41
Pagina 280
(Zwart/Process Black Plaat)
Door vragen te stellen over de spelelementen ontstaat het dramatisch spel. De spelelementen vormen de leidraad bij het spelen. Ze zijn enerzijds een handig observatieinstrument voor de leidster om naar het spel van de kleuters te kijken. Anderzijds zijn ze een werkbaar instrument om nieuwe impulsen te geven aan het spel van de kleuters. De leidster moet deze spelelementen voortdurend in haar achterhoofd houden als ze kijkt naar of vorm geeft aan dramatisch spel. Het variëren van de spelelementen stelt de leidster in staat om het dramatisch spel aan te passen aan de klassituatie en aan de behoeften van de kleuters. Door één spelelement te wijzigen kan een hele nieuwe wereld geopend worden. Verandert het huis in een kasteel, dan verandert de hier-en-nuwereld in een fantasiewereld. Door het dramatisch spel te verrijken en te verruimen ontstaan steeds nieuwe spelmogelijkheden. Het is op deze manier dat de uitgewerkte drama-activiteiten een echte bron van nieuwe activiteiten worden. Ook bij het vormgeven van de nagesprekken spelen de spelelementen een rol. In de nagesprekken zoeken de leidster en de kleuters samen hoe een bepaalde rol gespeeld werd, wat het personage deed en waarom hij dat deed. Ze zoeken ook hoe dit anders kan. Later speelt een andere kleuter namelijk diezelfde rol, maar dan op een andere manier.
7 Dramatisch spel in prentenboeken en verhalen: spelen met verhalen In dit bronnenboek worden veel mogelijkheden om met verhalen te spelen vermeld en uitgewerkt. In het deel Drama wordt ook voortdurend verwezen naar het gebruik van verhalen en prentenboeken. We zetten een aantal manieren van spelen met verhalen nog eens op een rijtje. 7.1 Vertellen op veel manieren Het vertellen van verhalen of prentenboeken kan op vele manieren gebeuren. Hoe men beslist te vertellen, kan het dramatisch spel dat erop volgt sterk beïnvloeden. De wijze waarop verteld wordt, geeft in feite al richting aan de manier waarop de kleuters het verhaal kunnen spelen. Zo kan het vertellen met een drietal prenten aanleiding geven tot drie ‘tableaux vivants’ of tot een beeldverhaal (zie 2 Spelen met beelden, pag. 296), tijdens het verhaal gebruik maken van voorwerpen kan naderhand het spelen met voorwerpen stimuleren, enzovoort. Hieronder worden een aantal manieren van vertellen aangegeven. -
vertellen met prenten/tekeningen vertellen met geluiden, klanken of klanknabootsende woorden vertellen met stemmen en dialogen vertellen met voorwerpen vertellen met gebaren en bewegingen vertellen vanuit een gekozen emotie of bepaalde gevoelens vertellen vanuit een rol vertellen met een pop vertellen terwijl de leidster tekent
Deze verschillende manieren van vertellen kunnen afzonderlijk of gecombineerd voorkomen. In de voorbeeldprentenboeken en -verhalen wordt de combinatie van verschillende manieren meestal aangegeven door de suggestie om het vertellen te ondersteunen met intonatie, mimiek en gebaren. Deze en andere manieren van vertellen vindt de leidster in onder andere onderstaande voorbeeldprentenboeken. - vertellen met stemmen en dialogen: ‘De groeicake’ (voorbeeldverhaal 4)
280
DRAMA
11 Drama 271-285
09-12-2003
18:41
Pagina 281
(Zwart/Process Black Plaat)
‘Wit’ (voorbeeldverhaal 5) ‘De drie beertjes’ (voorbeeldverhaal 6) - vertellen met voorwerpen: Luie Wammes (voorbeeldprentenboek 5) ‘Lopen in een grote regenplas’ (voorbeeldverhaal 1) ‘De drie beertjes’ (voorbeeldverhaal 6) ‘Het geitje dat tot tien kon tellen’ (voorbeeldverhaal 8) - vertellen met gebaren en bewegingen: Nieuwsgierige Lotje (voorbeeldprentenboek 6) Hennie de heks (voorbeeldprentenboek 7) Er ligt een krokodil onder mijn bed! (voorbeeldprentenboek 10) Een ijsbeer in de tropen (voorbeeldprentenboek 11) - vertellen met een pop: Hennie de heks (voorbeeldprentenboek 7, uitbreiding: Een kleurrijke straat) Ook in Taal-Materiaal komen bovenstaande manieren van vertellen aan bod. Een overzicht: - vertellen met prenten/tekeningen: activiteit 6 Iets verstoppen in de zandbak, uitbreiding: Knuffel onder het zand activiteit 45 Wegen met een keukenweegschaal, introductie: Grote smurf ontploft - vertellen met geluiden: activiteit 14 Geluid herkennen, introductie: Geluiden op straat - vertellen met voorwerpen: activiteit 9 Spelen met klei, introductie: Het kleimannetje - vertellen met een pop: activiteiten 1 Flessen vullen en 2 Flessen vullen tot aan een streep,introductie: De onhandige klaspop activiteit 30 Plannen nabouwen met rollen en plankjes, introductie: De koning wil een feest (poppenkast) Niet enkel de leidster kan vertellen, ook de kleuters zelf kunnen vertellen. De kleuters verzinnen dan op het moment zelf hun verhaal. Voor sommige kleuters is dit niet zo gemakkelijk. Die kleuters hebben steun nodig. Ze hebben een houvast nodig om hun verhaal aan op te hangen. De leidster zorgt daarom voor een soort aanzet van waaruit de kleuters hun verhaal kunnen vertellen. De kleuters zitten bij voorkeur in een kring en krijgen elk om de beurt de gelegenheid om iets te vertellen vanuit de gekozen verhaalaanzet. Hieronder volgen een aantal verhaalaanzetten op basis waarvan de kleuters een verhaal kunnen improviseren. -
vanuit voorwerpen vanuit een prent/tekening of strip vanuit een rol vanuit een beeld vanuit een pop (vingerpop)
7.2 Verhaalpantomime De kleuters staan verspreid over de ruimte (klas, bewegingshoek, speelzaal, ...). De leidster vertelt een verhaal. Terwijl de leidster vertelt, maken de kleuters bijpassende bewegingen. Ze beelden uit wat het hoofdpersonage doet. In het begin kan de leidster de bewegingen ook uitvoeren, al zal dit naarmate de kleuters deze spelvorm beter kennen minder nodig zijn. Een voorbeeld: ‘Kim en het madeliefje’ Kim stapt de tuin in. (De kleuters stappen rond.) Kim blijft plots staan. (De kleuters staan stil.) Zij kijkt naar het gras. (De kleuters kijken naar de grond.)
DRAMA
281
11 Drama 271-285
09-12-2003
18:41
Pagina 282
(Zwart/Process Black Plaat)
Kim bukt zich voorover. (De kleuters bukken naar de grond.) Ze plukt een madeliefje. (De kleuters doen alsof ze een bloempje tussen duim en wijsvinger opnemen.) Kim ruikt aan de bloem. (De kleuters ademen in langs de neus en doen alsof ze aan een bloem ruiken.) Andere voorbeelden: - Een ijsbeer in de tropen (voorbeeldprentenboek 11, uitbreiding: Logeren) - Valentino de kikker (fiche 47, uitbreiding: rollenspel-verhaalpantomime) - ‘Lopen in een grote regenplas’ (voorbeeldverhaal 1, uitbreiding: Schoenen, laarzen, pantoffels, ... ) Ook in Taal-Materiaal komen vormen van verhaalpantomime voor, bv. in activiteiten 36 Boterhammen met confituur, uitbreiding: ‘k Zag twee beren en 49 Schoenenplezier, uitbreiding: Lekker stampen. 7.3 Dramatiseren van een verhaal: spelen met verhalen en toneeltje spelen - Spelen met verhalen De leidster vertelt een verhaal en zoekt samen met de kleuters naar mogelijkheden om te spelen. Vaak is het voldoende dat er maar één prent/tekening of tafereel van het verhaal gespeeld wordt (in tegenstelling tot ‘Toneeltje spelen’ waarbij een heel verhaal vorm krijgt). Een kleine groep kleuters krijgt zo de kans om samen met de leidster tal van speelvaardigheden te oefenen: zich in te leven in een rol, te improviseren, het samenspel met andere kleuters te verkennen, ... Vaak biedt deze manier van werken de kleuters de gelegenheid om door observatie en gesprek veel van elkaar te leren en zodoende alternatieven te ontdekken. Zo ontwikkelen de kleuters al spelend hun spelmogelijkheden en verkennen ze hun eigen wereld en die van anderen. - Toneeltje spelen Toneeltje spelen is nog steeds een veel gebruikte werkvorm in de kleuterklas. Deze werkvorm wordt vaak gebruikt bij een feest (bv. Sinterklaasfeest, Kerstmis, een schoolfeest, voor grootouders, ...). Meestal gaat de leidster als volgt te werk: Ze kiest een passend verhaal. Ze vertelt het verhaal meerdere malen aan de kleuters. De leidster verdeelt (samen met de kleuters) het verhaal in speelbare taferelen: scènes. De scènes worden qua spel opgebouwd (rolverdeling, handelingen, dialogen, timing, ...) en ingeoefend. De kleuters worden vertrouwd gemaakt met duidelijk afgebakende speelvlakken (bv. het huis, het bos, het kasteel, ...). Ook decorstukken (bv. een troon, een open haard, ...) en spelattributen (bv. kledingstukken, voorwerpen...) worden gebruikt. Tenslotte volgt de opvoering. Ook al is dit niet noodzakelijk, toch wordt het toneeltje vaak getoond aan anderen in en buiten de klas (bv. aan andere kinderen van de school, aan ouders, ...). Toneeltje spelen is in feite zeer tijdrovend en vraagt heel wat inspanning van leidster en kleuters. Sommige kleuters voelen binnen deze werkvorm een sterke prestatiedruk. Kinderen jonger dan tien jaar zijn nog niet toe aan het naspelen van een volledig verhaal (‘Toneeltje spelen’). We raden aan slechts te spelen met delen van een verhaal, in de zin van het dramatiseren van scènes. Hoewel toneeltje spelen wel eens mogelijk is in de kleuterklas, lijken de vele andere hier uitgewerkte spelvormen ons beter geschikt.
282
DRAMA
11 Drama 271-285
09-12-2003
18:41
Pagina 283
(Zwart/Process Black Plaat)
8 De vier spelvormen uitgewerkt 8.1 Verschillen in de spelvormen De vier spelvormen zijn niet allemaal van dezelfde aard. Binnen de geselecteerde spelvormen nemen spelen met rollen en situaties en spelen met voorwerpen een aparte plaats in. Spelen met rollen en situaties vormt de basis van bijna elk dramatisch spel. De vaardigheden die in deze spelvorm opgebouwd worden (zie 2.1 Spelen met rollen en situaties), komen ook aan bod in de drie andere spelvormen. In feite wordt in alle spelvormen gewerkt met bepaalde rollen in bepaalde situaties. Spelen met rollen en situaties moet dan ook gezien worden als het kader waarbinnen de andere drie, concreter uitgewerkte spelvormen zijn onder te brengen. Naast kader, is spelen met rollen en situaties tevens het eindpunt van wat we aan dramatisch spel in dit bronnenboek willen bereiken. Het is de moeilijkste spelvorm van de vier. In de drie andere spelvormen wordt al gebruik gemaakt van rollen en situaties, maar dat gebeurt op een eenvoudige wijze. Het gaat daarbij eerder om concrete aanzetten dan om volledig uitgewerkte rollen of situaties. Zo spelen de kleuters de rol van T.V.-kok in 4 Spelen met voorwerpen, maar het spelen met de voorwerpen primeert op de rolinleving. Naar aanleiding van het spelen met een lepel, bord en pan komen de kleuters vanzelf tot het spelen van kok. In tijd komen deze concrete aanzetten in de drie andere spelvormen vóór het echte spelen met rollen en situaties. Slechts de oudere kleuters zijn in staat om zich volledig in te leven in rollen- en situatiespelen. Toch kunnen bij jongere kleuters al een groot aantal aspecten van spelen met rollen en situaties op hun niveau aan bod komen: het onderzoeken van eenvoudige problemen, het spelen van eenvoudige rollen ondersteund met concrete spelattributen, ... De rollen en situaties, zoals die uitgewerkt zijn in 1 Spelen met rollen en situaties, bieden de leidster een kader, een achtergrond om te kijken naar het spel van de jongere kleuters en om dat spel op die aspecten te verrijken. Spelen met voorwerpen onderscheidt zich van de andere spelvormen in zijn concrete uitwerking. Het is de enige spelvorm die als het ware onmiddellijk bruikbaar is in de klas. De activiteiten in deze spelvorm zijn concreet uitgewerkt en ingekaderd. Ze kunnen zonder verdere uitwerking en inkadering aan de kleuters aangeboden worden. De activiteiten in de andere spelvormen zijn meestal niet ingekaderd. Afhankelijk van de motivatie en spelervaring van de kleuters zal dit nog in meer of mindere mate moeten gebeuren door de leidster (zie 4.4 Van erg ingekaderd naar een los kader). Spelen met voorwerpen kan daarbij als voorbeeld dienen. De volgorde waarin de vier spelvormen voorkomen, is geenszins een volgorde die de leidster moet aanhouden bij het kiezen van een drama-activiteit. We benadrukken dat dit een bronnenboek is, waaruit de leidster afhankelijk van de interesse, de motivatie en het niveau van de kleuters willekeurig (deel)activiteiten kan kiezen. 8.2 Hoe de activiteiten in de spelvormen gebruiken? Het is duidelijk geworden dat de opbouw van het deel Drama erg verschilt van de activiteiten in het deel Prentenboeken en het deel Verhalen. Deze verschillende opbouw heeft als gevolg dat er ook op een andere manier met de activiteiten omgesprongen dient te worden. Nog eens de belangrijkste punten op een rijtje. - In het deel drama staan geen activiteiten opgebouwd volgens het principe ‘introductie - kern - uitbreiding’, maar staan spelvormen opgebouwd uit creatieve spelactiviteiten en kernactiviteiten. - De creatieve spelactiviteiten dienen als voorbereiding en opwarming, maar kunnen ook op zichzelf staande spelactiviteiten vormen. De kernactiviteiten zijn stuk voor stuk spelactiviteiten.
DRAMA
283
11 Drama 271-285
09-12-2003
18:41
Pagina 284
(Zwart/Process Black Plaat)
- De verschillende activiteiten vertonen een opbouw qua moeilijkheid, maar hoeven niet allemaal na elkaar uitgevoerd te worden. De activiteiten in een spelvorm zijn een bron van activiteiten die aanleiding geven tot talrijke andere momenten van dramatisch spel. - De leidster kan als volgt te werk gaan. Ze kiest een activiteit uit de verschillende kleine activiteiten die ze met haar kleuters wil doen (bv. 2 Spelen met beelden, creatief spel, b De houding van een andere kleuter overnemen, pag. 297). Zo’n spelactiviteit valt soms uiteen in een aantal kleine stappen (bv. 1 Spelen met rollen en situaties, creatief spel, d Bij de kleine spiegels, pag. 288) of in een aantal varianten op het eigenlijke spel (bv. 2 Spelen met beelden, creatief spel, b De houding van een andere kleuter overnemen, pag. 297). Hoe die activiteit (of zelfs een stap uit die activiteit) uitgewerkt dient te worden, is uitgelegd. Wat de leidster zelf moet doen, is een concrete inhoud aan deze spelvorm geven: bv. een situatiebeeld van twee kinderen die ruzie maken. De spelvorm moet ook geïntroduceerd of ingekaderd worden. De introductie kan een prentenboek zijn waarin op een prent twee kinderen ruzie maken. De spelvorm kan ook uitgevoerd worden naar aanleiding van een ruzie in de klas. De reële klassituatie vormt dan het kader waarbinnen het gebruik van de spelvorm zin krijgt. Na het dramatisch spel volgt een nabespreking. - Sommige activiteiten hebben een leeftijdsaanduiding gekregen, maar kunnen ook met enige aanpassingen bij jongere of oudere kleuters gebruikt worden. Het belangrijkste hierbij is dat de leidster haar verwachtingen aanpast. Het resultaat van het dramatisch spel is ondergeschikt aan het plezier dat de kleuters eraan beleven en aan de mogelijkheid om met die spelvorm te experimenteren. Veel hangt af van de vaardigheid die de leidster al heeft of gaandeweg verwerft in het begeleiden van het dramatisch spel. De kleuters een gevoel van veiligheid geven, de spelhandelingen van de kleuters interpreteren en de juiste spelimpulsen geven, zijn hierbij van groot belang.
9 Taalvaardiger door drama Naast prentenboeken, verhalen en drama als doel op zich, is het uiteindelijke doel van de activiteiten in dit bronnenboek het verhogen van de taalvaardigheid van alle kleuters. Door middel van het maximaliseren (uitbreiden) en optimaliseren (begrijpelijk maken) van het taalaanbod wordt getracht dit doel te bereiken. Vrijwel alle natuurlijke situaties in een kleuterklas bieden mogelijkheden om te werken aan de taalvaardigheid van kleuters. Ook dramatisch spel is bij uitstek geschikt om taal aan te bieden en uit te lokken. Het scheppen van een kader, het oriënteren en voorbereiden van de kleuters in het creatief spel biedt de leidster mogelijkheden om veel taal te gebruiken. Ook in een nagesprek kan zij, met behulp van gerichte vragen, kleuters proberen onder woorden te laten brengen hoe zij het dramatisch spel ervaren hebben. Indien kleuters daartoe niet in staat zijn, kan zij dit voor hen doen. De leidster moet dan ook eventuele weerstanden bij kleuters om te spreken tijdens het eigenlijke dramatisch spel en/of tijdens het nagesprek, respecteren. Kleuters hoeven niet bij elke drama-activiteit produktief taal te gebruiken. Het is heel goed mogelijk dat er tijdens een samenspel geen woorden, maar slechts handelingen, gebaren en mimiek gebruikt worden om betekenissen uit te drukken en boodschappen over te brengen. En in een verhaalpantomime bijvoorbeeld, hoeven de kleuters, terwijl de leidster een verhaal of prentenboek vertelt, slechts goed te luisteren om het verhaal te kunnen uitbeelden. Toch zijn kleuters, wanneer zij een bepaald taalvaardigheidsniveau bereikt hebben en zich veilig voelen binnen de spelsituatie, ook zelf in staat op een natuurlijke manier taal te gebruiken. Tijdens het spelen gebruiken zij spontaan de woorden die hun personage ook gebruikt zou hebben, verklaren ze hun spel nader, leggen ze uit hoe, wat en waarom ze iets doen. Tijdens een nagesprek worden zij, veelal door middel van gerichte, open vragen, gestimuleerd hun ervaringen, gedachten en gevoelens onder woorden te brengen.
284
DRAMA
11 Drama 271-285
09-12-2003
18:41
Pagina 285
(Zwart/Process Black Plaat)
In elke spontane, natuurlijke klassituatie zijn aanknopingspunten voor dramatisch spel te vinden. Deze aanzetten kunnen benut worden om kleuters op een talige wijze te stimuleren tot spelen. Tijdens het spelen begeleidt, leidt en stuurt de leidster niet alleen de uitvoering van het dramatisch spel, maar ook het taalgebruik dat kleuters hanteren. Als zij er bovendien voor zorgt dat zij interactie bevordert en het spel zoveel mogelijk talig introduceert, ondersteunt en evalueert, waarbij zij altijd ruimte laat voor de eigen inbreng van kleuters, dan zal drama een volwaardige component uitmaken van het kleuteronderwijs in het algemeen en het taalvaardigheidsonderwijs in het bijzonder.
DRAMA
285
12 Uitgewerkte drama's286-320
09-12-2003
18:39
Pagina 286
(Zwart/Process Black Plaat)
1 Spelen met rollen en situaties Een rollenspel komt tot stand wanneer de rolinleving tijdens het spel centraal staat. Een situatiespel komt tot stand wanneer de klemtoon minder ligt op het verkennen van de rollen en meer op het onderzoeken van een situatie. Het is juist belangrijk dat de leidster zoveel mogelijk aansluit bij de ervaringswereld van de kleuters, bij wat de kleuters concreet bezighoudt. De leidster speelt, praat en zoekt mee. Ze schept mogelijkheden, aanvaardt de fantasie van de kleuters, scherpt hun vaardigheden aan. Door vaak alternatieven te zoeken en te spelen, verruimen de kleuters hun ervaringen. Om de inhoud van een rollenspel of een situatiespel te kiezen, kan de leidster een beroep doen op heel wat invalshoeken: - een rol of situatie uit een verhaal - een prent uit een prentenboek - zelf bedachte rollen of situaties - rollen of situaties, door de kleuters zelf verzonnen - eigen ervaringen die de kleuters vertellen Suggesties voor rollen- en situatiespelen: - plaatsen met veel mensen: bv. de speelplaats, de bus, het zwembad, de supermarkt, een feest, de markt, de kermis, ... - plaatsen met weinig mensen: bv. thuis, de eigen kamer, de wagen, de badkamer, de winkel, ... - veel verschillende mensen: verschillen met betrekking tot bv. geslacht, huidskleur, haarkleur, leeftijd, grootte, figuur, ... - personages, beroepen en handelingen: bv. mensen-dieren, vader, moeder, leidster, verpleegster, brandweerman, timmerman, fietser, ... en allerlei bijbehorende handelingen - gevoelens: bv. blij, boos, bang, verdrietig, moe, ... - gebeurtenissen: iemand zakt door een stoel, iemand valt van de fiets, een ontmoeting op het voetpad, iets kopen in de winkel, een spelletje spelen, eten aan tafel, ... - kleding: bv. dagelijkse kleding van kleuters en volwassenen, maar ook kleding die bij een bepaald thema hoort, zoals bij beroepen, sport, een sprookje, bij bepaalde gelegenheden, ... - andere attributen: kleine attributen (bril, schoenen, hoofddeksel, ...) en allerlei verkleedmateriaal zoals een doek, een stuk papier, een stok, touw, wasknijpers, ...
Creatief spel Spiegeltje, spiegeltje aan de wand Aard van de activiteit
- De kleuters ontdekken wie ze zijn en wat ze met hun lichaam kunnen doen. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: achteraan, bijeen, blauw, blazen, blij, blond, bol, boos, buik, das, degene, duim, elkaar, gek, knie, lief, liggen, lucht, optrekken, paars, schoen, wang, zitten, ...
Materiaal
grote spiegel, kleine spiegeltjes, allerlei attributen (kartonnen koker, huls van een luciferdoosje, verrekijker, ...)
Verloop
a Dat heb ik ook • Stap 1: De kleuters zitten in een kring. De leidster stelt, naar aanleiding van een verhaal, pren-
286
DRAMA
12 Uitgewerkte drama's286-320
09-12-2003
18:39
Pagina 287
(Zwart/Process Black Plaat)
tenboek, ervaringen van de kleuters, ... een aantal vragen die te maken hebben met hun uiterlijk of kleding. Kleuters die op de vragen bevestigend kunnen antwoorden, gaan rechtop staan, maar zeggen niets. De andere kleuters kijken goed of alles klopt. Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Wie van jullie heeft blauwe ogen? - Wie heeft lang haar? - Wie heeft er blond haar? - Wie heeft een paarse trui aan? - Willen diegenen met een blauwe broek gaan staan? - Wie heeft veters in de schoenen? - Wie heeft er vandaag een sjaal om? - Steek jullie duimen eens in de lucht. - Wijs jullie wangen eens aan. - Wie heeft er blote knieën? - ... • Stap 2: Er worden opnieuw vragen gesteld en op basis daarvan worden (steeds nieuwe) groepjes gevormd. De kleuters kunnen helpen bij het bedenken van de vragen. Zo worden groepjes gevormd op basis van lichaamslengte, knoopjes aan bloesjes, kleuren van broeken, ... Elke kleuter hoort wel bij een groepje. Als een kleuter bij meerdere groepjes hoort, mag hij zelf kiezen bij welk groepje hij wil. Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Wie heeft schoenen met veters? Jullie gaan rechtop bij elkaar staan. - Wie heeft schoenen zonder veters? Jullie gaan dicht bijeen op je buik liggen. - Welke kleuters hebben schoenen met klitteband? Die gaan dicht bij elkaar, achteraan in de klas zitten. - Diegenen met knopen aan hun bloes gaan op hun hurken bij elkaar zitten. - ... b Bij de grote spiegel Er worden groepjes gevormd op basis van uiterlijk of kleding. Kleuters met bijvoorbeeld zwarte krullen, rode sokken of een korte broek gaan samen zitten. Per groepje gaan de kleuters elk om de beurt voor een grote spiegel staan om te kijken of ze inderdaad tot dat groepje behoren. Vervolgens bedenken de andere kleuters in de kring samen met de leidster een opdracht voor het groepje: bv. huppelen op één been, boven je hoofd in de handen klappen, je omdraaien en tussen je benen door naar jezelf kijken, ... c Wij zijn spiegels De leidster gaat voor de grote spiegel staan en voert langzaam een aantal bewegingen uit. Ze wast bijvoorbeeld haar gezicht, haar handen, ... De leidster voert de handelingen uit en de kleuters kijken nauwlettend toe. De kleuters raden en vertellen wat ze gezien hebben. Vervolgens keert de leidster zich naar de kleuters en vertelt hen dat ze een spelletje gaan doen. Alle kleuters worden omgetoverd in een spiegel. De leidster voert allerlei handelingen (haar kammen, neus poederen, ...) traag en nauwkeurig uit. Alle spiegels proberen tegelijkertijd de bewegingen van de leidster na te doen. Als iedereen doorheeft wat de bedoeling is, kan een kleuter de rol van de leidster overnemen. Een variant is dat de kleuters naar elkaar of in de spiegel kijken op een andere manier dan met het blote oog. Ze kijken door een kartonnen kokertje, door de huls van een luciferdoosje, door een omgekeerde verrekijker, tussen hun vingers door, ... De verschillende kleuters kijken zoveel mogelijk op verschillende manieren. De kleuters vertellen
DRAMA
287
12 Uitgewerkte drama's286-320
09-12-2003
18:39
Pagina 288
(Zwart/Process Black Plaat)
wat ze zien en wisselen met elkaar hun verschillende ervaringen uit. d Bij de kleine spiegels • Stap 1: De leidster geeft iedere kleuter een spiegeltje. Iedere kleuter probeert even voor zichzelf uit wat voor gezichten hij kan trekken. Daarna geeft de leidster opdrachten. Ze vraagt de kleuters om bepaalde gezichten (bv. bolle, scheve, gekke, blije, boze, bange, verdrietige, ... gezichten) te trekken en praat er met hen over. De leidster laat de kleuters ook suggesties geven voor opdrachten. Ze gaat zoveel mogelijk uit van hun ideeën. Als de kleuters onderling gaan praten en elkaar beginnen te bekijken, laat de leidster ze hun gang gaan. Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Wie kan een grote mond maken? - Wie kan zijn neus optrekken? - Wie kan er heel zielig kijken? - Wie kan zijn ogen heel groot maken? - Kijk eens heel boos, blij, bang, verdrietig, ... - Trek eens een gek gezicht. - Blaas je wangen eens vol lucht. Zo krijg je bolle wangen. - Trek je mond eens scheef. - ... • Stap 2: De kleuters gaan per twee tegenover elkaar zitten. Ze gaan met z’n tweeën een spiegelspel spelen. De één trekt een gezicht, de ander is het ‘spiegelbeeld’. Het spiegelbeeld probeert dezelfde gezichten te trekken als de andere kleuter. De kleuters wisselen na enkele gezichten van rol. Om de gelaatsexpressie te versterken, kan schmink worden gebruikt. • Stap 3: De kleuters voeren het spiegelspel uit met het hele lichaam. De kleuters maken volledige bewegingen en handelingen. (zie 2 Spelen met beelden, pag. 296 )
Kern Rollen zoeken Aard van de activiteit
- De kleuters ontdekken dat ze door een rol te spelen iemand anders worden. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: aantrekken, ander, anders, dromen, gebeuren, geluid, haar, iemand, kam, kammen, knippen, kring, langzaam, lawaai, meneer, mevrouw, passen, raden, snel, speelgoed, traag, wakker, wie, ...
Materiaal
prentenboek dat de kleuters goed kennen (bv. Nisse naar de kapper (zie Prentenboeken: fiche 12, pag. 147)), attributen (afhankelijk van het gekozen prentenboek), allerlei kledingstukken
Verloop
a Ik ben iemand anders De leidster verdwijnt achter een scherm waar een tiental attributen (kledingstukken) liggen. Ze trekt één of twee stukken aan en komt als een ander personage te voorschijn. Het personage groet de kleuters en voert een handeling uit. Daarna verdwijnt het achter het scherm en doet de kledingstukken uit. De leidster komt weer in de kring zitten. De leidster en de kleuters houden een gesprek.
288
DRAMA
12 Uitgewerkte drama's286-320
09-12-2003
18:39
Pagina 289
(Zwart/Process Black Plaat)
Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Wat is er gebeurd? - Wie verscheen er vanachter het scherm? - Wat had ik aan? - Wat heb ik gedaan? - Hoe heb ik ‘goedendag’ gezegd? - Was ik iemand anders? - Wie was ik? - ... Nu is het aan de kleuters om elk om de beurt ‘iemand anders’ te zijn. Achter het scherm helpt de leidster hen bij het kiezen van een personage en het bijpassende kledingstuk. Dan verschijnt het personage in de kring en voert een handeling uit. De andere kleuters raden wie er voor hen staat. Een variant is hetzelfde personage nog eens te laten verschijnen, maar het nu anders te laten handelen: bv. dezelfde ridder als daarnet, maar nu is hij moe; eenzelfde clown als zojuist, maar hij doet een ander kunstje; eenzelfde timmerman, maar hij is nu gehaast; ... b Wie ben ik? De leidster bekijkt met de kleuters een prent uit een prentenboek waarop meerdere personages (mensen en/of dieren) te zien zijn. Bij elk personage wordt er op één kledingstuk of voorwerp gelet. Bij het prentenboek Nisse naar de kapper is de prent waarop Nisse en zijn moeder de klas binnenkomen en de leidster piano zit te spelen, bruikbaar. Uit de prent worden bijvoorbeeld vijf personages gekozen die geassocieerd kunnen worden met een kledingstuk of met een bepaald voorwerp: - Nisse heeft een vest aan. - De moeder van Nisse heeft een handtas bij. - De leidster draagt een bril. - Het blonde jongetje in de rij kinderen draagt een groene das. - De baby heeft een fopspeen in zijn mond. De leidster zorgt ervoor dat ze al deze kledingstukken en voorwerpen (een vest, handtas, bril, groene das en een fopspeen) ook in de klas heeft. Deze attributen liggen achter een scherm klaar. Eén kleuter verdwijnt achter het scherm, kiest daar één van de vijf attributen en trekt dat aan. De kleuter is nu het personage uit het prentenboek. Het personage verschijnt in de kring. De andere kleuters raden wie het is. De prent blijft al dan niet zichtbaar voor de kleuters. De kleuter kan daarbij ook nog de handeling uitvoeren die het personage op de prent doet. De leidster helpt de kleuters hierbij. Indien de kleuters voldoende taalvaardig zijn, kunnen ze ook iets over hun personage vertellen (zonder te zeggen wie het is!). Eén zin kan daarbij voldoende zijn: bv. Ik speel piano, ik sta te wachten op Nisse, ... c Ik word iemand anders • Stap 1: De leidster vertelt de kleuters dat ze even iemand anders gaan worden. Ze mogen volledig zelf kiezen wie ze willen worden. De leidster laat de kleuters hier even over nadenken. Als de kleuters zelf geen personage vinden, helpt de leidster hen op weg. Om hun rol echt te maken, mogen de kleuters een attribuut kiezen dat bij hun personage past. Met dit attribuut gaan ze in de kring zitten. De leidster stimuleert de kleuters nog
DRAMA
289
12 Uitgewerkte drama's286-320
09-12-2003
18:39
Pagina 290
(Zwart/Process Black Plaat)
even over hun personage na te denken. Vervolgens houdt ze een kort gesprekje met de kleuters over wie ze nu zijn. Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Ben je een meneer, een mevrouw of een kind? - Ben je boos of blij? - Loop je langzaam of traag? - Wat doe jij graag? - ... • Stap 2: De kleuters voeren in de rol van hun personage een (dagelijkse) handeling uit: haar kammen, tanden poetsen, appel eten, ijsje likken, ... Elk om de beurt tonen ze dit in de kring. Vervolgens bewegen de kleuters zich voort als hun personage: alsof ze heel moe zijn, het koud hebben, een gebroken been hebben, twee zware tassen moeten dragen, ... De kleuters zoeken passende geluiden bij de handeling die hun personage uitvoert: bv. zuchten, puffen, geeuwen, een kreet, een uitroep, ... Indien de kleuters problemen hebben met het bedenken van een handeling, een manier van voortbewegen of een passend geluid, fluistert de leidster hen een opdracht in. De andere kleuters vertellen wat ze zien en raden wat er gebeurt. d Om middernacht in de speelgoedwinkel • Stap 1: De leidster vertelt de kleuters dat ze goed moeten luisteren naar het verhaaltje dat ze gaat vertellen, omdat zij het straks gaan naspelen. Frans woont vlakbij een speelgoedwinkel. Als hij er langs komt, blijft hij altijd een poosje staan kijken. Prachtige dingen staan er in de etalage. Hij kan er niet genoeg van krijgen. (De kleuters vullen zelf in wat er in de etalage staat.) Moeder moppert wel eens op hem als hij te lang wegblijft met de boodschappen. “Fransje, Fransje,” zegt ze vaak. “Jij droomt nog eens van een speelgoedwinkel.” En op een keer gebeurt dat. Fransje ligt in bed en droomt van de speelgoedwinkel. Fransje komt om klokslag middernacht de speelgoedwinkel binnen. O, wat een lawaai! Het speelgoed is wakker geworden en begint te bewegen. En wat een kabaal! Al het speelgoed is van zijn plaats gekomen en speelt met elkaar. Een soldaatje marcheert, de beer en de aap maken al bijna ruzie, de robot stapt vooruit, de babypop huilt van de honger, de clown maakt een gekke sprong, de Indiaan sluipt langs de grond, ... Maar wat is dat ineens voor een harde bons? Fransje wrijft zijn ogen uit. Waar is al dat speelgoed gebleven? Hij ligt naast zijn bed op de grond. Hij begrijpt nu dat hij alles heeft gedroomd. De leidster bespreekt met de kleuters welk speelgoed er in de winkel staat. De kleuters kunnen er zelf nog (bewegend) speelgoed bij verzinnen. • Stap 2: De kleuters spelen samen onder begeleiding van de leidster de speelgoedpersonages in de winkel na. Belangrijk is dat de leidster samen met de kleuters zoekt hoe aan de personages vorm gegeven kan worden. De kleuters voeren de handelingen van het door hun gekozen personage tegelijkertijd uit. De leidster wijst op goede manieren van spelen, scherpt de rolinleving en de expressievaardigheid aan. Samen met de leidster zoeken de kleuters ook naar passende geluiden en stemmen bij de personages. Als de kleuters alle personages één voor één nagespeeld hebben, kan de volgende stap worden gezet.
290
DRAMA
12 Uitgewerkte drama's286-320
09-12-2003
18:39
Pagina 291
(Zwart/Process Black Plaat)
Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - We sluipen allemaal zoals de Indiaan. - Hoe stapt de robot vooruit? - Waarom huilt de babypop? - ... • Stap 3: Elke kleuter kiest nu één personage. Alle personages gaan in een vaste houding (beeld) in de speelgoedwinkel staan. Om klokslag middernacht beginnen alle kleuters te bewegen. De leidster geeft een harde bons of laat een wekker aflopen om middernacht te suggereren. Alle kleuters spelen nu samen hun rol. Een harde bons/het aflopen van de wekker en de droom stopt weer. Alle speelgoedfiguren staan weer stokstijf in de winkel. Deze scène kan nog verrijkt en verruimd worden door nieuwe speelgoedfiguren toe te voegen, gebruik te maken van attributen, nog meer of andere geluiden en stemmen te gebruiken, de speelgoedfiguren met elkaar te laten praten, de kleuters van rol te laten wisselen, ... Het verhaal ‘Het hobbelpaard’ (van Paul Biegel, in: Dierenverhalen, U.M. Holland, Haarlem) sluit goed aan bij deze activiteit.
Rollenspel Aard van de activiteit
- De kleuters ontdekken dat ze zich in verschillende rollen kunnen inleven. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: aantrekken, bus, dansen, elkaar, feest, gebeuren, kiezen, kleden, kleren, kopen, kou, kwaad, meneer, mevrouw, muziek, paraplu, regen, schrijven, wanneer, winkel, ...
Materiaal
attributen voor het rollenspel dat gespeeld wordt
Verloop
Algemeen In het rollenspel staat het spelen van rollen en de rolinleving centraal. In korte speelmomenten verkennen de kleuters de rollen. Ze bouwen een handeling op, ze bouwen een dialoog op, ze spelen samen elk vanuit hun eigen rol. Ook al zal de leidster met kleuters afspraken moeten maken, toch zijn er steeds momenten van improvisatie tijdens het spel. Kleuters verzinnen tijdens het spelen wat ze precies doen en zeggen (dus zeker geen uit het hoofd geleerd toneelstukje). Kleuters vinden het prettig een bekende situatie te spelen. Het leert hen te verwachten en te wachten op wat komen gaat. Maar precies door vaak varianten, alternatieven voor te stellen, wordt hun spel verruimd. Het aantal rollenspelen is oneindig. Hieronder volgen enkele voorbeelden van hoe de leidster te werk kan gaan. Concreet a Kijken naar een verhaaltje De leidster vertelt de kleuters dat ze voor hen een stukje zal spelen. Ze moeten goed kijken wat er gebeurt. Als het spel afgelopen is, kunnen ze vertellen wat ze gezien hebben. De leidster speelt bijvoorbeeld het volgende: Een persoon met een regenjas aan en een paraplu in zijn hand loopt heen en weer. Hij bibbert. De persoon probeert met een pen iets op een papiertje te schrijven. Maar dat lukt niet zo goed met een paraplu in de hand. Hij kijkt een paar keer op zijn horloge. Hij kijkt een paar keer of de bus al in zicht is. De persoon wordt steeds ongeduldiger en loopt uiteindelijk kwaad weg.
DRAMA
291
12 Uitgewerkte drama's286-320
09-12-2003
18:39
Pagina 292
(Zwart/Process Black Plaat)
Na het spel houdt de leidster een gesprek met de kleuters om op die manier, samen met hen, het verhaaltje dat bij het spel hoort, te vertellen. Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Wat voor weer was het? - Hoe kon je dat zien? - Was het een meneer of een mevrouw? - Vond hij/zij het leuk om te wachten op de bus? - Hoe voelde de meneer/mevrouw zich? Waaraan kon je dat zien? - ... Een variant is een stukje spel uit een bekend verhaal te nemen. Bij het spelen kan de leidster de nadruk leggen op de rol, de gevoelens, de kleding, de handelingen of de gelaatsexpressie van het uitgebeelde personage. De leidster kan het personage ook hardop laten zeggen wat het denkt. Dat is iets wat kleuters vaak spontaan doen tijdens hun vrij dramatisch spel. Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Welk verhaal heb ik gespeeld? - Wie was het? - Wat deed X? - Waarom deed X zo? - ... b Mensen op straat De leidster verzint samen met de kleuters een verhaaltje over twee mensen die elkaar op straat tegenkomen. Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Wie komt elkaar tegen? - Wat doen ze op straat? - Kennen ze elkaar? - Wat gebeurt er? - Wat kunnen ze tegen elkaar zeggen? - ... De leidster gaat met een kleuter dit verhaal spelen. Samen spelen met de leidster is voor de kleuters een veilige, maar toch ook uitdagende situatie. Voor het verhaal gespeeld wordt, maken de leidster en de kleuters een aantal afspraken. - Welke kleuter speelt met de leidster het verhaal na? - Welke kleren moeten ze aantrekken? - Wat is er nog meer nodig? De leidster en de kleuter nemen de nodige spullen. Ze verkleden zich, herhalen kort het verloop van het verhaal en spelen het spel. Als het spel afgelopen is, vertellen de andere kleuters in de kring wat ze gezien hebben. Vervolgens wordt een nieuw verhaal verzonnen voor andere spelers. Door varianten en alternatieven te verzinnen en te spelen, wordt het spel verruimd. Er kan variatie in het spel gebracht worden door andere attributen te gebruiken (als bijvoorbeeld de paraplu vervangen wordt door een zonnebril, verandert vanzelf het weer in het verhaal en misschien ook wel het gedrag van de spelers), met andere en/of meer personages (in andere situaties) te spelen, een rollenspel uit een bekend verhaal te nemen. Hoe vaak het spel gespeeld wordt, hangt af van de aandacht bij de spelers en de kijkers.
292
DRAMA
12 Uitgewerkte drama's286-320
09-12-2003
18:39
Pagina 293
(Zwart/Process Black Plaat)
Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Welk verhaal zullen we spelen? - Wie speelt daarin mee? Wat voor mensen spelen een rol? - Wat gebeurt er? - Waar speelt zich dat af? - Wanneer speelt zich dat af? - ... c In de winkel De leidster zet een tafel met winkelspullen klaar. Deze tafel kan een groentewinkel, een apotheek, een schoenwinkel, een bakkerswinkel, ... worden. De kleuters bedenken een verhaal over een klant en een verkoper. Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Wie komt er in de winkel? - Wat wil hij kopen? - Wat gebeurt er? - Hoe loopt het af? - ... Twee kleuters gaan dit verhaal spelen. Zij zoeken de nodige attributen. De leidster overloopt nog eens kort het verhaal, waarna de kleuters het verhaal spelen. Als het spel afgelopen is, kunnen de andere kleuters in de kring vertellen wat ze gezien hebben. Vervolgens bedenken ze een nieuw verhaal voor de volgende twee spelers in de winkel. Het spel van de kleuters wordt verruimd door varianten en alternatieven te spelen. Een variant is een rollenspel uit een bekend verhaal te nemen. Het spel kan ook uitgebreid worden met meer personages. d Iedereen speelt mee (oudere kleuters) De leidster vertelt het volgende verhaal: Heel veel verschillende mensen worden uitgenodigd voor een feest. Iedereen maakt zich klaar en maakt zich mooi (haar kammen, kleren aantrekken, ...). Daarna gaan ze de deur uit en stappen in de wagen of op de bus. Op het adres aangekomen, bellen ze aan. Er wordt opengedaan en ze gaan naar binnen. Het is een dansfeest. De klas wordt ingedeeld in speelruimtes: een ruimte waar de spelers hun kleren kunnen zoeken, een ruimte waar ze zich kunnen opmaken, de deur waar de kleuters aanbellen, de plaats waar het feest plaatsvindt, ... De kleuters kiezen wie ze willen zijn. Ze gaan elk afzonderlijk hun verkleedkleren en attributen zoeken en maken zich op voor het feest. De kleuters staan verspreid over de klas. De leidster vertelt de kleuters dat zij de grote mensen uit het verhaal gaan spelen en dat zij alle dingen moeten doen die over die mensen verteld worden. De leidster laat de kleuters, indien nodig, een ‘oefenstukje’ spelen en doet daarin zelf ook mee. Ze gaat daarbij na hoe ze het verhaal kan opbouwen. Ze observeert de kleuters tijdens hun spel en speelt in op hun initiatieven. Op een teken van de leidster komt elke kleuter om de beurt naar het feestadres (bv. de kring). De kleuters kiezen hoe ze naar het feest gaan: per auto, met de bus, te voet, ... De leidster, als gastvrouw, laat de kleuters één voor één aanbellen en binnenkomen in de feestkring. Als iedereen er is, kan het dansfeest beginnen. De leidster zorgt ervoor dat het verhaal uitnodigend (en niet te overdonderend) overkomt en zorgt ook voor gepaste muziek. De kleuters dansen samen op de muziek. Een variant is een feestscène uit een bekend verhaal te nemen. Zo’n feest kan niet stuk!
DRAMA
293
12 Uitgewerkte drama's286-320
09-12-2003
18:39
Pagina 294
(Zwart/Process Black Plaat)
Situaties spelen Aard van de activiteit
- De kleuters ontdekken dat ze in situatiespelen allerlei problemen en conflicten kunnen weergeven en dat ze in die situatiespelen oplossingen voor die problemen en conflicten kunnen verkennen. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: bakker, bestellen, boos, brood, kopen, kwaad, ruzie, scheuren, verkopen, zak, ...
Materiaal
attributen voor het spel dat gespeeld wordt
Verloop
Algemeen Een situatiespel komt tot stand wanneer de klemtoon minder ligt op het verkennen van de rollen en meer op het onderzoeken van een situatie. Jonge kleuters ontmoeten heel wat problemen. Enerzijds zijn er de dagelijkse problemen die kleuters ervaren: bv. de toren die ze bouwen valt neer, de deur van het toilet klikt dicht, de koekendoos staat te hoog, ze krijgen de knopen van hun jas niet dicht, ... Anderzijds raken jonge kleuters vaak verzeild in sociale conflicten: bv. ruzie om een stuk speelgoed, gepest worden op de speelplaats, bang zijn in het donker bij het slapengaan, onbegrip van grote mensen, ... Situatiespelen bieden de kleuters de kans om die problemen te onderzoeken (zie a Problemen onderzoeken) en om oplossingen voor die problemen te bedenken en te spelen (zie b Conflicten oplossen). Het spelen van een situatiespel kan gebeuren naar aanleiding van: - een situatie uit een verhaal of een prentenboek - een concrete situatie in de klas of op de school - een kind-eigen probleem dat de leidster aanbrengt - concrete problemen van kleuters waarop de leidster door observatie en in gesprekken stuit Concreet Hieronder volgen enkele voorbeelden van hoe je een situatiespel kunt opbouwen in verband met problemen onderzoeken en conflicten oplossen. a Problemen onderzoeken De leidster en de kleuters praten over ‘boodschappen doen’. De kleuters vertellen hoe boeiend dit is, maar vertellen ook over de problemen die ze daarbij soms ervaren. Eén van die problemen is het volgende: soms is de toonbank erg hoog en komt de kleuter er niet bovenuit. Dat maakt het voor de kleuter moeilijk om gezien te worden, maar ook om te betalen en het gekochte pak te ontvangen. De leidster maakt van de gelegenheid gebruik om van het probleem van de hoge toonbank over te stappen naar een situatiespel. De leidster vertelt een verhaal waarin het probleem duidelijk wordt. De kleuters worden uitgenodigd om een slot bij het verhaal te bedenken en te spelen. Katrien gaat voor haar moeder naar de bakker. Ze moet een bruin brood kopen. Ze steekt de portemonnee met geld omhoog, legt hem op de hoge toonbank en vraagt een bruin brood aan de verkoopster. Alles is klaar. De portemonnee en het brood liggen klaar op de toonbank. Als Katrien beide wilt nemen, glijdt de portemonnee en de zak met brood uit haar hand. De zak scheurt en de sneden brood vallen op de grond. Pech! De volgende dag moet Katrien opnieuw een brood halen. Hoe zal ze dit nu aanpakken? De kleuters onderzoeken samen met de leidster de situatie en spelen de situatie. Na het spel wordt een gesprekje gehouden. Misschien hebben andere kleuters een andere oplossing voor het gestelde probleem gevonden? De kleuters en de leidster zoeken verder naar andere oplossingen en spelen die. Vaak stellen kleuters echt werkbare oplossingen
294
DRAMA
12 Uitgewerkte drama's286-320
09-12-2003
18:39
Pagina 295
(Zwart/Process Black Plaat)
voor. Soms bedenken en spelen kleuters oplossingen waar je als volwassene niet eens aan denkt. b Conflicten oplossen De leidster vertelt aan de kleuters een verhaal over twee kleuters, Bert en Jasmijn, die op een woensdagnamiddag thuis aan het spelen zijn. Bert is bij Jasmijn op bezoek en samen maken ze veel pret. Maar af en toe loopt het ook een beetje fout. Na het verhaal biedt de leidster enkele conflictsituaties aan. Zij nodigt de kleuters uit om al spelend oplossingen te zoeken. Als het spel in het begin wat stroef verloopt, kan de leidster door middel van vragen en/of suggesties de kleuters stimuleren. Hoewel het in het begin moeilijk is voor kleuters om zelf oplossingen te bedenken, loont het vaak de moeite om door te zetten. De leidster bespreekt elk situatiespel met de kleuters. Hoewel niet elke oplossing even goed is, is er in elke oplossing wel iets positiefs te vinden. Suggesties voor conflictsituaties: - Bert zit Jasmijn vreselijk te pesten. Plotseling wordt Jasmijn zo boos dat ze Bert een duw geeft. Hij valt met zijn hoofd tegen de kast en gaat huilend naar de moeder van Jasmijn toe. Jasmijns moeder moppert op haar. Wat zegt Jasmijn tegen haar moeder? - Jasmijn krijgt een hekel aan Bert en loopt naar haar moeder toe. Ze vertelt dat Bert haar pest. Jasmijn vertelt aan haar moeder dat... , Jasmijns moeder zegt... - Jasmijn heeft zich teruggetrokken in haar kamer. Ze heeft een dikke spin gevangen en wacht op Bert. Bert gaat eens kijken waar Jasmijn blijft. Jasmijn houdt de spin aan een poot vast en zwaait ermee voor het gezicht van Bert. Bert zegt/doet... - Bert zit nogal wild in Jasmijns voorleesboek te bladeren. Jasmijn zegt dat hij het boek niet kapot mag maken. Bert trekt zich niets van Jasmijn aan en maakt expres vouwen in het boek. Jasmijn wordt zo kwaad dat ze keihard op de grond stampt... boven op haar nieuwe raceauto. De raceauto is kapot en Bert lacht Jasmijn uit en zegt... - Bert is net naar huis vertrokken. Als Jasmijn haar speelgoed opruimt, ontdekt ze dat haar lievelingsknuffel weg is. Ze zoekt overal, maar kan hem nergens vinden. Ineens verdenkt ze Bert ervan dat hij hem heeft meegenomen. Jasmijn vertelt het tegen haar moeder en haar moeder zegt... Het is niet de bedoeling dat de leidster al deze situaties na elkaar aanbiedt. Eén of twee conflicten kunnen reeds voldoende zijn. Belangrijk is dat de kleuters tot een gesprek komen, de situaties onderzoeken, zich inleven in het probleem en verschillende oplossingen zoeken en spelen. De kleuters bepalen zelf hoe er zal worden gespeeld en brengen oplossingen aan. De leidster kan, zonder zelf een oplossing op te dringen, meespelen in het situatiespel. Door mee te spelen kan de leidster het spel van de kleuters stimuleren en versterken.
DRAMA
295
12 Uitgewerkte drama's286-320
09-12-2003
18:39
Pagina 296
(Zwart/Process Black Plaat)
2 Spelen met beelden Niet alle kleuters zullen zomaar een beeld kunnen maken. Soms hebben ze een zetje nodig om die drempel te nemen. De leidster kan het inlevingsproces stimuleren door het spel te verrijken met allerlei attributen. - kledingstukken: Een grote hoeveelheid kledingstukken is niet nodig. Eén is vaak al genoeg: een sjaal, een paar schoenen, ... Deze kledingstukken kunnen voor verschillende doelen gebruikt worden. Ook kledingstukken die bij bepaalde beroepen horen, zijn soms bruikbaar: een brandweerhelm, een zeemanspet, ... Deze kledingstukken verwijzen naar concrete beroepen, gebeurtenissen en handelingen. - allerlei voorwerpen en materialen: Het voorgaande geldt ook voor het gebruik van allerlei andere attributen: bv. een vaas, een stok, een hamer, een stoel, ... De leidster gebruikt deze middelen best niet te veel. Ze hoeven alleen gebruikt te worden als de kleuters ze nodig hebben om zich beter te kunnen inleven (in hun beeld, rol of spel). - spiegels: Wat zeker goed van pas komt, is een grote spiegel. Daarin kunnen de kleuters zich spiegelen. Ze zien zichzelf, maar ze zien ook het beeld dat ze maken. Ze ervaren dat ze iemand anders worden en toch zichzelf blijven. In dit ervaringsproces is een grote spiegel een wezenlijk middel. Een spiegel schept veiligheid, verscherpt het kijkgedrag en doet een dialoog met zichzelf en met anderen ontstaan. Ook kleine spiegels zijn bruikbaar, zeker om de eigen gelaatsexpressie te verkennen. - muziek: Soms kan ook muziek -tijdens het beeld maken- de geschikte gevoelssfeer versterken. Dit zal zeker het geval zijn als er beelden gemaakt worden die sterk gevoelsgeladen zijn. De leidster voorziet dan voor elk gevoel (blij, boos, bang, verdrietig, ... ) een stukje aangepaste muziek. (zie literatuursuggesties bij Prentenboeken: voorbeeldprentenboek 10 Er ligt een krokodil onder mijn bed!, pag. 107) De muziek kan de kleuters helpen om zich beter in een bepaald gevoel in te leven om zo dat gevoel in een beeld met aangepaste gelaatsexpressie te kunnen uitdrukken.
Creatief spel Ik doe, ik doe wat jij doet Aard van de activiteit
- De kleuters ontdekken dat ze houdingen van een ander kunnen overnemen en vasthouden. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: achter, achteraan, ander, bewegen, blij, boos, dezelfde, elkaar, gek, houden, krabben, lachen, naast, nadoen, neus, optrekken, rij, spiegel, stilstaan, verdrietig, voor, vooraan, voordoen, wijzen, ...
Verloop
a De houding van de leidster nadoen De kleuters zitten in een kring. De leidster gaat in het midden van de kring staan en neemt een bepaalde houding aan, ze houdt bv. een arm in de lucht zoals een agent die het verkeer tegenhoudt. Ze blijft zo staan. Als de kleuters beginnen te reageren, houdt ze nog even die houding aan en laat ze dan los. Wat heeft ze gedaan? Wat vonden de kleuters ervan? Kunnen de kleuters ook een houding aannemen en die even vasthouden? De leidster laat de kleuters dit uitproberen.
296
DRAMA
12 Uitgewerkte drama's286-320
09-12-2003
18:39
Pagina 297
(Zwart/Process Black Plaat)
De leidster nodigt vervolgens de kleuters uit om de houdingen die ze aanneemt, na te doen. De leidster spreekt af met de kleuters dat ze stilstaan op een teken van haar, dat ze hun houding (het beeld) vastzetten en even aanhouden (zonder in een kramp te raken). De leidster doet voor, de kleuters doen het meteen na. De leidster moedigt de kleuters aan om goed te kijken en de houding helemaal over te nemen. De leidster wijst eerder op het positieve in de uitvoering van de houding dan te corrigeren wat fout is. Terwijl de houding even wordt vastgehouden, omschrijft de leidster de houding die de kleuters aannemen. Eventueel kunnen de kleuters ook zelf vertellen welke houding ze aannemen. Suggesties voor houdingen: lichaamshoudingen: - Ik sta op één been, met de benen gespreid, ... - Ik lig met mijn armen gespreid, met mijn voeten omhoog, op mijn buik, ... - Ik zit op mijn knieën. - Ik kijk omhoog. - Mijn hoofd zit tussen mijn knieën. gelaatsexpressie: - Ik trek mijn neus op. - Ik kijk blij. - Ik geeuw. - Ik lach. - Ik ben verdrietig. - Ik kijk boos. gebaren en handelingen: - Ik zwaai. - Ik krab met één vinger, met alle vingers net als een poes, ... - Ik houd iets heel kleins vast bv. een vogeltje, een speld, ... - Ik houd iets heel groots vast bv. een T.V.-toestel, een tafel, ... - Ik hef iets boven mijn hoofd. - Ik breek een plank over mijn knie. - Ik wijs iemand (naam) aan. - Ik doe teken naar (naam) om te komen. Na enkele houdingen volgt een kort gesprek over wat de kleuters moeilijk, makkelijk, prettig vonden. Kleuters doen voorstellen voor een volgende reeks houdingen. b De houding van een andere kleuter overnemen elkaar nadoen De kleuters gaan per twee staan. De leidster vertelt één kleuter van elk groepje welke houding hij moet aannemen. De kleuter beeldt die houding uit en de andere kleuter neemt precies dezelfde houding over. Na enkele keren wordt er van rol gewisseld. Ook de kleuters kunnen een bepaalde houding verzinnen, die dan door de andere koppels uitgevoerd wordt. Als de kleuters wat gewend zijn aan het spel en het ook prettig vinden, kan elk koppel zelfstandig verder spelen. Een kleuter neemt een houding aan. De andere kleuter kijkt goed, neemt de houding over en houdt die even vast, waarna ze samen de houding los laten. De kleuters wisselen van rol. Variatie kan aangebracht worden door de kleuters verschillende posities ten opzichte van elkaar te laten uitproberen. Zo kunnen de kleuters naast, voor, achter of tegenover elkaar staan. een ketting van mensen Eén kleuter staat voor de groep en neemt een bepaalde houding aan. Alle kleuters
DRAMA
297
12 Uitgewerkte drama's286-320
09-12-2003
18:39
Pagina 298
(Zwart/Process Black Plaat)
nemen die houding over en houden haar even vast. De eerste kleuter loopt nu naar de achterste plaats in de rij. De kleuter die nu vooraan staat, neemt een houding aan die de groep overneemt. een spiegelspel De kleuters gaan per twee tegenover elkaar staan. De ene kleuter speelt een kind dat vóór de spiegel staat. De andere kleuter speelt het spiegelbeeld. De kleuters begrijpen dit spel beter als de leidster het even voordoet. Tijdens dit spel is niet alleen de houding maar ook de gelaatsuitdrukking van belang. Gekke houdingen en grimassen maken het spel zeer prettig. Na enkele houdingen wordt er even gepraat over hoe het samenspel loopt en welke houdingen en gelaatsuitdrukkingen de kleuters aangenomen hebben. Daarna wisselen de kleuters van rol. Ik kan wat jij niet kan De kleuters zitten in een kring en tonen elkaar bepaalde houdingen en kunstjes. Een kleuter toont zijn kunstje, waarna de andere kleuters het ook proberen (bv. op één been staan, een neus zetten, een grimas trekken, iets geks doen, ...). Zo elk om de beurt.
Kern Beelden maken (middengroep) Aard van de activiteit
- De kleuters ontdekken dat ze beelden kunnen creëren door houdingen over te nemen. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: anders, foto, helpen, kiezen, klei, lijken op, nadoen, proberen, raden, voelen, ...
Materiaal
prentenboek waarmee de kleuters vertrouwd zijn (Het verhaal is al herhaaldelijk verteld en de kleuters hebben de prenten al enkele keren kunnen bekijken. De prenten in het prentenboek moeten groot genoeg zijn, zodat alle kleuters goed kunnen meekijken. De personages moeten duidelijk zijn.), zelfgemaakt fototoestel (doosje met kijkopening), tijdschriften, fototoestel, verhalenbundel Robin op school (zie Verhalen: fiche 22, pag. 266)
Verloop
a Beelden van een prentenboek De leidster kiest een prent uit het prentenboek en kijkt met de kleuters naar de houding van één personage (persoon of dier). De leidster bespreekt met de kleuters de houding van het personage. Hoe staat hij? Wat doet hij? Hoe zou hij zich voelen? Waaraan zie je dat? ... Na het gesprek neemt de leidster de houding van het personage uit de prent over. De kleuters vergelijken het personage met het beeld dat de leidster maakt en bespreken het. De leidster moedigt de kleuters aan om goed te kijken door een expressieve houding aan te nemen en door vragen te stellen. Sta ik goed zo? Houd ik mijn arm zo goed? Zie ik eruit als...? Kijk, ben ik nu helemaal zoals...? De kleuters kunnen correcties voorstellen (Een beetje meer zo ...). Leuk is ook dat de leidster (na enkele keren) fouten in haar beeld vertoont: een arm omlaag in plaats van omhoog, blij in plaats van boos, ... Nadat de leidster een aantal keren een beeld heeft gemaakt van een personage uit een prentenboek, is het de beurt aan de kleuters. Zij kiezen een personage uit een prent en bespreken het. De kleuters gaan allen tegelijk het gekozen personage in een beeld zetten. De leidster wijst op de goede houdingen bij de kleuters. Zij moedigt de kleuters aan door bepaalde goedgeslaagde details van de houdingen aan te wijzen. De kleuters houden het beeld even vast en laten vervolgens de houding los. De leidster houdt een
298
DRAMA
12 Uitgewerkte drama's286-320
09-12-2003
18:39
Pagina 299
(Zwart/Process Black Plaat)
kort gesprek met de kleuters. Was het een moeilijke houding? Wat heb je gevoeld? Heb je je helemaal als (het personage) gevoeld? ... Een leuke variant is een kleuter één van de personages van de prent te laten kiezen zonder te zeggen wie hij kiest. De kleuter maakt het beeld. De andere kleuters raden wie hij is of gaan in het boek op zoek naar het personage dat uitgebeeld wordt. b Beelden maken Algemeen De kleuters hebben al een aantal keren zelf een beeld gemaakt. Nu gaan ze van een andere kleuter een beeld maken. De leidster kan deze activiteit inleiden door een verhaal te vertellen over een beeldenmaker, een poppenmaker of een boetseerder die graag een helper zou willen omdat hij te oud wordt. De kleuters gaan na of zij goede helpers zouden zijn. De oude beeldenmaker heeft aan de leidster een prentenboek gegeven. (De leidster gebruikt opnieuw een prentenboek dat de kleuters vrij goed kennen.) De kleuters moeten een beeld maken van een mens of een dier uit het verhaal. De kleuters werken per twee. Eén kleuter is de beeldenmaker, de andere kleuter is het beeld. Eén kleuter is een poppenmaker en de andere een pop. Eén kleuter boetseert en de andere kleuter is een blok klei. De beeldenmaker/poppenmaker/boetseerder maakt door aanraking (dus zonder woorden) duidelijk hoe het beeld moet staan. Om dat duidelijk te maken kan de leidster dit best even voordoen. Concreet • Stap 1: De twee kleuters kiezen samen een personage uit het prentenboek. De beeldenmaker boetseert het beeld, door met zijn handen het beeld in de juiste houding te plaatsen. Het beeld blijft even vast staan (zonder te bewegen) en komt dan los. Beeldenmaker en beeld wisselen van rol. De leidster bespreekt samen met de kleuters het spel. Hoe was het om beeldenmaker te zijn, om beeld te zijn, ...? • Stap 2: De beeldenmaker kiest een personage uit een prent. Het beeld weet niet wie of wat het zal worden. Als het beeld af is, blijft het even staan en komt dan los. De kleuter die het beeld was, kijkt na op de prent welk personage hij was, wie ook zo op de prent staat, ... • Stap 3: De beeldenmaker kan nu zonder de hulp van prenten een beeld maken. Hij kiest vrij een beeld en maakt dat beeld. Een variant is twee kleuters een beeld van een derde kleuter te laten maken. De andere kleuters kijken mee, raden en verwoorden wat ze te zien krijgen. Door goed te kijken, verruimen de kleuters hun mogelijkheden en kunnen ze op zoek gaan naar alternatieven. Bv. “Maak nog eens een beeld van een kind dat pijn heeft aan zijn voet, maar maak het beeld anders dan daarnet. Wie probeert het eens?” c Foto’s maken Eén kleuter is een fotograaf en de andere kleuter is het fotomodel. De fotograaf zal met of zonder woorden aanwijzingen geven hoe het model moet poseren. De fotograaf heeft een zelfgemaakt fototoestel (doosje met een kijkopening). Wanneer het model goed staat, neemt de fotograaf zijn foto: ‘klik’. De kleuters kunnen een beroep doen op foto’s uit tijdschriften of zelf de houdingen ver-
DRAMA
299
12 Uitgewerkte drama's286-320
09-12-2003
18:39
Pagina 300
(Zwart/Process Black Plaat)
zinnen. De leidster verwijst naar duidelijke houdingen, gebaren, handelingen, gevoelens en gelaatsexpressies. De aanwijzingen kunnen per koppel gegeven worden of gericht worden aan de hele groep. Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Maak een foto van een kind dat blij is. - Het kind moet op zijn buik liggen. - Het kind zit te tekenen. - Het kind blaast een kaars uit. - Het kind heeft één hand in zijn zij en de andere voor zijn mond. - ... Het zou leuk zijn als de leidster ondertussen echte foto’s neemt met een echt fototoestel. Een aantal dagen later kunnen de kleuters dan de echte foto’s bekijken. Ze zien zichzelf in een beeld, een houding. Deze foto’s zijn opnieuw een uitgangspunt voor een gesprek over houdingen, gevoelens, gebaren, handelingen. Andere kleuters kunnen deze foto’s nu gebruiken als voorbeelden om beelden te maken. Als introductie of uitbreiding op deze activiteit kunnen de twee aansluitende verhalen ‘Mist’ en ‘Melk’ uit de verhalenbundel Robin op school gebruikt worden. Er komt een fotograaf naar de klas. Robin wil niet op de foto. Hij is bang, dus verstopt hij zich in de mist achter de school. Alexander, een Engelstalige jongen die pas in het land is, verstopt zich samen met Robin. De juf vindt hen en neemt hen mee naar de klas. Robin krijgt melk en mag samen met de juf op de foto. Zo lijkt alles veel minder erg.
Groepsbeelden (middengroep) Aard van de activiteit
- De kleuters ontdekken dat ze situaties in een beeld kunnen vastleggen. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: anders, benieuwd, elkaar, gemakkelijk, helpen, kring, midden, moeilijk, nodig hebben, overblijven, praten, raden, samen, verschillend, voelen, ...
Materiaal
fototoestel
Verloop
a Een wassenbeeldenmuseum De kleuters werken per twee. De ene kleuter is beeldenmaker en de andere kleuter is beeld. De beeldenmaker maakt een beeld. De leidster geeft aan elke beeldenmaker een opdracht. Alle beeldenmakers krijgen een soortgelijke, maar toch verschillende opdracht. Bv. de kleuters maken allemaal een zittend beeld, maar de ene leerling maakt een beeld dat op zijn knieën zit, de andere maakt een beeld dat gehurkt zit, ... Als de beeldenmakers klaar zijn, gaan ze opzij zitten. Enkel de beelden blijven in het midden van de kring staan. Zo ontstaat een wassenbeeldenmuseum. De beeldenmakers bespreken nu kort hun beelden. Hoe staat hun beeld? Wat hebben zij gemaakt? Wat is er verschillend tussen de beelden? ... Dan laten de beelden hun houding los. Zij kunnen nu ook deelnemen aan het gesprek. Daarna wisselen de kleuters van rol. Variant: De beeldenmakers maken naar vrije keuze een beeld. De beeldenmakers trekken zich terug, de beelden blijven staan. De leidster vertelt dat het een bijzondere dag is. Eenmaal per jaar kunnen de beelden praten. Vandaag is het die dag. De beelden raden wie ze zijn, wat ze precies aan het doen zijn: “Ik ben... en ik ben aan het...”. Als een beeld moeite heeft om van zichzelf te zeggen wie hij is en wat hij aan het doen is, kunnen de andere beelden hem helpen. De andere beelden zien namelijk het beeld dat moeite heeft, veel beter. De beelden vertellen ook hoe ze zich voelen, ... Ze vertellen dit elk om de beurt.
300
DRAMA
12 Uitgewerkte drama's286-320
09-12-2003
18:39
Pagina 301
(Zwart/Process Black Plaat)
De leidster kan ook een interview afnemen van de beelden. Zij vraagt hen wie ze zijn, wat ze aan het doen zijn, hoe ze zich voelen, ... Naderhand kan er een gesprek ontstaan tussen de beeldenmakers en de beelden om na te gaan wat precies de opzet van het beeld was. Nu kunnen de kleuters ook zoeken naar alternatieven, bijvoorbeeld: “Maak nog eens een blij kind dat aan het knikkeren is, maar maak het beeld anders dan daarnet. Wie probeert dat eens?” b Een situatiebeeld met twee kleuters Twee kleuters spreken af om een situatie samen in een beeld vorm te geven. De kleuters vormen nu zichzelf om tot een beeld. Beide kleuters vormen samen één beeld. Alle kleuters werken tegelijkertijd aan hun situatiebeeld. Om de beurt kunnen twee kleuters hun situatie in de kring tonen. Op elk situatiebeeld volgt een gesprekje met alle kleuters. Situaties die in beeld gebracht kunnen worden (met stijgende moeilijkheidsgraad): - een situatie uit een prentenboek: de houding van twee personages overnemen en in een beeld vast zetten - een opdracht van de leidster: een kind geeft aan een ander kind een cadeautje; een kind gooit een bal naar een ander kind; een kind verzorgt de knie van een gevallen kind; een kind is bang van een ander kind omdat dat boos is; ... - situaties die door de kleuters zelf verzonnen worden Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Hoe staan de beelden bij elkaar? - Zie je goed wie wat doet? - Kun je zien hoe X zich voelt? - Was het gemakkelijk om samen een beeld te maken? Of was het moeilijk? - ... c Een situatiebeeld met veel kleuters De leidster spreekt met de kleuters af om met z’n allen een groepsbeeld te maken. Iedereen kan meedoen. Allen samen vormen ze één situatiebeeld, alhoewel elke kleuter een individuele rol in het grote groepsbeeld heeft. Situaties die in beeld gebracht kunnen worden (met stijgende moeilijkheidsgraad): - een situatie uit een prentenboek met veel personages (personen en dieren) - een opdracht van de leidster: samen aan het strand liggen (iedereen ligt op een andere manier); samen in de zandbak spelen en er is ruzie tussen ... (twee kleuters); samen op de markt; touwtje springen met meerdere kleuters; samen de was ophangen en één wil niet meedoen - situaties die door de kleuters zelf verzonnen worden Er zal heel wat overleg nodig zijn om tot zo’n groepsbeeld te komen. Soms is het dan ook handig om een beeldenmaker aan te duiden. Die kan het groepsstandbeeld maken (regisseren, aanwijzingen geven, ...). Hij wordt de maker van het hele beeld. Als het groepsbeeld af is, kan er een foto van genomen worden. Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Wie ben je? - Waar sta je? - Hoe voel je je? - Welke twee beelden hebben elkaar nodig? - ...
DRAMA
301
12 Uitgewerkte drama's286-320
09-12-2003
18:39
Pagina 302
(Zwart/Process Black Plaat)
Na het groepsbeeld houdt de leidster een gesprekje met de kleuters. Mogelijk vragen en opmerkingen: - Hoe vonden jullie het? - Was het moeilijk? - Ik vond het heel mooi. Denken jullie ook dat het mooi was? - Ik ben benieuwd naar de foto. Wat zou er op de foto staan? - ...
Een beeldverhaal maken (oudere kleuters) Aard van de activiteit
- De kleuters ontdekken dat ze met losstaande beelden een verhaal kunnen maken. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: afspreken, beginnen, bewegen, daarna, dan, eerst, geluid, los, stilstaan, volgen, woord, ...
Materiaal
prentenboek waarmee de kleuters vertrouwd zijn
Verloop
Algemeen In de bovenstaande activiteiten kregen de kleuters de kans om allerlei losstaande beelden te maken. Nu komt het erop aan om deze beelden om te vormen tot een beeldverhaal, net zoals een stripverhaal. Concreet a Van prentenboek naar beeldverhaal De kleuters kregen al eerder de kans om beelden van een prent te maken, zowel individuele beelden als groepsbeelden. Uit een goed prentenboek waarmee de kleuters vertrouwd zijn, kan de leidster samen met de kleuters een reeks prenten kiezen. Elke prent wordt eerst afzonderlijk opgebouwd. Daarna spreekt de leidster af om op haar teken (bv. een klap in de handen) het eerste beeld te maken en het beeld vast te houden tot ze opnieuw het teken geeft. Bij het volgende teken wordt het tweede beeld gevormd en vastgehouden. Tenslotte wordt het derde beeld gevormd en vastgehouden. Bij het slotteken wordt de laatste houding losgelaten. Meestal is het bij kleuters voldoende om zich te beperken tot een reeks van drie beelden. Belangrijk is wel dat deze drie beelden ‘logisch’ op elkaar volgen en dus een geheel vormen. De leidster houdt een gesprek met de leerlingen voor en na de beelden. b Een beeldverhaal maken Het is ook mogelijk om vanuit één prent van een prentenboek te vertrekken en dan zelf twee beelden eraan toe te voegen. De leidster kan nog eens voordoen hoe je in drie beelden een handeling of een gebeurtenis in beeld brengt. Wanneer de kleuters dit gedaan hebben, zijn ze ook in staat om eigen verzonnen ‘verhaaltjes’ in beelden vorm te geven. De leidster laat de kleuters altijd bij het begin van een handeling of gebeurtenis beginnen. Kleuters hebben het vaak moeilijk om terug in de tijd te denken. Daarom is het aangeraden om nooit te beginnen in het midden van een handeling en dan te vragen wat eraan vooraf ging. De kleuters beginnen met een handeling en denken vooruit: eerst dit, dan dat en daarna... Het beeldverhaal kan uitgebreid worden door verschillende kleuters na elkaar scènes uit een groter geheel te laten spelen.
302
DRAMA
12 Uitgewerkte drama's286-320
09-12-2003
18:39
Pagina 303
(Zwart/Process Black Plaat)
Suggesties voor beeldverhalen: - De verjaardagstaart - een beeldverhaal bestaande uit drie keer drie beelden: kleuter 1: deeg kneden - in de oven - eruit halen kleuter 2: uit de oven halen - op de tafel zetten - kaars uitblazen kleuter 3: kaars uitblazen - taart snijden - hapje eten - De voetbalmatch - een beeldverhaal bestaande uit drie beelden met meerdere kleuters: 1 een voetballer staat op het punt te schoppen en de keeper staat klaar 2 de voetballer trapt en de keeper valt 3 de voetballer juicht en de keeper raapt triest de bal op Zo kan een verhaal dat uit meer dan drie beelden bestaat, uitgebeeld worden. De leidster zorgt er wel voor dat het voor iedere kleuter lijkt alsof hij een gebeurtenis uitbeeldt die af is. Dat kan gemakkelijk gebeuren door de gebeurtenis in te kaderen in een verhaaltje. Bijvoorbeeld door aan de tweede kleuter die uitbeeldt, te vertellen dat hij verjaart en dat zijn broer een taart gebakken heeft. Die taart staat nog in de oven.
Nog meer met beelden: van beelden naar rollen en situaties Van spelen met beelden kan de stap gezet worden naar spelen met rollen en situaties. Stapje voor stapje gaat de kleuter over van een beeld naar een echt personage. a Begin met een beeld Het vasthouden van een houding is een veel gebruikte techniek in het dramatisch spel. In feite concentreert de speler zich sterk op wat hem te doen staat. Vandaar dat deze techniek goed kan worden aangewend om andere vormen van dramatisch spel te starten. Zo’n starthouding verhoogt niet enkel de concentratie, maar versterkt zeker ook het inlevingsproces. Door een aangepaste houding aan te nemen, voelt de kleuter zich ‘iemand anders’ worden. Mogelijk vragen en opmerkingen van de leidster: - Ga klaar staan. Ga staan zoals X zich voelt. - Ga zitten zodat je meteen kunt starten. - Pas wanneer iedereen klaar staat, kunnen jullie beginnen. - ... b Vanuit een beeld naar beweging Het maken van beelden kunt natuurlijk ook overgaan in bewegende beelden. In feite belanden we dan in de mime en de pantomime. Vertrek vanuit een vaste houding en laat de kleuter de handeling in een bewegend beeld verder vorm geven. We noemen dit ‘uitbeelden’. Tal van de hier boven beschreven activiteiten kunnen met een kleine aanpassing voor het spelen met bewegende beelden gebruikt worden. c Een beeld met woord en geluid De kleuters zullen zeker bij het in beeld brengen van personages (dieren en mensen) woorden en/of geluiden gebruiken. Bij veel van de geschetste activiteiten kan dit een boeiende uitbreiding van het spel inhouden. Het gebruiken van woorden en geluid kan het spel verrijken en verruimen. Het maken van één passend geluid bij dierenpersonages zal de inleving en expressie versterken. Ook bij menselijke personages kan één eenvoudige zin het beeld sterker maken. Dit zal zeker het geval zijn bij situatiebeelden en beeldverhalen, waar de woorden de functie krijgen van een tekstballon in een stripverhaal. Het is trouwens niet zo gemakkelijk en daarom zeker boeiend om samen met de kleuters te zoeken naar passende geluiden, een goed woord, een eenvoudige zin, naar het gepaste taalgebruik (snel, traag, met emotie, een kreet, een uitroep, ...) bij een personage.
DRAMA
303
12 Uitgewerkte drama's286-320
09-12-2003
18:39
Pagina 304
(Zwart/Process Black Plaat)
3 Spelen met (miniatuur)speelgoed Voor kleuters die in hun omgeving weinig kansen hebben om met (miniatuur)speelgoed te spelen en niet goed weten hoe ze met dit speelgoed kunnen omgaan, is het nodig begeleiding te voorzien. De leidster kan die kleuters helpen in hun spel door hen stap voor stap te begeleiden en te stimuleren. Een aantal mogelijkheden zijn: meespelen tijdens het individueel spel, een kinderstem gebruiken en vanuit de pop praten, het voordoen van bepaalde handelingen. Bovendien kan de leidster nieuwe spelimpulsen geven: de pop te slapen leggen, eten geven, ... en nieuwe situaties creëren: de pop wordt wakker, heeft honger, ...
Creatief spel Een pop is niet zomaar een pop Aard van de activiteit
- De kleuters ontdekken dat een pop zich leent tot spel. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: achter, baby, bewegen, brandweerman, graag, hoe, honger, knuffel, lopen, naam, pop, rij, schrikken, slapen, springen, staan, verstoppen, waarom, wat, weg, zitten, ...
Materiaal
allerlei soorten poppen (babypop, stokpop, miniatuurfiguren, knuffelpop, handpop, marionet, sokpop, vingerpopje, poppenkastpop, ...)
Verloop
a Allerlei poppen De leidster en de kleuters zitten in een kring en maken kennis met allerlei soorten poppen. Ze bespreken samen de soorten poppen. Samen kiezen ze een naam voor elke figuur bv. Bas de knuffelbeer, Fien de babypop, Tok de stokpop en Stan de brandweerman. Alle poppen worden op een rij gezet. De leidster verbergt één pop achter haar rug. Welke pop is verdwenen uit de rij? Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Wie is er weg? - Waar is Stan de brandweerman heen? - Waarom zou hij daar naartoe zijn? - Zou hij een brand moeten blussen? - ... De leidster laat telkens opnieuw een pop verdwijnen. Ook een kleuter kan een pop laten verdwijnen. De andere kleuters vertellen wie er weg is en ze bedenken waarom de pop weg zou kunnen zijn. b De poppen bewegen De kleuters zitten in een kring. Ze hebben elk één pop bij zich. De leidster geeft hen een opdracht waardoor ze verplicht zijn hun pop te verkennen. Mogelijke opdrachten van de leidster: - Zoek eens uit hoe je pop kan bewegen. - Wat kan er aan je pop bewegen? - Hoe kan je pop staan, lopen, springen, ...? - ...
304
DRAMA
12 Uitgewerkte drama's286-320
09-12-2003
18:39
Pagina 305
(Zwart/Process Black Plaat)
De kleuters voeren de opdracht individueel uit. Vervolgens krijgen de kleuters om de beurt de kans om aan de andere kleuters te tonen hoe hun pop kan bewegen. Zo kunnen bijvoorbeeld de armen van de babypop op en neer bewegen en kun je de benen van de pop verplaatsen. De kleuters tonen wat hun pop kan en vertellen erover. De leidster biedt verdere kansen tot verkenning van de pop door spelimpulsen te geven en/of vragen te stellen. Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Wat kan je pop nog meer? - Kan het hoofd ook draaien en naar mijn kant kijken? - Hoe ligt je babypop te slapen? - ... c De poppen praten Iedere kleuter heeft een eigen pop. Een pop kan niet enkel bewegen, maar ook praten. De leidster geeft een aantal spelimpulsen en/of vragen waarbij de kleuters zoeken naar de stemmogelijkheden van hun pop. Suggesties voor vragen en opmerkingen van de leidster: - Kan je pop geeuwen? Hoe klinkt het dan? - Als je pop schrikt, hoe gilt ze dan? - Als je pop honger heeft, wat zegt ze dan? En hoe? - ... De kleuters stellen hun pop voor aan de andere kleuters. Eén kleuter komt in het midden van de kring en laat de pop zich voorstellen. Dat kan op een eenvoudige manier: - Ik ben ... en ik eet graag ... - Ik ben ... en ik speel graag ... - Ik ben ... en ik kan goed ... (eventueel ondersteund met bewegingen van de pop). Een andere mogelijkheid is ook dat twee kleuters samen spelen. De kleuters stellen elk hun pop aan elkaar voor. De poppen ontmoeten elkaar op een bepaalde plaats en zeggen wie ze zijn en wat ze daar willen doen. Bijvoorbeeld: - Ik ben Stan de brandweerman en ik moet hier komen blussen. - En ik ben Tok de Stokpop en ik kom je helpen. - ...
Kern Spelen met vingerpoppen (middengroep) Aard van de activiteit
- De kleuters ontdekken dat hun vinger een popje kan worden en dat er rond dit popje een spel kan worden opgebouwd. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: ander, broer, heten, hoeveel, kleur, mond, neus, niemand, oog, poppenkast, school, spel, spelen, stift, tekenen, thuis, verstoppen, vinger, vriend, vriendin, zoeken, zus, ...
Materiaal
(afwasbare) viltstiften in verschillende kleuren, schoenendoos
Verloop
a Een vingertop wordt pop De kleuters zitten in een kring. Iedereen kan goed zien wat er gebeurt. De leidster neemt een (afwasbare) viltstift. Ze tekent langzaam en duidelijk twee ogen, een neus en een mond op het topje van haar wijsvinger. Zodra het gezichtje af is, begint het popje tegen de leidster en de kleuters te praten. Ze vertelt dat ze Marieke heet en dat ze van haar
DRAMA
305
12 Uitgewerkte drama's286-320
09-12-2003
18:39
Pagina 306
(Zwart/Process Black Plaat)
moeder buiten mag spelen. Maar ze heeft niemand om mee te spelen. Wat nu? Marieke heeft een plannetje. Marieke fluistert dat in het oor van de leidster. De leidster knikt en neemt een viltstift in een andere kleur. Op de andere wijsvinger verschijnt een vriendje voor Marieke. Het vriendje heet Isham. b Marieke en Isham spelen Marieke en Isham spelen. Ze vragen aan de kleuters: “Wat zullen we gaan doen?” Ze gaan in op de suggesties van de kleuters. Tijdens hun spel kunnen Marieke en Isham plezier hebben, ruzie maken, vallen, elkaar troosten, ... c Meer vingerpopjes Elke kleuter kan nu met een viltstift een popje op zijn wijsvinger tekenen. Ondertussen bedenken ze een naam voor dit popje. De leidster helpt de kleuters hierbij indien nodig. d Wie ben jij? Marieke en Isham stellen vragen aan de andere popjes. De kleuters houden hun vingerpopje hoog naast hun eigen gezicht en antwoorden voor hun popje. Elke kleuter komt aan bod. Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Hoe heet jij? - Heb je nog broertjes en zusjes? - Hoeveel jaar ben je? - Wat eet je het liefst? - Wat vind je een leuk spelletje? - ... e Waar ben je? Twee kleuters zitten in het midden van de kring. Eén kleuter verstopt zijn vingerpop ergens op zijn lichaam (bv. in zijn broekzak, achter de rug, onder de oksel, in de knieholte, in zijn schoen, ...). De vingerpop van de andere kleuter moet de vingerpop van de eerste kleuter zoeken. De eerste kleuter bepaalt waar op zijn lichaam de andere kleuter met zijn popje kan beginnen te zoeken. Die kleuter start op de aangegeven plaats op het lichaam van de eerste kleuter en gaat met zijn vingerpopje op zoek. Zo verkent hij al lopend met zijn popje het lichaam van de eerste kleuter en vraagt ondertussen steeds waar het popje is. De verstopte vingerpop antwoordt. De leidster doet voor: - Popje waar ben je? Hier op het hoofd? - Neen, daar ben ik niet! - Popje waar ben je? Hier op de schouder? - Neen, daar ben ik niet! - Popje waar ben je? Hier op de buik? - Neen, daar ben ik niet! - Popje waar ben je? Hier in de broekzak? - Ja, hier ben ik! Als de popjes elkaar gevonden hebben, zeggen ze wie ze zijn en geven ze elkaar een zoentje. f Twee poppen De kleuters gaan per twee zitten (eventueel met een tafel tussen hen in). Ze hebben elk een vingerpop. De kleuters spelen nu ontmoetingen tussen beide poppen. De popjes praten en spelen met elkaar. Ze ontmoeten elkaar op straat, in de winkel, op de kermis, ... De leidster kan in het begin enkele situaties opgeven. Uiteindelijk moeten de kleuters ertoe komen om zelf te kiezen waar de vingerpoppen elkaar ontmoeten en wat er dan gebeurt.
306
DRAMA
12 Uitgewerkte drama's286-320
09-12-2003
18:39
Pagina 307
(Zwart/Process Black Plaat)
Als bijkomende spelimpuls kan de leidster aan de kleuters een schoenendoos geven. De kleuters gebruiken de doos in hun spel met de twee vingerpopjes. De schoenendoos wordt bv. een huis, een slaapkamer, een hindernis om moeizaam over te klauteren, om eraf te vallen, om zich erachter te verbergen, ... Op het einde van het spel komen de kleuters in de kring zitten. Ze leggen hun vingerpopjes op hun schoot ‘te slapen’ en zingen een slaapliedje voor ze. Als de popjes slapen, vertellen de kleuters zachtjes aan elkaar waar hun pop zo moe van geworden is. Varianten: - Aan het einde van de ochtend gaan de popjes mee naar huis of naar de speelplaats. Als de kleuters terug in de klas/op school zijn, kan de leidster de vingerpopjes laten vertellen wat ze hebben meegemaakt. Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Bij wie ben je thuis geweest? - Ben je op school gebleven? - Wat heb je gegeten? - Heb je ook nog een spelletje gedaan? - Met wie hebben jullie gepraat? - ... - De kleuters kunnen de vingerpoppen ook nog versieren en afwerken: bv. een kokertje over de vinger, een plukje haar op de vinger of een klein hoedje, ... De leidster kan een extra dimensie aan de pop geven door te werken met de ‘mondexpressie’ van de pop: bv. een blije popmond, een triestig mondje, ... Met deze expressie kunnen de kleuters rekening houden tijdens het spelen met hun vingerpopje. - De vingerpopjes kunnen ook vervangen worden door een sokpop of een stokpop (bv. een houten lepel). Voor het maken van een sokpop en poppenkast spelen met sokpoppen, zie Taal-Materiaal, activiteit 26 Iets maken van oude sokken. Opmerking Handpoppen en marionetten zijn vaak voor de kleuters te moeilijk om te hanteren. Ze hebben dan teveel moeilijkheden om de pop te gebruiken. Een makkelijk hanteerbare pop is wenselijk, dan kunnen de kleuters zich concentreren op het samenspel, de dialoog, de te spelen gebeurtenis, ...
In de poppenhoek (middengroep) Aard van de activiteit
- De kleuters ontdekken dat poppen een aanleiding zijn om zich in te leven in rollen en situaties. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: graag, naam, nodig hebben, pop, ...
Materiaal
allerlei soorten poppen (babypop, knuffeldier, lapjespop of voddenpop, ...), allerlei attributen voor de poppen (een bedje met laken, deken, kussentje, ...), zuigfles en slabbetje, wieg met toebehoren, poppewagen, verzorgingskussen met doekjes en flesjes, dokterstas met toebehoren, allerlei poppekleren, ...
Verloop
a Mijn pop De kleuters en de leidster gaan samen naar de poppenhoek. In de poppenhoek liggen vele soorten poppen. De kleuters leggen de poppen per soort. Daarna kiest elke kleuter
DRAMA
307
12 Uitgewerkte drama's286-320
09-12-2003
18:39
Pagina 308
(Zwart/Process Black Plaat)
één pop. Elke kleuter geeft een naam aan zijn pop. In de poppenhoek is er nog veel meer te vinden: - een bedje (met laken, deken, kussentje, ...) - een zuigfles met slabbetje, ... - een wieg met toebehoren - een poppewagen - een verzorgingskussen met doekjes, flesjes, ... - een dokterstas met toebehoren - allerlei poppekleren - ... Elke kleuter kiest een aantal attributen bij zijn pop. De leidster kan de kleuters die moeilijk kunnen kiezen, helpen om de passende attributen te vinden. De attributen bepalen de inhoud van het spel. De hierboven opgesomde attributen zullen ervoor zorgen dat het spel in de richting van het verzorgen van de pop zal gaan. b Mijn pop en ik De leidster en de kleuters zitten samen. De leidster heeft een vingerpopje en de kleuters zitten klaar met hun pop en de gekozen attributen. De vingerpop stelt zich bij elke pop even voor en houdt met elke pop een kort gesprekje. De kleuters antwoorden voor hun pop. Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Ik ben X. Wie ben jij? - Wat zie je er mooi uit! - Wat doe jij graag? - Wat heb je nodig? - ... De kleuters krijgen nu elk een plaatsje in de poppenhoek. Ze krijgen de kans om individueel met hun pop en de gekozen attributen te spelen. De kleuter zal waarschijnlijk een bepaalde rol gaan spelen tijdens het spel met de pop: vader, moeder, dokter, leidster, winkelier, ... (zie 1 Spelen met rollen en situaties, pag. 286). De leidster maakt van de gelegenheid gebruik om te observeren hoe elke kleuter met zijn pop speelt. Hieruit kunnen nieuwe spelimpulsen afgeleid worden. De leidster kan een kleuter er bv. op wijzen dat de pop kan praten of een kleuter aanmoedigen om de pop aan te spreken. De leidster kan ook meespelen. Het is belangrijk dat de leidster vanuit haar eigen persoonlijkheid meespeelt en een duidelijke houding tegenover de pop aanneemt. Zo kan de leidster de pop zacht en vriendelijk aanspreken, de pop strelen, een zoentje geven, eens lekker knuffelen en ook rustig meehelpen met bepaalde verzorgingshandelingen (andere kleertjes aantrekken, wassen, de fles geven, toedekken, ...). Na enige tijd komen de kleuters in de kring. Een kleuter kan tonen hoe hij met de babypop gespeeld heeft: hij spreekt de pop aan, laat de pop spreken en vertelt wat hij gedaan heeft. Zo zien ook andere kleuters hoe een kleuter zich inleeft en hoe er een bepaalde relatie ontstaat tussen de pop en de kleuter. c Samen met de pop Naast het individuele spel van de kleuter met de pop, is het ook mogelijk dat twee kleuters samen ‘zorg dragen’ voor de pop. De kleuters gaan per twee staan en kiezen een pop. Ze bepalen zelf wie ze zijn: vader - moeder, dokter - verpleger, vader - winkelbediende, ... Als de situatie en de rollen duidelijk zijn, kan het spel starten.
308
DRAMA
12 Uitgewerkte drama's286-320
09-12-2003
18:39
Pagina 309
(Zwart/Process Black Plaat)
Naast de inleving in de rol en de situatie en het spelen met de pop, ontstaat er ook het samenspel tussen de kleuters onderling. De leidster observeert het spel en reikt spelimpulsen aan wanneer dat nodig is, bijvoorbeeld samen met de babypop gaan winkelen, samen uit logeren gaan met een knuffelpop, moeder komt met een zieke pop bij de dokter, ... Na enige tijd kunnen de kleuters hun samenspel tonen in de kring. Een variant is een situatie uit een bekend verhaal te nemen. In heel wat prentenboeken komen situaties voor die kunnen worden nagespeeld met een babypop, een knuffel, een lapjespop, ... (zie 1 Spelen met rollen en situaties, pag. 286) Suggesties voor prentenboeken (zie Prentenboeken: fiches): De knuffel van Lotte (fiche 11) Nisse naar de kapper (fiche 12) Tom en Pippo lezen een boek (fiche 15) Welterusten... kleine beer (fiche 20) Alex de muis. Gekke vlekken (fiche 40)
Het wereldspel (middengroep) Aard van de activiteit
- De kleuters ontdekken dat ze in hun spel een (eigen) wereld kunnen creëren en zo de realiteit kunnen verkennen. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: auto, blok, bouwen, doos, garage, gebeuren, geluid, huis, kiezen, kist, samen, straat, wenen, ...
Materiaal
blokken en constructiemateriaal, miniatuurspeelgoed (allerlei figuurtjes, soorten huizen, meubels en huisspullen, vervoermiddelen, materiaal voor een speellandschap)
Verloop
Algemeen In een hoek van de klas spelen de kleuters met miniatuurspeelgoed. Met dit miniatuurspeelgoed bouwen ze een wereld op. Zo ontstaat een wereldspel. In dit spel verkennen de kleuters hun eigen omgeving en de wereld in fantasie en in werkelijkheid. Ze leven zich in rollen en situaties in. Ze spelen samen, maken afspraken en treden voortdurend in en uit een rol. Het wereldspel kan ook plaatsvinden in een maquettebak, een zandbak of aan een watertafel. Concreet a Uit het grote aanbod een keuze maken De leidster gaat samen met de kleuters naar de bouwhoek. In de bouwhoek bevindt zich het materiaal voor het wereldspel: blokken, constructiemateriaal (bv. lego) en miniatuurspeelgoed, namelijk: - allerlei figuurtjes (grote mensen, kinderen, piraten, soldaten, cowboys en indianen, agenten, dieren, ...) - soorten huizen (een huis, een school, een boerderij, een ziekenhuis, een garage, een kasteel, een flatgebouw, een station, een boot, een indianentent, een haven, een brandweerkazerne, ...) - meubels en huisspullen (stoelen, tafels, een T.V., een emmer, ...) - vervoermiddelen: auto’s, treinen, boten, vrachtwagens, ... - materiaal voor het speellandschap (bomen, afsluithekken, grondplan met straten, sporen voor de trein, een heuvel, een brug, ...) Voor kleuters die niet gewend zijn om met dit spelmateriaal te spelen, is het wenselijk om een beperkte keuze te maken. De leidster biedt niet alles tegelijkertijd aan.
DRAMA
309
12 Uitgewerkte drama's286-320
09-12-2003
18:39
Pagina 310
(Zwart/Process Black Plaat)
b Het wereldspel structureren Om de kleuters te laten wennen aan het wereldspel en hun spelmogelijkheden te stimuleren of te vergroten, kan de leidster het spel gestructureerd aanpakken. Het wereldspel kan enerzijds gestructureerd worden door te werken met speelpakketten met een grondplan en anderzijds door het wereldspel stapsgewijs op te bouwen met één of twee kleuters. - speelpakketten met grondplan: Bepaald spelmateriaal dat samenhoort, wordt in een kist of doos gegroepeerd. Op die doos wordt een foto of pictogram aangebracht die duidelijk maakt welk materiaal zich in de doos bevindt. Zo weten de kleuters duidelijk uit welk materiaal ze kunnen kiezen om mee te spelen: een huisspel, een garagespel, een straatspel, een boerderijspel, ... Bij elke doos hoort ook een grondplan. Zo’n grondplan is een plattegrond of een schema dat de kleuter helpt om zijn wereldspel te structureren. Voorbeelden van zo’n grondplan zijn: een straat met kruispunt, een plattegrond van een huis, ... Een dergelijk grondplan helpt de kleuter om de speelruimte duidelijk af te bakenen (zie e Straten met garage en ziekenhuis). - een spel in stapjes Voor kleuters die niet gewend zijn om met dit spelmateriaal te spelen, wordt het spel in kleine stapjes geïntroduceerd. De leidster neemt daarbij één of twee kleuters apart en gaat in stappen te werk. • Stap 1: Verkennen van het speelpakket De leidster en de kleuters halen alle materialen uit het speelpakket. Ze bekijken, benoemen en sorteren alle materialen. • Stap 2: Verkennen van het grondplan De leidster maakt de kleuters vertrouwd met de grondplannen. Mogelijke vragen en opmerkingen van de leidster: - Hier is de straat. - Daar komt de garage. - Dit is voor het huis. - ... • Stap 3: Opbouw van de spelsituatie De speelruimte wordt stapje voor stapje opgebouwd. Eerst worden de blokken en andere materialen in het speellandschap opgesteld. Daarna komt het plaatsen van de auto’s, de figuurtjes, ... • Stap 4: Het wereldspel De kleuters spelen hun zelfgekozen situaties. Hier hebben de leidster en de kleuters de gelegenheid om hun spelmogelijkheden te verkennen. Ze kunnen situaties bedenken, problemen oplossen, conflicten spelen, alternatieven spelen, ... De kleuter kan zo zijn hele wereld onderzoeken en spelen in de veiligheid van het wereldspel. Hierbij staan de fantasie en de inleving centraal. • Stap 5: Afsluiten van het spel De opstelling kan blijven staan, indien de kleuters op een later moment nog verder willen spelen. Als de kleuters niet verder spelen, dan ruimen zij alles op in de speeldoos, zodat het speelpakket volledig blijft.
310
DRAMA
12 Uitgewerkte drama's286-320
09-12-2003
18:39
Pagina 311
(Zwart/Process Black Plaat)
c Spelen Alleen spelen De kleuter beschikt over een speelpakket met grondplan en speelt aan een tafel of op het tapijt in de bouwhoek. De leidster begeleidt het individuele spel van de kleuter. Suggesties voor het begeleiden van het wereldspel: - De leidster helpt de kleuter om zijn plannen te verwoorden. Ze kunnen samen zoeken naar wat er zal gebeuren tijdens het wereldspel (bv. een ongeval, een ruzie tussen twee buren, een kasteel wordt overvallen, ...). - De leidster zoekt met de kleuter naar de passende geluiden bij het spel: bv. vroooooààààm de auto snelt voorbij, bèèèèbèèèè doet het schaap, pieieiep doet de deur, stap... stap... stap... daar komt de reus, wèèèèwèèèè weent de baby, ... Hier wordt de nadruk gelegd op het samen zoeken naar geluiden bij mensen, dieren, voertuigen, voorwerpen, handelingen, ... Zo wordt de kleuter gestimuleerd om hardop allerlei handelingen en bedoelingen van spelfiguren te verwoorden. Dit hardop verwoorden is zeer stimulerend voor het individuele spel van kleuters. Samen spelen Wanneer de kleuters eraan gewend zijn om het wereldspel individueel te spelen, kan de leidster een nieuwe uitdaging toevoegen door kleuters samen te laten spelen. Om met twee een wereldspel te spelen, moeten er meer afspraken gemaakt worden: het kiezen van het speelpakket, het samen plannen en opbouwen van de spelsituatie, het samen spelen van het wereldspel, ... Tijdens het wereldspel zal elke kleuter vaak verschillende rollen op zich nemen en opkomen voor die rollen. Allerlei afspraken en dialogen ontstaan spontaan in het spel: bv. “Dit is de koe. De boer moet komen melken.” - “Nee, nu nog niet. Ik moet nog eerst de tractor naar de garage brengen.” d Overzicht van spelthema’s In het wereldspel kunnen verschillende situaties of plaatsen vorm krijgen. Een overzicht: Mogelijke plaatsen: het huis (zie f Spelthema: Het huis), de straat (zie g Spelthema: De straat), het dorp, de school, de kerk, de parkeerplaats, de (loop)brug, het zwembad, de haven, het vliegveld, de fabriek, het voetbalveld, het busbedrijf, het postkantoor, de camping, het ziekenhuis (zie e Straten met garage en ziekenhuis), het station, de kermis, het feest, de winkel, de supermarkt, het bos, het sprookjesbos, het meer, het strand, het eiland, in de bergen, de dierentuin, het politiebureau, de brandweerkazerne, de raketbasis, de ark van Noach, de boot, het flatgebouw, het dierenasiel, het kasteel, het indianendorp, de ranch, de piratenboot, het legerkamp, ... Mogelijke situaties op bv. de boerderij: bang voor dieren, voeren van dieren, varkens kopen, hokken schoonmaken, dieren in de wei doen, dier is ziek, melken, zaaien, hooien, oogsten, een hooiberg maken, hokken schoonmaken, gras maaien, hekken verplaatsen, dier dat losgebroken is, kinderen op de boerderij, dieren hebben ruzie, ‘s nachts, ‘s morgens vroeg, stro vervoeren, de boer is moe, de boerin koopt schapen, ... Andere situaties: dingen die ik durf, een ongeluk, ruzie, verdwaald, uitgestoten, de baas spelen, verdriet, iets verliezen, feest, bang, schoonmaken, ziek, een regenbui, een goede bui, plagen, ...
DRAMA
311
12 Uitgewerkte drama's286-320
09-12-2003
18:39
Pagina 312
(Zwart/Process Black Plaat)
e Straten met garage en ziekenhuis: een voorbeeld van een speelpakket met grondplan Het speelpakket: Een geëtiketteerde doos bevat vooraf geselecteerd materiaal en een grondplan. De kleuter plant en bouwt eerst een startopstelling voor het wereldspel. Vanuit deze startopstelling begint hij te spelen. In de loop van het spel kan de kleuter nog bijkomend materiaal uit de doos betrekken in zijn spel. Geselecteerd materiaal: - een vijftal tekeningen/foto’s van de werkelijkheid (straten, garage, auto’s, ...) - een kist met grote houten bouwblokken (10-30 cm) - vier lange planken (min. 30 cm) - vier vierkante planken (min. 30 cm) - een twintigtal kleinere houten blokken - een twintigtal duplo bouwstenen - een tiental touwtjes (30-50 cm) - vier constructies om te rollen - drie vlaggestokjes - zes mensfiguren (onder andere twee mannetjespoppen) - zes autootjes (drie gewone wagens, drie functiewagens: kraanwagen, brandweerwagen, ...) - twee benzinepompen - drie kartonnen schoenendozen met/zonder deksel (ziekenhuis, garage en één waarvan de functie door de kleuters bepaald kan worden)
312
DRAMA
12 Uitgewerkte drama's286-320
09-12-2003
18:39
Pagina 313
(Zwart/Process Black Plaat)
Grondplan: De straten worden eerst op het plan getekend. De schoenendozen, meer bepaald de garage en het ziekenhuis, worden naderhand aan de rand van het grondplan geplaatst.
ZIEKENHUIS
SCHOENDOOS
SCHOENDOOS GARAGE
SCHOENDOOS FUNKTIE VRIJ TE BEPALEN
f Spelthema: Het huis De leidster tekent het grondplan en stopt het bij het speelpakket.
DRAMA
313
12 Uitgewerkte drama's286-320
09-12-2003
18:39
Pagina 314
(Zwart/Process Black Plaat)
Onderstaande tekening is een voorbeeld van hoe een kleuter dit grondplan zelf met blokken heeft opgebouwd. De kleuter heeft voor zichzelf al de functie van elke kamer bepaald. Nu dienen enkel nog de poppefiguurtjes een startplaats te krijgen en het spel kan beginnen.
g Spelthema: De straat De kleuters zetten aan de hand van het grondplan het speellandschap klaar. Er is nog heel wat open ruimte op het grondplan. De kleuter kan dus zelf nog veel toevoegen: nog een straat, achter de bomen nog een vijver, ... De kleuter vult de spelsituatie zelf in. Wat zal er straks in deze straat gebeuren? Bij het speelpakket horen auto’s, poppefiguren, een kraanwagen, ... die de kleuter kan gebruiken om een spelsituatie uit te bouwen.
= huizen = bomen, struiken
314
DRAMA
12 Uitgewerkte drama's286-320
09-12-2003
18:39
Pagina 315
(Zwart/Process Black Plaat)
4 Spelen met voorwerpen Creatief spel De tv-presentatrice, de kok, het laken en het keukengerei Aard van de activiteit
- De kleuters ontdekken waar voorwerpen allemaal voor gebruikt kunnen worden. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: anders, bakken, keuken, koken, lekker, lepel, lusten, pan, raden, tafel, televisie, voelen, ...
Materiaal
pan, bord, lepel, televisietoestel (kartonnen doos met een gat erin), videocamera (schoenendoos met een gat in waar een kartonnen rolletje door wordt gestoken), laken, foto of tekening van een kok
Voorbereiding
De leidster maakt van haar klas een televisiestudio. Een televisie wordt op een tafel gezet. Er staan vier tot zes stoelen voor de televisie. Achter de televisie staat een tafel. Op die tafel liggen een aantal voorwerpen uit de keuken, bijvoorbeeld een pan, een lepel en een bord. Over deze voorwerpen ligt een laken. (Variatie: Er ligt een zak op tafel waarin allerlei voorwerpen uit de keuken liggen, de kleuters betasten deze en kiezen er drie uit. Met deze voorwerpen wordt verder gewerkt.) In de speelhoek wordt een keuken ingericht. In de keuken bevinden zich een tafel, een fornuis, meerdere pannen, borden, lepels en zoveel mogelijk ander keukengerei. Voor het spel van de oudere kleuters staat er voor de keuken een tafel met een stoel.
Suggestie
De leidster kan ook een camera maken en die bij de speelhoek opstellen (waar hij gebruikt wordt bij de derde spelactiviteit uit de kern) of als videocamera op haar schouder dragen. Wanneer de kleuters een rollen-/situatiespel spelen, doet de leidster alsof ze het spel filmt. Verloop a De televisiepresentatrice De kleuters bekijken de kartonnen doos. Wat is dat voor iets? De leidster verschijnt op het scherm en stelt zich voor als T.V.-presentatrice. Ze laat de kleuters reageren en houdt eventueel via de televisie een kort gesprekje met de kleuters over televisie kijken. Vervolgens kondigt zij aan dat er een programma gaat komen met een T.V.-kok die iets lekkers zal gaan koken. b De verdwenen kok Maar wat is dat nu? De leidster kijkt om en doet heel verwonderd. De kok is er niet. Zien de kleuters de kok? De leidster toont een foto of tekening van de kok. Hebben de kleuters die persoon gezien? De kok is blijkbaar verdwenen. Dat is jammer. Hij ging net iets lekkers voor de kijkers klaarmaken. De leidster vraagt de kleuters om mee te gaan naar de keuken waar de kok normaal zou moeten zijn. De leidster, in haar rol van T.V.-presentatrice, neemt de kleuters mee naar de tafel waar de voorwerpen onder het laken liggen. c Voorwerpen onder het laken De leidster vertelt dat de kok hier normaal zou moeten zijn. Maar hij is er niet. Weten de kleuters wat er gebeurd kan zijn? Het enige wat hier ligt, is een geheimzinnig laken. Waarom zou dat laken over die tafel liggen? Ligt er iets onder het laken? De leidster laat de kleuters voelen.
DRAMA
315
12 Uitgewerkte drama's286-320
09-12-2003
18:39
Pagina 316
(Zwart/Process Black Plaat)
Wat zou er toch onder dat laken liggen? Het laken wordt nog niet weggenomen. De kleuters betasten de voorwerpen en raden om welke voorwerpen het gaat. De kleuters verwijderen voorzichtig het laken. Onder het laken liggen een lepel, een bord en een pan. Hadden de kleuters juist geraden? Zouden die voorwerpen van de kok zijn? Waarvoor dienen deze voorwerpen? De leidster vraagt aan de kleuters om uit te beelden waarvoor de voorwerpen gebruikt kunnen worden. Indien de kleuters zelf niets kunnen bedenken, kan de leidster suggesties geven. Bijvoorbeeld, een pan gebruik je om er iets in te bakken. De leidster beschrijft wat de kleuters doen of stelt vragen aan de andere kleuters over wat een kleuter aan het demonstreren is. d Waarvoor lepel, bord en pan nog allemaal gebruikt kunnen worden: een transformatiespel Bij de televisie is alles altijd een beetje anders. Je kun er de gekste dingen zien. Misschien wou de kok wel heel andere dingen doen met die voorwerpen. Wat kunnen de kleuters allemaal met de voorwerpen doen? De bedoeling is dat de kleuters de voorwerpen anders gaan gebruiken dan waarvoor ze bedoeld zijn. De leidster laat de kleuters nieuwe mogelijkheden bedenken. De leidster kan de kleuters op weg helpen door zelf een aantal voorbeelden te geven. (Een pan kun je omkeren en kan zo als stoel dienen.) Een voorwerp wordt doorgegeven in de kring. Het gebruiksdoel van het voorwerp verandert steeds bij elke kleuter. Indien de kleuters weinig inspiratie hebben, kan de leidster hen een opdracht geven, bijvoorbeeld: - Een pannetje wordt een hoedje als je het op je hoofd zet. - Een lepel wordt een trommelstok. - Een bord wordt een wiel, een stuur van een wagen. - ... Iedere kleuter bedenkt iets wat hij met het voorwerp kan doen en voert die handeling zelf uit, eventueel met bijbehorende geluiden. De andere kleuters raden wat er wordt uitgebeeld.
Kern Geleid spel met voorwerpen (middengroep) Aard van de activiteit
- De kleuters spelen individueel een rollen-/situatiespel met de drie voorwerpen. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: anders, bakken, broer, heks, helpen, keuken, koken, lekker, lepel, makkelijk, moeder, moeilijk, muts, oefenen, opruimen, pan, raden, tafel, televisie, vader, woord, zus, ...
Materiaal
pannen, borden, lepels, ander keukengerei, witte schort en koksmuts
Verloop
a Een kleuter speelt een korte situatie met de drie voorwerpen als spelaanzet De leidster, in haar rol van T.V.-presentatrice, vertelt dat nu de kok verdwenen is, er een ander programma moet komen. Voordat zo’n uitzending op televisie komt, moet er heel wat geoefend worden. Misschien kunnen de kleuters haar daarbij helpen. Misschien kunnen de kleuters iets doen met die voorwerpen, bijvoorbeeld spelen dat ze een kok zijn die iets lekkers klaarmaakt. Willen de kleuters het eens proberen? Een kleuter krijgt de drie voorwerpen (lepel, pan en bord). Hij mag er mee spelen. De kleuter gebruikt de drie voorwerpen in een concrete situatie, bijvoorbeeld iets klaarmaken in de keuken. De kleuter mag zelf een situatie kiezen. Als hij geen idee heeft, kan de leidster hem op weg helpen door een duidelijke opdracht te geven. De kleuter voert de handelingen uit zonder woorden. De andere kleu-
316
DRAMA
12 Uitgewerkte drama's286-320
09-12-2003
18:39
Pagina 317
(Zwart/Process Black Plaat)
ters bekijken goed het spel van de ene kleuter. Wat is hij aan het spelen? Wat doet hij allemaal? Een andere kleuter krijgt nu de voorwerpen om er een situatie mee te spelen. De situatie moet echter een andere zijn dan de eerste. De leidster kan even overleggen met de kleuter. Als de kleuter een idee heeft, kan hij aan de slag. De andere kleuters mogen weer raden. Suggesties voor spelopdrachten: - De kleuter doet alsof hij iets klaarmaakt in de keuken. - De kleuter wast alles af in de keuken. - De kleuter droogt alles af in de keuken. - De kleuter dekt met de drie voorwerpen de tafel. - De kleuter ruimt de tafel af. - ... b Een kleuter speelt een kort rollenspel met de drie voorwerpen als spelaanzet De kleuters gaan nu een stapje verder zetten. Ze gaan doen alsof ze een bepaalde persoon zijn die iets met die voorwerpen klaarmaakt. Een kleuter krijgt de drie voorwerpen en gebruikt die vanuit een rol (vader, moeder, ...). De leidster geeft de kleuter zijn rol zonder dat de andere kleuters het horen. De kleuter voert de handelingen uit zonder woorden. De andere kleuters raden welke rol de kleuter speelt. De leidster kan de kleuters helpen door de handelingen en de situatie tijdens het spel te beschrijven. Als het spel afgerond is, krijgt een andere kleuter de kans om een andere rol te vertolken. Suggesties voor spelopdrachten: - Moeder/vader maakt iets klaar in de keuken met de drie voorwerpen. - Een reus maakt iets klaar. - Een heks maakt iets klaar. - ... c Een televisie-spel Het is zover. De kleuters hebben voldoende geoefend om de plaats van de verdwenen kok in te nemen. De leidster en de kleuters verplaatsen zich naar de speelhoek die zoveel mogelijk als een echte keuken is ingericht. Iedere kleuter zal om beurt de rol van T.V.kok spelen en aan de anderen tonen hoe ze een bepaald gerecht moeten klaarmaken. De leidster kan de kleuters wijzen op de camera. Ze kan de camera ook gebruiken als videocamera. De leidster bespreekt met de kleuter welk gerecht hij gaat klaarmaken en hoe dat kan gebeuren. De leidster laat de kleuters zoveel mogelijk zelf kiezen. Ze let er wel op dat de verschillende kleuters zoveel mogelijk verschillende gerechten klaarmaken (bv. een boterham smeren, een ei bakken, een stuk vlees bakken, soep maken, kebab maken, ...). De kleuter die speelt, krijgt een schort aan en een koksmuts op. Bij het spel stelt de leidster vragen aan de andere kleuters. De kleuters proberen te raden wat er wordt klaargemaakt. De leidster en de kleuters bespreken kort elk stukje. Vond de kleuter het leuk om te spelen? Was het moeilijk? Ging het vanzelf? Was het leuk om te kijken? Was alles duidelijk? De leidster beschrijft het spel. Bijvoorbeeld, de kok deed eerst de eieren in de pan. Kennen de kleuters alle gerechten die klaargemaakt zijn? Vinden de kleuters die gerechten lekker?
DRAMA
317
12 Uitgewerkte drama's286-320
09-12-2003
18:39
Pagina 318
(Zwart/Process Black Plaat)
Samenspel met voorwerpen (oudere kleuters) Aard van de activiteit
- De kleuters spelen samen een rollen-/situatiespel met de drie voorwerpen. - woorden die op een natuurlijke manier aan bod kunnen komen: baby, buurman, buurvrouw, eten, helpen, keuken, koken, lekker, lepel, makkelijk, meespelen, moeder, moeilijk, muts, oefenen, pan, samen, stoel, tafel, televisie, vader, vertellen, vragen, ...
Materiaal
pan, bord, lepel, witte schort, koksmuts, dienblad, keukenhanddoek, menukaart, bestek, tafel, stoel
Verloop
a Twee kleuters spelen samen een rollenspel De leidster, in haar rol van T.V.-presentatrice, vertelt dat nu de kok verdwenen is, er een ander programma moet komen. Misschien kunnen de kleuters haar daarbij helpen. Misschien kunnen de kleuters iets doen met die voorwerpen, bijvoorbeeld spelen dat ze een kok zijn die iets lekkers klaarmaakt. Voor zo’n uitzending op televisie komt, moet er heel wat geoefend worden. De eerste oefening verloopt als volgt. Een kleuter krijgt van de leidster een rol in een situatie (bv. moeder maakt eten klaar) en begint te spelen. Een ander kleuter komt in een andere rol meespelen (bv. zoontje dat vraagt om mee te helpen). Ze spelen en werken samen verder met de voorwerpen en de handelingen. De nadruk ligt op het uitbeelden van de rollen. De andere kleuters vertellen na het spel wat er gebeurd is en wat ze gezien hebben. Wie is wie in het spel? Hoe weten de kleuters dat? Suggesties voor spelopdrachten: - Moeder maakt eten klaar en het zoontje vraagt om mee te helpen. - Moeder maakt eten klaar en een buurvrouw vraagt om mee te helpen. - Vader maakt eten klaar, moeder komt meehelpen. - Een kleuter maakt eten klaar en geeft het eten aan de baby. - Een kleuter maakt eten klaar en geeft het eten aan de hond. - Vader maakt eten klaar, moeder dekt de tafel, vader schept eten op en samen eten ze aan tafel. - ... b Twee kleuters spelen samen een situatie De leidster vertelt dat de kleuters nu een stapje verder gaan. De spelopdracht kan op verschillende mogelijke manieren georganiseerd worden. Mogelijkheid 1 De leidster geeft een kleuter een rol en een situatie. De kleuter begint die situatie te spelen. De leidster geeft een andere kleuter zijn rol en situatie. Ze spreekt met deze kleuter af dat hij in het spel een probleem zal veroorzaken. De tweede kleuter gaat meespelen. Beide kleuters spelen en werken samen verder met de voorwerpen en de handelingen. Wanneer het probleem optreedt, zullen de spelers het verdere spelverloop moeten improviseren. Mogelijkheid 2 Als de kleuters nog niet echt vertrouwd zijn met spelsituaties, bespreekt de leidster op voorhand met de kleuters die gaan spelen de probleemsituatie. Ze vertelt aan beide spelers dat één van de spelers een probleem zal veroorzaken en dat beide spelers dat probleem in hun spel zullen moeten oplossen. Voor de rest verloopt het spel op dezelfde wijze als onder mogelijkheid 1. Mogelijkheid 3 Als ook mogelijkheid 2 nog te onbekend is voor de kleuters, kan de leidster zelf de pro-
318
DRAMA
12 Uitgewerkte drama's286-320
09-12-2003
18:39
Pagina 319
(Zwart/Process Black Plaat)
bleemsituatie veroorzaken. Beide kleuters krijgen hun rol en situatie en beginnen te spelen. Op een bepaald moment komt de leidster meespelen en veroorzaakt een probleem. Achteraf bespreken de leidster en de kleuters kort elk stukje. Wat vonden de spelers? Was het moeilijk? Viel het mee om het probleem op te vangen? Wat vonden de kijkers? Was het leuk? Wat vonden ze van de oplossing die de spelers voor het probleem hebben bedacht? Zouden zij het probleem anders opgelost hebben? Suggesties voor spelopdrachten: - Moeder maakt eten klaar, het zoontje vraagt om mee te helpen, maar... tijdens het spel laat het zoontje het bord met al het eten op de grond vallen. Wat nu? - Vader maakt eten klaar, de buurvrouw vraagt om mee te helpen, maar... tijdens het spel laat de buurvrouw merken dat ze het eten niet lekker vindt. Wat nu? - ... c Drie kleuters spelen een situatiespel Het is zover. De kleuters hebben voldoende geoefend om de plaats van de kok in te nemen op de televisie en voor een ander programma te zorgen. De leidster en de kleuters verplaatsen zich naar de speelhoek. Die speelhoek is ingericht als een restaurant. Je hebt twee ruimtes: de keuken en de eetzaal waarin een tafel met een stoel staat. Drie kleuters krijgen een rol: klant, ober en kok. In een samenspel worden de voorwerpen gebruikt binnen een concrete situatie. De kleuters gaan namelijk een scène uit een restaurant naspelen. De leidster bespreekt kort met de drie spelers de opdracht en bezorgt hen de nodige attributen. De leidster legt de situatie uit en geeft voorbeelden van de handelingen die de spelers kunnen verrichten (zie Suggestie voor een spelopdracht). Afhankelijk van de ervaring van de kleuters kan de leidster de opdracht concreter maken en/of de situatie al eens voorspelen. De leidster en de kleuters bespreken kort elk stukje. Vonden de spelers het leuk? Was het moeilijk? Ging het vanzelf? Vond de kok het leuk om een koksmuts op te hebben? Wist de ober wat hij met het dienblad en de keukenhanddoek moest doen? Vonden de kijkers het leuk? Was alles duidelijk? Wat had de klant besteld? Welke dingen vonden ze leuk? Suggestie voor een spelopdracht: Scène: In een restaurant. Twee ruimtes: de keuken en de eetzaal met tafel en stoel. Op de tafel staat een menukaart. Personages: kok (bevindt zich in de keuken), klant (zit aan de tafel) en ober (gaat van de ene ruimte naar de andere) Attributen: witte schort en koksmuts (voor de kok), een dienblad, keukenhanddoek over de arm (voor de ober), menukaart, bestek Mogelijke handelingen: - Een man/vrouw zit aan de tafel en bekijkt het menu. - De ober komt vragen wat de man/vrouw wil eten. - De ober zegt tegen de kok wat de man/vrouw wil eten. - De kok maakt het eten klaar. - De ober dekt de tafel. - De ober haalt het eten uit de keuken. - De klant eet. - ...
DRAMA
319
12 Uitgewerkte drama's286-320
09-12-2003
18:39
Pagina 320
(Zwart/Process Black Plaat)