TAAL, CULTUUR EN ORGANISATIES: DE GROTE LIJNEN
INHOUD
Tekst bij de hoorcolleges TCO (Master CIW, RuG 05/06) Inleiding
3
DEEL 1. THEORETISCH KADER
Harrie Mazeland, CIW Rijksuniversiteit Groningen
1. Organisaties: arbeidsdeling en hiërarchie (Morgan, week 2)
4
2. Een sociaal-psychologische benadering van organisatiecultuur
6
(Sanders & Neuijen; week 2) Dit is een begeleidende tekst die ik stukje bij beetje geschreven heb als een soort
3. Theorieën over cultuur (week 3)
gebruiksaanwijzing voor hoe de literatuur bij de hoorcolleges van het CIW Masteronderdeel Taal, cultuur en organisaties gelezen zou moeten worden (artikelen in een reader en een ordner met achtergrondartikelen). Het is 'work in progress', dat
steeds met sporen van haast, -- niet in de laatste plaats wat betreft de uiteindelijke
3.1 de basis: cultuur versus natuur
7
3.2 cultuur als kennis
9
3.3 cultuur als sociaal gedistribueerde kennis (Hutchins)
12
3.4 communities of practice (Wenger)
wil niet alleen zeggen, onaf, provisorisch en conceptueel verkennend, maar ook nog
4. Situated cognition en situated activity systems (week 4)
tekstverzorging (waarvoor mijn excuses). Deel 1 -- het theoretisch kader -- begint al een meer definitieve vorm te krijgen. Van Deel 2 -- een overzicht van een aantal
7
21 28
4.1 situated cognition (Resnick et al.)
28
4.2 situated activity systems (Goodwin )
31
verschillende soorten discoursepraktijken waarin de communicatieve cultuur van 'Communities of Practice' zich manifesteert -- zijn helaas alleen de eerste flarden voorhanden.
© h. mazeland sept05
DEEL 2. DISCOURSEPRAKTIJKEN 5. Telling the code (Wieder)
34
5.1 Woordbetekenissen en descriptieve praktijken 5.1 Categoriseringen van personen en de wijze waarop die
36
een evaluatief kader bieden voor sociaal handelen (Sacks, Wieder, Hall & Valde, Mazeland & Berenst) 6.2 Beschrijvingen van dingen, abstracte concepten
42
en/of de eigenschappen daarvan (Goodwin, Koole & Ten Thije, Mazeland) 6. discourse praktijken II (interactieformats), III (verhalen),
48
IV (tekstformats): tipjes van de sluier. 7. Excurs: het metaforische karakter van onze manieren
49
van praten over en kijken naar onze wereld (Lakoff & Johnson, Gülich; week 9) - Literatuur reader / achtergrondliteratuur
1
2
55
1. ORGANISATIES: ARBEIDSDELING EN HIËRARCHIE (week 2)
INLEIDING
G. Morgan, 1997 (2nd). Images of organization. Thousand Oaks / London: Sage
Het beeld over de verhouding taal, cultuur en organisatie dat ik in dit college wil ontwikkelen, kun je samenvatten in de volgende concepten:
Organisaties zijn systemen die groter zijn dan 1 individu. Het zijn 'complexe Culture
as
socially
ontwikkelde
distributed
kennis,
knowledge:
vaardigheden,
cultuur tools,
betreft
historisch
infrastructuren
systemen' omdat er sprake is van een bepaalde vorm van arbeidsdeling.
en
Daarin coördineren de leden van de organisatie de uitvoering van de taken
arbeidsdelige organisatievormen die over groepen en situaties in de
waarme ze haar doelen probeert te realiseren. Arbeidsdeling is niet hetzelfde
samenleving gespreid is. Cultuur moet per groep, situatie en activiteit
als de hiërarchie of de bestuursvorm van de organisatie, - hoewel het best
geleerd worden.
mogelijk is dat een bepaalde vorm van bestuur beter en/of vanzelfsprekender
Community of Practice (CoP): cultuur manifesteert zich, wordt ontwikkeld en
past bij een bepaalde vorm van taakverdeling.
verandert primair op het niveau van sociale groepen die een repertoire
Morgan (Images of organization) beschrijft in de eerste plaats een
van praktijken hanteren om een bepaalde gemeenschappelijke
aantal verschillende vormen die de arbeidsdeling in een organisatie kan
onderneming na te streven.
aannemen:
Situated activity Sytems (SaS): herhaald voorkomende, min of meer
De organisatie als machine: de werknemers worden gezien als radertjes in
gestandaardiseerde activiteiten waarin een CoP haar projecten
het geheel, elk met een precies gedefinieerde, complementaire
vormgeeft.
deeltaak, waarvan het functioneren van de andere machine-
Discoursepraktijken: de rol die taal en tekst in een cultuur hebben, kun je deels lokaliseren in het gedeelde repertoire van discoursepraktijken
onderdelen afhankelijk is. De organisatie als organisme: de arbeidsdeling wordt hier eerder vanuit
met behulp waarvan een CoP haar projecten realiseert.
teams en afdelingen gedacht. Dat zijn een soort organen die een bijdrage leveren aan het functioneren van het organisme als geheel. Dat moet in staat zijn te interageren met de omgeving. Het werk in de organisatie wordt vaak geconceptualiseerd als een hoofdtaak uit te voeren door een bepaald type teams, en die worden ondersteund door teams met ondersteunende functies. De organisatie als brein: de arbeidsdeling heeft meer de vorm van een flexibel en steeds wisselend netwerk van teams, afdelingen en / of vestigingen die ondanks specialisatie allemaal de functie van andere delen kunnen overnemen en in staat zijn zelf te leren, en te controleren of de targets nog wel adequaat zijn. De organisatie is meer een infrastructuur die de mogelijkheid biedt om een bepaalde arbeidsdelige structuur en de daarbij behorende functies tijdelijk en taakspecifiek te vormen
3
4
('empowered teams'), als de marktomstandigheden daarom vragen /
2. EEN SOCIAAL-PSYCHOLOGISCHE BENADERING VAN ORGANISATIECULTUUR (week 2)
dat toelaten. Het is in principe niet de bedoeling die structuren te institutionaliseren, ze bestaan voorzolang ze nodig zijn (projectmatige
G. Sanders & B. Neuijen1996(5): Bedrijfscultuur: diagnose en beïnvloeding. Assen: Van Gorcum
organisatie, matrixstructuur).
Je zou deze drie macrotypes van arbeidsorganisatie kunnen zien als een beschrijving van productievormen die elkaar aflossen in de geschiedenis van de westerse industriële maatschappij. In Nederland lijkt die zich bijvoorbeeld steeds meer te ontwikkelen van maatschappij waarin naast handel en transport, landbouw en (fabrieks-)industrie de basis waren, naar een maatschappij waarin dienstverlening steeds belangrijker wordt. Maar -afgezien ook van de veranderende rol van overheid en staat en de instituties waarin die haar taken realiseeert -- is het diachronische beeld te simpel. Het is ook zo dat de verschillende productievormen deels naast elkaar blijven bestaan, of dat moderne vormen van dienstverlening organisatievormen laten zien die typisch lijken voor de industriële productievorm (denk bijvoorbeeld aan de manier waarop McDonald's restaurants het werk organiseren). Morgan's boek bevat ook een hoofdstuk over de organisatie als politiek systeem. Hier komt wat mij betreft eigenlijk pas echt ook de hiërarchie, casu quo de bestuursvorm in beeld. Let wel: Morgan zelf behandelt dat anders, hij schrijft aan een bepaald type organisatie steeds ook een bepaalde vorm van bestuur, leiding geven en communicatie toe. Overigens is het mogelijk misleidend om besluitvorming alleen als het resultaat van een politiek krachtenspel te zien; met name bij commerciële organisaties wordt dan te weinig rekening gehouden met de eis van winstgevendheid (de strijd om de macht is in bedrijven meestal of uiteindelijk geen doel op zich). Maar om theoretisch arbeidsdeling en bestuursvorm gescheiden te kunnen houden, is het nodig om de bestuursstructuur van een organisatie niet vanzelfsprekend te laten samen vallen met een bepaalde vorm van arbeidsdeling.
Sanders & Neuijen benaderen bedrijfscultuur primair sociaal-psychologisch: het gaat om een gedeelde verstandverhouding zoals die uiteindelijk terug te vinden is in de waarden en grondbeginselen van de leden van het bedrijf. Ondanks dat S&N 'standaardisering van probleemoplossingen' -- wat m.i. eerder iets is wat voor groepen met bepaalde taken in bepaalde situaties geldt -- als de primaire functie van bedrijfsculturen zien, maken ze organisatiecultuur daardoor wel tot iets individueels: het gaat er om welke spelregels en waarden individuen in het hoofd hebben. In de invulling die S&N daaraan geven, is bedrijfscultuur dus eigenlijk de mate van spreiding van de relevante normen en waarden over alle leden van de organisatie. De cultuur zit in de hoofden van individuen, en wordt pas cultuur wanneer er voldoende overeenstemming is, c.q. de gelijkgezindheid groot genoeg is. De cultuur is software waarmee individuen geprogrammeerd zijn (en bijvoorbeeld niet de combinatie van hard- en software waarin de samenwerking van een team geregeld wordt). Die psychologisering - en 'mentalisering' - van de notie cultuur leent zich overigens ook voor een bepaalde methodologie om onderzoek te doen naar cultuur. Door interviews en vragenlijsten kun je individuen naar hun normen en waarden vragen, en daarna kijken om wat voor N&W het gaat en hoeveel overlap er wat dat betreft is tussen de leden. Je hoeft niet meer te kijken naar werkprocessen en de groepen en situaties waarin die tot stand komen. Door die individualiserende psychologisering zien S&N cultuur niet als een verzameling van handelwijzes die een team dat een bepaalde taak moet uitvoeren, ontwikkeld heeft om die taak te kunnen uitvoeren. Dat wil zeggen, de arbeidsdeling van de groep en vooral de wijze waarop die in en door het team gecoördineerd wordt - meestal door, in en/of met bepaalde communicatievormen -, valt buiten het cultuurbegrip. Om ook die sociale en
5
6
taak- en situatiegebonden kant van cultuur te zien, heb je een ander,
De vraag wat cultuur is bij mensen en hoe culturen eruit zien is van
'sociologischer' cultuurbegrip nodig. Een notie van cultuur die (a) sociologisch
oudsher het onderwerp van de antropologie. Oswalt -- geciteerd in Duranti --
is (dat wil zeggen, oog heeft voor de interactionele principes waarmee
formuleert het nature / culture probleem als volgt voor dit vakgebied:
groepen
activiteiten
uitvoeren),
en
waarin
(b)
cultuur
als
iets
situatiegebondens gezien wordt (situated: bestudering van de activiteiten van
"In anthropology a culture is the learned and shared behaviour patterns
teams in specifieke, concrete situaties).
characteristic of a group of people. Your culture is learned from
Een sociologische en gesitueerde opvatting van cultuur vereist ook andere
onderzoekstechnieken.
Die
moeten
het
mogelijk
relatives and other members of your community as well as from various
maken
material forms such as books and television programs. You are not
groepsprocessen te bestuderen. Denk bijvoorbeeld aan bepaalde vormen van
born with culture but with the ability to acquire it by such means as
participerende observatie, of registratietechnieken waarmee interacties op het
observation, imitation, and trial and error." (Oswalt 1986, 25)
werk zo vastgelegd kunnen worden, dat ze later onderzocht kunnen worden. Cultuur zijn de dingen die je kunt leren (socialisatie). Taal - talige communicatie - is niet alleen het centrale medium waarin en waardoor veel 3. THEORIEËN OVER CULTUUR (week 3)
die leerprocessen bij mensen plaats vinden, maar is zelf ook een van de essentiële bestanddelen van cultuur. Het is een - enerzijds deels geordend,
3.1 De basis: cultuur versus natuur
anderzijds ordenend - reservoir waarin kennis en praktijken worden vormgegeven, opgeslagen en overdraagbaar worden gemaakt (en als iets
Het begint altijd met het 'nature / nurture' debat. Op dit moment komt dat neer
van individu op individu overdraagbaar is, betekent dat dus vooral: het is
op de vraag: wat is genetisch bepaald en wat door opvoeding. Dat wordt niet
leerbaar!).
alleen onderzocht in de biogenetica of de neurologie, maar ook door observationeel 'sociocultureel' onderzoek. Het laatste decennium komt er bijvoorbeeld steeds meer onderzoek beschikbaar waaruit blijkt dat bepaalde andere diersoorten -- met name andere primaten zoals chimpansees -- ook in staat zijn tot cultureel leren. Dat onderzoek richt zich vooral op het gebruik
-
van werktuigen en de manier waarop dat in een populatie door volgende
"Culture: requires socially learned differences in behavior between groups or populations. ... All that is needed for culture is good learning abilities and a social
generaties geleerd wordt. 1
setting in which habits can be transmitted." -
"Culture is not merely a set of discrete behavior patterns, knowledge, and skills transferred from models to observers, or from masters to apprentices, but rather cultural transmission is a totally interactive process in which attention is paid not
1
Een paar illustratieve citaten in dit verband, uit de inleiding door B.M. de Waal &
only to what others do but also to how other react to what oneself does. Culture is
P.L. Tyack op deel V (Cultural Transmission) van hun boek Animal social complexity.
thus an emergent product of social interaction."
Intelligence, culture, and individualized societies. Cambridge, M.: Harvard University Press, 2003; p. 369 e.v.):
7
8
3.2
Zoals de naam al zegt, lag de nadruk in de cognitieve antropologie op de
Cultuur als kennis
relatie cultuur en cognitie. In het spoor van de cognitieve revolutie en het ontstaan van de cognitive science, richtte de cognitieve antropologie zich op
Duranti, A. 1997. Linguistic anthropology. (Hoofdstuk 2: 'Theories of culture.')
wat er zich onder de schedel van individuen afspeelt. Ze probeerde de vraag
Cambridge University Press, p. 23-50
te beantwoorden wat voor kennis een individu moet hebben om te kunnen Als cultuur geleerd wordt, dan is het geleerde op te vatten als kennis van de wereld. Wanneer een kind met name door een taal te leren lid van een cultuur wordt,
leert
het
ondermeer
een
aantal
verschillende
soorten
classificatiesystemen (bijv. van soorten eetwaren, dieren, planten, enzovoort). Talen 'leveren' rijke systemen van classificatie (taxonomieën), zeg maar manieren van benoemen van de wereld die per cultuur kunnen verschillen. Het
beroemdste
en
meest
onderzochte
voorbeeld
van
zo'n
fungeren als lid van de cultuur. Dat deed ze met name door gebruik te maken van concepten en methoden van de bestudering van taal die toen gangbaar werden. Door cultuur als een 'mentale werkelijkheid' te zien werd het doel van etnografisch onderzoek omschreven als het schrijven van 'cultural grammars.'
Zo
kun
je
bijvoorbeeld
met
ons
systeem
van
verwantschapsnamen de culturele regels beschrijven op grond waarvan wij een (member/set-) redenering als de volgende maken:
categoriseringssysteem is het systeem van verwantschapsnamen waarmee (i) John is Mary's father brother
familie- en andersoortige groepsrelaties worden geclassificeerd. Bij zulke
(ii) x's father's brother is x's uncle
taxonomieën gaat het niet alleen om encyclopedische kennis, maar ook om denkpatronen, manieren om de wereld te begrijpen, het maken van inferenties en het 'berekenen' van voorspellingen. Dit laatste aspect werd
______ →
(iii) John is Mary's uncle.
sterk benadrukt in de cognitieve antropologie. Grote naam: Goodenough, die zijn 'cognitive view of culture' als volgt formuleert:
Duranti: "Cognitive anthropologists rely on the knowledge of linguistic categories and their relationships to show that to be part of a culture
"... a society's culture consists of whatever it is one has to know or
means (minimally) to share the propositional knowledge and the rules
believe in order to operate in a manner that is acceptable to its
of inference necessary to understand whether certain propositions are
members, and do so in any role that they accept for any one of
true (given certain premisses)."
themselves. Culture, being what people have to learn as distinct from their biological heritage, must consist of the end product of learning. ...
Naast propositional knowledge waarin kennis over de wereld in taal expliciet
culture is not a material phenomenon; it does not consist of things,
gemaakt wordt, blijken de leden van een cultuur echter ook gesitueerde,
people, behavior, or emotions. It is rather an organization of these
praktische procedural knowledge nodig te hebben. Bijvoorbeeld als je
things. It is the form of things that people have in mind, their models of
propositioneel weet dat een auto sneller gaat rijden door de gaspedaal in te
perceiving, relating, and otherwise interpreting them." (Goodenough
drukken, dan moet je procedureel nog steeds in een rijlessituatie leren
1957/65: 36)
wanneer, hoe, in welke volgorde en in welke contexten je dat doet. Propositionele kennis is ingebed in allerlei vormen van
9
10
"... procedural knowledge to carry out such tasks as cooking, weaving,
liggen. De manieren waarop culturen een meer of minder uitgebreide
baking, farming, fishing, giving a formal speech, answering the phone,
kleurentaxonomie articuleren in een bepaalde set van kleurbeschrijvende
asking for a favor, writing a letter for a job application." (Duranti)
categorieën (bijv. alleen {wit en zwart}, of {zwart, wit en grijs}, of {zwart, wit, grijs, rood en blauw}, enzovoort) zijn regelmatig en voorspelbaar, en zouden
Later - vanaf het midden de zestiger jaren - komt er in de cognitieve
volgens B&K hun basis hebben in de menselijke neurologische infrastructuur.
antropologie meer aandacht voor benaderingen die minder afhankelijk leken van linguïstische middelen (o.a. Sperber, Boyer, Atran). Dat was ook omdat de benadering van ethnosemanticists zoals Goodenough of Frake niet werkte.
3.3
Cultuur als sociaal gedistribueerde cognitie
Informanten bleken bijvoorbeeld vaak niet goed in staat de proposities (of features) te beschrijven die constitutief zijn voor een category-member (bijv.
Hutchins, E. 1995. Cognition in the wild. Cambridge, MA: MIT Press
uncle, dog, shaman), maar konden er 'impliciet procedureel' wel mee werken. Dus ondanks dat de leden van een cultuur in staat zijn 'intuïtief / functioneel / procedureel' te begrijpen wat propositionele concepten inhouden, konden ze die niet metacommunicatief expliciet formuleren in proposities. Doordat de grenzen van de 'cultuur-is-wat-in-de-hoofden-van-demensen-zit' benadering zo duidelijk werden, trad er een verschuiving op van de beschrijving van afzonderlijke culturele systemen naar de universele, aangeboren ('innated') grondslagen van 'menselijke culturen.' De nadruk kwam te liggen op het beschrijven van de structurele condities die alle culturen gemeenschappelijk zouden hebben. Men ging de roots van onze cognitie veel meer zoeken in wat alle mensen gemeen hebben: de hersenen en de architectuur - de systematiek - van structuren van mentale representatie. Er werden dus andere aannames over 'de geografie van de menselijke cognitie' gemaakt (vgl. Goodwin 1997: 114). Voor het onderzoek van taal betekent dit dat in plaats van naar verschillen tussen culturen, er eerder gekeken werd naar aspecten die contextvrij en onafhankelijk van
Volgens de antropoloog Hutchins keerde de cognitieve antropologie zich door de zojuist geschetste mentalistische heroriëntaties af van de maatschappij. Culturele kennis werd niet alleen gementaliseerd en geïndividualiseerd door die in de hoofden van de leden van een cultuur te lokaliseren, maar ook weggehaald uit de omgevingen en van de activiteiten ('praxis') waarin die kennis functioneert en bestaat.2 In zijn magistrale studie over 'cognition in the wild' -- dat wil zeggen, cognitie in het 'echt', buiten de laboratoriumsituatie waarin cognitief psychologen het denken van individuele proefpersonen onderzoeken -- onderzoekt Hutchins daarom het werk van een navigatieteam van een groot modern marineschip bij het navigeren. Hutchins probeert het verband te bepalen tussen cognitie opgevat als een solitaire mentale activiteit 2
De kritiek van Hutchins op de cognitieve antropologie gaat mutatis mutandis ook op
voor de sociaal-psychologische benadering van organisatiecultuur die in § 2 is besproken. Ook Sanders & Neuijen behandelen cultuur als iets wat primair in de
specifieke gebruikssituaties, 'universeel' zouden gelden. Een van de
hoofden van individueen gelokaliseerd moet worden. Het verschil zit 'm vooral in het
beroemdste resultaten van deze benadering is het onderzoek van Berlin &
soort mentale verschijnselen dat onderzocht wordt: S&N leggen het accent op
Kay (1969). In hun -- volgens Goodwin overigens 'quasi'-contextloos --
normen, waarden en attitudes -- dat is voor hen de kern van cultuur --, in de
(laboratorium-) onderzoek lieten Berlin & Kay zien dat er sterke aanwijzingen
cognitieve antropologie ligt de nadruk op talige kennis en de manieren van denken
zijn dat aan de diversiteit van kleurcategorieënsystemen die culturen in taal
die daarbij horen.
articuleren, universele principes van de perceptie van kleuren ten grondslag
11
12
en cognitie als een activeit die gerealiseerd wordt in sociale settings met
van de positie op de kaart door meerdere peilingen met elkaar te combineren
behulp van diverse soorten -- materiële en immateriële -- tools. Hutchins'
in lijnen die elkaar in één punt kruisen, en nog veel meer). In dat soort
centrale stelling is dat een systeem van 'socially distributed cognition' binnen
materiële en immateriële artefacten en technieken is onvoorstelbaar veel
een team dat arbeidsdelig en met bepaalde instrumenten haar werk doet,
'historische' kennis en rekenvermogen vormgegeven en opgeslagen, en dat is
specifieke eigen cognitieve eigenschappen heeft die fundamenteel verschillen
in de loop der eeuwen zo geaccumuleerd en geconfigureerd dat een
van die individuen. De cognitieve eigenschappen van een arbeidsdelig
navigatieteam dat geleerd heeft daarmee om te gaan daar nu in heel korte tijd
georganiseerde groep die een bepaalde taak uitvoert kunnen niet afgeleid
betrouwbaar, documenteerbaar en communiceerbaar, de positie van een
kunnen worden uit die van de individuen in de groep, want "human cognition
schip mee kan bepalen. Hutchins maakt duidelijk dat hoewel dit soort tools de
is always situated in a complex sociocultural world ..." (Hutchins 1995: xii-xiii).
rekenkracht van een team enorm vergroot, dat niet betekent dat de individuen
In de reader heb ik één van de centrale hoofdstukken uit Hutchins'
die daarmee rekenen al dat rekenvermogen geïnternaliseerd hebben. Het is
studie opgenomen, dat waarin beschreven wordt hoe een navigatieteam
juist eerder zo dat zo'n instrumentele infrastructuur het rekenwerk en de
samenwerkt om peilingen van bakens op het land ('landmarks') te doen
communicatie die daarvoor gedaan moet worden modulariseert en versimpelt.
waarmee de koers van een groot schip bepaald kan worden bij het vertrek uit
Het rekenwerk is 'gereduceerd' en is routiniseerbaar gemaakt tot een aantal
of de aankomst in een haven. In het hoofdstuk daarvoor -- hoofdstuk 3,
procedures die in een bepaalde volgorde, binnen een bepaalde tijd en op een
'Implementation of pilotage', p. 117-174 -- heeft hij eerst allerlei instrumenten
bepaalde manier als onderdeel van het werk van een team uitgevoerd en
beschreven die daarbij gebruikt worden, zoals kaarten, het compas, de
gecoördineerd moeten worden. Net zoals je in een auto kunt rijden zonder te
'alidade' (een vizierlineaal waarmee de hoek van een baken zowel op het
te
compas als ten opzichte van de boeg bepaald kan worden), de dieptemeter,
versnellingsbak of remmen techisch in elkaar zitten, zo hoeven de leden van
de klok, de passer, de gradenboog, de lineaal en het potlood, maar ook
het navigatieteam niet alleen niet alles opnieuw uit te vinden, maar ook niet
algoritmen en abstracte systemen waarmee de informatie die met zulke
alles te snappen wat ze zelf doen, en ook niet wat de anderen in het team nou
instrumenten verkregen wordt, vastgelegd, vertaald en gecommuniceerd kan
allemaal precies doen, als ze maar op tijd en betrouwbaar de handelingen
worden (zoals de indeling van kaarten in lengte- en breedtegraden, de
verrichten die het team als geheel in staat stellen als een sociaal
symbolen die gebruikt worden om de positie van bakens te noteren op een
computationeel systeem te fungeren. De socioculturele cognitie die in
bepaalde kloktijd, de kalender, getijdentabellen, het verdelen van een
instrumenten,
compasschaal in graden ten opzichte van het noorden, tabellen met
symboolsystemen vastgelegd is, is veel meer en anders van aard dan die van
informatie over de grootte van de magnetische vertekening van een compas
de indiduen die deze tools hanteren om ermee te navigeren.
begrijpen
hoe
een
algoritmes,
verbrandingsmotor,
procedures
en
een
stuurinrichting,
numeriek
een
gestructureerde
in een bepaalde zone op de aarde, het tabelsysteem waarin de peilingen die
In hoofdstuk 4 van zijn boek ('The organization of team performance',
op een bepaald moment gedaan worden, naast en bij elkaar genoteerd
p.175-228) geeft Hutchins dan vervolgens een gedetailleerde beschrijving van
kunnen worden, en waarin het koersverloop gedurende een bepaalde tijd
het werk van een navigatieteam in een bepaald type taakuitvoeringssituatie
numeriek wordt vastgelegd, een soort gradenbooglineaal (de 'hoey') waarmee
(landpeilingen, die zijn weer anders dan peilingen op open zee), als een
numeriek geformuleerde informatie weer analoog vertaald kan worden naar
voorbeeld van 'socially distributed cognition'. Hoewel dat misschien ver weg
een hoek vanuit een bepaald punt op een kaart, of het uiteindelijk bepalen
mag lijken van de taakuitvoering in organisaties waarmee we meestal te
13
14
maken hebben, is die afstand ook verhelderend. Navigeren is een complex
matroos de relatieve positie van het schip probeert te bepalen ten opzichte
probleem, het kan grotendeels geïsoleerd worden van sociaal-gedistribueerde
van twee of drie landbakens (een vuurtoren, een groot gebouw, de punt van
probleemoplossing in de rest van de wereld, en het werk van een
een pier). Ze doen dat met de alidade, een soort compas waarin zowel de
navigatieteam kan grotendeels als een zelfstandige analyse-eenheid
compasrichting als de hoek die de boeg van het schip maakt in gradenbogen
genomen worden. Om een groot schip veilig de haven in of uit te loodsen,
wordt aangegeven. Welke bakens er per fix geschoten worden, wordt steeds
moet het probleem opgelost worden waar het schip zich bevindt en welke
door de de teamleider op grond van een gedetailleerde kaart aangegeven. De
koers het beste is. Dat is een probleem, en waar bijvoorbeeld de cognitieve
peilingen worden telefonisch doorgegeven aan de bearing recorder, die
psychologie in de jaren vijftig tot en met tachtig het probleemoplossen van
noteert ze in de bearing log, een tabel waarin per fix cycle, de tijd, de
individuen in laboratoriumsituaties onderzocht (bijvoorbeeld hoe een schaker
peilinggegevens per baken en de diepte genoteerd worden. De recorder geeft
schaakproblemen oplost), onderzoekt Hutchins de socially distributed
dat weer door aan de plotter, en die vertaalt die numerieke gegevens weer in
problem-solving die het navigatieteam op een schip in staat stelt om de koers
een analoge representatie op de kaart -- met behulp van onder andere een
te adviseren aan de stuurlui.
bepaald soort gradenboog. De kruising van de lijnen die de hoek aangeven
Hutchins benadert het werk van het navigatieteam als een
die het schip maakt met de bakens, geeft dan steeds de positie van het schip
berekening. Hij conceptualiseert het team daarom als een computationeel
aan. Een aantal van zulke punten op de kaart geeft de gevaren koers aan, en
systeem, en de sociale organisatie van het team behandelt hij als een
op grond daarvan kan vervolgens de gewenste koers geprojecteerd worden.
'computationeel ontwerp'
Die resultaten geeft de plotter daarna door aan het stuurteam.
(computational architecture).
De eenheid van
analyse is dus niet het individuele teamlid (bijvoorbeeld de matroos die op
Je kunt deze werkwijze als een doorgeefproces (propagation process)
stuurboord een landpeiling doet), maar het team waarin cognitie arbeidsdelig
van verschillende soorten representaties van een stand van zaken in de
verdeeld is over de leden. De taken van het navigatieteam en de manier
wereld kunnen zien. De visuele waarnemingen van de matrozen aan stuur- en
waarop de uitvoering daarvan over de leden verdeeld is, zijn gedetailleerd
bakboord worden eerst in taal descriptief en numeriek vertaald (de naam van
beschreven in een soort script, het Sea and Anchor Detail (dat is bij grote
het baken of het lettersymbool daarvoor en de positie daarvan in graden), dan
marineschepen
de
doorgegeven aan en genoteerd door de recorder, en vervolgens weer door de
commerciële vaart, maar ook daar gelden strenge, gedetailleerde regels aan
plotter analoog vertaald naar lijnen op de kaart. De plotter levert dan weer het
welke voorwaarden navigatie moet voldoen). Ook zo'n script is een cultureel
uiteindelijke advies aan het stuurmansteam in een talige, deels numerieke
ontwikkeld format voor hoe de cognitieve taken hier sociaal gedistribueerd
vorm. De vorm die aan de representatie in iedere volgende stap van dit
gecoördineerd moeten worden. Maar hoe gedetailleerd het Sea and Anchor
doorgeefproces wordt gegeven, is afgestemd op het medium waarin de
handboek ook is, het levert alleen het kader. De praktische uitvoering kan nog
representatie gecommuniceerd wordt, -- de intercom of telefoon laat
behoorlijk variëren ook omdat in zo'n algemeen kader niet alle soorten
bijvoorbeeld
situaties en problemen voorzien kunnen worden.
represenaties vormen ook tijdelijke geheugens, een soort informatiebuffers
nog
gedetailleerder
en
gecompliceerder
dan
bij
geen
voortplanting
van
analoge
informatie
toe.
Deze
In grote lijnen gaat het zo. Wanneer het schip een haven in of uitvaart,
waarin gegevens voldoende duurzaam en in een vorm die ze interactioneel
wordt er minstens elke 3 minuten een peilingscyclus uitgevoerd (de 'fix cycle').
overdraagbaar maakt, opgeslagen en weer opgehaald kunnen worden. Dus
Dat betekent dat zowel aan stuur- en bakboordzijde een daarvoor opgeleid
om in de buurt van de haven een koers uit te zetten, is het navigatieteam als
15
16
een team georganiseerd waarin vier personen en specifieke technologische
bepaald type bereking te maken, de matrozen die de peilingen verrichten zijn
configuraties aan elkaar geschakeld worden in een precies gecoördineerd
'sensoren' of een 'perceptieapparaat',
functioneel systeem. Wanneer het de Sea and Anchor taak uitvoert,
opgeslagen in 'distributed memories' die als informatiebuffers fungeren (er zijn
implementeert het navigatie team een gedistribueerd problem-solving
zowel materiële / instrumentele, als menselijke informatiebuffers), de
systeem waarin de onderscheiden elementen van de berekening vertaald zijn
teamleden zelf zijn flexibele, plooibare 'interfaces' waarin de diverse lokale
in deelhandelingen die uitgevoerd worden in de functionele systemen die
functionele systemen en instrumenten op een geordende, en beregelde
gecentreerd zijn rond de individuele leden van het team. Zulke lokale,
manier aan elkaar gerelateerd worden door middel van communicatie die een
situatiegebonden
de
vorm heeft die geschikt is voor het medium dat daarvoor gebruikt wordt, en de
interacties van de teamleden, door de communicatie die daarin plaatsvindt.
teamleden samen zijn een 'information retrieval unit' die zeer robuust met
De opdeling in deeltaken (decomposition of processing) is een strategie
gegevens om kan gaan en dat door redundantie in de gegevensverwerking en
waarmee de complexiteit van de berekening werkbaar gehouden wordt. Door
door overlap in deskundigheid tussen teamleden bovendien ook een effectief
het probleem in stukken te breken, kunnen niet alleen meerdere teamleden
'error detection' vermogen waardoor fouten tijdig ontdekt en gecorrigeerd
parallel naast elkaar werken, maar hoeft elk teamlid ook enkel op een
kunnen worden.
functionele
systemen
worden
gecoördineerd
in
de input van die sensoren wordt
beperkte set data te letten en kan de deelberekening die binnen het een
Hutchins' analyse van het werk van een navigatieteam is niet alleen een
gestandaardiseerde en geroutiniseerde vorm krijgen. De 'goal stack depth' is
mooie illustratie van het idee van 'culture as socially distributed knowledge'.
voor elk afzonderlijk teamlid beperkt omdat elk teamlid alleen verantwoordelijk
Hij maakt ook goed duidelijk dat het werk van zo'n team het resultaat is van
is voor een beperkt segment van de 'goal hierarchy'.
een bepaalde historisch ontwikkelde sociale en infrastructurele configuratie.
betreffende
functionele
systeem
gemaakt
moet
worden,
ook
Er zijn dus twee niveaus van 'cognitive labor': dat van de cognitieve
Kennis, deskundigheden en taken zijn gedistribueerd over teamleden; het
taak die door een lokale functionele eenheid wordt uitgevoerd, en dat van de
werk is opgesplitst in deeltaken waarin van werkvormen en instrumenten
architectuur waarin de berekeningen van de deeleenheden gecoördineerd
gebruik gemaakt wordt die de cognitie van individuen niet alleen stuurt en
worden. Het systeem is zo ontworpen dat deeltaken in nauw gedefinieerde
vormgeeft, en het soort problemen dat opgelost moet worden versimpelt,
slots vallen die op hun beurt de deeltaak zelf weer redelijk precies definiëren.
maar ook structureel en functioneel verschilt van het cognitieve vermogen van
Er is vaak sprake van een bepaalde vorm van sequentialisering, een soort
het individuen en dat ver te boven gaat. De eenheid van studie is niet het
'order of precedence'. Dat wil zeggen, de resultaten van het werk van de ene
individu, of het cognitieve symboolsysteem ergens in het hoofd van
eenheid zijn een noodzakelijke voorwaarde voor de vervolghandeling van een
individuen, maar omvat een "... a web of co-ordination among media and
de andere betrokken eenheden.
processes inside and outside the individual task performers." (Hutchins 1995:
Het is typisch voor deze manier van kijken naar het werk van het
289)
navigatieteam, dat noties en concepten die wij gewoonlijk alleen voor de
Belangrijk is verder ook dat zo'n systeem zo geconfigureerd is dat het
cognitie van individuen gebruiken, nu schijnbaar 'metaforisch' gebruikt worden
ingangen en trajecten biedt om op en in het werk zelf, zulke dingen te leren.
om over het team als cognitief systeem te praten. Het team als geheel is een
Juist omdat er deeltaken zijn die nauw ingebed zijn in een groter verband, zijn
distributed cognitief systeem met een architectuur die ontworpen is om één
er vormen van permanente instructie, monitoring en feedback mogelijk die
17
18
teamleden in staat stelt stukje bij beetje een deeltaak te leren. En zoals we
een vorm van situated apprenticeship. (Namen: o.a. Lave en Wenger,
aan het begin van deze paragraaf gezien hebben, het is een kenmerk van
Resnick, Suchman, Hutchins, Goodwin.) Dit is dus een heel ander perspectief op 'culture as knowledge.' De
cultuur -- zowel de materiële als de immateriële -- dat die geleerd moet kunnen worden.
'culture as distributed knowledge' benadering onderzoekt
'Being a member of a culture' betekent dat niet alle leden van een cultuur
"... how people think in real life situations.' Knowledge resides not
dezelfde kennis moeten hebben. Afgezien van de sowieso al erg grote
exclusively in a person's mental operations, when we observe how
diversiteit in fundamental cultural beliefs ('grondbeginselen'), is er sprake van
people problem-solve in everyday life, we find out that cognition is
uiteenlopende expertises in mundane cultural practices (bijv. koken, eten), en
'distributed' - stretched over, not divided - among mind, body, activity
grote variëteit in strategieën voor het interpreteren van gebeurtenissen en het
and culturally organized settings (which include other actors).' (Lave,
doen van problem solving. (p.31) Wallace: je moet cultuur juist als organisatie
geciteerd in Duranti)
van diversiteit zien: Dit betekent onder andere dat ' ... what characterizes people who share the same culture is not
(a)
het individu niet het eindpunt van het leren vormt (tbv inzetbaarheid in
(b)
kennis niet enkel in de hoofden van individuen zit, maar ook in de tools
complex systemen),
uniformity but "their capacity for mutual prediction." (...) we know that communities are successful, that is, they survive with a manageable degree of internal conflict, not when everyone thinks the same (...), but
die mensen gebruiken, in de omgeving die bepaalde oplossingen voor
when different points of view and representations can co-exist. ...'
het oplossen van problemen mogelijk maakt, in informatiebuffers (archieven, rapporten, ordners, notities) waarin informatie tijdelijk
Cultuur is een complex systeem, er is veel meer kennis en er zijn veel meer
opgeslagen
vaardigheden en tools dan afzonderlijke individuen kunnen bevatten. Kennis
begrijpelijkheid
en vaardigheden zijn juist situatie-specifiek (situated) en verdeeld (distributed)
gecoördineerde activiteit van een groep individuen, en in de instituties
over 'members, activities and culturally organized settings.' De afzonderlijke
die de taken van individuen en hun interacties reguleren,
leden van een groep hebben (leren) relevante kennis en procedures,
(c)
wordt
op
voor
een
manier
relevante
die
insiders
toegankelijkheid garandeert,
in
en de
niet iedereen toegang heeft tot dezelfde informatie of dezelfde
overeenkomstig hun positie in het arbeidsdelige systeem, en die kennis is ook
technieken gebruikt om een bepaald doel te bereiken. Realiseer je dat
gematerialiseerd in instrumenten (tools), infrastructurele kenmerken van de
het hier niet alleen om gespecialiseerde professionele domeinen gaat
setting, en systemen van arbeidsverdeling en taakinvulling. Cultuur is dus ook
(medicijnen, navigeren, in het openbaar spreken, ambachtelijke
'gematerialiseerd' in praktijken, organisaties van objecten en omgevingen.
kennis), maar ook om alledaagse activiteiten en situaties (het licht
Bovendien is kennis van individuen altijd situationeel (situated action) en
aandoen vs electriciteitsleidingen aanleggen, de wc doortrekken vs
activiteitsgebonden: de te leren kennis en vaardigheid is altijd meer dan
sanitair loodgieterswerk, boodschappen doen vs de schappen ordenen
expliciet geïnstrueerd kan worden. Probeer maar eens een handleiding of een
en vullen, eten vs. koken, een baby verzorgen vs. een baby medisch
recept letterlijk op te volgen. Activiteiten leer je competent uit te voeren door
onderzoeken, enzovoort).
19
20
Kortom,
kennis
is
altijd
en
onvermijdelijk
sociaal
gedistribueerd,
situatiespecifiek en ingebed in een bepaald type activiteit.
tijd allerlei praktijken ('practices': handelwijzes) en tools hebben ontwikkeld samen met de daarbij horende architectuur van sociale relaties. De CoP vormt een interpretatie- en evaluatiekader waarbinnen activiteiten hun functie en betekenis krijgen en waarin die beoordeeld worden en de uitvoering
3.4 Communities of practice (Wenger)
daarvan accountable is (Wenger noemt dit 'negotiation of meaning', maar dat vind ik geen gelukkige term omdat het eerder gaat om het verlenen van een
Wenger, E. 1998. Communities of practice. Learning, meaning and identity. Cambridge University Press
functie in het kader van de onderneming van de CoP). Die praktijken zijn het als het ware het bezit van de CoP en ze kunnen geleerd worden aan nieuwe leden van de gemeenschap (die zich zo tot lid maken), terwijl de gemeenschap op haar beurt alleen bestaat bij gratie van de activiteiten
Wanneer er al één bepaald niveau is waarop cultuur zich bij uitstek
waarmee de leden de gemeenschappelijke enterprise nastreven. Het gaat
manifesteert, ontwikkelt, onderhouden wordt en geleerd kan worden, dan is
noch om een single event (zoals een eenmalig gesprek of een vergelijkbaar
dat waarschijnlijk niet het niveau van een volk of een concern als geheel. Dat
soort eenmalige (inter-) actie), noch om een overkoepelende niveau (zoals
zijn design abstracties en constructies, en het is dus ook niet gek dat
een land, een stad, een cultuur of een concern). In dat laatste geval hebben
onderzoekers cultuur op dat niveau vooral vinden in surveys waarin
de leden vd community of practice geen 'locally shared histories' en geen
populaties van individuele personen ondervraagd worden, of in laboratoria
'localities of engagement'
waarin individuen ontdaan zijn van de sociale wereld waarin ze lid van de
wordt.
waarin in interacties samengewerkt en geleerd
onderzochte cultuur zijn. Cultuur moet je eerder lokaliseren op het niveau van
Wenger neemt als voorbeeld de afdeling 'claims processing' van een
de Community of practice, het niveau waarop mensen samen in min of meer
groot Amerikaans ziektekostenverzekeringsconcern (daar heeft hij een
stabiele, arbeidsdelige groepen, in interactie gecoördineerd activiteiten
etnografische case studie gedaan). De claim processors in een bepaalde
uitvoeren om een bepaald doel te bereiken. De navigatieteams in het
regio zitten in dezelfde ruimte, in hetzelfde kantoorgebouw waarin ook andere
onderzoek van Hutchins zijn een voorbeeld van zo'n Community of Practice,
afdelingen maar ook nog bedrijven zitten, ze moeten elke dag een bepaald
en ook het projectteam waarvan ik in hoorcollege 3 een vergaderfragment
quotum afwerken ('a paper assembly line'), en moeten voor moeilijke of heel
heb besproken (de wekelijke Auftragsrunde waarin een projectteam op het
dure gevallen te rade gaan bij de claim technicians. Die vormen ook weer een
hoofdkantoor de coördinatie van de lopende en komende massapostorders
eigen 'community of practice' vormen, hoewel ze ook gewoon in dezelfde
bespreekt).
ruimte zitten als de gewone claim afhandelaars. De claim tecnicians
Het concept Community of Practice is ontwikkeld door de antropologen Lave en Wenger en voor dit college gebruik ik daar vooral het hierboven
participeren dus in meerdere werkgerelateerde CoP's en zijn een soort brokers (makelaars) voor de claim afhandelaars.
genoemde boek van Wenger voor (de eerste helft daarvan is opgenomen in
Een gezin, een koor of een muziekbandje, een volleybalteam, een
de reader). Een Community of Practice (CoP) is een gemeenschap van
hackersgroepje of een commissie van een studentenvereniging kunnen
mensen die een gemeenschappelijke onderneming nastreven door een
bijvoorbeeld als een community of practice (CoP) gezien worden. In bedrijven
duurzame vorm van wederzijds engagement en daarvoor in de loop van de
gaat het vaak om lokatiegebonden afdelingen, maar ook daarbinnen kunnen
21
22
meerdere CoPs voorkomen. Een persoon neemt deel aan meerdere
10.
insider-acties
communities of practice. Een CoP valt dus niet per se samen met een organisatie (het hele bedrijf, of de hele instelling), of de lokatie (het kantoor,
een lokale canon van verhalen, grappen, andersoortige typische
11.
jargon, wegen om iets snel te communiceren of eerder gedaan te krijgen, een lage drempel om daar nieuew vormen van te ontwikkelen
de fabriek) waarin een deel van de organisatie haar werk doet. (het gebouw is eerder een fysieke en organizationele context voor een baan, dan een focus
12.
van engagement). Een grote organisatie is eerder een 'constellation of
13.
een bepaalde stijl waarin 'lidmaatschap' vertoond wordt een gemeenschappelijk 'ideologisch' kader ('shared discourse') waarin een bepaalde perspectief op de wereld tot uitdrukking komt.
practices' (zie verderop). Wenger geeft de volgende lijst van indicatoren die aangeven dat er
Een CoP kenmerkt zich door
sprake zou kunnen zijn van een CoP (p.125):
(a) mutual engagement, 1.
duurzame wederzijdse relaties en interactiemomenten (of die nu
(b) a negotiated enterprise, en
harmonieus of conflictueus zijn doet er niet toe)
(c) a repertoire of negotiable resources accumulated over time.
2.
gemeenschappelijke vormen van samen dingen te doen
3.
er worden specifieke instrumenten en artefactten gebruikt, en er zijn
ad a. Mutual engagement:
taakspecifieke
Er moeten situaties zijn waarin leden met elkaar interactie hebben in het
4. 5.
vormen
van
beschrijving
van
de
wereld
('representations')
kader van de realisering van de gezamenlijke onderneming. Als er
identiteiten zijn wederzijds, deels complementerend definiërend.
relatief weinig mutual engagement is, dan eerder een persoonlijk
iedereen weet wie erbij hoort of niet (participation, identiteit in termen
netwerk, of een 'set of interrelated practices'.
van membership van de CoP). 6.
7.
8.
9.
23
elk lid weet wat andere leden weten (dat hoort natuurlijk ook bij het
ad b. Negotiated enterprise:
gegeven van socially distributed knowledge!), en weet wat een ander
Het gaat daarbij niet alleen om een gemeenschappelijk doel, maar ook een
lid kan of mag doen, hoe dat kan bijdragen aan een project
kader dat tussen de leden relaties van mutual accountability creëert.
de leden delen het vermogen, zijn het eens over, of beschikken over
De focus op de gemeenschappelijke onderneming impliceert niet dat
criteria om te onderhandelen over de adequaatheid van handelingen
een CoP een positie in een meer omvattend systeem – de constellatie,
en resultaten
zie onder – kan hebben (bijv. het werk van de claimafhandelaars is
snelle
verspreiding
van
informatie
en
snel
doorzetten
deel van een grotere onderneming en het resultaat van een lange
van
vernieuwingen
historische ontwikkeling. De claimverwerkers hebben niet veel invloed
in gesprekken: afwezigheid van omslachtige inleidingen (framings),
op de randvoorwaarden en de institutionele definitie daarvan.
alsof de huidige interactie een voortzetting is van een al lopend proces
Bovendien is er sprake van een 'pervasive influence of the institution
(lijkt dus een beetje op het idee van een 'high context' cultuur). Om
that is mostly successful in its efforts to maintain control over their
bijvoorbeeld een probleem duidelijk te maken, of om iets te
practices.' Hoe minder er van sprake is van dat alles wat participanten
verantwoorden, zijn weinig weinig woorden nodig.
doen in het teken staat van (accountable is in termen van) een joint
24
enterprise, of hoe minder iedereen in staat is de adequaatheid van
institutie, maar ook als relaties tussen CoPs in verschillende Constellaties
ieders' handelingen te in te schatten (= een vorm van ‘negotiating
(bijvoorbeeld een CoP bij een grondstoffenleverancier, of een ICT-bedrijf, en
meaning’), hoe kleiner de kans dat er een 'substantial enterprise' is die
CoPs in het bedrijf waaraan geleverd wordt. Als een sociale configuratie als
mensen samenbrengt.
een constellate gezien kan worden, dan kan de samenhang en continuïteit in de constellatie begrepen worden in termen van interacties tussen CoPs door
ad c. Repertoire of negotiable resources:
middel van:
Het repertoire van een CoP omvat routines, woorden, instrumenten, manieren om dingen te doen, verhalen, gebaren, symbolen, genres, handelingen
-
boundary objects and brokering
of concepten die de community heeft ontwikkeld of overgenomen in de
-
boundary practices, overlaps and peripheries
loop van haar bestaan, en die deel zijn geworden van de practice. Een
-
elements of styles that spread
repertoire is slechts gedeeltelijk lokaal geproduceerd (kijk maar naar
-
elements of discourse that travel across boundaries
taal; bijv. de discussie over metaforen in college week 9). De bulk van het repertoire vd meeste CoPs is geïmporteerd, overgenomen en
Brokering -- een broker is een soort makelaar die verbindingen legt tussen
aangepast voor eigen doeleinden. Maar als er helemaal geen sprake is
CoPs. Een vorm van ‘multimembership’ – iemand heeft bijvoorbeeld een
van lokale productie van tools, concepten, andersoortige artefacten,
vergelijkbaar soort werk eerst op een ander kantoor gedaan – kan
vaste interactiepatronen die in die context gecreëerd zijn, dan is het
bijvoorbeeld de basis zijn om een bepaald element van de ene practice te
vraag of er wel een gezamenlijke onderneming nagestreefd wordt.
introduceren bij de andere. Tussenpersonen maken nieuwe verbindingen
Wenger noemt de verzameling van middelen die een CoP deelt bewust
tussen CoPs. (Vergelijk ook het artikel van T. Skårup in de ordner met
een repertorie om te benadrukken dat het gaat om iets dat zowel
achtergrondliteratuur.)
gestandaardiseerd is, als ook beschikbaar is om weer opnieuw
Boundary objects: dingen die de functie hebben de perspectieven van
gebruikt te worden. Repertoires weerspiegelen een geschiedenis van
CoPs te coördineren, functioneel met elkaar in overeenstemming te brengen.
wederzijds interactioneel engagement. Maar ondanks dat de leden van
Een formulier waarop een ziektekostenclaim bij de verzekering wordt
een CoP ‘histories of interpretation’ hebben, kan de betekenis van een
ingediend is bijvoorbeeld een boundary object waarin de kosten van
element uit het repertoire steeds opnieuw bepaald en onderhandeld
medische dienstverlening op een manier geformuleerd (gereïficeerd) zijn dat
worden.
ze
kunnen
worden
verwerkt
door
de
claimafhandelaars
bij
de
ziektekostenverzekeraar. Brieven of emails van een andere afdeling in de Boundaries en Constellations (hf. 4 van Wenger)
organisatie met een verzoek om informatie of richtlijnen voor het uitvoeren
Wanneer een groep als een CoP draait, dan zijn er ook grenzen –
van bepaalde handelingen zijn ook een voorbeeld van een boundary object.
‘boundaries’ en ‘discontinuities’ -- met de rest van de wereld. Maar toch is de
Een memo is vaak niet zo maar een relatie tussen schrijver, lezer en een
joint enterprise tegelijk vaak iets waarmee per definitie verbindingen naar
tekst, maar tussen CoPs.
buiten gelegd moeten worden. CoPs kunnen aan elkaar gerelateerd zijn in
gestuurd worden – zijn ook een voorbeeld van een boundary object, een
een Constellatie van CoPs, niet alleen in een bedrijf of in een ander type
nieuwsbrief van een bedrijf is dat ook. Kortom: allerlei soorten artefacts,
25
26
Notulen – wanneer ze ook naar andere CoPs
documenten, concepten en andere vormen van ‘reificatie’ (zie onder) met behulp waarvan CoPs hun verbindigen tot stand brengen.
4. SITUATED COGNITION en SITUATED ACTIVITY SYSTEMS
3
L.B. Resnick, C. Pontecorvo and R. Säljö, 1997. 'Discourse, tools and Wenger onderscheidt 3 manieren waarop een CoP zelf ook weer als
reasoning: Essays on situated cognition.' Inleiding van: L.B. Resnick,
‘verbinding’ kan fungeren (connection):
R. Säljö, C. Pontecorvo and B. Burge (eds) 1997. Discourse, tools
boundary practices: coördinerende teams of niveaus, en dienstverlenende
-
and reasoning. Essays on situated cognition. Berlin / New York:
teams of individuen van buiten (bijv. kopieermachine monteur) overlaps, bijv. de verhouding tussen de claims processors en de claim
-
technicians (voor de moeilijke en dure gevallen)
C. Goodwin, 1997. 'The blackness of black: Color categories as situated practice.' In: L. Resnick et al. (eds), p.111-140
peripheries: providing a degree of permeability (bijvoorbeeld pottenkijkers
-
toelaten). In deze paragraaf zet ik de lijn door van de 'culture as socially distributed Boundary practices zijn zelf ook weer CoPs die bijvoorbeeld als taak hebben
knowledge' - benadering (§ 3.3). Ik doe dat aan de hand van de twee
de activiteiten van andere CoPs in de constellatie te verbinden (een voorbeeld
hierboven genoemde artikelen (het eerste is in te vinden in de ordner met
dat ik in het college besproken heb, is de Auftragsrunde bij het Duitse
achtergrondliteratuur in de bibliotheek, het tweede vind je in de reader).
Postbedrijf; dat is een werkbespreking waarin vertegenwoordigers van alle relevante betrokken afdelingen uit het bedrijf de voortgang van het werk met elkaar regelen).
4.1.
Situated cognition (Resnick et al.)
4
Het gaat hier om een cognitief geöriëntieerde specificering van een 3
Het concept ‘boundary object’ komt van Leigh Star, die de volgende kenmerken
noemt:
(i) Modulariteit: de modules van het object kunnen voor uiteenlopende
gebruikers een verschillende functie hebben, bijvoorbeeld de artikelen in een krant, of de paragrafen in het handboek hinderwet). (ii) Abstractie: daarbij wordt afgezien van specifieke eigenschappen (zoals bij een kaart bijvoorbeeld). (iii) Accommodatie: het boundary object is geschikt om vanuit meerdere invalshoeken bekeken / gebruikt
benadering van cultuur als sociaal-gedistribueerde kennis. De situated cognition benadering heeft ingrijpende consequenties voor hoe je denkt over leren. Om te kunnen deelnemen aan arbeids- en taakuitvoeringsprocessen moeten individuen de relevante conceptuele systemen en de discoursepatronen leren die door de betreffende 'reasoning community' gebruikt
te worden (bijv. kantoorgebouw). (iv) Standaardisering: de vorm is vastgelegd, zodat
worden. Het individu moet expertise ontwikkelen (hoe wordt je een goede
elke betrokkene weet hoe er lokaal mee omgegaan moet worden (bijvoorbeeld een
smid,
vrachtbrief, of een orderverwerkingsformulier dat met een product meereist tijdens
laboratoriummedewerker, een vakkenvuller, een piloot, een team van
het productieproces in de fabriek; zie Button & Harper, achtergrondliteratuur in
journalisten, een bankemployee of een slachterijmedewerker, enzovoort).
ordner).
Kenmerkend voor expertise is dat die
hoe
doet
een
kopieermachinemonteur
(a) sociaal gespreid is (distributed), en 4
Websites waar je verder kunt lezen over Community of Practice ideeën zijn o.a.:
(b) settingspecifiek (situated / procedureel).
- http://www.ewenger.com/theory/index.htm - http://www.infed.org/biblio/communities_of_practice.htm
27
28
zijn
werk,
of
een
Resnick c.s. wijzen er ook op dat abstracte tools - concepten (bijv.
Denken / cognitie is een sociale handeling die 'embodied' is in activiteiten. Deze opvatting over cognitie staat dus lijnrecht tegenover het model
democratie, feedback, de notie nul / zero / 0, irrigatie, ...) hun
van het geïsoleerd denkende Cartesiaanse individu waaraan de wereld in de
analytische en praktische bruikbaarheid pas krijgen als deel van een
vorm van een set van context-variabelen toegevoegd wordt (het Cartesiaanse
omvattender conceptueel systeem (denk bijvoorbeeld aan het concept
schema is het canonieke model van cognitie in onze cultuur). Vanuit het
'molecuul' - atoom, proton, elektron, etc. - in de natuurkunde en de
perspectief van de situated cognition benadering is denken juist een vorm
chemie, of taalkundige categorieën in de grammatica).
van interactief, discursief handelen in de concrete fysieke en sociale wereld. En omdat praktisch elke activiteit socially distributed is, zijn de eenheden van
Reasoning: Instrumenten (tools) vervagen het onderscheid tussen wat
analyse eerdere sociaal van karakter, dan 'hoofden,' en/of individuen'. De
mentaal binnen individuen
situativity theory gaat ervan uit dat cognitieve activiteit per definitie interactief
gebeurt. Tools zijn niet alleen een uitbreiding van het denken, maar
gebeurt, en datgene wat daarbuiten
van aard is, en daarom alleen begrepen kan worden wanneer alle deelnemers
ook een manier om denken gesitueerd tot stand te brengen, en
aan de interactie in de analyse betrokken worden. Kennis wordt niet alleen
gematerialiseerd vorm te geven. In de optiek van Rescnick c.s. is
gezamenlijk gebruikt, het is een gezamenlijke produktie.
cognitie denken fundamenteel sociocultureel. Instrumenten zijn een
Dientengevolge reconceptualiseert de situated cognition benadering
soort intellectual resources of a sociocultural community. Redeneren is
niet alleen de notie discourse, maar ook de manier van denken over tools, en
vanuit dat perspectief niet iets in en van een individuele mind, maar
reasoning
een sociale activiteit: ideeën en concepten worden letterlijk tot stand
systematisch
als
gesitueerde
--
activiteitsgebonden
én
gebracht in discursieve interactie met instrumenten (denk aan het
interactionele -- socioculturele concepten:
voorbeeld van Hutchins, het navigatieteam van een schip). Tools: bijvoorbeeld een centimeter of een thermometer, een tang, een fiets, auto, of trein, een rekenmachine, een horloge, een computer, een
Discourse:
fornuis: allemaal instrumenten die ontworpen zijn als 'extensions of
overdracht van ideeën. Afgezien van het feit dat talk een instrument is
physical and intellectual power.' Het zijn artefacts, die door mensen
voor de vormgeving en coördinatie van afzonderlijke cognitieve
gebouwd zijn met een bepaald doel voor ogen. Denk overigens niet
activiteiten, constitueert discourse sociale cognitie. Een team dat
alleen aan de fysieke artefacts zoals in de lijst hierboven, maar ook
samenwerkend een bepaalde taak uitvoert met behulp van materiële,
aan materieel-conceptuele artefacts (zoals een sheet met de
materieel-conceptueel en abstracte symbolische instrumenten maakt
vluchtschema's van de dag aan de wand in de verkeerstoren, vgl.
zich in en door middel van discourse tot een sociaal cognitief systeem.
Goodwin & Goodwin 1996), en meer abstracte, conceptuele artefacten
In die optiek valt discourse dus deels samen met cognitie. (Discursief)
(taal - in al zijn gebruiksvormen -, andere symboolsystemen, wiskunde,
denken krijgt vorm als een een situated activity. Discourse - en voor
programmeertalen,
beoordelingsregels,
enzovoort).
Vele
soorten
denkactiviteiten worden als fysieke acties uitgevoerd met behulp van instrumenten. Het onderscheid tussen intellectual (mental) tools, en physical (practical) tools is daarom niet altijd zinvol vol te houden.
29
interactief taalgebruik (talk) dient niet alleen als middel voor
30
Resnick c.s. daarom ook per definitie cognitie - is situatiespecifiek, en
activiteitssystemen geroutiniseerd worden. Vaak maken daar min of meer
5
gestandaardiseerde vormen van communicatie en taalgebruik deel van uit.
maakt deel uit van de materiële en sociale inrichting van de omgeving.
Goodwin karakteriseert een situated activity system als volgt:
4.2 Situated activity systems (Goodwin)
"a range of phenomena implicated in the systematic accomplishment of a specific activity within a relevant setting." (p. 115)
In The blackness of black onderzoekt Goodwin het geheel aan praktijken (handelwijzes) en tools dat een groep laboratoriummedewerkers gebruikt om
Oorspronkelijk introduceerde de socioloog Goffman die notie "to describe
te leren bepalen of een bepaalde chemische reactie ver genoeg en succesvol
repetitive encounters in social establishments in which an individual is
verlopen is. Ze moeten daarvoor oa leren wanneer de vezelstof die wordt
brought "into face-to-face interaction with others [hm: 'face to face' lijkt
gemaakt 'jet black' (gitzwart, pikzwart) geworden is. Over de situatiespecifieke
me geen noodzaak, ook toen niet] for the performance of a single joint
(situated: 'gesitueerde') toepassing van de categorie black -- het woord / het
activity, a somewhat closed, self-compensating, self-terminating circuit
concept -- meer in de volgende paragraaf (het woordniveau), maar hier gaat
of interdependent actions " (1961 pp. 95-96)." #in de Penguin versie
het me eerst om de notie situated activity system. Ik wil die notie gebruiken
die ik geraadpleegd heb (1972), is dit pag 84-85.#
voor activiteitssystemen waarin specifieke, situatiegebonden taken in organisationele settings uitgevoerd worden. Het idee is dat in organisaties
Het laboratoriumwerk dat Goodwin in The blackness ... onderzoekt, is een
arbeidsdelige
voorbeeld van een situated activity system (SAS). Afgezien van het voorbeeld
taken
als
situatiespecifieke
en
situatiegebonden
in excurs 3 hieronder, kom je voorbeelden van SAS's tegen in - op zijn minst 5
In het idee van radicale situativiteit, wordt deze manier van denken extreem
de artikelen van Van der Schoot & Mazeland, Gülich, Huisman, M.Goodwin,
doorgevoerd. Inviduen zijn alleen nog maar passanten in reeksen van temporeel aan
Heath & Luff, Linde, Orr en Cornelis in de reader, en in de ordner met
elkaar gekoppelde situaties. In elke situatie, handelen individuen overeenkomstig de
achtergrondliteratuur in de bibliotheek, in de artikelen van Mazeland /
set van praktijken en artefacts die die situatie constitueren. Individuen zijn zo
Huisman / Schasfoort, Mazeland & Berenst, Goodwin, Button & Sharrock, nog
ingesteld (ge-tune-d) dat ze adequaat kunnen reageren op de specifieke structuur van de concrete situatie: "When tunings and affordances are sufficiently matched, the individual can enter into the particular interactive situation, both responding to others and shaping their responses so that a mutually constituted set of cognitive actions is possible." (1997: 5)
een keer Suchman en Swales & Rogers. Ondanks dat het kader waarin sprake is van coördinatie van herhaald voorkomende organisationele taken in de meeste van deze studies niet zo genoemd wordt, kun je de meeste van de onderzochte activiteiten als een SAS zien.
Aan de andere kant, bestaat kennis alleen zolang en voorzover de coconstructing group bestaat en interageert. Kennis is volledig situatie-afhankelijk. Als het individu geen deel meer heeft aan een bepaalde situatie, dan weet die er ook niks relevants meer van (denk aan 'de organisatie als brein' - Morgan -, maar dan geconcretiseerd in een projectgroep die iets opbouwt en een product levert, en zich dan weer opheft).
31
32
DEEL 2. DISCOURSEPRAKTIJKEN
______________________________________ excurs: hinkelen
5. TELLING THE CODE Naast het voorbeeld dat C. Goodwin in The blackness of black ontwikkelt, geeft hij ook het voorbeeld van M.H. Goodwin die - eigenlijk in heel ander
D. L. Wieder, 1974. Language and social reality: The case of telling the convict
onderzoekskader, genderspecifiek taalgebruik - onderzocht hoe meisjes het
code. The Hague: Mouton. Een samenvattend artikel van Wieder zelf is te
spel hinkelen spelen (hopscotch). Hinkelen integreert een verzameling van
vinden in de ordner met achtergrondliteratuur in de werkcollegekast in de
gebeurtenissen, rollen, regels, handelingen, uitingen, waarnemingen en
letterenbibliotheek.
beoordelingen
in
een
gemeenschappelijk
handelings-
en
sociaal
georganiseerd interpretatiekader (gebeurtenissen zijn bijvoorbeeld het met een krijtje noteren van tussenresultaten in het hinkelraster op de plavuizen,
In het hoofdstuk uit Linguistic Anthropology dat in de reader is opgenomen
rollen voor verschillende typen dlnrs (speelster die aan de beurt is,
(Theories of culture), bespreekt Duranti ook benaderingen van cultuur als
scheidsrechter, toeschouwer), regels om succesvolle van mislukte acties te
communicatie. Ik zou daar zelf ook een stukje geschreven hebben over
onderscheiden, specificeringen hoe deelnemers moeten bewegen en in wat
Wieder's onderzoek naar de subcultuur van een groep ex-gedetineerden in
voor houding, spelrelevante manieren van waarnemen en beoordelen, en
een halfway house (een soort open justitiële inrichting waarin ex-gevangenen
systematische taalgebruikspraktijken om toestanden als 'af' te benoemen,
een
resp. zulke benoemingen aan te vechten.
maatschappij in te kunnen). Wieder ontdekte dat de inmates in het halfway
gecontroleerde
reclasseringsfase
doorlopen
om
weer
terug
de
hun cultuur reproduceren en managen door elkaar de code te vertellen. Ze einde excurs _________________________
communiceren hun normen en waarden door voortdurend in gewone, alledaagse interacties aan te geven welk gedrag gewenst, resp. ongewenst en sanctioneerbaar is (bijvoorbeeld: help elkaar, je mag niemand verraden, niet slijmen, enzovoort). Dat vertellen van de code kan heel verschillende vormen aannemen (aan nieuwkomers vertellen of laten merken hoe het er hier aan toe gaat - een situatietype dat trouwens ook in films en romans erg vaak gebruikt wordt, denk aan eetzaal of doucheruimte scenes herinneringen
ophalen,
sterke
of
schandaalverhalen
-,
vertellen,
categoriseringen van personen in termen waarvan gedrag beschreven en geëvalueerd wordt ('mietje', 'slijmbal, 'verrader'), allerlei vormen van roddelen, bepaalde manieren van vragen stellen of ter verantwoording roepen, het steeds opnieuw demonstreren wat adequaat gedrag is tov elkaar en tov de staf, enzovoort.
33
34
Door steeds weer in allerlei mogelijke situaties en in de meest
5. 1
DESCRIPTIEVE PRAKTIJKEN: DE CATEGORISERING VAN PERSONEN
uiteenlopende vormen de code te vertellen - en dat gebeurt permanent opnieuw -, instrueren de bewoners elkaar hoe de wereld te interpreteren is en hoe ieder zich daarin te gedragen heeft. Opvallend is dat zo'n code heel
Sacks, H. 1972b. 'On the analyzability of stories by children.' In: J. Gumperz & D.
'flexibel' en op bijna alle relevante situaties toepasbaar is. De werkzaamheid
Hymes, eds., Directions in sociolinguistics: the ethnography of
van de code is juist gebaseerd op die flexibiliteit, daardoor wordt ze als het
communication. New York: Holt, Rinehart & Winston. pp. 329-345 (in de
ware omnirelevant. De code levert het interpretatiekader voor de meeste
ordner met achtergrondliteratuur)
soorten situaties en construeert die daardoor ook als zodanig (natuurlijk erg interessant, te kijken naar situaties die niet vanzelfsprekend gedekt worden Sacks, H. 1972a. 'An initial investigation of the usability of conversational data for
door de code, en welke hoe de leden van de cultuur de code dan repareren, respectievelijk bijstellen). Ze wordt daarom ook gebruikt om gedrag te
doing sociology.' In: D. Sudnow, ed., Studies in social interaction. New
verantwoorden (accountability), niet alleen door de inmates zelf trouwens,
York: Free Press. pp. 31-74 (in de ordner met achtergrondliteratuur)
maar ook door de staf (om te rechtvaardigen waarom bepaalde dingen niet lukken, bijvoorbeeld). Telling the code is de wijze waarop nieuwkomers in de
Wanneer je de wereld op een bepaalde manier in taal ‘vangt’, doe je in de
cultuur gesocialiseerd worden, en de vorm waarin de tegencultuur van de
betreffende context ook iets specifieks. Het gebruik en de selectie van
inmates zich reproduceert.
wereldbeschrijvende woorden -- voor het gemak onderscheid ik maar even
Ik ga ervan uit dat groepen in organisaties hun cultuur deels
tussen inhoudswoorden en functiewoorden -- heeft niet alleen een
instandhouden door elkaar, nieuwkomers en buitenstaanders op allerlei
referentiële,
manieren en in de meest uiteenlopende de code te vertellen (overigens: het
gedragssturende kant. In deze paragraaf wil ik een aantal studies bespreken
lijkt me niet uitgesloten dat buitenstaanders een andere code verteld wordt
waarin dat duidelijk naar voren komt, zonder echter naar theoretische
dan insiders, ook dat lijkt me een kenmerk van zulke codes). Als ik de
homogeniteit en consistentie te willen of kunnen streven. Ik zal studies
uitdrukking telling the code gebruik, refereer ik dus aan Wieder's analyses.
aanhalen waarin woordbetekenis vanuit heel verschillende theoretische
Overigens, bij het soort dingen dat geïnstrueerd wordt dmv telling the code,
invalshoeken bestudeerd worden. Dat is goed te zien aan de diversiteit van
moet je niet alleen denken aan Normen & Waarden (zoals bij Sanders &
terminologie die gehanteerd wordt (membership categorization device,
Neuijen, of de meer canonieke theorieën over interculturele verschillen). Ik
cultural concept, of institutional key word, etcetera). Al die benaderingen
denk dat er ook bij de coördinatie van coöperatieve, arbeidsdelige processen
hebben echter gemeenschappelijk dat ze voorbeelden beschrijven van de
- met name wanneer de daarin uit te voeren taken geleerd worden - sprake is
wijze waarop woorden gebruikt worden om de wereld te beschrijven en met
van een soort telling the code (vergelijk de artikelen van Linde en Orr in week
die beschrijvingen dingen te doen. Vandaar de term: descriptieve praktijken. 6
inhoudelijke
kant,
maar
ook
een
evaluerende
7). 6
Zie J. Bergmann, 1991: 'Deskriptive Praktiken als Gegenstand und Methode der
Ethnomethodologie.' In: M. Herzog & C. Graumann (Hgs) Sinn und Erfahrung. Phänomenologische Methode in den Sozialwissenschaften. Heidelberg, p. 86-102
35
36
en
ophouden met huilen, enzovoort). In onze cultuur wordt dat als een In een deel van zijn vroege werk, heeft Harvey Sacks -- de grondlegger van
rolgebonden taak van moeders gezien, die worden geacht problemen van
de conversatie-analyse -- onderzocht hoe het soort sociologisch redeneren er
babies zsm op te lossen.
beschrijven
Merk op dat categorieën en de ermee geassocieerde category bound
(categoriseren) en de handelingen die die personen doen in verband brengen
activities niet alleen een middel zijn om begrijpelijk en coherent over de wereld
met die categorisering. Dit deel van Sacks' werk is bekend geworden onder
te praten. Membership categorization devices (MCD's) zijn ook sociale tools die
de noemer membership categorisation device.
we gebruiken om orde aan te brengen in wat we waarnemen: die mevrouw
uitziet
waarmee
de
leden
van
een
cultuur
personen
In Sacks 1972b stelt Sacks de vraag hoe het komt dat we in het
daar in het park is niet zo maar een wildvreemde ten opzichte van die baby,
onderstaande kinderverhaaltje de mommy als de moeder van de baby uit de
nee, het is de moeder ervan. En dat ze het kind nu oppakt is ook niet toevallig.
eerste zin horen: « The baby cried. The mommy picked it up. »
Nee, dat is omdat het kind huilt.
Een eerste stap om dat te kunnen verklaren is het inzicht dat we
Merk verder op dat MCD' s, bijna onvermijdelijk ook een heel systeem
categorielabels gewoonlijk horen als een element van een geordende collectie
van normatieve tools aanbieden: een vrouw die een huilende baby niet meteen
van categorieën: we horen baby we als een term uit de collectie van
oppakt, is al gauw geen goede moeder, enzovoort.
categorieën waarmee de leden van het team familie beschreven kunnen
Als je dit soort mechanismes gezien hebt, kun je dus ook verbanden
worden. Andere categorieën die ook tot die collectie horen zijn moeder, vader,
leggen met hoe we bijvoorbeeld over leidinggevenden praten: een advies van
broer en zus (en misschien ook nog wel zoon, dochter of kinderen). Wanneer
een leidinggevende zal gauw anders begrepen worden dan dat van een
we na een beschrijving van een persoon als een baby, meteen daarna een
collega, een leidinggevende die nooit adviseert zal mogelijk daarom een minder
andere persoon als moeder beschreven horen, nemen we eigenlijk
goede baas gevonden worden.
automatisch aan dat het hier om de moeder van deze baby gaat (de
In een ander artikel uit diezelfde periode (1972b, zie de ordner met
consistentieregel, zie het artikel van Mazeland 1994 in de reader, of het artikel
achtergrondliteratuur) gaat Sacks nog een stap verder. Hij vraagt zich af hoe
van Sacks in de ordner met achtergrondliteratuur).
het komt dat we meteen weten wat een hulpvrager bedoelt die in een gesprek
Op grond van dit soort cultuurspecifiek geordende verzamelingen van categorieën creëren we echter nog veel meer sociale orde en textuele
met de hulptelefoon van een suicide prevention centre op een bepaald moment op een vraag van de hulpverlener reageert met 'I have no one to turn to.'
samenhang. We horen namelijk de tweede zin ('The mommy picked it up') als
Volgens Sacks organiseren we de relaties in onze sociale wereld in
een sociaal passende reactie op de toestand waarover in de eerste zin verteld
verschillende soorten relationele paren, bijvoorbeeld bijvoorbeeld in de paren
wordt. Dat komt omdat we bij een categorie als moeder niet alleen aan een
{echtgenoot, echtgenote}, {ouder, kind}, {vriend, vriend}, {neef, nicht},...,
mevrouw met kinderen denken, maar daar ook meteen een hele reeks van
{buur-buur}, {kennis, kennis}, {anonymus, anonymus}. De collectie van alle
sociaal passende rechten, plichten, taken en activiteiten mee associëren.
soorten relationele paren die relevant zijn voor beschrijving van iemands
Sacks typeert een deel van dat soort geassocieerde kennis als category bound
netwerk, ordenen we bovendien op een bepaalde manier in een meer
activities. Een recipiënt luistert zo naar het kinderverhaaltje dat de handeling
overkoepelende verzameling R. En als er bepaalde dingen gebeuren, of als
van de moeder als een categorie-gebonden activiteit begrepen wordt: de
we problemen hebben, dan biedt de ordening van R de criteria om te bepalen
moeder pakt het kind op omdat het huilt (om het te troosten, om het te laten
wie in R de meest geëigende persoon is om je tot te wenden. Heel goed of
37
38
erg ingrijpend nieuws vertel je eerst aan mensen die ten opzichte van jou in
woorden - persoonsbeschrijvende categorieën - en de eigenschappen die
een meer intieme relatie staan, - dat wil zeggen, daarvoor wend je je eerder
daarmee conventioneel, cultureel gestandiseerd geassocieerd worden. (Vgl.
tot iemand die lid is van de complementaire categorie in de relationele paren
de artikelen van Mehan en Mazeland & Berenst forthc. in de ordner met
die in de lijst hierboven eerder genoemd werden (dus eerder je partner of een
achtergrondliteratuur. Mehan gaat over hoe een schoolteam een kind
goede vriend, dan een kennis, etcetera). Idem dito wanneer je problemen
bestempelt als een leerling die behept is met een Learning Disability;
hebt. Wanneer je niemand hebt om aan te komen met je problemen, dan zit je
Mazeland
ofwel niet in een netwerk met paarrelaties waarvan de leden elkaar met dit
lerarenvergadering getypeerd worden).
&
Berenst
over
de
manier
waarop
leerlingen
in
een
soort dingen helpen, of je hebt ze al uitgeprobeerd en het werkte niet. Die
Een kerninzicht bij Sacks is dat er sprake is van samenhang tussen de
situatie legitimeert dat je je wendt tot een professionele instantie. Je maakt je
woorden in termen waarvan iets geformuleerd wordt en datgene wat daarmee
dan tot lid van een ander type relationeel paar, {cliënt, professionele
gedaan wordt. In twee van de studies die ook in de reader met
hulpverlener}. Zo'n hulpverlener is verplicht - category bound - je te helpen,
achtergrondliteratuur zijn opgenomen (Wieder en Hall & Valde), is dit verband
maar dat is een ander soort hulp en gebaseerd op andersoortige recht- en
tussen het beschrijvende, referentiële aspect van persoonscategoriseringen
plichtrelaties dan in het 'eigen' sociale netwerk. De ordening van relationele
en het daarmee geassocieerd (normatief) handelen bijna nog directer te zien.
paren in R en de daarmee verbonden rechten en plichten vormen niet alleen
Wieder laat zien dat de normen die de ex-gedetineerden in het halfway house
het interpretatieve kader om de uiting van de hulpvrager te kunnen snappen,
formuleren (bijvoorbeeld elkaar niet verraden, niet slijmen met de staf, geen
ze legitimeert zijn hulpvraag ook en vormt zelfs de leidraad voor zijn
voorkeursbehandelin willen hebben), gepaard gaan met code-geënte
handelingen. Een opmerking als I have no one to turn to, vraagt dus om
categorieën om personen te disqualificeren die zich wel schuldig maken aan
gedetailleerde kennis van de ordening van de sociale wereld waarin die
zulk 'fout' gedrag, - zoals kiss ass, snitch, of sniveler (slijmbal, verrader en
opmerking gemaakt wordt.
huilebalk of doetje). Iemand met zo'n categorie betitelen is ook een manier om
Het mooie van Sacks' kennissociologische analyses is ook dat ze een cultuurspecifieke semantiek zichtbaar maken: de leden van een cultuur
de daarmee geassocieerde norm te handhaven. Schelden als vorm van cultuurgebonden instructie, zeg maar.
ordenen hun sociologische kennis op zo'n manier in verzamelingen van
Iets vergelijkbaars is te zien de studie van Hall & Valde (eveneens in
relatiebeschrijvende categorieën dat de wijze waarop andere mensen
de ordner met achtergrondliteratuur). Zij onderzochten - via enquêtes - hoe
en
leden van organisaties het culturele concept 'brown nosing' (letterlijk:
gedragssturend werkt. Persoonsbeschrijvende termen zijn bijna nooit enkel
'kontkruipen', slijmen) invullen. Ook zo'n categorie is door en door normatief:
referentieel of descriptief neutraal. Zulke identiteitsbechrijvende categorieën
het is niet alleen een typering van een bepaald soort gedrag, en/of van het
nemen onvermijdelijk het hele sociale complex waarvan ze deel uitmaken
soort persoon dat zulk gedrag vertoont, het is ook normatief gesanctioneerd.
mee als interpretatief en normatief kader.
Binnen het normenstelsel dat de groep op dit informele niveau hanteert, gaat
gecategoriseerd
worden,
gedragsverklarend,
gedragsordenend
Ik verwacht dat een substantieel deel van het sociologisch redeneren
het om afkeurenswaardig gedrag. Bedenk overigens dat dit soort normen
en handelen van leden van organisaties in termen van zulke MCD's en de
vaak deel uitmaakt van een systematisch onder de direct observeerbare
daarmee
oppervlakte gehouden, informeel niveau van cultuur. Het is daarom bij uitstek
geassocieerde
distributies
van
rechten,
plichten
en
taken
geanalyseerd kan worden. Het gaat daarbij om gestructureerde collecties van
39
40
het niveau dat zich manifesteert en reproduceert door zulke heimelijke, besmuikte gespreksactiviteiten als roddel. Ik
moest
trouwens
erg
aan
5.2 BESCHRIJVINGEN VAN DINGEN, ABSTRACTE CONCEPTEN EN DE
7
dit
EIGENSCHAPPEN DAARVAN telling-the-code
aspect
van
scheldwoorden (= categorieën om personen negatief evaluerend te Goodwin, C. 1997. 'The blackness of black: Color categories as situated practice.'
beschrijven) denken, toen ik verleden week een steigerbouwer een van zijn
In: L. Resnick et al. (eds) Discourse, tools and reasoning: Esssays on
collega's voor mietje hoorde uitmaken. Daar was enige onenigheid aan
situated cognition. Berlin / NY: Springer, p.111-140
voorafgegaan omdat degene die zo uitgescholden werd, bezwaar had
Koole, T. and J. ten Thije 2001. 'The reconstruction of intercultural discourse:
gemaakt tegen de manier waarop de schelder 3 meter lange metalen
Methodological considerations.' In: Journal of Pragmatics, Vol. 33, p. 571-
steigerpalen van vijf hoog naar beneden 'gooide' (wel aan een touw, maar
87
toch, het was eerder gooien dan laten zakken). De vangers beneden hadden
Mazeland, H. 1994. 'Descriptieve praktijken. Pragmatische analyse van
de steigerpaal maar gewoon 'met twee handen' op te vangen en dat lukte ze
categoriseringen.' In: F. Maes e.a. (red.) Perspectieven in
niet meteen en - voorzover ik als buitenstaander kon zien - ook niet zonder gevaar
voor lijf en leden.
In zulke macho-subcultuurtjes
taalbeheersingsonderzoek. Dordrecht: ICG Publications, p. 267-279
werken
categoriseringen die duiden op het niet kunnen voldoen aan de stoere norm, als een instructie (code!) ten aanzien van het soort dingen waar je maar aan te voldoen hebt. Een beroemde, al wat oudere studie waarin dit soort
Er zijn goede redenen om categoriseringen van personen theoretisch te
mechanismen diepgaand en macrosociologisch inzichtgevend onderzocht
scheiden van dingen en de eigenschappen daarvan.
werd, is Willis 1977.
8
9
(zie vooral Schegloff
1996). Onze wereld is sociaal en de conceptuele systemen die we gebruiken om personen te typeren zijn anders van aard dan de conceptuele systemen in termen waarvan we dingen beschrijv en. Met dingen bedoel ik even heel uiteenlopende
soorten
'entiteiten'
als
beschrijvingen
van
toestanden,
gebeurtenissen, materiële objecten, abstracte concepten, plannen, beleid, gedachten, gevoelens, etcetera. Het onderzoek dat in deze paragraaf centraal staat is dat van Goodwin (1997), niet alleen omdat de notie situated activity system (zie § 4) erg belangrijk is voor een benadering van communicatie vanuit het cultuur-alssocially-distributed-knowledge perspectief, maar ook omdat Goodwin de samenhang tussen het beschrijvende en het handelingsaspect van de 7
Zie J. Bergmann, 1993. Discrete indiscretions. The social organization of gossip.
9
Zie Schegloff, E. 1996. 'Some practices for referring to persons in talk-in-interaction.
NY: Aldine / de Gruyter 8
A partial sketch of a systematics.' In: B. Fox (ed.) Studies in anaphora. Amsterdam / Philadelphia: Benjamins, p. 437-85
Zie P. Willis, 1977. Learning to labour, Westmead: Saxon House
41
42
betekenis
van
inhoudswoorden
inzichtgevend
karakteriseert.
Andere
onderzoeken die hier relevant zijn, worden besproken in artikelen in de reader
vanzelfsprekend oordeel dat vakkundig gedaan moet worden door het uitvoeren van een reeks van systematische werkpraktijken. (1997: 111) In zijn discussie met meer universalistische benaderingen van woord-
(Koole & Ten Thije 2001 en Mazeland 1994). Situated cognition onderzoekers als Goodwin, Suchman of Hutchins
en categoriebetekenissen - waarin taal veel meer wordt opgevat als een
kijken naar de wijze waarop menselijke cognitie vorm krijgt en behoudt in en
contextloos en gebruiksonafhankelijk systeem van regels (echt een 'code') -
door het concrete taalgebruik in interacties en in de materiële objecten die
pleit
mensen gebruiken om taken uit te voeren. Terwijl in het 'universalistisch'
betekenisopvattingen van de taalfilosoof Wittgenstein. In zijn latere werk pleit
gerichte onderzoek van taal en cognitie de nadruk ligt op aspecten die
Wittgenstein voor een benadering van taalgebruik die heel treffend
Goodwin
voor
een
benadering
die
meer
in
lijn
is
met
de
contextvrij en onafhankelijk van specifieke gebruikssituaties algemeen zouden
gekarakteriseerd kan worden met de metafoor (!) familiegelijkenis: de
gelden, kijkt Goodwin bijvoorbeeld naar veel rommeliger lijkende, minder
gebruiksspecifieke betekenis van woorden en uitdrukkingen zou je kunnen
elegant
relevante,
zien als gebruiksafhankelijke articuleringen van de mogelijkheden van een
gestructureerde
praktijken
waarmee
mensen
concrete
open, steeds slechts gedeeltelijk en ad hoc gestructureerd netwerk van
handelingsprocessen in specifieke, taakgebonden werksituaties (situated
overlappende en deels aangrenzende betekenissen en gebruikswijzen.
activity systems). Voor een groep chemici in een laboratorium die moeten
Wanneer Goodwin laat zien dat de chemici in het laboratorium bij het
beslissen wanneer bij het bereiden van een vezel een chemische reactie
bereiden van een technische vezel moeten leren wanneer de reagerende
gestopt moet worden, is de bepaling of de reagerende stof al 'jet black'
substantie nu precies jet black (git- / pikzwart) is - en daar onder andere weer
(gitzwart) is, geen contextloze activiteit die simpel met behulp van een
metaforen voor gebruiken die in dit team kennelijk instructief zijn (zo zwart als
universeel kleurenschema uitgevoerd kan worden. De chemici hanteren
oerang-oetanghaar is nog niet goed, wel gorillazwart !) , dan is dat een
uiteenlopende technieken om te kunnen bepalen of iets pikzwart is.
voorbeeld van de situatie- en gebruikersspecifieke constitutie van de
categoriegestuurde
onderscheidingen
maken
in
betekenis van die categorie. De leden van het team moeten in de PS
'jet'
black
(letterlijk:
'git'-zwart)
is
ook
weer
metaforisch
samengesteld: git (engels 'jet') is volgens Van Dale een door verkoling
gebruikssituatie leren wat ze gezamenlijk onder gitzwart verstaan. Goodwin (1997: 133) citeert Wittgenstein in dit verband:
van hout ontstane zwarte delfstof / pikzwart: het morfeem pik in deze "If language is to be a means of communication there must be
samenstelling is een variant van pek, 'teer'.
agreements
not
only
in
definitions
judgments"(Wittgenstein 1958; § 242).
De technieken om te bepalen of de te bereiden vezel gitzwart is, horen tot een
but
also
(...)
in
10
lokaal activiteitensysteem dat op zijn beurt weer onderdeel is van het werk van een specifiek professioneel team ('relevant community of practice').
De - gesitueerde, 'embodied' - praktijken die de geochemici gebruiken om de
Nieuwkomers moeten het situatie- en taakgebonden gebruik van zo'n
kleur van de stof te beoordelen die ze aan het bereiden zijn, zijn centrale
categorie leren, en dat kan alleen door leren in de praktijk ('embodied apprenticeship'). Voor de chemici is de kleurnaam pikzwart dus geen vooraf geformuleerde,
43
contextvrije,
universele
categorie,
maar
een
10
Wittgenstein, L. 1958/82. Philosophische Untersuchungen. Frankfurt a/M: Suhrkamp (NB: Goodwin verwijst naar de Engelse vertaling)
niet-
44
factoren in het proces waarin de beoordelingen worden gemaakt op grond
programmatische invulling en vormgeving van het beleid opgehangen werd
waarvan een categorienaam - zoals in dit geval gitzwart - op de juiste manier
aan het gebruik van zogenaamde institutionele sleutelwoorden.
kan worden toegewezen. Die praktijken zijn systematisch, taakgebaseerd
Institutionele sleutelwoorden zijn woorden (of samenhangende clusters
georganiseerd en maken deel uit van de kennis en competenties van de
van woorden en uitdrukkingen) die een complexe, institutiespecifieke
relevante
relevant
betekenis hebben en die door de relevante gebruikersgemeenschap gebruikt
practitioners'). Vanuit een Wittgensteiniaans perspectief betekent dit ook, dat
worden als labels ter aanduiding van kernnoties in het ideeëngoed dat als
de betekenis van zo'n naam (categorie-label) niet de referent ervan is - bijv.
leidraad voor het interactioneel handelen in de institutie fungeert. In het door
een bepaalde zone in het kleurenspectrum die aangeduid wordt met de
K&TT onderzochte projectteam was de 'interculturele benadering' zo'n
betreffende kleurnaam -, maar veel meer de set van praktijken die ingezet
programmatisch relevante uitdrukking. Het mooie is dat K&TT niet alleen
worden om die categorie competent binnen een relevant activiteitstype te
kunnen laten zien dat de invulling van dit label zich in de loop van de tijd
gebruiken
(zie Goodwin 1997: 133). Om het nog maar een keer
ontwikkelt en verandert (bijvoorbeeld van intercultureel samengestelde
samenvattend, steekswoordsgewijs te zeggen: vanuit het perspectief van de
lerarenteams naar meer nadruk op het realiseren van doelstellingen die
gebruikers is de betekenis van woorden die in een situated activity system
emancipatie van allochtone groepering mogelijk maken), maar dat die
gebruikt worden
verandering in invulling ook samenhangt met de discussie en de
gemeenschap
van
professionals
('community
of
onderhandelingen in het team. De oorspronkelijke invulling van het ¾
embodied,
institutionele
¾
situated,
autochtone projectleden, terwijl de emancipatoire concretisering van de notie
¾
socially distributed,
pas later door de allochtone teamleden gearticuleerd werd.
¾
descriptive and procedural.
sleutelwoord
was
bijvoorbeeld
vooral
gemunt
door
de
De betekenis van woorden kan dus situatiespecifiek onderhandeld en aangepast worden, en de aard van die onderhandelingen en aanpassingen
In het artikel van Koole & Ten Thije (2001, zie ordner) wordt een gedeeltelijk
hangen vaak samen met de specifieke identiteiten en belangen die een
vergelijkbare benadering en detail uitgewerkt in een onderzoek naar wat
bepaalde partij in de betreffende interacties heeft. Dat is ook een beetje een
K&TT institutional key words noemen. Door analyse van de documenten
van de belangrijkste inzichten in Mazeland 1994 en Mazeland et al. 1995.
(notulen, beleidsstukken) en de transcripties van werkbesprekingen van een
Mazeland
'gemengd'
voorlichtingsdienst onderhandelt over de invulling van de openingstijden. In
samengesteld
projectteam
van
onderwijsexperts
in
een
onderwijsadviesdienst (2 Surinaamse-Nederlanders en 4 ouderwetse witte
die
1994
laat
onderhandelingen
zien
is
hoe
met
een
name
team
van
van
belang
een
gemeentelijke
welke
praktische
Nederlanders) dat onderwijsbeleid moest ontwikkelen in verband met de qua
werkconsequenties toegeschreven moeten worden aan het wel of niet open
herkomst gemengde samenstelling van leerlingenpopulaties op scholen.
zijn van de dienst. De onderhandeling over de situatiespecifieke betekenis
Koole & Ten Thije waren in de gelukkige omstandigheid dat ze de interacie in
van het woord open heeft dit geval praktische consequenties voor de wijze
dit team vanaf het begin en longitudinaal voor de duur van het hele project
waarop een team van 12 medewerkers het werk voor een periode van enkele
konden bestuderen. Een van de dingen die zij zagen gebeuren is dat de
maanden zullen invullen.
45
46
Mazeland,
Huisman
en
Schasfoort
1995
(in
de
ordner
met
achtergrondliteratuur) beschrijven iets vergelijkbaars voor de manier waarop
6. DISCOURSE PRAKTIJKEN II (INTERACTIEFORMATS, VERHALEN, TEKSTFORMATS): tipjes van de sluier
reisbureaumedewerkers met klanten 'onderhandelen' over producten door onder
andere
de
geografische
scope
van
categorieën
waarmee
reisbestemmingen worden aangeduid, op te rekken. Dit artikel bevat trouwens
Helaas ben ik er nog niet aan toegekomen om dit gedeelte verder uit te
ook een mooi voorbeeld van de wijze waarop organisaties eigen invullingen
werken. De globale redenering was echter ongeveer als volgt. Net zoals op
geven aan woordbetekenissen (een reisbureau hanteert bijvoorbeeld de regel
het niveau van het woordgebruik, kun je in de manieren waarop de leden van
'15 jaar oud is bij ons volwassen').
organisaties met elkaar en de buitenwereld communiceren, allerlei vormen van standaardisering en routinisering zien. Groepen van mensen ontwikkelen
Kortom: de woorden die de leden van organisaties gebruiken om hun taken in
routines om vaker terugkerende problemen en taken te kunnen uitvoeren. De
'situated activity systems' te kunnen uitvoeren, zijn descriptieve praktijken
discourse praktijken waaruit zulke routines bestaan, moet je zien als
waarin
cultuurspecifiek
organisatiespecifieke repertoires van handelings- en communicatievormen,
interactioneel vorm wordt gegeven. Het zijn niet alleen instrumenten zijn om
organisatieculturen dus. Het is de bedoeling om in week 5 interactieformats in
die wereld te beschrijven en te beoordelen, maar ze vormen ook een leidraad
mondelinge interactie te bespreken die tot het repertoire van een CoP horen
voor de vormgeving van het handelen.
(VdSchoot & Mazeland, Button & Sharrock, Huisman).
de
conceptualisering
van
de
eigen
wereld
In week 6 worden de functies van verhalen vertellen besproken (algemeen: Telling the code natuurlijk, maar er is nogal verschil tussen bijvoorbeeld verhalen waarin een soort management-gestuurde officiële geschiedschrijving wordt gedaan (Linde 2001), verhalen die de basis vormen voor verslaglegging in institutional memories in allerlei dossiers (Linde 1999), of verhalen waarin allerlei ervaringen en inzichten aan andere leden van een CoP worden doorgegeven (Orr). In week 7 wil ik laten zien dat bepaalde genres geschreven teksten in organisaties ook vaak een bepaald CoP specifiek, gestandaardiseerd format hebben (Cornelis, Pander Maat, Pogner).
47
48
«Haar oordeel was vernietigend.»
7. EXCURS: HET METAFORISCHE KARAKTER VAN ONZE MANIEREN
«Zijn verweer was zwak .»
VAN PRATEN OVER EN KIJKEN NAAR ONZE WERELD (week 9)
«Die opmerking was raak.» «Hoewel op zijn hoede was voor een tegenaanval, haalde zijn
Lakoff, G. & M. Johnson 1980. Metaphors we live by. University of Chicago
tegenstander hem in een vlijmscherp betoog genadeloos onderuit.
Press (in de reader: capita selecta uit de Nederlandse vertaling, SUN
Uiteindelijk droop hij zwaar aangeslagen af.»
1999)
«Ze kreeg het meteen met hem aan de stok. Na de eerste
Gülich, E. 2003. 'Conversational techniques used in transferring knowledge between medical experts and non-experts.' In: Discourse Studies,
schermutselingen verloor ze gaandeweg steeds meer terrein en
Vol.5/2, p. 235-263
manoeuvreerde zich uiteindelijk in een onhoudbare positie.»
Zulke vergelijkingen impliceren niet dat we denken dat discussies een type oorlog zijn, maar dat de notie discussie gedeeltelijk gestructureerd, begrepen, Je kunt bijna geen regel in de krant lezen zonder het basisidee van deze
geïmplementeerd, en geformuleerd wordt in termen van strijd. We
paragraaf bevestigd te zien. Vandaag (20 oktober 2003) had de krant het
structureren de notie discussie gedeeltelijk in termen van het metaforische
bijvoorbeeld over de prijzenoorlog tussen de supermarkten, en in de
concept argument is war («discussie is oorlog»). Het concept is metaforisch
economiebijlage sprak een CEO over het leiden van zijn concern als het
gestructureerd en die structurering
behoedzame navigeren van een groot, log zeeschip. Hoe systematisch en
uitdrukkingen die we gebruiken om over discussieverschijnselen te praten. Bij
vergaand die metaforische benadering van de wereld kan zijn, hebben we ook
zulke uitdrukkingen zoals die in de lijst hierboven gaat het dus niet om een
al kunnen zien in het boek van Morgan. De analytische invalshoek en de
incidentele, toevallig goed getroffen manier van niet-letterlijk praten over
conceptuele samenhang om te theoretiseren over een bepaald type
discussies, maar het is in onze cultuur juist de gewone, conventionele manier
organisatie werd daarin steeds geformuleerd in termen van een bepaald
van praten over discussies. We nemen discussies op die manier waar. Die
metaforisch concept (de organisatie als machine, als organisme, als brein,
systematische metaforische conceptualisering van de notie discussie
etc.).
structureert overigens op zijn beurt ook weer de activiteit discussie (we De centrale claim in het boek van George Lakoff en Mark Johnson -
Metaphors we live by
(1980) - is dat menselijke denken in hoge mate
wordt gerealiseerd in de talige
ervaren discussies in die termen, en handelen daar ook naar). Het gaat dus om een manier van denken die ons handelen stuurt. (L&J 1980: p.5-7)
metaforisch van aard is. We spreken over metaforen wanneer we het ene
Volgens L&J is het gebruik van een metafoor dus meestal niet iets
ding in termen van een ander ding begrijpen, ervaren en formuleren. In de
incidenteels, zoals soms het geval lijkt bij literaire metaforiek. Menselijke
reeks uitdrukkingen hieronder, wordt discussie bijvoorbeeld steeds in termen
cognitie heeft principieel een sterk metaforisch karakter. Het menselijke
van een gevecht of oorlog geformuleerd:
conceptuele systeem is metaforisch gestructureerd. Metaforische talige uitdrukkingen zijn deel van zulke conceptuele
49
«Ze werd hard aangevallen, maar ze verdedigde zich goed»
systemen. Veel vaste talige uitdrukkingen worden überhaupt niet als
«Dat bestrijd ik.»
beeldspraak ervaren. Bijvoorbeeld: aan uitdrukkingen zoals je kans grijpen,
50
-
niet meezitten, loser, quitte staan, even passen ligt weliswaar het
metonymie.
metaforische concept «het leven is een (gok)spel» ten grondslag, maar wie ervaart een typering als 'hij heeft verkeerd gegokt' nog als beeldspraak? Het
De metaforische concepten in termen waarvan we ons denken en praten
is gewoon alledaags taalgebruik dat bij een bepaald onderwerp en de situatie
structureren en vormgeven, hebben weliswaar een deels identieke, universele
past. L&J karakteriseren dit soort uitdrukkingen dan ook als literal expressions
fysieke basis, maar kunnen toch sterk per cultuur verschillen. Metaforische
structured by metaphorical concepts.
concepten zoals discussie is oorlog, tijd is geld, of mogelijk ook communicatie is transport zijn typisch voor onze westerse industriële culturen. Een paar jaar
Voor een meer gedetailleerde en technische uitwerking van het algemene
geleden heb ik in de context van dit college nog een artikel gebruikt waarin de
idee verwijs ik verder naar het boek van L&J (zie ook de sheets die ik in het
metaforische structuren onderzocht werden die ten grondslag liggen aan de
hoorcollege gebruikt heb op Nestor). Steekwoorden:
manier waarop Chinese managers over gevoel en verstand praten en denken. Dat leek er beduidend anders uit te zien dan bij 'ons' (vgl. K.J. Krone and J.M.
¾
Het
systematische
karakter
van
metaforische
concepten
(systematische relaties, vaak logisch geïmpliceerd en inferentieel
Morgan 2000. 'Emotion metaphors in management: The Chinese experience.' In: S. Fineman (ed.) Emotion in Organizations. Sage, p. 83-100). Volgens L&J zullen de meest fundamentale waarden in een cultuur
reconstrueerbaar) ¾
¾ ¾
De gerichte gedeeltelijke conceptualisering (highlighting van de ene set
compatible zijn met de metaforische structuur van de meest fundamentele
van kenmerken en tegelijk en bijna onvermijdelijk hiding van andere
concepten uit die cultuur. De paters in een trappistenklooster, of pioniers in de
eigenschappen)
milieubeweging kunnen misschien wel 'minder / kleiner is beter' tot richtlijn
De
context-
en
participant-afhankelijke
interpretativiteit
van
maken, maar over het algemeen maken ze daar enkel de structuur van een
metaforische uitdrukkingen
beperkt
aantal
concepten
aan
ondergeschikt
en
blijven
ze
bijna
Verschillende soorten metaforen:
onontkoombaar op de mainstream value 'virtue is up' gericht. Hoewel centrale
-
structurele metaforen
orientaties zoals op / neer, in / uit, centraal / perifeer, dichtbij / ver, actief /
-
oriëntatie-metaforen (bijvoorbeeld: op / neer, binnen / buiten, actief
passief (dit laatste paar is dus niet ruimtelijk) in alle culturen wel een rol lijken
/ passief).
te spelen, kan de selectie en richting daarvan variëren (ten aanzien van de
NB. 1: de keuze voor een bepaalde waardering van ruimtelijke
vraag welke concepten op welke manier een rol spelen). Er zijn bijvoorbeeld
oriëntaties wordt niet alleen bepaald op grond van fysieke
culturen waarin evenwicht en centraliteit een veel belangrijkere plaats
analogie, maar wordt ook gestuurd door principes van culturele
innemen, of culturen die positiever aankijken tegen passiviteit. (vgl. L&J,
coherentie.
hoofdstuk 5: Metaphor and cultural coherence).
NB. 2: realiseer je ook dat oriëntatie-metaforen op hun beurt weer
-
51
tot de principes kunnen horen in termen waarvan metaforische
Mutatis mutandis, kun je mogelijk vergelijkbare dingen zeggen over de
concepten gestructureerd zijn.
metaforische concepten die in een organisatie gebruikt worden. Een deel van
ontologische metaforen (substantie, container (area, visual field,
de cultuur van een organisatie krijgt vorm in specifieke constellaties en
[events, actions, activities and states], personificatie)
invullingen van bepaalde metaforische concepten. Zo werden bij Ikea zowel
52
klant- als personeelsrelaties in termen van familierelaties geformuleerd, of zie
Zoiets wordt tot communicatieve 'bedrijfscultuur' wanneer die manier van
je bij kleine, net beginnende bedrijven vaak zelfbeschrijvingen van het hele
formuleren van professionele kennis in voorlichtingssituaties niet eenmalig is,
team als «wij kleine jongens tegen de rest van de wereld». Kenmerkend voor
maar regelmatig en door meer leden van de organisatie op die manier gedaan
deze metaforische structuren is overigens dat in beide gevallen mogelijke
wordt. Dat bleek ook zo te zijn in de organisatie waar Gülich deze data
belangentegenstellingen tussen eigenaar, top (!) en 'lagere' (!) werknemers
verzameld heeft.
systematisch niet gearticuleerd worden (highlighting en hiding). Zulke groeps-
__________________________________________
en situatiespecifieke manieren van aankijken tegen de wereld worden dus overgedragen in de manier waarop er over de wereld gepraat wordt. Telling the code kan dus heel impliciet, vanzelfsprekend en eigenlijk ook permanent gedaan worden! Een ander voorbeeld was de Ikea-webtekst die in het college als oefening wordt. In het eerste deel van die tekst werd de marketingpolitiek van Ikea geformuleerd als een politieke keuze waarin Ikea solidair en menslievend de kant kiest van de gewone mensen met een kleine beurs die geen dure design meubelen kunnen kopen. In een tweede stap werd de winkel / klant relatie vervolgens systematisch als een vorm van partnerschap voorgesteld: ieder levert zijn bijdrage om het product zo betaalbaar mogelijk te maken. Het artikel van Gülich (2003) is een mooi voorbeeld hoe metaforische structuren een rol spelen in expert / leek-interacties. Gülich onderzoekt situaties
waarin
medische
experts
patiënten
voorlichten.
Structurele
metaforen die in dat type voorlichting gebruikt werden zijn bijvoorbeeld typeringen van het hart als motor of machine, de bloedsomloop als een transportsysteem, of de stofwisseling als een verbrandingsinstallatie. Prachtig is de wijze waarop in een bepaald type patiëntenvoorlichting een lichaamsdeel
gepersonifieerd
wordt:
een
spiercel
wordt
consequent
opgevoerd als een sprekend en denkend personage (personifiëring):
'dan zegt de spiercel het volgende tegen zichzelf ... als die kerel morgen weer gaat hardlopen, dan zal ik nu alvast beginnen om triglycerine aan te maken en het op te slaan, dan heb ik het morgen al als ie weer gaat lopen ... ' (2003: 243)
53
54
Literatuur in de reader, versie 2005/6
discourse practices III (week 6) ivm functies van verhalen vertellen in organisaties
algemeen over Cultuurtheorie (week 3) Duranti, A. 1997. Linguistic anthropology. (Hoofdstuk 2: 'Theories of culture.') Cambridge University Press, p. 23-50 Wenger, E. 1998. Communities of practice. Learning, meaning and identity. Cambridge University Press (proloog en deel 1, pag 1 t/m 142) Hutchins, E. 1995. Cognition in the wild. Cambridge, MA: MIT Press, hoofdstuk 4: ‘The Organization of Team Performances.’, pag 175 – 228 (met name pp. 174204 en 226-228). Goodwin, C. 1997. 'The blackness of black: Color categories as situated practice.' In: L. Resnick et al. (eds) Discourse, tools and reasoning: Esssays on situated cognition. Berlin / NY: Springer, p.111-140
Wieder, D. 1974. Language and social reality: The case of telling the convict code. The Hague: Mouton.). Samenvatting uit: D. Edwards 1997. Discourse and cognition. Sage, pp. 66-68 Linde, C. 2001. 'Narrative in institutions.' In: D. Schiffrin et al. (eds.) The handbook of discourse analysis. Oxford, etc.: Blackwell, p. 518-35 Linde, C. 1999. 'The transformation of narrative syntax into institutional memory'. In: Narrative Inquiry, 9/1. p.139-74. Orr, J. E. 1996. Talking about machines. An ethnography of a modern job. Ithaca / London: Cornell University Press (hfst. 7, misschien ook hfst. 8) discourse practices IV (week 7) mbt geschreven teksten, tekstformats, document-production
Descriptieve praktijken (week 4) Goodwin, C. & M.H. Goodwin 1996. 'Seeing as a situated activity: Formulating planes.' In: Y. Engeström & D. Middleton (eds) Cognition and communication at work. Cambridge University Press, p. 61-95 Koole, T. and J. ten Thije 2001. 'The reconstruction of intercultural discourse: Methodological considerations.' In: Journal of Pragmatics Vol. 33, p. 571-87 (m.n. de paragraaf over 'institutional key words') Mazeland, H. 1994. 'Descriptieve praktijken. Pragmatische analyse van categoriseringen.' In: F. Maes e.a. (red.) Perspectieven in taalbeheersingsonderzoek. Dordrecht: ICG Publications, p. 267-79 discourse practices II (week 5, interactieformats) M. van der Schoot en H. Mazeland, 2005. 'Probleembeschrijvingen in werkbesprekingen.' In: Tijdschrift voor Taalbeheersing, 27/1, p. 1-23 Huisman, M. 2001. 'Besluitvormende episodes en lokale participatiekaders.' Hfst. 6 uit: M. Huisman, Besluitvorming in vergaderingen. Organisaties, interactie en taalgebruik. Utrecht: LOT, p. 93-138 Button, G. & W. Sharrock 2000. 'Design by problem-solving.' In: P. Luff, et al.(eds) Workplace studies. Recovering work practice and informing system design. Cambridge University Press, p. 46-67
55
Cornelis, L. 2001. 'Over BAUS en advocatoria (en niet gaan zeuren). Tekstkwaliteitszorg bij een arbodienst.' In: Tekstblad, nr.3, p. 34-39 Pander Maat, H. 1989. 'De probleem-oplossingspresentatie in advertenties en adviesteksten.' In: Gramma, Jrg.13, nr.1, p.1-22 Sleurs, K., G. Jacobs en L. van Waes 2003. 'Constructing press releases, constructing quotations: A case study.' In: Journal of Sociolinguistics 7/2, p.192-212 Uitstapje (week 9) de benadering in de cognitieve linguïstiek, expert / leek-interactie Lakoff, G. & M. Johnson. 1980. Metaphors we live by. University of Chicago Press (enkele centrale hoofdstukken uit de Nederlandse vertaling, SUN 1999) Gülich, E. 2003. 'Conversational techniques used in transferring knowledge between medical experts and non-experts.' In: Discourse Studies, Vol.5/2, p. 235-263
56
ACHTERGRONDLITERATUUR Ordners werkcollegekast Letterenbibliotheek achtergrondliteratuur bij 'algemeen over cultuurtheorie' Schutz, A. 1953. 'Concept and theory formation in the social sciences.' In: Philosophy and Phenomenological Research, Vol.XIV. (herdruk in: A. Schutz, 1962. Collected Papers 1: The problem of social reality. Dordrecht, etc.: Kluwer, p. 3-47 (m.n. ivm notie 'socially distributed knowledge') Resnick, L.B., C. Pontecorvo and R. Säljö, 1997. 'Discourse, tools and reasoning: essays on situated cognition.' In: In: Resnick, L.B., R. Säljö, C. Pontecorvo and B. Burge (eds) 1997. Discourse, tools and reasoning. Essays on situated cognition. Berlin / New York: Springer, p. 1-20 Wieder, D. 1974. 'Telling the code.' (Excerpts from D. L. Wieder, 1974. Language and social reality: The case of telling the convict code. The Hague: Mouton). In: R. Turner (ed.) Ethnomethodology, Harmondsworth: Penguin Books. 14572 Button, G. & R. Harper 1993. 'Taking the organisation into accounts.' In: G. Button (ed.) Technology in working order. Studies of work, interaction and technology. London / NY: Routledge, p. 98-107 Suchman, L. 1997. 'Centers of coordination: A case and some themes.' In: L.B. Resnick et al. (eds) Discourse, tools and reasoning: Esssays on situated cognition. Berlin / NY: Springer, p. 41-62 Streeck, J. & S. Mehus (forthc.) 'Microethnography: The study of practices.' In: K. Fitch & R. Sanders (eds.) Handbook of language and social interaction. (verschijnt 2005?) Sarangi, S. & C. Roberts 1999. 'The dynamics of interactional and institutional orders in work-related settings.' In: S. Sarangi & C. Roberts (eds) Talk, work and institutional order: Discourse in medical, mediation and management settings. Berlin: Mouton de Gruyter, p. 1-57 achtergrondliteratuur bij ‘descriptieve praktijken’ Sacks, H. 1972a. 'On the analyzability of stories by children.' In: J. Gumperz & D. Hymes, eds., Directions in sociolinguistics: the ethnography of communication. New York: Holt, Rinehart & Winston. pp. 329-345 Sacks, H. 1972b. 'An initial investigation of the usability of conversational data for doing sociology.' In: D. Sudnow (ed.), Studies in social interaction. New York: Free Press, p. 31-74 (Membership categorization devices)
57
Mazeland, H., M. Huisman and M. Schasfoort, 1995. 'Negotiating categories in travel agency calls.' In: A. Firth (ed.) The discourse of negotiation: Studies of language in the workplace. Pergamon Press, p. 271-97 Mazeland, H. & J. Berenst (forthc.) Assessing pupils in a teacher-staff meeting. (Paper presented at the Sixth symposium on talk in institutional settings. October 25-26 2001. Vrije Universiteit Amsterdam) Hall, B.J. & K. Valde 1995. 'Brown-Nosing as a cultural category in American organizational life.' In: Research on Language and Social Interaction, 28/4. p. 391-419 (roddelen)
achtergrondliteratuur ivm discourse practices II (mondelinge interactie) Goodwin, C. 1996. 'Transparent vision.' In: E. Ochs, E. Schegloff and S. Thompson (eds) Interaction and Grammar. Cambridge: Cambridge University Press, p. 370-404 Goodwin, M. 1995. 'Assembling a response: Setting and collaboratively constructed work talk.' In: P. ten Have & G. Psathas (eds) Situated order. Washington, DC: University Press of America, p. 173-186 Goodwin, M. H. 1996. 'Informings and announcements in their environment: prosody within a multi-activity work setting.' In: E. Couper-Kuhlen & M. Selting(eds) Prosody in conversation. Cambridge: Cambridge University Press, p. 436-61 Skårup, T. 2004. 'Brokering and membership in a multilingual community of practice.' In: R. Gardner & J. Wagner (eds) Second language conversation. New York: Continuum, p. 40-57 Lentz, L. 1995. 'De geschiedenis van het openingspatroon in Nederlandse telefoongesprekken.' In: E. Huls & J. Klatter-Folmer (red.), Artikelen van de Tweede Sociolinguïstische Conferentie. Delft: Eburon, p. 403-17 Firth, A. 1995. 'Multiple mode, single activity: "Telenegotiating" as a social accomplishment.' In: P. ten Have & G. Psathas (eds) Situated Order. Washington, DC: University Press of America, p.151-172 Luff, P. & C. Heath 2002. 'Broadcast talk: Initiating calls through a computermediated technology.' In: Research on Language and Social Interaction, 35/3, p. 337-66 Heath, C. & P. Luff 2000. 'Animating texts: the collaborative production of news stories.' Hoofdstuk 3 uit: C. Heath & P. Luff, Technology in action. Cambridge University Press, p. 61-87
58
Mehan, H. 1996. 'The construction of an LD Student: A Case Study in the Politics of Representation.' In: M. Silverstein & G. Urban (eds) Natural hisories of discourse. Chicago and London: The University of Chicago Press, p. 253-276.
achtergrondliteratuur ivm discourse practices IV (geschreven teksten, knowledge buffers, institutional memory) Gunnarson, B.-L. 1997. 'The writing process from a sociolinguistic viewpoint.' In: Written communication, Vol.14/1, p. 139-88 Gunnarsson, B.-L., 2000. 'Discourse, organizations and national cultures.' In: Discourse Studies 2/1. p. 5-33 Janssen, D. 1991. Schrijven aan beleidsnota's. Schrijfprocessen van beleidsambtenaren empirisch-kwalitatief onderzocht. Groningen: WoltersNoordhoff (één case-beschrijving uit hoofdstuk 5, plus hoofdstuk 6) Pogner, K.H. 2003. 'Writing and interacting in the discourse community of engineering.' In: Journal of pragmatics, Vol.35, p. 855-67 Suchman, L. 2000. 'Making a case: 'knowledge' and 'routine' work in document production.' In: P. Luff, J. Hindmarsh and C. Heath (eds), Workplace studies. Recovering work practice and informing system design. Cambridge: Cambridge University Press, p. 29-45 Swales, J.M. & P.S. Rogers 1995. 'Discourse and the projection of corporate culture: The mission statement.' In: Discourse and Society, Vol.6/2. p.223-42.
59