Taakgerichte financiering
Inhoud Bodemenergie
4
Biologische afbreekbaarheid van producten
5
Cellulose als grondstof
6
Renewables
8
Multifuel tankstation
9
Additive manufacturing
11
Windmolens
12
Ecodesign mechanische producten
14
Laboratory equipment
15
Private security companies
16
Management systems for educational organizations
16
Conformity assessment – testing and calibration laboratories
17
QFD – Toepassing statistische methoden
17
Crisis management
19
Security en weerbaarheid
20
Nederlandse betrokkenheid bij nieuwe ISO/TC Bamboo and Rattan
21
Cultureel erfgoed
21
Rare earth
23
Parkeren
24
Rioolrenovatie
25
Internationale normalisatie watersector
26
Hygiënisch tatoeëren
27
Feather and down
28
Volunteer Tourism
29
Producten en faciliteiten sport en recreatie
29
Visserij en aquacultuur
30
Ontwikkelingen kalkmeststoffen (liming)
31
Fitness centers
32
Consumer warranties and guarantees
33
Service chain social care alarms
33
Integrated care
34
Revisie ISO EN 13606 on electronic health records
34
Biocompatibiliteit
35
Medische handschoenen
36
Patiënten tilliften
37
Post market surveillance (PMS)
38
Revisie EN 15224 kwaliteitsmanagement voor zorginstellingen
39
2
ISO/IEC JTC1
40
Postal service parcel delivery
42
Urban ITS
42
Audit Data Collection
43
Informatie-integratie en interoperabiliteit
44
Smart Industry
45
Horizontal services
46
Web accessibility
46
IECRE Renewable Energy Conformity Assessment System
47
IEC/TC 113 en IEC/TC 119
49
Platform Analyzers
50
Platform NEN 1010
51
Integratie HD 60346 reeks (IEC) in NEN 1010
51
Smart Cities
52
3
Bodemenergie Titel van het initiatief, wat was de aanleiding: Normalisatiebehoeften voor bodemenergie De Europese Energie Unie staat voor betrouwbare, duurzame, concurrerende en betaalbare energie voor iedere Europeaan. Een van de drijfveren is het terugdringen van de emissies van broeikasgassen om de versterkte klimaatverandering aan te pakken. Dit wordt onder meer gereflecteerd in de Europese richtlijn 2009/28/EG ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en de Europese verordening 517/2014 betreffende gefluoreerde broeikasgassen. Binnen betreffende Europese verordening wordt gewerkt aan de mogelijkheden voor een normalisatie verzoek in het kader van de opname van alternatieve, klimaatvriendelijke technologieën. Bodemenergie is een van de energiebronnen die aan deze doelstellingen voor een veerkrachtige Energie Unie met een toekomstgericht klimaatveranderingsbeleid voldoet. Bij bodemenergie komen zowel technische aspecten (boringen, putten en andere uitrusting) als maatschappelijke aspecten (veiligheid, milieu, draagvlak) om de hoek kijken. Boren in de ondergrond leidt in Europa tot veel weerstand (vergelijk: schaliegas, CCS, …). Enerzijds kunnen normen van pas komen voor het vastleggen van de stand der technieken en praktische richtlijnen om bovengenoemde aspecten te adresseren en anderzijds kunnen normen behulpzaam zijn in het vergunningsverleningsproces en toezichtregime. Vroegtijdig inspelen op deze ontwikkelingen en het mogelijke normalisatieverzoek is hierbij een pre. Korte samenvatting (o.a. wat waren kansen en bedreigingen voor de stakeholders dit kan geanonimiseerd): Voor bodemenergie kan onderscheid worden gemaakt tussen WKO (warmtekoudeopslag) en geothermie (aardwarmte). Met WKO is al veel ervaring, terwijl geothermie relatief nieuw is. Uit desk research blijkt wel dat volgens geraadpleegde bronnen 70-75% van de WKO-installaties niet geheel op orde is (bijv. energiebalans die naar warme kant neigt). De focus van de eerste fase van deze TAFI was echter gericht op geothermie. In Nederland zijn verschillende projecten uitgevoerd of in uitvoering om warmte uit diepgelegen aardlagen te winnen. Het betreft omvangrijke projecten waarbij meerdere initiatiefnemers/investeerders betrokken zijn, wat ook tot problemen kan leiden als partijen zich terugtrekken. Brancheorganisaties stellen handboeken en andere praktische hulpmiddelen op om haar leden te ondersteunen in de uitvoering van projecten. In de eerste gesprekken is oriënterend gesproken om te bekijken of het voor bepaalde onderwerpen niet wenselijk zal zijn om via de normalisatieroute ('all parties concerned', op consensus gebaseerd, open en transparant) afspraken te maken ter vergroting van reikwijdte en draagvlak. Hier stond men niet onwelwillend tegenover. De onderwerpen en het momentum zouden nader bepaald moeten worden. Voorts zou bekeken moeten worden hoe deze activiteiten zich verhouden met de werkzaamheden die door de brancheorganisaties worden uitgevoerd. Welke typen van stakeholders zijn met name geïnformeerd? In dit stadium zijn twee brancheorganisaties geïnformeerd die meer dan een stakeholderscategorie vertegenwoordigen (in de stakeholdersanalyse zijn ze onder directe gebruikers geschaard). Daarnaast zijn vele stakeholders geïdentificeerd in de categorieën directe gebruikers, voorwaardenscheppende partijen/opdrachtgevers, adviserende organisaties, uitvoerende/toepassende/dienstverlenende organisaties, onderzoek- en kennisinstellingen, en wetgevende instanties. Sommige organisaties zouden bij meer stakeholderscategorieën kunnen worden ingedeeld. Resultaten: In deze eerste fase van het onderzoek zijn met name de stakeholders in kaart gebracht, is desk research uitgevoerd en zijn oriënterende gesprekken gevoerd met twee brancheorganisaties. Hieruit blijkt dat veel partijen op een of andere wijze actief zijn op het gebied van WKO en geothermie en dat de nodige hulpmiddelen worden ontwikkeld om initiatiefnemers te ondersteunen. Op het gebied van geothermie, waarop de focus lag, is het aantal projecten nog beperkt, maar bestaan wel ideeën voor nieuwe projecten in gebieden met een hoge warmtevraag (bijv. kassengebied). Voor een verdere uitrol van deze vorm van energiewinning kunnen normen behulpzaam zijn al dan niet in Europees verband. Door harmonisatie kunnen toekomstige projecten sneller van de grond komen. In deze fase is nog niet specifiek geïdentificeerd voor welke onderwerpen normen/praktijkrichtlijnen wenselijk zijn; dit zou in een bredere consultatie moeten plaatsvinden (zie vervolg).
4
Vervolg (wel of geen normcommissie, platform, Linkedin groep ed.) Het is aan te bevelen om een bredere stakeholdersconsultatie te houden, bijvoorbeeld door middel van een informatiebijeenkomst met enerzijds lezingen en anderzijds workshopsessies om de eventuele normbehoeften beter in kaart te brengen. Op basis van de resultaten van deze informatiebijeenkomst kan dan worden besloten of een normplatform wordt opgericht en wat de activiteiten zijn die dit platform gaat uitvoeren. NB. In het in januari 2016 verschenen "Energierapport – Transitie naar duurzaam" wordt in verschillende energietransitiepaden geothermie als mogelijke CO2-arme energiebron aangemerkt. Overeenkomstig andere, meer volwassen energiebronnen, zou een normportfolio noodzakelijk dan wel wenselijk zijn om deze vorm van energiewinning succesvol te laten worden.
Biologische afbreekbaarheid van producten Titel van het initiatief, wat was de aanleiding: Vanuit CEN TC 411 ‘Bio-based products’ en het H2020 project ‘Open-Bio’ komt de vraag om een horizontale norm te ontwikkelen inzake het bepalen van biologische afbreekbaarheid van producten. Korte samenvatting (o.a. wat waren kansen en bedreigingen voor de stakeholders dit kan geanonimiseerd): Deze TAFI is er vooral op gericht om te onderzoeken hoe biologische afbreekbaarheid vorm kan krijgen in horizontale normalisatie (dit wordt nu verticaal gedaan, per product). Daarnaast dient er gekeken te worden in welk commissieverband dit het beste ontwikkeld kan worden. Deze TAFI is een studie naar dit onderwerp en stelt onder andere de vraag welke commissies zich reeds met biologische afbreekbaarheid bezighouden en waar het ontwikkelen van een horizontale norm ten aanzien van biologische afbreekbaarheid het beste zou passen en welke nationale partijen hier bij betrokken moeten worden. 1
Welke typen van stakeholders zijn met name geïnformeerd? NEN volgt voor het bepalen van relevante stakeholders bij een project een bepaalde beproefde systematiek. Deze richt zich op het bepalen van verschillende stakeholdergroepen en bestrijkt veelal de hele productieketen van grondstof tot consument. In dit geval is ervoor gekozen om deze insteek los te laten omdat er al bestaande commissies zijn die het onderwerp op het werkprogramma hebben staan. Deze TAFI verbindt bestaande groepen met elkaar en identificeert nieuwe partijen en beoogt allen te informeren over de nieuwe initiatieven.. In eerste instantie is er contact geweest met de projectgroep ‘Open-Bio’. Eén van de resultaten van het H2020 project ‘Open-Bio’ was dat onderzocht moest worden in welke TC een horizontale norm voor biologische afbreekbaarheid geplaatst moet worden.. Overigens staat en stond het onderwerp in diverse Europese normcommissies op de agenda. Er bestaan twee Europese CEN/TC’s (CEN/TC 411 ‘Bio-based products’ en CEN/TC 444 'Test methods for environmental characterization of solid matrices') die dit onderwerp op hun werkprogramma kunnen plaatsen. . Aan beide commissies is vanuit CEN/CENELEC de vraag gesteld of zij een platform kunnen zijn voor het ontwikkelen van de beoogde norm. Resultaten: CEN/TC 411 concludeerde als volgt: The TC discusses the proposal to address this subject under TC 411. It is important to make horizontal standards to minimize the number of vertical standards. However, especially WG 4 noticed 1
Fabrikanten, onderzoekers, gebruikers, leveranciers, certificeer-instanties, etc
5
that there is a lack of expertise in this TC on biodegradability. In addition, addressing this subject under TC 411 might add to the confusion between bio-based products and biodegradable products. (not all biodegradable products are bio-based and vice versa). In CEN/TC 444 werd het volgende besloten CEN/TC 444 decided that the presentation and additional report on current relevant biodegradation and ecotoxicity standards (KBBPPS) will be distributed through the NSBs asking if they are interested in this topic. Replies to the documents and questions are welcome until 2016-07-01 and will be discussed at the 3rd meeting of CEN/TC 444 that is planned in Autumn 2016. Waar de conclusie uit getrokken kan worden dat de tijd nog niet rijp is om thans met het onderwerp aan de slag te gaan. CEN/TC 444 heeft het onderwerp wel op haar agenda gezet en kan na juli 2016 besluiten de weg van de horizontale aanpak te vervolgen. NEN zal dan met de kennis die zij met de uitvoering van deze TAFI vergaard heeft verdere actie ondernemen. Vervolg (wel of geen normcommissie, platform, Linkedingroep ed.) Zoals te lezen is in de rapportage van CEN/TC 444 wordt er later in 2016 besloten of men zichzelf een geschikt platform vindt om het onderwerp ‘biologische afbreekbaarheid’ op te nemen. Reden voor de terughoudende reactie is het feit dat CEN/TC 444 net is opgericht en zich in eerste instantie bezig houdt met het bepalen van de structuur van de commissie. De leden hebben aangegeven eerst de structuur goed neer te willen zetten voordat er inhoudelijk gekeken wordt naar onderwerpen als deze (horizontale norm voor biologische afbreekbaarheid). Daarom is deze (lange) termijn gesteld en zal er pas in de derde vergadering (herfst 2016) uitspraak worden gedaan. Het antwoord van de commissie wordt afgewacht, daarna wordt verdere actie ondernomen
Cellulose als grondstof Titel van het initiatief, wat was de aanleiding: Cellulose als grondstof voor (bio-based) producten
De aanleiding voor het starten van deze QuickScan was tweeledig; A) Europese onderzoeksprogramma Horizon 2020 Binnen het Europese subsidieproject Horizon 2020 is er aandacht voor de ontwikkeling van cellulose als grondstof. Zo is er binnen het Horizon 2020 traject afgelopen jaar een project gestart met de titel “Advanced products from lignin and cellulose streams of the pulp and paper industry”. Ook het ECproject “BBI VC2.F2 - Valorisation of cellulose into new added value products” schenkt aandacht aan de ontwikkeling van cellulose als grondstof voor nieuwe producten, door procesinnovaties te bevorderen voor de winning en verwerking van cellulose-pulp. Dit project staat op dit moment open voor aanbesteding. Bij beide projecten wordt verwacht dat in de voorstellen ook normalisatie wordt meegenomen als marktgerelateerde activiteit. In Bio-based Industries Joint Undertaking (BBI JU) werkplan 2015 is eveneens opgenomen dat nieuwe ketens een onderdeel zouden moeten uitmaken van de huidige normalisatiewerkzaamheden binnen CEN op het gebied van de bio-based economy, één van de genoemde waardeketens betreft cellulose. B) Lopende projecten bij Stowa/waterschappen Uit lopende projecten op cellulose/zeefgoed is duidelijk dat waterschappen ambitie hebben om in de celluloseketen een rol te willen spelen. Als partij die met het (laten) plaatsen op haar zuiveringen van
6
fijnzeven zeefgoed gaat produceren. Zeefgoed dat vervolgens door waterschappen zelf of via intermediaire partijen, die de behandeling van het zeefgoed op zich nemen, wordt opgewerkt tot herbruikbare cellulosevezel. Waterschappen moeten voor zover ons bekend nog bepalen welke rol ze exact in de totale keten willen spelen (aanbieder van zeefgoed of leverancier van cellulose?), maar duidelijk is dat het voor waterschappen - welke rol ze ook nemen - relevant kan zijn om traceerbare afzetkanalen voor hun grondstoffen te kunnen duiden. Vanuit een MVO-gedachte kunnen we ons voorstellen dat het voor waterschappen vanuit de semioverheidsrol op zijn minst belangrijk kan zijn om te weten dat het door hun gegenereerde zeefgoed op een verantwoorde, traceerbare manier wordt verwerkt, met oog voor veiligheids- en kwaliteitsborging in de totale keten. Ook als het waterschap zelf niet in de gehele keten is betrokken. Certificering en normering kan volgens ons daarin een rol spelen om bijvoorbeeld aantoonbaar te maken dat verduurzamingsambities ook daadwerkelijk, kwantificeerbaar worden bereikt (MVO). Korte samenvatting Centraal in dit onderzoek staat de ontwikkeling van cellulose als hergebruikmateriaal uit zeefgoed. B2B-communicatie speelt daarbij een belangrijke rol, daarom zijn gesprekken gevoerd waarbij de hele keten is besproken en gezocht op welke manieren partijen elkaar zouden kunnen helpen bij het winnen, opwerken, verhandelen en uiteindelijk hergebruiken van zeefgoed. Uit de gesprekken, waarbij we in eerste instantie de focus hebben gelegd op de waterschappen als leverancier van het zeefgoed, is al gauw gebleken dat de waterschappen op dit moment al veel onderzoek en marktverkenningen aan het uitvoeren zijn (soms ook op projectniveau), maar er is nog geen duidelijkheid of stelling genomen over welke rol zij in de keten willen gaan vervullen. I.s.m. BioClear (vertegenwoordigd door Maurice Henssen), zijn er indirect gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers van waterschappen. Welke typen -
2)
van stakeholders zijn met name geïnformeerd?
Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer (STOWA); kenniscentrum voor waterschappen;. Verschillende waterschappen (overheid/ leverancier grondstoffen); De werkgroep ‘Cellulose’ van de Grondstoffen- en Energiefabriek (gelieerd aan waterschappen) (kennis en strategische groep voor waterschappen); BioClear; ingenieursbureau, gespecialiseerd in groene oplossingen; BWA; leverancier van apparatuur dat zeefgoed weer kan opwerken.
Resultaten: Uit de gesprekken die zijn gevoerd, zijn voorlopig de volgende resultaten te benoemen; -
-
2
)
Struviet;een ander materiaal dat op dit moment al door een aantal waterschappen kan worden herwonnen is struviet. Dat ligt qua ontwikkeling al wat verder dan cellulose, en zou daarom ook mogelijk eerder in aanmerking komen om te starten met certificatie en normering (hier is binnen het cluster Milieu & Maatschappij van NEN al de aandacht voor). Het Nutrientenplatform (netwerkorganisatie) is hier ook een interessante partij. Certificatie en normalisatie; partijen gaven aan meer informatie nodig te hebben over de mogelijkheden van certificatie en normalisatie (en de mogelijke procedures die hiervoor doorlopen moeten worden, inclusief doorlooptijd). Dit onderwerp is nieuw voor de sector. Ter voorlichting is een notitie ontwikkeld. Het was daarnaast voor deze inventarisatie van belang dat benadrukt werd dat deze QuickScan bedoeld is als inventarisatie (en daarmee een mogelijk belang/ interesse in certificatie of norm nog niet betekent dat partijen moeten deelnemen). In de interviews bleken de financiële consequenties voor het opzetten van een norm en certificatie af te schrikken, terwijl dit niet nodig is (zeker omdat een certificaat uiteindelijk kan helpen bij het vermarkten van de cellulose).
Fabrikanten, onderzoekers, gebruikers, leveranciers, certificatie-instellingen, etc.
7
-
Timing; op dit moment zijn er verschillende waterschappen bezig met pilotprojecten en het ontdekken van de markt; zijdelings worden gesprekken gevoerd, maar concreet is er nog geen product dat verkocht kan worden. De werkgroep Cellulose was daarom ook nog wat afhoudend voor wat betreft de stappen richting certificatie en daarom is er nog geen direct contact geweest. Op 3 maart is er een presentatie gehouden voor deze werkgroep over normen en certificatie en de mogelijke rol voor de celluloseketen. Conclusie voor toen was dat er nog te weinig ontwikkeld is om nu al te starten met normalisatie, dat het bruikbaar nuttig is werd wél erkend. Vooralsnog is de afspraak gemaakt om Horizon 2020-projecten in de gaten te houden voor mogelijke onderzoeksprojecten, omdat er werd aangegeven dat er nog wel behoefte was aan onderzoek (pre-normatief onderzoek).
Vervolg (wel of geen normcommissie, platform, linked in groep ed.) Eerste uitkomsten lijken aan te geven dat nu niet het juiste moment is, maar mogelijk wél in de toekomst. Daarom worden de ontwikkelingen blijvend gevolgd, d.m.v. vakbladen ) en betrokkenheid bij netwerkevenementen. Contact blijven houden met de stakeholders en mogelijkheden blijven volgen m.b.t. pre-normatieve onderzoeksprojecten (zoals mogelijkheden binnen horizon2020).
Renewables Wat was de aanleiding: Aanleiding voor deze TAFI was een aantal normalisatieontwikkelingen binnen ISO en CEN (bijvoorbeeld ISO/IEC JTC1/SC 27)die de geothermische sector betroffen. Ook het feit dat dit onderwerp een plaats binnen het normalisatieprogramma van de EU inneemt is medebepalend geweest een nader onderzoek te doen naar nationale belanghebbenden en in het verlengde daarvan naar onderwerpen die al wel op normalisatieagenda’s staan en onderwerpen waar dat door belanghebbenden gewenst is. Focus in deze quick scan is dus in eerste instantie het in kaart te brengen van onderwerpen en belanghebbenden, wat wordt al wel in het normalisatiecircuit uitgewerkt en wat niet en wat is het belang van Nederlandse stakeholders bij die onderwerpen. In tweede instantie zullen de geïdentificeerde belanghebbenden geïnformeerd worden over wat normen en normalisatie kunnen bieden, zodat zij een beslissing over eventuele deelname kunnen nemen. Korte samenvatting (o.a. wat waren kansen en bedreigingen voor de stakeholders dit kan geanonimiseerd): Aansluiten bij bestaande ontwikkelingen kan kansen bieden voor nationale stakeholders. Maar ook het ingeven van eigen belangrijke onderwerpen kan tot voorsprong leiden op die gebieden waar Nederland sterk in is. Vergelijk bijvoorbeeld het onderwerp ‘Ocean Thermal Energy Conversion’. Ook kunnen de belangen en focuspunten voor Nederlandse stakeholders anders liggen dan wat in internationale normalisatieprocessen aan de orde komt. (bijvoorbeeld in het geval van getijde- en golfenergie wat een saillanter onderwerp voor nationale stakeholders is dan voor stakeholders in landen zonder kust. Als resultaat en bijproduct van deze TAFI kan een lijst van onderwerpen opgesteld worden van voor Nederlandse belanghebbenden gewenste normalisatie die nog niet op internationaal niveau op het werkprogramma staat. In de laatste jaren is het verband tussen normalisatie en innovatie steeds duidelijker geworden. Dat betekent dat ‘de markt’ er steeds meer van doordrongen raakt dat het handig is om normalisatie in een zo vroeg mogelijke stadium bij innovatie te betrekken. In een later stadium zal moeten worden onderzocht hoe marktrijp deze onderwerpen zijn. Het onderwerp is in het kader van CO2 reductie voor nationale belanghebbenden belangrijk gezien de klimaatafspraken in Parijs en de doelen die de Nederlandse overheid zichzelf in dit verband heeft gesteld. Welke typen van stakeholders zijn met name geïnformeerd? In deze eerste fase zijn nog geen stakeholders geïnformeerd. wel zijn er verschillende gesprekken met belanghebbenden in de geothermie-branche geweest waar internationaal nog nauwelijks normalisatieactiviteiten worden ontplooid en waar men nationaal nog helemaal geen gebruik van normalisatie maakt. Uit deze gesprekken zijn mogelijke onderwerpen geïdentificeerd die hun weg naar de lijst gevonden hebben. Ook is gekeken hoe deze zijn gepositioneerd. In het vervolgstap zal voor
8
het onderwerp waar internationaal al activiteiten worden ontplooid worden gekeken hoe de Nederlandse markt hierover het beste geïnformeerd kan worden. Voor de andere onderwerpen zal een stakeholderanalyse worden uitgevoerd en zal (binnen de normale bedrijfsvoering van NEN) moeten worden blijken of deze onderwerpen relevant zijn voor de Nederlandse markt en of ze per product of onder de noemer ‘Renewables’ opgepakt kunnen worden Resultaten: Er is een overzicht gemaakt van alle bestaande normalisatieontwikkelingen op het gebied van hernieuwbaar energie. Hierbij is telkens een korte uitleg gegeven van de technologie en verder geïdentificeerd in hoeverre er al op internationaal en nationaal niveau normalisatieactiviteiten plaatsvinden. Waar dit niet het geval bleek is gekeken in hoeverre normalisatie daar toepasbaar zou kunnen zijn. Deze lijst zal gebruikt worden om de markt nader te informeren.. Vervolg (wel of geen normcommissie, platform, Linkedin groep ed.) De lijst zal gebruikt worden om de relevante stakeholders te identificeren en te informeren. Gedacht wordt dit in de vorm van een evenement met verschillende workshops te organiseren. Uiteindelijk is het natuurlijk de bedoeling om gezamenlijk met de markt te besluiten hoe verder te gaan met de normalisatiemogelijkheden. Deze activiteiten zullen in de vervolg TAFI (verdiepen informeren) ondernomen worden.
Multifuel tankstation Aanleiding: Bij de Europese Commissie zijn, o.b.v. de Renewable Energy Directive (RED) en de Fuel Quality Directive, meerdere normalisatietrajecten gestart om nieuwe biobrandstoffen te kunnen introduceren op de Europese markt. Twee voorbeelden zijn de mandaten voor biomethaan (M/475 ontwikkelen van normen voor biomethaan voor gebruik in transport en injectie in het gasnetwerk) en pyrolyse olie (M/525 norm voor pyrolyse olie van biomassa voor gebruik in verschillende energietoepassingen of tussenproducten). Daarnaast is CEN/TC 441 in juni 2015 opgericht m.b.t. labels voor verschillende brandstoffen bij pompstations. Deze commissie dient d.m.v. normen te waarborgen dat er een consistente en eenduidige informatie wordt geleverd aan klanten m.b.t. de brandstof en hun voertuig. Daarbij zijn er 4 TC’s bij CEN werkzaam op het gebied van biobrandstoffen, te weten; -
CEN/TC 19 - Gaseous and liquid fuels, lubricants and related products of petroleum, synthetic and biological origin
-
CEN/TC 335 - Solid biofuels
-
CEN/TC 383 - Sustainably produced biomass for energy applications
-
CEN/TC 408 - Project Committee - Natural gas and biomethane for use in transport and biomethane for injection in the natural gas grid
Deze TAFI focust zich op de samenhang en de consequenties van de implementatie van biobrandstoffen in Europa. De toepassing van meerdere en verschillende brandstoffen voor voertuigen heeft gevolgen voor de aanleg en (ver)bouw van tankstations. De verwachting is dat tankstations in de toekomst meer brandstoffen gaan aanbieden; naast benzine en diesel ook waterstof, LNG of biogas. De verschillende eigenschappen van deze brandstoffen, leiden ook tot verschillende veiligheidsmaatregelen (denk aan afstanden, installaties etc.) en daarmee in toenemende mate ook meer regels. Vraag is of belanghebbenden dit kunnen overzien en er zodoende geen problemen ontstaan bij het ontwerpen (en vergunnen) van deze multi-fuel tankstations.
9
Door middel van deskresearch is een eerste stakeholderanalyse uitgevoerd en is er d.m.v. telefonische interviews navraag gedaan bij een klein aantal partijen om te toetsen welke onderwerpen actueel zijn voor multi-fueltankstations (wat zijn marktbarriéres op dit moment?). Daarbij is ook de vraag gesteld of er eventueel hulpmiddelen (website met informatie, trainingen voor specifieke groepen etc. nodig is. Korte samenvatting: In Annex A is een overzicht opgenomen van stakeholders n.a.v. deskresearch, in Annex B een overzicht van de huidige tankstations (per brandstof). Welke typen van stakeholders zijn met name geïnformeerd? Met de volgende partijen zijn telefonische interviews gevoerd; -
Aanbieder (directeur van een onbemand tankstationsketen (meerdere locaties) en vertegenwoordiger BOVAG) Ontwerper/Architect (bij bureau dat ook projectmanagement/vergunningaanvraag, beheer en onderhoud doet van tankstations)
Resultaten: In de Annex A is een overzicht van de stakeholderanalyse. Daarnaast zijn o.b.v. de telefonische interviews de volgende markt barriéres besproken. Marktbarriéres voor nieuwe brandstoffen/ multi-fueltankstations -
Externe veiligheidsafstanden; inmiddels wordt er binnen de PGS gewerkt aan externe veiligheidsafstanden voor o.a. LNG en waterstof. Dit is belangrijk voor de ontwikkeling van tankstations die deze brandstoffen willen gaan aanbieden, omdat zij op dit moment een zogenaamde kwantitatieve risicoanalyse (QRA) moeten laten uitvoeren. De QRA is een hulpmiddel om de risico’s van het gebruiken, vervoeren en opslaan van gevaarlijke stoffen en voor de luchtvaart inzichtelijk te maken. Voor het bepalen van de risico’s voor de externe veiligheid worden in een QRA zowel de kansen op als de effecten van incidenten met gevaarlijke stoffen in beeld gebracht. De resultaten van een QRA zijn afstanden tot plaatsgebonden risicocontouren (PR) en de hoogte van het groepsrisico (GR). Hiermee kunnen bevoegd gezagen en hulpdiensten beslissingen nemen over de aanvaardbaarheid van de risico’s in relatie tot ontwikkelingen bij een bedrijf of in de omgeving van een bedrijf of transportroute. Dit rapport op de RIVM-website geeft al een beeld van externe- en interne veiligheidsafstanden; Multibrandstoftankstations Overzicht van interne- en externeveiligheidsafstanden.
-
Vergunningverlening/inpassing in bestemmingsplan; Regelgeving is helder voor zover aanwezig (zoals hiervoor benoemd is voor een aantal brandstoffen nog duidelijkheid nodig over externe veiligheidsafstanden). Waar op dit moment nog verbetering mogelijk zou zijn is de systematiek van bestemmingsplannen. In bestemmingsplannen worden op dit moment locaties ‘VM’ (verkoop motorbrandstoffen) en ‘VML’ (inclusief LPG) opgenomen; dit betekent dat er op deze bestemmingen een tankstations mag worden gebouwd voor het aanbod van benzine en diesel (en in geval van VML ook LPG). Dit laat echter nog geen ruimte voor waterstof, LNG, CNG en GTL. In de toekomst zou daarom de aanbeveling zijn om mogelijkheden voor multifueltankstations al bij het ontwerp van de bestemmingsplannen mee te nemen (uiteraard ook rekening houdend met de omgeving). De procedures die doorlopen moeten worden om een multi-fueltankstation te kunnen laten goedkeuren, zijn kostbaar (geschat 20.000 euro), omdat er veel onderzoek voor nodig is (milieu- en geluidsaspecten, MKBA, archeologisch onderzoek etc.).
10
-
Fiscaal beleid/subsidietrajecten; zolang het niet duidelijk is hoe het fiscaal beleid rondom brandstoffen er in de toekomst gaat uitzien (via bijtellingsystematiek of d.m.v. accijns), is het voor de tankstationbranche erg lastig om te bepalen welk aanbod financieel aantrekkelijk/ mogelijk is. Tankstations kijken bij het bepalen van hun aanbod voornamelijk naar de zakelijke markt. Het beheer van Wagenparken laat zich duidelijk leiden door fiscale prikkels in de prijs van brandstoffen, wat daarmee weer een effect heeft op de aanbodkeuze voor tankstations. Met name voor de LPG en waterstof blijkt de onzekerheid voor de ontwikkeling van de brandstofprijzen een belemmering om te gaan bouwen. Duidelijkheid over hoe met accijns/ bijtellingen in de toekomst word omgegaan, kan voor deze markt rust geven en risico’s wegnemen.
Aanbod van informatie/trainingsmateriaal voor partijen Een belangrijk onderdeel van dit onderzoek was de vraag of er vanuit de marktpartijen (m.n. ontwerpers en vergunningverleners), behoefte was aan communicatie, training en opleiding m.b.t. multi-fueltankstations. O.b.v. de interviews zijn de volgende inzichten voortgekomen; -
-
-
Er is vanuit de DCMR Milieudienst Rijnmond (gezamenlijke milieudienst van de provincie Zuid-Holland en 15 gemeenten) voor LNG al eens een training en simulatie geweest voor het blussen/ omgaan met LNG. De ervaringen hiermee waren erg goed. Uit de interviews blijkt dat de partijen opleiding en training al faciliteren en oppakken. Regelgeving zoals AmvB, BEVI en REVI zijn helder en het werk van de PGS’s levert hierin een bijdrage voor wat betreft externe afstanden. Op dit moment weten omgevingsdiensten goed hoe ze moeten beoordelen en is het ook voor ontwerpers geen probleem. Voor een aantal brandstoffen zijn nu richtlijnen m.b.t. externe afstanden, voor een deel moeten deze nog worden vastgesteld in een PGS. Zodra de PGS’en zijn herzien en zowel interne- als externe veiligheidsafstanden zijn benoemd voor LPG, CNG, LNG, waterstof etc. zou een mogelijkheid zijn om een Richtlijn op te stellen voor het bouwen of ombouwen van tankstations naar multi-fueltankstations. Bestaande en nieuwe situaties dienen hierin te worden meegenomen.
Vervolg (wel of geen normcommissie, platform, linked in groep ed.) Op dit moment lijkt de eerste behoefte niet te liggen bij het aanbieden van een richtlijn of overzicht van vigerende wet- en regelgeving, omdat bestaande regelgeving duidelijk is en nieuwe richtlijnen (via PGS) in ontwikkeling zijn. Gezien er op dit moment geen behoefte is aan training/webbased-tools, is het voorstel om binnen de PGS-structuur de vraag neer te leggen hoe eventueel promotie en uitleg van de externe- en interne veiligheidsafstanden kan worden gepubliceerd/gepromoot. Mogelijk is het opstellen van een Richtlijn voor ontwerpers en/of vergunningverleners dan opportuun, waarbij wordt geadviseerd het multifueltankstation in z’n geheel te benaderen (geen brandstoffen uitsluiten, holistische benadering, niet per brandstof apart).
Additive manufacturing Titel van het initiatief, wat was de aanleiding: Additive manufacturing (AM) AFNOR heeft een voorstel ingediend om een CEN/TC additive manufacturing op te richten. Het gaat daarbij om het normaliseren van procesketens (Hard-en Software), test procedures, milieuaspecten, kwaliteitsmetingen, grondstoffen, basis principes en definities. De noodzaak voor Europese normen op het gebied van AM wordt onderkend door industriële belanghebbenden die deel uitmaakten van het Europese onderzoeksprogramma SASAM. Het is erg waarschijnlijk dat de CEN/TC er komt. De CEN gaat op basis van de Vienna agreement samenwerken met de ISO TC 261 ‘Additive manufacturing’.
11
Korte samenvatting (o.a. wat waren kansen en bedreigingen voor de stakeholders dit kan geanonimiseerd): Het doel van het project is om Nederlandse belanghebbenden te wijzen op de oprichting van deze CEN/TC en hen te wijzen op het strategisch belang van deze TC voor de ontwikkeling van de Nederlandse industrie. NEN heeft zich naast AFNOR aangeboden om het secretariaat te voeren. NEN speelt hiermee niet alleen in op de huidige belangen van marktpartijen, maar vooral op het strategisch belang van het voeren van dit secretariaat voor de toekomst. Verwacht wordt namelijk dat additive manufacturing een grote vlucht gaat nemen en dat het voeren van het secretariaat voor de ontwikkeling van de Nederlandse industrie grote voordelen biedt. Door het voeren van het secretariaat van de CEN/TC kan NEN zich ontwikkelen tot een sleutelspeler voor AM. Dat AM belangrijk wordt voor de industrie van de toekomst blijkt onder andere uit het grote industrie 4.0 project in Duitsland. In dat project werken grote Duitse bedrijven als Siemens samen met de overheid en kennisinstellingen en wordt AM expliciet vermeld als revolutionaire productiemethode. In Nederland wordt dit project gespiegeld met het Smart Industry project, waarin ook een grote rol aan AM wordt toegekend. Welke typen van stakeholders zijn met name geïnformeerd? Er zijn verschillende type stakeholders geïnformeerd. Zo zijn er in Nederland een aantal fabrikanten van 3D-printmachines voor kunststofextrusie. Tevens zijn ontwikkelaars die specialistische onderdelen ontwikkelen voor machinebouw benaderd. Er is een toepassingsgebied in de bouw. Rapid prototyping is een belangrijk toepassingsgebied van AM. In de vliegtuigbouw worden al 3D-geprinte onderdelen toegepast in productiemodellen. AM biedt ook voor bepaald machine/installatieonderhoud en de medische industrie grote mogelijkheden. Tot slot vinden er veel activiteiten in de Nederlandse onderzoekswereld plaats op dit gebied. Nederlandse partijen uit al deze categorieën zijn benaderd. Resultaten: De belangrijkste en meeste Nederlandse partijen actief op het gebied van AM zijn geïnformeerd over internationale en nationale normalisatieactiviteiten. Belangrijke spelers zijn direct door persoonlijke gesprekken geïnformeerd. Verschillende partijen hebben concrete interesse getoond in deelname in de normalisatieactiviteiten. Daarvan is één partij lid geworden van de normcommissie AM 341107. Twee andere partijen worden hoogstwaarschijnlijk lid. Vervolg (wel of geen normcommissie, platform, Linkedin groep ed.) De reeds bestaande normcommissie is uitgebreid. Op LinkedIn verschijnen geregeld artikelen over 3D-printen en normalisatie. NEN zal de commissie voortdurend proberen uit te breiden en met de activiteiten aanhaken in het bredere kader van Smart Industry.
Windmolens Titel van het initiatief, wat was de aanleiding: Marktanalyse veiligheidsborging van onderhouds- en installatiewerkzaamheden aan windturbines, naar aanleiding van het voorstel om te werken aan een opvolger van de EN 50308 binnen IEC. NEN heeft een stakeholderanalyse c.q. marktanalyse uitgevoerd om te bezien hoe de belanghebbenden in de windenergiebranche aankijken tegen en om te peilen of er een behoefte is om deel te nemen aan de ontwikkeling van een nieuwe norm. Voor de ontwikkeling van deze nieuwe norm is een voorstel gesondeerd binnen IEC. De te ontwikkelen norm is de opvolger van de EN 50308 uit 2004. De norm moet zorgen voor eisen aan het ontwerp, gebruik en onderhoud van windturbines op veiligheidsgebied. Het is de bedoeling dat met deze norm aan de wetgeving op het gebied van machine- en persoonlijke veiligheid kan worden voldaan. Omdat er voldoende interesse bleek is besloten om het TAFI project dat gestart is in 2014 in 2015 te vervolgen met o.a. een informatiebijeenkomst. Korte samenvatting (o.a. wat waren kansen en bedreigingen voor de stakeholders dit kan geanonimiseerd): De windenergiebranche is volop in ontwikkeling. Bedrijven zeggen er veel aan te doen om het veiligheidsniveau steeds te verhogen op basis van lessons learned. Het bekendste
12
referentiedocument op veiligheidsgebied in de sector is de arbocatalogus windenergiebedrijven. Deze is geschreven door experts binnen de sector in opdracht van de werkgeversvereniging WENb en een uitvloeisel van het handboek van de commissie safety operations en maintenance (SOM) van de branchevereniging voor Nederlandse windenergiebedrijven (NWEA). Het merendeel van de belanghebbenden kwalificeert de arbocatalogus als een goed basisdocument. Veel belanghebbenden, zeker de grote bedrijven, passen eigen bedrijfsnormen toe bovenop de vereisten uit de arbocatalogus. Er is nog relatief veel sprake van het uitvinden van het eigen wiel. Alle grote belanghebbenden zijn dan ook geïnteresseerd in de ontwikkeling van een nieuwe internationale versie van de EN 50308. Dat heeft eveneens te maken met het feit dat het een internationale markt is. Kleinere onderhouds- en installatiebedrijven hebben in eerste instantie weinig behoefte aan een internationale norm. Ze vinden de bestaande referentiedocumenten voldoende. Als er dan toch een nieuwe norm moet komen willen ze graag een integrale en andere documenten vervangende norm, met oog voor de praktijk en beschikbaar in de Nederlandse taal. Verslag informatiebijeenkomst: “Op mei 19 mei hield NEN een bijeenkomst over veiligheid bij het werken aan windturbines. Aan de hand van een uitgevoerde stakeholderanalyse nodigde NEN belanghebbenden uit de windenergiebranche uit om te informeren over een voorstel om binnen IEC te beginnen met ontwikkeling van de opvolger van de EN 50308 uit 2004. De nieuwe norm moet eisen gaan stellen aan het ontwerp van windturbines, opdat er veilig aan gewerkt kan worden. Een belangrijk referentiedocument voor veilig werken in de Nederlandse windenergiebranche is de arbocatalogus. Delta is één van de ontwikkelaars van dit document en zij hielden een presentatie over het ontstaan en de opzet van de arbocatalogus tijdens de bijeenkomst. Ook gingen zij in op de verhouding tussen dit document en de nieuwe EN 50308. De nieuwe EN 50308 moet ervoor zorgen dat zoveel mogelijk veiligheidsrisico’s worden ondervangen in het ontwerp van windturbines, zodat de restrisico’s tijdens de opbouw-, onderhouds- en demontagefase, die de arbocatalogus in kaart brengt, zo beperkt mogelijk zijn. Het meedenken over veiligheidsrisico’s bij het ontwerp van windturbines is dan ook niet alleen taak voor de ontwerpers voor fabrikanten, maar voor de hele keten van eigenaars, exploitanten, onderhoud en (de)montage. NEN heeft uitdrukkelijk de hele branche uitgenodigd om deel te nemen aan het normalisatieproces van de nieuwe EN 50308. Een andere belangrijke vraag in het kader van veilig werken aan windturbines is: hoe borg je dat er capabel en volgens richtlijnen gewerkt wordt? Om de deelnemers een voorbeeld te bieden gaf NUON een presentatie over hoe de energiemaatschappij omgaat met training en certificering. Tot slot was er ruimte voor discussie op de bijeenkomst. Belangrijke kwesties werden daarbij aangekaart. Hoe ga je bijvoorbeeld om met verouderde windturbines, die lacunes op veiligheidsgebied vertonen? Hoe zit het met de fysieke vereisten aan diegenen die aan windturbines werken? Is de windturbine een machine of een gebouw en wat voor consequenties heeft dat op het gebied van wet en regelgeving? Hoe zit het met vluchtdeuren, besloten ruimtes, opberging van (brandbaar) materiaal? Veel van deze kwesties zullen bij het opstellen van de nieuwe EN 50308 ingevuld worden”. Welke typen van stakeholders zijn met name geïnformeerd? Er is een klein aantal grote opdrachtverleners, de energiemaatschappijen, en een klein aantal aannemers, de windturbineproducenten. De branchevereniging is de Nederlandse windenergie associatie (NWEA), de werkgevers zijn verenigd in de vereniging voor de Energie-, Kabel & Telecomen Afval & Milieubedrijven (WENb). De grote energiemaatschappijen en windturbinefabrikanten zijn internationale partijen, zoals bijvoorbeeld GDF Suez, RWE, Vattenfall, Eon, Vestas, Siemens en Alstom, maar er zijn ook een aantal Nederlandse spelers zoals Lagerwey, EWT, Eneco en Delta. De grote opdrachtverleners en de grote aannemers bepalen grotendeels de markt. De overheid bepaalt de randvoorwaarden. Zij verstrekt subsidies, wijst locaties aan en zet tenders uit. Naast de grote spelers bestaat er een grote schare aan onderaannemers, toeleveranciers, adviseurs, kenniscentra en trainingsbedrijven. Bij de offshore windindustrie bouwen bedrijven als Volker, SPT en Heerema platformen voor windturbines gebaseerd op hun kennis van de olie- en gasindustrie. Met de windturbines zelf hebben zij weinig van doen. De adviesbureaus adviseren opdrachtverleners over de meest uiteenlopende zaken bij de ontwikkeling van windparken, van vergunningverlening, bodemonderzoek, ruimtelijke planning, financiële aspecten, tot ontwerp van windturbines, gebruik, onderhoud en veiligheidsmaatregelen. Zij verschillen aanzienlijk in omvang, van grote bedrijven als
13
Royal Haskoning, Out-smart en Ecofys tot kleine zelfstandigen. Kenniscentra, zoals bijvoorbeeld ECN, houden zich vooral bezig met technologisch onderzoek naar de compositie van materialen, de invloed van externe krachten op de gebruikte materialen en de aerodynamica van windturbines. Belangrijke spelers voor het onderwerp van deze marktanalyse zijn de kleinere onderhoudsbedrijven en de trainingsbedrijven. De kleinere onderhoudsbedrijven, zoals Bettink, Certion en Windturbineservice verrichten vooral opdrachten voor kleinere particuliere eigenaren van landwindturbines, maar voeren ook opdrachten uit in de flexibele schil (bij ondercapaciteit) van de grote fabrikanten en energiemaatschappijen. De grote schare aan trainingsbedrijven, bijvoorbeeld Rescue 2 Benelux, Orange access, Eurosafe en Safe Site, verzorgen verscheidene trainingen voor gevaarlijke werkzaamheden waaronder de voor de windindustrie relevante trainingen: werken op hoogte, valbeveiliging, rope access, redden op zee, etc. Resultaten: Alle grote belanghebbenden zijn geïnteresseerd in de ontwikkeling van de nieuwe IEC/CEN norm. Daarom heeft NEN een informatiebijeenkomst georganiseerd over dit onderwerp in het begin van 2015, waarin belanghebbenden de discussie met elkaar konden aangaan. In de normcommissie windturbines zijn nu alle grote partijen vertegenwoordigd. Daarnaast zijn er nieuwe relevante contacten aangeboord binnen grote energiemaatschappijen en fabrikanten op HSE-gebied. Zij volgen nu de werkzaamheden met betrekking tot de IEC/CEN norm 'veilig werken aan windturbines'. Vervolg (wel of geen normcommissie, platform, Linkedin groep ed.) Zie vorige antwoord.
Ecodesign mechanische producten Titel van het initiatief, wat was de aanleiding: In Europa stelt de Ecodesign Directive (2009/125/EG) het wettelijk kader energieprestaties vast van energie gerelateerde producten. Met de komst van de nieuwe Ecodesign Strategie van de Europese Commissie is een normalisatieverzoek uitgebracht voor materiaal efficiency. Daarnaast is de Europese Commissie bezig een Product Environmental Footprint Method and Category Rules op te stellen. Na de pilot fase wordt gekeken of normalisatie hier een rol bij kan spelen. Producenten die de milieuaspecten en –belasting van hun producten inzichtelijk willen maken kunnen een Life-Cycle-Assesment (LCA) toepassen. Een volledige LCA is echter voor de meeste MKB’s te ingewikkeld en kostbaar. Daarom is in 2013, op initiatief van CEN/TC 406, de Europese praktijkrichtlijn Ecodesign CEN/TS 16524 “Methodology for reduction of environmental impacts in product design and development” gelanceerd. Deze richtlijn geeft een eenvoudig stappenplan waarmee bedrijven tijdens het ontwerpen ontwikkelingsproces van mechanische producten rekening kunnen houden met milieuaspecten. In (januari) 2016 is de periodieke herziening van deze praktijkrichtlijn. Daarnaast wordt binnen deze TC nog gewerkt aan een tweede work item: een Technical Report over de “Guidelines for the selection of environmental communication models”. Deze richtlijn geeft een beslisboom die bestaande communicatiemodellen (ISO 14024, ISO 14021 en ISO 14025) voor welk type mechanisch product het meest geschikt is om toegepast kan worden. In het eerste kwartaal van 2016 is de Formal Vote. Korte samenvatting (o.a. wat waren kansen en bedreigingen voor de stakeholders dit kan geanonimiseerd): Overkoepelende brancheverenigingen zien bij hun achterban weinig interesse in of vraag naar dit onderwerp. Ecodesign gaat grofweg over 3 aspecten: materialen, energie, toxiciteit. De EU wetgeving, gebaseerd op de ERP richtlijn, is enkel gericht op energieprestaties. Deze wordt voor categorieën product verder uitgewerkt in de zogenaamde ‘lots’. Wel is er interesse in de markt om de eisen in de Ecodesign Directive en ‘lots’ te beïnvloeden. Dit gebeurt in een ander circuit, buiten normalisatie om en product specifiek. Spelers zijn geïnteresseerd in het beïnvloeden van “wat” (eisen) en niet in het “hoe” (normen). De overkoepelende brancheverenigingen hoopten dat door de komst van Europese praktijkrichtlijn Ecodesign CEN/TS
14
16524 een vraag in Nederlandse markt zou worden opgewekt naar alle milieuaspecten. Dit is sinds 2013 niet gelukt. Met de komst van de nieuwe EU Ecodesign Strategie is een normalisatieverzoek binnen CEN en CENELEC gelegd voor materiaal efficiency. Mogelijk dat de huidige Ecodesign Directive (focus op energiegebruik van producten) in de toekomst wordt uitgebreid met materiaal efficiency. Deze mogelijke ontwikkeling kan zowel als kans en bedreiging worden gezien. Het is nog niet besloten welke CEN of CENELEC TC zich zal ontfermen over dit onderwerp. CEN/TC 406 Mechanical Products biedt de mogelijkheid om deze ontwikkeling te volgen. Het werkveld van CEN/TC 406 is te beperkt en te kort durend om een nieuwe normcommissie op te starten. Andere ISO of CEN TC’s die gaan over ecodesign, betreffen specifieke producten waardoor het voor een overkoepelende normcommissie niet interessant is deze te volgen. Welke typen van stakeholders zijn met name geïnformeerd? De markt voor mechanische producten blijkt veel te breed om een keten met bijbehorende stakeholders te informeren. Dit wordt veroorzaakt omdat de producten die “mechanische producten” zijn sterk uiteenlopen van bijvoorbeeld consumentenproducten, ventilatoren in bedrijfspanden tot machines in fabrieken of agrarische sector. Er is daarom voor een werkbare aanpak gekozen waarbij de brancheverenigingen geïnformeerd zijn. Resultaten: Ecodesign voor mechanische producten blijkt een te breed begrip voor een te heterogene categorie producten. Hierdoor zullen potentiele stakeholders geen gemeenschappelijke punten te bespreken hebben. In plaats van een normcommissie voor ecodesign, lijkt het beter om het onderwerp ecodesign te bespreken in bestaande normcommissies die naar productgroep zijn gecategoriseerd. Vervolg (wel of geen normcommissie, platform, Linkedin groep ed.) De normcommissie 341106 zal voorlopig niet meer worden geactiveerd.
Laboratory equipment Titel van het initiatief, wat was de aanleiding: Verkenning naar draagvlak in Nederland voor de ontwikkelingen in CEN/TC 332/WG 4 "Laboratory equipment – fume cupboards" Binnen de Europese werkgroep zijn er een aantal projecten opgestart die voor de Nederlandse markt van belang zijn. Echter op dit moment is er geen nationale spiegelcommissie waarin de Nederlandse belanghebbenden inspraak hebben in de ontwikkelingen. Dit terwijl er wel producenten in Nederland actief zijn en de meetmethoden vaak om een veiligheidskast vragen. Korte samenvatting (o.a. wat waren kansen en bedreigingen voor de stakeholders dit kan geanonimiseerd): Kansen voor de stakeholders: Het kunnen meepraten over nieuw te ontwikkelen normen in hun vakgebied. Dit is van belang omdat de werkgroep gedomineerd word door een klein aantal producenten. Vooral de kleinere producenten zouden er baat bij hebben te kunnen meepraten. Een bedreiging is dan ook dat de specificaties van de veiligheidskasten mogelijk te hoog komen te liggen voor een kleine producent. Of incompatibel zijn met bijvoorbeeld Nederlandse eisen in de bouw van laboratoria. Welke typen van stakeholders zijn met name geïnformeerd? Voornamelijk, leveranciers, producenten en validatie-experts die direct te maken hebben met de normen. Ook een aantal normgebruikers (vnl. laboratoria) en beleidsterreinen zijn geïnformeerd. Resultaten: De producenten zijn primair geïnteresseerd omdat zij de kasten willen produceren naar de normen die vaak in het bestek worden gebruikt en zij hebben ook de technisch inhoudelijke expertise. De
15
normgebruikers en beleidsmakers hebben de technisch inhoudelijke kennis vaak niet om aan de ontwikkeling mee te werken, maar vinden het wel belangrijk dat de normen bestaan. Vervolg (wel of geen normcommissie, platform, Linkedin groep ed.) Oprichtingsvergadering voor een informatieplatform gepland begin 2016.
Private security companies Titel van het initiatief, wat was de aanleiding: Private security services. In Europees verband is een Technische Commissie opgericht die zich bezig houdt met normontwikkeling op het gebied van Private Security. Alhoewel er vanuit verschillende landen al wordt deelgenomen heeft Nederland nog geen normcommissie en dus ook nog geen deelname op Europees niveau. Doel van deze TAFI was de relevante stakeholders te identificeren en te informeren over genoemde activiteiten op het gebied van normontwikkeling en te bezien of er vanuit de Nederlandse stakeholders voldoende interesse is voor het oprichten van een Nederlandse normcommissie en deel te nemen aan de normontwikkeling in Europees verband. Korte samenvatting (o.a. wat waren kansen en bedreigingen voor de stakeholders dit kan geanonimiseerd): Gezien de huidige veiligheidssituatie in Europa was het momentum zeker aanwezig voor dit onderwerp. Eigenlijk zagen alle stakeholders wel het belang in van de ontwikkelingen op dit gebied en interesse was dan ook zeker aanwezig. De belangrijkste bedreiging voor de stakeholders was de onduidelijkheid over wat het ontwikkelen van de nieuwe normen zou betekenen voor de bestaande keurmerken en wetgeving op dit gebied. Welke typen van stakeholders zijn met name geïnformeerd? De typen stakeholders die zijn geïnformeerd zijn heel gevarieerd. Van bedrijven die diensten bieden op het gebied van Private Security, adviseurs, onderwijsinstellingen die mensen opleiden voor de betreffende sector, brancheorganisaties, maar ook opdrachtgevers die private security diensten inhuren van derden en de overheid. Resultaten: Aan de hand van de stakeholdersanalyse en persoonlijke gesprekken met een aantal stakeholders bleek dat er wel degelijk interesse voor normalisatie op dit gebied bestaat. Om die reden is er een informatiebijeenkomst georganiseerd. Hier waren ongeveer 50 belangstellenden aanwezig. Vervolg (wel of geen normcommissie, platform, Linkedin groep ed.) Na de informatiesessie is al door 5 aanwezigen aangegeven graag deel te willen nemen in een normcommissie. De oprichtingsvergadering is gepland en voor die tijd hopen wij van nog meer stakeholders de toezegging om mee te doen in de normcommissie te kunnen krijgen.
Management systems for educational organizations Titel van het initiatief, wat was de aanleiding: Ontwikkeling ISO 21001 Educational organizations management systems. In 2014 is voor dit onderwerp een quick scan uitgevoerd voor de haalbaarheid van een normalisatieproject (TAFI 2014). Een informatiebijeenkomst vond plaats op 12 november 2014. Op basis van een positieve uitkomst heeft een verdergaande oriëntatie op de stakeholders plaatsgevonden in 2015. Korte samenvatting (o.a. wat waren kansen en bedreigingen voor de stakeholders dit kan geanonimiseerd):
16
De Inspectie van het Onderwijs ziet dit als een kans om aan te sluiten bij internationale ontwikkelingen en om proportioneel toezicht mogelijk te kunnen maken. De onderwijskoepels en het Ministerie van OCW zijn geïnteresseerd, maar willen zelf niet participeren in het project omdat dit haaks staat op hun filosofie dat aanpakken voor kwaliteit en management van het onderwijs van uit de leden moeten komen (bottom up). De systematische aanpak in ISO 21001, gebaseerd op de generieke High Level Structure van managementsystemen, biedt kansen voor (kwaliteits)management voor zowel scholen als schoolbesturen. Het spectrum aan aanpakken voor kwaliteit (in onderwijs) is groot. De link met kwaliteitsmanagement is soms lastig te onderkennen. Welke typen van stakeholders zijn met name geïnformeerd? Directe gebruikers en de koepels (brancheverenigingen), voorwaardenscheppende en adviserende partijen, onderzoek- en kennisinstellingen, controlerende instanties en wetgevende instantie. Resultaten: Een open vergadering van de normcommissie heeft plaatsgevonden op 2 april 2015. Aantal aanwezigen: 15. Vervolg (wel of geen normcommissie, platform, Linkedin groep ed.): De bestaande normcommissie is met nieuw geïdentificeerde partijen uitgebreid..
Conformity assessment – testing and calibration laboratories Titel van het initiatief, wat was de aanleiding: Aanleiding van dit project was de herziening van ISO/IEC 17025 Conformity assessment – General requirements for the competence of testing and calibration laboratories. Dit ‘Work Item’ valt formeel onder verantwoordelijkheid van de normcommissie kwaliteitsmanagement, subcommissie 40 Conformity assessment. Directe gebruikers van de norm zijn niet bij deze subcommissie betrokken, vandaar dat het identificeren en uitnodigen van deze partij voor dit project uitgangspunt was.. Korte samenvatting (o.a. wat waren kansen en bedreigingen voor de stakeholders dit kan geanonimiseerd): ISO 17025 is een breed gebruikte norm door laboratoria in vele verschillende branches voor accreditatie van hun laboratoriumdiensten. Naast de RvA (accreditatie) hebben zowel testlaboratoria als kalibratielaboratoria er belang bij zo spoedig mogelijk te weten welke eisen gaan veranderen, ook om invloed uit te oefenen op de te herziene eisen. Welke typen van stakeholders zijn met name geïnformeerd? Laboratoria (normgebruikers), branchevereniging van laboratoria FENELAB, accreditatie instelling RvA, kennis- en onderzoeksinstituten, ministerie EZ. Resultaten: Vanuit alle stakeholders hebben partijen zich geïnteresseerd getoond in het normontwikkelingsproject. Vervolg (wel of geen normcommissie, platform, Linkedin groep ed.) Oprichting van ‘mirror group’ specifiek voor herziening ISO 17025. Gemonitord door de normcommissie kwaliteitsmanagement, subcommissie 40 Conformity assessment.
QFD – Toepassing statistische methoden
Titel van het initiatief, wat was de aanleiding: Al sinds 1948 worden er normen ontwikkeld op het gebied van toepassing van statistische methoden, waaronder voor bedrijfsprocessen. Sinds een aantal jaren worden er ook normen ontwikkeld voor toepassing van statistische methoden bij bekende methodes als Six Sigma, Design for Six Sigma en QFD. In Nederland is er al zeker sinds eind jaren 1990 geen schaduwcommissie actief en wordt het Nederlandse belang onvoldoende geborgd, terwijl deze methodes wel in Nederland worden gebruikt
17
bij het analyseren van bedrijfsprocessen en producten. In 2007 is voor de laatste keer een stakeholder analyse gedaan waaruit bleek dat er wel interesse was om het onderwerp te volgen. Er is toen geen vervolg gegeven aan deze stakeholderanalyse. In 2011 zijn de eerste normen ontwikkeld voor Six Sigma en in 2015 de eerste norm in een reeks, over QFD. De Nederlandse markt is nauwelijks tot niet geïnformeerd over deze ontwikkelingen. Tegelijkertijd heeft NEN signalen uit de markt ontvangen dat er behoefte is om deze normen te volgen en te beïnvloeden. Daarom is besloten om nu een stakeholderanalyse te doen en belanghebbenden meer gestructureerd te informeren. Korte samenvatting (o.a. wat waren kansen en bedreigingen voor de stakeholders dit kan geanonimiseerd): Hoewel methoden als Quality Function Deployment (QFD), Six Sigma, Design for Six Sigma, Big Data, Statistical Process Control (SPC) veel worden gebruikt door het Nederlandse bedrijfsleven, wordt de toepassing van statistische methoden hierop slechts door weinig mensen beheerst. Het zijn met name zeer gespecialiseerde statistici die hiermee goed uit de voeten kunnen. Daarnaast zijn "big data" sterk in opkomst door de digitalisering. In dit relatief nieuwe werkveld wordt nog gezocht naar goed werkmethodes. Aansluiting van de Nederlandse markt bij internationale normontwikkeling is dan ook een belangrijke manier om kennis op te doen en te delen. Welke typen van stakeholders zijn met name geïnformeerd? Het stakeholderonderzoek is uitgevoerd op basis van de methodologie van NEN. Hierbij wordt een model gehanteerd waarin algemene categorieën belanghebbenden in de keten systematisch zijn geformuleerd. Dit model is toegepast op het werkprogramma van de werkgroepen 4, 7 en 8 en de adhoc groep 'big data" van ISO/TC 69 . De volgende categorieën zijn hierbij uitgekomen: 1 Directe gebruikers Eindgebruiker van dienst, proces of product Alle organisaties die statistische methoden toepassen op kwaliteits- en procesmanagement, Six Sigma en/of QFD 2 Voorwaarde scheppende organisaties / opdrachtgevers Organisaties die de voorwaarden bepalen waaraan het product of dienst moet voldoen. Bijv. opdrachtgevers. Wetmatige voorwaarden worden door wetgevende instanties bepaald (zie onder 9). Dit zijn de stakeholders die vinden dat een organisatie een managementsysteem (ISO 9000) of Six Sigma of QFD voor het betreffende onderwerp moet hebben. Naar verwachting voornamelijk ISO 9000 3 Adviserende organisaties, organisaties die andere belanghebbenden inhoudelijk kunnen adviseren (bijv. ingenieursbureaus, adviesbureaus, consultancy) Adviesbureaus op het gebied van QFD, Six Sigma en procesverbetering door middel van toepassen statistische methoden 4 Uitvoerende / toepassende / dienstverlenende organisaties Productnormalisatie: organisaties die het product gebruiken / toepassen in hun dienstverlening naar de eindgebruiker toe (bijv. aannemer, installateur). Dienstennormalisatie: organisaties die een proces of dienst verlenen aan de eindgebruiker (bijv. schuldhulpverlener). Organisaties die voor een andere organisatie (een deel van) de analyse van toepassing statistische methoden uitvoeren 5 Producenten / leveranciers van hoofdproduct Bij productnormalisatie is dit de hoofdproducent / hoofdleverancier. Bij dienstennormalisatie wordt deze categorie niet gebruikt. De rol van ‘producent / leverancier’ wordt vervuld door de uitvoerende, dienstverlenende organisatie. N.v.t. 6 Producenten / leveranciers van aanhangende producten en diensten Bij productnormalisatie betreft dit producenten / leveranciers van producten die als grondstof, halffabricaat of rest-/afvalstof in de productketen voorkomen. Bij dienstennormalisatie betreft het de aanbieders van aanvullende
18
diensten. Organisaties die aanvullende diensten leveren voor het opzetten en uitvoeren van de toepassing van statistische methoden Bijvoorbeeld: training/opleiding, softwareleveranciers, uitvoering audits (overlap categorie 4) 7 Onderzoek- en kennisinstellingen Instellingen die zonder direct commercieel belang kennisleverancier zijn of onderzoek verrichten. Bijv onderwijsinstellingen, laboratoria, onderzoeksinstellingen Universiteiten en kennisinstituten 8 Controlerende instanties Bv: inspectiediensten, certificeringsinstellingen Certificatie-instellingen 9 Wetgevende instantie Overheden N.v.t. 10 Bestaande/nieuwe initiatieven Partijen die alternatieve initiatieven ondernemen vergelijkbaar met NEN (normen, certificatieschema's, richtlijnen) N.v.t. 11 Contextbepaler groter geheel, organisaties (bijv Stichtingen, platforms) die op generieke wijze betrokken zijn Netwerkorganisaties voor statistici, verenigingen voor statistici Resultaten: Uiteindelijk waren er 15 personen geïnteresseerd om nader geïnformeerd te worden. Hiertoe is een informatiebijeenkomst georganiseerd. Tijdens de informatiebijeenkomst waren er 12 belangstellenden aanwezig. De informatie die tijdens deze bijeenkomst is gecommuniceerd is vrij beschikbaar gesteld via de website van NEN voor geïnteresseerden die niet bij de informatiebijeenkomst aanwezig konden zijn. Vervolg (wel of geen normcommissie, platform, linked in groep ed.) Op dit moment wordt er een voorstel voor de oprichting van een Nederlandse schaduwcommissie gedaan.
Crisis management Titel van het initiatief, wat was de aanleiding: Crisismanagement. Onder CEN/TC 391 valt werkgroep WG3. Deze werkgroep richt zich op crisis management. Deze werkgroep wordt op dit moment niet geschaduwd door een Nederlandse commissie. Wel is in 2014 een stakeholderonderzoek gedaan naar de behoefte in Nederland naar normontwikkeling over dit onderwerp en die bestaat. Er is geen concreet vervolg gegeven aan dit stakeholderonderzoek. Vanwege belangrijke ontwikkelingen op Europese niveau is het noodzakelijk dat stakeholders opnieuw worden benaderd en dat er een revisie plaatsvindt van het eerder uitgevoerde stakeholderonderzoek Korte samenvatting (o.a. wat waren kansen en bedreigingen voor de stakeholders dit kan geanonimiseerd): Omdat de stakeholders nog niet zijn geïnformeerd is het nog niet mogelijk om de kansen en bedreigingen op dat vlak aan te geven. Met betrekking tot het identificeren van de juiste stakeholders was de grootste bedreiging dat Crisismanagement in veel Europese landen een bredere inhoud heeft dan in Nederland. Wij moesten dan ook zorgen dat we met die brede Europese scope in ons achterhoofd de stakeholders identificeerden.
19
Welke typen van stakeholders zijn met name geïnformeerd? In deze fase hebben we alleen de revisie van de stakeholderanalyse uitgevoerd. Met als resultaat een actuele stakeholderoverzicht. De stakeholders zijn nog niet geïnformeerd. Resultaten: Vervolg (wel of geen normcommissie, platform, linked in groep ed.) -
Security en weerbaarheid Titel van het initiatief, wat was de aanleiding: Project: Security en weerbaarheid (Maatschappelijke veiligheid) ISO/TC 223 is per 1 januari 2015 met een aantal andere TC’s opgegaan in de nieuwe ISO/TC 292 ‘Security’. De Nederlandse inbreng op dit onderwerp, werd in het verleden gedaan door de bestuursadviescommissie (BAC) Maatschappelijke Veiligheid. Deze BAC bestond uit ongeveer 15 actieve leden. Als gevolg van het wegvallen van financiering is deze BAC gestopt in 2014. Sindsdien vindt er (bijna) geen inhoudelijke inbreng en standpuntbepaling plaats over de internationale projecten. Met de samenvoeging van een aantal TCs wordt het business plan en de doelen besproken. Dit is een dusdanig strategische discussie dat het belangrijk is om de Nederlandse belanghebbenden te informeren over deze ontwikkeling. Korte samenvatting (o.a. wat waren kansen en bedreigingen voor de stakeholders dit kan geanonimiseerd): Maatschappelijke veiligheid is een onderwerp dat meer en meer urgentie heeft. Ook speelt het onderwerp meer en meer over nationale grenzen heen. Internationale samenwerking wordt belangrijker om werkwijzen af te stemmen, maar ook om relevante kennis naar Nederland te halen. Internationale normontwikkeling is een manier om samenwerking te versoepelen en te versterken. Nederlandse deelname hieraan zou betekenen dat de Nederlandse werkwijze kan worden geexporteert, maar ook dat Nederland kan leren van ervaringen uit het buitenland. Daarnaast kan er adequater worden voorkomen dat zich een crisis voordoet of worden gereageerd op het moment dat deze zich voordoet. Welke typen van stakeholders zijn met name geïnformeerd? Met de kennis over de sector vanuit de BAC, zijn een aantal belanghebbenden gericht aangeschreven om te informeren over deze ontwikkelingen, maar ook om belanghebbenden in kaart te brengen. Na een aantal gesprekken met stakeholders, bleek al snel dat het met name belangrijk is om de Rijksoverheid te informeren. Via het Rijk zouden dan andere overheidsorganisaties worden bereikt. De overheid heeft een bijzonder belang (en verantwoordelijkheid) in het garanderen van maatschappelijke veiligheid. Het is daarmee zeer belangrijk om deze partij te informeren en er is gekozen om eerst de aandacht hierop te richten alvorens andere partijen te informeren. Resultaten: Er is een gespreksnotitie geschreven op basis waarvan het gesprek met de overheid, via de eerder genoemde coördinerende organisatie, is aangegaan. Na gesprekken wordt deze gespreksnotitie herschreven zodat deze aansluit bij de werkwijze van het Rijk op dit onderwerp en men adequater wordt geïnformeerd. Vervolg (wel of geen normcommissie, platform, linked in groep ed.) Er is door belanghebbenden nog geen besluit genomen over een vervolg. De discussie hierover is nog gaande.
20
Nederlandse betrokkenheid bij nieuwe ISO/TC Bamboo and Rattan Titel van het initiatief, wat was de aanleiding: Nederlandse betrokkenheid bij nieuwe ISO/TC Bamboo and Rattan Korte samenvatting: Kansen: China heeft bij ISO een voorstel ingediend voor een nieuwe TC voor bamboe en rotan. Hoewel deze planten nauwelijks in Nederland groeien, zijn er wel Nederlandse bedrijven die producten van deze materialen op de markt brengen. Er is geen aparte Nederlandse normcommissie voor bamboe en rotan. Vloeren van bamboe zijn een klein onderwerp binnen de normcommissie Hout. Bedreigingen: De in de nieuwe ISO/TC te ontwikkelen normen moeten niet strijdig zijn met Europese normen-in-wording, bijvoorbeeld de in CEN/TC 175 in ontwikkeling zijnde productnormen voor vloeren van houtachtige materialen anders dan hout, die de basis zullen zijn voor de CE-markering van deze producten, en de EN-ISO's voor vloeren. Welke typen van stakeholders zijn met name geïnformeerd? - Fabrikanten en importeurs van producten van bamboe - Fabrikanten en importeurs van producten van andere materialen dan bamboe (de 'concurrentie') - Onderzoekers - Certificatie-instellingen - Constructeurs - Handhavers (ILT) via normcommissies 310 031 Biobased producten, 330 022 Vloerbedekking, 353 001 Hout, 351 001 03 TGB-Houtconstructies en SKH/SHR College van Deskundigen Bamboe. Resultaten: - Bijeenkomst op 7 april 2015; 3 - Door alle partijen gedragen Nederlandse stem-met-commentaar op Chinees voorstel - Terugkoppeling van stemuitslag en (ook door andere ISO-leden) ingediende commentaren; - Concepten van Europese documenten (geharmoniseerde productnorm voor vloeren van 'andere houtachtige materialen' en productnorm voor specifiek vloeren van bamboe). Vervolg (wel of geen normcommissie, platform, Linkedin groep ed.) e - Aankondiging van 2 bijeenkomst als vergaderdata nieuwe ISO/TC bekend is; - Verdere ontwikkeling van de Europese documenten in CEN/TC 175/WG 33 (dus een niveau hoger dan de taakgroep 'bamboe'). - Gedachtenwisseling en besluitvorming over wel/niet tevens aparte CEN/TC voor Bamboe producten. Opmerking: ISO/TC 296 heeft eind december 2015 de eerste vergadering uitgeschreven, voor 26-28 april 2016 in Beijing (CN). De aangekondigde tweede bijeenkomst wordt belegd voor 9 februari 2016 en is onderdeel van een vervolg-TAFI-project.
Cultureel erfgoed Managementsamenvatting Cultureel erfgoed is een breed begrip waarin diverse expertises samenkomen, zoals materiaalkennis, binnenklimaat en vervoer & logistiek. Dit betekent dat niet alleen stakeholders die direct bij cultureel erfgoed relevant zijn, maar ook experts afkomstig uit deze verschillende gebieden en industrieën, betrokken zijn. Cultureel erfgoed is in feite multidisciplinair. Binnen NEN worden al deze onderwerpen besproken in de commissie ‘Conservering van cultureel Erfgoed’. 3
Nederland heeft 'onthouding' gestemd, en commentaar ingediend.
21
Echter, de afgelopen jaren is de Nederlandse commissie van een actieve commissie verworden tot een slapende commissie. In de tussentijd continueren de activiteiten van Europa, waarbij Nederland momenteel niet is aangehaakt en hier dientengevolge ook geen invloed meer op heeft. Doel van het project is te onderzoeken in hoeverre er behoefte is in de markt aan het opnieuw leven in blazen in de normcommissie Cultureel erfgoed. Gezien de activiteiten op dit terrein op Europees niveau en geluiden uit de markt, lijkt die behoefte aanwezig, ondanks dat de thans bestaande normcommissie op dit moment niet is gefinancierd. In dit rapport geeft NEN informatie over de huidige (norm)ontwikkelingen en activiteiten op het gebied van cultureel erfgoed. Daarnaast wordt een overzicht gegeven van marktpartijen die zich op verschillende schaalniveaus bezig houden met cultureel erfgoed. Aanleiding Op het gebied van Cultureel Erfgoed is de CEN/TC 346 “Conservation of cultural property” actief, met bijbehorende werkgroepen. De Nederlandse spiegelcommissie 342 346 “Conservering van Cultureel Erfgoed” is opgesteld ten behoeve van:
Normalisatie van terminologie, materialen, methoden, (binnen)milieu en logistiek op het gebied van cultureel erfgoed. Het actief volgen van Europese Normalisatie op het gebied van cultureel erfgoed in CEN/TC 346 en de daarbij behorende werkgroepen.
Binnen het onderwerp cultureel erfgoed komen diverse expertises samen: binnenklimaat, materiaalkennis, ICT, vervoer en logistiek, etc. Dit betekent dat, naast de stakeholders die direct bij cultureel erfgoed betrokken zijn, ook experts afkomstig uit deze verschillende gebieden en industrieën van belang zijn. Cultureel erfgoed is in feite multidisciplinair. Daarnaast is het onderwerp cultureel erfgoed verspreid over meerdere uiteenlopende vakgebieden. De Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed maakt onderscheid in vier vakgebieden: monumenten, archeologie, landschap en collecties. In de afgelopen jaren is de Nederlandse normcommissie voor cultureel erfgoed veranderd in een passieve commissie in plaats van een actieve commissie. In Europa zijn er echter verschillende ontwikkelingen op het gebied van cultureel erfgoed en normalisatie. Gezien het diverse karakter van de onderwerpen en de reacties van de commissieleden, is het in het belang van uiteenlopende stakeholders binnen het cultureel erfgoed dat hierbij wordt aangesloten. De uitdaging ligt in het contact maken met en informeren van deze stakeholders over de mogelijkheden van deelname in een normcommissie en de invloed die zij hiermee kunnen uitoefenen op Europees normalisatiebeleid. Definities De definitie van cultureel erfgoed die door de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed is opgesteld en in deze rapportage wordt gehanteerd luidt als volgt: “Cultureel erfgoed is een verzamelnaam voor (archeologische) monumenten, vondsten en opgravingen, nationaal beschermde cultuurvoorwerpen en verzamelingen, archieven en beschermde stads- en dorpsgezichten.” Relevantie Het informeren van marktpartijen over de huidige stand van zaken rondom normalisatie en cultureel erfgoed en daarmee samenhangend het belang van normalisatie voor de markt en de overheid. Door deelname in normcommissies kunnen partijen belangen binnen hun vakgebied in zowel binnen- als buitenland vertegenwoordigen. Bovendien kunnen partijen door deelname aan normalisatie aanhaken bij nieuwe ontwikkelingen en via het netwerk discussiëren met experts wereldwijd. Scope De normcommissie “Conservering van Cultureel Erfgoed was tot op heden als volgt gedefinieerd:
Normalisatie van terminologie, materialen, methoden, (binnen)milieu en logistiek op het
22
gebied van cultureel erfgoed. Het actief volgen van en/of participeren in Europese Normalisatie op het gebied van cultureel erfgoed.
Het onderwerp “Conservering van cultureel erfgoed” heeft veel raakvlakken met andere disciplines, zowel organisatorisch (maatschappelijke veiligheid, managementsystemen) als technisch. De technische raakvlakken betreffen onder andere de akoestiek, installatie, toegang en conservering. Doelstelling De doelstelling van NEN (Nederlands Normalisatie Instituut) voor deze taakgerichte financiering (TAFI) op het gebied van cultureel erfgoed is:
Een globale inventarisatie van de (norm) ontwikkelingen op nationaal en Europees niveau op het gebied van cultureel erfgoed. Het globaal inventariseren en informeren van marktpartijen over huidige en toekomstige( nationale en) internationale normalisatieprogramma’s in relatie tot cultureel erfgoed.
Rare earth Titel van het initiatief, wat was de aanleiding: Onderzoeken welke partijen baat hebben bij deelname aan normalisatie over:: “Standardization in the field of rare earth ores, concentrates, metals, alloys, compounds, materials, including the reuse and recycling of waste rare earth products.” The proposer has the plan to develop a three-category standard system for the full life cycle of rare earth, the first category being basic standards; the second, testing and analysis standards; and the third, rare earth product standards.” In een wereld waar grondstoffen steeds schaarser worden is het van belang meer over de bron te weten en de wijze waarop materialen te hergebruiken zijn. De naam zeldzame aarde geeft aan dat deze materialen schaars zijn. Echter de bruikbaarheid van deze materialen heeft zich al op verschillende terreinen aangetoond. Binnen de gebruikers zijn ook op de Nederlandse markt geïnteresseerde partijen te vinden. Korte samenvatting (o.a. wat waren kansen en bedreigingen voor de stakeholders dit kan geanonimiseerd): Zeldzame aarden of zeldzame aardmetalen (Rare Earth) betreffen zeventien zware scheikundige elementen die van nature in het heelal voorkomen. De zeldzame aarden zijn Scandium, Yttrium en de vijftien Lanthaniden. Rare Earth wordt niet in Nederland gevonden, maar voornamelijk in China en Amerika. Het gebruik van de chemische elementen uit deze groep ‘Rare Earth’ respectievelijk producten waarin deze elementen zijn toegepast is enorm divers. Het benoemen van een gemeenschappelijke deler is niet goed mogelijk, maar een sectorale aanpak allicht wel. De conclusie is door de vele toepassingsgebieden van de verschillende elementen moet voor normontwikkeling op het gebied van Rare Earth nader worden bepaald per specifiek gebied. Deelname aan verschillende commissies per gebied kan niet aan de hand van deze Tafi worden vastgesteld, maar zal in 2016 worden uitgewerkt. Welke typen van stakeholders zijn geïdentificeerd? De typen stakeholders die geïdentificeerd zijn, zijn producenten, belangengroeperingen, gebruikers, beleidsmakers en opleidings- & onderzoeksinstellingen (zie bijlage 1). Deze partijen zijn werkzaam in de volgende sectoren: - metaalindustrie - zonnepanelen
23
- automobiel-industrie (elektrische auto’s) - mobiele telefonie - elektronica (accu, laser) - windmolens - medische apparaten (laser voor tand- en oogheelkunde) - waardepapieren (bankbiljetten) Resultaten: Dit project is eind 2015 gestart, daardoor is alleen een brede stakeholderinventarisatie uitgevoerd. Het belang van zeldzame aardmaterialen voor de wereldwijde economische groei is groot. De import en export van goederen die ‘zeldzame aarde’ bevatten, maakt meer dan 10% uit van de totale waarde van de wereldwijde handel. Dit is ook tot uiting gekomen in de stakeholdersanalyse. Uit dit onderzoek is gebleken dat er veel partijen betrokken kunnen zijn en belang hebben bij de normontwikkeling op dit gebied. Er is ook gebleken dat dit veel verschillende sectoren betreft. De grootste belanghebbenden zijn de producenten van de producten waar Rare Earth in wordt verwerkt. Binnen de scope van de ondernomen inventarisatie is een onderzoek naar producenten van dergelijke producten niet verder uitgezocht in verband met de grote diversiteit van de onderwerpen en toepassingsgebieden . In 2016 zal met verschillende relevante NEN sectoren overleg plaatsvinden en gekeken worden of e.e.a. kansrijk is om per deelsector verder te inventariseren en belanghebbenden te identificeren. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan telefonie en andere elektronica, zonnepanelen, medische apparatuur en automotive. Ook recyclen van dergelijke producten en elementen van Rare Earth zou daarbij betrokken moeten worden; te denken valt aan een project onder circulaire economie. Vervolg (wel of geen normcommissie, platform, Linkedingroep ed.) Vervolg staat nog onder discussie zie hierboven
Parkeren Titel van het initiatief, wat was de aanleiding: NEN is in 2014 door CEN benaderd en geïnformeerd over het onderwerp Parkeren op straat. In hetzelfde jaar heeft er een congres over dit onderwerp plaatsgevonden. Sprekers waren: CROW en de Gemeente Haarlem. Het onderwerp Parkeren op straat leeft en biedt kansen voor Europese normalisatie.. In samenspraak met belanghebbenden moet uitgezocht worden wat de scope en onderwerpen van een nieuwe CEN traject op het gebied van parkeren zouden moeten zijn. Na het congres is NEN gestart met het maken van een nationale stakeholderanalyse. Daarnaast (omdat dit een CEN traject i.o. was) is ook naar Europese en internationale belanghebbenden gekeken. (N.B. In 2015 werd daarnaast op instignatie van het ministerie van BZK een onderzoek uitgevoerd naar een normontwikkelingstraject voor Integrale Brandveiligheid waarbij een risicobenadering moest worden vertaald in een risico-methodiek. NEN 2443 “Parkeren en stallen van personenauto’s op terreinen en in garages” (versie 2013) bevat artikelen over branddetectie en detectie van (uitlaat)gassen). Korte samenvatting (o.a. wat waren kansen en bedreigingen voor de stakeholders dit kan geanonimiseerd): Door normalisatie kunnen eisen aan parkeervoorzieningen geformaliseerd worden en ontstaan er kansen voor de marktpartijen in Nederland die al over de grenzen werken. De markt voor parkeervoorzieningen is erg divers en versnipperd zowel in nationaal als Europees. De kansen zijn er voor partijen die parkeervoorzieningen ontwerpen, installeren en bouwen maar ook voor automatisering. De bedreiging is dat de nationale norm (NEN 2443) moet worden ingetrokken wanneer een Europese norm voor dit onderwerp wordt gepubliceerd. Het is belangrijk dat het bestaande nationale niveau van eisen en specificaties Europees meegenomen wordt. Europese normalisatie biedt de nationale partijen de kans om dit niveau mede te bepalen. . Onderwerpen die voor Nederland belangrijk blijken zijn o.a.: de kwaliteitseisen die aan parkeren gesteld kunnen worden, de parkeerfaciliteiten (bijvoorbeeld EPA (European Parking Association) – achtige aspecten, de elektronische betaalsystemen, de communicatie, het parkeren op straat, het multiple gebruik van
24
parkeerfaciliteiten, de veiligheid, etc.. Resultaten: Op 24 september 2015 heeft NEN het EPA congres bijgewoond in Berlijn. De volgende punten vielen op: - In diverse lezingen kwam het woord ‘’normalisation’’ voor; men vindt het dus belangrijk; - De EPA streeft naar harmonisatie van de verschillende Europese systemen voor parkeren, het innen van geld, brandveiligheid etc.; - NEN heeft gesproken met de voorzitter van de EPA, die een Europese aanpak via CEN belangrijk vindt en het idee om hiervoor een aparte CEN/TC op te richten aantrekkelijk vindt; - Ook is er een gesprek geweest met de gemeente Amsterdam die 120 miljoen EURO per jaar aan parkeerinkomsten heeft en zelf mag besteden aan verbeteringen voor parkeren en parkeergarages, infrastructuur. De gemeente stond ook positief tegenover het plan om e.e.a. Europees op te pakken; - In Nederland is het plan geopperd om de NEN 2443 ‘parkeren en stallen van personenauto’s op terreinen en in garages’ op korte termijn herzien en om deze daarna te vertalen en als startdocument voor een Europese norm in te dienen; - Daarnaast is contact geweest met Nederlandse bedrijven (zoals Philips Lighting en Nedap). Vervolg (wel of geen normcommissie, platform, linked in groep ed.) a) Mogelijke vervolgacties om te komen tot een Europese CEN/TC en normen Voorstel maken met ondersteuning van belanghebbende partijen voor oprichting van een adhoc BT-groep om de oprichting van een CEN/TC voor Parking te onderzoeken; b) Voorstel voor oprichten van een CEN/TC ‘’Parking’’ met ondersteuning van Europese branche-organisatie EPA en andere stakeholders; c) Op zeer korte termijn de NEN 2443 herzien (met correctieblad) en daarna deze in het Engels vertalen zodat hij als basis kan dienen voor een Europese norm. Er is op 15 oktober 2015 overleg geweest over de herziening van de NEN 2443 ‘’Parkeren en stallen van personenauto's op terreinen en in garages‘’, waarbij als opties is besproken om deze na vertaling bij de bovengenoemde CEN/TC als basisdocument in te brengen. Q-Park en Spark hebben zich al gecommitteerd ten aanzien van de oprichting van de CEN/TC De eerste normcommissievergadering is gepland op maart/april 2016, waarin de voortgang voor het eventueel oprichten van een nieuwe CEN/TC “Parking” ook op de agenda staat
Rioolrenovatie Titel van het initiatief, wat was de aanleiding: De aanleiding voor het initiatief is de herziening van een aantal Europese normen op het vlak van rioolrenovatie. De nationale spiegelcommissie heeft te weinig experts met kennis over dit onderwerp. De meeste van de normen die momenteel worden herzien vallen onder verantwoordelijkheid van CEN/TC 165 “Waste Water Engineering”. Een aantal voorbeelden zijn: EN 15885 “Classification and characteristics of techniques for renovation, repair and replacement of drains and sewers” die momenteel in de enquiry fase zit; EN 752 “Drain and sewer systems outside buildings - Sewer system management” gaat binnenkort voor formal vote en voor EN 13380 “General requirements for components used for renovation and repair of drain and sewer systems outside buildings” is een review gestart die waarschijnlijk zal leiden tot revisie van de nom. In Nederland bestaat de behoefte aan normontwikkeling op het vlak van rioolrenovatie. Opdrachtgevers lopen bij aanbestedingen aan tegen het feit dat er geen normen zijn die aansluiten bij de huidige marktbehoefte. Het is daarom van belang dat Nederlandse stakeholders beter op de hoogte zijn van de normalisatieontwikkelingen op het vlak van Rioolrenovatie in Europa en dat er vanuit Nederland een actieve rol gespeeld gaat worden bij het ontwikkelen van normen op dit vlak.
25
Korte samenvatting (o.a. wat waren kansen en bedreigingen voor de stakeholders dit kan geanonimiseerd): In een aantal consultaties met relevante marktpartijen is vastgesteld dat de veel verschillende renovatietechnieken bestaan en dat deze partijen beperkte kennis hebben van beschikbare internationale normen over dit onderwerp. Nederland is beperkt aangehaakt op ontwikkelingen die zich in Europese normalisatie op dit terrein afspelen. Welke typen van stakeholders zijn met name geïnformeerd? Uitvoerders (aannemers), producenten, kenniscentra, onderzoeksinstellingen, gebruikers (gemeenten), ingenieursbureaus, certificerende instellingen Resultaten: NEN heeft samen met Stichting RIONED een werkgroep geformeerd om het thema normalisatie van rioolrenovatie verder uit te werken. Deze werkgroep fungeert als kennisplatform. De werkgroep heeft een plan van aanpak vastgesteld om te komen tot een gerichte strategie voor betrokkenheid bij Europese normalisatieontwikkelingen op dit vlak. De eerste fase van onderzoek is een inventarisatie van beschikbaarheid van (internationale) normen en een voorstel voor vervolgstappen. Deze eerste fase is uitgevoerd en er is een rapport geschreven dat als uitgangspunt voor verdere activiteiten dient. Vervolg (wel of geen normcommissie, platform, linked in groep ed.) De werkgroep Rioolrenovatie is per 1 januari 2016 opgericht onder de normcommissie Afvalwatertechniek. De werkgroep telt 20 actieve leden.
Internationale normalisatie watersector Titel van het initiatief, wat was de aanleiding: ISO/TC 224 “Service activities relating to drinking water supply and wastewater systems” is voornemens de scope te verbreden. Hiervoor zijn verschillende voorstellen gedaan en input van de verschillende normalisatie-instituten is gevraagd. Nederlandse partijen die al aan tafel zitten zijn betrokken bij normalisatie binnen de huidige scope. Het is van belang om andere stakeholders hierover te informeren en input te vragen voor invulling van de scope en participatie bij nieuwe onderwerpen. Korte samenvatting (o.a. wat waren kansen en bedreigingen voor de stakeholders dit kan geanonimiseerd): Om een constructieve bijdrage te kunnen leveren aan de discussie over het bovengenoemde onderwerp die momenteel bij ISO TBM en binnen ISO/TC 224 speelt is het van belang om de ambities en doelen van de Nederlandse watersector beter in beeld te brengen. Het is opvallend dat de sector niet goed op de hoogte is van internationale normalisatieontwikkelingen, ondanks de focus op export van de sector. De watersector is heel breed. Er zijn veel initiatieven (zowel publiek als privaat, of een combinatie daarvan) waarbij kennisdeling en samenwerking centraal staan. Er is sprake van versnippering en nieuwe platforms lijken als paddenstoelen uit de grond te komen. Stakeholders zien het belang van het inzetten van verschillende middelen die een bijdrage kunnen leveren aan het versterken van de (inter)nationale marktpositie van de Nederlandse Watersector. Normalisatie is een van die middelen. Door de markt te informeren over dit initiatief kan in een zeer vroeg stadium mee gedacht worden over de invulling van de scope van deze TC, waardoor Nederlandse stakeholders op Europees niveau invloed kunnen uitoefenen op de normalisatie activiteiten die ze belangrijk vinden. Welke typen van stakeholders zijn met name geïnformeerd? Er zijn gesprekken gevoerd met kennisinstituten, ingenieursbureaus en brancheverenigingen van producenten. Daarnaast zijn de bestaande leden (van bijna alle categorieën stakeholders) geïnformeerd over de inventarisatie van NEN. Resultaten: Er is een stakeholder analyse gedaan, en er is een inventarisatie gemaakt van nationale en internationale normalisatie activiteiten met water als thema. Daarnaast is er een bijeenkomst geweest
26
ter voorbereiding van een stakeholder bijeenkomst en er is een plan van aanpak voor verdere ontwikkeling geschreven. Vervolg (wel of geen normcommissie, platform, linked in groep ed.) Voor het vervolg zullen meer stakeholders benaderd worden om de vraag van de Nederlandse markt beter in kaart te brengen en zullen de conclusies ingebracht worden bij ISO/TC 224.
Hygiënisch tatoeëren Titel van het initiatief, wat was de aanleiding: Op initiatief van DIN, het Duitse normalisatie-instituut, heeft CEN een nieuwe Technische Commissie (Project Committee) opgericht voor de Europese normering voor tatoeëren: CEN/PC 435 Tattooing services. Omdat er bij tatoeëren een naald in de huid wordt aangebracht, bestaat er de kans op besmetting met ziektes als hiv, hepatitis A en B. Door gebruik van een Europese norm voor hygiënisch werken wordt het gevaar op besmetting geminimaliseerd. De norm is van toepassing op tatoeëren en permanente make-up (PMU). Met name de tattoo artists werken internationaal en volgen in het beste geval hun eigen nationale richtlijnen. Deze verschillen onderling en vormen geen duidelijke referentie voor hygiënisch handelen. Ook is toezicht en handhaving op bijvoorbeeld ‘tattoo conventions’ hierdoor lastig. Het doel van deelname aan de Europese normontwikkeling is om de Nederlandse kennis en ervaring te delen. Maar daarnaast is het doel ook om de inhoud van de norm zo te beïnvloeden dat gebruikers van de norm niet teveel hoeven te wijzingen aan hun huidige werkwijze op basis van de Nederlandse richtlijn. Korte samenvatting (o.a. wat waren kansen en bedreigingen voor de stakeholders dit kan geanonimiseerd): Bij tatoeëren en PMU wordt een naald in de huid gebracht. Hierbij bestaat het risico op besmetting met ziektes. In het kader van de volksgezondheid, maar ook voor consumentenvertrouwen is het voor belanghebbenden in de tatoeage- en PMU-branche van belang om goede afspraken te hebben over hygiënisch veilig tatoeëren. Daarnaast wordt de tatoeage en PMU sector internationaler. Tatoeëerders en PMU specialisten werken vaker over nationale grenzen heen, al dan niet tijdens “conventions.” Dit biedt kansen voor ondernemers in de tatoeage- en PMU-branche. Aan de andere kant bestaan er in elk land andere voorschriften, als ze er al zijn. Zodra een tatoeëerder/PMU specialist over de grens werkt, moet een andere werkwijze worden gehanteerd. Daarnaast is het voor vergunningverleners in Nederland complexer om te handhaven zodra er buitenlandse tatoeëerders in Nederland aan de slag gaan. Ook worden Nederlandse consumenten op dit moment afgeraden om in het buitenland een tatoeage te laten aanbrengen omdat het niet duidelijk is of de hygiëne voldoende is gegarandeerd. De Nederlandse richtlijn schrijft handelingen voor die het werkproces van tatoeëerders en PMUspecialisten sterk bepalen. Wijzingen in het voorschrift van de handelingen, hebben invloed op het werkproces en zakelijke consequenties. Voor onder meer Nederlandse tatoeëerders, PMU specialisten, leveranciers van aanhangende producten en vergunningverleners biedt het (commerciële) kansen als er een Europese norm wordt ontwikkeld, maar het is daarbij wel van belang dat de voorschriften in de Europese norm zo dicht mogelijk bij die in de huidige Nederlandse richtlijn blijven. Welke typen van stakeholders zijn met name geïnformeerd? Het stakeholderonderzoek is uitgevoerd op basis van de methodologie van NEN. Hierbij wordt een model gehanteerd waarin algemene categorieën belanghebbenden in de keten systematisch zijn geformuleerd. Dit model is toegepast op de tatoeage- en PMU-branche en de scope van CEN/PC 435. De volgende categorieën zijn hierbij uitgekomen:
27
- Directe gebruikers: Consumenten die een tattoo shop of schoonheidssalon bezoeken - Voorwaarde scheppende partijen/ opdrachtgevers: n.v.t. - Adviserende partijen: Opleiders PMU - Uitvoerende/toepassende-/dienstverlenende partijen: n.v.t. - Producenten/leveranciers van het hoofdproduct: Tatoeëerders en PMU-specialisten - Producenten/leveranciers van aanhangende producten en diensten: Benodigdheden om tatoeage aan te brengen en veilig te werken - Onderzoeks- en kennisinstellingen: n.v.t. - Controlerende instanties: Handhavers: vergunning om te tatoeëren (en PMU) wordt verleend op basis van de Nederlandse richtlijn - Wetgevende instantie: Rijksoverheid schrijft richtlijnen voor. - Bestaande/nieuwe initiatiefnemers: n.v.t. - Contextbepaler groter geheel: n.v.t. Alle relevante belanghebbenden zijn bereikt, Enerzijds via het gericht aanschrijven van organisaties en personen. Anderzijds via het versturen van een persbericht naar vakmedia. Ook is er een informatiebijeenkomst georganiseerd. Geïnteresseerden konden zich hier laten informeren over normontwikkeling algemeen en specifiek voor deze Europese norm. Er is hierbij nadrukkelijk aandacht besteed aan hoe stakeholders zelf konden bijdragen aan de ontwikkeling van de Europese norm. Voor belanghebbenden die niet aanwezig konden zijn tijdens de informatiebijeenkomst was er de mogelijkheid om zich te melden zodat zij van de uitkomsten van de informatiebijeenkomst via mail op de hoogte gehouden konden worden. Resultaten: Na een inventarisatie van stakeholders is er zowel breed als gericht gecommuniceerd over deze Europese ontwikkeling. Er is een persbericht uitgestuurd naar diverse media gericht op tatoeëerders en PMU specialisten. Tijdens de informatiebijeenkomst waren er bijna 20 belangstellenden. De informatie die tijdens deze bijeenkomst is gecommuniceerd is vrij beschikbaar gesteld via de website van NEN voor geïnteresseerden die niet bij de informatiebijeenkomst aanwezig konden zijn. Vervolg (wel of geen normcommissie, platform, Linkedin groep ed.) Na de informatiebijeenkomst hebben 15 personen zich aangemeld als lid voor een normcommissie Veilig tatoeëren en PMU. De leden vertegenwoordigen alle relevante stakeholder categorieën. De normcommissie volgt het Europese werkprogramma van CEN/PC 435 en zorgt ervoor dat het Nederlandse belang wordt vertegenwoordigd. Deze normcommissie is in het voorjaar van 2016 van start gegaan.
Feather and down Titel van het initiatief, wat was de aanleiding: Titel: Creation of a new CEN/TC ‘Project Committee – Feather and down’. De aanleiding: veranderingen in de kwaliteit van het materiaal als restproduct van de slacht van gevogelte en veranderde plukmethodes. Korte samenvatting (o.a. wat waren kansen en bedreigingen voor de stakeholders dit kan geanonimiseerd): Er zijn in Nederland geen producenten van veren in dons zelf. De markt bestaat met name uit producenten/leveranciers van dekbedden e.d. Deze partijen geven over het algemeen aan niet geïnteresseerd te zijn tijd en geld te steken in normontwikkeling.
28
Welke typen van stakeholders zijn met name geïnformeerd? Producenten/leveranciers van aanhangende producten en hun brancheorganisaties. Resultaten: Stakeholders zijn niet geïnteresseerd in een nationale normcommissie voor veren en dons. Vervolg (wel of geen normcommissie, platform, Linkedingroep ed.) Geen verdere acties
Volunteer Tourism Titel van het initiatief, wat was de aanleiding: Aanleiding: ISO New Work Item Proposal op het gebied van Volunteer Tourism Korte samenvatting (o.a. wat waren kansen en bedreigingen voor de stakeholders dit kan geanonimiseerd): Er heeft in Nederland veel gespeeld in de afgelopen periode op dit gebied. Het ontwikkelen van een internationale norm wordt dan ook door veel partijen als een goede ontwikkeling gezien. Er zijn eerdere pogingen gedaan om (op nationaal niveau) gezamenlijke regels op te stellen, maar door veel verschillende gezichtspunten op dit gebied is dit niet goed van de grond gekomen. Een van de belangrijkste nadelen voor de oprichting van een nieuwe normcommissie is dat de stakeholders met name kleine stichtingen zijn met weinig financiële middelen. Welke typen van stakeholders zijn met name geïnformeerd? Directe gebruikers Resultaten: Er is een uitgebreid overzicht van partijen die geïnteresseerd zijn in het proces. Er is bovendien een informatiesessie op 13 januari 2016 bij NEN gepland. Vervolg (wel of geen normcommissie, platform, Linkedin groep ed.) Dit moet nog blijken na de informatiesessie.
Producten en faciliteiten sport en recreatie Titel van het initiatief, wat was de aanleiding: Producten en faciliteiten sport en recreatie De werkgroepen die actief zijn binnen CEN/TC 136 en ISO/TC 83 behandelen een breed spectrum aan sportartikelen – van klimgordels tot zwembaden. NEN volgt hiervan slechts een deel, dat daarbij is verdeeld over de commissies Sportartikelen, Zwembaden en Speeltoestellen. Er zijn daarom waarschijnlijk in diverse werkvelden belanghebbenden die beter geïnformeerd zouden kunnen worden over internationale normalisatieontwikkelingen om zo een weloverwogen besluit te kunnen nemen over hun al dan niet deelnemen aan een normcommissie of werkgroep. Bovendien moet er in beide TC’s op documenten worden gestemd waarvan NEN niet weet of hier Nederlandse belangen spelen – het netwerk van NEN is hier inadequaat. Het doel van dit project was het in beeld brengen van de “zwarte gaten” – onderwerpen die in Nederland wel belanghebbenden hebben, maar waarin geen normcommissie of werkgroep actief is.
Aanpak:
29
Allereerst is onderzocht welke werkgroepen er onder de beide TC’s vielen en of en waar deze binnen NEN worden gevolgd. Dat bleken er 15 te zijn. Om de opgave behapbaar te maken is vervolgens in kaart gebracht welke van deze werkgroepen voor Nederland het meest relevant zijn. Dat gebeurde deels met gezond boerenverstand – turntoestellen kregen voorrang boven snowsports. Daarnaast is gekeken bij welke werkgroepen op korte termijn stemmingen open stonden waarop nog gereageerd kon worden. Voor de meest prangende werkgroepen is vervolgens als eerste een stakeholderanalyse uitgevoerd. Stakeholders zijn telefonisch en per e-mail benaderd, NEN heeft bijeenkomsten van brancheorganisaties bezocht en er zijn en worden informatiebijeenkomsten bij NEN georganiseerd. Welke typen van stakeholders zijn met name geïnformeerd? De groepen die met name zijn geïnformeerd zijn fabrikanten en leveranciers, brancheorganisaties en keuringsinstanties. Eindgebruikers zijn benaderd via de sportbonden. Resultaten: De belangrijkste conclusies van de analyse zijn de volgende:
Binnen CEN/TC 136 worden 10 van de 17 werkgroepen niet gevolgd o Drie van deze werkgroepen (Fitness centra, Gymnastic and playing field equipment en Artificial climbing structures) zijn al nader onderzocht en hebben wel degelijk Nederlandse stakeholders, die nu actief worden benaderd. o De overige groepen worden nog nader onderzocht. Binnen ISO/TC 83 worden 5 van de 6 werkgroepen niet gevolgd o Van deze groepen moet nog een stakeholderanalyse worden uitgevoerd. Bij beide zowel de CEN als de ISO commissie ontbreekt een duidelijke verbinding met NEN op plenair niveau.
Vervolg (wel of geen normcommissie, platform, Linkedin groep ed.): Het onderzoek loopt nog door – voor de onderwerpen Artificial climbing structures en Gymnastic and playing field equipment bestaat de verwachting dat er een op termijn een schaduwwerkgroep zal worden opgericht. Voor Fitness centra zal dit waarschijnlijk niet gebeuren – voor dit onderwerp is een aparte TAFI uitgevoerd, zie ook de betreffende rapportage. De overige onderwerpen (waaronder bijvoorbeeld Roller sports equipment, Paragliding en Martial arts) moeten nog nader worden onderzocht.
Visserij en aquacultuur Titel van het initiatief, wat was de aanleiding: ISO/TC 234 'Fisheries & Aquaculture' ontwikkelt internationale normen voor visserij en aquacultuur. In Nederland wordt deze commissie sinds 1 januari 2016 niet meer gevolgd omdat de normen in 2015 afgerond en gepubliceerd zijn. ISO/TC 234 is daarom op zoek naar nieuwe onderwerpen, wat aanleiding is om ook de Nederlandse markt te consulteren/raadplegen. De TAFI was bedoeld om interesse naar de lopende voorstellen van de bestaande ISO commissie te peilen en om marktrelevante onderwerpen te ontdekken/achterhalen, waar normalisatie een doeltreffende oplossing zou kunnen zijn. Korte samenvatting (o.a. wat waren kansen en bedreigingen voor de stakeholders dit kan geanonimiseerd): De Nederlandse visserij blijkt slechts een relatief kleine markt te zijn, die wel grote sociaal economische relevantie heeft. Echter, de thema's die binnen ISO spelen sluiten niet aan op de behoefte van de Nederlandse stakeholders. De meeste beweging/zorg is er op dit moment omtrent de aanlandingsplicht en de nieuwe technologie omtrent het elektrisch vissen met pulskor. Beide onderwerpen zijn Europees georiënteerd. Elektrisch vissen is op dit moment verboden, maar Nederland heeft onderzoekvergunningen toegekend gekregen om de pulskor technologie verder te onderzoeken. Alle betrokken stakeholders erkennen het belang van normalisatie voor de legitimering
30
van pulskorvisserij. De overheid heeft een Technisch Dossier opgesteld met eisen, maar er is behoefte aan een breed gedragen normatief document, dat als basis kan dienen voor certificering. Welke typen van stakeholders zijn met name geïnformeerd? De typen stakeholders die geïnformeerd zijn, zijn overheid (Ministerie van Economische Zaken, NVWA, RVO), industrie (VisNed en Vissersbond), onderzoeksinstellingen (IMARES en ILVO), NGO's (Stichting de Noordzee) en producenten (Delmeco en HFK). Resultaten: Hoewel de stakeholder analyse niet heeft geleid tot de identificatie van onderwerpen die op ISO niveau ingebracht kunnen worden, is het resultaat van de TAFI veelbelovend. De geïnformeerde stakeholders hebben hun intentie en behoefte uitgesproken om een Nederlandse normcommissie op te richten voor visserij en – meer specifiek – voor pulskorvisserij met het doel een Nederlandse norm op te stellen met technische eisen aan de pulskor. Begin 2016 zullen gesprekken plaatsvinden met betrekking tot financiering en praktische afspraken. Het uiteindelijke doel is normalisatie op Europees niveau. Ook de mogelijkheid tot ontwikkelen van een certificatieschema door een onafhankelijke stichting als NEN werd door de stakeholders als interessant beoordeeld. Vervolg (wel of geen normcommissie, platform, Linkedin groep ed.) Begin 2016 zullen gesprekken plaatsvinden met betrekking tot financiering en praktische afspraken omtrent de inrichting van de normcommissie. De eerste gezamenlijke ontmoeting zal plaatsvinden in februari 2016, tijdens de vergadering van Stuurgroep Pulskorvisserij. Gestreefd wordt naar de ontwikkeling van een NEN-norm, die – vertaald naar het Engels – als NWI ingebracht kan worden bij CEN.
Ontwikkelingen kalkmeststoffen (liming) Titel van het initiatief, wat was de aanleiding: CEN/TC 260 'Fertilizers and Liming materials' ontwikkelt normen voor minerale meststoffen en kalkmeststoffen. CEN/TC 260 wordt in Nederland actief gevolgd door de normcommissie 370 134 'Meststoffen'. De leden in deze normcommissie hebben expertise op het gebied van kunstmest (minerale meststoffen). Expertise op het gebied van kalkmeststoffen ontbreekt. In 2015 is gestart met de revisie van twee normen (EN 12945:2014/prA1 (WI 00260187) Liming materials - Determination of neutralizing value - Titrimetric methods en FprEN 14984(WI=00260184) Liming materials Determination of product effect on soil pH - Soil incubation method. Daarnaast is een New Work Item geaccepteerd (Decision CEN/TC 260 582/2015): Sampling of Fertilizers and liming materials - Report on experimental work of static heap sampling procedures. De TAFI was bedoeld om belanghebbende stakeholders te informeren over de ontwikkeling van normen op het gebied van kalkmeststoffen. Korte samenvatting (o.a. wat waren kansen en bedreigingen voor de stakeholders dit kan geanonimiseerd): CEN/TC 260/WG 3 'Liming materials' werkt aan de harmonisatie en ontwikkeling van de Europese normen voor kalkmeststoffen. Kalkmeststoffen geven in de bodem een basische reactie, waardoor het zuur in de bodem neutraliseert. Er zijn vele variaties, waardoor kalkmeststoffen alleen verantwoord kunnen worden toegepast na bodemonderzoek en bepaling van het juiste product. Omdat de belanghebbenden niet eerder geïdentificeerd waren was het niet eenvoudig met de juiste personen in aanraking te komen. Echter, er bleek wel degelijk belangstelling onder de producenten en importeurs van kalkmeststoffen voor deelname aan de normcommissie. Ook heeft een lid van de normcommissie Bodemverbeterende middelen en teeltsubstraten (stichting RHP) zich aangesloten bij de commissie Meststoffen. Daarnaast hebben laboratoria aangegeven ook interesse te hebben in de herziening van normen voor analyse van dierlijke mest. Welke typen van stakeholders zijn met name geïnformeerd? De typen stakeholders die geïnformeerd zijn, zijn producenten, importeurs, distributeurs, blenders en keurders van kalkmeststoffen. Daarnaast zijn laboratoria die gebruik maken van de chemisch analytische methoden zoals beschreven in de EN/ISO normen geïnformeerd. Voor de normen die van
31
belang zijn voor de Nederlandse overheid, zijn de relevante instanties (ministerie van Economische Zaken, de Raad voor Accreditatie en het RIKILT) geïnformeerd. Resultaten: Het resultaat van de TAFI is tweeledig. Aan de ene kant zijn de belanghebbenden voor kalkmeststoffen geïdentificeerd. Daarvan zijn drie bedrijven (Agrikal, Sibelco en Eurofins Agro) uitgenodigd voor kennismaking tijdens de volgende normcommissievergadering. De bedrijven hebben aangegeven zeer veel belang aan normalisatie te hechten en graag deel te willen nemen aan de commissie. Het resultaat is dus een zeer waarschijnlijke uitbreiding van de normcommissie met experts op het gebied van kalkmest. Ook bleek er veel overlap te zijn tussen de commissies Bodemverbeterende middelen en teeltsubstraten en Meststoffen. Stichting keurmerk RHP, lid van de eerstgenoemde commissie, wilde daarom graag aansluiten bij Meststoffen. Anderzijds heeft NEN geconstateerd dat ook expertise op het gebied van dierlijke mest mist in de commissie. De gebruikers van de NEN normen voor dierlijke mest (Eurofins Agro, Dumea, Roba, ALNN, Eurofins LZV) zijn uitgenodigd voor een informatiebijeenkomst op 2 februari 2016, evenals het ministerie van EZ, de Raad voor Accreditatie en RIKILT. Het doel van de bijeenkomst is het opstarten van een project voor de herziening van 8 NEN normen voor dierlijke mest. Vervolg (wel of geen normcommissie, platform, Linkedin groep ed.) Met de kennismaking van de kalkmeststoffen-experts tijdens de normcommissievergadering zal het onderzoek voor kalkmeststoffen in het kader van deze TAFI afgerond zijn. De belanghebbenden kunnen deelnemen aan de commissie. Wat betreft dierlijke mest zal er – los van deze TAFI-vervolg plaatsvinden naar aanleiding van de uitkomst van de informatiebijeenkomst.
Fitness centers Aanleiding: Binnen CEN/TC 136/WG2 (Fitness Centres) werd een nieuw work item gelanceerd (WI 00136353 – Fitness Centres – Requirements for equipment and operation – Part 1: Operational and managerial requirements). Er is op dit moment geen Nederlandse normcommissie op het gebied van Fitness Centra, terwijl er gezien de omvang van de fitnessbranche verwacht werd dat er zeker belanghebbenden zouden zijn. Welke typen van stakeholders zijn met name geïnformeerd? Tijdens de stakeholderanalyse zijn de grotere fitnessketens benaderd. Ook is contact gezocht met keuringsinstituten, opleidingsinstituten, de brancheorganisatie en de sportbond. Resultaten Op basis van een inventarisatie per telefoon en e-mail is er een informatiebijeenkomst georganiseerd. Hier waren de sportbond, de brancheorganisatie en een keuringsinstituut aanwezig. Tijdens de bijeenkomst is geconstateerd dat de aanwezigen geen aanleiding zagen om het voorliggende voorstel te steunen, maar ook niet om het te af te wijzen. Er is daarom besloten onthouding te stemmen. Toen na de stemming bleek dat voldoende landen voor het NWIP hadden gestemd zijn de bezoekers van de informatiebijeenkomst nogmaals benaderd met de vraag of ze alsnog bij de ontwikkeling van de norm betrokken wilden zijn. Op het moment van schrijven zijn nog niet alle reacties binnen, maar de partijen die hebben gereageerd hebben weer aangegeven niet betrokken te willen zijn. Vervolg (wel of geen normcommissie, platform, Linkedin groep ed.) Op basis van het bovenstaande zal er geen Nederlandse schaduwwerkgroep voor dit onderwerp worden gestart.
32
Consumer warranties and guarantees Titel van het initiatief, wat was de aanleiding: Aanleiding: Een voorstel vanuit ISO/COPOLCO voor nieuw werk.
Korte samenvatting (o.a. wat waren kansen en bedreigingen voor de stakeholders dit kan geanonimiseerd): Het is een erg breed onderwerp dat van toepassing is op alle bedrijven die consumentenproductenen diensten leveren. Het was daarom uiteraard niet mogelijk/wenselijk alle relevante stakeholders te informeren. Omdat er in Nederland hele duidelijke relevante wetgeving van toepassing is, is er geen behoefte aan additionele richtlijnen. Welke typen van stakeholders zijn met name geïnformeerd? Brancheorganisaties, directe gebruiker (s), controlerende instantie(s), onderzoeksinstituut(uten), contextbepaler(s). Resultaten: Het is duidelijk dat er vanuit Nederland geen behoefte aan dergelijke guidelines is. De inventarisatie heeft wel geholpen een goed onderbouwd stemadvies over het voorstel uit te brengen. Vervolg (wel of geen normcommissie, platform, Linkedin groep ed.) Geen vervolg
Service chain social care alarms Deel 1: verantwoording van de activiteiten Aanleiding van het inititatief Europese normalisatie Service chain social care alarms; de aanleiding: In BT N 9248 (draft BT C69/2013) stelt SIS (Swedisch Institute of Standardization) voor een CEN/TC op te richten voor een serie normen met betrekking tot de 'Service chain for social care alarms'. De scope: Standardization in the field of the service chain of social care alarms (both services and products) for safe, active and healthy ageing. De CEN-TC heeft de ambitie verdere normontwikkeling die volgt uit de Europese innovatie projecten Active and Healty Aging (EIP AHA) op te nemen in haar pakket. Zoals beschreven in het New Work Item Proposal: In the context of an ageing population and increasing demand for social care services in Europe, social care alarms provide safety and the possibility to obtain social and medical attention, enabling people to live longer in their own homes, and limiting the growing costs of elderly care. This supports non-institutionalised care and an independent lifestyle for the elderly population. CEN/TC 431 proposes a series of European standards that will cover the development of the links in the service chain of the social care alarms (both services and products). The standards will facilitate the procurement and delivery of services and products in the new technical environment in Europe. Korte samenvatting: De bestaande commissies CEN/TC 251 (en ISO TC 215) Health informatics en CLC/TC 79 Alarm systems (EN 50134 serie) hadden in eerste instantie besloten tegen te stemmen omdat er te veel overlap was met het werk van de bestaande TCs. In BT 34/2013 (74th BT item: 5.10) wordt besloten dat de CEN-TC 431 toch doorgaat, ondanks de tegenstemmen. Inventarisatie van de NL kansen en bedreigingen leert dat de leveranciers in eerste instantie behoudend reageerden op dit doorbrekend initiatief. De bestaande business modellen in de sociale care alarmering maken gebruik van 'proprietary' protocollen en bijbehorende abonnementskosten. Een open protocol zou deze business modellen in gevaar brengen. Installateurs en patiëntenorganisaties echter waren enthousiast. Deze laatste partijen waren in 2014 niet bij machte voldoende financiering voor de NL participatie aan het traject te realiseren.
33
Resultaten: De Zweedse initiatiefnemers, ondersteund vanuit de Zweedse overheid, zijn in Nederland geweest om de werking en gebruik van het Zweedse model uit te leggen. De Nederlandse stakeholders zijn opnieuw benaderd, via een mailing en via gesprekken met de relevante exposanten op de Zorg&ICT beurs. Vervolg: De normcommissie 304431 is opgericht. De normcommissie spiegelt het werk van de CEN/TC 431. Nederland participeert in beide werkgroepen: WG1 eisen aan het open protocol voor care alarmering en WG2 ketenmodel social care alarmering. Het eerste tekstvoorstel vanuit Nederland is aangeleverd. De normcommissie bestaat uit leveranciers, de branche organisatie van leveranciers, adviseurs, een installateur en een ouderen organisatie.
Integrated care Deel 1: verantwoording van de activiteiten Internationale normalisatie: Community based integrated health and care services for aged societies; de aanleiding: IOrigine: BSI heeft voorstel (067/2014, van 2014-10-29) ingediend voor het ontwikkelen van een ISO Workshop Agreement (IWA) ‘Community-based integrated health and care services for aged societies’. Het voorstel is ontwikkeld in samenwerking met het Institute of Healthcare Innovation Project (HIP), Tokyo. Het doel van deze IWA is een internationale dialoog (binnen ISO verband) te starten over de toekomst van ouderenzorg. Steeds meer ouderen willen zelfstandig blijven wonen en kunnen dat realiseren met gepaste ondersteuning in wonen en zorg. De IWA focust op de principes voor geïntegreerde zorg en ondersteuning voor ouderen in de wijken (community based). De IWA kan met het oog op de discussie in Nederland over dit onderwerp een nuttige referentie zijn. De eerste vergadering van de IWA vond plaats op 15 maart 2015 in Londen. Binnen het project wordt de mogelijkheid geboden om via webconferencing deel te kunnen nemen. Korte samenvatting: NEN heeft een stakeholderanalyse gedaan en mogelijk geïnteresseerde partijen aangeschreven en geïnformeerd over het Brits/Japanse initiatief. Geïnteresseerde partijen zijn geïnformeerd over de activiteiten die BSI organiseerde. NEN heeft de NL deelnemers overgedragen aan het secretariaat van BSI. NEN heeft gedurende het traject vragen beantwoord. Resultaten: 18 Nederlandse partijen dragen bij aan het IWA project; 3 partijen nemen deel als schrijvers van het project, 15 partijen fungeren als klankbordgroep en geven commentaar op concept documenten van het project. Vervolg: BSI heeft het secretariaat van deze IWA. De Nederlandse partijen participeren op individuele titel; de groep Nederlanders komt dus niet samen om een gezamenlijke inbreng te bespreken. Het resultaat, de IWA, kan een basis vormen voor een toekomstige normalisatie strategie en werkprogramma’s op dit thema. Het is interessant de IWA te vergelijken met de HKZ ketennorm.
Revisie ISO EN 13606 on electronic health records Deel 1: Verantwoording van de activiteiten
34
Call for experts internationale normalisatie electronic health record; de aanleiding: ISO/TC215 (N1687, 6 March 2015) zoekt experts om bij te dragen aan de revisie van de 5 normen voor het ‘electronic health record’ door een ‘call for experts’. De EN ISO 13606 (EHRcom) normen voor het electronic health record vormen samen met EN ISO 13940 (ContSys) en EN ISO 12967 (HISA) het Concurrent use initiative. Deze normen gezamenlijk vormen een ‘interoperabiliteits snelweg’ voor de verwerking en uitwisseling van gezondheidsgegevens tussen zorgprocessen (in de ContSys norm), het electronisch patënt dossier (in EHRcom normen), en de medische apparaten (in HISA norm) die gegevens aanleveren. De ContSys norm wordt op het moment gereviseerd, de revisie van de EN ISO 13606 normen vindt plaats om op een aantal punten de interoperabiliteit te verbeteren en aan te passen aan de huidige stand van zaken. Korte samenvatting: NEN heeft in Nederland bekendheid gegeven aan interoperabiliteit van zorgICT. NEN heeft een inhoudelijke bijeenkomst georganiseerd om uitleg te geven over de verschillende ISO normen die interoperabiliteit voorstellen. Hiervoor werd ook een belangrijke internationale spreker uitgenodigd. Resultaten: Het onderwerp is weliswaar 'hot', maar heeft niet geleid tot het deelnemen van Nederlandse experts aan het normontwikkelingstraject op ISO niveau. Het Informatieberaad van het Ministerie van VWS is het orgaan dat dit in Nederland aanstuurt. In de discussie over het onderwerp zijn de verschillende partijen vooral bezig met het vaststellen van hun eigen eisen. Er lijkt een opinie te heersen dat 'het probleem achter de schermen moet worden opgelost', zonder dat de partijen daar zelf aanpassingen voor hoeven te doen. NEN ziet dat er teveel wordt gezocht naar 'custom made' solutions en marktwerking. De rol die de internationale normen zouden kunnen spelen in het uitstippelen van een mogelijke oplossing worden niet voldoende onderkend. Een aantal belangrijke partijen was aanwezig bij de informatiebijeenkomst. Vervolg: De bijeenkomst heeft niet geleid tot het deelnemen van Nederlandse experts aan het normontwikkelingstraject over het electronic health record.
Biocompatibiliteit Titel van het initiatief, wat was de aanleiding: De revisie van en de ontwikkeling van nieuwe delen van de EN-ISO 10993 Biological evaluation of medical devices normserie. De delen die onderstreept zijn, zijn de delen die per heden in revisie gaan: -
Part 1: Evaluation and testing within a risk management process; Part 2: Animal welfare requirements; Part 3: Tests for genotoxicity, carcinogenicity and reproductive toxicity; Part 4: Selection of tests for interactions with blood; Part 5: Tests for in vitro cytotoxicity; Part 6: Tests for local effects after implantation; Part 7: Ethylene oxide sterilization residuals; Part 9: Framework for identification and quantification of potential degradation products; Part 10: Tests for irritation and skin sensitization; Part 11: Tests for systemic toxicity; Part 12: Sample preparation and reference materials; Part 13: Identification and quantification of degradation products from polymeric medical devices; Part 14: Identification and quantification of degradation products from ceramics; Part 15: Identification and quantification of degradation products from metals and alloys; Part 16: Toxicokinetic study design for degradation products and leachables; Part 17: Establishment of allowable limits for leachable substances; Part 18: Chemical characterization of materials; Part 19: Physico-chemical, morphological and topographical characterization of materials (Technical Specification);
35
-
Part 20: Principles and methods for immunotoxicology testing of medical devices (Technical Specification).
Naast de revisie van bestaande normen, wordt er ook nieuw werk gestart: -
Technical Report 10993-22 Biological evaluation of medical devices – Guidance on nanomaterials; Technical Report ISO 15499 Biological evaluation of medical devices – Guidance on the conduct of biological evaluation within a risk management process; Technical Specification ISO 29741 Biological evaluation of medical devices – Development of tolerable intake values for Di(2-ethylhexyl)phthalate (DEHP).
Korte samenvatting (o.a. wat waren kansen en bedreigingen voor de stakeholders dit kan geanonimiseerd): Afspraken die in de EN-ISO 10993 normenserie worden vastgelegd kunnen van invloed zijn op het product, routines in de praktijk of in de sector. Daarom kan het relevant zijn om deel te nemen aan dit initiatief en actief bij te dragen aan de afspraken die gemaakt gaan worden. Zo kan de markt ervoor zorgen dat de afspraken die gemaakt worden aansluiten op de praktijk. Dit werk is geïnitieerd op verzoek van de Europese Commissie en wordt parallel uitgevoerd bij ISO en het Europees normalisatieinstituut (CEN). De normen worden geharmoniseerd en geven daarmee invulling aan de essentiële eisen uit de Europese Richtlijn Medische Hulpmiddelen Welke typen van stakeholders zijn met name geïnformeerd? De volgende type van stakeholders zijn geïnformeerd: - 8 directe gebruikerspartijen - 174 producenten/leveranciers - 4 brancheorganisaties van producenten/leveranciers - 6 adviserende organisaties - 5 dienstverlenende organisaties - 1 leverancier van aanhangende producten - 2 contextbepaler groter geheel - 4 onderzoek- en kennisinstellingen - 1 bestaande/nieuwe initiatiefnemer - 1 contextbepaler groter geheel Resultaten: 4 - 230 nieuwe partijen zijn geïdentificeerd; - Ten minste 200 nieuwe partijen zijn geïnformeerd over het initiatief (initiatieven); - 7 nieuwe 2 bekende partijen hebben de informatiebijeenkomst bijgewoond en kennis vergaard over de inhoud van de norm en normalisatie. Vervolg (wel of geen normcommissie, platform, linked in groep ed.) De inbreng vanuit Nederland voor de normserie EN-ISO 10993 Biological evaluation of medical devices wordt verzorgd vanuit de normcommissie voor biocompatibiliteit en biologisch onderzoek. De nieuwe geïnteresseerde leden zullen aansluiten bij deze normcommissie.
Medische handschoenen Titel van het initiatief, wat was de aanleiding:
4
Nieuwe partijen zijn partijen die nog geen zitting hebben in de reeds bestaande normcommissie Biocompatibiliteit en biologisch onderzoek.
36
Start van het nieuwe werk item prCEN/TR 16953 - Guidance for selection of single use medical gloves bij CEN/TC 205/WG 3 Medical Gloves.
Korte samenvatting (o.a. wat waren kansen en bedreigingen voor de stakeholders dit kan geanonimiseerd): Gebruikers hebben aangegeven moeite te hebben bij de selectie van de juiste handschoen voor een specifieke medische handeling. Het Technisch Rapport wordt opgesteld om aan deze behoefte tegemoet te komen. Met behulp van dit Technisch Rapport zal de gebruiker in staat zijn de juiste handschoenen in te kopen/te selecteren voor een specifieke medische handeling. De sterke en zwakke kanten van verschillende type handschoenen, het mogelijke biologische gevaar bij hun gebruik en de verschillende kenmerken (zoals fysieke kenmerken, biocompatibiliteit, comfort en gevoeligheid) kunnen met behulp van dit rapport worden afgewogen. Welke typen van stakeholders zijn met name geïnformeerd? De volgende type van stakeholders zijn geïnformeerd: - 7 directe gebruikerspartijen - 3 voorwaarde scheppende partijen - 5 dienstverlenende organisaties - 20 producenten/leveranciers - 2 brancheorganisaties van producenten/leveranciers - 2 producenten/leveranciers van aanhangende producten - 2 onderzoeks- en kennisinstellingen - 3 nieuwe/ bestaande initiatiefnemers - 1 contextbepaler groter geheel Resultaten: -
5
65 nieuwe partijen zijn geïdentificeerd; Ten minste 45 nieuwe partijen zijn geïnformeerd over het initiatief; 1 nieuwe partij heeft de normcommissievergadering bijgewoond; 3 nieuwe partijen zullen de informatiebijeenkomst bijwonen bij de eerstvolgende normcommissievergadering.
Vervolg (wel of geen normcommissie, platform, Linkedin groep ed.) De inbreng vanuit Nederland voor het CEN Technisch Rapport 16953 wordt verzorgd vanuit de normcommissie voor medische handschoenen. De nieuwe geïnteresseerde leden zullen aansluiten bij deze normcommissie.
Patiënten tilliften Titel van het initiatief, wat was de aanleiding: Evaluatie van EN-ISO 10535:2006 Hoists for the transfer of disabled persons - Requirements and test methods
Korte samenvatting (o.a. wat waren kansen en bedreigingen voor de stakeholders dit kan geanonimiseerd): Aanleiding voor deze verkenning was de vijfjaarlijkse review van EN ISO 10535 binnen ISO/TC 173. Binnen het NEN Platform Patiëntentilliften werd gesignaleerd dat de versie van EN-ISO 10535 uit 5
Nieuwe partijen zijn partijen die nog geen zitting hebben in de reeds bestaande normcommissie voor Medische Handschoenen.
37
2006 niet meer volledig aansloot op de producten die aanwezig zijn op de Nederlandse en internationale markten. Hierbij is te denken aan op de markt inmiddels gangbare producten die nog niet in de norm zijn opgenomen, zoals opvouwbare tilliften. Daarnaast zijn ook eisen denkbaar die het veilig gebruik van de tilliften zouden bevorderen, zoals het verhogen van de door de leverancier uitgevoerde aantal testrondes, maximale belasting van de liften, uniformering van kleurcodes voor tilbanden, en eisen met betrekking tot training, onderhoud en inspectie. Waarschijnlijk zouden ondertussen meer partijen dan de deelnemende leden van het NEN Platform Tilliften een belang hebben bij de uitkomst van de evaluatie om de ISO norm te reviseren. Dit was voor NEN aanleiding om een verdere verkenning te doen en potentiele stakeholders die nog niet betrokken zijn bij het normalisatiewerk te informeren over mogelijkheden voor deelname en beïnvloeding van de internationale norm voor patiëntentilliften. De kennis en het voortschrijdend inzicht dat met gebruik van de Nederlandse norm NEN 7506 Inspectie en onderhoud van patiëntentilliften, en de 2006-versie van de EN-ISO 10535 norm is vergaard, was reden voor het Platform om zich in te spannen voor herziening van de norm en hier ook nieuwe partijen bij te betrekken. Een actieve bijdrage aan de revisie van EN-ISO 10535:2006 op basis van een Nederlands voorstel kan nationale partijen het voordeel geven ervaringen uit de Nederlandse markt internationaal als norm te introduceren. Welke typen van stakeholders zijn met name geïnformeerd? De volgende type van stakeholders zijn geïnformeerd: - 3 directe gebruikerspartijen - 2 patiëntenverenigingen - 11 producenten/leveranciers - 1 brancheorganisatie van producenten/leveranciers - 2 certificeer-instanties - 2 contextbepaler groter geheel - 1 kennisorganisatie Resultaten: -
6
27 nieuwe partijen zijn geïdentificeerd; Ten minste 22 nieuwe partijen zijn geïnformeerd over het initiatief; 10 nieuwe partijen hebben de informatiebijeenkomst bijgewoond en kennis vergaard over de inhoud van de norm en normalisatie. 2 partijen die zijn uitgenodigd voor deelname aan de informatiebijeenkomst, konden niet aanwezig zijn, maar hebben aangegeven de volgende keer te willen aansluiten; 4 nieuwe partijen hebben zijn lid geworden van het toegetreden tot het Platform Patiëntentilliften. 2 partijen hebben laten weten nu geen zitting te nemen bij het Platform Patiëntentilliften, maar alsnog toe te willen treden als de revisie van ISO 10535 van start gaat. Deze partijen zullen opnieuw benaderd worden wanneer de revisie actueel wordt.
Vervolg (wel of geen normcommissie, platform, Linkedin groep ed.) Aangezien er internationaal niet voldoende draagvlak bleek te zijn, is besloten de revisie van EN ISO 10535 niet te starten. Het nationale Platform Tilliften zal in zijn huidige vorm blijven bestaan en functioneren. Als resultaat van de stakeholderanalyse en informatiebijeenkomsten zijn wel 4 nieuwe leden toegetreden tot het platform Patiëntentilliften, waardoor met name de directe gebruikers beter vertegenwoordigd zijn binnen het platform.
Post market surveillance (PMS) Titel van het initiatief, wat was de aanleiding: Post market surveillance (PMS) 6
Nieuwe partijen zijn partijen die nog geen zitting hebben in het reeds bestaande Platform Patiëntentilliften.
38
Er zijn 2 ontwikkelingen waarover de Nederlandse stakeholders geïnformeerd moeten worden: 1) PMS is expliciet opgenomen bij de herziening van de Europese Richtlijn Medische Hulpmiddelen 93/42/EEG. 2) ISO/TC 210 is een preliminary work item gestart met het doel om tot een TS of TR te komen. De scope geeft aan: The Technical Specification (TS) describes a system that can be used by manufacturers of medical devices to collect and evaluate experiences gained with their devices after placing on the market and to determine if corrective or preventive actions are necessary. Such a system can also be used for improvement of the performance or usability of devices. The document provides guidance that can be used to implement a PMS-system to fulfill the national or regional legal requirements. Korte samenvatting (o.a. wat waren kansen en bedreigingen voor de stakeholders dit kan geanonimiseerd): Er is een Nederlands belang om actief betrokken te zijn bij deze activiteit, zowel ingegeven door het onderwerp expliciet op te nemen in het voorstel voor de herziening van de Europese Richtlijn als door het actief initiëren en trekken van de ISO activiteit door RIVM. NEN heeft de belangrijkste stakeholders benaderd om hen te informeren over het ISO initiatief. Hierbij is gebleken dat de Nederlandse stakeholders geïnteresseerd zijn in dit onderwerp, maar dat het ISO initiatief veel stroever is verlopen dan van te voren werd verwacht. Hierbij hadden met namen leden van de Amerikaanse en Japanse delegaties van ISO/TC 210 grote bezwaren tegen dit initiatief. Welke typen van stakeholders zijn met name geïnformeerd? Fabrikanten en leveranciers en hun brancheverenigingen, directe gebruikers zoals ziekenhuizen alsmede zorgverleners, de overheid en toezichthouder. Resultaten: In de laatste ISO/TC 210 vergaderingen in november 2015 is uiteindelijk afgesproken dat een nieuwe stemming zal plaatsvinden met een aangepast voorstel voor het initiatief en een korte enquête om input te verzamelen vanuit de verschillende ISO leden. Vervolg (wel of geen normcommissie, platform, Linkedin groep ed.) Dit onderwerp en de nieuwe stemming zal actief worden gevolgd en van input worden voorzien door de normcommissie 301002 'Medische hulpmiddelen – Horizontale onderwerpen' die gedurende dit traject is verzelfstandigd om een specifieke focuspunt te zijn voor normalisatie op het vlak van horizontale onderwerpen binnen het domein van medische hulpmiddelen, zoals het PMS. Op 25 februari 2016 vindt de volgende bijeenkomst plaats waar dit onderwerp expliciet op de agenda staat om de Nederlandse inbreng te bespreken op het vervolg van het ISO initiatief.
Revisie EN 15224 kwaliteitsmanagement voor zorginstellingen Titel van het initiatief, wat was de aanleiding: Revisie EN 15224 kwaliteitsmanagement voor zorginstellingen - SIS heeft een New Work Item voorstel (CEN BT Dispatch 44 of 2015-11-09) ingediend voor het reviseren van de EN 15224. Revisie is noodzakelijk in verband met de publicatie van ISO 9001:2015. Het doel van deze Europese norm is kwaliteitsmanagement voor zorginstellingen aan te sluiten bij de internationale ontwikkelingen voor kwaliteitsmanagement. Korte samenvatting (o.a. wat waren kansen en bedreigingen voor de stakeholders dit kan geanonimiseerd): Kansen en wenselijkheid: - De update van EN 15224 naar de nieuwe ISO 9001 wordt wenselijk gevonden. Het liefst zo snel mogelijk; - EN 15224 wordt gewaardeerd vanwege de kwaliteitskenmerken voor zorg&welzijn en de inclusie van informatiebeveiliging, patiëntveiligheid en de nadruk op uitkomst indicatoren. Bedreigingen: - De ISO 9001 is een mogelijk alternatief voor EN 15224. Certificatie op deze norm is goedkoper voor de zorginstellingen. Kostenbesparing is een belangrijke doelstelling voor veel organisaties. In de evaluatie gaf één partij aan dat ze eigenlijk hadden verwacht dat NEN een evaluatie zou hebben uitgevoerd voordat een besluit kan worden genomen voor een herziening. Deze evaluatie heeft op CEN niveau plaatsgehad.
39
Welke typen van stakeholders zijn met name geïnformeerd? De groepen stakeholders die zijn geïnformeerd zijn : zorgverleners, brancheorganisaties van zorgverleners, verzekeraars, kennisinstituten, adviesorganisaties, toezichthoudende organisaties. De meeste zorg is besteed aan het uitzoeken van representanten de verschillende actoren in de Zorg & Welzijnssector. Resultaten: Ruim 1200 vertegenwoordigers van organisaties zijn geïnformeerd over het Europees normontwikkelingstraject en uitgenodigd deel te nemen aan de informatiebijeenkomst. 30 partijen hebben zich aangemeld voor de informatiebijeenkomst. De adviesbureaus en de toezichthoudende organisaties waren goed vertegenwoordigd en stelden als eis dat in de uiteindelijke normcommissie ook de zorgverleners goed vertegenwoordigd zouden moeten zijn. De aanwezigen ondersteunen het initiatief voor een relatief kort revisietraject. Tijdens de bijeenkomst hebben 4 partijen aangegeven deel te willen nemen aan het normalisatietraject. 9 Partijen hebben aangegeven hun mogelijke deelname af te zullen stemmen met hun leidinggevenden. Vervolg (wel of geen normcommissie, platform, Linkedin groep ed.) Voor 20 februari 2016 zullen mogelijke stakeholders NEN laten weten of zij zullen deelnemen aan de normcommissie Kwaliteitsmanagement voor zorg en welzijn.
ISO/IEC JTC1 Titel van het initiatief, wat was de aanleiding: ISO/IEC Joint Technical Committee 1 (JTC 1) is de wereldwijde entiteit voor het ontwikkelen van ICTnormen. JTC1 is een gezamenlijk comité van ISO en IEC. JTC1 is de bakermat voor open basisnormen als UNICODE en MPEG maar ook onderwerpen als informatiebeveiliging (ISO 27000 serie) en cloud computing. Het werk is verdeeld over inmiddels veertig subcommittees (SC), die elk een status hebben die vergelijkbaar is met die van een Technical Committee in ISO of IEC. Het TAFIproject ‘ISO/IEC JTC1’ is gericht op het signaleren van nieuwe initiatieven en beleidslijnen binnen ISO/IEC JTC 1 en daar de gepaste vervolgacties bij te definiëren. Die vervolgacties kunnen worden belegd bij de verschillende normcommissies die onder JTC1 vallen of bij een specifieke TAFI-opdracht voor het identificeren en informeren van bepaalde stakeholders. Korte samenvatting (o.a. wat waren kansen en bedreigingen voor de stakeholders dit kan geanonimiseerd): NEN heeft deelgenomen aan de plenaire vergadering van JTC 1, van 26 tot en met 31 oktober 2015 in Beijing. Tijdens de plenaire vergadering zijn de volgende onderwerpen ter sprake gekomen: 1. Een workshop specifiek gericht op ontwikkelingslanden om hen bekend te maken met het belang van ICT normen en de rol die JTC1 speelt. De workshop werd goed gewaardeerd en zal in 2016 in Noorwegen een vervolg krijgen; 2. JTC1 heeft ISO verzocht om de doorlooptijden bij ISO voor het publiceren van normen te verkorten; 3. JTC 1/SC 35 Activities on Accessibility:JTC1 heeft besloten dat de activiteiten van SC35 beter moeten worden gepromoot in de internationale normalisatieorganisaties. Relaties worden gelegd met IEC en ITU. NEN heeft een eerste verkenning uitgevoerd naar een New Work Item Proposal van SC35 (Web accessibility – A code of practice for the process of creating accessible web products) 4. Besloten is om internationaal te onderzoeken welke noodzaak er is om normen te ontwikkelen voor Smart Machines (vervolg op besluit 2014): : dit onderwerp is onderdeel van de TAFI naar Smart Industry 5. JTC1 heeft een JTC 1 Advisory Group (JAG) opgericht met de volgende scope en doelstellingen: a. Scope: The JTC 1 Advisory Group will advise and support the JTC 1 Chair in pursuit of the JTC 1 mission and objectives. b. Doelstellingen:
40
i. Strategic: strategic deals with longer term issues of JTC 1 strategic planning, work program and mandate ii. Managerial/steering: managerial deals with the review and evaluation of JTC 1’s near-term organizational effectiveness, and the structure and scope of JTC 1 entities iii. Operational: operational deals with day-to-day functioning of JTC 1 and its entities in support of their current objectives, and in particular with evolution of the Consolidated JTC 1 Supplement and Standing Documents to provide clear and consistent rules for JTC 1 standardization iv. Communications/outreach/marketing: outreach deals with external communications and promotion of JTC 1. 6. Oprichting van een JTC1 Working Group 11 op het gebied van Smart Cities: de werkgroep heeft de volgende doelstellingen: a. Serve as the focus of and proponent for JTC 1's Smart Cities standardization program. b. Develop foundational standards for the use of ICT in Smart Cities - including the Smart City ICT Reference Framework and an Upper Level Ontology for Smart Cities - for guiding Smart Cities efforts throughout JTC 1 upon which other standards can be developed. c. Develop a set of ICT related indicators for smart cities in collaboration with ISO/TC 268. d. Develop additional Smart Cities’ standards and other deliverables that build on these foundational standards. e. Develop and maintain liaisons with all relevant JTC 1 entities as well as with any other JTC 1 subgroup that may propose work related to Smart Cities in the future. f. Identify JTC 1 (and other organization) entities that are developing standards and related material that contribute to Smart Cities, and where appropriate, investigate ongoing and potential new work that contributes to Smart Cities. g. Engage with the community outside of JTC 1 to grow the awareness of and encourage engagement in JTC 1 Smart Cities standardization efforts within JTC 1, forming liaisons as is needed. Twee concrete voorstellen voor nieuwe normen zijn inmiddels uitgezet naar de leden van de Nederlandse Strategische Advies Groep Smart Cities. Het gaat om: a. Proposal for a New Work Item on Smart City ICT Indicators b. Proposal for a New Work Item on Smart City ICT reference Framework Welke typen van stakeholders zijn met name geïnformeerd? Specifieke stakeholders zijn benaderd voor web accessibility (overheid, adviesorganen, belangenverenigingen, ICT'ers en web ontwikkelaars) en Smart Cities ICT (gemeenten). Smart Machines is onderdeel van de verkenning naar Smart Industry. Daarvoor zijn contacten gelegd met FME, TNO en de EUR. Resultaten:
Verkenning naar web accessibility: stakeholders geïnformeerd en NL standpunt geformuleerd. Vervolgstap noodzakelijk voor het verder benaderen en informeren van stakeholders. Verkenning naar Nederlandse normalisatie-agenda voor Smart Industry n.a.v. discussie over smart machines Draagvlakpeiling voor Smart City ICT indicators: twee concrete voorstellen voor nieuwe normen zijn inmiddels uitgezet naar de leden van de Nederlandse Strategische Advies Groep Smart Cities. NEN lid van JTC1 Advisory Group
Vervolg (wel of geen normcommissie, platform, Linkedin groep ed.) Gezien het belang van vroegtijdige informatie over nieuwe ontwikkelingen en de mogelijkheden om dan al richting te geven aan de inhoud van de ISO normen voor informatietechnologie zal NEN in 2016 een soortgelijk voorstel indienen. Het JTC1 TAFI project stelt NEN in staat om op het hoogste beleidsniveau mee te praten over de mondiale IT-normen. Van daaruit worden in een vroegtijdig stadium specifieke vervolgacties gedefinieerd.
41
Postal service parcel delivery Initiatief Parcel delivery in Europa Samenvatting Er vindt op dit moment een verplaatsing plaats van briefpost naar pakketpost. Normen ter ondersteuning van briefpost zijn volop aanwezig, voor pakketpost echter nog niet. Volgens de EC staat dit een 'single market' voor parketservices in de weg. Om die reden werkt de Europese Commissie aan een standardization request met de vraag aan CEN om de ontbrekende normen te ontwikkelen. Betrokken stakeholders in NL De volgende partijen zijn geïnformeerd over deze ontwikkeling.
GS1 PostNL Thuiswinkel.org OPTA
Resultaten Naast een uitgebreid desktop onderzoek over de ontwikkelingen van e-commerce en cross-border pakketpost diensten, zijn Nederlandse stakeholders in kaart gebracht. Met enkele van deze stakeholders heeft een interview plaats gevonden. Vervolg De gesproken stakeholders herkenden de trend waar pakketpost door de toename van e-commerce steeds belangrijker wordt en in volume toeneemt. Er is daarom besloten om in de zelfde periode als de acceptatie van de standardization request van de EC een informatie middag te organiseren. Dit zal in het voorjaar 2016 zijn. De standardization request zal waarschijnlijk leiden tot grote interesse in deelname van Europese belanghebbenden. De gesproken partijen zal worden gevraagd om een bijdrage aan de informatie middag te leveren.
Urban ITS Titel van het initiatief, wat was de aanleiding Urban ITS - De Europese Commissie ziet de inzet van Intelligent Transport Systems (ITS) in stedelijke omgevingen als een prioriteit om de mobiliteit van personen te verbeteren. Eind 2015 zal de EC een 'Standardization Request' geven aan CEN om normen ter ondersteuning van Urban ITS te ontwikkelen. Het doel van deze TAFI was Nederlandse stakeholders in kaart brengen en informeren over en eventueel betrekken bij de deze nieuwe ontwikkeling. Korte samenvatting (o.a. wat waren kansen en bedreigingen voor de stakeholders dit kan geanonimiseerd): Urban ITS provides an environment of “connected transportation”— transportation where vehicles, travelers, and the infrastructure communicate with each other through various data streams. With effective Urban-ITS, the concept of mobility where the emphasis is shifting to efficiently reaching destinations rather than committing to a particular transportation mode, becomes an achievable objective. Increasingly, mobility will be experienced as a just-in-time service rather than owned as an asset. This shift is toward what is often now called “mobility on demand” and “mobility as a service”. Welke typen van stakeholders zijn met name geïnformeerd?
public transport operators (local) Policy maker
42
Road authorities Road operators ITS service providers ITS consultancy ITS technology/solution providers Car manufactures
Resultaten Het resultaat van deze TAFI is uitgebreide stakeholderanalyse en een informatiemiddag. De informatiemiddag was succesvol met meer dan 50 deelnemers uit binnen en buitenland. Het onderwerp Urban-ITS zal onder een bestaande normcommissie NC382042 Vervoerstelematica worden toegevoegd.
Audit Data Collection Initiatief Audit Data Collection In februari hebben de ISO leden een nieuw project (Audit data collection) en de oprichting van ISO/PC 295 voor de uitvoering van het project goedgekeurd. Het project richt zich op het oplossen van het probleem met de grote verschillen tussen de manieren waarop accounting software met accounting data omgaat. Het project heeft als doel een standaard data interface te ontwikkelen om zo de toegankelijkheid en transparantie in accounting te verbeteren. Samenvatting Het probleem zoals dit wordt geschetst in het voorstel (Zie bijlage A) voor oprichten van ISO/PC 295 wordt herkend door Nederlandse stakeholders. Verschillende pogingen om het probleem op te lossen zijn eerder al zonder succes ondernomen. De Nederlandse stakeholders die aanwezig waren bij de informatiemiddag verwachten niet dat het door China voorgestelde project het probleem zal oplossen. Hierbij werd benadrukt dat de voorgestelde oplossing niet meer van deze tijd is en het laat tevens zien dat veel westerse landen vooruitlopen op China m.b.t. accounting. Betrokken stakeholders De volgende partijen zijn geïnformeerd en waren aanwezig bij de informatiemiddag:
Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants Software leveranciers GEEN LEERPUNTEN.BRL consortium Algemene rekenkamer Ministerie van financiën Centraal Bureau voor de Statistiek
Resultaten De bovengenoemde partijen zijn in de periode februari – april 2015 benaderend en in een aantal gevallen heeft er een telefonisch interview plaatsgevonden. Vervolgens is er op 12 mei 2015 een informatiemiddag georganiseerd bij NEN om belanghebbende partijen te informeren over ISO Audit Data Collection en een Nederlands standpunt te formuleren. De NEN presentatie is beschikbaar in Bijlage B. Vervolg Omdat de voorgestelde oplossing niet relevant en haalbaar wordt geacht is er besloten om vanuit Nederland niet actief deel te nemen aan deze ontwikkeling. Wel worden de partijen die bij de informatiemiddag aanwezig waren graag benaderd op het moment dat er relevante veranderingen plaats vinden in ISO/PC 295.
43
Informatie-integratie en interoperabiliteit Aanleiding: Op het moment maken procesindustrie, scheepsbouw, bouw, luchtvaartindustrie, ruimtevaart enz., hun eigen normen voor het beschrijven, opslaan en uitwisselen van productgegevens. Echter, veel (deel)producten worden in meerdere sectoren gebruikt, zoals kabels en buizen. Het is praktisch deze producten zodanig te beschrijven dat die beschrijvingen in alle sectoren gebruikt kunnen worden. ISO/TC 184 ‘Automation systems and integration’ werkt aan normen voor het beschrijven en gebruiken van producten en heeft als scope: “Standardization in the field of automation systems and their integration for design, sourcing, manufacturing and delivery, support, maintenance and disposal of products and their associated services. Areas of standardization include information systems, robotics for fixed and mobile robots in industrial and specific non-industrial environments, automation and control software and integration technologies.” Door Nederlandse organisaties wordt aan deze TC meegewerkt via de NEN-commissie ‘Informatieintegratie en interoperabiliteit’. Met name de bouwsector is vertegenwoordigd in deze NEN-commissie. Om verdubbeling van werkzaamheden te voorkomen en gezien het toenemend belang van keteninformatisering is er voordeel te halen voor alle sectoren door samen te werken bij het maken van normen voor productbeschrijvingen. Deze TAFI inventariseert of organisaties in de verschillende sectoren normen gebruiken voor het beschrijven, opslaan of uitwisselen van producten en of deze organisaties mee willen werken aan de ontwikkeling van de normen hiervoor die niet sectorspecifiek zijn. Kansen voor de stakeholders:
Standaard productbeschrijvingen die in meerdere branches gebruikt worden. Productbeschrijvingen die door de hele productieketen gebruikt worden. Lagere productiekosten. Lagere designkosten. Grotere afzetmarkt. Gebruik kunnen maken van bestaande productbeschrijvingen. Verbeteren productieproces. Optimaliseren onderhoud. Helpt bij hergebruiken of afbreken van de producten.
Bedreigingen voor de stakeholders: Verlies van exclusiviteit. Niet kunnen voldoen aan de wensen van de opdrachtgever. Extra eisen aan het product en het productieproces naast de al bestaande wet- en regelgeving. Welke typen van stakeholders zijn met name geïnformeerd? Brancheorganisaties en individuele bedrijven zijn per e-mail benaderd. Resultaten: Bedrijven maken productbeschrijvingen maar die kunnen per bedrijf en zelfs per klant verschillen. Deze productbeschrijvingen worden steeds uitgebreider. Soms wordt gebruik gemaakt van
44
branche-specifieke normen. Hoewel het belang van normen wordt onderkend, was er weinig belangstelling voor ISO- en CEN-normen voor productbeschrijvingen. Omdat de normen niet sectorspecifiek zijn, waren de brancheorganisaties matig geïnteresseerd. Voor de experts was het gebruiken van ISO-normen of het meewerken eraan niet actueel. Ze leveren geen direct voordeel op. Producten moeten al voldoen aan wettelijke eisen. Normen worden ervaren extra eisen waaraan moet worden voldaan. Voor bedrijven is het van belang te voldoen aan de wensen van de klant. De angst bestond dat normen dit bemoeilijken. Ter informatie. Waarschijnlijk krijgt het onderwerp meer belangstelling nu het ‘European Multi-Stakholder Platform on ICT Standaarden (MSP)’ in haar rapport ‘MSP advice on the priority ICT standards plan’ aan ‘digital manufacturing/industry 4.0’ prioriteit heeft gegeven voor verdere ontwikkeling binnen de EU. Aanbevolen wordt dat de EC de dialoog tussen sectoren gaat faciliteren, interoperabiliteit in de ‘manufacturing sectors’ gaat promoten en bekendheid gaat geven aan de internationale ‘best cases’. Hopelijk sluit Nederland aan bij deze Europese ontwikkelingen en kan NEN hier een rol bij spelen.
Smart Industry Titel van het initiatief, wat was de aanleiding: Titel: Smart Industry. De aanleiding was het besluit van ISO om een strategic advisoy group op te richten betreffende Industry 4.0 (een van de vele benamingen voos Smart Industry). De oprichting van de strategische groep voor Smart Industry betekent de start van wereldwijde normalisatie voor Smart Industry. Het doel van het project is dan ook te zorgen dat van begin af aan de Nederlandse belangen goed vertegenwoordigd zijn in deze ontwikkelingen. Korte samenvatting (o.a. wat waren kansen en bedreigingen voor de stakeholders dit kan geanonimiseerd): Omdat Smart Industry een breed onderwerp is, is er met name gekeken op welke punten het belangrijk is om voor Nederland de focus te leggen. Kansen voor de stakeholders zijn om in een vroeg stadium hun specifieke belangen in te kunnen brengen en zo het internationale proces te beïnvloeden. Een bedreiging is wel dat juist omdat het zo een vroeg stadium is, er te snel dingen vast gelegd worden zonder dat de technologie ver genoeg ontwikkeld is. Welke typen van stakeholders zijn met name geïnformeerd? Contacten zijn gelegd met TNO (onderzoek) en FME (branche-organisatie van producenten). Resultaten: Er is een overzicht gemaakt van de specifieke sectoren waar normalisatie op dit gebied voor de Nederlandse markt van belang is. Door NEN is een overzicht gemaakt van alle internationale normalisatie activiteiten op dit gebied. Hier zijn 13 commissies binnen CEN/CENELEC, ETSI, ISO en IEC geïdentificeerd. Vervolgens is er een overzicht gemaakt van alle NEN-commissies van deze internationale commissies. Daarbij is vervolgens uitgezocht welke partijen bij NEN momenteel al betrokken zijn. Daarnaast is er bij de clustermanagers van de relevante sectoren geïnventariseerd waar bij hun cluster de belangrijkste ontwikkelingen spelen. Hier bleken met name bij de clusters KID, Zorg en Welzijn en Industrie en Veiligheid ontwikkelingen te spelen. Vervolg (wel of geen normcommissie, platform, Linkedin groep ed.) Op basis van de stakeholderanalyse en de gelegde contacten met TNO en FME moet stakeholders actief worden benaderd en kan er in overleg met belanghebbenden een platform worden opgericht. In het kader hiervan zal in 2016 een vervolg-TAFI worden aangevraagd.
45
Horizontal services Titel van het initiatief, wat was de aanleiding: CCMC heeft in mei 2015 de CEN TB geïnformeerd over een brief van de Europese Commissie over de goedkeuring van het rapport van Fase 1 van Mandaat M/517. Het onderwerp van dit mandaat is de ontwikkeling van Horizontale Normen voor Diensten. Deze horizontale normen zouden van toepassing moeten zijn op de volledige dienstensector, en niet specifiek op branches binnen die sector. Horizontale normen kunnen naast branche-specifieke normen bestaan. De Commissie heeft haar interesse getoond in drie onderwerpen rondom Horizontale Normen voor Diensten – Performance measurement, Service contracts, en Procurement Deze drie onderwerpen worden gezien als factoren die het verlenen van diensten over grenzen heen kunnen bevorderen. Daarnaast vroeg CCMC de leden van CEN de lead te nemen en een voorstel voor Fase 2 te maken. BSI heeft een dergelijk voorstel op 19 augustus 2015 ingediend bij CCMC: BT N 10085 Creation of a new CEN/TC ‘Services – Procurement, contracts and performance assessment’. Het voorstel van BSI gaf een overzicht van de mogelijke belanghebbende groepen voor dit voorstel: dienstverleners, gebruikers(verenigingen), en andere leveranciers (certificerende instellingen, opleidingsinstituten en NGOs).Naar aanleiding van dit voorstel heeft NEN een marktanalyse uitgevoerd om het Nederlandse belang in kaart te brengen. Korte samenvatting (o.a. wat waren kansen en bedreigingen voor de stakeholders dit kan geanonimiseerd): De interesse is gepeild bij 150 organisaties. Er heeft slechts één belanghebbende gereageerd op de interessepeiling. Deze belanghebbende was enkel geïnteresseerd in het stukje 'Procurement' en niet in een horizontale norm. Daarom wilde hij ook niet deelnemen aan verdere normontwikkeling. Conclusie hieruit is dat er geen behoefte is binnen de Nederlandse markt voor een horizontale norm voor diensten. Welke typen van stakeholders zijn met name geïnformeerd? De typen stakeholders die geïnformeerd zijn, zijn dienstverleners die reeds actief zijn in normalisatie, door middel van deelname aan andere normcommissies: Service Excellence, Facility Management, Outsourcing. Er zijn 150 organisaties geïnformeerd. Resultaten: Er is geen belangstelling in de Nederlandse markt voor het onderwerp Horizontale Normen voor Diensten. Vervolg (wel of geen normcommissie, platform, Linkedin groep ed.) Doordat er geen belangstelling is in de Nederlandse markt, zal er geen vervolg gegeven worden aan het onderwerp Horizontale Normen voor Diensten.
Web accessibility Titel van het initiatief, wat was de aanleiding: De aanleiding van het initiatief was document ISO/IEC JTC 1 N12716: Proposal for a New Work Item on Web accessibility – A code of practice for the process of creating accessible web products. Dit is een voorstel voor het ontwikkelen van een norm op het gebied van digitale toegankelijkheid. Korte samenvatting (o.a. wat waren kansen en bedreigingen voor de stakeholders dit kan geanonimiseerd): Het Britse normalisatie-instituut BSI heeft een voorstel gedaan bij ISO om een norm te ontwikkelen voor ‘A code of practice for the process of creating accessible web products’. Het doel van de norm in dit voorstel is de toepassing van de technische norm WCAG 2.0 (ISO/IEC 40500:2012, Information technology -- W3C Web Content Accessibility Guidelines (WCAG) 2.0 ) te bevorderen. Op dit moment heerst er binnen Nederland verwarring over de toepasbaarheid van WCAG 2.0. Vaak wordt niet onderkend, dat dit – naast technisch – een organisatorisch probleem is. Zo is bijvoorbeeld toezicht op en borging van de norm niet altijd gemakkelijk. Door middel van een informatiebijeenkomst is het belang van de Nederlandse stakeholders geïdentificeerd en is een stem op het voorstel uitgebracht. Welke typen van stakeholders zijn met name geïnformeerd?
46
De typen stakeholders die geïnformeerd zijn, zijn overheid, keuringsinstanties, adviesorganen, belangenverenigingen, ICT'ers en web ontwikkelaars. Resultaten: Op 26 november heeft een informatiebijeenkomst plaats gevonden. Hierbij is zeer constructief gediscussieerd over de Nederlandse stem op het voorstel om een ISO-norm te ontwikkelen voor web accessibility. De conclusie was dat de aanwezigen zeer geïnteresseerd zijn in het ontwikkelen van normen voor digitale toegankelijkheid, zij het op een andere manier dan BSI heeft voorgesteld. NEN heeft de stem bij ISO uitgebracht. Vervolg (wel of geen normcommissie, platform, Linkedin groep ed.) De stemming over het NWI sluit op 11 december a.s. Als de uitkomst van de internationale stemming positief is, zal NEN, in samenspraak met belanghebbenden, de Nederlandse strategie ten aanzien van web accessibility vaststellen. Het is nodig om te polsen welke belanghebbenden willen participeren en hoe de normcommissie kan worden gefinancierd. In dat geval zal een vervolg-TAFI worden aangevraagd.
IECRE Renewable Energy Conformity Assessment System Titel van het initiatief, wat was de aanleiding: Aanleiding was de oprichting Renewable Energy Conformity Assessment System "IECRE" met bijbehorende Basic Rules en het Nederlands lidmaatschap met één voorlopig Nederlands lid. IECRE bestaat uit 3 sectoren namelijk IECRE ME (Marine energy), IECRE Solar PV (Solar Photovoltaic energy) en IECRE WE (Wind energy). IECRE WE is verder ontwikkeld dan de andere 2 sectoren. Reden hiervan is dat IEC/TC 88 Wind energy generation systems als voorloper van IECRE veel activiteiten op dit gebied heeft ondernomen . Bij IECRE WE zijn voor de stakeholderstype specifieke stakeholdersgroepen (SG's) opgericht die zaken behandelen die de betreffende stakeholdersgroep aangaan. De sectoren IECRE ME en IECRE Solar PV zullen naar verwachting een vergelijkbare indeling maken. IECRE wordt op dit moment nationaal gespiegeld door de CBCE die ook de andere certificatiesystemen (IECEE, IECEx, IECQ) spiegelt. Korte samenvatting (o.a. wat waren kansen en bedreigingen voor de stakeholders dit kan geanonimiseerd): Belangrijke obstakels voor de groei van hernieuwbare energie zijn kosten, rijpheid en betrouwbaarheid van technologie, winstgevende levensduur, installatie en prestatie, integratie met bestaande energienetwerken, systeem interoperabiliteit en compatibiliteit, koppelen opwekkingscapaciteit met consument patronen (opslag oplossingen), milieu impact en maatschappelijke weerstand. Daar tegenover staan de aanjagers voor groei zoals het reduceren van fossiele brandstof en CO2 uitstoot, stimulans vanuit overheid en de markt, grote en toenemende investeringen in technologie verbeteringen, kostenreductie en Smart Grids. Binnen IECRE WE spelen diverse onderwerpen en de focus richt zich op het certificatieproces. In het algemeen kan men daarbij denken aan de onderstaande activiteiten door Certification Bodies (CB), Test Laboratories (TL), Original Equipment Manufacturers (OEM's), End user (EU): -
CB: Harmonisatie van de eisen voor het certificeringsproces; CB: het beperken / verminderen van nationale verschillen; CB: interpretatie van technische voorschriften; CB: verbetering van de certificatie- proces op basis van een brede inbreng van belanghebbenden; CB: ontwikkeling en het onderhoud van de relevante operationele documenten (ODs); CB: identificatie van aanvullende technische eisen die nodig zijn voor de IECRE WE schema's; CB: identificatie van bijkomende certificatieschema's / diensten die nodig zijn om de WE sector te ondersteunen; TL: Geharmoniseerde interpretaties van testeisen om wereldwijde acceptatie van de testresultaten te vergemakkelijken (door middel van bekwaamheidstesten);
47
-
TL: Ontwikkelen van operationele documenten (OD) voor wederzijdse beoordeling van Testhuizen; TL: Voorstellen voor verduidelijking van IEC/TC 88 meetstandaarden; TL/OEM: Commentaar geven op Clarification Sheets; OEM: Dialoog tussen Stakeholdersgroepen binnen de IECRE Wind Sector; EU: Het bevorderen van de erkenning van de IEC-certificaten, testrapporten en andere documenten; EU: De behoefte van de eindgebruikers aangeven voor de certificatie-systeem; EU: Verduidelijk van marktbehoeften voor het certificeringsproces; EU: Aanbeveling geven op het systeem om concurrentie te waarborgen voor “Levelized Cost Of Energy” (LCOE) voor wind; EU: Verbeteringen stimuleren voor veiligheid en betrouwbaarheid; EU: Een pleitbezorger zijn voor het systeem.
Binnen IECRE WE zijn in 2015 zes "Operational Documents (ODs)" en één "Clarification sheet" verschenen. IECRE ME en IECRE Solar PV staan nog in de kinderschoenen. Activiteiten die hier nu plaatsvinden gaan alle over de oprichtingsstructuur zoals Rules of Procedure, Finance, Certification Scope, Promotion & Marketing en Assessment Procedures. Inhoudelijk activiteiten over certificatieschema's (zoals bij WE) zijn hier nog niet van start. Welke typen van stakeholders zijn met name geïnformeerd? Certification Bodies Test Laboratories Original Equipment Manufacturers (OEM's) 7 End Users Resultaten: Het aantal geïdentificeerde partijen bedraagt meer dan 70 exclusief de verschillende netbeheerders, gemeentes (wind) en waterschappen (water). Waarvan meer dan 30 voor IECRE WE, bijna 40 voor IECRE ME en meer dan 20 voor IECRE Solar PV (enkele partijen zijn betrokken op meerdere velden). Met 10 partijen uit de stakeholdersgroepen "Certification Bodies", "Test Laboratories", "OEM's" is reeds contact om (eventueel met behulp van projectfinanciering) deel te nemen in IECRE (en CBCE). 2 partijen nemen per 2016 deel, 1 partij wacht tot 2017. Verder loopt dit. Bij de stakeholdersgroep "End Users" (kleine 40 geïdentificeerd) is dit veel minder het geval. Deze groep is momenteel niet of nauwelijks betrokken bij standaardisatiewerkzaamheden. Voor het benaderen van deze groep is een andere aanpak nodig (zie vervolg). Bij IECRE WE worden reeds OD's en Clarification sheets opgesteld, dit gebeurt nog niet bij IECRE ME en IECRE Solar PV. Dit heeft gevolgen voor de betrokkenheid van Nederlandse belanghebbende om deel te nemen. Ondanks dat wordt binnen de Marine sector erkenddat betrokkenheid in IECRE ME in een vroeg stadium van belang is. Vervolg (wel of geen normcommissie, platform, linked in groep ed.) Voor de stakeholdersgroepen "Certification Bodies", "Test Laboratories", "OEM's" wordt het informeren door middel van persoonlijk contact voortgezet. Op deze manier kan concreet voor de potentieel belanghebbende worden gekeken of er een belang is om te participeren in de CBCE en zo ja wat de beste vorm hierbij is. Verder verdiepen is niet noodzakelijk. Voor de "End users" is een andere aanpak nodig. Hierbij is meer toelichting en verkenning nodig van standaardisatie en certificatie in het algemeen. Hiervoor is een verdiepend onderzoek nodig.
7
Belanghebbenden die niet betrokken zijn bij het testen of productie van apparatuur: Ontwikkelaars, eigenaren, exploitanten, dienstverleners, verzekeraars, financiers, landeigenaren, bevoegd gezag en bemiddelaars (bijvoorbeeld adviseurs) van eerder genoemde.
48
IEC/TC 113 en IEC/TC 119 Titel van het initiatief, wat was de aanleiding: Diverse ontwikkelingen binnen IEC/TC 113 Nanotechnology standardization for electrical and electronic products and systems en IEC/TC 119 Printed electronics die momenteel in Nederland niet gevolgd worden. Doel van deze tafi is het identificeren en informeren van nationale stakeholders. Korte samenvatting (o.a. wat waren kansen en bedreigingen voor de stakeholders dit kan geanonimiseerd): Nanotechnologie wordt beschouwd als een van de meest belangrijke technologieën van de 21ste eeuw. Het biedt kansen voor de ontwikkeling van nieuwe producten met uitzonderlijke eigenschappen. Nanotechnologie biedt de gemeenschap een verbetering van de Quality of Life door gebruik te maken van “nano enabled” producten. Het is de verwachting dat dit soort producten op korte termijn zullen verschijnen in de energieopwekking, -rendement en –opslag; elektrische voertuigen; de volgende generatie consumentenelektronica; verlichting en andere gebieden. Nanotechnologie maakt een snelle groei door en dringt de elektrotechnische industrie binnen en daarom is er vraag naar normen op dit gebied. In IEC verband zijn op het gebied van Nanotechnologie en Printed Electronics sinds enkele jaren twee technische commissies actief. IEC/TC 113 normaliseert de technologieën op het gebied van nanotechnologie die relevant zijn voor elektrische en elektronische producten en systemen in nauwe samenwerking met andere IEC commissies en met ISO/TC 229 Nanotechnology. Nanotechnologie zal in een grote verscheidenheid aan toepassing worden gebruikt. De uit te brengen normen zullen zich richten op componenten en halffabricaten die zijn opgebouwd uit materialen op nanoschaal en processen voor elektrische of elektro-optische toepassingen. Mogelijke toepassingen zijn (deels) te vinden in: elektronica, optica, magnetisme, elektromagnetisme, elektro-akoestiek, multimedia, telecommunicatie en energieopwekking. Een van de onderwerpen die door IEC/TC 113 is geïdentificeerd als mogelijk toekomstige activiteit was Printed Electronics. Hoewel toestellen hiervoor fysiek grote afmetingen kunnen hebben, wordt vaak van nanomaterialen en nanoprocessen gebruik gemaakt voor de fabricage van deze toestellen. Het onderwerp is ondergebracht in de nieuwe technische commissie, IEC/TC 119, met als werkgebied het normaliseren van terminologie, materialen, processen, uitrusting, geprinte producten en kwaliteitsborging die in relatie staan tot de druktechnologie voor de fabricage van elektronische en elektrische toestellen. Nederlandse partijen zijn nog niet betrokken bij deze normalisatietrajecten. Aangezien deze tak van industrie nog in de kinderschoenen staat, betekent het dat als je nu meepraat je mede bepalend kunt zijn voor de komende 10/20 jaar. NEN heeft een inventarisatie gemaakt van de werkprogramma’s van beide TCs. TC 113 heeft inmiddels al 20 normen gepubliceerd en er staan nog 28 Work Items op de rol. TC 119 heeft nog geen normen gepubliceerd, maar werkt wel aan 17 normontwerpen. Aan de hand hiervan zijn mogelijke belanghebbenden in kaart gebracht. Welke typen van stakeholders zijn met name geïnformeerd? Typen stakeholders die zijn geïdentificeerd zijn: • overheid; • koepelorganisaties; • wetenschap; • brancheverenigingen; • onderzoek- en kennisinstellingen; • producerende bedrijven. Resultaten: De overheid heeft geen belang bij specifieke normen. Wel wordt in het Horizon project nanotechnologie als één van de vier key enabling technologies (KETs) beschouwd en kan vanuit Agentschap NL een lobby plaatsvinden om standaardisatie in toekomstige projecten op te nemen. Een belangrijke koepel is NanoNextNL, een koepel met meer dan 100 bedrijven, universiteiten, kennisinstituten en academische ziekenhuizen. Momenteel hebben zij een aantal thema’s/programma’s waarbij nanotechnologie een rol speelt.
49
Op wetenschappelijk gebied wordt onderzoek verricht aan o.a. de TU Twente. Er zijn en aantal brancheverenigingen gevonden, waaronder Micro- en Nanotechnologie Cluster Nederland.(Minacned), een vereniging die als doelstelling heeft het versterken van de economische activiteit gebaseerd op micro- en nanotechnologie in Nederland. Minacned kent ca. 60 leden uit onderzoekinstellingen, apparatuurbouwers, leveranciers en gebruikers van technologische componenten. Een van de geïdentificeerde onderzoek- en kennisinstellingen is TNO, lid van de koepel Point-One en oprichter van het Technologiecluster MEMS, waarin naast NXP een 7-tal MKB bedrijven deelnemen. TNO ziet bij veel partijen een duidelijke behoefte aan normalisatie. Het aantal geïdentificeerde bedrijven bedraagt meer dan 50. In de beschikbare tijd zijn konden deze niet allemaal worden benaderd. Een aantal heeft al meteen aangegeven geen belangstelling te hebben (Delft Nanotechnology; SystematIC; IMEC-NL), anderen bezinnen zich nog (o.a. ASML) en nog weer anderen (Sabic) hebben zich opgegeven voor deelname in IEC-werkgroepen. Het algemeen beeld is dat er voldoende animo lijkt te bestaan om een informatiemiddag te organiseren om de markt verder te informeren en te bezien of er voldoende bestaansrecht kan worden gevonden om tot oprichting van een normcommissie te komen. Vervolg (wel of geen normcommissie, platform, linked in groep ed.) Er zal een conceptprogramma worden opgesteld voor een informatiemiddag die in de loop van 2016 kan worden georganiseerd om de Nederlandse stakeholders breder te informeren en voor het eventueel opstarten van een (of twee) nieuwe normcommissies.
Platform Analyzers Titel van het initiatief, wat was de aanleiding: Titel: Platform Analyzers Aanleiding: Veiligheidseisen die worden gesteld aan analyseruimten na revisie van IEC 61285. Korte samenvatting (o.a. wat waren kansen en bedreigingen voor de stakeholders dit kan geanonimiseerd): Op mondiaal niveau wordt de IEC 61285 ‘Besturing van industriële processen - Veiligheid van behuizingen voor analyse-toestellen’ gereviseerd. De herziende norm zal na publicatie in 2016 worden overgenomen door Europa (CENELEC) en Nederland (NEN) en zal van groot belang worden voor de Nederlandse (proces)industrie, vanwege de veiligheidseisen die worden gesteld aan analyseruimten. Vanuit de chemische sector in Nederland is bij NEN het verzoek binnengekomen deze norm kritisch te bestuderen en te implementeren in Nederland. Daartoe wil men een platform/werkgroep voor gebruikers van analyseruimten inrichten. Door middel van een informatiebijeenkomst zullen geïdentificeerde stakeholders worden geïnformeerd over de gereviseerde norm. Welke typen van stakeholders zijn met name geïnformeerd? De typen stakeholders die geïnformeerd zijn, zijn directe gebruikers, brancheorganisaties, producenten en kennisinstellingen. Resultaten: Op dinsdag 26 januari jl. is een informatiebijeenkomst gehouden om het doel van het platform duidelijk te maken. Vervolg (wel of geen normcommissie, platform, Linkedin groep ed.) Na evaluatie tijdens de informatiebijeenkomst van 26 januari jl. zijn de aanwezigen tot de conclusie gekomen dat een platform /klankbordgroep op dit gebied raadzaam is. Een vervolgbijeenkomst staat gepland op 9 mei a.s. Doel van die bijeenkomst zal zijn: Werkterrein/scope van het platform vaststellen Categoriseren stakeholders Financiering platform
50
Platform NEN 1010 Titel van het initiatief, wat was de aanleiding: “Platform NEN 1010” Korte samenvatting (o.a. wat waren kansen en bedreigingen voor de stakeholders dit kan geanonimiseerd): De Europese 36-delige normenreeks HD 60364 wordt in Nederland geïmplementeerd in NEN 1010. Hierbij wordt zo goed als mogelijk transparantie met de Europese normenreeks gehandhaafd. Marktsignalen geven echter aan dat het eindresultaat een uitermate complex geheel is. Met dit initiatief wil de verantwoordelijke normcommissie NEC 64 onderzoeken of het haalbaar is om een klankbordgroep “Platform NEN 1010” op te richten. Deze feedback moet leiden tot het aanbrengen van verbeteringen/vereenvoudigingen in zowel nieuwe edities binnen de internationale (HD-) normenreeksen als ook nieuwe edities van de Nederlandse implementatie in NEN 1010 8
Welke typen van stakeholders zijn met name geïnformeerd? Deze klankbordgroep dient te bestaan uit vaklieden die beroepsmatig met elektrische installaties en NEN 1010 te maken hebben, en die vanuit deze beroepspraktijk feedback kunnen geven naar de normcommissie. Deze gebruikersgroep bestaat m.n. uit vertegenwoordigers van elektrotechnische installatie- en inspectiebedrijven Resultaten: Er is een informatiebijeenkomst geörganiseerd waaraan 15 stakeholders hebben deelgenomen. Daarnaast is van 18 stakeholders bericht ontvangen wel interesse te hebben in dit platform, echter waren zij verhinderd voor deelname aan de informatiebijeenkomst. Vervolg (wel of geen normcommissie, platform, linked in groep ed.) Een vervolg wordt georganiseerd op 22 april 2016. Voor dit vervolg hebben 8 stakeholders zich reeds definitief aangemeld als lid van het “platform NEN 1010”, daarnaast zullen de geïnteresseerden die een bericht van verhindering hebben toegezonden voor de informatiebijeenkomst nogmaals vrijblijvend uitgenodigd worden voor deelname/kennismaking. Ondanks een wat tegenvallende belangstelling is het besluit tot een vervolg van dit “platform NEN 1010” met name gebaseerd op de toegevoegde waarde die de klankbordgroep moet gaan inbrengen bij de lopende ontwikkelingen ontwikkelingen betreffende de norm NEN 1010 en hieraan gerelateerde normproducten.
Integratie HD 60346 reeks (IEC) in NEN 1010 Titel van het initiatief, wat was de aanleiding: Integratie van de IEC HD 60364 reeks in NEN 1010 Korte samenvatting (o.a. wat waren kansen en bedreigingen voor de stakeholders dit kan geanonimiseerd): De Europese 36-delige normenreeks HD 60364 wordt momenteel in Nederland geïmplementeerd in NEN 1010. Marktsignalen geven aan dat het eindresultaat een uitermate complex geheel wordt. Met dit initiatief wil NEN belanghebbende partijen identificeren en informeren, zodat nadrukkelijk bij de belangen van deze stakeholders bij de integratie aangesloten wordt . Welke typen van stakeholders zijn met name geïnformeerd? Deze stakeholdergroep bestaat uit vaklieden die beroepsmatig met elektrische installaties en NEN 8
Fabrikanten, onderzoekers, gebruikers, leveranciers, certificeer-instanties, etc
51
1010 te maken hebben.. Deze gebruikersgroep bestaat m.n. uit vertegenwoordigers van elektrotechnische installatie- en inspectiebedrijven Resultaten: Er is een informatiebijeenkomst georganiseerd waaraan 15 stakeholders hebben deelgenomen. Daarnaast is van 18 stakeholders bericht van verhindering ontvangen maar blijkt uit de reactie wel interesse te bestaan voor het onderwerp. Vervolg (wel of geen normcommissie, platform, Linkedingroep ed.) Tijdens de uitvoering van het project bleek een achttal belanghebbenden interesse te hebben voor een zogenaamd Platform NEN 1010. Op 22 april 2016 zal daartoe een oprichtingsbijeenkomst worden georganiseerd. Ook de geïnteresseerden die een bericht van verhindering hebben toegezonden voor de informatiebijeenkomst zijn vrijblijvend uitgenodigd voor kennismaking en eventuele deelname. Het besluit tot een vervolg van dit “platform NEN 1010” is met name gebaseerd op de toegevoegde waarde die de klankbordgroep moet gaan inbrengen bij de lopende ontwikkelingen betreffende de norm NEN 1010 en hieraan gerelateerde normproducten.
Smart Cities Titel van het initiatief, wat was de aanleiding: Smart Cities Dit project is een vervolg op 2014. De groei van de wereldbevolking, die gepaard gaat met toenemende urbanisatie en de noodzaak voor verduurzaming, vraagt van (grotere) steden om op een slimme manier naar de toekomst te kijken. Een integrale aanpak van maatschappelijke vraagstukken al dan niet gepaard met technologische oplossingen en afstemming tussen diverse sectoren binnen steden en met de burger is hierbij cruciaal. Hoe kunnen steden verbinden met industrie en kennisinstellingen om de juiste keuzes te maken en relevante (best) practices te delen? En hoe zorg je vervolgens voor marktacceptatie, opschaling en export van innovaties binnen steden, regio’s en (inter)nationaal? Veel Steden zoeken samen met hun directe partners naar houvast en (transsectorale) afstemming om hun stad ‘Smart’ te maken. Dit vraagt om ondersteunende, breed gedragen afspraken en leidraden die vertrouwen creëren voor investeringen en verdere innovatie. Afspraken (normen of standaarden) op verschillende niveaus: strategie, organisatie & processen en techniek (interoperabiliteit en toegankelijkheid voor infrastructuur, systemen en diensten). Korte samenvatting (o.a. wat waren kansen en bedreigingen voor de stakeholders dit kan geanonimiseerd): In 2015 is Smart Cities verder uitgegroeid als hot-topic en vinden o.a. deze ontwikkelingen plaats: Markt (privaat – publiek): • Steden bieden proeftuinen voor industrie en onderzoek voor bottom-up innovatie en zijn vervolgens zoekende hoe deze projecten te delen, door ontwikkelen en opschalen. • De industrie biedt steden innovatieve Smart City oplossingen, echter zijn steden vaak huiverig/terughoudend voor implementatie uit oogpunt van o.a. supplier- of technologie lock-ins, interoperabiliteit met mogelijk toekomstige toepassingen en open data & privacy issues. Steden hebben behoefte aan criteria voor opdrachtverstrekking, gezamenlijke oplossingen en investering op common-issues en handvatten voor strategie en procesontwikkeling voor smart city projecten. • Er zijn diverse nationale netwerk(organisaties) actief met een eigen focus, werkprogramma en achterban, zoals Digitale Steden Agenda, Platform31 (online platform Smart Cities), G32/G5, VNG, RVO en AgendaStad (ministeries EZ, BZK, I&M met citydeals). Tevens zijn er vele internationale smart city netwerken en consortia gevormd. Europese Commissie (EC): • De EC heeft vanuit het European Innovation Partnership Smart Cities & Communities (EIP-SSC) diverse Horizon2020-projecten gelanceerd, o.a. over city information platforms, frameworks, indicators en metrics. De rol van normalisatie en standaardisatie is expliciet benoemd. Normalisatie: • Vanuit diverse landen zijn normalisatie-en standaardisatieinitiatieven gestart op zowel sectorspecifieke als holistische integrale Smart City onderwerpen op zowel nationaal, Europees als mondiaal niveau. Een voorbeeld is de ISO Technical Committee (TC268) ‘Sustainable Cities
52
•
•
and communities’ waarin deelnemende landen holistische normen of standaarden ontwikkelen zoals ‘framework/guide to establishing strategies for smart cities’, ‘city indicators’ en ‘infrastructure metrics’. Voor afstemming van werkprogramma’s en om samenwerking te coördineren tussen de (inter)nationale normalisatienetwerken (ISO, IEC, ITU) onderling en met andere normalisatie- en standaardisatieorganisaties zijn diverse taskforces ingericht. NEN faciliteert vertegenwoordiging en belangenbehartiging van Nederland op coördinerend en strategisch niveau. Voor informatieverstrekking en strategiebepaling van normontwikkeling en -toepassing heeft NEN i.s.m. ruim 16 partners de Nederlandse Strategische AdviesGroep Smart Cities (NLSAG-SC) opgericht, zie ook www.nen.nl/smartcities.
Gezien bovenstaande ontwikkelingen en het feit dat de internationale markt voor Smart City oplossingen dermate aantrekt en normalisatie en standaardisatie hierbij een belangrijke en steeds meer erkende rol spelen, is het voor de Nederlandse markt van belang om de dienstverlening van NEN optimaal te kunnen benutten. Enerzijds zijn er vele normcommissies die vanuit een bestaande sector aan Smart City gerelateerde onderwerpen werken. Maar anderzijds is er behoefte aan de integrale en overkoepelende strategiebepaling van normontwikkeling met als uitgangspunt de behoeften en prioriteiten vanuit de steden. Hiervoor is een structurele verbinding nodig met de steden en hun partners/(netwerk)organisaties, zoals Digitale Steden Agenda, Platform31, G32/G5, VNG, RVO en AgendaStad. Het blijkt wederzijds niet haalbaar en efficiënt om normalisatie of standaardisatie bij iedere organisatie apart te agenderen of hen bij de bestaande normcommissies te betrekken. En aangezien het in Nederland ontbrak aan een gestructureerde nationale groep van keystakeholders heeft NEN i.s.m. enkele organisaties de Nederlandse Strategische AdviesGroep Smart Cities (NLSAG-SC) opgericht. De NLSAG-SC bestaat uit de leden (vertegenwoordiging markt), een voorzitter (markt) en facilitering en ondersteuning vanuit NEN (secretariaatsvoering en business development). In 2015 is het ledenaantal gegroeid tot 16 organisaties bestaande uit 5 gemeenten (Amsterdam, Den Haag, Eindhoven, Utrecht en Rotterdam), Geonovum, Ministerie IenM, RVO, RWS, Alliander, TUDelft, TNO, CBS, Digitale Steden Agenda, Platform31, PBLQ, NEN en Strateq (voorzitter). Om als stad smart en resilient te worden dient het totale stedelijk functioneren van systemen en processen in integrale samenhang te worden betrokken. Het bepalen van strategische keuzes gebaseerd op visie is daarbij het begin van het transitieproces en vormt de basis voor eventuele normen of standaarden.. Normen en standaarden bevorderen markacceptatie, opschaling en interoperabiliteit van bottum-up innovaties en creëren vertrouwen voor investeringen. Om steden beter voor te bereiden op de ingrijpende en uitdagende veranderingen van de stedelijke processen en systemen is behoefte aan strategie en leiderschap; vanuit NLSAG-SC wordt hier mede invulling aan gegeven. De NLSAG-SC heeft zich de volgende doelen gesteld: • Het optimaliseren van Smart City cross sector interoperabiliteit en toegankelijkheid van infrastructuren, systemen en diensten in een multi-stakeholder proces binnen nationale netwerken en dit af te stemmen met Europese en mondiale netwerken. • Het ontwikkelen van een nationale, breed gedragen strategie en afstemming daarvan met betrekking tot standaardisatie en normalisatie voor Smart Cities op het gebied van aanpak, proces en techniek. • Ondersteunen van gemeenten en andere partners op gemeenschappelijke onderwerpen (common issues) door o.a. het delen en desgewenst (laten) ontwikkelen van best practices en normen en standaarden. • Aansluiten op nationale en internationale ontwikkelingen in normalisatienetwerken. Het oprichtingsproces van de NLSAG-SC heeft voor alle organisaties een verbeterd inzicht in elkaars belangen, rollen en mogelijkheden voor synergie opgeleverd en draagt daarmee bij aan de vorming van een landelijk ecosysteem smart cities. Tevens is de awareness, de informatieverstrekking en de invloed op gerelateerde normalisatie en standaardisatie verbeterd. Welke typen van stakeholders zijn met name geïnformeerd? Gemeenten en hun netwerkorganisaties, (semi-)overheden, ZBOs, onderzoek, opleiders, advies en in geringe mate industrie (reeds vertegenwoordigd in normcommissies)
53
Resultaten: In 2015 zijn inspanningen verricht om een Nederlandse adviesgroep voor strategiebepaling van normontwikkeling en –toepassing rondom Smart Cities structureel bijeen te brengen door vanuit een samenwerking met enkele partners te starten en deze door te laten groeien. Eind 2015 bestaat de groep uit 16 organisaties en heeft zich een aantal doelen gesteld (zie samenvatting). De oprichting van de Nederlandse Strategische AdviesGroep Smart Cities (NLSAG-SC) heeft voor alle organisaties een verbeterd inzicht in elkaars belangen, rollen en mogelijkheden voor synergie opgeleverd en draagt daarmee bij aan de vorming van een landelijk ecosysteem smart cities. De organisaties DSA, NEN, Platform31 en RVO hebben met elkaar de intentie uitgesproken om de samenwerking tussen elkaars netwerken te vergroten en beter te benutten met behoud van de individuele focus (coalitie van coalities). Vanuit de prioritering en strategiebepaling kan NLSAG-SC adviseren over de aanpak en verbinding met NEN’s brede normcommissienetwerk (multi-stakeholder, privaat-publiek) ter aanvulling van werkprogramma’s rondom Smart Cities. De awareness, de informatieverstrekking en de invloed op Smart City gerelateerde normalisatie en standaardisatie is verbeterd. NEN heeft hiertoe de genoemde partijen (en achterbannen) middels bijeenkomsten van NLSAG-SC geïnformeerd. Daarnaast zijn in 2015 de volgende activiteiten ontplooid (voor een groter bereik van stakeholders): - Informeren over bestaande en nieuwe normen en normalisatietrajecten om 1) toe te passen en lopende projecten te katalyseren, 2) deelname en invloed aan nieuwe normtrajecten te faciliteren en 3) positiebepaling en bevordering van exportkansen voor Nederlandse oplossingen. - Gedeeltelijk volgen van ISO/TC268 ‘Sustainable development in communities’. Doel is een actievere deelname in 2016. - Voeren van gesprekken met steden en hun partner/netwerkorganisaties voor vergroting awareness, informatieverstrekking en behoeftepeiling voor normalisatie en standaardisatie. - Interessepeiling en opstarten NL Strategische Advies Groep Smart Cities i.s.m. partners - Organiseren van 5 bijeenkomsten van NLSAG-SC voor informeren en strategiebepaling rondom normontwikkeling en –toepassing. - Deelname aan netwerk en bestuurlijke bijeenkomsten van Platform31, DSA en AgendaStad. - Deelname en kennisdeling met Geonovum en projectpartners rond Stadsindicatoren (toepassing ISO37120). - Vertegenwoordiging en belangenbehartiging van NL door deelname aan diverse Smart Cities taskforces in het normalisatienetwerk en delen van informatie met NLSAG-SC leden en achterban. - Informeren en verzorgen van deelname door steden aan ISO demand-side survey. - Deelname aan Smart Cities events ter oriëntatie en kennisdeling. - Uitbreiden stakeholdersanalyse. - Webpagina voor informatiedeling en behoeftepeiling www.nen.nl/smartcities - Berichtverspreiding via netwerken van DSA en Platform31, NEN website, NEN emailnieuwsbrief publiek, Linkedin en Twitter. Vervolg (wel of geen normcommissie, platform, Linkedin groep ed.) NEN zal in samenspraak met de leden van Nederlandse Strategische AdviesGroep Smart Cities (NLSAG-SC) werken aan de gestelde doelen. Tevens zal verdere invulling gegeven worden aan de samenstelling en positionering van NLSAG-SC binnen een landelijk ecosysteem Smart Cities. Binnen het kader van TAFI krijgt dit project in 2016 geen vervolg.
54