SWV 30‐09
De Langstraat VO
Coördinator: De heer L. van Duijn
Partners in Passend Onderwijs zinvol en betekenisvol omgaan met verschillen vanuit gedeelde expertise in inspirerend leren: levensecht en actueel Stichting SWV VO De Langstraat 30‐09, postbus 259, 5140 AG Waalwijk, Rek.nr. 155.809.237
Postadres: De Gaard 4 5146 AW Waalwijk Telefoon: 0416‐333069 Mail:
[email protected]
“Het kapitaal staat op het veld”
Bijlagen bij Concept Ondersteuningsplan 30-09 2014-2018
Datum Herzien Status Bestuur Door
: : : : :
19 december 2013 03/02/2014, 25/02/2014, 18/03/2014, 23/04/2014 Definitief 16/12/2013 L. van Duijn, voorzitter en coördinator a.i. H. Keesenberg, procesbegeleider
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Inhoud Bijlage I
Statuten
Bijlage II
Aansluitingsovereenkomst
Bijlage III
“Kapitaal staat op het veld”
Bijlage IV
Functiebeschrijving zorgcoördinator
Bijlage V
Reglement Ondersteuningsplanraad
Bijlage VI
Directiestatuut
Bijlage VII
Model Procedure OOGO van de VNG
Bijlage VIII
Ontwikkelingsperspectief
Bijlage IX
Waarderingskader VO
Bijlage X
Meerjarenbegroting
Bijlage XI
Handelingswijzers
Bijlage XII
Personele inzet
Bijlage XIII
Een passend onderwijsprogramma voor alle leerlingen in het VO
Bijlage XIV
Plaatsbekostiging
Bijlage XV
Dekkend aanbod onderwijsondersteuning Saltho
Bijlage XVI
Korte karakteristiek scholen St. Biezonderwijs
Bijlage XVII
Toelating en criteria nieuwe en zittende leerlingen
Bijlage XVIII
Basisondersteuning
Bijlage XIX
Invoering financieel
Bijlage XX
Kaderstellende uitspraken, concept notitie
Bijlage XXI
Privacyreglement ZAT
Bijlage XXII
Privacyreglement ACT
Bijlage XXIII
Trajectbegeleider ACT
Bijlage XXIV
Taken AB’ers en rol in scholen
Bijlage XXV
Visie op ondersteuning
Bijlage XXVI
Stroomschema zittende leerling
Bijlage XXVII
Stroomschema nieuwe leerling
Bijlage XXVIII
Herindicatie zittende (V)SO- leerlingen
Bijlage XXIX
Themabrief passend onderwijs januari 2014 – Onderwijsgeschillen
Bijlage XXX
Ondersteuning Externe dienst, Mytylschool Tilburg, cluster 3
Bijlage XXXI
Begroting 2014-2015
Bijlage XXXII
Protocol medisch handelen en medicijnverstrekking
Bijlage XXXIII
Regeling bezwaar toelaatbaarheid
Ondersteuningsplan 30-09
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Bijlage I - Statuten
Ondersteuningsplan 30-09
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Bijlage II – Aansluitingsovereenkomst
Ondersteuningsplan 30-09
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Bijlage III – “Kapitaal staat op het veld”
Ondersteuningsplan 30-09
HET KAPITAAL STAAT OP HET VELD Notitie voor het samenwerkingsverband passend onderwijs VO 30‐09: Gemeenten: Aalburg, Heusden, Loon op Zand, Waalwijk, Woudrichem
Versie 280512 1
Inleiding
Per 1 augustus 20121 zal er sprake zijn van een aantal stevige wijzigingen in de WVO en WEC als het gaat om zorgplicht voor het schoolbestuur en de verantwoordelijkheden in een nieuw samenwerkingsverband (in het vervolg SWV) voor gezamenlijke schoolbe‐ sturen. Inwerkingtreding is met een jaar uitstel verschoven naar 1 augustus 2014. Een belangrijke mijlpaal is de vorming van een rechtspersoon die uiterlijk per 1 novem‐ ber 2013 moet zijn gerealiseerd. De volgende mijlpaal is 1 februari 2014, de datum waarop het ondersteuningsplan voor dient te liggen bij de ondersteuningsplanraad. Dit ondersteuningsplan moet vervolgens 1 mei 2014 naar de inspectie worden verzonden. In deze notitie wordt de grondverf van het nieuwe samenwerkingsverband passend on‐ derwijs 30‐09 (in het vervolg SWV) weergegeven. Na een paragraaf over de samenstel‐ ling is een overzicht gegeven van de wettelijke eisen die aan een SWV worden gesteld, vervolgens worden in de paragrafen “bestuurlijk”, “toewijzing en inzet middelen”, “sa‐ menwerking”, “verantwoording” en “het ondersteuningsplan” concept‐besluiten gefor‐ muleerd. In de bijlagen zijn in bijlage 1 model statuten opgenomen, in bijlage 2 een concept‐ basisprofiel en in bijlage 3 de “marsroute 2012‐2014”. Het kapitaal op het veld is het motto van het zorgplan van het huidige samenwerkingsverband 56.00 “De Langstraat”, het samenwerkingsverband wil de mensen en middelen zo veel mogelijk inzetten voor het primaire proces van onderwijs en zorg. In het zorgplan 2011‐2012 is op pagina 10 de visie van het SWV aangegeven.
Henk Keesenberg,
WKonderwijsadvies 28 mei 2012
1
Het wetsvoorstel zal door de Eerste Kamer worden behandeld en naar verwachting voor 1‐8‐2012 in de Staatscourant zijn gepubliceerd.
2
1.
Het SWV in beeld
Najaar 2011 is door de minister van OCW een definitief concept opgeleverd van de nieuwe samenwerkingsverbanden passend onderwijs. Voor het SWV vormen de scholen en locaties in de gemeenten Aalburg, Heusden, Loon op Zand, Waalwijk, Woudrichem het nieuwe SWV. Het gaat daarbij om de volgende vestigingen: Willem van Oranje (Waalwijk en Wijk en Aalburg), SG De Overlaat (Waalwijk), Scholengroep De Langstraat (Mollercollege Waalwijk, Mollercollege Kaatsheuvel, Walewyc Waalwijk en D’Outremontcollege Drunen), AOC De Prinsentuin (Andel) en PrO MET (Waalwijk). Als het gaat om het voortgezet speciaal onderwijs (VSO) zijn er geen besturen die een vestiging in de Langstraat hebben, als we kijken naar de leerlingstromen voor zowel de leerlingen in het VSO als de ambulante begeleide (AB) leerlingen en we nemen de scholen met 202 of meer leerlingen zien we de volgende scholen Cluster 3: Klimop School (Den Bosch – 37,) Mytylschool Tilburg (AB leerlingen ‐ 25) Cluster 4: De Rietlanden (Den Bosch – 26), De Zwengel (Vught ‐25) en De Keyzer (AB leerlingen ‐ 104). NB per 1‐10‐2010 was er een andere groep VSO scholen met meer dan 20 leerlingen, het zal steeds gaan om een inhoudelijke afweging, niet een kwantitatieve. De besturen van deze scholen kunnen om toelating tot het bestuur van het SWV vragen (de zgn. opting in maatregel, en mogen niet geweigerd worden. NB overigens is er in de wet geen minimum aantal leerlingen genoemd, dus ook andere VSO besturen kunnen om toelating vragen). Zij zijn evenals de VO besturen volwaardig lid van het bestuur. Voor de kengetallen: zie de uitreik van het ministerie van OCW met de 1‐10‐2011 gegevens. 2. De wetgeving
Wat is een SWV? Allereerst inzicht in de samenstelling van een SWV Eisen aan de samenstelling Uiterlijk 1 november 2013 moeten de besturen die scholen/vestigingen voor voortgezet onderwijs en scholen/vestigingen voor voortgezet speciale scholen cluster 3 en 4 on‐ derwijs hebben in een aangegeven gebied zich organiseren middels een privaatrechtelij‐ ke rechtspersoon (vereniging of stichting). In de statuten wordt verplicht de scheiding tussen bestuur en toezicht te regelen, tevens wordt het verplicht een geschillenregeling op te nemen. 2
Het getal 20 is een arbitrair getal, het is gekozen om daarmee aan te geven dat het om een substantieel aantal leerlingen gaat die dan wel vanuit het SWV op het VSO zitten, dan wel ambulant worden begeleid.
3
Besturen van VSO scholen/vestigingen die niet in de regio zijn gevestigd kunnen om toe‐ lating vragen tot het bestuur. Die toelating mag niet worden geweigerd (ook wel opting in genoemd). Een belangrijke taak van het bestuur van het SWV is het vaststellen (minimaal 1x per 4 jaar) van het ondersteuningsplan en het toezenden ervan naar de inspectie van het on‐ derwijs (voor 1 mei). Voordat men het ondersteuningsplan vaststelt moet er (op over‐ eenstemming gericht overleg) plaatsvinden met de gemeenten die de geografie van het SWV bepalen. Gemeenten en bestuur van het SWV moeten voor dit overleg een procedu‐ re (inclusief geschillenregeling) vaststellen. Daarnaast moet het ondersteuningsplan worden afgestemd met één of meerdere SWV voor primair onderwijs. Om het ondersteuningsplan vast te kunnen stellen dient het bestuur van het SWV het plan voor te leggen aan een nieuw gremium: de ondersteuningsplanraad (WMS artikel 4a). Deze raad wordt samengesteld uit de oudergeledingen en de personeelsgeledingen van de MR’en van de aangesloten schoolbesturen en heeft instemmingsrecht. Uiterlijk 1 februari 2014 dient het ondersteuningsplan te worden aangeboden. Conclusie: de besturen dienen een rechtspersoon op te richten en het bestuur van de rechtspersoon (= het SWV) dient minimaal 1 keer per 4 jaar een ondersteuningsplan op te stellen, daar overleg over te voeren, deze vast te stellen en naar de inspectie te sturen. overzicht van de eisen van het ondersteuningsplan: Per 1 mei 2014 moeten het SWV een ondersteuningsplan (OP) hebben ingeleverd. Dit plan moet voldoen aan een aantal voorwaarden op grond van de wetswijzigingen pas‐ send onderwijs. De inhoud van het plan kan worden ontleend aan de wetgeving en het referentiekader.
Wetsvoorstel en Memorie van Toelichting Het ondersteuningsplan omvat in elk geval
De wijze waarop een samenhangend geheel van voorzieningen voor extra ondersteuning binnen en tussen de scholen wordt ge‐ organiseerd met als doel dat leerlingen een ononderbroken ont‐ wikkelingsproces kunnen doormaken en leerlingen die extra on‐ dersteuning nodig hebben een zo passend mogelijke plaats in het onderwijs krijgen. Inclusief het niveau van basisondersteuning geldend voor alle scholen.
De afspraken (procedure en criteria) die de bevoegde gezagsorga‐ nen hebben gemaakt over de verdeling, besteding en toewijzing van de middelen voor extra ondersteuning en de voorzieningen 4
voor extra ondersteuning aan de scholen, inclusief een meerjaren‐ begroting.
De procedure en de criteria voor de plaatsing van leerlingen op scholen voor voortgezet speciaal onderwijs.
De procedure en het beleid met betrekking tot de terugplaatsing of overplaatsing naar het voortgezet onderwijs voor leerlingen van wie de duur van de toelaatbaarheidsverklaring is afgelopen.
De beoogde en bereikte kwalitatieve en kwantitatieve resultaten van het onderwijs aan leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben.
De manier waarop ouders worden geïnformeerd over de voorzie‐ ningen voor extra ondersteuning in het samenwerkingsverband en over onafhankelijke ondersteuning
De afspraken die zijn gemaakt over de overdracht van middelen voor zware ondersteuning voor leerlingen die na de jaarlijkse tel‐ datum van 1 oktober instromen in het voortgezet speciaal onder‐ wijs.
De afspraken die zijn gemaakt over de overdracht van middelen (personeel en materieel) aan het voortgezet speciaal onderwijs na de peildatum (tussen 2 oktober en 31 juli) en de afspraken indien er sprake is van een ontoereikend budget voor deze overdracht.
Het eerste ondersteuningsplan omvat de procedure en het beleid met betrekking tot de terugplaatsing of overplaatsing naar het voortgezet onderwijs dan wel voortgezet verblijf op de school voor voortgezet speciaal onderwijs cluster 3 en 4
Het schoolondersteuningsprofiel wordt betrokken bij het onder‐ steuningsplan. (Het SWV mag daarbij geen onredelijke eisen stel‐ len aan scholen.)
Toevoegingen referentiekader De wijze van samenwerking en afstemming met de (landelijke) voorziening(en) voor cluster 1 en 2. De wijze waarop in samenwerking met ketenpartners de multidis‐ ciplinaire beoordeling en integrale indicering en aanpak vorm krijgen op schoolniveau en op het niveau van het samenwerkings‐ verband. 5
De afspraken tussen en binnen swv PO en VO omtrent een effec‐ tieve overdracht van leerlingen naar een andere sector, school of opleiding.
Het SWV kan een orthopedagogisch‐didactisch centrum als een voorziening aanduiden. De PCL adviseert over PrO en over LWOO (WVO artikel 17a lid 10a en 11). Conclusie: het SWV moet zich beraden op de onderwerpen van het ondersteuningsplan en telkenmale bezien welke elementen centraal en welke decentraal kunnen worden uitgevoerd. In ieder geval zal centraal geregeld moeten zijn: a. WMS procedure b. Overleg met gemeenten en andere SWV’en. c. Vaststelling resultaten en verantwoording in jaarverslag en jaarrekening d. Overdracht na 1 oktober voor VSO e. Aandeel in de overdracht bij tekorten in het budget f. De informatievoorziening aan ouders g. Overleg met de rijksinspectie (indien aan de orde) h. De 1e keer: een besluit over de herindicatie van VSO leerlingen binnen 2 jaar. i. Besluit over de inzet van middelen en de financiële huishouding regelen j. Besluit over de organisatie van het SWV
Directe instroom in het VSO: Het blijft mogelijk dat ouders hun kind direct aanmelden vanuit het SO, bijvoorbeeld op de leeftijd van 12/13 jaar. (vandaag de dag ca. 60%) Dergelijke kinderen hebben dan een verklaring van het SWV nodig. Aangezien er niet bij een VO school wordt aangemeld is er niet een schoolbestuur van een reguliere school die zorgplichtig is, zal een dergelijke aanmelding niet herleidbaar zijn tot een school. Het SWV zal dus een voorziening moeten treffen, te denken valt aan een PCL‐achtig con‐ struct met een website en telefoonnummer en een verwijzing in iedere schoolgids.
6
Indien ouders eerst aanmelden bij een VO school kan die school een eigen systematiek van diagnosticeren hanteren. Het eind van het traject zal wel altijd moeten zijn dat het SWV een verklaring voor VSO afgeeft. Conclusie: Ieder SWV zal een voorziening moeten treffen voor directe aanmeldingen voor een verklaring voor de toelaatbaarheid tot het VSO. Zorgtoewijzing Zoals reeds in de vorige alinea is geconcludeerd moet ieder SWV een voorziening treffen voor het verkrijgen van een verklaring. De wetgever geeft daarbij een aantal verdere verplichtingen: Het SWV a. draagt er zorg voor dat deskundigen in elk geval het SWV adviseren over de toe‐ laatbaarheid tot het VSO (artikel 17a lid 12) b. moet een adviescommissie instellen bij bezwaar tegen een verklaring (artikel 17a lid 12 met inachtneming van artikel 7:13 van de AWB) c. beschrijft in het OP (ondersteuningsplan) procedure en criteria voor plaatsing op het VSO d. bepaalt in de verklaring de duur en het bekostigingsniveau bij een VSO plaatsing e. beschrijft het beleid inzake terugplaatsing of overplaatsing voor leerlingen van wie de verklaring is verstreken. Conclusie: Het SWV moet besluiten nemen over de punten a t/m e, waarbij in ieder geval de bezwarencommissie centraal moet worden geregeld. Het continuüm aan zorg In het wetsvoorstel wordt – met name in de Memorie van Toelichting – het SWV verant‐ woordelijk gemaakt voor de aanwezigheid van voldoende arrangementen voor kin‐ deren die extra ondersteuning behoeven, zowel als het om een deel van de lichte als de zware ondersteuning gaat. Het bestuur van het SWV zal dan – zeker bij een meer gede‐ centraliseerd beleid – goed zicht moeten hebben op de aanwezigheid van voldoende voorzieningen. Het SWV zal immers door de inspectie (zie artikel 3 WOT) hierop worden getoetst. Hiermee samenhangend is het verband tussen het OP en de schoolondersteuningspro‐ fielen van de afzonderlijke scholen voor VO en VSO. In de MvT wordt gesproken over een nauwe inhoudelijke samenhang tussen de keuzes m.b.t. de ondersteuning die op schoolniveau en op SWV niveau wordt gemaakt. Bij een meer gedecentraliseerde orga‐ nisatie van het SWV zal de som van alle schoolondersteuningsprofielen in ieder geval tot een dekkend net van arrangementen moeten leiden. Het SWV kan hierbij eisen stellen aan de schoolondersteuningsprofielen (WVO artikel 17a lid 7).
7
Conclusie: het bestuur van het SWV moet goed inzicht hebben in de mate van dekkend‐ heid van voorzieningen voor alle kinderen. Informatievoorziening Het is duidelijk dat als ouders of direct willen aanmelden bij het VSO of informatie willen over het dekkend net aan voorzieningen of externe partners inzicht willen in de organi‐ satie van het SWV men ergens dat type informatie moet kunnen verkrijgen. Ook moet er informatie worden gegeven over de mogelijkheden van onafhankelijke ondersteuning (bijvoorbeeld de onderwijsconsulenten). Conclusie: het SWV moet een centrale informatievoorziening organiseren. Inrichting Het bestuur van het SWV i.o. dient er zorg voor te dragen dat voor 1 november 2013 de rechtspersoon notarieel wordt opgericht met instemming van alle deelnemende school‐ besturen. Het bestuur in oprichting bepaalt de toekomstige direc‐ tie/coördinatiestructuur van het samenwerkingsverband. Tevens wordt gewerkt aan het tot stand brengen van het eerste ondersteuningsplan dat voor 1 februari 2014 gereed moet zijn. Er wordt met werkgroepen gewerkt ten aanzien van alle onderwerpen die in het ondersteuningsplan geregeld moeten worden. De on‐ derwerpen van het ondersteuningsplan worden verder uitgewerkt en geconcretiseerd in een begroting met (meer)jarenplanning. (zie de marsroute in bijlage 3). Het bestuur draagt er zorg voor dat de bekostiging per 1 augustus 2014 kan plaatsvin‐ den; dit betekent het registreren van het samenwerkingsverband bij DUO, het aanvragen van werkgeversnummer bij UWV, aanmelden bij de Belastingdienst, ABP etc. De wetgever stelt een meerjarenbegroting verplicht. Conclusie: Op centraal niveau dienen zaken als financiële huishouding en contacten met DUO geregeld te worden.
3. Bestuurlijk
Alle besturen voor VO en de betrokken VSO besturen in onze regio zijn via een aanslui‐ tingsovereenkomst aangesloten bij de stichting 30‐09 VO. De stichting kent een alge‐ meen bestuur en een directeur/bestuurder. Het algemeen bestuur functioneert als toe‐ zichthouder, de directeur als bestuurder). Het bestuur is verantwoordelijk voor een 3‐tal functies:
8
a. De communicatie – het gaat hierbij om de communicatie voor ouders en externe partijen en vooral ook om de informatie over de ondersteuningsstructuur van 30‐ 09. b. Monitoring heeft betrekking op de leerlingstromen en de kwalitatieve ontwikke‐ lingen en financiën kan gedacht worden aan de planning en control cyclus, de verantwoording van de inzet van middelen (via de schoolbesturen) en de meerja‐ ren begroting. c. De Kern‐PCL (in ieder geval voor de huidige functie) en het expertise netwerk (zie verder op blz. 11 onder het kopje expertisemodel).
organogram
Bestuur SWV Directeur = bestuur AB = toezicht
Monitoring en communicatie
financiën
PCL en expertise netwerk
Concept‐besluit 1: de geschetste bestuurlijke vormgeving vertalen in statuten (zie in de bijlage een model).
Toewijzing en inzet van middelen Bij de verder uitwerking van de verdeelsystematiek wordt rekening gehouden met een kleine overhead op het niveau van het SWV, hiervoor is telkens in de tekstvakken een indicatie gegeven. Als er sprake is van personeel hoeft dit zeker niet te betekenen dat dit personeel in dienst is van het SWV. Als er over ‘middelen’ wordt gesproken gaat het over de geldstromen die door OCW “be‐ kostiging lichte ondersteuning” en de “normbekostiging” worden genoemd (zie de uit‐ reik van OCW).
9
Toewijzing van middelen vindt plaats volgens een drietal principes. 1. Schoolmodel (= vaste voet): Elke school krijgt een deel van de middelen voor lichte en zware ondersteuning. Indien een leerling wordt verwezen, wordt deze leerling door die school bekostigd gedurende de verblijfsduur op het VSO (aangezien er sprake is van directe aftrek door DUO voor de deelname aan het VSO moet dit nader worden uitgewerkt). Indien een school een leerling naar het VSO verwijst wordt dit geregistreerd en ontvangt de betreffende school (op T basis)een factuur. De school geeft aan in welke (“prijs”)categorie (zie de uitreik van OCW voor de bedragen) een leerling hoort en voor welke termijn. De monitorfunctie van het SWV30‐09 verstrekt vervolgens een verklaring aan de ouders. Dit impliceert dat er geen “verwijzingscommissie” behoeft te worden ingericht voor verwijzingen vanuit het VO. 2. Leerlingmodel: Wel zijn er 3 groepen leerlingen die de inzet van een (werknaam) “Kern PCL” passeren, dit zijn: a. een specifieke groep kinderen. Dit zijn de kinderen die vanuit het SO doorstro‐ men naar het VSO vanwege hun zeer specifieke ondersteuningsvraag. Hierbij kan gedacht worden aan meervoudig gehandicapten met een IQ < 50. Voor deze groep kinderen geldt dus een solidariteitsprincipe. b. VSO leerlingen die een herindicatie behoeven in de 1e twee schooljaren. c. Daarnaast moeten de overige leerlingen die vanuit het SO het advies krijgen naar het VSO te gaan langs deze commissie (voor de groep onder a. zal dit een hamer‐ stuk zijn). De Kern PCL zal vervolgens, in overleg met een VO school, indien er sprake kan zijn van een arrangement in het VO, een advies voor regulier VO ge‐ ven. De huidige PCL zal worden omgezet met wellicht één of meerdere andere leden in een Kern‐PCL en behoudt haar huidige taken. Eveneens zal centraal een bezwarencommissie moeten worden ingericht (wellicht sa‐ men met andere SWV’en). Centraal: meldadres voor ouders (website) en de Kern PCL leden. Personeel: telefonist en trajectbegeleider(s). Kern PCL: des‐ kundigheid en kennis van de profielen van cluster 3 en 4 kinderen en VO scholen. Een financieel adres. Personeel: financieel medewerker Een monitor voor de verwijzing. Personeel: administratieve kracht.
10
De derde stroom: 3. Expertisemodel: Het expertisenetwerk/plusvoorziening, Veilige route, Schakelroute, Rebound en MET PrO vormen een kennisnetwerk waar de scholen gebruik van kunnen maken, evenals de functies Herstart/Op de Rails en Time out. Uiteraard zal hier ook de expertise van het VSO een plek krijgen In het toekomstige budget voor zware ondersteuning zit ook (per 1‐8‐2014) het school‐ deel van de huidige Rugzakken en (per 1‐8‐20153) het deel ambulante begeleiding. De verdeelmethodiek naar de scholen impliceert dat iedere school zelf verantwoordelijk is voor het oplossen van – eventueel aanwezige ‐ formatieve problematiek in verband met het verplaatsen van de Rugzakmiddelen van de scholen naar het bestuur van het SWV. Voorbeeld: SG De Overlaat kent op 1‐10‐2012 30 Rugzakleerlingen. Dit betekent een budget van ca. € 100.000,‐. Bij de verdeling van de middelen “zware ondersteuning” zal aanvankelijk rekening worden gehouden met de historische situatie, maar gaandeweg zal de verde‐ ling plaatsvinden naar rato van het aantal leerlingen per school. Dit betekent dat SG de Overlaat op termijn minder middelen dan nu voor Rugzakken zal ontvangen. Met de formatie zal hier derhalve rekening mee moeten worden gehouden. Concept‐besluit 2: Wij stemmen in met de verdeel systematiek naar de scholen. Onderzocht moet worden of er bij de vaste voet rekening moet worden gehouden met de instroom (casus De Overlaat). Concept‐besluit 3 De taak van de Kern PCL wordt uitgebreid i.v.m. het adviseren over de 3 genoemde groepen leerlingen. Concept‐besluit 4: Het SWV werkt met een kennisnetwerk zoals geschetst in het zorgplan 2012 en aange‐ vuld met expertise van het VSO. Concept‐besluit 5: De overhead van SWV 30‐09 wordt door de werkgroep bestuur en organisatie verder uitgewerkt.
3
In dat schooljaar geldt nog wel een herbestedingsverplichting voor het AB deel)
11
Indien er sprake is van het korten op het budget “zware ondersteuning” door DUO zal de financiële monitor aangeven welk(e) school (of scholen) worden aangeslagen voor het veroorzaken van deze korting. Indien de korting dermate omvangrijk is dat er sprake is van – door DUO ‐ korten op de lumpsum, zal er eveneens onderling worden verrekend. Dit geldt ook voor de situatie waarbij de middelen tekort schieten voor bekostiging van het VSO op de af te spreken peildatum na 1 oktober. Aangezien verwijzingen op T‐basis worden vergoed aan de centrale kas en DUO werkt met T‐1 kan deze verrekening centraal geschieden. (moet verder worden uitgewerkt). Concept‐besluit 6: Men stemt in met de methodiek van verrekening 4. Samenwerking
Indien scholen willen samenwerken is dit een zaak van die scholen, wel geldt hiervoor een melding zodat een ieder van elkaars producten en diensten op de hoogte is en – eventueel – kan aangeven te willen participeren. De normale procedure is dat de directeur van het SWV in overleg met de directeuren zorg en vervolgens de zorg coördinatoren een advies opstelt over activiteiten van het SWV. In deze structuur van beleidsontwikkelingen kan het ook zo zijn dat één of meer‐ dere scholen een plan indienen dat door het SWV – mede – wordt bekostigd. Dit kunnen ook gezamenlijke scholingsvoorstellen betreffen. Centraal: website. Personeel: webmaster
Concept‐besluit 7: Indien één of meerdere scholen extra ondersteuning aanbieden wordt dit centraal gere‐ gistreerd. 5. De ondersteuningsstructuur
Het bestuur van 30‐09 zal moeten toezien dat er sprake is van een dekkend geheel van ondersteuningsarrangementen. Een werkgroep heeft een instrument ontwikkeld waar‐ door voor ieder bestuur er op een vergelijkbare manier inzicht ontstaat welke onder‐ steuningsmogelijkheden ons SWV kent. Voor het adequaat kunnen uitvoeren van de zorgplicht is het immers noodzakelijk dat er een goed beeld is van de aanwezige arran‐ gementen (ook voor ouders en externe partijen). In het SWV is het voor alle scholen bekend hoe de basisondersteuning er uit dient te zien, dit zal worden uitgewerkt. 12
. Centraal: inhoudelijk medewerker die gevoed wordt door de scholen als het gaat om mogelijkheden voor extra ondersteuning en speciale arrangementen. Op de website is er een “educatieve ondersteuningskaart”.
Concept‐besluit 8: Alle scholen hanteren in ieder geval het toetsingskader (zorg en begeleiding) van de in‐ spectie, vertaald in standaarden en indicatoren als minimumeis (zie bijlage 2)
6. Verantwoording
Jaarlijks wordt aan de hand van een af te spreken format informatie verzameld over de inzet van de middelen lichte en zware ondersteuning en over de kwaliteit van de basis en extra ondersteuning. Verantwoording moet ook gezien worden als elkaar controleren, maar vooral als elkaar inspireren. Centraal: Directeur/bestuurder die de gegevens verzamelt en samenvat in een inhoudelijk jaarverslag.
Concept‐besluit 9: Verantwoording kan worden uitgewerkt (conform een model jaarverslag van de VO raad). 7. Het ondersteuningsplan
Voor het opstellen van het ondersteuningsplan wordt door de coördinator een concept ondersteuningsplan opgesteld. Na consent in het bestuur van het SWV zorgt de coördi‐ nator voor de afstemming met het PO, het OOGO met gemeente(n) en de procedure met de ondersteuningsplanraad. Concept‐besluit 10. Er wordt ingestemd met de procedure om tot een ondersteuningsplan (inclusief over‐ legstructuur) te komen (zie ook de marsroute in bijlage 3). 13
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Bijlage IV – Functiebeschrijving zorgcoördinator
Ondersteuningsplan 30-09
Zorgcoördinator 1.
Functie-informatie
Salarisschaal Werkterrein Activiteiten
10 Onderwijsproces Leerlingbegeleiding en -zorg
2. Context De werkzaamheden worden uitgevoerd ten behoeve van VMBO, HAVO en VWO aan het ……. De zorgcoördinator draagt, onder verantwoordelijkheid van de directie, zorg voor de coördinatie van de werkzaamheden in het kader van de leerlingbegeleiding en zorgactiviteiten, levert een bijdrage aan de beleidsontwikkeling en kwaliteit, begeleidt medewerkers bij de uitvoering van leerlingbegeleiding en zorgactiviteiten, levert een bijdrage aan de uitvoering van het zorgaanbod, de leerlingbegeleiding en het onderwijs door het bijwonen van relevante interne overlegsituaties en het onderhouden van de regionale contacten. 3. 1.
Werkzaamheden Coördineert de werkzaamheden in het kader van de leerlingbegeleiding en zorgactiviteiten door: ∗ Het bewaken van het proces van leerlingbegeleiding en zorgactiviteiten; ∗ Het organiseren en voorzitten van overleg tussen leraren, gespecialiseerde ondersteuners en zorgteam; ∗ Het bespreekbaar maken en afstemmen van handelingsplannen in overleg met leraren, gespecialiseerde ondersteuners en eventueel andere belangstellenden; ∗ Het zorgdragen voor de globale planniing (tijdpad) en coördinatie van de diverse onderzoeken in het kader van zorg aan leerlingen; ∗ Het bewaken van de terugkoppeling van gegevens naar leraren, gespecialiseerde ondersteuners en andere belanghebbenden; ∗ Het vastleggen van afspraken voor het plannen van evaluatiegesprekken en het bewaken van de voortgang; ∗ Het zorgdragen voor de invoeging van het handelingsplan in het leerlingendossier; ∗ Het zorgdragen voor externe doorverwijzing van leerlingen en terugkoppeling ervan; ∗ Het onderhouden van externe contacten die voor de leerlingenzorg van belang zijn; ∗ Het analyseren van zorgactiviteiten, het toetsen van verslagen van leerlingbesprekingen en het coördineren van nieuwe ontwikkelingen inzake leerlingenzorg; ∗ Het analyseren van zorgactiviteiten of nieuwe ontwikkelingen binnen het vakgebied; ∗ Het bestuderen en analyseren van leerlinggegevens, ontwikkelen van procedures, protocollen en afspraken met betrekking tot leerlingenzorg, het opstellen van beleidsnotities over leerlingbegeleiding.
2.
3.
4. 4. •
• •
Levert een bijdrage aan de beleidsontwikkeling en kwaliteit van de leerlingbegeleiding en zorgactiviteiten door: ∗ Het uitwerken van ideeën en het opstellen van beleidsnotities over leerlingbegeleiding; ∗ Het opstellen van het jaarlijkse zorgplan van de school/sectoren, het bewaken van de uitvoering daarvan; ∗ Het bestuderen en analyseren van leerlingengegevens; ∗ Het coördineren van activiteiten inzake de uitvoering van het innovatiebeleid; ∗ Het coördineren van ontwikkelingen inzake leerlingenzorg; ∗ Het deelnemen aan relevante externe beleids- en werkgroepen; ∗ Het bewaken en bevorderen van de kwaliteitszorg inzake de uitvoering van de zorgactiviteiten en leerlingbegeleiding; ∗ Het afstemmen van het aanbod leerlingenzorg van de school op het regionale zorgaanbod en samenwerkingsverband; ∗ Het analyseren van zorgactiviteiten, het toetsen van verslagen van leerlingbesprekingen en het coördineren van nieuwe ontwikkelingen inzake leerlingenzorg; ∗ Het analyseren van zorgactiviteiten of nieuwe ontwikkelingen binnen het vakgebied; ∗ Het bestuderen en analyseren van leerlinggegevens, ontwikkelen van procedures, protocollen en afspraken m.b.t. leerlingenzorg, het opstellen van beleidsnotities over leerlingbegeleiding. Geeft begeleiding aan medewerkers bij de uitvoering van leerlingbegeleiding en zorgactiviteiten door: ∗ Het adviseren over en stimuleren van de professionalisering van medewerkers met betrekking tot zorgactiviteiten en leerlingbegeleiding; ∗ Het begeleiden en coachen van medewerkers. Is voorzitter van het intern zorgoverleg, is voorzitter van het ZAT. Kader, bevoegdheden & verantwoordelijkheden De zorgcoördinator is verantwoording schuldig aan de (afdelings)directeur voor wat betreft de coördinatie van de leerlingbegeleiding en zijn bijdrage aan de beleidsontwikkeling en kwaliteitszorg en uitvoering van het zorgplan en de leerlingbegeleiding. De zorgcoördinator werk binnen vastgestelde theoretische kaders van belang voor de uitvoering van zijn taak inzake zorgplan en leerlingbegeleiding en wet- en regelgeving van belang bij de uitvoering van de werkzaamheden. De zorgcoördinator neemt beslissingen bij het doorverwijzen van leerlingen en ten aanzien van de voortgang van het proces van leerlingbegeleiding en de verdere ontwikkeling ervan en bij de inhoud van beleidsvoorstellen en aanpassingsvoorstellen.
5. Kennis en vaardigheden De zorgcoördinator beschikt over: ∗ HBO denk- en werkniveau; ∗ Brede kennis en praktijkkennis op het gebied van de school/sector en van algemene onderwijskundige ontwikkelingen; ∗ Brede en diepgaande kennis van zorgactiviteiten en leerlingbegeleiding met name ten aanzien van leerlingen met leerproblemen en/of sociaal-emotionele en/of gedragsproblemen en van het te voeren beleid van de school/sector; ∗ vaardigheid in het bemiddelen en onderhandelen bij belangentegenstellingen; ∗ vaardigheid in het organiseren en coördineren van het proces van zorgverlening en leerlingbegeleiding; ∗ vaardigheid in het implementeren van nieuwe ontwikkelingen inzake (de zorgverbreding van) de leerlingbegeleiding; ∗ kennis van begeleidings- en adviesmethodieken en –mogelijkheden, en vaardigheid in het toepassen ervan; ∗ vaardigheid in het analyseren van problemen en het zoeken naar passende oplossingen; ∗ communicatieve en sociale vaardigheden; ∗ kennis van externe hulpverleningsinstanties; ∗ kennis van het voortgezet (praktijk)onderwijs en specifieke begeleiding van leerlingen met problemen en/of sociaal-emotionele en/of gedragsproblemen; ∗ affiniteit tot leerlingbegeleiding en leerlingenzorg. 6. Contacten De zorgcoördinator onderhoudt contacten met: de (sector)directeur en afdelingsleiders om informatie uit te wisselen, afstemming te verkrijgen en beslissingen te nemen ten aanzien van de coördinatie van zorgactiviteiten en de leerlingbegeleiding; leraren/docenten, gespecialiseerde ondersteuners en andere interne hulpverleners (orthopedagoog, schoolmaatschappelijk werker, remedial teaching) om informatie uit te wisselen en afstemming te verkrijgen; externe hulpverlening bij en over het doorverwijzen van leerlingen; interne en externe commissies en werkgroepen om informatie uit te wisselen en afstemming te verkrijgen; relevante beleids- en werkgroepen en deelnemers van netwerkbijeenkomsten om ervaringen uit te wisselen, nieuwe ontwikkelingen te evalueren en kennis te verbreden.
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Bijlage V –Reglement Ondersteuningsplanraad
Ondersteuningsplan 30-09
REGLEMENT ONDERSTEUNINGSPLANRAAD Stichting 30‐09 VO “Langstraat”
Toelichting vooraf Bij de in het reglement genoemde termijnen gaat het steeds om werkbare of lesweken, ‐dagen of –maanden.
Hoofdstuk 1
Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsbepalingen a. wet: de Wet medezeggenschap op scholen (Stb. 2006, 658) ‐ WMS; b. bestuur: het bestuur van het samenwerkingsverband; c. OPR: de ondersteuningsplanraad van het samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 4a van de wet; d. scholen: de scholen als bedoeld in artikel 17a, tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs; e. ouders: de ouders, voogden of verzorgers van de leerlingen van de scholen; f. leerlingen: leerlingen in de zin van de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet op de Expertise Centra; g. personeel: het personeel dat in dienst is dan wel ten minste 6 maanden te werk gesteld is zonder benoeming bij ten minste één van de scholen; h. geleding: de afzonderlijke groepen van leden, als bedoeld in artikel 4a, tweede lid, van de wet; en i. reglement: dit medezeggenschapsreglement. Artikel 2 Werkingsduur en wijzigingen reglement 1. Het reglement treedt in werking op één december 2013 2. Het bestuur legt het reglement en elke wijziging daarvan als voorstel voor aan de OPR en stelt het (gewijzigde) reglement slechts vast voor zover het na overleg al dan niet gewijzigde voorstel de instemming van ten minste twee derde deel van het aantal leden van de OPR heeft verworven. 3. Het eerste reglement heeft een werkingsduur van een jaar. Drie maanden voor het verstrijken van het eerste jaar legt het bestuur aan de OPR een voorstel voor een nieuw reglement voor.
Hoofdstuk 2
Inrichting van de OPR
Artikel 3 OPR 1. Aan het samenwerkingsverband is een OPR verbonden. Artikel 4 Leden OPR 1. De leden van de OPR wordt afgevaardigd volgens de bepalingen van dit reglement. 2. Leden worden paritair afgevaardigd door of uit de MR’en van de volgende acht organisaties:
1
Bestuur
School
Gevestigd
*OMO scholengroep De Langstraat
van Haestrechtcollege Dr. Mollercollege Walewyc MAVO d’Oultremontcollege Prinsentuin MET-praktijkonderwijs
Kaatsheuvel Waalwijk Waalwijk Drunen Andel Waalwijk
*ROC West-Brabant *Stichting voor praktijkonderwijs in de Langstraat *Stichting Willem van Oranje
Willem van Oranje College Willem van Oranje College *St. Samenwerkingsschool “De Overlaat” SG De Overlaat *Stichting Biezonderwijs De Keijzer VSO De Bodde *Scholengemeenschap Mytylschool Mytylschool Tilburg *Stichting Salto VSO De Rietlanden
Waalwijk Wijk en Aalburg Waalwijk Tilburg Tilburg Tilburg Tilburg/Den Bosch
3. De afgevaardigden van de Prinsentuin worden afgevaardigd door de ondernemingsraad (personeelslid) en uit de deelnemersraad/ouderraad (ouder/leerling). 4. Het aantal leden van de OPR bedraagt a. acht leden die afgevaardigd zijn uit het personeel; en b. acht leden die afgevaardigd zijn uit de ouders/leerlingen 5. Het aantal leden uit de ouder‐/leerlinggeleding en uit de personeelsgeleding is aan elkaar gelijk. Artikel 5 Zittingsduur leden 1. De zittingsduur van de leden van de OPR bedraagt vier jaar, waarbij de na ommekomst van die termijn er sprake is van een jaarlijks aftreden van een derde deel van de ouders en een derde deel van het personeel. 2. Een lid van de OPR treedt na zijn zittingsperiode af en kan terstond opnieuw worden afgevaardigd, met een maximum van twee termijnen 3. Een lid dat ter vervulling van een tussentijdse vacature is afgevaardigd, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij is afgevaardigd, zou moeten aftreden. 4. Behalve door periodieke aftreding eindigt het lidmaatschap van de OPR: a. door overlijden van het lid; b. door opzegging door het lid; c. zodra het lid geen personeelslid, ouder of leerling meer is, of d. door onder curatele stelling. Artikel 6 Onverenigbaarheden 1. Personen die deel uitmaken van het bevoegd gezag van een van de scholen, het bestuur dan wel het intern toezicht als bedoeld in artikel 24e van de Wet op het voortgezet onderwijs, kunnen geen zitting nemen in de OPR. 2. Een personeelslid dat is opgedragen om namens het bestuur op te treden in besprekingen met de OPR kan niet tevens lid zijn van de OPR.
2
Hoofdstuk 3
Afvaardiging leden OPR
Artikel 7 Organisatie afvaardiging 1. De afvaardiging van de leden van de OPR geschiedt door middel van het gestelde in artikel 4 van dit reglement. Artikel 8 Tussentijdse vacature 1. In geval van een tussentijdse vacature wijst de OPR tot opvolger van het betrokken lid aan de kandidaat uit de desbetreffende geleding die blijkens de afvaardiging, bedoeld in artikel 4, eerste lid, daarvoor in aanmerking komt.
Hoofdstuk 4
Taken, bevoegdheden en verplichtingen OPR
Artikel 9 Vergaderingen OPR 1. De vergaderingen van de OPR zijn openbaar, tenzij de OPR anders besluit. 2. Indien bij een vergadering of een onderdeel daarvan een persoonlijk belang van een van de leden van de OPR in het geding is, kan de OPR besluiten dat het betrokken lid aan die vergadering of dat onderdeel daarvan niet deelneemt. De OPR kan tegelijkertijd besluiten dat de behandeling van de desbetreffende aangelegenheid in een besloten vergadering plaatsvindt. Artikel 10 Overleg met bestuur 1. Het bestuur en de OPR komen bijeen indien de OPR dan wel het bestuur daarom onder opgave van redenen verzoekt. 2. Indien twee derde deel van de leden van de OPR en de meerderheid van elke geleding dat wensen, voert het bestuur de in het eerste lid bedoelde bespreking met elke geleding afzonderlijk. 3. De directeur van het SWV voert namens het bestuur het overleg, als bedoeld in dit reglement, met de OPR. 4. Op verzoek van de OPR of op verzoek van de directeur van het SWV] kan het bestuur besluiten de directeur van het SWV te ontheffen van zijn taak om een bespreking namens het bestuur te voeren. 5. Op verzoek van de OPR voert het bestuur in bijzondere gevallen zelf de besprekingen met de OPR. Onder bijzondere gevallen verstaat de OPR in ieder geval de situatie dat er gebruik wordt gemaakt van de geschillenregeling in de statuten en indien er een aanwijzing is van de inspectie van het onderwijs. Artikel 11 Initiatiefbevoegdheid OPR 1. De OPR is bevoegd tot bespreking van alle aangelegenheden het samenwerkingsverband betreffende. Hij is bevoegd over deze aangelegenheden aan het bestuur voorstellen te doen en standpunten kenbaar te maken. 2. Het bestuur brengt op deze voorstellen binnen twee maanden een schriftelijke, met redenen omklede reactie uit aan de OPR. 3. Alvorens over te gaan tot het uitbrengen van deze reactie, stelt het bestuur de OPR ten minste eenmaal in de gelegenheid met hem overleg te voeren over de voorstellen van de OPR.
3
Artikel 12 Algemene taken OPR 1. De OPR bevordert naar vermogen openheid en onderling overleg in het samenwerkingsverband. Artikel 13 Wijze informatieverschaffing Het bestuur stelt de informatie die de OPR nodig heeft voor het uitoefenen van zijn taken, op een toegankelijke wijze beschikbaar. Onder ‘op een toegankelijke wijze’ wordt verstaan: op een wijze waardoor de informatie begrijpelijk, relevant en helder is voor de uitoefening van de taken van de OPR. Artikel 14 Jaarverslag 1. De OPR stelt jaarlijks voor één juni een jaarverslag vast en maakt dit bekend aan alle betrokkenen. Artikel 15 Geheimhouding 1. De leden van de OPR zijn verplicht tot geheimhouding van alle zaken die zij in die hoedanigheid vernemen en ten aanzien waarvan het bestuur dan wel de OPR hun geheimhouding heeft opgelegd of waarvan zij, in verband met opgelegde geheimhouding, het vertrouwelijke karakter moeten begrijpen. Het voornemen om geheimhouding op te leggen wordt zoveel mogelijk vóór de behandeling van de betrokken aangelegenheid meegedeeld. 2. Degene die de geheimhouding, zoals bedoeld in het eerste lid van dit artikel, oplegt, deelt daarbij tevens mede welke schriftelijk of mondeling verstrekte gegevens onder de geheimhouding vallen en hoelang deze geheimhouding duurt, alsmede of er personen of aangelegenheden zijn ten aanzien van wie of waarvan de geheimhouding niet in acht behoeft te worden genomen. 3. De plicht tot geheimhouding vervalt niet door beëindiging van het lidmaatschap van de OPR dan wel doordat het lid geen personeelslid dan wel ouder meer is. Artikel 16 Instemming ondersteuningsplan Het bestuur behoeft de voorafgaande instemming van de OPR met betrekking tot de vaststelling of wijziging van het ondersteuningsplan als bedoeld in artikel 17a van de Wet op het voortgezet onderwijs. Artikel 17 Termijnen instemming 1. De OPR besluit binnen zes weken tot instemming of onthouding van instemming met betrekking tot het voorgenomen ondersteuningsplan. Deze termijn gaat lopen vanaf het moment dat de OPR het verzoek tot instemming heeft ontvangen. Op verzoek van de OPR verlengt het bestuur deze termijn met maximaal drie weken. Toelichting Voor het eerste ondersteuningsplan gelden de volgende wettelijke data: Het bestuur van het samenwerkingsverband moet het eerste ondersteuningsplan uiterlijk 1 februari 2014 ter instemming voorleggen aan de OPR. OPR spreekt zich uit binnen 4 weken (uiterlijk 01‐03‐2014). Bij onthouden van instemming geldt dat het bestuur binnen 2 weken naar Landelijke geschillencommissie WMS kan gaan. De Landelijke geschillencommissie WMS doet uiterlijk 15 april uitspraak. Hierop is geen beroep mogelijk bij de Ondernemingskamer gerechtshof Amsterdam. Uiterlijk 1 mei 2014 moet het eerste ondersteuningsplan naar de inspectie worden gestuurd.
4
2. De OPR besluit binnen zes weken tot instemming of onthouding van instemming met betrekking tot het medezeggenschapstatuut en medezeggenschapsreglement, elke wijziging daaronder begrepen. Deze termijn gaat lopen vanaf het moment dat de OPR het verzoek tot instemming heeft ontvangen. Op verzoek van de OPR verlengt het bestuur deze termijn met maximaal drie werkbare weken. Toelichting Overschrijding van deze termijn door de OPR wordt niet aangemerkt als een instemming met het voorgenomen medezeggenschapstatuut en medezeggenschapsreglement, elke wijziging daaronder begrepen.
Hoofdstuk 5
Inrichting en werkwijze OPR
Artikel 18 Voorzitter en secretaris 1. De OPR kiest uit zijn midden een voorzitter, een plaatsvervangende voorzitter, een penningmeester en een secretaris. 2. De voorzitter, of bij diens verhindering de plaatsvervangende voorzitter, vertegenwoordigt de OPR in rechte. Artikel 19 Uitsluiting leden OPR 1. De leden van de OPR komen de uit het lidmaatschap van de OPR voortvloeiende verplichtingen na. 2. De OPR kan tot het oordeel komen dat een lid de in het eerste lid bedoelde verplichtingen niet nakomt, indien het betrokken lid: a. ernstig nalatig is in het naleven van de bepalingen van de wet of het reglement; b. de plicht tot geheimhouding als bedoeld in artikel 23 hierboven schendt; of c. een ernstige belemmering vormt voor het functioneren van de OPR. 3. Ingeval van een oordeel als bedoeld in het tweede lid kan de OPR met een meerderheid van ten minste twee derde deel van het aantal leden besluiten het betrokken lid te wijzen op zijn verplichtingen dan wel het betrokken lid verzoeken zich terug te trekken als lid van de OPR dan wel het betrokken lid uitsluiten van de werkzaamheden van de OPR voor de duur van ten hoogste drie maanden. 4. De OPR pleegt ingeval van het in het tweede lid bedoelde oordeel en ingeval van een voornemen als bedoeld in het derde lid zoveel als mogelijk overleg met de leden van de medezeggenschapsraden waardoor het betrokken lid is afgevaardigd, rekening houdend met de vertrouwelijkheid van gegevens. 5. Een in het tweede lid bedoeld oordeel wordt schriftelijk aan het betrokken lid kenbaar gemaakt. 6. Een in het derde en vierde lid bedoeld besluit kan niet worden genomen, dan nadat het betrokken lid in de gelegenheid is gesteld schriftelijk kennis te nemen van de tegen hem ingebrachte bezwaren en tevens in de gelegenheid is gesteld zich daartegen te verweren, waarbij hij zich desgewenst kan doen bijstaan door een raadsman. Artikel 20 Betrokkenheid werkzaamheden 1. De OPR informeert – in ieder geval – alle betrokkenen van het SWV middels vastgestelde verslagen en jaarverslagen van de OPR. 2. De OPR stelt de betrokkenen op actieve wijze in staat tot reacties op het gestelde in lid 1. 3. De OPR kan docenten en ouders/leerlingen raadplegen. Artikel 21 Huishoudelijk reglement
5
1. De OPR stelt, met inachtneming van de voorschriften van het reglement en de wet, een huishoudelijk reglement vast. 2. In het huishoudelijk reglement wordt in ieder geval geregeld: a. de taakomschrijving van de voorzitter en secretaris; b. de wijze van bijeenroepen van vergaderingen; c. de wijze van opstellen van de agenda; d. de wijze van besluitvorming; en e. het quorum dat vereist is om te kunnen vergaderen. 3. De OPR zendt een afschrift van het huishoudelijk reglement aan het bestuur.
Hoofdstuk 6
Regeling overige geschillen
Artikel 22 Geschillenregeling overige geschillen Op verzoek van het bestuur dan wel de OPR beslist de landelijke commissie voor geschillen als bedoeld in artikel 30 van de wet overeenkomstig diens reglement in geschillen tussen het bestuur en de OPR waarvoor de wet niet in een geschillenregeling voorziet. De uitspraak van de commissie is bindend. Aldus vastgesteld op 22 april 2014 Namens het bestuur van de stichting SWV Langstraat, De heer L. van Duijn, coördinator van het SWV.
6
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Bijlage VI – Directiestatuut
Ondersteuningsplan 30-09
SWV 30‐09
De Langstraat VO
Coördinator: De heer L. van Duijn
Partners in Passend Onderwijs zinvol en betekenisvol omgaan met verschillen vanuit gedeelde expertise in inspirerend leren: levensecht en actueel Stichting SWV VO De Langstraat, postbus 259, 5140 AG Waalwijk, Rek.nr. 155.809.237
Postadres: De Gaard 4 5146 AW Waalwijk Telefoon: 0416‐333069 Mail:
[email protected]
Directiestatuut
Datum Herzien Status Bestuur Door
: : : : :
22 april 2013 18/06/2013, 04/09/2013, 08/10/2013, 22/01/2014 Concept 13/05/2013, 17/06/2013, 16/09/2013, 04/11/2013 L. van Duijn, voorzitter CPS
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Inhoud Artikel 1 Definitiebepalingen ................................................................................................... 4 Artikel 2 Vaststelling en wijziging van het directiestatuut ............................................................ 5 Lid 1 ................................................................................................................................ 5 Lid 2 ................................................................................................................................ 5 Artikel 3 Taken en bevoegdheden bestuur................................................................................. 5 Lid 1 ................................................................................................................................ 5 Lid 2 ................................................................................................................................ 6 Lid 3 ................................................................................................................................ 6 Artikel 4 Taken en bevoegdheden directeur ............................................................................... 7 Lid 1 ................................................................................................................................ 7 Lid 2 ................................................................................................................................ 7 Artikel 5 Taken en bevoegdheden schoolondersteuningsoverleg ................................................... 8 Lid 1 ................................................................................................................................ 8 Lid 2 ................................................................................................................................ 8 Lid 3 ................................................................................................................................ 8 Artikel 6 Submandaat ............................................................................................................ 8 Lid 1 ................................................................................................................................ 8 Lid 2 ................................................................................................................................ 9 Lid 3 ................................................................................................................................ 9 Artikel 7 Rapportage .............................................................................................................. 9 Lid 1 ................................................................................................................................ 9 Lid 2 ................................................................................................................................ 9 Lid 3 ................................................................................................................................ 9 Artikel 8 Schorsing en vernietiging van besluiten ..................................................................... 10 Lid 1 .............................................................................................................................. 10 Lid 2 .............................................................................................................................. 10 Artikel 9 Werkingsduur......................................................................................................... 10 Artikel 10 Slotbepalingen...................................................................................................... 10 Lid 1 .............................................................................................................................. 10 Lid 2 .............................................................................................................................. 10 Lid 3 .............................................................................................................................. 10 Lid 4 .............................................................................................................................. 10
Directiestatuut
22 januari 2014
3
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Artikel 1 Definitiebepalingen In dit directiestatuut wordt verstaan onder: Bestuur
het bestuur van Stichting Samenwerkingsverband VO De Langstraat 30-09: de rechtspersoon als bedoeld in artikel 17a van de Wet op het voortgezet onderwijs.
DGO
het decentraal georganiseerd overleg met de vakorganisaties zoals bedoeld in artikel 40a Wet op het voortgezet onderwijs.
Directeur
de directeur van het samenwerkingsverband, krachtens mandaat belast met o.a. de dagelijkse gang van zaken binnen het samenwerkingsverband, en die voorts daarop rechtstreeks aanspreekbaar is door het bestuur.
Mandaat
de machtiging door het bestuur waarbij een bevoegdheid wordt gegeven aan een ander tot het in naam en onder verantwoordelijkheid van het bestuur uitoefenen van taken en bevoegdheden.
Medezeggenschapsraad
de medezeggenschapsraad van het samenwerkingsverband.
Ondersteuningsplan
het plan als bedoeld in artikel 17a van de Wet op het voorgezet onderwijs waarbinnen de schoolbesturen die bij het samenwerkingsverband zijn aangesloten afspraken maken over de manier waarop alle leerlingen in het samenwerkingsverband zo goed mogelijk de passende ondersteuning kunnen krijgen die zij nodig hebben.
Ondersteuningsplanraad
de ondersteuningsplanraad van het samenwerkingsverband.
Regio
het bij ministeriële regeling aan het samenwerkingsverband aangewezen aaneengesloten gebied waarbinnen het samenwerkingsverband haar doel verwezenlijkt, thans bestaande uit de gemeenten: Aalburg, Woudrichem, Heusden, Waalwijk en Loon op Zand.
Remuneratiecommissie
de commissie die zich bezig houdt met het beloningsbeleid van de directeur.
Samenwerkingsverband
de onderhavige rechtspersoon(stichting) als bedoeld in artikel 17a van de Wet op het voortgezet onderwijs.
School/scholen
de school/scholen die onder de bestuurlijke verantwoordelijkheid van de aangeslotenen van het samenwerkingsverband staan.
Schoolondersteuningsoverleg
het beleidsvoorbereidend en adviserend orgaan van de Stichting Samenwerkingsverband VO De Langstraat 30-09.
Directiestatuut
22 januari 2014
4
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Stichting
Stichting Samenwerkingsverband VO De Langstraat 30-09.
Submandaat
de machtiging door de directeur waarbij een bevoegdheid wordt gegeven aan een ander (derde) tot het in naam van hem en onder verantwoordelijkheid van het bestuur uitoefenen van taken en bevoegdheden.
Artikel 2 Vaststelling en wijziging van het directiestatuut Lid 1 Het bestuur stelt het directiestatuut, alsmede wijzigingen daarin, vast.
Lid 2 Het directiestatuut bevat bepalingen omtrent taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden die door het bestuur aan de directeur worden gemandateerd en bevat richtlijnen voor de uitoefening van die taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden.
Artikel 3 Taken en bevoegdheden bestuur Lid 1 a.
b.
c.
d.
Het bestuur heeft de eindverantwoordelijkheid voor de instandhouding van het samenwerkingsverband, voor het realiseren van een samenhangend geheel aan ondersteuningsvoorzieningen tussen en binnen de scholen en voor de kwaliteit daarvan, voor de verdeling, besteding en toewijzing van de ondersteuningsmiddelen en –voorzieningen alsmede voor (het nastreven van) de kwalitatieve en kwantitatieve resultaten van het onderwijs aan leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte en voor de daarmee samenhangende bedrijfsvoering. Het bestuur oefent zijn taken uit op basis van een toezichthoudend bestuursconcept en fungeert als intern toezichthouder. In dat kader ziet het bestuur toe op: i. de uitvoering van de taken en de uitoefening van de bevoegdheden welke aan de directeur zijn gemandateerd alsmede op de naleving van de wettelijke verplichtingen en code goed bestuur (alsmede de afwijkingen van die code); ii. rechtmatige verwerving en doelmatige besteding en aanwending van middelen van het samenwerkingsverband. Het bestuur stelt een toezichtkader vast waarin in elk geval de beoogde resultaten (doelen) van het samenwerkingsverband en de handelingsruimte voor de directeur worden aangegeven. Het toezichtkader is leidend voor de inhoud van de verantwoordingsrapportage door de directeur aan het bestuur. Het bestuur keurt de strategische doelen alsmede het ondersteuningsplan en de (meerjaren)begroting van het samenwerkingsverband goed en stelt deze vast.
Directiestatuut
22 januari 2014
5
SWV 30‐09 e.
f.
g. h. i.
j.
k.
l. m.
VO De Langstraat
Het bestuur neemt besluiten met betrekking tot: i. de wijziging van de statuten, fusie, splitsing en ontbinding van de stichting, waaronder begrepen bestemming van een eventueel batig saldo; ii. de aanvraag van faillissement van de stichting en surséance van betaling; iii. de vaststelling van het directiestatuut en eventuele kaders voor de directeur; iv. het aangaan van samenwerking met andere instellingen; v. het aangaan of wijzigen van aansluitingsovereenkomsten met bevoegde gezagsorganen; vi. het verkrijgen, bezwaren en vervreemden van registergoederen; vii. het sluiten van overeenkomsten waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenares verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidsstelling voor een schuld van een derde verbindt. Het bestuur benoemt, schorst en ontslaat alle personeelsleden welke aan het samenwerkingsverband zijn verbonden of aldaar gedetacheerd. Het bestuur besluit tevens over arbeidsvoorwaarden en formele disciplinaire maatregelen ten aanzien van alle personeelsleden welke aan het samenwerkingsverband verbonden zijn. Het bestuur vervult de werkgeversrol ten aanzien van de directeur, waaronder functioneringsen beoordelingsgesprekken. De arbeidsvoorwaarden van de directeur worden derhalve door het bestuur vastgesteld of gewijzigd. Het bestuur stelt een remuneratiecommissie in bestaande uit de voorzitter, secretaris en een roulerend bestuurslid. Deze commissie doet voorstellen aan het bestuur voor de functieomschrijving en –waardering van de functie van directeur. Het bestuur vervult (een deel van) de werkgeverstaak ten aanzien van de directeur als volgt: i. de voorzitter en een ander (jaarlijks roulerend) bestuurslid voeren voortgangsgesprekken op basis van een gesprekkencyclus; ii. de voorzitter en een ander (jaarlijks roulerend) bestuurslid voeren één keer per jaar een functionerings- en beoordelingsgesprek met de directeur. Een verslag hiervan wordt aan de directeur en het bestuur verstrekt. Het bestuur stelt het jaarverslag en de jaarrekening vast en legt zo rekening en verantwoording over het verstreken boekjaar af. De jaarrekening wordt vóór de vaststelling door het bestuur aan een door het bestuur benoemde accountant ter controle voorgelegd. Het bestuur legt jaarlijks in het jaarverslag verantwoording af over de uitvoering van zijn taak als intern toezichthouder met betrekking tot de uitvoering van de bestuurlijke taken en bevoegdheden door de directeur ten aanzien van de aangeslotenen van het samenwerkingsverband. Het bestuur stelt het medezeggenschapsstatuut en het medezeggenschapsreglement, alsmede wijzigingen daarin, vast. Het bestuur stelt een reglement voor de ondersteuningsplanraad, alsmede wijzigingen daarin, vast.
Lid 2 Het bestuur verleent ten aanzien van alle taken en bevoegdheden die hem bij of krachtens de wet en de statuten van de stichting toekomen en die niet in het eerste lid van dit artikel zijn genoemd, krachtens dit directiestatuut mandaat aan de directeur.
Lid 3 Het bestuur kan de mandatering van taken en bevoegdheden te allen tijde ongedaan maken.
Directiestatuut
22 januari 2014
6
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Artikel 4 Taken en bevoegdheden directeur Lid 1 De directeur oefent de taken en bevoegdheden uit die aan de directeur krachtens dit directiestatuut zijn gemandateerd.
Lid 2 De directeur heeft –met inachtneming van de beleidskaders en financiële uitgangspunten die door het bestuur zijn vastgesteld en met inachtneming van nadere aanwijzingen en richtlijnen- de volgende taken en bevoegdheden: a. De directeur is belast met de dagelijkse leiding van het samenwerkingsverband en met het verwerkelijken van de doelstellingen en wettelijke taken van de stichting, zoals verwoord in de statuten van de stichting. b. De directeur vertegenwoordigt de stichting ten aanzien van de taken/bevoegdheden welke aan hem zijn gemandateerd. c. De directeur is belast met het doen van voorstellen voor bestuursbesluiten als bedoeld in artikel 7 lid 13 en 14 van de statuten van de stichting. Deze voorstellen worden door de directeur aan het bestuur voorgelegd voorzien van een schriftelijke toelichting met vermelding van de gevolgen van het beoogde besluit. d. De directeur laat het bestuur administratief ondersteunen. e. De directeur is belast met en verantwoordelijk voor de ontwikkeling, voorbereiding en uitvoering van het inhoudelijke beleid van het samenwerkingsverband in samenspraak met het schoolondersteuningsoverleg. f. De directeur is verantwoordelijk voor de uitvoering van de boven- en buitenschoolse activiteiten van het samenwerkingsverband. g. De directeur is belast met het ontwikkelen en opstellen van het ondersteuningsplan in samenspraak met het schoolondersteuningsoverleg en het volgen van de bijbehorende totstandkomings- en besluitvormingsprocedure, waaronder het op overeenstemming gericht overleg met de gemeenten, het overleg met het samenwerkingsverband primair onderwijs dat geheel of gedeeltelijk samenvalt met de regio VO 30-09 alsmede het overleg met de (landelijke) instellingen voor cluster 1 en 2. h. De directeur leidt de vergaderingen van het schoolondersteuningsoverleg, spreekt periodiek met het schoolondersteuningsoverleg en laat het schoolondersteuningsoverleg administratief ondersteunen. i. De directeur voert minimaal zes keer per jaar een overleg met zorgcoördinatoren van de aangesloten scholen in het kader van het monitoren van de uitvoering van het inhoudelijke beleid van het samenwerkingsverband. j. De directeur geeft leiding aan het personeel verbonden of gedetacheerd aan het samenwerkingsverband en draagt zorg voor de overige werkgeverstaken waaronder het voeren van functionerings- en beoordelingsgesprekken met individuele personeelsleden. k. De directeur voert het overleg in het DGO, met de medezeggenschapsraad en de ondersteuningsplanraad. l. De directeur geeft leiding aan de (overige) voorzieningen van het samenwerkingsverband. m. De directeur beheert de aan het samenwerkingsverband toegekende formatieve en financiële middelen en doet daartoe uitgaven voor zover deze binnen de goedgekeurde begroting en het vastgestelde beleid zijn toegestaan.
Directiestatuut
22 januari 2014
7
SWV 30‐09 n. o.
VO De Langstraat
De directeur woont in principe de bestuursvergadering alsmede de gemeenschappelijke vergadering van het bestuur met het schoolondersteuningsoverleg bij en heeft een adviserende stem. De directeur voert overigens alle taken en verantwoordelijkheden uit die in de bij zijn functie behorende functiebeschrijving zijn opgenomen.
Artikel 5 Taken en bevoegdheden schoolondersteuningsoverleg Lid 1 Het schoolondersteuningsoverleg ontwikkelt, bereidt voor en voert uit het inhoudelijke beleid van het samenwerkingsverband, zulks onder leiding van de directeur.
Lid 2 Het schoolondersteuningsoverleg brengt advies uit aan het bestuur en de directeur over het ondersteuningsbeleid.
Lid 3 Het schoolondersteuningsoverleg levert een bijdrage aan het voorstel van het ondersteuningsplan, de concept (meerjaren)begroting en het concept jaarverslag door: a. het formuleren van voorstellen voor de inhoud van ondersteuningsbeleid, de (meerjaren)begroting, het jaarverslag en het ondersteuningsplan; b. het periodiek bespreken van de voortgang van de uitvoering van het ondersteuningsplan en de evaluatie van het ondersteuningsplan; c. het verschaffen van informatie aan de directeur ten behoeve van het opstellen van managementrapportages over de voortgang en uitvoering van het ondersteuningsplan en de gang van zaken binnen het samenwerkingsverband.
Artikel 6 Submandaat Lid 1 De directeur kan aan derden die werkzaam zijn ten behoeve van het samenwerkingsverband mandaat verlenen ten aanzien van de taken en bevoegdheden zoals genoemd in artikel 4 van dit directiestatuut.
Directiestatuut
22 januari 2014
8
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Lid 2 De directeur stelt een regeling vast waarin het submandaat, zoals genoemd in het eerste lid van dit artikel, beschreven wordt en stelt het bestuur hiervan in kennis en legt deze regeling ter goedkeuring voor aan het bestuur. De in dit lid genoemde regeling maakt als bijlage deel uit van dit directiestatuut.
Lid 3 De directeur kan besluiten en/of maatregelen van derden die in naam van hem zijn genomen wegens strijd met enig geldende regeling en/of wegens mogelijke schade aan de belangen van het samenwerkingsverband en zijn aangeslotenen bij gemotiveerd besluit geheel of gedeeltelijk intrekken.
Artikel 7 Rapportage Lid 1 Het bestuur overlegt jaarlijks met de directeur over de beleidsplannen voor het komende jaar.
Lid 2 Verantwoordingsrapportage. De directeur legt periodiek een verantwoordingsrapportage ter goedkeuring voor aan het bestuur –op basis van het toezichtkader dat het bestuur vooraf heeft vastgesteld- over de beoogde resultaten (doelen) van het samenwerkingsverband en de handelingsruimte van de directeur (grenzen van het mandaat).
Lid 3 Voortgangsrapportage De directeur informeert het bestuur periodiek over de voortgang van het lopende beleid in relatie tot het jaarplan/ondersteuningsplan.
Directiestatuut
22 januari 2014
9
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Artikel 8 Schorsing en vernietiging van besluiten Lid 1 Het bestuur kan maatregelen en/of besluiten van de directeur of derden wegens strijd met enig geldende regeling en/of wegens mogelijke schade aan de belangen van het samenwerkingsverband en zijn aangeslotenen bij gemotiveerd besluit geheel of gedeeltelijk vernietigen.
Lid 2 Het bestuur kan een besluit of maatregel van de directeur of derden schorsen, indien het besluit of maatregel naar zijn oordeel voor vernietiging in aanmerking komt. Ziet het bestuur binnen vier weken, nadat hij het schorsingsbesluit heeft genomen, af van een vernietiging dan vervalt tegelijkertijd de schorsing.
Artikel 9 Werkingsduur Het directiestatuut geldt voor het tijdvak van ……………… 2014 tot 1 augustus 2016 en wordt vervolgens na evaluatie verlengd dan wel gewijzigd en wederom vastgesteld met een periode van vier schooljaren.
Artikel 10 Slotbepalingen Lid 1 Het directiestatuut treedt voor het eerst in werking op de dag volgend op de dag waarop dit statuut door het bestuur is vastgesteld.
Lid 2 De tussentijdse wijziging van het directiestatuut treedt in werking op de dag volgend op de dag waarop het bestuur de wijziging van het statuut heeft vastgesteld.
Lid 3 In gevallen waarin dit directiestatuut niet voorziet of bij interpretatieverschillen, beslist het bestuur.
Lid 4 Het bestuur draagt er zorg voor dat een exemplaar van het directiestatuut, inclusief eventuele wijzigingen voorzien van een datumvermelding, ter inzage beschikbaar is op een voor een iedere aangeslotene toegankelijke plaats.
Directiestatuut
22 januari 2014
10
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Bijlage VII – Model Procedure OOGO van de VNG
Ondersteuningsplan 30-09
Model Procedure op overeenstemming gericht overleg zoals bedoeld in artikel 18a lid 9 WPO en 17a lid 9 WVO1 Begripsbepalingen Artikel 1 Voor de toepassing van deze Procedure2 wordt verstaan onder 1. a. het samenwerkingsverband: een of meerdere samenwerkingsverband(en) zoals bedoeld in artikel 18a tweede lid WPO of 17a tweede lid WVO, of een landelijk samenwerkingsverband, zoals bedoeld in artikel 18a vijftiende lid WPO of artikel 17a zestiende lid WVO. b. het college: een of meerdere colleges van burgemeester en wethouders c ondersteuningsplan: het plan zoals aangeduid in artikel 18a lid 8 WPO en 17a lid 8 WVO dat tenminste eenmaal in de vier jaar door het samenwerkingsverband wordt vastgesteld. Er is een overlegcommissie voor op overeenstemming gericht overleg waaraan wordt 2. deelgenomen door de vertegenwoordiging van het samenwerkingsverband en de vertegenwoordiging van het college. 3 3. De overlegcommissie kan besluiten derden tot het overleg toe te laten.4
Taak overlegcommissie Artikel 2 1. De overlegcommissie voert met inachtneming van het bepaalde in lid 2 op overeenstemming gericht overleg over een concept van het ondersteuningsplan.5 2. Het samenwerkingsverband en het college overleggen, elk vanuit de eigen verantwoordelijkheid, met elkaar over de afstemming tussen het passend onderwijs en: de jeugdzorg;6 a. b. het leerlingenvervoer; de leerplicht; c. de onderwijshuisvesting.7 d. 3. In overleg kunnen het samenwerkingsverband en het college besluiten hier andere gemeenschappelijke thema's aan toe te voegen.8 4. Het op overeenstemming gericht overleg moet leiden tot een goede afstemming en samenwerking tussen het samenwerkingsverband en de gemeente.9 5. Het ondersteuningsplan wordt niet vastgesteld voordat over een concept van het plan op overeenstemming gericht overleg heeft plaatsgevonden met het college van de desbetreffende gemeente.10
Samenstelling overlegcommissie Artikel 3 1. De voorzitter van de overlegcommissie of bij afwezigheid zijn plaatsvervanger, wordt aangewezen op gezamenlijke voordracht van het samenwerkingsverband en het college. Het samenwerkingsverband en het college wijzen gezamenlijk een secretaris van de 2. overlegcommissie aan alsmede diens plaatsvervanger. Zo nodig stellen het samenwerkingsverband en het college verder personeel voor het secretariaat ter beschikking. Het samenwerkingsverband en het college laten elkaar schriftelijk weten wie namens hen 3. aan de overlegcommissie deelneemt en tot besluitvorming bevoegd is.11 1
Uitgangspunt: elk samenwerkingsverband voor primair onderwijs en elk samenwerkingsverband voor voortgezet onderwijs spreekt met de gemeenten in het eigen gebied een Procedure af. Er zijn dus per gemeente altijd twee afspraken over de Procedure (de Procedure zelf kan voor PO en VO hetzelfde zijn). 2 De term Procedure is afkomstig van de wetgever: artikel 18a lid 9 WPO en 17a lid 9 WVO. 3 Er is gekozen voor de term overlegcommissie om verwarring te voorkomen met de Geschillencommissie oogo. 4 Derden, derhalve niet aan te merken als deelnemers aan het oogo. 5 Hier wordt de vorm waarin de opdracht uit lid 1 moet worden uitgevoerd, geconcretiseerd. 6 II MvT, pag. 40. 7 II MvT, pag. 40 8 In de overlegcommissie kan lokaal maatwerk worden geleverd volgens lid 3. 9 Lid 4 is afkomstig uit de MvA, pag. 4. Het geeft het resultaat weer dat de wetgever verlangt van het oogo. 10 Art 18a lid 9 WPO en 17a lid 8 WVO
versie 9 april 2013
1
Artikel 4 Vergaderingen 1. De overlegcommissie vergadert wanneer het samenwerkingsverband over het concept ondersteuningsplan of onderdelen daarvan een schriftelijk verzoek tot overleg heeft ingediend bij de voorzitter. 2. De voorzitter belegt uiterlijk binnen een maand na ontvangst van het verzoek een vergadering. 3. De overlegcommissie kan een subcommissie instellen bestaande uit een door haar aan te wijzen voorzitter en leden, indien dit ter voorbereiding voor de behandeling van een bepaald onderwerp nodig wordt geacht. 4. De vergaderingen van de overleg- en van de subcommissie zijn niet openbaar.
Artikel 5 De aard van het geschil 1. Elk van de deelnemers van de overlegcommissie is bevoegd te constateren dat over een aspect van het ondersteuningsplan geen overeenstemming zal worden bereikt. De constatering kan pas worden gedaan als over de aangelegenheid open en reëel overleg is gevoerd. 2. Een geschil waarover een van de deelnemers constateert dat geen overeenstemming zal worden bereikt heeft betrekking op het bepaalde in artikel 2 lid 2 of lid 3. 3. De deelnemer die constateert dat geen overeenstemming zal worden bereikt brengt deze constatering binnen drie werkdagen nadat hij daarvan in de overlegcommissie blijk heeft gegeven, schriftelijk ter kennis aan de andere deelnemer(s). 4. Binnen drie werkdagen na de schriftelijke kennisgeving bedoeld in het tweede lid, schrijft de voorzitter een bijzondere vergadering uit van de overlegcommissie, die wordt gehouden binnen zeven dagen nadat deze is uitgeschreven. 5. De overlegcommissie kan tijdens de bijzondere vergadering besluiten tot: a. voortzetting van het overleg; b. beëindiging van het overleg en daarbij vaststellen dat is voldaan aan de wettelijke verplichting tot het voeren van op overeenstemming gericht overleg; c. het nagaan of overeenstemming bestaat over de vraag wat het onderwerp en de inhoud van het geschil is, op welke deelnemers dit geschil betrekking heeft en of het geschil aanhangig wordt gemaakt bij de Geschillencommissie. 6. Na afloop van de bijzondere vergadering, is elk van de deelnemers zelfstandig bevoegd om aan de Geschillencommissie een uitspraak in de vorm van een advies dan wel in vorm van een bindend advies te bevragen.12 7. De deelnemers die met elkaar in geschil zijn, kunnen een geschil ter arbitrage voorleggen aan de Geschillencommissie. De betreffende deelnemers sluiten daartoe na afloop van de bijzondere vergadering, een schriftelijke overeenkomst waarin het onderwerp van het geschil is bepaald en is vermeld of tegen het arbitraal vonnis hoger beroep kan worden aangetekend. 8. De Geschillencommissie doet overeenkomstig het verzoekschrift waarmee het geschil bij haar aanhangig is gemaakt, uitspraak in de vorm van: a. een advies over de wijze waarop het overleg kan worden voortgezet; b. een bindend advies, hetgeen een redelijkheidsbeoordeling van het geschil betreft; c. een arbitraal vonnis zoals bedoeld in boek vier van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
Artikel 6 Aanmelding geschil 1. Een geschil wordt bij de Geschillencommissie aanhangig gemaakt door toezending van een verzoekschrift aan het secretariaat binnen zes dagen na de bijzondere vergadering bedoeld in artikel 5. 2. Het verzoekschrift bevat: 11
Met name van belang indien meerdere swv’s of colleges deelnemen aan de overlegcommissie In de Overeenkomst oogo tussen gemeente en swv is voorzien in de eis dat tot een bindend advies kan worden besloten indien beide partijen dit expliciet ("ondubbelzinnig") met elkaar zijn overeengekomen: HR 31 mei 1996 NJ 1996, 693 (Aghame). 12
versie 9 april 2013
2
a.
3.
4.
de naam en het adres van de verzoeker en zo nodig de gekozen woonplaats ten aanzien van de procedure; b. de naam en het adres van de verweerder; c. de naam en het adres van de voorzitter van de overlegcommissie; d. de vermelding of het een verzoek betreft om advies of bindend advies of arbitrage; e. een omschrijving van het verzoek en de gronden waarop dit berust; f. alle bescheiden die op het geschil betrekking hebben; Indien het verzoekschrift niet voldoet aan de eisen gesteld in het tweede lid, stel de voorzitter van de Geschillencommissie de verzoeker in kennis van het verzuim. Na ontvangst van deze kennisgeving dient verzoeker binnen vijf werkdagen dit verzuim te herstellen. Een aangemeld geschil komt niet voor (verdere) behandeling in aanmerking als niet tijdig en volledig gevolg is gegeven aan het in het derde lid bedoelde verzoek tot herstel van een verzuim.
Artikel 7 Werkwijze van de Geschillencommissie 1. De rechtsgang en de werkwijze van de Geschillencommissie zijn neergelegd in een reglement, vastgesteld door de Geschillencommissie. 2. Het reglement voldoet, met inachtneming van het gestelde in deze Procedure, tenminste aan de volgende voorwaarden: a. de Geschillencommissie beoordeelt de ontvankelijkheid van een geschil aan de hand van de in artikel 6 van deze Procedure opgenomen bepalingen; b. de Geschillencommissie brengt binnen vier weken na de zitting haar oordeel uit; c. de Geschillencommissie brengt haar uitspraak gelijktijdig schriftelijk ter kennis aan de deelnemers en de voorzitter van de overlegcommissie.
Artikel 8. Aanwending van het geschil 1. Binnen twee weken na ontvangst van het advies van de Geschillencommissie wordt het overleg over het geschil voortgezet. 2. Binnen twee weken nadat de Geschillencommissie haar bindend advies of arbitraal vonnis ter kennis heeft gebracht aan de deelnemers, belegt de voorzitter van de overlegcommissie een overleg ter bespreking van de consequenties van de uitspraak.
Artikel 9. Kosten van het overleg en het geschil 1. De deelnemers van de overlegcommissie dragen zelf de kosten die voortvloeien uit het in stand houden van, de voorbereiding van en deelname aan het op overeenstemming gericht overleg. 2. Het bepaalde uit lid 1. van deze bepaling is van overeenkomstige toepassing op subcommissies. 3. De deelnemers van de overlegcommissie die met elkaar in geschil zijn dragen gelijkelijk zelf de kosten die voortvloeien uit geschilbehandeling door de Geschillencommissie.
Artikel 10. Inwerkingtreding en looptijd Deze Procedure treedt in werking met de ondertekening door het samenwerkingsverband en het college van "de overeenkomst behorende bij de Procedure op overeenstemming gericht overleg zoals bedoeld in artikel 18a lid 9 WPO en 17a lid 9 WVO", voor de duur dat deze overeenkomst tussen partijen van kracht is.
Artikel 11 Beoogde landelijke werking Over het Model Procedure oogo is overeenstemming bereikt tussen de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, de PO-Raad en de VO-Raad. Gemeentebesturen en samenwerkingsverbanden wordt geadviseerd door ondertekening van de bij dit Model behorende Overeenkomst, het Model Procedure oogo en Reglement van de Geschillencommissie oogo, van kracht te laten zijn op het op overeenstemming gericht overleg over het ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband.
versie 9 april 2013
3
Artikel 12 Citeertitel Deze regeling wordt aangehaald als: Model Procedure oogo.
versie 9 april 2013
4
Overeenkomst oogo behorende bij het Model Procedure oogo zoals bedoeld in artikel18a lid 9 WPO en 17a lid 9 WVO Partijen A. het samenwerkingsverband …naam, B. de gemeente …naam, vertegenwoordigd door de Burgemeester – conform het besluit van het college op …datum overwegen dat artikel 18a lid 9 WPO * / 17a lid 9 WVO * het samenwerkingsverband verplicht tot het voeren van op overeenstemming gericht overleg met het college van Burgemeester en Wethouders over het concept ondersteuningsplan; dat ten behoeve van dit overleg tussen de VNG, de PO-Raad en de VO-Raad overeenstemming bestaat over de Procedure oogo, dat voorziet in een geschillenregeling; komen het navolgende overeen13. 1. Op het in de overweging bedoeld op overeenstemming gericht overleg is van toepassing het Model Procedure oogo. 2. Geschillen die ontstaan wanneer partijen in vorenbedoeld op overeenstemming gericht overleg niet tot overeenstemming komen, worden voorgelegd aan de Geschillencommissie, zoals is bepaald in het Model Procedure oogo en het Reglement Geschillenregeling oogo. 3. Elk der partijen is zelfstandig bevoegd om over een geschil aan de Geschillencommissie een uitspraak in de vorm van een advies dan wel in vorm van een bindend advies te bevragen. 4. Bij gezamenlijk besluit kunnen partijen een geschil ter arbitrage voorleggen aan de Geschillencommissie. Partijen sluiten daartoe een schriftelijke overeenkomst waarin het onderwerp van het geschil is bepaald en is vermeld of tegen het arbitraal vonnis hoger beroep kan worden aangetekend. 5. Deze overeenkomst wordt niet beëindigd voordat partijen hebben voorzien in een nieuwe regeling voor het in de aanhef genoemde overleg. Aldus overeengekomen te .. op.. Volgt ondertekening
13
De wettelijke grond voor deze vaststellingsovereenkomst is gelegen in artikel 7:900 Burgerlijk Wetboek.
versie 9 april 2013
5
Reglement Geschillencommissie oogo Reglement van de Geschillencommissie oogo zoals bedoeld in het Model Procedure oogo Artikel 1
Begripsbepalingen
Dit reglement verstaat onder Commissie: de Geschillencommissie als bedoeld in het Model Procedure oogo. College: een of meerdere colleges van burgemeester en wethouders. Model Procedure oogo: het model van de Procedure op overeenstemming gericht overleg zoals bedoeld in artikel 18a lid 9 WPO en 17a lid 9 WVO. Overlegcommissie: de overlegcommissie die ten behoeve van het voeren van op overeenstemming gericht overleg is samengesteld uit een vertegenwoordiging van het college van burgemeester & wethouders en een vertegenwoordiging van het samenwerkingsverband. PO-raad: de Vereniging voor schoolbesturen in het primair onderwijs te Utrecht. Samenwerkingsverband: het samenwerkingsverband zoals bedoeld in artikel 18a tweede lid WPO of 17a tweede lid WVO, of een landelijk samenwerkingsverband, zoals bedoeld in artikel 18a vijftiende lid WPO of artikel 17a vijftiende lid WVO. Stichting: Stichting Onderwijsgeschillen te Utrecht. VO-raad: de Vereniging voor schoolbesturen in het voortgezet onderwijs te Utrecht. VNG: Vereniging van Nederlandse Gemeenten te Den Haag. Werkdag: elke dag niet zijnde zaterdag, zondag of erkende feestdag.
Artikel 2 Geschillen De Commissie neemt kennis van en doet uitspraak in geschillen die door een samenwerkingsverband of een college op grond van het bepaalde in het Model Procedure oogo en de daarbij behorende Overeenkomst, aan haar worden voorgelegd. Op de behandeling van het geschil zijn de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
Artikel 3 Verzoekschrift 1. Binnen zes dagen na de bijzondere vergadering, bedoeld in artikel 5 van het Model Procedure oogo, wordt het geschil bij de Commissie aanhangig gemaakt door toezending van een gemotiveerd verzoekschrift aan het secretariaat. 2. Bij het verzoekschrift worden alle op het geschil betrekking hebbende bescheiden gevoegd. 3. Het verzoekschrift bevat: a. de naam en het adres van de verzoeker en zo nodig de gekozen woonplaats ten aanzien van de procedure; b. de naam en het adres van de verweerder; c. de naam en het adres van de voorzitter van de overlegcommissie; d. de vermelding of het een verzoek betreft om advies of bindend advies of arbitrage; e. een omschrijving van het verzoek en de gronden waarop dit berust; 4. Indien het verzoekschrift na de in lid 1 gestelde termijn is ingediend, laat de Commissie nietontvankelijkverklaring achterwege, indien de verzoeker aantoont dat hij zo spoedig als redelijkerwijs verlangd kon worden, het geschil heeft voorgelegd. 5. Indien het verzoekschrift niet voldoet aan de eisen gesteld in het tweede lid en derde lid van dit artikel, stel de voorzitter van de Geschillencommissie de verzoeker in kennis van het verzuim. Na ontvangst van deze kennisgeving dient verzoeker binnen vijf werkdagen dit verzuim te herstellen. 6. Alle aan de Commissie over te leggen stukken worden in zesvoud ingediend. 7. De secretaris tekent op de ingekomen stukken de datum van ontvangst aan en zendt bericht van ontvangst aan de afzender. 8. Indien het verzoek kennelijk bij een andere Commissie moet worden ingediend, deelt de secretaris dit onverwijld aan de verzoeker mee.
Artikel 4
Vereenvoudigde behandeling
versie 9 april 2013
6
1. 2.
Indien de Commissie kennelijk onbevoegd is deelt de voorzitter dit onverwijld gemotiveerd aan partijen mede. In andere gevallen oordeelt de Commissie of zij bevoegd is. In het geval van een mededeling van onbevoegdheid als bedoeld in de eerste volzin van het vorige lid is elke partij gerechtigd de Commissie binnen zes weken na de ontvangst daarvan te verzoeken het geschil alsnog in behandeling te nemen, bij welk verzoek de stelling dat de Commissie bevoegd is, dient gemotiveerd te zijn.
Artikel 5 Verweerschrift 1. In andere gevallen dan die als bedoeld in artikel 4 van dit reglement, zendt de secretaris onmiddellijk na ontvangst van het verzoekschrift of hersteld verzoekschrift een exemplaar daarvan met de daarbij behorende stukken, aan de verweerder en stelt hem in de gelegenheid binnen een termijn van twee weken een verweerschrift in te dienen. De voorzitter kan hiervoor een andere termijn bepalen. Bij elk exemplaar voegt de verweerder afschriften van de voornaamste op de zaak betrekking hebbende stukken. De voorzitter kan op basis van een tijdig en met redenen omkleed verzoek van de verweerder, de termijn voor verweer verlengen. 2. Na ontvangst van het verweerschrift zendt de secretaris onverwijld een exemplaar daarvan, vergezeld van de daarbij behorende afschriften, aan de verzoeker.
Artikel 6 Repliek en Dupliek De Commissie kan de verzoeker in de gelegenheid stellen schriftelijk te repliceren, in welk geval de wederpartij in de gelegenheid wordt gesteld te dupliceren. De voorzitter stelt de termijnen voor repliek en dupliek vast.
Artikel 7 Vaststelling plaats en tijdstip van de mondelinge behandeling De voorzitter van de Commissie bepaalt op zo kort mogelijke termijn de plaats waar en het tijdstip waarop de behandeling van het geschil ter zitting zal plaatsvinden. Aan partijen wordt daarvan tijdig kennis gegeven door een schriftelijke uitnodiging. Bij de uitnodiging wordt medegedeeld uit welke personen de Commissie die het geschil ter zitting zal behandelen, zal zijn samengesteld.
Artikel 8 Schriftelijke behandeling Met eenstemmig goedvinden van de Commissie en partijen kan de behandeling van het geschil schriftelijk geschieden. In dat geval wordt de verzoeker in de gelegenheid gesteld binnen een bepaalde termijn te repliceren waarna de verweerder in de gelegenheid wordt gesteld om binnen een bepaalde termijn te dupliceren.
Artikel 9 Wraking en verschoning 1. Voor of ter behandeling ter zitting kan elk van de zittende leden van de Commissie door een of meer van de bij het geschil betrokken partijen worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden die het vormen van een onpartijdig oordeel door het desbetreffende lid zouden kunnen bemoeilijken. Ook kan op grond van zodanige feiten of omstandigheden een lid zich verschonen. 2. De andere zittende leden van de Commissie beslissen zo spoedig mogelijk of de wraking dan wel verschoning wordt toegestaan. 3. Bij staking van de stemmen is het verzoek toegestaan. 4. De beslissing op een verzoek om wraking is gemotiveerd en wordt zo spoedig mogelijk aan partijen en het commissielid wiens wraking was verzocht, medegedeeld. 5. Ingeval van misbruik kan de Commissie bepalen dat een volgend verzoek om wraking niet in behandeling wordt genomen. Hiervan wordt in de beslissing mededeling gedaan. 6. De beslissing op een verzoek om verschoning is gemotiveerd en wordt zo spoedig mogelijk aan partijen en het commissielid dat om verschoning had verzocht, medegedeeld.
Artikel 10
Vervanging ter zitting, getuigen, deskundigen
versie 9 april 2013
7
1. 2. 3.
4.
Partijen kunnen zich ter zitting door een gemachtigde doen vervangen of zich door een gemachtigde doen bijstaan. De Commissie kan van een gemachtigde die geen advocaat is een schriftelijke machtiging verlangen. De Commissie kan ambtshalve of op verzoek van partijen getuigen en deskundigen oproepen met dien verstande dat zij de namen van de personen uiterlijk op de vierde dag voor de zitting schriftelijk opgeeft aan de secretaris en aan de wederpartij De Commissie is bevoegd om een van haar leden aan te wijzen om getuigen of deskundigen te horen. In dat geval bepaalt de Commissie het tijdstip van het verhoor en de wijze waarop het verhoor zal geschieden.
Artikel 11 Deskundigenonderzoek 1. De Commissie kan bij tussenbeslissing een of meer deskundigen benoemen tot het uitbrengen van een advies. 2. De Commissie zendt ten spoedigste afschrift van de benoeming en van de aan de deskundige(n) gegeven opdracht aan de partijen. 3. De Commissie kan van een partij verlangen, de deskundige(n) de vereiste inlichtingen te verschaffen en de benodigde medewerking te verlenen. 4. Na ontvangst van het deskundigenbericht wordt dit in afschrift door de Commissie ten spoedigste aan de partijen toegezonden. 5. Op verzoek van een der partijen en indien de Commissie daar reden toe ziet, wordt/worden de deskundige(n) nadien op een zitting van de Commissie gehoord. Indien een partij zulk een verzoek wenst te doen, deelt zij dit ten spoedigste mede aan de Commissie en aan de wederpartij. 6. De Commissie stelt de partijen in de gelegenheid, de deskundige(n) vragen te stellen
Artikel 12 De behandeling ter zitting 1. Het geschil wordt behandeld in een besloten zitting van de Commissie. De voorzitter kan bepalen dat het geschil wordt behandeld in een open zitting. 2. De voorzitter heeft de leiding van de zitting, hij/zij geeft elk van de partijen de gelegenheid haar standpunt toe te lichten. 3. Indien voor de sluiting van de zitting blijkt, dat het onderzoek niet volledig is geweest, kan de Commissie bepalen dat de behandeling ter zitting op een door de Commissie te bepalen tijdstip zal worden voortgezet. Daarbij kunnen aan partijen aanwijzingen worden gegeven met betrekking tot het bewijs. 4. Voordat de behandeling ter zitting is gesloten, deelt de voorzitter mede wanneer uitspraak zal worden gedaan
Artikel 13 Heropening onderzoek Indien de Commissie van oordeel is dat het onderzoek niet volledig is geweest, kan zij het heropenen. De Commissie bepaalt daarbij op welke wijze het onderzoek wordt voortgezet. De secretaris doet zo spoedig mogelijk mededeling daarvan aan partijen.
Artikel 14 Beraadslaging 1. De Commissie beraadslaagt en beslist in besloten vergadering. Zij beslist bij meerderheid van stemmen. 2. De Commissie oordeelt naar redelijkheid en billijkheid en grondt haar uitspraak uitsluitend op de stukken die voor de zitting zijn overgelegd alsmede op hetgeen ter zitting naar voren is gebracht en, behoudens indien de wederpartij hierdoor wordt benadeeld, op de stukken die ter zitting zijn overgelegd
Artikel 15 Uitspraak 1. Binnen vier weken na de laatste zitting dan wel de laatste uitwisseling van stukken doet de Commissie uitspraak. 2. De uitspraken van de Commissie zijn gedagtekend en houden in:
versie 9 april 2013
8
a b. c.
3.
de namen en woonplaatsen van de partijen en de namen van de gemachtigden; de gronden, waarop de uitspraak berust; - het oordeel over de (niet-) ontvankelijkheid van het verzoek; - het oordeel aangaande het verzoek om advies over de wijze waarop het op overeenstemming gericht overleg kan worden voortgezet; - het oordeel aangaande het verzoek om een bindend advies; - het oordeel aangaande het verzoek om arbitrage. d. de eventuele aanbeveling; e. de namen van de leden van de Commissie die de uitspraak hebben vastgesteld. De uitspraak, door de voorzitter en de secretaris ondertekend, wordt toegezonden aan partijen.
Artikel 16 Intrekking Verzoeker kan bij schriftelijke, gedagtekende en ondertekende kennisgeving of mondeling ter zitting aan de Commissie mededelen dat het verzoek wordt ingetrokken.
Artikel 17 Termijnen Indien door dwingende omstandigheden de Commissie niet in staat is geweest binnen de daarvoor gestelde termijn een zitting te beleggen of uitspraak te doen, deelt de secretaris dit na overleg met de voorzitter aan partijen mede en wordt zo spoedig mogelijk een zitting gehouden ofwel uitspraak gedaan.
Artikel 18 Geheimhouding 1. Alle op de zaak betrekking hebbende stukken dienen ter vertrouwelijke kennisneming van de Commissie. Anderen dan de partijen of de gemachtigden en adviseurs mogen vanwege de Commissie deze stukken niet inzien of hiervan afschriften of uittreksels maken. 2. De leden van de Commissie en de secretaris zullen al hetgeen zij in verband met een geschil vernemen als vertrouwelijk beschouwen. 3. Zodra de Commissie uitspraak heeft gedaan, zenden de leden de in hun bezit zijnde stukken die op het geschil betrekking hebben, aan het secretariaat, dat zorg draagt voor archivering van één volledig dossier en voor vernietiging van de overige stukken.
Artikel 19 Aansprakelijkheid De Commissie, de leden van de Commissie en van het secretariaat, zijn niet aansprakelijk voor de gevolgen van de uitspraken en werkzaamheden.
Artikel 20 Bekendmaking van het reglement en de uitspraken Het reglement en de uitspraken van de Commissie worden in geanonimiseerde vorm gepubliceerd op de website van de Stichting: www.onderwijsgeschillen.nl
Artikel 21 Onvoorziene situatie In gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist de voorzitter, de overige leden van de Commissie gehoord.
Artikel 22 Wijziging en inwerkingtreding van het reglement 1. Een voorstel tot wijziging van dit reglement kan bij de secretaris worden ingediend door: a. een Commissielid; b. de VNG, de PO-raad en de VO-raad, zowel gezamenlijk als elk van deze organisaties afzonderlijk. 2. Wijziging van lid 1.b. van deze bepaling behoeft toestemming van de VNG, de PO-raad en de VO-raad. 3. De secretaris belegt acht weken na ontvangst van dit voorstel een vergadering, waarvoor de persoon of organisatie die het voorstel tot wijziging heeft gedaan, de leden en de plaatsver-
versie 9 april 2013
9
4. 5.
vangende leden van de Commissie worden uitgenodigd. Tegelijk met de uitnodiging voor de vergadering wordt het wijzigingsvoorstel toegezonden. Over het wijzigingsvoorstel beslist de Commissie. De secretaris zendt tijdig voor de datum van ingang het gewijzigde reglement aan de bij de Commissie aangesloten instellingen.
Dit reglement is door de Commissie vastgesteld en in werking getreden op datum .. x voorzitter
versie 9 april 2013
x ambtelijk secretaris
10
Instellingsregeling Geschillencommissie oogo De VNG, ten dezen vertegenwoordigd door; en de PO-raad, ten dezen vertegenwoordigd door; en de VO-raad , ten deze vertegenwoordigd door, hebben met ingang van datum.. de Geschillencommissie oogo ingesteld en de volgende Instellingsregeling vastgesteld.
Artikel 1
Begripsbepalingen
Deze regeling verstaat onder Commissie: de Geschillencommissie als bedoeld in artikel 7 Model Procedure oogo; College: een of meerdere colleges van burgemeester en wethouders. Model Procedure oogo: het model van de Procedure op overeenstemming gericht overleg zoals bedoeld in artikel 18a lid 9 WPO en 17a lid 9 WVO Overlegcommissie: de overlegcommissie die ten behoeve van het voeren van op overeenstemming gericht overleg is samengesteld uit een vertegenwoordiging van het college van burgemeester & wethouders en een vertegenwoordiging van het samenwerkingsverband. PO-raad: de Vereniging voor schoolbesturen in het primair onderwijs te Utrecht. Regeling: Instellingsregeling Geschillencommissie oogo Samenwerkingsverband: het samenwerkingsverband zoals bedoeld in artikel 18a tweede lid WPO of 17a tweede lid WVO, of een landelijk samenwerkingsverband, zoals bedoeld in artikel 18a vijftiende lid WPO of artikel 17a vijftiende lid WVO. Stichting: Stichting Onderwijsgeschillen te Utrecht. VO-raad: de Vereniging voor schoolbesturen in het voortgezet onderwijs te Utrecht. VNG: Vereniging van Nederlandse gemeenten te Den Haag. Werkdag: elke dag niet zijnde zaterdag, zondag of erkende feestdag.
Artikel 2 Instandhouding De Commissie draagt de naam Geschillencommissie oogo en wordt in stand gehouden door de VNG, de PO-raad en de VO-raad gezamenlijk.
Artikel 3 Werkterrein De Commissie neemt kennis van en doet uitspraak in geschillen die door een samenwerkingsverband of een college op grond van het bepaalde in het Model Procedure oogo en de daarbij behorende Overeenkomst, aan haar worden voorgelegd.
Artikel 4 Samenstelling en benoeming 1. De Commissie bestaat uit drie leden en drie plaatsvervangend leden. a. De voorzitter en diens plaatsvervanger worden benoemd door de VNG, de PO-raad en de VO-raad gezamenlijk. b. een lid en diens plaatsvervanger worden benoemd door de VNG; c. een lid en diens plaatsvervanger worden benoemd de PO-raad en de VO-raad gezamenlijk. 2. Op eigen verzoek wordt aan de leden ontslag verleend. 3. De leden worden ontslagen indien zij uit hoofde van ziekte of gebrek ongeschikt zijn hun functie te vervullen, alsmede indien zij bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf zijn veroordeeld. Alvorens het ontslag op grond van de vorige volzin wordt verleend, wordt de betrokkene van het voorgenomen ontslag in kennis gesteld en wordt hem/haar de gelegenheid gegeven zich ter zake te doen horen. 4. Het lid, dat ter vervulling van een tussentijdse vacature is benoemd, treedt af op het tijdstip, waarop degene in wiens plaats hij is benoemd, zou moeten aftreden.
versie 9 april 2013
11
5.
6. 7.
5 1.
2. 3.
4. 5.
Het lidmaatschap van de Commissie eindigt voorts: a. door overlijden b. door opzegging door het lid c. door onder curatelestelling De Commissie stelt een rooster van aftreden op dat als bijlage behoort bij het reglement van de Commissie. Ontslag wordt verleend door de instantie(s) die het commissielid heeft/hebben benoemd.
Bevoegdheid en taakstelling De Commissie is bevoegd kennis te nemen van en te oordelen over geschillen als bedoeld in artikel 5 lid 6 en lid 7 van het Model Procedure oogo. Zij neemt daarbij het bepaalde uit artikel 5 lid 8 in acht. De Commissie vormt zich naar redelijkheid en billijkheid een oordeel over een bij haar ingediend geschil en doet daarover uitspraak. Indien aan de Commissie een verzoek om advies wordt voorgelegd, spreekt zij zich in haar oordeel uit over de wijze waarop het op overeenstemming gericht overleg kan worden voortgezet. De schriftelijke uitspraak van de Commissie wordt toegezonden aan de deelnemers en aan de voorzitter van de overlegcommissie. De Commissie verricht haar werkzaamheden met inachtneming van het Model Procedure oogo en het door de Commissie vastgestelde reglement als bedoeld in artikel 10 van deze instellingsregeling.
Artikel 6 De Voorzitter De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen en zittingen van de Commissie. De voorzitter vertegenwoordigt de Commissie.
Artikel 7 Secretariaat 1. De Stichting draagt zorg voor het secretariaat van de Commissie op de in de navolgende leden bepaalde wijze. 2. De Commissie wordt vanuit het secretariaat bijgestaan door een ambtelijk secretaris. 3. De secretaris is belast met de voorbereiding van vergaderingen en zittingen van de Commissie, het opstellen van de stukken die van de Commissie uitgaan, het opmaken van het verslag van vergaderingen en zittingen, het houden van een register van ingekomen stukken en behandelde geschillen, het beheer van het archief en andere voorkomende werkzaamheden en ondersteuning die de voorzitter of de Commissie bij de uitvoering van de taak redelijkerwijze nodig heeft.
Artikel 8 Geheimhouding Het is de leden van de Commissie en de secretaris verboden a. hetgeen zij als zodanig te weten zijn gekomen openbaar of aan derden bekend te maken; b. de gevoelens bekend te maken welke in besloten vergaderingen of zittingen van de Commissie over aanhangige geschillen zijn geuit; c. over aanhangige geschillen of over geschillen die naar hun vermoeden of weten voor hen aanhangig gemaakt zullen worden, anders dan in commissieverband, contacten met derden te hebben en/of inlichtingen in te winnen.
Artikel 9 Besluitvorming 1. Voor het nemen van besluiten, anders dan in het kader van de behandeling van een geschil, dient een meerderheid van de leden stem uit te brengen. 2. Het voorstel is aangenomen indien de meerderheid van de uitgebrachte stemmen voor het voorstel is.
versie 9 april 2013
12
Artikel 10 Reglement van de Commissie De Commissie stelt met inachtneming van het Model Procedure oogo een reglement vast waarin de rechtsgang en werkwijze voor de behandeling en de beoordeling van geschillen is vastgelegd.
Artikel 11 Kostenregeling 1. De leden van de Commissie ontvangen van de Stichting een vacatievergoeding per zittingsdagdeel van maximaal 4 uur alsmede vergoeding van gemaakte reiskosten. 2. De kosten voor een geschil worden gelijkelijk ten laste gebracht van de desbetreffende verzoekende en verwerende partij(en) in het geschil. 3. Voor de algemene kosten die geen verband houden met de behandeling van een bepaald geschil, maar betrekking hebben op de facilitering van de Commissie door de Stichting, gaan de VNG, de PO-raad en de VO-raad gezamenlijk voor de kalenderjaren 2013 en 2014 een overeenkomst aan met de Stichting.
Artikel 12 Inwerkingtreding Deze regeling treedt met ingang van datum .. in werking. Deze regeling kan gewijzigd worden nadat de Commissie en de Stichting daarover mondeling of schriftelijk zijn geïnformeerd en in de gelegenheid zijn gesteld te reageren.
Artikel 13 Citeertitel Deze regeling wordt aangehaald als: Instellingsregeling Geschillencommissie oogo.
Vastgesteld te Utrecht op datum .. Ondertekening. Namens de VNG: X, voorzitter van de Directieraad Namens de PO-Raad: X, bestuursvoorzitter
X, bestuurslid
Namens de VO-Raad: X, bestuursvoorzitter
versie 9 april 2013
X, bestuurslid
13
Toelichting op de modellen Deze toelichting geeft achtergrondinformatie over op overeenstemming gericht overleg in het algemeen, en meer in het bijzonder over de regeling die is opgesteld voor het op overeenstemming gericht overleg dat gevoerd dient te worden alvorens het samenwerkingsverband het ondersteuningsplan kan vaststellen, zoals is bepaald in de wetswijzigingen die verband houden met de invoering van passend onderwijs. Op overeenstemming gericht overleg in het lokaal onderwijsbeleid In de jaren '90 is een aantal onderwijstaken van de centrale overheid naar de gemeentelijke overheid gedecentraliseerd. Dit beleid is destijds ingezet door staatssecretaris Wallage. In zijn "Dit is een brief, geen nota" lanceerde hij in 1992 zijn eerste plannen voor de betrokkenheid van de lokale overheid in het onderwijsbeleid. Hij beargumenteerde dat de lokale overheid beter dan de centrale overheid in staat zou zijn plaatselijke vraagstukken aan te pakken. Wallage realiseerde zich dat verticale decentralisatie nooit tot de mogelijkheid zou behoren zonder de instemming van het bijzonder onderwijs. Wallage voerde daartoe in 1993 overleg met het bijzonder onderwijs, het openbaar onderwijs en de VNG: het Schevenings Beraad Bestuurlijke Vernieuwing. De keuze van Wallage voor lokaal onderwijsbeleid benadrukte gemeentelijke bemoeienis onder voorwaarden van open overleg en grondwettelijke bescherming van vrijheid van onderwijs. De lokale overlegstructuur moest vooral leiden tot draagvlak en consensus en de zelfstandigheid van de autonome school mocht niet aangetast worden door de lokale overheid. In de in 1995 uitgebrachte notitie Lokaal Onderwijsbeleid van staatssecretaris Netelenbos dichtte het Paarse kabinet de gemeente een regierol toe in het lokaal onderwijsbeleid waarmee werd afgeweken van de behoedzame en op consensus gerichte aanpak van Wallage. In 2003 lanceerde het kabinet Balkenende II nieuwe beleidsvoornemens met daarin een voorkeur voor autonomievergroting van de scholen. De rol van de gemeente in het onderwijsbeleid 14 verschoof daardoor en was niet langer regisserend maar aanvullend. In artikel 102 van de Wet op het primair onderwijs is geregeld dat de gemeenteraad bij verordening een regeling vaststelt over onderwijshuisvestingsvoorzieningen. Die regeling wordt niet vastgesteld of gewijzigd dan nadat daarover op overeenstemming gericht overleg is gevoerd tussen de bevoegde gezagsorganen van de niet door de gemeente in stand gehouden scholen. Hiervoor bestond een door de VNG opgestelde modelverordening, die bij de dereguleringswensen van enkele jaren geleden is afgeschaft. De VNG adviseert thans een raadbesluit te nemen.15 Wet passend onderwijs16 In de wet passend onderwijs wordt er op gewezen dat het huidige stelsel van voorzieningen voor leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben, niet meer voldoet. Eén van de knelpunten betreft de onvoldoende afstemming van de ondersteuning op school met het (brede) jeugdzorgdomein.17 Het nieuwe stelsel (passend onderwijs) zal bijdragen aan een verbetering van dit probleem. In het nieuwe stelsel wordt samenwerking voorzien tussen de ketenpartners in de (Jeugd)zorg.18 De samenwerkingsverbanden in het funderend onderwijs dienen zich ten doel te stellen dat zij een samenhangend geheel van ondersteuningsvoorzieningen binnen en tussen scholen realiseren en wel zodanig dat leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doormaken en leerlingen die extra ondersteuning behoeven een zo passend mogelijke plaats in het onderwijs krijgen.19 Mede hiertoe dient een samenwerkingsverband ten minste eenmaal per vier jaar een ondersteuningsplan vast te stellen.20 Over het concept ondersteuningsplan dient op overeenstemming gericht overleg te hebben plaatsgevonden met B&W van de betreffende gemeente(n). Het 14
Kunst, E. Op overeenstemming gericht overleg: forum of arena, Erasmus Universiteit Rotterdam, 2003-2004 Concept opdracht aan Stichting Onderwijsgeschillen, p. 2 Wet van 11 oktober 2012 tot wijziging van enkele onderwijswetten in verband met de herziening van de organisatie en financiering van de ondersteuning van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs, nr. 33106, Stb 2012, 533 17 II, MvT 33106 nr. 3, p. 9 18 II, MvT 33106, nr. 3, p. 2, 13, 40 19 art. 18a. lid 2 WPO en 17a. lid 2 WVO 20 art. 18a. lid 7 en 8.a. WPO en 17a. lid 7 en 8.a. WVO 15 16
versie 9 april 2013
14
overleg vindt plaats overeenkomstig een procedure die door het samenwerkingsverband en door B&W is vastgesteld. Die procedure bevat een voorziening voor het beslechten van geschillen.21 Artikel 18a lid 9 WPO22: Het ondersteuningsplan wordt niet vastgesteld voordat over een concept van het plan op overeenstemming gericht overleg heeft plaatsgevonden met burgemeester en wethouders van de desbetreffende gemeente of gemeenten en overleg heeft plaatsgevonden met het samenwerkingsverband, bedoeld in artikel 17a, tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, waarvan het gebied geheel of gedeeltelijk samenvalt met het gebied van het samenwerkingsverband. Het overleg met burgemeester en wethouders vindt plaats overeenkomstig een procedure, vastgesteld door het samenwerkingsverband en burgemeester en wethouders van die gemeente of gemeenten. De procedure bevat een voorziening voor het beslechten van geschillen. Het samenwerkingsverband stelt ten minste eenmaal in de vier jaren het ondersteuningsplan vast.23 Dientengevolge zal ten minste eenmaal in de vier jaren oogo gehouden dienen te worden.
De MvT en MvA over oogo Wat het formele karakter van het oogo betreft bestaat er een verschil in de toelichting die de minister daarover heeft gegeven aan de tweede kamer en aan de eerste kamer. Het gaat hierbij over de vraag of oogo slechts dient voor afstemming tussen partijen, dan wel aan oogo tevens een meer verstrekkende functie toekomt omdat ermee een beslissing kan worden afgedwongen. Dit laatste lijkt de bedoeling van de wetgever te zijn. In de MvT (II), pag. 40 schrijft de minister het navolgende.24 "Met deze wet wordt verplicht gesteld dat het samenwerkingsverband het ondersteuningsplan vaststelt nadat over een concept van het ondersteuningsplan overleg heeft plaatsgevonden met de gemeente. Achtergrond is dat de gemeente verantwoordelijk is voor het toezicht op de naleving van de leerplicht en de RMC functie, het leerlingenvervoer, de onderwijshuisvesting en dat de gemeente in de nabije toekomst verantwoordelijk wordt voor andere zaken die nauw samenhangen met passend onderwijs. Zo voert de gemeente de Wet maatschappelijke ondersteuning uit en is het kabinet voornemens om tot één naar gemeenten gedecentraliseerde regeling te komen voor de onderkant van de arbeidsmarkt, waarin de WWB, de WIJ, de Wajong en WSW opgaan. Op termijn zal het (jeugd-)zorgdomein onder de aansturing van gemeenten komen te vallen Daarom is het is logisch dat er niet alleen afstemming plaatsvindt over het ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband, maar dat er ook overleg plaatsvindt over de plannen die de gemeente heeft voor de (jeugd-)zorg, over de manieren waarop bijvoorbeeld zorgtoewijzing plaatsvindt voor een kind en het gezin en over de aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt. Het ligt voor de hand om het overleg tussen onderwijs en gemeente via de lokale educatieve agenda te voeren. Op dit moment is de provincie verantwoordelijk voor de geïndiceerde jeugdzorg en de gemeente voor de opvoed- en opgroeiondersteuning. Zolang de gemeenten nog niet verantwoordelijk zijn voor de gehele jeugdzorg, is het voor een goede afstemming van extra ondersteuning in het onderwijs en jeugdzorg van belang dat de samenwerkingsverbanden in het kader van de totstandkoming van hun ondersteuningsplan niet alleen de gemeenten, maar ook de provincies en de bureaus jeugdzorg betrekken." In de MvA (I), pag. 4,25 is het volgende opgenomen. "De verantwoordelijkheid voor passend onderwijs wordt in het voorliggende wetsvoorstel gelegd bij schoolbesturen. De regering is voornemens om de verantwoordelijkheid voor alle vormen van jeugdzorg bij gemeenten neer te leggen. Er zullen dus twee bestuurlijk verantwoordelijke partijen zijn in plaats van een groot aantal partijen zoals nu het geval is (aan de jeugdzorgkant: rijk, provincies, gemeenten, zorgverzekeraars en zorgkantoren en aan de onderwijskant: regionale expertisecentra, wsns-verbanden, samenwerkingsverbanden vo en het regulier onderwijs). De 21
art. 18a. lid 9 WPO en 17a. lid 9 WVO art. 17a. lid 8 WVO 23 volgens art. 18a. lid 7 WPO en 17a. lid 7 WVO 24 onderstrepingen door SOG 25 I, MvT 33106, G, 1 juni 2012 22
versie 9 april 2013
15
verantwoordelijkheidsverdeling wordt hiermee overzichtelijk en duidelijker voor alle partijen, wat het ook zal vereenvoudigen om knopen door te hakken. Het op overeenstemming gericht overleg tussen gemeenten en samenwerkingsverbanden moet leiden tot goede afstemming en samenwerking. Het samenwerkingsverband en de gemeenten overleggen, elk vanuit de eigen verantwoordelijkheid, met elkaar over de vraag hoe de aansluiting tussen de ondersteuning in het onderwijs en de (jeugd)zorg vanuit de gemeente het beste tot stand kan komen. In het wetsvoorstel is daarnaast een verplichting opgenomen voor het samenwerkingsverband en de gemeenten om te komen tot een procedure voor het beslechten van geschillen, voor als men niet tot overeenstemming kan komen. Het is zoals eerder gezegd aan de sectororganisaties en de VNG om te bezien of een landelijke voorziening dienstbaar kan zijn aan hun leden." Het is juist deze laatste onderstreepte passage waardoor onduidelijkheid ontstaat over het toetsingskader van het oogo. Het oogo dient op overeenstemming te zijn gericht en moet leiden tot goede afstemming en samenwerking. Maar als partijen niet tot overeenstemming komen, kan een partij zijn gelijk trachten te realiseren via geschilbeslechting. De wetgever wijst er echter ook op dat het oogo wordt gevoerd door twee bestuurlijk verantwoordelijke partijen en er sprake is van een duidelijke verantwoordelijkheidsverdeling. Het wetsontwerp benadrukt daarmee het eigen, autonome domein van de gesprekspartners maar lijkt doorbreken daarvan toe te staan door overeenstemming afdwingbaar te maken. Met de toevoeging dat de sectororganisaties en de VNG zelf in de regeling mogen voorzien, laat de wetgever de uitwerking van de geschillenregeling over aan partijen. Dit leidt tot de conclusie dat het Model Procedure oogo behoort te voorzien in de mogelijkheid dat het geschil inhoudelijk wordt beoordeeld en afgedaan (via de weg van de Geschillencommissie), maar partijen er ook in kunnen berusten dat zij het in het oogo niet eens zijn geworden en het oogo beëindigen.26 Passend onderwijs leidt tot aanzienlijke veranderingen. Oude samenwerkingsverbanden worden opgeheven en nieuwe dienen te worden opgericht. Geldstromen verminderen deels en verschuiven van scholen en bevoegde gezagen naar de nieuwe samenwerkingsverbanden. Door decentralisatie van de (jeugd)zorg verandert de rol van de gemeenten. Tegen een dergelijke dynamische achtergrond lijkt het raadzaam dat oogo-partijen naast de hiervoor bedoelde mogelijkheid van een inhoudelijk beoordeling en afdoening, tevens over de mogelijkheid beschikken dat zij aan de Geschillencommissie een advies kunnen vragen hoe zij het overleg kunnen vervolgen. Om inhoud te geven aan de door de wetgever bepleite eigen verantwoordelijkheid lijkt het daarnaast passend en doelmatig dat een partij een bindend advies kan vragen, zodat deze, weliswaar d.m.v. een marginale toetsing, een oordeel verkrijgt over het geschil. Arbitrage Arbitrage is geregeld in het Boek IV van het Wetboek van Rechtsvordering (art. 1020-1077 Rv). Bij arbitrage vindt een inhoudelijke beoordeling plaats van het geschil. Partijen zijn met elkaar in conflict. Zij kiezen er gezamenlijk voor, het geschil te laten beoordelen in de vorm van arbitrage. Dit leidt tot een arbitraal vonnis, dat vrij eenvoudig ten uitvoer kan worden gelegd. Dit is mogelijk nadat de voorzieningenrechter van de rechtbank, daartoe op verzoek van een der partijen verlof heeft verleend (art. 1062 Rv). Tenuitvoerlegging wordt slechts geweigerd indien de inhoud of wijze van totstandkoming van het vonnis kennelijk in strijd is met de openbare orde of de goede zeden dan wel een dwangsom werd opgelegd waar dat volgens de wet niet is toegelaten (art. 1063 Rv). In het geval partijen niet tot overeenstemming kunnen komen, kan door middel van een arbitraal vonnis worden vastgesteld met welk eindresultaat het overleg moet worden afgerond. Het Model Procedure oogo verlangt dat partijen, wanneer zij kiezen voor arbitrage, daartoe een gezamenlijk, schriftelijk besluit nemen waarmee zij hun geschil voorleggen aan de Geschillencommissie. Dit besluit dient de vorm van een overeenkomst te hebben waarin partijen tevens aangeven of zij al dan niet afzien van de mogelijkheid om hoger beroep aan te tekenen tegen het vonnis.27 Toepassingsvoorbeeld 26
conform artikel 5 van het Model Procedure oogo waarin de mogelijkheid is opgenomen dat het oogo wordt beëindigd, maar partijen zich ook kunnen wenden tot de Geschillencommissie voor een advies, bindend advies, of voor arbitrage. Deze verplichtingen vloeien voort uit de artikelen 1020 en 1050 Rv
27
versie 9 april 2013
16
Het College voor Arbeidszaken van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (CvA) maakt met enkele vakbonden afspraken over de arbeidsvoorwaarden voor het gemeentelijk personeel. Deze afspraken worden vastgelegd in de CAR-UWO: de arbeidsvoorwaardenregeling voor de sector gemeenten. De CAR-UWO bevat een regeling voor op overeenstemming gericht overleg. Als partijen er niet uit komen kan een van hen een advies vragen bij het College voor Arbeidszaken. Het CvA kan evenwel ook door middel van arbitrage vaststellen met welk eindresultaat het overleg moet worden afgerond.28 Bindend advies Partijen bij een bindend advies zijn vrij om vooraf de procedure zelf te bepalen. Bindend advies kan (ook) worden ingezet als beslissing terwijl er nog geen conflict is. In dat geval is het bindend advies een meer regelende oplossing of praktische invulling. Bij een bindend advies wordt getoetst of de procedure zorgvuldig en correct is gevolgd en of de partij in dat licht bezien in redelijkheid, gelet op de betrokken belangen, tot zijn beslissing heeft kunnen komen: een redelijkheidstoets derhalve. De redelijkheidstoets houdt in dat de geschillencommissie beoordeelt of zij zich kan voorstellen dat een redelijk handelend deelnemer een dergelijk standpunt inneemt. Slechts indirect, namelijk via een vonnis tot nakoming van de gewone rechter, kan de executie van een bindend advies worden gerealiseerd. Anders dan bij arbitrage zal een rechter een bindend advies derhalve zonder meer toetsen. Die toetsing is marginaal en beperkt zich tot de vraag of de gevoerde procedure correct is gevoerd en of het bindend advies redelijk is (artikel 7:904 lid 1 BW). Misleidend is aldus de term bindend advies voor zover het woord advies de suggestie wekt dat een partij de beslissing, als deze haar niet aanstaat, vrijelijk naast zich neer zou kunnen leggen29. Toepassingsvoorbeeld De CAO voor het primair onderwijs voorziet in de mogelijkheid dat werkgevers en de vakorganisaties oogo voeren over de rechtstoestand van het personeel van de instellingen.30 Het betreffende reglement biedt partijen een geschil ter beoordeling dan wel ter arbitrage voor te leggen aan de geschillencommissie.31 Advies Voor bestuursrechtelijke arbitrage (en bindend advies) bestaat geen procedurele regeling.32 Bij de hiervoor beschreven varianten treden het college van B&W en het samenwerkingsverband op in hun privaatrechtelijke hoedanigheid. In het bestuursrecht is advisering uitgewerkt in de artikelen 3:6 e.v. en 7:13 Awb e.v. waarbij geldt dat de art. 7:13 Awb adviescommissie pas in beeld komt indien er bezwaar is gemaakt tegen een besluit. Die situatie doet zich niet voor indien in oogo geen overeenstemming wordt verkregen. Afdeling 3.3 Awb is van toepassing op besluiten. Volgens artikel 1:3 Awb wordt onder besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Ook deze afdeling blijft buiten beeld indien blijkt dat in het op overeenstemming gericht overleg geen overeenstemming kan worden gerealiseerd. Ter voorkoming van onduidelijkheid op dit punt is in het reglement van de Geschillencommissie opgenomen dat de Awb niet van toepassing is.33 Zoals hiervoor is betoogd lijkt het zinvol om, gezien alle veranderingen die door de stelselwijziging passend onderwijs en de decentralisatie van de jeugdzorg op B&W en de samenwerkingsverbanden afkomen, partijen de mogelijkheid te bieden een handreiking te vragen aan de Geschillencommissie op welke wijze zij een vastgelopen oogo weer vlot kunnen trekken. Een (zwaarwegend) advies lijkt voor een dergelijke kwestie een adequaat instrument. Toepassingsvoorbeeld De CAR UWO biedt, zoals hiervoor is aangegeven, de mogelijkheid dat partijen advies vragen hoe het oogo kan worden vlot getrokken. In het kader van het wetsontwerp passend onderwijs zijn er door de wetgever geen bepalingen veranderd of opgenomen met betrekking tot de in de WPO, WVO en WEC al bestaande mogelijkheid voor oogo ten aanzien van onderwijshuisvesting.34 Dat is een onderwerp dat in het 28
CAR-UWO hoofdstuk 12, art. 12:3:6 A.S. Rueb, Compendium Burgerlijk Procesrecht, Kluwer 2009, p. 325 30 CAO PO 2009, Bijlage XIII 31 art. 11 lid 1 bijv. 32 M. Scheltema, Gemeenschappelijk recht: wisselwerking tussen publiek- en privaatrecht, Kluwer 2008, p. 232 33 zie artikel 2 Reglement 34 onderwijshuisvesting de artikelen 102 WPO, 76m WVO en 100 WEC, 29
versie 9 april 2013
17
lokaal onderwijs- en jeugdbeleid ter sprake kan komen. Dat overleg is echter geen op overeenstemming gericht overleg. Vanwege de formele consequenties die samenhangen met het overleg tussen het samenwerkingsverband en het college van B&W beperkt het Model Procedure oogo zich tot het onderwerp ondersteuningsplan. Artikel 18a lid 8 WPO en artikel 17a lid 8 WVO: het ondersteuningsplan35 8. Het ondersteuningsplan omvat in elk geval: [doel swv] a. de wijze waarop wordt voldaan aan het tweede lid, tweede volzin, waaronder tevens zijn begrepen de basisondersteuningsvoorzieningen die op alle vestigingen van scholen in het samenwerkingsverband aanwezig zijn, [verdeling middelen] b. de procedure en criteria voor de verdeling, besteding en toewijzing van ondersteuningsmiddelen en ondersteuningsvoorzieningen aan de scholen, bedoeld in het tweede lid, mede bezien in het perspectief van een meerjarenbegroting, [plaatsingscriteria] c. de procedure en criteria voor de plaatsing van leerlingen op speciale scholen voor basisonderwijs in het samenwerkingsverband en op scholen voor speciaal onderwijs en speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, [terug-/overplaatsing] d. de procedure en het beleid met betrekking tot de terugplaatsing of overplaatsing naar het basisonderwijs van leerlingen van scholen voor speciaal onderwijs en speciaal en voortgezet speciaal onderwijs voor wie de periode waarop de toelaatbaarheidsverklaring, bedoeld in artikel 40, tiende lid, van de Wet op de expertisecentra betrekking heeft, is verstreken, [onderwijsresultaten] e. de beoogde en bereikte kwalitatieve en kwantitatieve resultaten van het onderwijs aan leerlingen die extra ondersteuning behoeven en de daarmee samenhangende bekostiging, [ondersteuningsinformatie] f. de wijze waarop aan de ouders informatie wordt verstrekt over de ondersteuningsvoorzieningen en over de onafhankelijke ondersteuningsmogelijkheden voor ouders, [PO: sbo groei na 1 oktober] g. de wijze waarop wordt bepaald of de situaties, bedoeld in de artikelen 118, vierde lid, en 124, zich voordoen, waaronder de vaststelling van de in artikel 124, eerste en tweede lid, bedoelde peildatum, die is gelegen in de periode van 2 oktober tot en met 31 juli daaropvolgend, [VO: s(v)so groei na 1 oktober] g. de wijze waarop wordt bepaald of de situaties, bedoeld in artikel 85d, zich voordoen, waaronder de vaststelling van de in artikel 85d, eerste lid, bedoelde peildatum, die is gelegen in de periode van 2 oktober tot en met 31 juli daaropvolgend, en [PO: sbo aandeel bekostiging] h. de wijze waarop wordt vastgesteld wat het aandeel van de onderscheiden scholen is in de overdracht van de bekostiging voor materiële instandhouding in een situatie als bedoeld in artikel 124, zevende lid, of artikel 125, zesde lid, [VO: s(v)so aandeel bekostiging] h. de wijze waarop wordt vastgesteld wat het aandeel van de onderscheiden scholen, bedoeld in het tweede lid, is in de overdracht van de bekostiging in een situatie als bedoeld in artikel 85d, derde lid. [PO: so groei na 1 oktober] i. de wijze waarop wordt bepaald of de situaties, bedoeld in artikel 125b zich voordoen, waaronder de vaststelling van de in artikel 125b, eerste lid, bedoelde peildatum, die is gelegen in de periode van 2 oktober tot en met 31 juli daaropvolgend, en [PO: so aandeel bekostiging] j. de wijze waarop wordt vastgesteld wat het aandeel van de onderscheiden scholen, bedoeld in het tweede lid, is in de overdracht van de bekostiging personeelskosten in een situatie als bedoeld in artikel 125b, derde lid.
35
kortheidshalve aanduiding tussen [ ] . Art. 17a sub g. en h. WVO wijken af van art. 18a sub g. en h. WPO. Art. 17a WVO heeft geen sub. i. en j.
versie 9 april 2013
18
Geen verordening maar overeenkomst In het wetsvoorstel passend onderwijs is het formuleren van de oogo-procedure opgedragen aan het samenwerkingsverband en aan Burgemeester & Wethouders. Daardoor is het niet mogelijk om eenzijdig als gemeente daarover een verordening te maken en op te leggen aan het samenwerkingsverband. Aan het Model Procedure oogo is een overeenkomst toegevoegd waarbij het samenwerkingsverband en de gemeente de verbintenis aangaan om als procedure voor het oogo van artikel 18a WPO en 17a WVO het Model Procedure oogo te hanteren en de daarbij behorende geschillenregeling. Een landelijk opererend samenwerkingsverband zal de overeenkomst moeten afsluiten met de afzonderlijke gemeenten die tot haar werkingsgebied worden gerekend, derhalve met de gemeenten waarin de scholen van dat samenwerkingsverband zijn gelegen. Dit is weliswaar onhandig, maar lijkt overkomelijk.
versie 9 april 2013
19
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Bijlage VIIa – Overeenkomst OOGO Gemeente Loon op Zand
Ondersteuningsplan 30-09
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Bijlage VIIb – Overeenkomst OOGO Gemeente Waalwijk
Ondersteuningsplan 30-09
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Bijlage VIIc – Overeenkomst OOGO Gemeente Woudrichem
Ondersteuningsplan 30-09
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Bijlage VIId – Overeenkomst OOGO Gemeente Aalburg
Ondersteuningsplan 30-09
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Bijlage VIII – Ontwikkelingsperspectief
Ondersteuningsplan 30-09
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Partners in Passend Onderwijs zinvol en betekenisvol omgaan met verschillen vanuit gedeelde expertise in inspirerend leren: levensecht en actueel Stichting SWV VO De Langstraat, postbus 259, 5140 AG Waalwijk, Rek.nr. 155.809.237
Coördinator: De heer L. van Duijn Postadres: De Gaard 4 5146 AW Waalwijk Telefoon: 0416‐333069 Mail:
[email protected]
Ontwikkelingsperspectief Tijdens rapportvergaderingen komt dit OPP altijd ter sprake.
Datum Herzien Status Bestuur Coördinatiegroep Zorgcoördinatoren Door
: : : : : : :
27 november 2013 09/12/2013, 11/02/2014 Definitief 16/12/2013 18/11/2013, 24/02/2014 18/11/2013, 13/01/2014 T. Lenting
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Inhoud Toelichting Ontwikkelingsperspectief (OPP) ............................................................................... 3 Stappenplan OPP................................................................................................................... 4 Format OPP Ontwikkelingsperspectief ....................................................................................... 6 Algemene gegevens ........................................................................................................... 6 Cognitieve gegevens (indien aanwezig) ................................................................................. 6 Vastgestelde gedragsdiagnose (indien aanwezig) .................................................................... 7 Bevorderende & belemmerende factoren ............................................................................... 7 Didactische gegevens: Instroomniveau ................................................................................. 8 Eerder geboden ondersteuning en effecten ............................................................................ 8 Voortgezet onderwijsniveau (te behalen diploma) ................................................................. 10 Uitstroomniveau .............................................................................................................. 10 Doelen lange termijn .......................................................................................................... 8 Doelen korte termijn (tot 1 schooljaar) ................................................................................. 8 Onderwijsbehoeften (Indicatie Vanuit Onderwijsbehoeften) ...................................................... 9 Onderwijsbehoeften (HGW) ................................................................................................. 9 Handtekeningen .............................................................................................................. 10
Ontwikkelingsperspectief
11 februari 2014
2
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Toelichting Ontwikkelingsperspectief (OPP) (voor leerlingen die meer ondersteuning nodig hebben dan de basisondersteuning van de school) Hieronder volgt een korte uitleg van het OPP: -
Allereerst worden de persoonsgegevens de leerling vermeld (naam, geboortedatum, schoolloopbaan, etc.).
-
De intelligentiegegevens en de belangrijkste resultaten van het intelligentieonderzoek worden beschreven, indien deze onderzoeksgegevens aanwezig zijn.
-
Informatie over een eventuele diagnose van de leerling volgt dan.
-
Vervolgens volgt er een soort sterkte-zwakte analyse: sterke kanten (bevorderende of stimulerende factoren) en aandachtspunten (belemmerende factoren) worden opgenoemd. De sterke kanten worden gezien als de kracht van de leerling, welke door school verder gestimuleerd kunnen worden. De aandachtspunten zijn belangrijk om op te noemen, omdat hierdoor een beter beeld gevormd kan worden welke ondersteuning het beste aan de leerling geboden kan worden op school en in de klas. Dat wordt vervolgens omschreven in het ondersteuningsplan als ‘bedding’ voor het OPP.
-
Dan wordt de ontwikkeling van de leerling op didactisch gebied in kaart gebracht.
-
Naar aanleiding van al deze bovenstaande gegevens, wordt een uitspraak gedaan over het te volgen onderwijsniveau en de uitstroomverwachting: wat verwachten wij dat de leerling beheerst als hij/zij onze school verlaat en naar welk type vervolgonderwijs zal hij/zij gaan en waar wij werken wij doelgericht en planmatig in samenwerking met leerling en ouders/verzorgers naar toe?
-
Tot slot wordt aangeduid welke ondersteuningsbehoeften de leerling heeft om het uitstroomniveau te kunnen behalen.
De uitstroomverwachting is gebaseerd op het totale beeld van IQ-gegevens, persoonlijkheids- en omgevingsfactoren, bevorderende en belemmerende factoren. Het OPP zal minimaal eenmaal per jaar besproken worden, met zowel leerling, ouders, ambulant begeleider en school, zodat zij allemaal het ontwikkelingsproces kunnen blijven monitoren.
Ontwikkelingsperspectief
11 februari 2014
3
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Stappenplan OPP Een stappenplan om te komen tot een ontwikkelingsperspectief. De essentie is om alle stappen successievelijk te doorlopen. Dat lijkt veel tijd te kosten, en de eerste keer is dat ook zeker zo, maar de ervaring leert dat methodisch werken uiteindelijk tijd spaart, een hoger succespercentage oplevert en meer werkplezier en schoolplezier tot gevolg heeft. 1)
Het maken van een sterkte/zwakte analyse (stimulerende en belemmerende factoren) op de volgende aspecten (zie ook format OPP): a. Cognitieve ontwikkeling b. Leerattitude c. Sociale ontwikkeling: Interactie met volwassenen Interactie met medeleerlingen d. Emotionele ontwikkeling e. Medisch/fysiek f. Onderwijsleersituatie g. Thuissituatie en hulpverlening (buiten school) Plaats alle stimulerende factoren bij elkaar op een A4tje. Doe dit ook op een ander A4tje met de belemmerende factoren.
2)
Het a. b. c.
opstellen van een ontwikkelingsperspectief, waarbij je ‘meeneemt’: Cognitieve niveau Didactische niveau Sociaal-emotioneel niveau
3)
Het formuleren van het jaardoel en korte termijn doel a. Het einddoel is het doel waar we uiteindelijk naar toewerken. Dit is meestal abstract en in ieder geval niet SMART beschreven. b. Het jaar doel staat uiteraard in het teken van het bereiken van het einddoel, waarvan dan in perioden wordt ‘terug geredeneerd’. c. De korte termijn doelen (meestal 2 of 3 keer per jaar geformuleerd) moeten een ‘trede vormen op de ladder van het OPP’. Ze moeten ook bewezen relevant zijn in relatie tot de belemmerende factoren (i.c. de PDD-NOS). De korte termijn doelen moeten wel SMART worden omschreven. Dat helpt enorm bij de evaluatie ervan.
Ontwikkelingsperspectief
11 februari 2014
4
SWV 30‐09
4)
Het a. b. c. d. e.
5)
VO De Langstraat
bepalen van de aanpak Beschrijf dit altijd in termen van het bereiken van het einddoel. ‘Delete’ alle irrelevante zaken die geen bijdrage leveren aan het bereiken van het einddoel. Stel een ‘bijsluiter’ op: hoe om te gaan met Maureen. Boeken met handreikingen hiervoor zijn er te kust en te keur. Het geldt uiteraard voor alle stappen: doe dit steeds in overleg met ouders en jongere zelf. Juist bij het bepalen van de aanpak kunnen jongeren vaak buitengewoon goed aangeven wat zij nodig hebben. Richtte je je in eerste instantie op de belemmerende factoren. Buit de mogelijkheden van de stimulerende factoren uit: oplossingsgericht werken. Doen wat werkt!
Evalueren, successen vieren en bijstellen a. Vergeet niet te evalueren, want feedback (liever feedforward) is één van de sterkste leermethoden. Bovenal geldt dat succes ook succes genereert. Leerling en team komen gezamenlijk in een positieve flow terecht.
Ontwikkelingsperspectief
11 februari 2014
5
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Format OPP Ontwikkelingsperspectief Algemene gegevens Naam leerling m/v Wettelijk vertegenwoordiger Adres, Postcode en Woonplaats Telefoonnummer Geboortedatum School Klas Nationaliteit Socio-culturele achtergrond Schoolloopbaan
Contactpersoon van de school voor primair onderwijs
Contactpersoon school voortgezet onderwijs
Opsteller van dit OPP
Basisonderwijs Voortgezet onderwijs Naam: Functie: Verantwoordelijk voor*: Telefoonnummer: E-mail adres: Naam: Functie: Verantwoordelijk voor*: Telefoonnummer: E-mail adres: Naam: Functie:
* Bijvoorbeeld: overdracht of intake
Toelaatbaar verklaard voor: Afgegeven op / geldend tot:
Cognitieve gegevens (indien aanwezig) Datum afname
Gebruikte IQ-test
TIQ
VIQ
PIQ
Verwerkingssnelheid
Onderzoeker/instantie
Opmerking: de gegevens mogen niet ouder zijn dan 2 jaar na dagtekening
Ontwikkelingsperspectief
11 februari 2014
6
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Vastgestelde gedragsdiagnose (indien aanwezig) Datum afname
Omschrijving
Onderzoeker/ instantie
Hulpmiddel / huidige medicatie
Diagnostisch beeld (ook zonder DSM IV of 5 diagnose) Opmerkingen: bijvoorbeeld bij ‘hulpmiddelen of medicatie’ aangeven door wie voorgeschreven en op welke datum; zicht op therapietrouwheid
Bevorderende & belemmerende factoren Cognitief Bevorderend
Belemmerend
Leerattitude (taak- en werkhouding, concentratie, zelfstandigheid) Bevorderend Belemmerend
Sociaal (functioneren in de klas, interactie vrije situaties) Bevorderend Belemmerend
Emotioneel functioneren (zelfvertrouwen, zelfbeeld, motivatie) Bevorderend Belemmerend
Medisch / fysiek Bevorderend
Belemmerend
Onderwijsleersituatie (leeromgeving, leerstofaanbod, instructie) Bevorderend Belemmerend
Thuissituatie / buiten school Bevorderend
Ontwikkelingsperspectief
Belemmerend
11 februari 2014
7
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Didactische gegevens: Instroomniveau Onderdeel Technisch lezen Begrijpend lezen Spellingvaardigheid Rekenen & Wiskunde Opmerking Onderdeel Taal Rekenen/Wiskunde Studievaardigheden Wereldoriëntatie Totaalscore Opmerking
Onderdeel Taal – Nederlands Rekenen/Wiskunde Engels Studievaardigheden
Vaardigheidsscore (eventueel ook DL/DLE’s) Cito LOVS DL DLE Cito LOVS
Bij voorkeur trendanalyses toevoegen Basisonderwijs: Cito Eindtoets groep 8
Voortgezet onderwijs: niveau toetsen (aangeven instrument, bijvoorbeeld Cito VVO) Leerjaar 1 Leerjaar 2
Leerjaar 3
Eerder geboden ondersteuning en effecten Eerder geboden ondersteuning
Effect / rendement
Wat werkt voor deze leerling in deze situatie? Wat is er al gedaan?
Opmerking: bijvoorbeeld ‘minimale gebruiksaanwijzing met maximaal 2 handvatten’.
Wat willen we bereiken? Zie het ondersteuningsplan.
Ontwikkelingsperspectief
11 februari 2014
8
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Onderwijsbehoeften (Indicatie Vanuit Onderwijsbehoeften) Op een schaal van 1-10 wordt aangegeven wat de behoefte is. 1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Aandacht/tijd Onderwijsmateriaal Ruimtelijke omgeving Expertise Samenwerking andere organisaties Beschrijf de behoefte: (Bijvoorbeeld: a) Wekelijks gesprek met mentor b) (Dagelijks) aandacht c) Aandacht voor motivatie d) Aandacht vaardigheden en instructie e) Aandacht voor sociaal gedrag, namelijk……
Onderwijsbehoeften (HGW) HGW = Handelingsgericht werken. Zie ook de handelingswijzers uit het Ondersteuningsplan. Aandacht voor instructie Aandacht voor feedback Aandacht voor materialen die nodig zijn Deze leerling heeft leeractiviteiten nodig die Deze leerling heeft klasgenoten nodig die Deze leerling heeft ouders/verzorgers nodig die Deze leerling heeft…………
Ontwikkelingsperspectief
11 februari 2014
9
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Voortgezet onderwijsniveau (te behalen diploma) De leerling gaat onderwijs volgen op het volgende niveau gericht op verwacht en nagestreefd diploma:
Opmerkingen:
praktijkonderwijs (zie dan IOP PrO) VMBO-basisberoepsgericht VMBO-kaderberoepsgericht VMBO-gemengd/theoretisch (MAVO) HAVO VWO anders, namelijk….. leerling komt in aanmerking voor LWOO
Uitstroomniveau Arbeid MBO niveau MBO niveau MBO niveau MBO niveau HBO WO
1 2 3 4
Opmerkingen:
Handtekeningen Leerling Wettelijk vertegenwoordiger van de leerling School
Datum Opsteller OPP
Ontwikkelingsperspectief
Naam: Functie: Verantwoordelijkheid: Handtekening:
Naam: Handtekening:
11 februari 2014
10
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Bijlage IX – Waarderingskader VO
Ondersteuningsplan 30-09
Waarderingskader Voortgezet Onderwijs 2013 ALLE INDICATOREN Domein Opbrengsten 1. Leeropbrengsten De opbrengsten liggen op het niveau dat op grond van de kenmerken van de leerlingenpopulatie verwacht mag worden
(!NB de opbrengstindicatoren zijn vooralsnog dezelfde als in het ouder kader!) 1.1
De leerlingen behalen in de onderbouw het opleidingsniveau dat mag worden verwacht.
1.1 PrO en EOA
PrO en EOA De leerlingen behalen het opleidingsniveau dat mag worden verwacht.
1.2
De leerlingen lopen weinig vertraging op in de bovenbouw van de opleiding
.
1.3
De leerlingen van de opleiding behalen voor het centraal examen de cijfers die mogen worden verwacht.
1.4
Bij de opleiding zijn de verschillen tussen het cijfer voor het schoolexamen en het cijfer voor het centraal examen van een aanvaardbaar niveau.
H3257153v2
Met deze indicator stellen we vast in welke mate het interne rendement in de onderbouw conform het landelijk gemiddelde is van vergelijkbare scholen. Vastgesteld wordt of de leerlingen in het derde leerjaar op de voor hen meest geschikte opleiding zitten vergeleken met het basisschooladvies. Voor de berekening hiervan nemen we het rendement van de onderbouw op de drie meest recente opbrengstenkaarten als uitgangspunt. Voor het praktijkonderwijs en het onderwijs aan anderstaligen gaan we uit van het leerrendement van leerlingen met speciale onderwijsbehoeften. Het betreft hier de vraag in hoeverre leerlingen met specifieke leerachterstanden en/of een meer dan gemiddelde zorgbehoefte na het tweede leerjaar in staat zijn zich naar verwachting verder te ontwikkelen op de betreffende opleiding aan de hand van een uitstroomprofiel dat de school heeft opgesteld. Het uitstroomprofiel en andere relevante gegevens hierover dienen bij de school te worden opgevraagd. N.B.: het betreft voor het praktijkonderwijs dus niet alleen de onderbouw! Bij deze indicator staat het interne rendement van de bovenbouw, c.q. de mate van vertraging vanaf het derde leerjaar tot het eindexamen centraal. De beoordeling is gebaseerd op de gegevens van de drie meest recente opbrengstenkaarten. Dit kengetal wordt per opleiding berekend met behulp van de overgangspercentages in de bovenbouw en het slaagpercentage. Het brutogetal wordt gecorrigeerd voor leerlingkenmerken. Met deze indicator stellen we vast in welke mate de cijfers van het centrale examen van de verschillende vakken van de betreffende school overeenkomen met of afwijken van het landelijk gemiddelde van leerlingen op vergelijkbare scholen. Dit kengetal wordt op de opbrengstenkaart berekend door per schoolsoort het gewogen gemiddelde te bepalen van alle resultaten op alle examenvakken voor het centrale examen. Het bruto cijfer wordt gecorrigeerd voor leerlingkenmerken. Een afdeling krijgt het oordeel ‘onvoldoende’ bij een ‘groot verschil’, als het SE-cijfer meer dan een half punt hoger is dan het CE-cijfer en bij ‘zeer groot verschil’, als het SE-cijfer meer dan 0,75 punt hoger is dan het CEcijfer. De indicator ‘verschil SE-CE’ verschilt van de drie overige indicatoren op de volgende kenmerken: Het kengetal wordt niet per jaar berekend, maar in één keer over
1
1.5 PrO
Alleen PrO De leerlingen in het praktijkonderwijs ontwikkelen zich volgens een individuele leerroute.
1.6
De leerlingen functioneren naar verwachting in de vervolgopleiding of het werkveld
1.7 PrO
Alleen PrO De leerlingen van het praktijkonderwijs functioneren naar verwachting in de vervolgopleiding of het werkveld.
H3257153v2
gegevens van de drie meest recente jaren. De beoordeling is op een driepuntsschaal: zeer groot verschil, groot verschil en gering verschil. Wanneer een school systematisch een groot of zeer groot verschil vertoont, wordt dit negatief beoordeeld: de leerlingen van deze school worden onevenredig bevoordeeld. Voor het praktijkonderwijs en het onderwijs aan anderstaligen beoordeelt de inspectie bij deze indicator in welke mate de school vorm en inhoud geeft aan een individuele leerroute en begeleiding van haar leerlingen. Hiertoe stelt de school per leerling het wettelijk verplichte individuele handelings- of ontwikkelingsplan op (art.10 e, lid 6, juncto art. 10g lid 4 en art. 27 lid 9 WVO). De bedoeling is dat de individuele leerroute is verbonden met een individueel uitstroomprofiel. Verwacht wordt dat de school de ontwikkelingen van de leerlingen volgt en beoordeelt. De school dient in staat te zijn de benodigde gegevens hierover aan te leveren. Van de school mag worden verwacht dat zij haar aanbod mede afstemt op de eisen van het vervolgonderwijs en /of de arbeidsmarkt. Daartoe dient de school de uitgestroomde leerlingen in beperkte mate, d.w.z. gedurende één jaar, te volgen en de betreffende gegevens te analyseren. Verder kan de school aangeven welke verwachtingen, resp. eigen doelstellingen zij heeft op dit punt e of de recente uitstroom hiermee overeenkomt. Het gaat zowel om leerlingen die et als om leerlingen die zonder diploma de school hebben verlaten. Voor havo en vwo kan hierbij gebruik worden gemaakt van de zgn.”uitrijkaart”. Bij deze opleidingen dient de school voor Praktijkonderwijs de uitstroomgegevens over twee of meer jaren beschikbaar te hebben. Tevens dient zij aantoonbaar en in belangrijke mate er in te slagen de meeste leerlingen (>90%) te plaatsen.
2
2. Sociale opbrengsten De sociale opbrengsten zijn van voldoende niveau. 2.1
De sociale opbrengsten zijn van voldoende niveau.
- Gedrag van leerlingen leidt niet tot onveilige situaties op school; - Leerlingen voelen zich veilig en prettig op school; - De sociale en maatschappelijke competenties van leerlingen liggen op een niveau dat mag worden verwacht. Opmerking: deze indicator is in ontwikkeling. Nadere instructies volgen.
Domein Onderwijsproces 3. Aanbod Kwaliteitsaspect 3: De aangeboden leerstofinhouden bereiden de leerlingen voor op vervolgonderwijs en samenleving 3.1
De aangeboden leerinhouden in de bovenbouw voor zijn dekkend voor de examenprogramma’s.
- Uit methodekeuze en/of andere/aanvullende beschrijving van de planning van de leerinhouden blijkt dat de geplande leerinhouden voldoende dekkend zijn voor het examenprogramma; - De geplande leerinhouden worden ook feitelijk aangeboden, (lesuitval wordt voldoende gecompenseerd). Gebruikswijzer: deze indicator is voldoende indien aan beide aandachtspunten wordt voldaan.
3.1 PrO
De aangeboden leerinhouden zijn dekkend voor de eisen die gesteld worden aan het praktijkonderwijs.
- De aangeboden leerinhouden zijn dekkend voor het in het individueel ontwikkelingsplan beschreven programma. - De leerinhouden zijn gericht op wonen, arbeid en vrije tijd; - De geplande leerinhouden worden ook feitelijk aangeboden, (lesuitval wordt voldoende gecompenseerd). Gebruikswijzer: deze indicator is voldoende indien aan beide aandachtspunten wordt voldaan.
3.2
De aangeboden leerinhouden in de onderbouw voor voldoen aan de kerndoelen.
- Uit methodekeuze en/of andere/aanvullende beschrijving van de planning van de leerinhouden blijkt dat de geplande leerinhouden voldoen aan de kerndoelen; - De geplande leerinhouden worden ook feitelijk aangeboden, lesuitval wordt voldoende gecompenseerd. Gebruikswijzer: deze indicator is voldoende indien aan beide aandachtspunten wordt voldaan.
3.3
Het aanbod voor vertoont een samenhangende opbouw.
H3257153v2
Per vak(kencluster): - Er is in alle leerjaren een beredeneerd en vastgelegd aanbod gepland; - Er zijn afspraken vastgelegd over samenhang tussen vakken en vakoverstijgende eindtermen; - De school waarborgt het aanbieden van de leerinhouden door het vastleggen en controleren van afspraken en jaarplanningen hierover; - Het geplande aanbod wordt feitelijk aangeboden; - De school hanteert normen voor de onderbouw die aansluiting op het
3
programma van de bovenbouw mogelijk maken.
3.4
De school heeft een aanbod voor de referentieniveaus taal dat past bij alle leerlingen.
- Er is een aanbod waarmee leerlingen hun taalvaardigheden kunnen ontwikkelen; - Het aanbod dekt alle domeinen van de referentieniveaus; - De school heeft een extra aanbod voor leerlingen die achterstanden hebben op de referentieniveaus van taal.
3.5
De school heeft een aanbod voor de referentieniveaus rekenen dat past bij alle leerlingen.
- Er is een aanbod waarmee leerlingen hun rekenvaardigheden kunnen ontwikkelen; - Het aanbod dekt alle domeinen van de referentieniveaus; - De school heeft een extra aanbod voor leerlingen die achterstanden hebben op de referentieniveaus van rekenen.
3.6
De school heeft een aanbod dat afgestemd is op (hoog)begaafde leerlingen.
- Binnen alle vakken zijn mogelijkheden voor verdieping, verbreding, verrijking en voor compacten; - Binnen elk leerjaar is ruimte om extra onderdelen aan het curriculum toe te voegen of te schrappen; - Hoogbegaafde leerlingen kunnen werken met individuele leervragen en eigen doelen; - Er kan over leerjaren heen aan leerinhouden worden gewerkt.
3.7
De school heeft een specifiek aanbod om de sociale en maatschappelijk competenties van leerlingen te ontwikkelen passend bij de wettelijke voorschriften.
- Het aanbod van de school is niet in strijd met basiswaarden van de democratische rechtsstaat; - Er is een aanbod gericht op bevordering van sociale competenties; - Er is een aanbod om maatschappelijke competenties van leerlingen te ontwikkelen. In dat aanbod is aandacht voor: de samenleving en de diversiteit daarin; de basiswaarden van de democratische rechtsstaat; - De school biedt een maatschappelijke stage aan, die voldoet aan de wettelijke eisen.
3.8
De school heeft een aanbod dat past bij haar eigen doelen.
- De school heeft haar eigen doelstellingen vertaald in concrete vereisten aan het aanbod; - Het aanbod wordt feitelijk aangeboden aan (groepen) leerlingen.
3.9
Het aanbod is afgestemd op het vervolgonderwijs of de beroepspraktijk.
- Het aanbod (extra) vakken (of vakonderdelen) is afgestemd op vervolgonderwijs of beroepspraktijk van betreffende sector of profiel; - De stages zijn afgestemd op vervolgonderwijs of beroepspraktijk van betreffende sector of profiel; - De school heeft afspraken met vervolgonderwijs gemaakt over aanbod (leerinhouden, competenties, vrijstellingen).
Onderwijstijd Kwaliteitsaspect 4: De leerlingen krijgen voldoende tijd om zich het leerstofaanbod eigen te maken
H3257153v2
4
4.1
De school programmeert voor iedere leerling voldoende onderwijstijd.
- 1.040 klokuren voor de leerjaren 1 en 2, 1000 klokuren voor de overige leerjaren met uitzondering van het examenjaar vmbo, havo en vwo waarvoor 700 klokuren geldt in de examenjaren. Voor alle leerjaren van het praktijkonderwijs geldt minimaal 1.000 klokuren; - Het onderwijs wordt onder de pedagogisch-didactische verantwoordelijkheid van daartoe bekwaam onderwijspersoneel uitgevoerd; - Maatwerkuren maken een afgewogen onderdeel uit van het totaalaanbod aan onderwijstijd; - Het onderwijs maakt deel uit van het door de school geplande en voor de leerlingen verplichte onderwijsprogramma; - Het onderwijs draagt door een inspirerend en uitdagend karakter bij aan een zinvolle invulling van de totale studielast van leerlingen.
4.2
De school realiseert minimaal de wettelijk verplichte onderwijstijd.
- De school kan zich verantwoorden over de gerealiseerde onderwijstijd; - Uit de verantwoording blijkt dat de school voldoet aan de gestelde norm. Gebruikswijzer: deze indicator is voldoende indien aan beide aandachtspunten wordt voldaan.
4.3
De leerlingen maken efficiënt gebruik van de onderwijstijd.
- De school heeft regels opgesteld over het gebruik van de onderwijstijd (zoals niet te laat komen, les niet te laat starten en te vroeg beëindigen, afspraken voor verwijdering uit klas, opvang bij ziekte leraren); - De school ziet toe op de naleving van de schoolregels op dit gebied door de leerlingen, bijvoorbeeld door leerlingen die te laat komen hierop aan te spreken; - Tijdens de lessen gaat weinig tijd (minder dan 10 procent) verloren aan organisatorische aspecten, er gaat nauwelijks tijd verloren door ordeverstoringen en leerlingen hoeven niet onnodig lang te wachten op instructie en/of het kunnen uitvoeren van opdrachten. Omdat er onvermijdelijk enig tijdverlies bij iedere onderwijsactiviteit bestaat, is er gekozen voor een norm van 10% niet bestede of irrelevant bestede lestijd.
4.4
De school heeft een effectief beleid om schoolverzuim te voorkomen.
- Relatief verzuim (ongeoorloofd verzuim) van leerplichtige leerlingen wordt (tijdig) gemeld (16 uur binnen 4 weken); - Relatief verzuim (ongeoorloofd verzuim) van niet leerplichtigen 18- 23 jaar zonder startkwalificatie wordt (tijdig) gemeld (na verzuim van 4 weken); - Vrijstelling van geregeld schoolbezoek vindt op juiste gronden plaats; - De school heeft een inzichtelijke verzuimregistratie; - In- en uitschrijvingen van leerplichtigen worden binnen 7 dagen gemeld; - Uitschrijving vindt plaats op basis van een inschrijving op een andere school, vrijstelling op grond van LPW artikel 5 t/m 9 en 15; - Verwijdering van leerlingen wordt (terstond) gemeld aan B&W; - De school heeft het verzuimbeleid opgenomen in de schoolgids.
Schoolklimaat Kwaliteitsaspect 5: Het schoolklimaat is ondersteunend en gericht op een brede vorming
H3257153v2
5
5.1
De leraren bevorderen door hun handelen de verwerving van sociale en maatschappelijke competenties van leerlingen.
PM
5.2
De school en haar omgeving vormen een gezamenlijke pedagogische gemeenschap.
PM
5.3
De school vormt een sociaal veilige gemeenschap.
PM
5.4
De school ondersteunt de leerlingen en de ouders/verzorgers bij de keuzes tijdens de schoolloopbaan.
- De school ondersteunt leerlingen en hun ouders bij te maken keuzes in de schoolloopbaan (schoolsoort, profiel, vakkenpakket, stages etc.); - De school biedt voorlichtingsuren aan voor alle leerlingen en helpt individuele leerlingen; - De school draagt zorg voor een breed keuzepalet en daagt de leerlingen uit alle mogelijkheden te verkennen; - De school biedt PSO (vmbo) aan ook voor afdelingen die niet op de school worden aangeboden. - Leerlingen zijn tevreden over de ondersteuning bij keuzes tijdens de schoolloopbaan.
5.5
De school kent een op ondersteuning en begeleiding gerichte cultuur.
- De leraar/mentor bespreekt regelmatig met de leerling diens welbevinden en de voortgang in het onderwijsleerproces. - De leerling voelt zich tijdens de gesprekken gehoord. - De gesprekken zijn gebaseerd op leerlingspecifieke gegevens en leiden indien nodig tot afspraken en ondersteuning. - Leraren hebben contact met elkaar over de ondersteuning en begeleiding die een leerling nodig heeft. - De leerling krijgt extra uitleg en ondersteuning als hij daarom vraagt. - Leerlingen zijn tevreden over de extra ondersteuning en begeleiding die zij (kunnen) krijgen.
Kwaliteitsaspect 6: Het schoolklimaat is stimulerend en ambitieus
6.1
De school is gericht op het stimuleren van talent.
- De leraren zijn bekend met hoogbegaafdheid en weten het tijdig te herkennen; - Er is een sfeer bij het team leerlingen uit te dagen hun talenten te ontplooien; - Er zijn leraren met specifieke taken om getalenteerde leerlingen te begeleiden; - Leraren zijn bereid en in staat om flexibele onderwijsprogrammering en individuele trajecten uit te voeren.
6.2
De school is gericht op het leveren van (intellectuele) prestaties.
- Leerlingen waarderen elkaar om goede prestaties. - De school formuleert ambitieuze doelen op het gebied van (intellectuele) prestaties; - resultaten van leerlingen op ‘verdiepen’ of ‘verbreden’ worden zichtbaar gemaakt in de beoordeling (portfolio of rapport);
H3257153v2
6
-De school is zichtbaar aanwezig in competities of andere evenementen waarin de prestaties van leerlingen gemeten worden.
6.3
De leraar past de onderwijskundige ambities/doelen, die op schoolniveau zijn geformuleerd, toe in zijn les.
H3257153v2
- In dialoog met het bestuur of de school kan deze indicator worden ingevuld; - De inkleuring van deze indicator wordt bepaald door wat er in het schoolplan of strategisch beleidsplan wordt aangeven aan ambities/doelen. Hierbij gaat het om de verificatie of de school het onderwijs en het onderwijskundig beleid waarmaakt wat zij belooft.
7
Didactisch handelen Kwaliteitsaspect 7: Het (vak)didactisch handelen van leraren stelt leerlingen in staat tot leren en ontwikkeling.
7.1
De onderwijsactiviteit heeft een doelgerichte opbouw.
- De les kent een lesdoel dat past bij het niveau van de leerlingen; - De opbouw van de onderwijsactiviteit is herkenbaar voor leerlingen; - De gekozen lesactiviteiten vertonen logische samenhang (de uitleg, de verwerking of de werkvorm worden effectief en op het juiste moment ingezet); - De gekozen lesactiviteiten zijn nodig om het lesdoel te halen. Gebruikswijzer: de verschijningsvorm van een doelgerichte opbouw is afhankelijk van het type les. In een klassieke les kan de opbouw worden weergegeven aan de hand van een lesopbouw op het bord, bij andere type lessen (zoals een praktijkles of een leerplein), kunnen kan de doelgerichte opbouw tot uiting komen in een studiewijzer, een instructie op papier of in de opbouw van de lessenreeks.
7.2
De leerlingen krijgen een begrijpelijke uitleg.
- De uitleg sluit aan op het niveau van leerlingen; - De leraar activeert voorkennis; - De leraar geeft het doel van de les aan; - De leraar maakt gebruik van concrete voorbeelden die aansluiten bij de leefwereld van de leerlingen; - De leraar vat de instructie / uitleg in stappen regelmatig samen; - De leraar controleert actief of de leerlingen de uitleg hebben begrepen; - De leraar controleert of de lesdoelen zijn gehaald; - De leraar koppelt aan het einde van de les terug naar het doel van de les. Gebruikswijzer: indien uitleg niet wordt gegeven, dan deze indicator als n.v.t. scoren. Indien uitleg ten onrechte niet wordt gegeven, komt dit tot uiting in indicator 7.1.
7.3
De leerlingen zijn actief betrokken.
- Er is sprake van functionele interactie (tussen leerlingen onderling, tussen leraar en leerling); - De leraar hanteert werkvormen die leerlingen activeren (gespreksvormen, geleide inoefening, in groepen werken, zelfstandig werken, inzet ICT, varieert opdrachten); - De leraar activeert leerlingen tot leren door goed naar hen te luisteren (dus meer dan alleen controleren of de leerling het juiste antwoord geeft); - De leraar toont pedagogisch leiderschap.
7.4
De leraar hanteert adequate vakdidactische principes.
- De leraar situeert het betreffende schoolvak binnen het gehele onderwijsaanbod; - De leraar faciliteert op inspirerende wijze het leerproces in het schoolvak bij de leerlingen; Voorbeeld voor de exacte vakken: de leraar propageert een onderzoekende houding bij de leerlingen door middel van experimenten en proeven; Voorbeeld voor de talen: de leraar propageert het leren van communicatieve taaltaken door middel van veelvuldig gebruik van de doeltaal;
H3257153v2
8
Voorbeeld voor de maatschappijvakken: de leraar hanteert veel voorbeeldmateriaal van waaruit de relatie wordt gelegd naar de eigen leefwereld van de leerling.
7.5
De leraar stimuleert de leerlingen tot het leveren van hoge prestaties.
- De leraar heeft hoge ambities geformuleerd voor individuele en groepen leerlingen; - De leraar spreekt waardering uit over hoge prestaties; - De dialoog in de klas wordt gedomineerd door vragen van de leerling; - De leraar moedigt het kritisch denken aan; - De leraar geeft de leerlingen complimenten over hun werk. De feedback is meer gericht op de vooruitgang van leerlingen dan op correctie. Gebruikswijzer: deze indicator verschilt van 7.3 door de hogere ambitie en de hogere eisen die de leraar stelt aan de leerlingen.
7.6
De leraar stimuleert leerlingen tot denk- en leerstrategieën.
- De leraar leert de leerlingen oplossingen te checken, te schatten, te voorspellen of te relateren aan eerder opgeloste problemen; - De leraar vraagt leerlingen na te denken over strategieën bij de aanpak. Gebruikswijzer: deze indicator verschilt van 7.5 door in te gaan op de metacognitieve vaardigheden van leerlingen.
Kwaliteitsaspect 8: De leraren stemmen hun didactisch handelen af op verschillen tussen leerlingen. 8.1
De leraren gebruiken bij de vormgeving van hun onderwijs de analyse van de prestaties van de leerlingen.
- De leraren formuleren concrete doelen en/of acties voor bovengemiddeld presterende leerlingen; - De leraren bepalen op basis van een analyse van de prestaties doelen voor (groepen) leerlingen (om achterstanden weg te werken); - In de lespraktijk is te zien dat op basis van de analyse van de vorderingen of leerprestaties aanpassingen in het onderwijs aan de groep zijn gemaakt.
8.2
De leerlingen krijgen effectieve feedback op hun leerproces.
- Op basis van zowel formatieve evaluatiegegevens als interactie met de leerling kan de leraar benoemen waar de leerling staat in zijn leerproces; - De leerlingen weten wat hun resultaten zijn en wat zij moeten leren om hun resultaten te verbeteren; - De leraar maakt leerlingen duidelijk wat zij moeten leren om een volgende stap in hun leerproces te zetten; - De leraar maakt helder waarom een antwoord goed of fout is.
8.3
De leraar stemt de instructie af op verschillen tussen leerlingen.
- De leraar - De leraar werk; - De leraar individuele
8.4
De leraar stemt de verwerking af op verschillen tussen leerlingen.
H3257153v2
richt zich ook op sterkere en zwakkere leerlingen; zet leerlingen die minder instructie nodig hebben alvast aan het geeft extra of aanvullende instructie aan groepjes leerlingen of leerlingen;
Leerlingen die dat nodig hebben: - krijgen meer en extra oefenmogelijkheden; - krijgen de mogelijkheid tot overslaan (compacten) en verrijken; - kunnen werken met individuele leervragen en doelen.
9
Ondersteuning en begeleiding Kwaliteitsaspect 9: De school biedt effectief aanvullend onderwijs en ondersteuning aan leerlingen die dat nodig hebben. (basisondersteuning) (De school bestrijdt effectief achterstanden.) - Dit gebeurt ten minste op de doorstroomrelevante vakken met 9.1 De school volgt systematisch de vorderingen van de leerlingen genormeerde toetsen of op de referentieniveaus. De school gebruikt voor aan de hand van genormeerde toetsen. de referentieniveaus externe toetsen, die een mogelijkheid hebben tot analyse (Dit gebeurt op twee momenten in de onderbouw); - De school volgt de sociaalemotionele ontwikkeling; - De school heeft een systeem waarin ontwikkelingen van leerlingen over de leerjaren heen worden bijgehouden en gevolgd. Praktijkonderwijs: Gebruikt voor de referentieniveaus taal en rekenen externe toetsen bij leerlingen waar dat van toepassing is. Gebruikswijzer: De indicator is voldoende als aan het eerste en laatste aandachtspunt is voldaan.
9.2
De school bepaalt wat de onderwijs- en ondersteuningsbehoefte is van individuele of groepen leerlingen.
- De school bepaalt per leerling of groep leerlingen de: hiaten in kennis en vaardigheden; voorsprong in kennis en vaardigheden; leemtes in sociale vaardigheden; leemtes in studievaardigheden; belemmerende sociaal emotionele problematiek. - De school bepaalt per leerling of groepen leerlingen: wat hun ondersteunings- en instructiebehoefte is; welke sociaal emotionele begeleiding nodig is; welk extra aanbod nodig is. - Bij de analyse wordt indien nodig de volgende informatie betrokken: analyse prestaties toetsen; aanvullende diagnostische toetsen; gegevens leerlingbespreking; gegevens van aanleverende scholen (warm en koud). Gebruikswijzer: de analyse van de behoefte van leerlingen kan ook voldoende zijn indien 9.1 onvoldoende is. Deze indicator is alleen voldoende als de ondersteuningsbehoefte zowel op zowel cognitief als sociaal emotioneel gebied is bepaald.
9.3
De school heeft doelen gesteld die erop gericht zijn om achterstanden te bestrijden.
- De school heeft op het niveau van de leerling opbrengstdoelen bepaald die gericht zijn op het wegwerken van hiaten; - De doelen zijn te vertalen in tussendoelen; - De leerlingen worden actief betrokken bij het stellen van doelen.
9.4
De school voert de ondersteuning planmatig uit.
- Er zijn maatregelen getroffen (bijvoorbeeld verlenging leertijd, remedialteaching, hulpklassen, faalangsttrainingen) voor zowel cognitieve als sociaalemotionele ondersteuning voor alle leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben; - De school voert die maatregelen uit;
H3257153v2
10
- De school evalueert de effectiviteit van de genomen maatregelen en past de geboden ondersteuning aan. Gebruikswijzer: het gaat hier om de ondersteuning die op schoolniveau georganiseerd is. De uitvoering van de ondersteuning kan ook voldoende zijn indien de voorafgaande analyse van het probleem onvoldoende is.
H3257153v2
11
Kwaliteitsaspect 10: De school begeleidt leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben effectief aan de hand van hun ontwikkelingsperspectief. (extra ondersteuning) 10.1 Rood voor PrO!
Het bevoegd gezag stelt bij plaatsing voor iedere leerling een ontwikkelingsperspectief vast.
10.2 Rood voor PrO!
De leerling ontvangt onderwijs zoals beschreven in het ontwikkelingsperspectief.
10.3 Rood voor PrO!
De school stelt vast of de leerlingen zich ontwikkelen conform het ontwikkelingsperspectief en maakt naar aanleiding hiervan beredeneerde keuzes.
(verplicht voor praktijkscholen)
(verplicht voor praktijkscholen)
(verplicht voor praktijkscholen)
- Dit perspectief komt zo spoedig mogelijk na plaatsing maar in elk geval binnen zes weken van de leerling tot stand; - Dit ontwikkelingsperspectief bevat de leerroute waar de leerling aan gekoppeld is, het te bereiken eindprofiel aan het eind van de schoolperiode en de uitstroombestemming waar het eindprofiel op is afgestemd (PrO: uitstroomprofiel wordt binnen 2 jaar vastgesteld, het onderwijsprogramma binnen 6 weken). Uit de eerst opgestelde ontwikkelingsperspectieven blijkt een ambitieuze inschatting van de ontwikkelingsmogelijkheden van de leerling; - De vaststelling van het perspectief komt tot stand na overleg met de ouders waarbij de inzet is om tot overeenstemming te komen. Indien mogelijk betrekt de school ook de leerling bij dit overleg. - De school zorgt eervoor dat het ontwikkelingsperspectief leidt tot een plannend aanbod aan de leerling. De school volstaat dus niet met het volgen van de ontwikkeling van de leerling en het achteraf bijstellen; - Planningsdocumenten zijn aantoonbaar gekoppeld aan het ontwikkelingsperspectief i.c. de leerroute. Dit betekent dat: - De school tenminste twee maal per jaar de feitelijke ontwikkeling van de leerling relateert aan de leerroute waar de leerling op is geplaatst; - De school het perspectief aantoonbaar en beredeneerd bijstelt, als de ontwikkeling gunstiger of ongunstiger verloopt dan was voorzien; - De school zo nodig maatregelen treft voor een verdergaande afstemming van het (ortho)pedagogisch en (ortho)didactisch handelen op de onderwijsbehoeften van de (individuele) leerlingen teneinde de leerling binnen de bandbreedte te houden van de leerroute waarin hij is geplaatst (Dit aandachtspunt geldt in mindere mate voor praktijkonderwijs).
Kwaliteitsaspect 11: De school draagt bij aan een adequate overgang van (zorg)leerlingen van aanleverende en naar vervolgscholen en vervult haar rol in de zorgketen 11.1
H3257153v2
De school zorgt voor een adequate overgang van zorgleerlingen die van andere scholen komen.
- De school volgt een interne procedure voor de ontvangst van zorgleerlingen, waarin ook de warme overdracht geregeld is; - De ondersteuning is gebaseerd op het onderwijskundig rapport van de aanleverende school; - De school begeleidt de zorgleerling actief bij de start op de school; - De school betrekt de ouders bij de ontvangst.
12
11.2
De school zorgt voor een adequate overgang van zorgleerlingen naar andere scholen.
11.3
De school bereidt de leerlingen en de ouders/verzorgers voor op de vervolgopleiding/arbeidsmarkt.
11.4
School vervult haar rol in de zorgketen.
- De school volgt een interne procedure voor de overgang van zorgleerlingen, waarin ook de warme overdracht geregeld is; - De school informeert de ontvangende school over zorgleerlingen; - De school betrekt de ouders van de zorgleerlingen bij de overgang; - De gang van zaken met betrekking tot de overgang wordt jaarlijks geëvalueerd. - De toeleverende school begeleidt de ouders/verzorgers en de leerling bij de keuze voor het vervolgonderwijs; - De school heeft zich ingespannen eventuele hiaten in de kennis en vaardigheden van de leerling weg te werken (door middel van aansluitingsprogramma’s); - De school heeft de leerling en zijn ouders/verzorgers de gelegenheid gegeven een of meer kennismakingsbezoeken af te leggen aan de ontvangende school; - De school heeft een volledig onderwijskundig rapport opgesteld. PM
Domein Condities Kwaliteitszorg
Kwaliteitsaspect 12: De school bewaakt de kwaliteit van haar opbrengsten 12.1
De school evalueert systematisch de opbrengsten.
12.2
De school werkt doelgericht aan de kwaliteit van de opbrengsten.
H3257153v2
- De school evalueert jaarlijks de examengegevens tot op het niveau van de vakken en leraren; - De school betrekt secties, teams en docenten bij de evaluaties; - De school evalueert jaarlijks de rendementsgegevens tot op het niveau van de (groepen) leerlingen; - De school trekt conclusies en vertaalt die in voorgenomen beleid; - De school evalueert de toetsresultaten van andere leerjaren dan het examenjaar tot op het niveau van vakken en docenten. - De school heeft doelen gesteld voor de opbrengsten voor de eerstkomende drie jaar; - De school werkt opbrengstgericht; de school heeft indien nodig verbeterplannen voor de korte termijn per afdeling/team met daarin concrete opbrengstdoelen en tijdpaden; - De schoolleiding maakt jaarlijks prestatieafspraken met de vaksecties/teams over de opbrengsten; - De schoolleiding voert de verbeterplannen uit met als doel de prestatieafspraken te behalen; - De leraren(teams) voeren de verbeterplannen uit met als doel de prestatieafspraken te behalen;
13
Kwaliteitsaspect 13: De school bewaakt de kwaliteit van het onderwijsproces 13.1
De school evalueert systematisch het onderwijsproces.
- De schoolleiding verzamelt systematisch informatie over de kwaliteit van het didactisch handelen van de leraren, het klassenklimaat, de zorg en begeleiding, de toetsen en schoolexamens, het gebruik van onderwijstijd, de inzet van het aanbod, de bevordering van de sociale en maatschappelijke ontwikkeling. (Onderdeel van deze systematische informatieverzameling zijn lesbezoeken); - De schoolleiding relateert deze informatie aan de beoogde schooldoelstellingen vastgelegd in kerndocumenten van de school; - De schoolleiding komt tot oordelen over de kwaliteit van het didactisch handelen van de leraren, het klassenklimaat, het gebruik van onderwijstijd, de toetsen en examens, het aanbod en de bevordering van de sociale en maatschappelijke ontwikkeling;
13.2
De school werkt doelgericht aan de verbetering van het onderwijsproces.
- De school bepaalt de vereiste verbetermaatregelen op schoolniveau, teamniveau, leraarniveau en vertaalt deze in doelen; - De schoolleiding maakt jaarlijks prestatieafspraken met de vaksecties/teams over het onderwijsproces (waaronder didactisch handelen, zorg en toetsing/examinering); - De schoolleiding maakt de uitvoering van de verbeterplannen mogelijk (met als doel de prestatieafspraken te behalen); - De leraren(teams) voeren de verbeterplannen uit met als doel de prestatieafspraken te behalen.
13.3
De school borgt de kwaliteit van het onderwijsproces.
- De verantwoordelijkheid voor het bewaken van de kwaliteit van het onderwijsproces is duidelijk belegd; - De procedures rond de bewaking van de onderwijskwaliteit zijn duidelijk vastgelegd; - Betrokkenen houden zich/elkaar aan de afgesproken procedures Nieuwe leraren krijgen begeleiding en worden ingewijd in de schooleigen regels en ambities; - De school heeft criteria vastgelegd waaraan toetsen en examens moeten voldoen (toetstechnische, uitvoerings-, afname- en beoordelingseisen); - De criteria worden ook gebruikt voor andere leerjaren dan het examenjaar. Gebruikswijzer: 13.3 gaat over het geheel van afspraken en procedures waarmee de school de kwaliteit van het onderwijsproces behoudt, 13.2 op de daadwerkelijke verbeteracties van het onderwijsproces.
Professionele ruimte/leraarschap Kwaliteitsaspect 14: De schoolleiding zorgt dat leraren kunnen presteren en zich ontwikkelen conform de visie van de school - Er is een uitgesproken visie over wat de school wil bereiken met haar 14.1 De schoolleiding zorgt dat de visie van de school op onderwijs onderwijs; vertaald is in concrete professionele normen voor leraren. - Deze visie is vertaald in concrete en observeerbare normen voor het
H3257153v2
14
handelen van leraren in en buiten de klas; - De visie is vertaald in concrete en observeerbare normen voor de samenwerking van leraren in teams; - Deze visie is vertaald in een organisatie van feedbackprocessen op diverse niveaus.
14.2
De schoolleiding zorgt voor draagvlak bij leraren voor de schooleigen visie en de daarvan afgeleide ambities en verbeterdoelen
- De schoolleiding betrekt leraren bij de ontwikkeling van de schoolvisie, van de schoolambities en evt. van het specifieke didactische concept; - Leraren zijn voldoende geïnformeerd (ze kennen de visie en ambities, zijn het ermee eens en weten welke gedragingen er van hen verwacht worden op grond van die visie en ambities); - Er is een professioneel statuut waarin de zeggenschap van leraren is geregeld.
14.3
De schoolleiding stuurt via haar personeelsbeleid op het realiseren van de onderwijskundige doelen van de school.
- Er is een, liefst meerjarig, scholingsplan dat inhoudelijk aansluit bij geconstateerde behoeften van het personeel en mogelijke tekorten in de onderwijskwaliteit; - Het scholingsbeleid kent een generieke aanpak waardoor alle leraren voldoende toegerust worden; - Het scholingsbeleid kent een specifieke aanpak, waardoor groepen of individuele leraren op basis van geconstateerde ontwikkelpunten in hun didactisch pedagogisch handelen ondersteuning en scholing krijgen; - De school zet scholingbudget volledig in en geeft voldoende ruimte aan leraren voor het volgen van de scholingen; - De inhoud van de p-cyclus (functionerings-, voortgangs- en beoordelingsgesprekken) sluit direct aan bij het bereiken van voldoende onderwijskwaliteit; - De school heeft interne coachingstrajecten; - Cao-mogelijkheden (bijvoorbeeld loopbaanbeleid en functiemix) worden functioneel ingezet.
14.4
De schoolleiding stuurt leraren(teams) aan om het onderwijsproces zelf vorm te geven passend bij de ambities van de school.
- De school kent een evenwichtige organisatie van platforms (vakgroepen, intervisie- en feedbackgroepen, deelteams) waarin leraren kunnen overleggen over hoe vorm te geven aan het onderwijsproces; - De schoolleiding communiceert met leraren om het onderwijsproces zelf te vorm te geven passend binnen de visie van de school; - De kaders waarbinnen de platforms/teams kunnen opereren zijn helder; - De schoolleiding spreekt de teams/platforms aan op het behalen van de afspraken en doelstellingen; - De voorzitters van de platforms zijn gefaciliteerd.
14.5
De schoolleiding verantwoordt zich intern over de gerealiseerde onderwijskwaliteit.
- De schoolleiding informeert de leraren over de gerealiseerde kwaliteit van de opbrengsten en van het onderwijsleerproces (bijvoorbeeld in de vorm van tevredenheidenquêtes); - De schoolleiding informeert de leraren en MR over de al dan niet gehaalde doelstellingen.
H3257153v2
15
Kwaliteitsaspect 15 : De leraren benutten de professionele ruimte voor goed onderwijs 15.1
Leraren evalueren de kwaliteit van het onderwijs die zij bieden.
- Leraren(teams) evalueren hun handelwijze binnen en buiten de les d.m.v. lesobservaties (peer review), leerlingentevredenheidsenquêtes, leerlingen panels, oudergesprekken en ouderenquêtes; - Leraren(teams) hebben een reëel zicht op hun sterke en zwakke pedagogische en didactische competenties; - Leraren(teams) maken gebruik van de leerresultaten om de kwaliteit hun onderwijsproces te beoordelen.
15.2
Leraren vullen het onderwijs in passend bij de onderwijsvisie van de school/afdeling.
15.3
Leraren werken doelgericht aan hun bekwaamheden en de benodigde competenties voor het realiseren van de visie van de school.
15.4
Lerarenteams verantwoorden zich over de bereikte resultaten van hun professionaliserings- en verbeteractiviteiten.
- Er is draagvlak onder de leraren voor de onderwijskundige doelen van de school; - Leraren handelen in en buiten de klas in lijn met de gemaakte afspraken rond visie, ambitie en gekozen concept; - Leraren(teams) formuleren doelen t.a.v. het pedagogisch-didactisch handelen en opbrengsten (passend bij de doelen van de school); - Leraren(teams) ontwerpen – waar nodig - het onderwijsproces (passend bij de doelen van de school); - Leraren staan open voor nieuwe leerinhouden, moderne begeleidingsmethoden en nieuwe pedagogisch-didactische aanpakken. - Leraren formuleren op basis van bijvoorbeeld peer review, intervisie en collegiale consultatie hun eigen zwakke en sterke punten; - Leraren(teams) doen op basis van hun zwakke punten voorstellen voor hun professionele ontwikkeling; - Leraren(teams) volgen de scholing en ondersteuning die in grote lijnen past bij het deskundigheidsprofiel dat de school voor haar leraren heeft opgesteld; - Leraren nemen deel aan netwerken, lerarenconferenties en platforms die gericht zijn op het bevorderen van lerarencompetenties. - De vakwerkplannen/(deel)teamplannen worden geëvalueerd op het behalen van afspraken en doelstellingen; - De lerarenteams verantwoorden zich over hun professionaliseringsactiviteiten t.o.v. de schoolleiding.
Bestuurlijke kwaliteitszorg Kwaliteitsaspect 16: Het bestuur maakt met behulp van een goed functionerend systeem van kwaliteitszorg en kwaliteitsborging, zijn wettelijke zorgplicht voor de kwaliteit van het onderwijs waar. 16.1
Het bestuur heeft zicht op de kwaliteit van het onderwijs op de school/ de scholen en de daaronder vallende afdeling(en).
H3257153v2
- Het bestuur beschikt over adequate managementinformatie; - Het bestuur evalueert tenminste jaarlijks de opbrengsten (examengegevens, SE-CE, rendement); - Het bestuur heeft zicht op de trend in de kwaliteitsontwikkeling op zijn school/scholen en vergelijkt deze met overeenkomstige besturen (benchmarking); - Het bestuur heeft de door de inspectie gesignaleerde risico’s zelf al geconstateerd.
16
16.2
Het bestuur stuurt aantoonbaar op de verbetering van de onderwijskwaliteit
16.3
Het bestuur stuurt op de borging van de onderwijskwaliteit
16.4
Het bestuur verantwoordt zich op betrouwbare wijze over de geleverde onderwijskwaliteit en de verbetering daarvan.
- Het bestuur heeft een meerjarenbeleidsplan en meerjarenbegroting waarin prioriteiten zijn verantwoord; - Het bestuur heeft eigen (dwz. hogere dan de inspectie) normen voor de (verbetering van de) opbrengsten; - Het bestuur maakt meetbare prestatieafspraken met schoolleiding over te bereiken resultaten t.a.v. opbrengsten en onderwijsproces (verbeterplannen); - Het bestuur neemt maatregelen als de prestatieafspraken niet gehaald worden; - Het bestuur zorgt voor voldoende personele en materiële randvoorwaarden en legt daarbij een verbinding met de gewenste kwaliteitsverbetering. - Het bestuur heeft met de schoolleiding concrete afspraken en procedures vastgelegd om de kwaliteit w.o. de opbrengsten te behouden; - Het bestuur gaat systematisch na of betrokkenen overeenkomstig deze afspraken en procedures handelen; - Het bestuur zorgt voor voldoende continuïteit en stabiliteit in de aansturing van de school/ de scholen; - Het bestuur stimuleert en bewaakt de deskundigheid van de schoolleiding, de leraren en overig personeel; - Het bestuur speelt adequaat in op veranderende omstandigheden c.q. risico’s (o.a. krimp, groei, vacatures). - Het bestuur verantwoordt zich aan en voert een dialoog met de interne toezichthouder; - Het bestuur waarborgt dat het jaarverslag functioneert als volwaardig verantwoordingsdocument (intern en de extern), zowel op bestuursniveau als op schoolniveau; - Het bestuur informeert en overlegt regelmatig met ouders en andere direct belanghebbenden over de (ontwikkeling van de) kwaliteit; - He informatie is actueel, inzichtelijk en afgestemd op de doelgroep.
Financiële continuïteit Kwaliteitsaspect 17: Het bestuur waarborgt zijn financiële continuïteit ten behoeve van het onderwijs. 17.1
Het bestuur kan op langere termijn voldoen aan zijn financiële verplichtingen (solvabiliteit is hoger dan 0,2).
17.2
Het bestuur kan op korte termijn voldoen aan zijn financiële verplichting (liquiditeit is hoger dan 0,5).
17.3
Het bestuur houdt baten en lasten met elkaar in evenwicht (rentabiliteit ligt drie jaar boven nul).
17.4
De jaarrekening voldoet aan de daarvoor geldende richtlijnen en de beleidsdoelstellingen zijn onderscheiden naar de belangrijkste activiteiten van de onderwijsinstelling.
H3257153v2
17
Financiële doelmatigheid Kwaliteitsaspect 18: Het bestuur zet zijn rijksbekostiging in voor het onderwijs en vormt geen onnodige financiële reserves. 18.1
De financiële buffer van het bestuur bedraagt niet meer dan de signaleringswaarde van driemaal: • 10% van de totale baten van een klein bestuur (totale baten minder dan of gelijk aan € 6 miljoen); • op een glijdende schaal: tussen de 5% en 10% voor een middelgroot bestuur (totale baten meer dan € 6 miljoen, minder dan € 12 miljoen); • 5% van de totale baten van een groot bestuur (totale baten meer dan of gelijk aan € 12 miljoen).
Financieel beheer Kwaliteitsaspect 19: Het bestuur voert een deugdelijk financieel beheer. 19.1
Er is een meerjarenbegroting voor de komende 5 jaar die aansluit op de beleidsdoelstellingen.
19.2
Er zijn deugdelijke begrotingen voor het lopende en komende jaar.
H3257153v2
- ze zijn vastgesteld in overeenstemming met de interne statuten en reglementen; - ze bevatten alle relevante kostensoorten en kostenplaatsen in voldoende detail om inzicht te geven in de verwachte opbrengsten en kosten; - de kostensoorten die naar hun aard kunnen fluctueren zijn onderbouwd met plannen, zoals voor onderhoud, huisvesting, leermiddelen. De kosten voor personeel sluiten aan op een meerjaren formatieplan; - bij de keuze van kostenplaatsen worden minimaal de belangrijkste afzonderlijke elementen onderscheiden zoals vestigingen, schoolsoorten en private activiteiten; - ze sluiten aan op het model van de staat van baten en lasten in de jaarrekening van de onderwijsinstelling; - de geraamde rijksbijdragen zijn gebaseerd op een deugdelijke prognose van de relevante parameters (zoals aantallen leerlingen, rendementen); - ze bevatten een beschrijving van de belangrijkste risico’s ten aanzien van de bedrijfsvoering en de daarvoor te treffen maatregelen.
18
H3257153v2
19
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Bijlage X – Meerjarenbegroting
Ondersteuningsplan 30-09
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Coördinator: De heer L. van Duijn
Partners in Passend Onderwijs zinvol en betekenisvol omgaan met verschillen vanuit gedeelde expertise in inspirerend leren: levensecht en actueel Stichting SWV VO De Langstraat, postbus 259, 5140 AG Waalwijk, Rek.nr. 155.809.237
Postadres: De Gaard 4 5146 AW Waalwijk Telefoon: 0416‐333069 Mail: [email protected] www.swvdelangstraat.nl
Meerjarenbegroting 2015-2022
Datum Herzien Status Bestuur Coördinatiegroep Zorgcoördinatoren Door
: : : : : : :
30 januari 2014 04/02/2014, 19/03/2014, 25/03/2014, 02/04/2014 Definitief 10/02/2014, 31/03/2014 L. van Duijn, voorzitter
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Inhoud Inleiding .............................................................................................................................. 4 1. Baten ............................................................................................................................ 5 1.1 Toelichting lichte ondersteuning algemeen ................................................................... 5 1.2 Toelichting zware ondersteuning ................................................................................ 5 1.3 Toelichting Pro-middelen ........................................................................................... 6 1.4 Toelichting LWOO-middelen ....................................................................................... 7 1.5 Toelichting geoormerkte baten ................................................................................... 7 1.6 Toelichting overige baten .......................................................................................... 7 1.7 Toelichting Vereveningstoeslag .................................................................................. 7 2. Lasten........................................................................................................................... 8 2.1 Toelichting Schoolbudgetten ...................................................................................... 8 2.2 Toelichting Inleen expertise VSO en elders................................................................... 8 2.3 Toelichting Scholing passend onderwijs ....................................................................... 8 2.4 Toelichting Pro en LWOO (globale indicatie) ................................................................. 8 3. Arrangementen 3.1 Toelichting 3.2 Toelichting 3.3 Toelichting 3.4 Toelichting 3.5 Toelichting 3.6 Toelichting
bovenschools ........................................................................................... 9 Bovenschoolse voorziening OPDC Rebound .................................................. 9 Veilige Route ........................................................................................... 9 Schakelroute ........................................................................................... 9 Tijdelijke plaatsing leerlingen elders ............................................................ 9 VAT Verlengd AanmeldingsTraject............................................................... 9 Projectleiding en organisatie OPDC door MET Pro ........................................ 10
4. Zware ondersteuning / Speciaal onderwijs ........................................................................ 11 4.1 Toelichting VSO-plaatsen ........................................................................................ 11 4.2 Toelichting Tussentijdse groei of afname VSO............................................................. 11 4.3 Toelichting Specialistische ondersteuning VSO (voorheen AWBZ) .................................. 11 5. Bestuur en organisatie .................................................................................................. 12 5.1 Toelichting Schoolondersteuningsoverleg ................................................................... 12 5.2 Toelichting Zorgcoördinatorenoverleg ........................................................................ 12 5.3 Toelichting ACT ...................................................................................................... 12 5.4 Toelichting Website, licentiekosten en beheer ............................................................. 12 5.5 Toelichting DOD, licentiekosten en ondersteuning door Dyade ...................................... 13 5.6 Toelichting OPR ..................................................................................................... 13 6.
Totaaloverzicht ............................................................................................................. 14
Meerjarenbegroting 2014-2020
25 maart 2014
3
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Inleiding De meerjarenbegroting is gebaseerd op de bekostigingscijfers SWV VO De Langstraat (SWV 30.09) vanaf 2014. In de toekomst na 2014 worden geldstromen verlegd en herverdeeld. Dat heeft gevolgen voor ons financieel beheer en de financiële verantwoording. De nieuwe taken voor het SWV vanuit de wet gaan gepaard met meer budget voor het samenwerkingsverband. Kort de nieuwe taken op een rijtje: 1. Het bepalen van de toelaatbaarheid van een leerling voor het VSO. 2. Het meebetalen aan de op het VSO aanwezige leerlingen uit het SWV-gebied. 3. Het verzorgen van extra ondersteuning van leerlingen die nu een rugzak hebben. 4. Het meebetalen aan leerlingen in het SWV die LWOO of Pro-onderwijs volgen. De gelden zijn per cursusjaar in de begroting opgenomen. Na de baten volgen de lasten op schoolniveau (2 – Lasten), daarna de kosten arrangementen bovenschools (3), vervolgens de zware ondersteuning/VSO (4) en tot slot de kosten Bestuur en organisatie (5).
Meerjarenbegroting 2014-2020
25 maart 2014
4
SWV 30‐09
1.
VO De Langstraat
Baten
Baten
2015‐2016
2016‐2017
2017‐2018
2018‐2019
2019‐2020
2020‐2021
2021‐2022
Lichte ondersteuning algemeen Zware ondersteuning Pro‐middelen (voorlopig, globaal) LWOO‐middelen (voorlopig, globaal) Geoormerkte baten Overige baten Vereveningstoeslag
€ 734.559,00 € 3.807.694,00 € 362.375,00 € 1.615.250,00 € 52.100,00 € 54.000,00 € ‐388.884,00
€ 680.438,00 € 3.807.694,00 € 869.700,00 € 3.926.300,00 € 52.100,00
€ 657.894,00 € 3.807.694,00 € 869.700,00 € 3.926.300,00 € 37.100,00
€ 657.894,00 € 3.807.694,00 € 869.700,00 € 3.926.300,00 € 37.100,00
€ 657.894,00 € 3.807.694,00 € 869.700,00 € 3.926.300,00 € 37.100,00
€ 657.894,00 € 3.807.694,00 € 869.700,00 € 3.926.300,00 € 37.100,00
€ 657.894,00 € 3.807.694,00 € 869.700,00 € 3.926.300,00 € 37.100,00
Totaal
€ 6.237.094,00 € 8.986.237,00 € 9.007.019,00 € 9.065.358,00 € 9.182.023,00 € 9.298.688,00 € 9.298.688,00
1.1
€ ‐349.995,00 € ‐291.669,00 € ‐233.330,00 € ‐116.665,00 € ‐
€ ‐
Toelichting lichte ondersteuning algemeen
In het overzicht is zowel het bedrag per VMBO-leerling in het 3e en 4e leerjaar opgenomen, als het bedrag per totaal aantal leerlingen in het VO. Op dit moment wordt het budget voor lichte ondersteuning nog gebaseerd op het aantal VMBO-leerlingen in het 3e en 4e leerjaar. Per 1 augustus 2014 wordt dit budget echter gebaseerd op het totale aantal leerlingen in het VO. Vanwege de herverdeeleffecten is een overgangsregeling geformuleerd. Hierdoor wordt een correctiebedrag vastgesteld. Dat is het verschil tussen het bedrag dat het SWV had gekregen als de oude verdeelsleutel was gehanteerd, en het bedrag dat we ontvangen op basis van de nieuwe verdeelsleutel. Basis voor dit correctiebedrag is 1 oktober 2013. Vanaf de invoering wordt gedurende 2,5 jaar een percentage van dit correctiebedrag toegevoegd aan, dan wel afgetrokken van, het regionale zorgbudget zoals het SWV dat ontvangt op basis van de nieuwe verdeelsleutel en de T-1 telling.
1.2
Toelichting zware ondersteuning
Met de invoering van passend onderwijs ontvangt het SWV bekostiging voor zware ondersteuning. Dit bedrag bestaat in 2014 uit het schooldeel van de rugzakken en een bedrag per leerling in het overgangsjaar in verband met het beëindigen de REC's en de regelingen die door hen werden uitgevoerd. Het bedrag voor het schooldeel van de rugzakken wordt berekend over het aantal rugzakken op 1 oktober 2013. Vanaf 1 augustus 2015 maakt dit budget (schooldeel rugzakken) structureel deel uit van het totaal budget zware ondersteuning. Vanaf 1 augustus 2015 is ook het bedrag in de begroting zichtbaar dat gemoeid is met de plaatsen binnen het VSO. Dit budget wordt direct ingehouden door DUO maar maakt wel onderdeel uit van het totale beleid en wordt daarom zichtbaar gemaakt zowel aan de baten- als aan de kostenkant.
Meerjarenbegroting 2014-2020
25 maart 2014
5
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Bij SWV’n die er als gevolg van de nieuwe verdeelsleutel op vooruit gaan, wordt het correctiebedrag in mindering gebracht zodat zij niet direct dit gehele voordeel ontvangen. Bij SWV’n die er als gevolg van de nieuwe verdeelsleutel op achteruit gaan wordt het correctiebedrag toegevoegd zodat zij niet direct het gehele financiële nadeel ondervinden. Per jaar ziet dit er als volgt uit: Van 1 augustus 2014- 31 december 2014 wordt het budget voor lichte ondersteuning gebaseerd op het totaal aantal VO-leerlingen in het SWV op 1 oktober 2013. Vervolgens wordt hier twee derde van het correctiebedrag aan toegevoegd dan wel van afgetrokken. Aangezien halverwege het jaar 2014 wordt gestart met de nieuwe systematiek, is ook de helft van het budget, en dus ook het halve correctiebedrag, beschikbaar van 1 augustus 2014 tot en met 31 december 2014. In kalenderjaar 2015 is het budget voor lichte ondersteuning gebaseerd op het totaal aantal VO-leerlingen in het SWV op 1 oktober 2014. Vervolgens wordt hier twee derde van het correctiebedrag (zoals bepaald op basis van 1 oktober 2013) aan toegevoegd dan wel van afgetrokken. In het kalenderjaar 2016 is het budget voor lichte ondersteuning gebaseerd op het totaal aantal VO-leerlingen in het SWV op 1 oktober 2015. Vervolgens wordt hier één derde van het correctiebedrag (zoals bepaald op basis van 1 oktober 2013) aan toegevoegd dan wel ervan afgetrokken. Vanaf kalenderjaar 2017 is het budget voor lichte ondersteuning volledig gebaseerd op het totale aantal leerlingen in het VO: er vindt geen correctie meer plaats. In geld betekent dat voor ons in cursusjaren: Bedrag lichte ondersteuning o.b.v. VMBO 3+4 leerlingen Nieuwe bedrag lichte ondersteuning Correctiebedrag A. B. C.
€ € €
820.246,657.894,162.352.-
augustus 2014 - december 2014 wordt 2/3 van € 162.352,- opgeteld bij € 657.894,-, maar let op: omdat het een half jaar betreft, is het bedrag € 54.117,= januari 2015 – december 2015 is 2/3 van correctiebedrag, zijnde € 108.235,- opgeteld bij € 657.894,= januari 2016 – december 2016 is 1/3 van correctiebedrag, zijnde € 54.117,- opgeteld bij € 657.894,=
€
712.011,-
€
766.129,-
€
712.011,-
=
€
820.246,-
=
€
743.579,-
=
€
734.559,-
=
€
680.438,-
Bovenstaande resulteert na omzetting in cursusjaren: Oud bedrag Cursus 2014/2015 Cursus 2015/2016 Cursus 2016/2017
1.3
augustus 2014 - december 2014 - augustus 2015 € 296.671,- + € 446.908,augustus 2015 - augustus 2016 € 319.220,- + € 415.339,augustus 2016 - augustus 2017 € 296.667,- + € 383.771,-
Toelichting Pro-middelen
Op basis van bestaande toelatingscriteria en bestaande bedragen zijn dit voor 5/12 deel het bedrag voor Pro 2015, namelijk van 1 augustus 2015. In 2016 zijn het 220 leerlingen x € 3.950,- = € 869.000,-. Het ondersteuningsbedrag Pro is afhankelijk van schoolgroep, uitgaande van schoolgroep 1 is dit gemiddeld € 3.950,- per leerling.
Meerjarenbegroting 2014-2020
25 maart 2014
6
SWV 30‐09
1.4
VO De Langstraat
Toelichting LWOO-middelen
Op basis van bestaande toelatingscriteria en bestaande bedragen, is dit voor 5/12 deel het bedrag voor 2015, namelijk vanaf 1 augustus 2015. Daarna het totale bedrag 2015/2016. Het ondersteuningsbedrag LWOO is afhankelijk van schoolgroep. Uitgaande van € 3.950,- x 994 LWOOleerlingen op 1 oktober 2013 = € 3.926.300.
1.5
Toelichting geoormerkte baten
We ontvangen vanuit VSV subsidie voor de Rebound Plus voorziening, een bedrag van € 15.000,-. Deze subsidie loopt af in 2016. We ontvangen voor de Rebound (Plus) een bijdrage van de gemeente Waalwijk voor orthopedagoog/jeugdwerker van € 37.100,-.
1.6
Toelichting overige baten
We ontvangen voor schoolmaatschappelijk werk van de gemeente Waalwijk een bedrag van € 54.000,-. Het is nog niet zeker of die subsidie wordt voortgezet. Dit is in OOGO een onderwerp van bespreking.
1.7
Toelichting Vereveningstoeslag
Als we uitgaan van gelijk aantal leerlingen die naar het VSO gaan, dan leidt de normatieve bekostiging minus verevening minus afdracht VSO tot een resterend bedrag voor resterend ondersteuningsbudget voor leerlingen in het reguliere onderwijs van deze omvang. In cijfers: € 3.807.694 min € 388.884,- min € 2.332.681,- = € 1.086.129,- in 2015/2016. Op basis van de normbekostiging ontstaat een gelijke verdeling van het totale budget over alle samenwerkingsverbanden. Dit wijkt echter af van de huidige situatie. Daarom bestaat voor de periode 2015-2020 een overgangsregeling om stapsgewijs tot de normbekostiging te komen (is verevening). Bij een negatieve verevening wordt in afnemende mate een correctiebedrag opgeteld bij het normatieve budget. Bij een positieve verevening wordt in afnemende mate een correctiebedrag afgetrokken van het normatieve budget. Wij hebben een positieve verevening, d.w.z. dat zij op basis van de telling op 1 oktober 2011 gecompenseerd worden voor de verandering in bekostiging. Voor ons geldt dus ‘normatieve ondersteuningsbudget’ - ‘verevening’ – ‘ondersteuningskosten VSO’ = resterend ondersteuningsbudget voor zware ondersteuning (voorheen rugzakken). In cijfers: € 3.807.694,- min € 388.884,- min € 2.332.681,- = € 1.086.129,- in 2015/2016.
Meerjarenbegroting 2014-2020
25 maart 2014
7
SWV 30‐09
2.
VO De Langstraat
Lasten
Lasten
2015‐2016
2016‐2017
2017‐2018
2018‐2019
2019‐2020
2020‐2021
2021‐2022
Schoolbudgetten Inleen expertise VSO en elders Scholing passend onderwijs Pro (globale indicatie) LWOO (globale indicatie
€ 688.815,00 € 688.815,00 € 688.815,00 € 688.815,00 € 688.815,00 € 688.815,00 € 688.815,00 PM € 456.000,00 € 456.000,00 € 456.000,00 € 456.000,00 € 456.000,00 € 456.000,00 € 30.000,00 € 30.000,00 € 30.000,00 € 30.000,00 € 30.000,00 € 30.000,00 € 30.000,00 € 362.375,00 € 869.700,00 € 869.700,00 € 869.700,00 € 869.700,00 € 869.700,00 € 869.700,00 € 1.615.250,00 € 3.926.300,00 € 3.926.300,00 € 3.926.300,00 € 3.926.300,00 € 3.926.300,00 € 3.926.300,00
Totaal
€ 2.696.440,00 € 5.970.815,00 € 5.970.815,00 € 5.970.815,00 € 5.970.815,00 € 5.970.815,00 € 5.970.815,00
2.1
Toelichting Schoolbudgetten
Uitgaande van niet wijzigende leerlingenaantallen en verwijzingen naar VSO, gaan we uit van resterend ondersteuningsbudget voor leerlingen in het reguliere onderwijs als is opgegeven door ministerie. Daarbij hanteren we de telling LGF-leerlingen op 1 oktober 2013 als zijnde een vaste voet voor de scholen, zodat zij daarop hun jaarlijkse inzet kunnen bepalen. Het schooldeel oude rugzakken is per 1 augustus 2014 vervallen. Voor 2014-2015 was dat een bedrag van € 787.476,-. De post is nu opgenomen in de schoolbudgetten c.q. resterend ondersteuningsbudget 2015/2016.
2.2
Toelichting Inleen expertise VSO en elders
In 2015-2016 hebben we als SWV een verplichting deze AB-diensten af te nemen bij onze bestaande partners. Overleg over de besteding van deze gelden daarna zal in overleg met VSO geregeld moeten worden. Wij hebben als SWV te maken met REC/VSO Tilburg, ’s-Hertogenbosch en Breda. Voor 20152016 is deze post als PM opgenomen. In ons ondersteuningsplan is er een zgn. AB-pool opgenomen, die thans ook werk verricht voor onze LGF-leerlingen. Op basis van de huidige uren vastgesteld in overeenkomsten, is dat 265 uur voor een bedrag van € 456.000,-. Deze ondersteuning zetten wij door en zullen de expertise in de vorm van een orthopedagogenpool versterken daar waar nodig is en betrekken van óf VSO óf van elders als daar behoefte aan is volgens het OP.
2.3
Toelichting Scholing passend onderwijs
Het betreft hier de scholing van personeel ACT, coördinatoren en zorgcoördinatoren in het schoolondersteuningsoverleg en zorgcoördinatorenoverleg.
2.4
Toelichting Pro en LWOO (globale indicatie)
Bij de berekening van Pro en LWOO lichte ondersteuning, zijn we uitgegaan van gemiddeld € 3.950,per leerling.
Meerjarenbegroting 2014-2020
25 maart 2014
8
SWV 30‐09
3.
VO De Langstraat
Arrangementen bovenschools
Arrangementen bovenschools
2015‐2016
2016‐2017
2017‐2018
2018‐2019
2019‐2020
2020‐2021
2021‐2022
Bovenschoolse voorziening OPDC Rebound Veilige Route Schakelroute Tijdelijke plaatsing leerlingen elders VAT Verlengde AanmeldingsTraject Projectleiding en organisatie OPDC door MET
€ 200.000,00 € 30.000,00 € 40.000,00 PM € 10.000,00 € 50.000,00
€ 215.000,00 € 30.000,00 € 40.000,00 PM € 10.000,00 € 50.000,00
€ 275.000,00 € 30.000,00 € 40.000,00 PM € 10.000,00 € 50.000,00
€ 275.000,00 € 30.000,00 € 40.000,00 PM € 10.000,00 € 50.000,00
€ 275.000,00 € 30.000,00 € 40.000,00 PM € 10.000,00 € 50.000,00
€ 275.000,00 € 30.000,00 € 40.000,00 PM € 10.000,00 € 50.000,00
€ 275.000,00 € 30.000,00 € 40.000,00 PM € 10.000,00 € 50.000,00
Totaal
€ 330.000,00 € 345.000,00 € 405.000,00 € 405.000,00 € 405.000,00 € 405.000,00 € 405.000,00
3.1
Toelichting Bovenschoolse voorziening OPDC Rebound
Dit zijn de begrote kosten voor de 13 weken opvang van leerlingen in 2015/2016. Willen we de Rebound/Rebound Plus omvormen naar een OPDC dan zal daar in het jaar 2016/2017 meer begroot moeten worden in verband met meer diagnose en opvangcapaciteit. De begrote bedragen dienen onderbouwd te worden in 2016/2017 in relatie tot het aantal leerlingen. Het bedrag is nu gebaseerd op de huidige begroting plus € 15.000,-.
3.2
Toelichting Veilige Route
De Veilige Route is in 2012 geëvalueerd en zal tot en met 2016 worden voortgezet met een budget van € 30.000,- conform bestuursbesluit d.d. 23 april 2012. In het OP is € 30.000,- opgenomen voor 2014.
3.3
Toelichting Schakelroute
Er is een projectplan op basis waarvan Passend Onderwijs voor schakelaars wordt gerealiseerd. Schakelroute PRO-LWOO/VMBO en LWOO/VMBO-PRO wordt uitgevoerd door MET in samenwerking met De Overlaat.
3.4
Toelichting Tijdelijke plaatsing leerlingen elders
Aangezien er ook jaarlijks tussentijdse uitstroom is naar elders, zal er een PM-post opgenomen worden.
3.5
Toelichting VAT Verlengd AanmeldingsTraject
In samenwerking met WSNS Over Maas en Duin heeft het Samenwerkingsverband VO De Langstraat een verlengd aanmeldingstraject opgezet. Het traject is bedoeld voor leerlingen die overstappen van het primair naar het voorgezet onderwijs en een extra grote zorgbehoefte hebben. Het traject voorziet in een eerdere aanmelding van deze leerlingen op het voortgezet onderwijs, zodat primair onderwijs, voortgezet onderwijs en ouders meer tijd hebben om de zorgbehoefte in kaart te brengen en af te stemmen over de gewenste zorg. Het project is voor het tweede jaar in een pilotfase en is aan het einde van het schooljaar geëvalueerd en positief bevonden. Het SWV VO De Langstraat stelt het budget beschikbaar aan de begeleiding van deze leerlingen.
Meerjarenbegroting 2014-2020
25 maart 2014
9
SWV 30‐09
3.6
VO De Langstraat
Toelichting Projectleiding en organisatie OPDC door MET Pro
Dit project wordt afzonderlijk begroot en toegelicht. De inkomsten komen van het ministerie. In het kader van de subsidie voor de Plusvoorzieningen heeft het SWV een project opgezet om de Rebound/Plus-voorziening te herzien en te versterken. Het project in Waalwijk maakt deel uit van het project Plusvoorzieningen.
Meerjarenbegroting 2014-2020
25 maart 2014
10
SWV 30‐09
4.
VO De Langstraat
Zware ondersteuning / Speciaal onderwijs
Zware ondersteuning / Speciaal onderwijs
2015‐2016
2016‐2017
2017‐2018
2018‐2019
2019‐2020
2020‐2021
2021‐2022
VSO‐plaaten (Cat. 1‐2‐3) o.b.v. 1 oktober‐telling Tussentijdse groei of afname VSO Specialistische ondersteuning VSO (voorheen AWBZ)
€ 2.332.681,00 € 2.332.681,00 € 2.332.681,00 € 2.332.681,00 € 2.332.681,00 € 2.332.681,00 € 2.332.681,00 € 45.470,00 € 45.470,00 € 45.470,00 € 45.470,00 € 45.470,00 € 45.470,00 € 45.470,00 € 30.250,00 € 30.250,00 € 30.250,00 € 30.250,00 € 30.250,00 € 30.250,00 € 30.250,00
Totaal
€ 2.408.401,00 € 2.408.401,00 € 2.408.401,00 € 2.408.401,00 € 2.408.401,00 € 2.408.401,00 € 2.408.401,00
Toelichting: In 2014 wordt het speciaal onderwijs nog rechtstreeks bekostigd door DUO, vanaf augustus 2015 komt de zorgbekostiging van het VSO ten laste van het SWV. Het budget wordt als volgt verdeeld: VSO-plaatsen (cat.1-2-3): In 2015 en 2016 is nog uitgegaan van het aantal leerlingen in het VSO op 1 oktober 2012. Tussentijdse groei of krimp: uitgegaan is van een aantal plaatsen dat na de 1 oktobertelling nog in zal stromen in het VSO. Het SWV dient de kosten van deze leerlingen rechtstreeks met de VSO-scholen te verrekenen. Een kleine groei wordt nog verwacht. Specialistische ondersteuning in het VSO: Door het wegvallen van een aantal regelingen binnen de REC's is een bedrag gereserveerd voor zgn. AWBZ-ondersteuning voor leerlingen met een zodanige ondersteuningsbehoefte dat de veiligheid van henzelf of anderen in gevaar dreigt te komen. Het gaat hier om niet geoormerkt geld, waarmee het SWV nog geen ervaring heeft opgedaan en waarvoor uit overzichten van de REC's nog geen duidelijk beeld ontstaat. Het SWV is van mening dat hiervoor ook een verantwoordelijkheid bij de gemeenten ligt, namelijk voor zorgondersteuning in de klassensituatie. Om die reden is het bedrag geleidelijk aan afgebouwd en is dit een thema voor overleg met de gemeenten.
4.1
Toelichting VSO-plaatsen
Het beleid is om de toename van VSO-plaatsingen, daar waar mogelijk is en er kansen zijn voor deze leerlingen in regulier onderwijs, te beperken. Per jaar of per twee jaren zal op basis van de uitkomsten bezien worden of er een afname mogelijk is. Hiervoor kunnen, als de financiën dat toelaten, bovenschoolse voorzieningen ingericht worden of versterkt waardoor leerlingen dichterbij huis aangepast onderwijs volgen.
4.2
Toelichting Tussentijdse groei of afname VSO
Uit historische cijfers blijkt dat er gemiddeld 5 leerlingen tussentijds verwezen worden naar VSO. Ook de terugplaatsing zal invloed hebben op deze aantallen, daarmee is geen rekening gehouden. 5 x € 9.094,- (Cat. 1) = € 45.470,-.
4.3
Toelichting Specialistische ondersteuning VSO (voorheen AWBZ)
Hiervoor nemen we een bedrag (door het ministerie aangegeven) op van € 4,- per leerling in het SWV: 7.562 leerlingen x € 4,- = € 30.250,-.
Meerjarenbegroting 2014-2020
25 maart 2014
11
SWV 30‐09
5.
VO De Langstraat
Bestuur en organisatie
Bestuur en organisatie 1 2 3 4 5 6
7 8 9 10 11
Salaris directeur 0,5 fte, maximaal schaal 13 Secretariële en administratieve ondersteuning 0,2 fte, maximaal schaal 6 Accountantskosten Schoolondersteuningsoverleg Zorgcoördinatorenoverleg ACT ‐ Voorzitter, orthopedagoog, intaker ‐ Administratieve ondersteuning Website, licentiekosten en beheer DOD, licentiekosten en ondersteuning financiële administratie Dyade OPR BTW‐verplichtingen *) Klachten en geschillen
2015‐2016 € 50.000,00 € 13.000,00 € 1.750,00 € 14.850,00 € 14.850,00
2016‐2017 € 50.000,00 € 13.000,00 € 1.750,00 € 14.850,00 € 14.850,00
2017‐2018 € 50.000,00 € 13.000,00 € 1.750,00 € 14.850,00 € 14.850,00
2018‐2019 € 50.000,00 € 13.000,00 € 1.750,00 € 14.850,00 € 14.850,00
2019‐2020 € 50.000,00 € 13.000,00 € 1.750,00 € 14.850,00 € 14.850,00
2020‐2021 € 50.000,00 € 13.000,00 € 1.750,00 € 14.850,00 € 14.850,00
2021‐2022 € 50.000,00 € 13.000,00 € 1.750,00 € 14.850,00 € 14.850,00
€ 50.000,00 € 8.000,00 € 1.000,00 € 10.000,00 € 5.000,00 PM € 3.000,00
€ 50.000,00 € 8.000,00 € 1.000,00 € 10.000,00 € 5.000,00 PM € 3.000,00
€ 50.000,00 € 8.000,00 € 1.000,00 € 10.000,00 € 5.000,00 PM € 3.000,00
€ 50.000,00 € 8.000,00 € 1.000,00 € 10.000,00 € 5.000,00 PM € 3.000,00
€ 50.000,00 € 8.000,00 € 1.000,00 € 10.000,00 € 5.000,00 PM € 3.000,00
€ 50.000,00 € 8.000,00 € 1.000,00 € 10.000,00 € 5.000,00 PM € 3.000,00
€ 50.000,00 € 8.000,00 € 1.000,00 € 10.000,00 € 5.000,00 PM € 3.000,00
Totaal
€ 171.450,00 € 171.450,00 € 171.450,00 € 171.450,00 € 171.450,00 € 171.450,00 € 171.450,00
5.1
Toelichting Schoolondersteuningsoverleg
Hoofdtaak: advies uitbrengen aan het bestuur en beleidsvoorbereiding en –evaluatie in overleg met de coördinatoren. Aantal deelnemers 11. Vergoeding € 45,- per uur per deelnemer. Aantal bijeenkomsten 6, duur van de bijeenkomst 3 uur. Voor- en nazorg bijeenkomsten 2 uur. Totaal per deelnemer 30 uur. Totaal 30 uur per deelnemer à € 45,- per uur x 11 deelnemers = € 14.850,-. Het netwerk zorgcoördinatoren zal in 2014 worden uitgebreid met een zorgcoördinator vanuit de VSO-scholen die zich bij onze stichting aansluiten.
5.2
Toelichting Zorgcoördinatorenoverleg
Hoofdtaak: afstemming in de uitvoering van de zorg op de verschillende VO-scholen en implementatie van nieuwe trajecten. Aantal deelnemers 11. Vergoeding € 45,- per uur per deelnemer. Aantal bijeenkomsten 6, duur van de bijeenkomst 3 uur. Voor- en nawerk los van projecten 2 uur. Totaal per deelnemer 30 uur. Totaal 30 uur per deelnemer à € 45,- per uur x 11 deelnemers = € 14.850,-.
5.3
Toelichting ACT
Hoofdtaak: indiceren van leerlingen voor de bovenschoolse voorziening, voor de verplaatsing van leerlingen, toekennen van zorgmiddelen, adviseren over de benodigde zorg en besluiten over de plaatsing van leerlingen. Bezoldiging: onafhankelijk voorzitter, orthopedagoog, coördinerend AB’er. De werkzaamheden van de ACT nemen toe met als gevolg een grotere administratieve last.
5.4
Toelichting Website, licentiekosten en beheer
De ouders zullen via de website van het SWV direct geïnformeerd worden over de ondersteuningsmogelijkheden. Ook via de websites van de scholen zullen de ouders inlichtingen ontvangen en kunnen zij doorlinken naar de site van het SWV.
Meerjarenbegroting 2014-2020
25 maart 2014
12
SWV 30‐09
5.5
VO De Langstraat
Toelichting DOD, licentiekosten en ondersteuning door Dyade
In het kader van de VSV-gelden die zijn toegekend aan de regio Tilburg heeft het Samenwerkingsverband VO De Langstraat zich aangesloten bij de ontwikkelingen op het gebied van digitale overdracht in de regio Tilburg, waartoe ook Waalwijk behoort. In 2014 worden alle leerlingen van PO naar VO en van VO naar VO digitaal overgedragen. Daartoe zal het onderwijskundig rapport van het voortgezet onderwijs digitaal gemaakt worden. In de begroting is opgenomen: licentiekosten € 8.000,-. In 2014 wordt bedrag niet meer vergoed vanuit Plusgelden Tilburg.
5.6
Toelichting OPR
Opgenomen is het afgesproken budget voor vacatiegelden en eventuele scholing of begeleiding.
Meerjarenbegroting 2014-2020
25 maart 2014
13
SWV 30‐09
6.
VO De Langstraat
Totaaloverzicht
Jaar
Inkomsten
Uitgaven
Resultaat
2015‐2016 2016‐2017 2017‐2018 2018‐2019 2019‐2020 2020‐2021 2021‐2022
€ 6.237.094,00 € 8.986.237,00 € 9.007.019,00 € 9.065.358,00 € 9.182.023,00 € 9.298.688,00 € 9.298.688,00
€ 5.606.291,00 € 8.895.666,00 € 8.955.666,00 € 8.955.666,00 € 8.955.666,00 € 8.955.666,00 € 8.955.666,00
€ 630.803,00 € 90.571,00 € 51.353,00 € 109.692,00 € 226.357,00 € 343.022,00 € 343.022,00
Meerjarenbegroting 2014-2020
25 maart 2014
14
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Bijlage XI – Handelingswijzers Bron: Lieshout, T, van. (2009). Pedagogische adviezen voor speciale kinderen: Een praktisch handboek voor professionele opvoeders, begeleiders en leerkrachten (2e druk). Houten: Bohn Stafleu van Loghum.
Ondersteuningsplan 30-09
ADD ‐ Handelingswijzer 1. Probleem De leerling heeft geen zelfregulerend vermogen. Hij heeft grote concentratie‐ en aandachtsproblemen Methode Structureer alle situaties voor, met name huiswerk, pauzes en vrije situaties Bied steeds ordening, structuur van buitenaf aan. De leerling blijft hiervan afhankelijk Betrek de leerling er steeds weer bij als je hem ziet afdwalen. Help hem zo allerlei prikkels beter te verwerken Geef de leerling een rustige plaats; eventueel bij proefwerken een plekje in een aparte ruimte of op de gang, als daar geen anderen zijn Zorg dat je zijn aandacht hebt Leer de leerling self‐monitoringtechnieken en strategieën om zich beter te concentreren aan. (Zie methode 4). Bepreek met leerling en ouders wanneer dit allemaal niet helpt, de mogelijkheid van medicatie of van een onderzoek In geval van medicatie: zorg dat deze genomen wordt en maak de leerling er verantwoordelijk voor 2. Probleem De leerling is gauw uitgekeken op opdrachten, vindt ze snel saai, raakt daardoor afgeleid en verliest zijn motivatie Methode Geef de leerling interessante, prikkelende taken, anders wordt hij snel afgeleid door allerlei inwendige en uitwendige prikkels Leer hem altijd zaken af te maken en niet halverwege te stoppen Deel de taak eventueel op in kleine deeltaken om bovenstaande te voorkomen Door afwisseling en uitdaging blijft de leerling gefocust De computer kan ervoor zorgen dat aandacht beter vastgehouden kan worden Motivatie kan op peil gehouden worden of verhoogd worden door keuzemogelijkheden aan te bieden en door meer verantwoordelijkheid bij de leerling neer te leggen 3. Probleem De leerling is zwak in plannen, ordenen, organiseren en taken afmaken Methode Leer de leerling (zelf)controle mechanismen aan: 1. Leer hem/haar werken volgens een vast oplossings‐ en stappenschema en deze denkstappen te visualiseren op kaartjes: “stop‐denk‐kies‐doe‐keur‐methode”. Niet alleen gericht op impulsbeheersing (stop‐denk‐doe). a. Stop: wat is het probleem? b. Denk: welke mogelijkheden zijn er? c. Kies: welke oplossing kies je? d. Doe: ga aan de slag met de gekozen oplossing e. Keur: werkt de oplossing? Ben je nog niet tevreden, kijk dan of een andere oplossing wel werkt 2. Geef één opdracht tegelijk, maak dag en weekschema’s en leer de leerling deze zelf te maken 3. Deel een taak samen met leerling op in deeltaken en laat hem/haar gemaakte taken afstrepen ‐ 1 ‐
ADD ‐ Handelingswijzer 4. Leer de leerling hoe hij de kern in een tekst kan ontdekken en laat hem dat verwoorden. Leer de leerling taken te ordenen, zodat hij overzicht krijgt over de leerstof. Help de leerling op weg met zijn werk, geef extra tijd en uitleg, leer de leerling ezelsbruggetjes 5. Leer de leerling hoe hij zijn aandacht er beter bij kan houden. Vraag regelmatig of hij nog bij de les is, of afgedwaald 6. Leer de leerling geregeld vragen te stellen door dit bij te houden en hem ervoor te complimenteren 7. Bouw vanaf het begin een routine op: leer de leerling zijn bureau op te ruimen, tas in te pakken, bewust een rustige plek te kiezen. Leg in een “contractje” allerlei afspraken vast, zoals waaraan te denken als je naar school gaat Voorstructurering door leerkracht: 1. Korte, duidelijke, enkelvoudige instructies geven, en ga na of ze begrepen zijn. Geef tussentijds instructie en feedback, mondeling en op schrift 2. Zorg dat leerling zijn huiswerk goed noteert en laat hem alvast in de les ermee beginnen 3. Zorg dat leerling voldoende hulpmiddelen heeft om zijn werk goed te organiseren: gele memo’s, gekleurde stickers, lijstjes, enz. 4. Herinner de leerling tijdig aan taken die moeten gebeuren. Zorg voor veel herhaling en geef voldoende tijd om dingen op te schrijven 5. Geef leerling eventueel een dubbele set boeken (een voor thuis en een voor op school) 6. Leer leerling om, als hij de weg kwijtraakt, in plaats van te storen of weg te dromen, om proactief hulp te vragen: vinger opsteken, klasgenoot iets vragen, of op het bord kijken 4. Probleem De leerling heeft omgangsproblemen door opgewonden, impulsief, druk gedrag. Hij soort anderen, dringt zichzelf op Methode Wees nabij, ben altijd als eerste in het lokaal Geef korte time‐outs als afkoeling, waarbij docent de regie houdt Geef aan wanneer de leerling terug mag in de les Spreek non‐verbale signalen af om bij te sturen Bespreek wat er is misgegaan. Maak duidelijke korte afspraken met een beloningssysteem (goed‐gedrag kaart) Blijf leerling veelvuldig herinneren aan regels en afspraken, laat hem/haar ze zelf verwoorden Stel maatregelen zakelijk, neutraal. Bied in plaats van straffen keuzes aan. Als je moet straffen, doe dat dan kort Begrens onacceptabel gedrag Bespreek de consequenties van ongewenst gedrag en voer die ook uit Verval niet in discussies Verbaliseer niet teveel Houd het kort en zakelijk, laat je niet kwaad maken Gebaren maken meer indruk dan veel gepraat Wees zeer alert op positief gedrag; benoem dit steeds Moedig ieder positief gedrag aan, beloon het en prijs hem ervoor Zie energie, pit en creativiteit ook als iets positiefs Leer de leerling positief gedrag van anderen observeren Bereid leerling voor op vrije situaties Zie steeds de onmacht en niet de onwil en leg dit ook aan de groep uit
‐ 2 ‐
ADD ‐ Handelingswijzer
Besef dat kinderen met ADHD zich vaak ook dwars gaan gedragen als reactie op de vele berispingen, waardoor je kunt gaan denken dat er sprake is van ODD. Dit is hun manier van omgaan met kritiek op gedrag waar zij niets aan kunnen doen.
5. Probleem De leerling heeft leer‐ en automatiseringsproblemen. Hij heeft een trage informatieverwerking, is passief, heeft moeite om tegelijk te denken en te schrijven, wat zijn werktempo drukt. Fijn‐ motorische vaardigheden als schrijven zijn zwak ontwikkeld. Methode Besef dat veel informatie langs leerling heen gaat. Spoor leerling veel aan en help hem op gang Haal de aandacht terug bij dromen of staren Help leerling herinneren Laat leerling de instructie herhalen, zodat je kunt nagaan of de instructie is overgekomen Laat leerling alvast op school zijn huiswerk maken, zodat hij om hulp kan vragen als hij vastloopt Onderzoek waar leerling vastloopt in het leerproces; oefen en herhaal veel Geef veel tussentijdse instructie en feedback Ga na of leerling alles goed opgeschreven heeft Geef leerling extra tijd 6. Probleem Leerling is vooral visueel ingesteld. Leert met grote moeite uit boeken en ook auditieve informatie wordt moeilijk verwerkt Methode Bied naast informatie uit boeken, informatie uit andere media: computer, internet, dvd’s Probeer informatie te koppelen aan interesses van het kind Besef dat alleen mondelinge informatie weinig beklijft 7. Probleem Leerling heeft moeite met taken die een langduriger beroep doen op denkwerk, zoals school‐ en huiswerk. Dat wordt door hem als saai ervaren, waardoor het gevaar op onderpresteren dreigt. Leerling vermijdt moeilijke, langdurige taken Methode Bied theorievakken aan als de aandacht nog het beste is: meestal in de ochtenden Deel opdrachten in kleinere delen Leer leerling geleidelijk zelf te plannen Bied interessante, prikkelende leerstof aan Geef leerling extra tijd Houd in de gaten dat de leerling aan het werk blijft en zich niet gaat zitten vervelen Stop‐denk‐kies‐doe‐keur Leer leerling hoe hij dit moet toepassen om zichzelf te controleren 8. Probleem Leerling heeft moeite met discipline, stelt gemakkelijk zaken uit, wacht tot het laatste moment, heeft moeite zich aan te passen aan veranderingen Methode ‐ 3 ‐
ADD ‐ Handelingswijzer
Moedig leerling extra aan en ondersteun hem Leer leerling prioriteiten stellen en zich daaraan te houden, met name het afmaken van iets waaraan hij begonnen is Stimuleer door middel van non‐verbale tekens Bereid leerling voor op veranderingen; tijdig Leer leerling tijd vrij te maken tussen twee zaken die hij moet doen om zo zijn gedachten op een rijtje te zetten
9. Probleem Leerling voelt zich snel dom, omdat hij een en ander niet georganiseerd krijgt Methode Pas op voor een verkeerde inschattin g van de problematiek Laat leerling zien dat het geen kwestie van intelligentie is, maar dat hij een neurobiologisch probleem heeft, waar leerling en omgeving rekening mee moeten houden (onwil – onmacht verhaal) Vergroot eigenwaarde van leerling, door succeservaringen op te laten doen en verantwoordelijkheid te geven Geef aanwijzingen discreet en apart Geef complimenten luid en duidelijk Doe beide met humor 10. Probleem Leerling heeft omgangsproblemen als gevolg van aandachts‐ en concentratieproblemen, traagheid, vergeetachtigheid en vanwege zijn moeite om zaken goed te kunnen plannen en organiseren. Daardoor is hij onopmerkzaam en onhandig Methode Laat leerling zien hoe zijn kernproblematiek effect heeft op zijn sociaal‐emotioneel functioneren Vertel de klas over leerlings probleem of laat het leerling zelf vertellen en vraag zo begrip voor hem Help leerling herinneren aan afspraken, help leerling een systeem bedenken om zichzelf aan zijn afspraken te herinneren
‐ 4 ‐
AD(H)D ‐ Handelingswijzer 1. Probleem De leerling heeft geen zelfregulerend vermogen. Hij heeft grote concentratie‐ en aandachtsproblemen Methode Structureer alle situaties voor, met name huiswerk, pauzes en vrije situaties Bied steeds ordening, structuur van buitenaf aan. De leerling blijft hiervan afhankelijk Betrek de leerling er steeds weer bij als je hem ziet afdwalen. Help hem zo allerlei prikkels beter te verwerken Geef de leerling een rustige plaats; eventueel bij proefwerken een plekje in een aparte ruimte of op de gang, als daar geen anderen zijn Zorg dat je zijn aandacht hebt Leer de leerling self‐monitoringtechnieken en strategieën om zich beter te concentreren aan. (Zie methode 4). Bepreek met leerling en ouders wanneer dit allemaal niet helpt, de mogelijkheid van medicatie of van een onderzoek In geval van medicatie: zorg dat deze genomen wordt en maak de leerling er verantwoordelijk voor 2. Probleem De leerling is impulsief in denken en doen Methode Train de stop‐denk‐doe methode. Benadruk dit steeds Bespreek situaties na: wat is het gevolg van je gedrag, wat kun je beter doen? Reageer alleen op de jongere als hij zijn vinger opsteekt, zo leert hij reacties uit te stellen Zorg dat je veel in de buurt van de leerling bent, met name bij de start en het einde van de les, en kan hypergedrag af; neem hem eventueel even apart Ga na of instructie is over gekomen, door de leerling te vragen de instructie in zijn eigen woorden te herhalen 3. Probleem De leerling is gauw uitgekeken op opdrachten, vindt ze snel saai, raakt daardoor afgeleid en verliest zijn motivatie Methode Geef de leerling interessante, prikkelende taken, anders wordt hij snel afgeleid door allerlei inwendige en uitwendige prikkels Leer hem altijd zaken af te maken en niet halverwege te stoppen Deel de taak eventueel op in kleine deeltaken om bovenstaande te voorkomen Door afwisseling en uitdaging blijft de leerling gefocust De computer kan ervoor zorgen dat aandacht beter vastgehouden kan worden Motivatie kan op peil gehouden worden of verhoogd worden door keuzemogelijkheden aan te bieden en door meer verantwoordelijkheid bij de leerling neer te leggen 4. Probleem De leerling is zwak in plannen, ordenen, organiseren en taken afmaken Methode Leer de leerling (zelf)controle mechanismen aan: ‐ 1 ‐
AD(H)D ‐ Handelingswijzer 1. Leer hem/haar werken volgens een vast oplossings‐ en stappenschema en deze denkstappen te visualiseren op kaartjes: “stop‐denk‐kies‐doe‐keur‐methode”. Niet alleen gericht op impulsbeheersing (stop‐denk‐doe). a. Stop: wat is het probleem? b. Denk: welke mogelijkheden zijn er? c. Kies: welke oplossing kies je? d. Doe: ga aan de slag met de gekozen oplossing e. Keur: werkt de oplossing? Ben je nog niet tevreden, kijk dan of een andere oplossing wel werkt 2. Geef één opdracht tegelijk, maak dag en weekschema’s en leer de leerling deze zelf te maken 3. Deel een taak samen met leerling op in deeltaken en laat hem/haar gemaakte taken afstrepen 4. Leer de leerling hoe hij de kern in een tekst kan ontdekken en laat hem dat verwoordenLeer de leerling taken te ordenen, zodat hij overzicht krijgt over de leerrstof. Help de leerling op weg met zijn werk, geef extra tijd en uitleg, leer de leerling ezelsbruggetjes 5. Leer de leerling hoe hij zijn aandacht er beter bij kan houden. Vraag regelmatig of hij nog bij de les is, of afgedwaald 6. Leer de leerling geregeld vragen te stellen door dit bij te houden en hem ervoor te complimenteren 7. Bouw vanaf het begin een routine op: leer de leerlign zijn bureau op te ruimen, tas in te pakken, bewust een rustige plek te kiezen. Leg in een “contractje” allerlei afspraken vast, zoals waaraan te denken als je naar school gaat Voorstructurering door leerkracht: 1. Korte, duidelijke, enkelvoudige instructies geven, en ga na of ze begrepen zijn. Geef tussentijds instructie en feedback, mondeling en op schrift 2. Zorg dat leerling zijn huiswerk goed noteert en laat hem alvast in de les ermee beginnen 3. Zorg dat leerling voldoende hulpmiddelen heeft om zijn werk goed te organiseren: gele memo’s, gekleurde stickers, lijstjes, enz. 4. Herinner de leerling tijdig aan taken die moeten gebeuren. Zorg voor veel herhaling en geef voldoende tijd om dingen op te schrijven 5. Geef leerling eventueel een dubbele set boeken (een voor thuis en een voor op school) 6. Leer leerling om, als hij de weg kwijtraakt, in plaats van te storen of weg te dromen, om proactief hulp te vragen: vinger opsteken, klasgenoot iets vragen, of op het bord kijken 5. Probleem De leerling heeft veel motorische onrust, friemelt overal aan Methode Geef ruimte om zich af en toe uit te leven in beweging. Geef heel precies aan wanneer die motorische onrust wel en niet is toegestaan en reguleer dit duidelijk. Stimuleer de leerling veel en vaak te sporten 6. Probleem De leerling heeft omgangsproblemen door opgewonden, impulsief, druk gedrag. Hij soort anderen, dringt zichzelf op Methode Wees nabij, ben altijd als eerste in het lokaal Geef korte time‐outs als afkoeling, waarbij docent de regie houdt ‐ 2 ‐
AD(H)D ‐ Handelingswijzer
Geef aan wanneer de leerling terug mag in de les Spreek non‐verbale signalen af om bij te sturen Bespreek wat er is misgegaan. Maak duidelijke korte afspraken met een beloningssysteem (goed‐gedrag kaart) Blijf leerling veelvuldig herinneren aan regels en afspraken, laat hem/haar ze zelf verwoorden Stel maatregelen zakelijk, neutraal. Bied ipv straffen keuzes aan. Als je moet straffen, doe dat dan kort Begrens onacceptabel gedrag Bespreek de consequenties van ongewenst gedrag en voer die ook uit Verval niet in discussies Verbaliseer niet teveel Houd het kort en zakelijk, laat je niet kwaad maken Gebaren maken meer indruk dan veel gepraat Wees zeer alert op positief gedrag; benoem dit steeds Moedis ieder positief gedrag aan, beloon het en prijs hem ervoor Zie energie, pit en creativiteit ook als iets positiefs Leer de leerling positief gedrag van anderen observeren Bereid leerling voor op vrije situaties Zie steeds de onmacht en niet de onwil en leg dit ook aan de groep uit Besef dat kinderen met ADHD zich vaak ook dwars gaan gedragen als reactie op de vele berispingen, waardoor je kunt gaan denken dat er sprake is van ODD. Dit is hun manier van omgaan met kritiek op gedrag waar zij niets aan kunnen doen.
7. Probleem De leerling kan situaties opzoeken die een grote mate van stimulatie inhouden Methode Besef dat deze kinderen behoefte hebben aan sterke uitdagende prikkels Zorg voor afwisseling in de taken Medicatie Prikkelende en stimulerende activiteiten werken ook dopamine verhogend: meer concentratie Zoek uitdagingen voor de leerling Laat de leerling een goede ‘verslavende’ activiteit zoeken, zoals sport
‐ 3 ‐
ASS ‐ Handelingswijzer 1. Probleem De jongere begrijpt weinig van de sociale wereld om hem heen. Hun ‘sociaal snapvermogen’ (Theory of mind) verloopt afwijkend en vertraagd. Hij voelt situaties en emoties van anderen niet aan, begrijpt hen niet en kan daardoor moeilijk bezigheden met anderen delen. Methode: Help hem een adequater antwoord te vinden op prikkels Leg allerlei situaties nadrukkelijk uit, in heldere taal die maar voor één uitleg vatbaar is De cognitieve ingang werkt het best. Leer hem zo op een rationele wijze aan wat hij uit zichzelf niet aanvoelt Gebruik een agenda en schema’s Gesproken informatie is vluchtig en kan tot misverstanden leiden. Naar geschreven, getekende, informatie kun je gemakkelijk verwijzen Visualiseer zaken dus, bijvoorbeeld met pictogrammen Maak zijn wereld concreet, overzichtelijk, zichtbaar en voorspelbaar en reduceer waar mogelijk het aantal prikkels 2. Probleem De jongere stemt onvoldoende af op de ander, kan zich niet of weinig in een ander verplaatsen, is star. Methode: Zie de onmacht en beschouw het niet als onwil. Leg uit wat fout ging, hoe de ander iets opvat; dit helpt veel beter dan straffen, dat eerder averechts werkt. Corrigeer ongewenst gedrag door snel en duidelijk in te grijpen. Schrijf gedrag voor, doe iets eventueel letterlijk voor. Werk met beloningen Hij heeft een tekort in zijn sociaal‐ cognitieve vermogen. Mist de cognitieve vaardigheid aan zichzelf en anderen gedachten, gevoelens, ideeën en intenties toe te schrijven, en op basis daarvan de anticiperen op het gedrag van anderen (ze hebben geen of een zeer beperkte ToM, een beperkt inlevingsvermogen). 3. Probleem Er is geen wederkerigheid in de relatie. Zijn gedrag kan grenzeloos en bizar zijn. Methode: Help hem te benoemen wat hij zélf denkt, voelt en wil en probeer hem te laten zien hoe een ander er anders naar kan kijken Doe ook gewenst gedrag voor en benoem dat voor hem
‐ 1 ‐
ASS ‐ Handelingswijzer
4. Probleem De jongere is vaak angstig door de hiervoor genoemde zaken en voelt zich onveilig. Ook kan hij angstig worden doordat hij meegesleept wordt door allerlei prikkels. Door zijn geringe frustratietolerantie en angst kan hij uiteenlopend reageren: van heel teruggetrokken tot vreselijk druk. Ook kan hij in paniek raken, agressief worden of heftig botsen met opvoeders. Methode: Creëer veel veiligheid, een vaste routine en wees nabij Bescherm hem tegen ‘geintjes’ van andere kinderen Probeer te relativeren en woede of angst te begrenzen Maak steeds goed onderscheid tussen koppigheid en angst en tussen falen en paniek Leg de groep uit wat zijn probleem is Geef hem een eigen plekje, waar hij zich kan terugtrekken en zich veilig kan voelen Vul vrije momenten duidelijk in, zodat die hem niet kunnen overspoelen Help hem nadrukkelijk in voor hem moeilijke situaties als pauzes, geef hem dan eventueel een duidelijke taak Vermijd opwinding, creëer ‘vangnetjes’, geef hem steeds weer de ‘mal’, het referentiekader terug Wees alert op het door de leerling uitvergroten van allerlei prikkels, probeer die te verkleinen door kalmering en uitleg Blijf zakelijk, kalm en neutraal, word niet emotioneel, zie dat zijn reactie voorkomt uit onveiligheid Pas op voor het uiten van gevoelens van vijandigheid, kritiek of overbetrokkenheid. Zulke emoties benauwen hem en begrijpt hij niet, waardoor stress verergert Blijf neutraal, dat is beter dan sterk invoelend, want dan klapt hij gemakkelijk dicht Realiseer je dat get vaak angst is en geen koppigheid Onderscheid zo ook paniek van faalangst Vermijd onderwerpen die voor deze jongere beladen zijn Kies liever voor een indirecte benadering dan voor een directe Help hem te relativeren door gebruik te maken van specifieke interesses 5. Probleem Hij kan zijn gevoelens niet goed reguleren Methode Ga direct naast de jongere staan als je merkt dat hij zich tegenover je wil opstellen Ga bij jezelf te rade als dit gebeurt: het gedrag van de jongere met PDD‐NOS is vaak de spiegel van de emotie van de opvoeder Benoem zijn gevoelens wel, maar verwacht geen bevestiging of emotionele uiting Leer hem zo de emoties te onderscheiden ‐ 2 ‐
ASS ‐ Handelingswijzer
6. Probleem Hij heeft moeite met nieuwe situaties, bijvoorbeeld onzekerheid en angst bij veranderingen: wisseling van leerkracht, vak, lokaal. Met name de pauzes kunnen onveilig voelen. Methode: Voorkom confrontaties met onverwachte, onbekende, onvoorspelbare situaties Bereid hem hierop altijd gedegen voor. Doe dit heel concreet: wat, waar, hoe, met wie enzovoort. Dit in de vorm van op schrift, gestelde dagschema’s, lijstjes, concrete afspraken en dergelijke, aangepast aan elk uniek kind; dit verlaagt stress. Met betrekking tot pauzes kun je ‘buddy’s ‘ inzetten of hem toestaan binnen te blijven Wees nabij of als begeleider gemakkelijk te vinden 7. Probleem Hij duikt weg, droomt weg, doet niet mee in de groep, houdt zich afzijdig. Of hij zoekt juist ongepast contact. Methode: Haal hem er nadrukkelijk bij, dring aan om mee te doen met de groep, help hem hierbij op weg. Schrijf gedrag voor 8. Probleem De jongere heeft veel problemen met andere kinderen, omdat hij door zijn naïviteit veel zaken niet begrijpt. Hierdoor loopt hij risico gepest te worden en heeft hij snel samenwerkingsproblemen. Methode: Bevorder constant de communicatie met hem Doe geen beroep op emoties, raak niet in de was van zijn vreemde gedrag, bedenk steeds dat dit bepaald wordt door zijn stoornis Bescherm de jongere, probeer te relativeren, leg hem nadrukkelijk uit wat anderen bedoelen. Begrens zijn woede en angst Licht hem en de groep voor over zijn problematiek, liefst met de jongere samen Stimuleer contact met andere leerlingen met deze problematiek Wees sturend bij het samenstellen van werkgroepjes of laat hem alleen werken Probeer de jongere een ‘buddy’ te geven die betrouwbaar is en de jongere helpt in voor hem moeilijke situaties, zonder dat die buddy er zelf door in de problemen komt 9. Probleem De jongere heeft een taal‐/informatieverwerkingsstoornis, hij begrijpt grapjes en/of beeldspraak niet. Hij neemt alles letterlijk. ‐ 3 ‐
ASS ‐ Handelingswijzer
Methode: Gebruik korte zinnen en duidelijke taal, geen figuurlijke taal Maak heel duidelijk wat er van hem verwacht wordt, wees heel precies bij het maken van afspraken Leg expliciet het onderscheid uit tussen letterlijke en figuurlijke taal als dit voor problemen zorgt Houd dus rekening met het feit dat hij de wereld op een andere manier ervaart en andere, eigen betekenissen kan geven aan situaties Vermijd ironie en sarcasme, omdat hij de betekenis daarvan absoluut niet kan vatten Reflecteer na een grapje altijd even en benoem expliciet dat het een grapje was 10. Probleem Hij kan uitgebreid discussiëren, doorvragen, doorzagen; er is één richtingsverkeer, geen dialoog of gesprek. Hij praat ouwelijk, pedant en herhaalt zichzelf vaak. Ook bij het syndroom van Asperger zijn er duidelijk communicatieproblemen. Zijn spraak is normaal ontwikkeld, maar het taalgebruik is vreemd en het taalbegrip letterlijk. Methode: Kap tijdig af, ga niet in discussie Wees stellend, nuanceer goed onder welke omstandigheden iets geldt Dit schept duidelijkheid en geeft een veiligheid Blijf hierbij rustig, zakelijk en word niet emotioneel, want daar kan hij niets mee Verwacht niet dat je een ‘goed ’gevoel gesprek met hem kunt voeren Laat hem niet hardop voorlezen en begeleid spreekbeurten heel zorgvuldig 11. Probleem Hij springt in zijn verhalen van de hak op de tak, heeft bizarre fantasieën. Hij kan moeilijk omgaan met nuances in taal. Methode: Houd er rekening mee dat het hem moeite kost om de waargenomen prikkels tot een geheel samen te voegen Ze zijn meer op de vorm dan op de inhoud gericht Vertel alleen iets als het helemaal zeker is, kort en duidelijk Vermijd het woord ‘misschien’ 12. Probleem Hij raakt snel in verwarring als iets niet eenduidig uitgelegd of besproken wordt, of als je een kleine wijziging in je instructie opbouwt. Ook kan hij gemakkelijk ontregeld raken als die informatie niet alles verbaal, maar juist ook via non‐verbale kanalen uitgezonden wordt. Een goed‐ of afkeurende blik wordt niet juist geïnterpreteerd. Methode: Ga altijd goed na of je informatie en instructie wel overgekomen is, door hem te laten verwoorden wat hij begrepen heeft Wees je ervan bewust dat je non‐verbale informatie geeft (bijvoorbeeld in gebaren en gezichtsuitdrukkingen) en vertaal die heel bewust voor deze jongere Leg kleine wijzigingen altijd nadrukkelijk uit, verhelder vele met visuele ondersteuning ‐ 4 ‐
ASS ‐ Handelingswijzer
Bied de lesstof gedoseerd aan: één type opgaven tegelijk, waarbij je hem apart even helpt bij het opstarten en beëindigen Geef hem eventueel extra tijd Bied hem de mogelijkheid van technische ondersteuning (laptop, scannen van opgaven en oefenstof, een Multi sensorisch aanbod van leerstof, zowel visueel als auditief) Stem dus je instructie en de gebruikte materialen goed af op de specifieke leerling
13. Probleem Vaak zijn er problemen met betrekking tot het goed noteren van het huiswerk, liggen spullen ten onrechte op school of juist thuis en heeft hij problemen met opstarten en stoppen. Methode: Zorg dat het huiswerk genoteerd wordt op een vast moment, voorzie in regels (schakel buddy’s in); zorg voor een lijstje, zowel op school als thuis, wat er die dag mee naar huis moet en andersom, zorg voor een lijstje van betrouwbare klasgenoten die gebeld kunnen worden, zorg eventueel voor een extra set boeken, oefen het inpakken van de tas en maak concrete afspraken over starten en stoppen en wees daar beslist in Dit in goed overleg met thuis 14. Probleem De jongere is goed in bepaalde deelgebieden heeft weerstand tegen andere, is star. Methode: Benut de talenten van de jongere, dus waarin hij goed en geïnteresseerd is. Let op het functioneel maken van de kennis Probeer hem via een omweg ook zover te krijgen dat hij dingen doet die hij in eerste instantie absoluut niet wil Hierbij kun je aansluiten bij zijn interesses Moedig hem aan zich te richten op de buitenwereld 15. Probleem De jongere is sterk gefixeerd, heeft beperkte interessegebieden. Methode: Ga hier gedoseerd in mee, koppel eventueel beloning voor gewest gedrag aan zijn preoccupaties (overdreven interesse van dat moment). Gebruik eventueel juist die preoccupaties, bijvoorbeeld voor een beroepsperspectief Besef dat het allemaal dient om de jongere zekerheid te geven in een voor hem chaotische wereld Vaak beleeft een jongere plezier aan zijn preoccupatie voor bepaalde zaken (in tegenstelling tot een dwangneurose waaraan een jongere vaak wel lijdt) Maak daar gebruik van, maar leid het ook in goede banen Leer dwangmatigheden alleen af als ze érg hinderlijk zijn Kanaliseer verder zoveel mogelijk zijn stereotiepe uitdrukkingen en fantasieën 16. Probleem Hij loopt vanwege zijn dwangmatigheid en perfectionisme in grotere taken en kan te veel in details blijven steken. Hij heeft daardoor moeite met plannen. Methode:
‐ 5 ‐
ASS ‐ Handelingswijzer
Bied kleine, overzichtelijke, gestructureerde taken aan met een tijdslimiet en help hem altijd individueel even op gang Stimuleer relativering Geef hoofdlijnen, overzichten en samenvattingen Help hem zo zaken goed te structureren, stuur hem eventueel herrineringsmailtjes
17. Probleem Hij heeft motorische stereotypieën, is rusteloos om aan zijn innerlijk leegte en angst te ontkomen. Hierdoor zijn er problemen bij lessen lichamelijke opvoeding, gymnastiek. Hij heeft moeite met het inschatten van zijn eigen positie in de ruimte, van hoe anderen zich bewegen enzovoort. Methode: Bied veel structuur en veiligheid, zo kan de onrust afnemen Probeer niet zijn rusteloosheid en concentratie direct aan te pakken, want dat werkt averechts en geeft nog meer onrust en stereotypieën Geef hem vaste taken bij de voorbereiding van de les Maak afspraken over een plaats om tot rust te komen en ontsla hem desnoods van de verplichting om aan alle oefeningen mee te moeten doen
18. Probleem Vanwege gevoelige zintuigen kan hij extreem reageren op hare of anderszins voor hem opvallende prikkels/geluiden. Dit kan angst en paniek veroorzaken Methode: Wees hierop alert en neem zo mogelijk die verstorende geluidsbron weg of geef hem een rustige plaats Sta eventueel een walkman toe met voor hem rustgevende muziek, woorden of instructie 19. Probleem Hij laat ongewoon spelgedrag zien Methode: Stop dit snel af en zet er iets positiefs tegenover, reik een alternatief aan 20. Probleem Hij heeft geen fantasiespel, kan niet ‘doen alsof’. Methode: Laat hem in zijn eigen interesseveld begaan en probeer dit voorzichtig uit te breiden, leg fantasiespel van anderen uit. 21. Probleem Hij kan meegesleept worden in te levendige fantasieën, in bizarre, angstige voorstellingen. Zijn gedrag kan omschreven worden als ‘active but odd’. Methode: Kap dit af, breng hem naar de realiteit, stel gerust en leg duidelijk de regels van het sociale verkeer uit
‐ 6 ‐
ASS ‐ Handelingswijzer
Vermijd te prikkelende activiteiten, waarvan je kunt vermoeden dat hij erdoor op hol staal met zijn fantasie Houd de druk laag Besef dat bij de zaakvakken zijn fantasie op hol kan slaan door prikkelende zaken als oorlogen, bio‐industrie en milieuvervuiling Begrens dat gedrag door stopregels in te voeren Maak de jongere rustig als hij in een conflict verzeild is geraakt Zeg: ‘ kom maar rustig zitten’ en vraag niet wat er gebeurd is anders kan hij makkelijk verstrikt raken in zijn verhaal Zorg dat hij door structuur en veiligheid bij de werkelijkheid blijft, weet dat fantaseren vaak uitloopt op angst en chaos
22. Probleem Hij vertoont dominant gedrag. Eist dat alles gaat zoals hij het wil. Hij heeft dus grote moeite met samenwerken of –spelen in een groepje. Methode: Maak hem eerste assistent, geef hem enige verantwoordelijkheid Maak zo zijn zelfbeeld positiever, vergroot zijn zelfvertrouwen Wijs als begeleider een combinatie met andere kinderen aan als hij moet samenwerken of ‐spelen
‐ 7 ‐
CD ‐ Handelingswijzer
1. Probleem De jongere heeft een negatieve instelling, spreekt tegen, heeft vaak ruzie, houdt weinig rekening met anderen en wordt snel driftig bij een verbod. De jongere pest, bedreigt, intimideert en zet aan tot vechten Methode Hanteer consequent de regels, geef duidelijke grenzen aan Toon overwicht Keur fysiek en verbaal‐agressief gedrag altijd af, maar niet de persoon Draag alternatieven aan Maak altijd werk van agressief gedrag: negeer het nooit Markeer en stop het gedrag. Doe dit op een kalme, rustige wijze. Dat maakt veel meer indruk dan emotioneel worden, daarin zijn deze kinderen vaak sterker. Ga niet in discussie Bespreek later de situatie (ook met de groep), leer dan een andere reactie dan agressie aan, dat hij zijn boosheid anders kan uiten, bijvoorbeeld door de gevoelens te verwoorden of door te sporten Leer betere oplossingen aan dan de agressieve. Wees dus heel duidelijk in wat kan en wat niet kan; doe dit op niet‐bedreigende wijze. Bied daarnaast ook gedragsalternatieven aan, dus welk gedrag je wel wilt zien. Bekrachtig positief gewenst gedrag Werk met beloningssystemen Reageer direct op ieder positief gedrag Probeer het zelfbeeld, de instelling positiever te maken, want een positief beeld gaat niet samen met agressie Leer hem positieve dingen zeggen en positief te doen richting anderen Leer hem beter met conflicten om te gaan Besef dat eisen stellen heel belangrijk is, naast het begrip voor de persoon áchter het moeilijke gedrag 2. Probleem De jongere denkt dat iedereen het altijd op hem gemunt heeft en ziet agressief gedrag als een goede oplossing voor moeilijke situaties. Hij heeft een gebrek aan probleemoplossend vermogen Methode Probeer de verkeerde gedachtegang van de jongere te veranderen Leer hem signalen van anderen beter op te hun bedoeling in te schatten Weet dat deze kinderen gewone opmerkingen vaan als aanval interpreteren Maak de jongere competenter in het bedenken van betere oplossingen voor een probleem. Leer hem zich beter verplaatsen in anderen, waardoor hij gaat beseffen wat hij anderen aandoet met zijn negatieve gedrag. Vergroot zo zijn probleembewustzijn en zijn motivatie om aan zichzelf te werken
‐ 1 ‐
CD ‐ Handelingswijzer 3. Probleem De jongere kan zichzelf slecht beheersen, ontsteekt snel impulsief in woede zonder na te denken. Hij uit zijn gevoelens in schelden, schoppen en slaan Methode Verhoog zijn zelfcontrole: o leer woede adequaat verbaal te uiten o leer hem zijn reacties uit te stellen o leer hem zelf voor time‐outs te kiezen o leer hem tot tien tellen o leer hem hardop verwoorden wat hem dwarszit en welke oplossing hij kan bedenken o Leer hem ‘zelfspraak’ aan: het gebruik van taal (denken) remt het impulsieve reageren (doen). 4. Probleem De jongere is instrumenteel agressief, eist de aandacht op, houdt zich moeilijk aan de regels, drijft zijn zin door. Hij liegt om verplichtingen te ontlopen Methode Spiegel als begeleider Neem zwakkeren in bescherming Bespreek en evalueer regelmatig, met name het direct voorafgaande gedrag Hanteer een (goed‐)gedrag kaart door nadrukkelijk het positieve gedrag te belonenin de hoop dat dit toeneemt. Zoek samen met het kind naar oplossingen Leer in plaats van agressief, assertief gedrag Probeer fysieke agressie om te zetten in mogelijkheden zich motorisch te ontladen, bijvoorbeeld in sport of het doen van klusjes Wees nabij om problemen snel aan te kunnen pakken Laat hem altijd de schade herstellen van door hem aangedaan onrecht Zorg dat hij met dit negatieve gedrag zijn zin niet krijgt; alleen met positief gedrag 5. Probleem Hij wordt gemeden door andere jongeren, speelt en werkt veel alleen, verstoort de orde, heeft weinig belangstelling voor anderen en gebrek aan respect. Vat zaken snel negatief op. Methode Bied als school oefeningen in sociale vaardigheden aan Probeer denkfouten aan te pakken Leer eerst ‘denken dan doen’ aan Stimuleer sport en spel, sluit hem niet buiten Vergroot zijn eigenwaarde Maak hem medeverantwoordelijk (stel een contract op) Geef taken Confronteer hem met de realiteit Geef regelmatig feedback Stel duidelijke regels Leer hem zijn opkomende woede beter te herkennen, die te benoemen en er dan beter mee om te gaan Zoek naar en benut zijn positieve kwaliteiten ‐ 2 ‐
CD ‐ Handelingswijzer 6. Probleem Hij toont geen verantwoordelijkheidsgevoel, heeft geen probleembewustzijn, geen motivatie om zichzelf te veranderen en geeft de ander de schuld van zijn fouten. Hij mist schuld‐ en schaamtegevoel. Hij probeert zo vaak anderen tegen elkaar uit te spelen Methode Maak hem bewust van zijn eigen gedrag en motieven, de kennelijk door hem gemaakte keuzes en stel hem hiervoor aansprakelijk Leer hem toe te geven dat hij iets deed, daarvoor excuses te maken en ook de eventuele schade van de gevolgen van zijn daden te herstellen Leer hem bewust betere keuzes te maken Laat zien dat pro‐sociaal gedrag uiteindelijk meer loont en dat zijn negatieve gedrag hem ook schade berokkent, al is het maar door de straf die hij ervoor krijgt Wee je er steeds van bewust dat hij anderen de schuld zal proberen te geven. Zorg daarom direct voor rechtstreekse communicatie met mensen over wie hij klaagt en voor rechtstreeks contact met ouders, om te voorkomen dat de jongere ouders en school tegen elkaar uitspeelt Betrek hem bij het bedenken van oplossingen, waardoor hij verantwoordelijk gesteld kan worden voor zijn daden Stel hem ook verantwoordelijk voor het herstel van de door hem aangerichte schade.
‐ 3 ‐
Faalangst ‐ Handelingswijzer Oorzaken: Negatieve schoolervaringen Meer andruk op wat het kind fout doet Sfeer van competitie Vergelijking met slimmere kinderen Gebrek aan positieve verwachtingen in de omgeving Waardering vrijwel uitsluitend gekoppeld aan goede resultaten Zich niet geaccepteerd voelen bij mislukken Weinig experimenteerruimte voor falen Te geringe stimulans Te veel bescherming Te hoge eisen van de omgeving Verkeerde voorbeelden van volwassenen of andere belangrijke personen Vervelende reacties van leeftijdsgenootjes op falen 1. Probleem De jongere blokkeert, is bang om fouten te maken, met name bij nieuwe opdrachten Methode Schep een veilige, duidelijke omgeving waarin je concreet uitlegt wat er gaat gebeuren Laat merken dat je angsten begrijpt door er niet overheen te praten of alleen gerust te stellen Bevestig dat je weet wat er bij het kind leeft bespreek zijn/haar angst zonder kant‐en‐klare oplossingen Help hem/haar zelf na te denken over hoe hij/zij tot een oplossing kan komen
Ga na of de leerling goede studievaardigheden heeft Leer huiswerk goed te plannen, hoe teksten te lezen, hoe te leren Help bij het maken van een werkschema: wat is het beste eerst te maken, hoeveel tijd denk je nodig te hebben voor de verschillende onderdelen
Spreek positieve verwachtingen uit, benadruk de goede dingen bied herkansingen geef proefwerktraining Faalangstige kinderen hebben behoefte aan duidelijke groeps‐ en klassenregels
Leg uit wat faalangst is o Het hormoon adrenaline kan een gunstige werking hebben voor het functioneren van de mens, omdat het een belangrijke rol speelt bij de reactie om te vechten of te vluchten in een bedreigende situatie. De aanmaak van adrenalinekan echter in angstige situaties ook vervelende bijwerkingen hebben: vooral een remmende werking op de overdracht van prikkels in de hersenen. Dit maakt nadenken moeilijker en kan een black‐out veroorzaken. Geef leerling inzicht in dit proces. Leer de leerling dat fouten maken mag, dat iedereen ze maakt en dat je juist van fouten kan leren.
‐ 1 ‐
Faalangst ‐ Handelingswijzer 2. Probleem De jongere kan niet met spanning omgaan Methode Bied de leerling faalangstreductietraining aan Leer de leerling met behulp van ontspanningsoefeningen op een andere manier met spanning omgaan Leer de leerling een goede houding aan te nemen Leerl de leerling de juiste manier van (buik)ademen Help de leerling zijn belemmerende gedachten te veranderen, waarmee juist de faalangst opgeroepen wordt 3. Probleem De jongere kan niet met de hoeveelheid leerstof omgaan, haalt met moeite een voldoende en is zeer angstig voor toetsen Methode Geef in een onderwijssituatie bij moeilijke taken aan wanneer iets voldoende is Geef heldere, afgepaste instructies Kleine deeltaken Geef voldoende tijd Geef GEEN onverwachte toetsen of beurten Geef daarentegen precies aan wanneer de stof getoetst wordt, op welke manier en welke criteria er gelden Laat eventueel een proeftoets doen Toets op dezelfde manier als je de stof hebt aangeboden of hebt laten leren 4. Probleem De leerling heeft weinig zelfvertrouwen, denkt negatief over zichzelf. Hij/zij vraagt weinig over de stof, uit angst dom gevonden te worden, heeft vaak geen idee hoe hij/zij iets gemaakt heeft. Daarom wil hij/zij zo snel mogelijk feedback krijgen Methode Sluit aan bij de mogelijkheden van de jongere en geef opdrachten op zo’n niveau dat de jongere succeservaringen op kan doen Stel reële eisen, niet te hoog, maar ook niet te laag Maak het werk overzichtelijk, waardoor de jongere grip kan ervaren op de stof en precies weet wat er van hem/haar verwacht wordt Geef informatie over de prestaties van de jongere: daar is hij/zij zich onvoldoende bewust van o Geef zo snel mogelijk informatie over de wijze waarop hij zijn werk gedaan heeft en benoem kleine stapjes voorwaarts (procesgerichte feedback ipv productgerichte feedback) Blijk terug op eerder door hem bereikte prestaties en laat hem daarna zijn prestaties zoveel mogelijk zelf onder woorden brengen en toeschrijven aan eigen inspanningen en daden (verhogen zelfcontroletechniek) Beloon de leerling voor niet‐faalangstig gedrag Geef informatie over de vorderingen van zijn/haar werk: “jij bent al lekker ver zeg” Vergelijk ALLEEN met eigen eerdere prestaties en NOOIT met die van anderen uit de groep Stel niet te hoge eisen Geef ruim voor het einde van de toets op rustige wijze een tijdsignaal ‐ 2 ‐
Faalangst ‐ Handelingswijzer 5. Probleem De jongere is snel ontmoedigd Methode Benadruk het belang van het proberen boven het presteren en geef taken die motiverend zijn Zoek regelmatig positief contact met de leerling Ding af op de te hoge eisen die de leerling aan zichzelf stelt Geef aan hoeveel en wat voor soort werk er nog komt Spoor regelmatig aan om rustig te werken, na te denken en na te kijken Laat de leerling zich richten op een voorbeeldfiguur die op een niveau functioneert dat de leerling ook kan benaderen: een jongere waarmee de leerling zich kan identificeren 6. Probleem De jongere maakt zich snel een voorstelling van mislukking, praat zichzelf de put in, gepaard met de nodige angstgevoelens Methode Help de leerling zich voor te stellen dat iets wel lukt Help de leerling positiever tegen zichzelf te praten, ipv “ohjee, dat lukt nooit”: “ik probeer het gewoon, als het niet lukt, kan ik het daarna nog eens proberen, dat is geen ramp” 7. Probleem De leerling heeft moeite zich te handhaven onder zijn groepsgenoten (Sociale faalangst) en heeft de neiging zaken te gaan ontwijken Methode Help de jongere te zien dat hij/zij invloed heeft in de groep en een bijdrage kan leveren. Zoek naar de sterke kanten van de leerling en laat hem/haar daar iets mee doen Ga niet mee in de hulpeloosheid: mobiliseer het probleemoplossend vermogen Stimuleer om dingen te ondernemen, eventueel door activiteiten in kleine stapjes onder te verdelen en eerst samen met mentor te doen
‐ 3 ‐
Hechtingsstoornis ‐ Handelingswijzer 1. Probleem Leerling heeft geen vertrouwen in zichzelf en de mensen om hem heen. Heeft het gevoel nergens bij te horen, waardeloos te zijn. Uit angst gekwetst, teleurgesteld of afgewezen te worden, weert hij contact af en houdt hij geen rekening met anderen. Van hieruit heeft hij een zelfbepalend, stoer, controlerend, zelfhandhavings‐/ overlevingsgedrag ontwikkeld. Methode Bied een veilige , gestructureerde omgeving met duidelijke regels en houd je daar stikt aan Kom emotioneel niet te dichtbij; regels, structuur en duidelijkheid geven leerling rust. Anders is er gevaar van terugval in overlevingsgedrag zoals vechten, vluchten en manipuleren Leg de nadruk op gedag, niet op emotie. Rustige, zakelijke, geduldige benadering, in plaats van een emotionele motiverende werkt het beste Laat je niet provoceren, verlies je niet in kwaadheid, laat je niet van de wijs brengen door al het negatiefs dat leerling zegt Neem duidelijk vriendelijk, zakelijk de leiding en houd daarbij afstand Wees voorspelbaar Geef, ook als leerling iets goeds doet, rustig en zakelijk een compliment en barst niet in juichen uit. Wees niet verbaasd als je gezag getart wordt Creëer een georganiseerde, vriendelijke, eenvoudige structuur voor het sociale contact Probeer bedreigende situaties (teveel veranderingen, te bedreigende structuur) en teleurstellingen te voorkomen, zodat leerling zich beter kan ontspannen en gewenst gedrag kan laten zien. Schenk leerling vertrouwen, zodat hij ook vertrouwen in zichzelf kan krijgen Verwacht geen dankbaarheid 2. Probleem Leerling heeft een kwalitatieve stoornis van de sociale interacties. Hij probeert mensen en situaties vaak tot het uiterste uit, wat vaak leidt tot verstoting en mislukking. Hij zoekt contact en breekt het dan ook weer af. Hij heeft moeite om (h)echte relaties aan te gaan vanuit een diepgewortelde angst dat mensen niet te vertrouwen zijn. Hij heeft geen echte vrienden, er is geen diepgang en weinig intimiteit in zijn relaties. Hij vertoont ongedifferentieerd sociaal gedrag: allemansvriendgedrag. Daarnaast heeft hij alleen contacten zolang hij er baat bij heeft. Hij ‘gebruikt’ anderen. Hij vertoont sterk overlevingsgedrag: manipuleert, controleert zijn omgeving, claimt bedreigt, vernielt en provoceert. Kortom, hij verstoort zo relaties van anderen en eist voortdurend negatieve aandacht. Zijn doel is om zelf ongeschonden uit de strijd te komen en de ander verantwoordelijk te stellen. Dit alles vanuit een basaal gebrek aan vertrouwen en veiligheid, vanuit onvermogen angst voor controleverlies en angst om relaties aan te gaan. Methode Bedenk steeds dat dit negatieve aandacht opeisende gedrag voortkomt uit een overlevings‐/ afweermechanisme. Voel je vooral niet persoonlijk aangevallen Probeer naast zakelijk een grens te stellen aan grensoverschrijdend gedrag, een bewustwordingsproces op gang te brengen over een andere, positievere manier van contact maken en realiseer je wat de onderliggende emoties zijn van zijn negatieve dwingende verzetsgedrag, namelijk: angst voor controleverlies. Beschouw leerling als een emotioneel veel jonger iemand, doe zo een stapje terug. Stel je eisen niet te hoog zodat leerling aan je vragen kan voldoen Laat leerling inzien welke gedragingen een positief effect hebben, zoals zelf positief zijn. ‐ 1 ‐
Hechtingsstoornis ‐ Handelingswijzer
Laat zien wat averechts werkt en negativiteit opwekt, zoals steeds maar de strijd aangaan, mensen uittesten, mensen gebruiken en anderen verantwoordelijk stellen voor je gedrag Leer hem zo om positieve gedragingen als zodanig te zien en te benoemen en toe te schrijven aan zichzelf, maar ook zijn eigen negatieve gedragingen. Laat hem zo ervaren dat hij wel degelijk controle heeft over zaken
3. Probleem Hij vertoont afweermechanismen als ontkenning, vluchten, vechten, projectie en splitsen –verdeelt alles in zwart‐wit, goed‐fout – , waardoor hij zo moeilijke situaties reduceert. Zijn emoties zijn absoluut en kunnen zich versterken. Vreugde wordt dan hysterie. Boosheid een woedeaanval. Hij kan niet flexibel zaken van meerdere kanten bekijken interpreteren Methode Leer leerling te ‘mentaliseren’, zijn reflectief vermogen te vergoten, door steeds beter te onderscheiden wat zijn eigen gedachten, wensen, intenties zijn en wat die van anderen, en laat hem nagaan bij zichzelf wat hij wil bereiken met zijn gedrag Laat leerling zien en ervaren hoe zijn gedrag van invloed is op dat van anderen. Vergoot zo zijn gevoel van controle op de wereld om leerling heen op een positieve manier Leer hem daarmee ook relativeren en nuanceren, leer dat emoties relatief zijn, niet absoluut, en wijs op andere invalshoeken. Houd steeds de communicatie open en deel verantwoordelijkheid met alle betrokkenen om te voorkomen dat je ingepakt of ingekapseld wordt. Zorg dus dat je zelf als begeleider ook goede steun, feedback en een klankbord hebt. Anders kan het gevaar dreigen dat je te betrokken raakt en je op dezelfde afweermechanismen terugvalt als de leerling, namelijk ontkenning, vluchten, vechten, projectie en splitsen. 4. Probleem Dit negatieve, aandacht opeisende gedrag vertoont hij vooral tegenover volwassenen. Hij kan tegenover kleine kinderen, gehandicapten, bejaarden en dieren wel zachte gevoelens tonen; die zijn namelijk niet affectief bedreigend en verwachten niets terug voor de geboden genegenheid. Hij legt daarbij veelal de schuld, de verantwoordelijkheid bij anderen. Methode Maak hem duidelijk dat je begrip hebt voor zijn moeilijke verleden, maar dat dat geen excuus mag zijn voor zijn wangedrag nu. Dat moet juist een uitdaging vormen om nieuwe strategieën voor zijn sociale omgang te ontwikkelen. Laat hem zien dat zijn gedrag (de eeuwige strijd aangaan) zijn keuze is en dat hij dat ook doet tegenover kleine kinderen en bejaarden. Laat hem zo heel geleidelijk – vooral niet te snel, waarbij je hem overvraagt – verantwoordelijkheid nemen voor zijn eigen gedrag, voor het aanleren van zijn sociale vaardigheden. Maak afspraken met hem hoe hij zich anders kan gaan gedragen, kom zo met hem tot gedragsalternatieven. Zo help je zijn gedragsregulatie en fungeer jij als extern, organiserend, superego van het kind. Laat je niet meeslepen in zijn negatieve gedrag en laat je niet boos maken. Geef hem positieve aandacht op momenten dat hij zicht positief gedraagt. Help hem door zijn gedrag voor andere kinderen te vertalen, bijvoorbeeld: ‘hij vind het erg spannend en wordt daardoor druk en vervelend.’ ‐ 2 ‐
Hechtingsstoornis ‐ Handelingswijzer 5. Probleem De jongere heeft een verstoorde ontwikkeling van zijn gevoelsleven door de vele negatieve ervaringen en laat als reactie daarop veel negatieve, agressieve gedragingen zien. Hij kan heel erg druk zijn, zich clownesk gedragen, hevig tekeergaan, uitdagen, schelden, pesten, vernielen en steeds ruzie zoeken. Zo vraagt hij voortdurend op een dwingende manier bevestiging of juist helemaal geen reactie. Meestal is dit allemaal ene onhandig verpakte uiting van een negatief zelfbeeld, van grote onzekerheid, angst de controle te verliezen en moet het hem beschermen tegen de teleurstelling die op de betrokkenheid volgt. Hij heeft een lage frustratietolerantie, kan zijn bevredigingsbehoefte niet uitstellen. Methode: Bied een veilige, duidelijke relatie: heet hem iedere dag expliciet welkom, laat hem voelen en merken dat hij er mag zijn door zijn gedrag en de onderliggende emotie te benoemen. Wijs hem bij negatief gedrag niet af, maar ‘zeg positief voor’, bied zo een gedragsalternatief. Hanteer wel zakelijk grenzen aan heftig grensoverschrijdend gedrag. Stel dus gedragseisen. Benoem daarnaast, nadat hij afgekoeld is, de vermoede betekenis van gedrag instemmend, uitnodigend en accepterend, wat hij in het hier en nu doet, voelt, wil en/ of denkt. Stem zo af op de onderliggende emotie. Door actief luisteren, hem volgen en het verwoorden, benoemen van gevoelens – ook al zijn die negatief – kan hij zich begrepen, geborgen en geaccepteerd voelen en contact maken met die gedachte en dat gevoel. Zo werk je aan het opbouwen van een relatie, het contact. Je geeft zo eigenlijk ‘jij‐boodschappen’ en daarmee erkenning van zijn bestaan. Zo help je hem met zijn gevoelsregulatie. Als hij zo merkt dat je hem ziet, hem snapt, dat zijn negatieve gevoelens er mogen zijn, dan kun je zaken repareren en langzamerhand werken aan het bergroten van zijn frustratietolerantie. Accepteer zijn voorstelling van zaken en zet jouwe die ernaast en bespreek dan met hem wat hij nu het best kan doen. (‘Oke, je haat school en wiskunde. Dan is het heel vervelend deze taak te moeten maken. Maar het moet voor het examen. Kan ik je dan helpen met deze som?’) Laat daarnaast steeds merken dat jij de regie hebt en besluit. Onder en discussier niet. Probeer escalaties, hevige conflicten te voorkomen door dan zakelijk (waarbij je niet emotioneel spijt moet gaan betuigen) de verantwoordelijkheid even bij jezelf te leggen. Bijvoorbeeld: ‘Dit komt omdat ik iets moeilijks van jou gevraagd heb’. 6. Probleem De jongere is sterk beïnvloedbaar, loopt met iedereen mee, is een allemansvriend. Er is sprake van schijnaanpassing, hij is moeilijk te raken, ongrijpbaar, leeg, oppervlakkig en onecht; dit zijn tekenen van weinig persoonlijkheid, weinig ik‐gevoel, weinig kern. Hij gelooft dat zijn eigen vijandigheid van buiten komt. Zo kan hij interne conflicten moeilijk oplossen. Hij maakt moeilijk onderscheid tussen werkelijkheid en innerlijke wensen/fantasieën. Methode: Voer steeds gesprekken met hem, houd hem op een betrokken, accepterende, niet be‐ /vooroordeelde manier een spiegel voor, benoem zijn gedrag. Dat helpt hem een ik‐besef (wie ben ik, wat voel ik) te ontwikkelen. Zo word hij bevestigd in zijn recht er te mogen zijn en in wat hij allemaal al wel kan, waardoor zijn competentiegevoel versterkt wordt. Door zijn gedrag te benoemen, wordt hij geholpen zijn identiteit te ontwikkelen en een onderscheid te maken tussen het zelf en de ander. ‐ 3 ‐
Hechtingsstoornis ‐ Handelingswijzer
Maak hem bewust van zijn rol in conflicten en help hem die op te lossen. Leer hem zo dat hij een aandeel heft in het probleem, dat hij daar iets aan kan doen in plaats van dat problemen altijd aan een ander zouden liggen.
7. Probleem De jongere is impulsief, materialistische, instinctgedreven ingesteld (spilziek, vroege seksuele interesse). Hij heeft altijd het gevoel dat zaken hem overkomen, hem aangedaan worden en hij dus slachtoffer is. Hij heeft geen gevoel voor verhoudingen in tijd, ruimte en emotie. Hij reageert bij stress eendimensionaal met vluchten, vechten of verstarren, omdat hij in de war raakt van keuzes, verantwoordelijkheden en beslissingen nemen. Hij kan emotionele bijzonderheden van mensen en situaties niet in zijn reacties betrekken. Methode: Leer hem een rem in te bouwen. Laat hem zien dat hij zijn gedrag door vroegkinderlijke behoeften ingegeven is en dat hij leeftijdsadequater moet handelen, wil hij in de volwassen maatschappij meedraaien. Leer hem zien dat zijn gedrag een gevolg is van zijn eigen keuze en dat het hem niet alleen maar overkomt. Vergroot zo zijn gevoel controle te hebben op de wereld om hem heen. Leer hem onderscheid te maken tussen belangrijke en minder belangrijke zaken en leer hem ook zaken vanuit meerdere perspectieven te bekijken. 8. Probleem De jongere kan zich ook terugtrekken, het af laten weten. Hij zoekt, vraagt geen hulp of doet dit op een ambivalente manier, hij probeert zijn problemen in zijn eentje op te lossen. Methode: Benoem dit gedrag als onhandig, dat het juist goed is om – als je het niet meer weet – hulp te vragen, dat jij daarvoor bent als leraar. Neem hierbij een houding aan van uitnodiging, zonder hem te dicht op zijn huid te zitten. 9. Probleem De jongere kan een angstig, depressief zelfgevoel laten zien (dit gedrag zullen we meer zien bij kinderen met ambivalent onveilige hechting): niemand geeft om mij, eenzaam voelen. Maar ook: het beu zijn, er liever niet zijn, niet lang kunnen genieten. Methode: Heb begrip voor zijn gevoelens en probeer met hem in gesprek te komen door zijn onderliggende gevoelens te benoemen, waardoor hij zich erkend en begrepen kan voelen. Hierdoor wordt de negatieve lading langzaam minder; ga dan met hem zoeken naar wat hem nog wel interesseert en nog wel goed loopt. 10. Probleem De jongere heeft weinig belangstelling voor het leren, vaak een lager verbaal dan performaal IQ. Hij leeft in het moment, lijkt geen verleden (wortels) of toekomst te ervaren en is te veel gericht op het groepsgebeuren. ‐ 4 ‐
Hechtingsstoornis ‐ Handelingswijzer Methode: Probeer hem via het richten op toekomstideeën perspectief te bieden, zodat hij weer een doel krijgt en hopelijk motivatie om te gaan leren. Stel niet te hoge eisen, bied afwisselende werkvormen, geef veel complimenten, beloon hem als hij taken wel afheeft. Spreek hem aan op zijn competenties. Bied heel geleidelijk, voorzichtig nieuwe uitdagingen aan. Laat hem af en toe apart van de groep werken, zodat hij zijn aandacht meer op het leren gericht kan raken. Probeer de dag altijd positief af te sluiten met hem. 11. Probleem Daarnaast kan hij zich totaal gaan richten op leren en presteren en zo zijn gevoelens van onveiligheid en verlangen naar geborgenheid onderdrukken. Dit alles vanuit een onvermogen en angst om relaties aan te gaan. Methode: Zie deze fixatie op het leren als een signaal dat hij zich niet prettig voelt en probeer via actief luisteren en benoemen contact hierover te krijgen, het te bespreken en hem dan zo te helpen in het beter contact maken en houden met anderen. 12. Probleem De leerling durft niet aan taken te beginnen, vermijdt ze of raffelt ze juist af door een gebrek aan zelfvertrouwen. Hij heeft lage verwachtingen van zichzelf en een negatief zelfbeeld. Methode: Help hem expliciet op gang bij zijn (deel)taak, benoem steeds wat hij al voor elkaar heeft en bespreek hoe hij verder kan. Dit helpt hem overzicht over zijn taak te krijgen en zijn gevoel van controle te vergroten. Geef tussentijdse instructie en feedback. Stel je verwachtingen niet te hoog, zodat hij zich competent kan voelen. Creëer situaties zodanig dat hij succeservaringen op kan doen (bijvoorbeeld in sport, muziek, toneel, tekenen, computeren, verhalen schrijven). 13. Probleem De leerling ervaart onrust door de gevoelens van onveiligheid en angst. Hij is overalert op de omgeving, waardoor concentratie‐ en aandachtproblemen kunnen ontstaan, hij dus moeilijker informatie opneemt en moeite heeft problemen adequaat op te lossen. Hij heeft moeite gemotiveerd te blijven en door te zetten na tegenslag. Hij is erg chaotisch in zijn werkwijze en heeft moeite met veranderingen. Methode:
‐ 5 ‐
Hechtingsstoornis ‐ Handelingswijzer
Zorg dat hij aandacht heeft voor wat jij zegt, laat hem je eerst aankijken voor je iets met hem bespreekt. Besef dat hij één op één het beste functioneert. Wees daarom zo veel mogelijk in zijn buurt, trek hem er steeds weer bij. Help hem te ontdekken hoe hij zijn zaken beter kan ordenen, plannen en organiseren. Bereid hem voor op veranderingen, wacht op overspannen reacties en vertel dan opnieuw het plan, maar niet te lang van tevoren. Vertel zakelijk wat er gaat gebeuren als een opsomming van feiten.
Probleem De leerling kan een uitweg zoeken in het zichzelf tot anderen pijnigen, of spullen vernielen. Naast agressie en ernstige contactproblemen kan hij ook heel angstig zijn en eventueel gepreoccupeerd met het seksuele. Hij is immers niet of minder gevoelig voor de fysieke en emotionele grenzen en behoeften van anderen en kan ongeremd, impulsief gedrag vertonen. Dit kan hem zowel tot misbruiker als slachtoffer van misbruik maken. Methode Wees erop bedacht dat er in dit geval mogelijk sprake is van mishandeling, mogelijk ook van seksueel misbruik Besef dat het kind rollen kan aannemen van slachtoffer én misbruiker, geworteld in hetzelfde probleem: namelijk een gebrek aan kritisch vermogen om de grenzen van anderen te (h)erkennen. Zorg daarom dat er geen gelegenheid is om misbruik te plegen. Schakel anders zo snel mogelijk professionele hulp in. Dit in goed overleg met ouders/ opvoeders.
‐ 6 ‐
NLD ‐ Handelingswijzer 1. Probleem De leerling is zwak in rekenen, wiskunde en begrijpend lezen en sterker in (technisch) lezen en spelling Methode Leer leerling rekenen met een talige, overzichtelijke logische stap‐voor‐stapmethode, waarbij veel wordt herhaald Ondersteun alle informatie verbaal, zoals bij wiskunde: ‘wat wordt gevraagd’. Laat leerling steeds hardop verbaliseren Stimuleer verbetering van het begrijpend lezen met vragen naar aanleiding van geschreven teksten Ga na of leerling het ook echt begrijpt en niet alleen maar automatiseert. Gebruik concreet materiaal, leer leerling vaste oplossingsprocedures. Leer leerling na verloop van tijd omgaan met een rekenmachine 2. Probleem Leerling kan moeilijk verschillende soorten informatie tegelijk verwerken. Door zijn goede sociale vaardigheden wordt hij vaak te hoof ingeschat Methode Geef verschillende informatie na elkaar Pas op voor overvragen: leerling wordt te snel hoog ingeschat door goede verbale vaardigheden 3. Probleem Leerling is zwak in ruimtelijke en motorische vaardigheden. Hij mist daardoor overzicht en heeft moeite met organiseren en plannen. Leerling heeft moeite met tijdsbesef. Methode Realiseer je steeds dat zijn goede verbale kant niet voldoende is om alle instructies goed op te pikken Weet dat hij vooral visuele, ruimtelijke en non‐verbale informatie mist Oefen voor zover mogelijk visueel‐ruimtelijke vaardigheden met behulp van oefeningen of speciale computerprogramma’s Ondersteun verbale instructie altijd met de visuele, ruimtelijke en non‐verbale informatie Maak gebruik van duidelijke nummering, kleurcodes, markeringen, titels en ondertitels en leer hem hoe hij zijn agenda kan invullen Pas op voor tijdsdruk: hij heeft meer tijd nodig om informatie te verwerken Houd rekening met problemen bij vakken als lichamelijke opvoeding, creatieve vorming en handvaardigheid Stimuleer hem om te gaan bewegen, sporten Maak steeds gebruik van zijn sterke verbale kant door hem expliciet uit te leggen hoe zaken in elkaar steken en hoe hij die het best kan aanpakken Help hem bij het organiseren en plannen Help hem gericht te leren hoe hij tijd beter kan inschatten en zijn taken beter kan indelen Leer hem in verband met zijn oriëntatieproblemen strategieën (ezelsbruggetjes) aan.
‐ 1 ‐
NLD ‐ Handelingswijzer 4. Probleem Hij ontwikkelt snel (faal)angst, doordat hij door zijn chaos situaties moeilijk kan overzien. Hij weet niet waar hij moet beginnen, wil veel tegelijk doen, maakt weinig af en mist overzicht. Dit kan tot frustratie en soms agressie leiden Methode Maak zijn wereld overzichtelijk Geef meervoudige opdrachten in kleine stapjes en help hem stap voor stap zijn zaken te ordenen Leer hem hoe hij het beste een taak kan aanpakken en probeer kritiek zoveel mogelijk te vermijden Stel ook feitenvragen, die hij vaak goed weet, naast inhoudelijke vragen, die hem veel meer moeite kosten Doe een beroep op zijn sterke kant, het verbale, waardoor we hem goed uitleg kunnen geven over voor hem beangstigende situaties 5. Probleem Op de WISC‐RN‐test haalt de leerling een hoger verbaal IQ dan het performale IQ. Hij is sterk op auditief gebied, spelling en in het omgaan met bekend materiaal. Door zijn sterke voorkeur voor verbale informatie ontwikkelt hij te eenzijdig zijn verbale kant. Zwak zijn de tactiele en visuele waarneming, de omgang met nieuw materiaal, begripsvorming, exploratief gedrag en probleemoplossing. Methode Houd steeds rekening met zijn zwakke ruimtelijke, visuele mogelijkheden Bereid na een handeling een andersoortige handeling heel concreet voor De kern van de vraag wordt vaak gemist; herhaal de vraag dus op verschillende manieren Gebruik zijn goede taalvaardigheid om hem te leren het eigen gedrag te organiseren (leer zo zelfinstructie, zichzelf inwendig verbaal sturen aan), maar laat je niet verleiden om alleen daarop in te gaan Moedig hem daarnaast aan te puzzelen, knutselen en zich dus ook te richten op visuele details 6. Probleem Zijn functionele taalgebruik is slecht, het lijkt een soort ‘leeg gebabbel’. Hij praat vaak monotoon. Methode Leer hem taal op een meer communicatieve manier te gebruiken Verkijk je niet op zijn schijnbaar goede babbel, overschat hem dus niet Besef dat hij veel en vooral snel praat (‘cocktail speech’) als hij geen overzicht meer heeft en zo probeert toch de greep te houden Leer hem op een vast moment gerichte vragen te stellen, zonder allerlei details Kap eindeloze discussies af Gebruik bij corrigeren weinig woorden, anders loop je het risico dat hij eindeloos gaat discussiëren: wat zijn probleem niet oplost
‐ 2 ‐
NLD ‐ Handelingswijzer 7. Probleem Hij lijkt door zijn gepraat actie te vermijden Methode Richt je aandacht vooral op zijn daden en niet zozeer op wat hij zegt Geef geen antwoord op zijn vele vragen, maar kaats die vragen terug, zodat hij zelf leert na te denken over hoe hij iets kan oplossen 8. Probleem De jongere snapt door zijn moeite met visueel‐ruimtelijke informatie weinig van non‐verbale informatie, waardoor hij veel mist. Hij kan geen beeld vormen Methode Versterk zijn mogelijkheden om non‐verbale communicatie op te pikken door vragen als “wat zie je nu, wat voel je, wat proef je, hoe voelt de situatie aan?” Leer hem dus alle zintuigen gebruiken Leer hem verbanden te leggen tussen wat gezégd en wat gezién wordt Vertaal de non‐verbale signalen uit de groep voor de jongere met NLD Leg daarnaast veel uit over waarom iets gebeurt. Oefen passend non‐verbaal gedrag 9. Probleem Jongere heeft moeilijk met figuurlijke taal, merkt vaak niet de nuances in taal, heeft weinig begrip en gevoel voor humor Methode Houd er rekening mee dat hij grapjes vaak niet doorheeft, verklaar bij symbolisch taalgebruik de bedoeling, de dubbele bodem 10. Probleem De jongere ziet weinig verbanden, herkent moeilijk overeenkomsten en verschillen, en heeft moeite met classificeren. Hij is veel te sterk op details gericht Methode Help hem heel gericht en expliciet om die verbanden wel te gaan zien, met allerlei ezelsbruggetjes en verbale uitleg Werk vanuit het ´delen‐naar‐geheel‐principe´ Laat hem ontdekken wat de essentie is en dat te markeren met een markeerstift Probeer hem los te laten komen van de details Leer hem zo hoofd‐ en bijzaken te onderscheiden
‐ 3 ‐
NLD ‐ Handelingswijzer 11. Probleem De leerling heeft problemen met de fijne en grove motoriek, vooral de complexe: moeite met schrijven, hekel aan tekenen en veters strikken. Hij loopt houterig en heeft veel problemen b ij gymnastiek. Hij zal proberen beweging en de gymles te vermijden Methode Houd er rekening mee dat door het slechte handschrift zaken zo gebrekkig opgeschreven worden dat er fouten ontstaan Laat hem eventueel op een laptop werken Laat hem eventueel op grote bladen en met dik schrijfmateriaal werken Blijf hem stimuleren te bewegen Houd bij gymnastiek tekening met zijn motorische problemen, leg dat uit aan de klas en geef hem aangepaste oefeningen 12. Probleem Hij heeft problemen op sociaal‐emotioneel gebied, er zijn problemen in de adaptieve ontwikkeling. Hij mist basale sociale vaardigheden: staat bijvoorbeeld te dichtbij, kan ongepast staren, maakt weinig oogcontact, heeft weinig zorg voor zijn uiterlijk en kan zich moeilijk verplaatsen in andermans gevoel. Hij wordt als ‘vreemd’ ervaren. Hij heeft weinig probleemoplossende vaardigheden Methode Zie steeds het onvermogen van de jongere Het gedrag lijkt op dat van een kind met PDD‐NOS Train sociale vaardigheden in de dagelijkse situatie of in een sociale‐vaardigheidstraining Zeg steeds “luister eens”, gebruik zo zijn sterke kanaal Leg de sociale regels goed uit schrijf stappen en regels op, waardoor het kind ernaar terug kan grijpen Bespreek wat hij in vrije situaties (zoals pauzes) gaat doen en moedig sociale contacten aan Wijs nadrukkelijk op verbanden in sociale situaties: oorzaak‐gevolg. Verhelder veel en leg veel uit 13. Probleem Omdat hij moeite heeft met nieuwe situaties, vindt hij het moeilijk in sociale situaties verbanden te zien en te leggen. Hij heeft problemen met de conceptvorming (het begrijpen van verbanden tussen oorzaak en gevolg). Hij kan door dit alles erg angstig worden. Ook kan hij, doordat hij zichzelf, de nader en de situatie niet goed begrijpt, woedend of agressief worden. (Hij beleeft wel allerlei emoties, maar hij kan er geen naam, richting of duidelijke betekenis aan geven). Methode Verminder zijn angst door heel nadrukkelijk nieuwe situaties goed uit te leggen, die goed met hem voor te bereiden en te bespreken wat hij het best kan doen Regel eventueel een ‘buddy’ voor hem, die hem kan ondersteunen bij bijvoorbeeld het juist invullen van zijn agenda Verwoord, benoem en verklaar altijd de gevoelens die een ander of een situatie kan oproepen Help hem die adequaat te uiten en met de gevoelens van anderen goed om te gaan
‐ 4 ‐
ODD ‐ Handelingswijzer
ODD is moeilijk aan te pakken omdat:
De jongere over het algemeen weinig probleembesef heeft De jongere het probleem dikwijls bij anderen legt (hij reageert alleen) Het oppositionele gedrag in eerste instantie winst oplevert: de omgeving is bang en geeft toe; het kind kan de omgeving naar zijn hand zetten, hij heeft onmiddellijke behoeftebevrediging en kan wegvluchten voor verantwoordelijkheid De invloed van het gedrag op andere jongeren erg groot is. Het kan de ‘autoriteit’ van de begeleider danig aantasten, waardoor er in de groep een onveilig klimaat groeit
1. Probleem Leerling verliest snel zijn geduld, voelt zich snel kwaad en beledigd, gedraagt zich wrokkig, nijdig en boosaardig. In drift kan hij gaan bijten of slaan. Hij gebruikt veel grove taal Methode Stel reële en duidelijke grenzen; stop hem Strikte, consequente, rechtvaardige, niet hardvochtige discipline Tref maatregelen als direct gevolg van het storende gedrag Benoem het gedrag, negeer het niet Help leerling zijn gevoelens beter te uiten mbv taal 2. Probleem Leerling heeft weinig emotionele zelfregulatie, maakt veel ruzie Methode Leer hem goed na te denken alvorens te doen (cognitieve technieken) om zo zijn emoties beter in de hand te krijgen Leer leerling reacties uit te stellen Leer hem andere gedachten als tegengif voor de woede‐oproepende gedachten Maak hem duidelijk dat hij in de problemen komt doordat hij zo snel emotioneel wordt 3. Probleem Leerling heeft gebrekkig sociaal inzicht, interpreteert sociale tekens verkeerd. Hij kan zich slecht verplaatsen in een ander Methode Oefen met Time‐Out; leid af en leer hem zich terug te trekken uit potentieel gevaarlijke situaties Laat negatieve gevolgen van agressie zien speel in op zijn zelfzucht; dat hij zo juist zijn doel niet bereikt Pas de omgeving aan: prikkel hem zo min mogelijk , geef hem geen kans om uit het spoor te lopen Leer hem zich te bedenken en zich voor te stellen wat het effect van het vervelende gedrag op zichzélf zou zijn, waardoor zijn vermogen om zich te verplaatsen in de ander hopelijk zal toenemen 4. Probleem De leerling gaat vaak met de volwassene in discussie. Hij lapt de regels van de volwassenen aan zijn laars. Hij ergert anderen vaak opzettelijk ‐ 1 ‐
ODD ‐ Handelingswijzer Methode Probeer het gedrag te reguleren: ga niet in discussie Stel zakelijk dat bepaald gedrag niet acceptabel is Probeer via een beloningssysteem het gewenste gedrag op te roepen of te versterken en het ongewenste gedrag af te leren Bespreek gedragsalternatieven 5. Probleem Leerling toont geen verantwoordelijkheidsgevoel, geeft anderen de schuld van zijn eigen fouten Methode Maak hem bewust van zijn eigen gedrag en de keuzes die hij hiervoor gemaakt heeft Stel hem verantwoordelijk voor zijn eigen daden Laat leerling niet wegvluchten door hem de kans te geven te wijzen op allerlei omstandigheden en/of op anderen die het ook doen of hem tot iets hebben aangezet Geef leerling ook bepaalde verantwoordelijkheden Activeer leerling ook om mee te denken over wat hij als een mogelijke oplossing ziet
‐ 2 ‐
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Bijlage XII – Personele inzet Passend Onderwijs vraagt in organisatorische en onderwijskundige zin inzet van personeel. Het huidige SWV betrekt haar expertise vanuit de VO-scholen, vanuit de Rebound, vanuit Praktijkschool MET, vanuit aanbod van de AB’ers cq. REC’s en VSO en vanuit de PCL. Expertise vanuit de scholen De reguliere VO-scholen in ons SWV hebben hun zorgorganisatie opgezet vanuit de vraag die op hen afkwam. Met name de VMBO-scholen met LWOO hebben de LGF- en LWOO-gelden ingezet om leerlingen met een rugzak of leerwegondersteuning te organiseren. Iedere school zal aan het bestuur van het SWV bekend maken op welke wijze zij dat afgelopen jaren hebben gedaan. In hun SOP zullen zij dat aangeven. Er zijn scholen die vanuit eigen lumpsum aangevuld met LGF-gelden een orthopedagoog in dienst hebben genomen, of rugzakcoaches aangesteld of een autistenspecialist, mentoren, begeleiders opvanglokaal en/of zorglokaal of een RT’er opgeleid hebben. Het SWV is van mening dat bestaande expertise op scholen gehandhaafd moet blijven en waar nodig in relatie tot hun basiszorgprofiel en extra ondersteuning versterkt. De opdracht aan iedere school is om in fte’s en in geld aan het SWV aan te geven wat hun investeringen zijn geweest in de afgelopen twee jaren 2011/2012 en 2012/2013. Expertise vanuit de Rebound Leerlingen die niet meer of tijdelijk niet meer hun onderwijs kunnen volgen op een reguliere VOschool worden opgevangen in de Rebound en Rebound Plus. De expertise daar wordt geleverd door aan de ene kant jeugdwerkers, een orthopedagoog en geschoold personeel vanuit MET Pro. Daarnaast zijn er afhankelijk van de groepsgrootte twee of drie bevoegde VO-docenten. Bij de vorming van een OPDC als tussenvoorziening willen we deze expertise behouden en versterken. Expertise vanuit de Praktijkschool MET MET Pro heeft in haar onderwijsconcept het principe omarmd van “Big Picture”. Dat concept wordt geleidelijk geïntroduceerd en uitgevoerd in de Rebound. Deze ontwikkeling willen we als SWV voortzetten. Daarnaast levert MET Pro in de sfeer van diagnose, begeleiding en in de CL-deskundigheid in de vorm van orthopedagoog, directieleden voor de coördinatie en aansturing. Eén directielid is lid van de PCL en coördineert en bemiddelt bij moeilijk plaatsbare leerlingen. Het SWV gaat de PCL omvormen tot een ACT en zal in de samenstelling van het ACT een trajectbegeleider opnemen zijnde een leidinggevende AB’er c.q. onderwijsondersteuner die als “makelaar” leerlingen en ouders behulpzaam is bij plaatsing op reguliere VO-scholen of elders. Expertise vanuit de REC’s Op dit moment (cursus 2013/2014) hebben de VO-scholen in ons SWV samenwerkingsovereenkomsten afgesloten met REC-personeel zijnde AB’ers. Op basis van een afgesproken taakomschrijving en aantal LGF’ers is er een ureninzet afgesproken. Daarbij is als eis neergelegd dat de AB’ers dagdelen of dagen op school aanwezig zijn om zowel leerlingen, ouders als docenten te ondersteunen. Het SWV zal de scholen op basis van deze overeenkomsten geheel of ten dele (afhankelijk van de financiën) voorzien van een budget, opgenomen in het schooldeel om deze schoolondersteuners in hun school te handhaven en met hen taakafspraken te maken in het kader van basisondersteuningsprofiel en extra ondersteuning. De onderwijsondersteuners zullen ook zitting hebben in de OT’s van de scholen en de externe contacten verzorgen met ouders/verzorgers en zorgpartners buiten de school.
Ondersteuningsplan 30-09
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Aangezien de AB’ers (onderwijsondersteuners) uit verschillende REC’s afkomstig zijn, zullen we als SWV met die besturen afspraken moeten maken. De onderwijsondersteuners zijn niet van de school, maar voor de school, d.w.z. dat zij in het leveren van expertise als team moeten gaan opereren en inzetbaar zijn bij problemen op alle scholen waar expertise gewenst wordt of waar ondersteuning noodzakelijk is. Principe blijft wel dat ze één of twee scholen als thuisbasis hebben. De onderwijsondersteuners staan onder leiding van de leidinggevende ondersteuner, die zitting heeft in het ACT en daar ook de taak heeft van trajectbegeleider. Op die manier blijven leerlingen die van school wisselen of uit VAT komen of van de Rebound komen door hen als casemanager gemonitord. Het SWV wil deze expertisegroep dus inzetten op de VO-scholen. De organisatie van deze werkeenheid is als volgt: ‐ De trajectbegeleider werkt over verantwoordelijkheid van de directeur van het SWV ‐ De trajectbegeleider is de leidinggevende van de ondersteunersgroep in ons SWV en belegt waar nodig bijeenkomsten om expertise te verhogen of om de coördinatie tussen de scholen met betrekking tot extra ondersteuning te organiseren of te verbeteren. De scholen leveren het SWV een overzicht van uren inzet en taken van deze onderwijsondersteuners en cursusjaar 2013/2014 voor de bepaling van een budget in 2014/2015. Expertise vanuit VSO Nu de VSO-besturen onderdeel uitmaken van het nieuwe SWV betekent dat we ook van hen expertise kunnen betrekken. Het bestuur zal een pilotproject bespreken dat tot doel heeft om de leerlingenstromen in beeld te brengen die zich bewegen op de mogelijk overlappende gebieden tussen praktijkonderwijs en VSO. De expertise vanuit VSO richting reguliere VO-scholen zal nog worden besproken moeten worden. Wanneer we bovenstaande ondersteuning in fte’s of uren uitdrukken dan doen we dat als volgt: 1. De scholen geven voor 2011/2012 en 2012/2013 aan wat de inzet is (geweest): a. in fte’s b. in functies c. in uren d. in geld 2. De Rebound geeft voor 2011/2012 en 2012/2013 aan wat de inzet is (geweest): a. in fte’s b. in functies c. in uren d. in geld 3. MET Pro Rebound geeft voor 2011/2012 en 2012/2013 aan wat de inzet is (geweest): a. in fte’s b. in functies c. in uren d. in geld 4. De scholen geven voor 2013-2014 aan wat de inzet is (geweest) voor AB-taken: a. in fte’s b. in functies c. in uren d. in geld 5. De PCL geeft middels de coördinator voor 2013-2014 aan wat de inzet is (geweest) voor de werkzaamheden van de PCL, inclusief VAT en trajectbegeleider: a. in fte’s b. in functies c. in uren d. in geld Ondersteuningsplan 30-09
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Organisatorische expertise Ook zal er sprake moeten zijn van een toenemende organisatorische expertise. Hieronder vallen de volgende zaken: 1. De aanstelling van een professionele directeur voor 0.5 fte. 2. De begeleiding van het SOO en ZOO door externe deskundigen (coaching). 3. De begeleiding van het toezichthoudende bestuur om haar rol als toezichthouder op juiste wijze binnen de regels van “good governance” uit te voeren. 4. De scholing en begeleiding van de ACT om over te schakelen van indiceren naar arrangeren. 5. De professionalisering van het administratieve proces door een extern administratiebureau. Met het hierna volgende overzicht geeft het bestuur van het SWV aan dat zij met betrekking tot de personele inzet die nodig is om onderhavige onderwijsplan uit te voeren de inzet van personeel als volgt wil organiseren: ‐ De bestaande expertise op scholen wordt als eerste ingevuld door bestaand personeel van de scholen en de Rebound. ‐ De bestaande expertise AB wordt omgezet in expertiseteam onderwijsondersteuners werkzaam op de scholen. ‐ De bestaande expertise PCL wordt omgezet in ACT met inachtneming van de wettelijke verplichting dat één van de leden een orthopedagoog is en de in statuten opgenomen samenstelling. Expertise vanuit REC’s 1. Onderwijsondersteuner LGF (leerling + ouders + docenten) Expertise vanuit VSO 1. ? Organisatorische expertise 1 directeur 2. administratie SWV (notuliste, etc.) 3. “good governance” 4. ACT a. Voorzitter b. Orthopedagoog c. Trajectbegeleider d. VAT e. Administratie 5. Administratieburo extern a. Boekhouding b. Controleren c. Accountants
Ondersteuningsplan 30-09
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Inschatting van uren, fte’s en geld Expertise vanuit school x 1. Zorgdirecteur 2. Zorgcoördinator 3. Orthopedagoog 4. Rugzakcoach niet zijnde AB’ers 5. Autistenspecialist 6. Begeleider zorglokaal 7. Begeleider opvanglokaal 8. RT’er 9. Leerlingbegeleiders (4x) Expertise vanuit Rebound 1 Jeugdwerker/orthopedagoog 2 Fulltime docenten 3 ……… Expertise vanuit MET Pro 1 Projectleiding directie 2 Orthopedagoog MET Pro 3 Aansturing docenten door MET Pro
Ondersteuningsplan 30-09
→ → → → → →
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Bijlage XIII – Een passend onderwijsprogramma voor alle leerlingen in het VO
Ondersteuningsplan 30-09
Een passend onderwijsprogramma voor alle leerlingen in het voortgezet onderwijs Inleiding Veel scholen hebben te maken met leerlingen die specifieke ondersteuning nodig hebben om onderwijs te kunnen volgen. In de afgelopen jaren en ook in aanloop naar passend onderwijs, zijn veel scholen en samenwerkingsverbanden op zoek naar (nieuwe) arrangementen om voor alle leerlingen een passend onderwijsprogramma te bieden. De ondersteuningsbehoefte van de leerling staat daarbij centraal. Er zijn vele soorten arrangementen en voorzieningen ingericht en er zullen er wellicht nog meer ontstaan. Over het inrichten van voorzieningen en over wat er straks wel en niet kan na de invoering van de wet passend onderwijs, worden veel vragen gesteld. Met de invoering van passend onderwijs vanaf 1 augustus 2014 vervalt de landelijke indicatiestelling. Scholen en samenwerkingsverbanden kunnen dan zelf bepalen welke ondersteuningsarrangementen zij gaan bieden. Het uitgangspunt van het nieuwe stelsel is dat er ruimte is om de ondersteuning vorm te geven, uitgaande van de ondersteuningsbehoefte van de leerling. Er zijn echter ook (wettelijke) kaders waarbinnen scholen en samenwerkingsverbanden daarin moeten opereren. Deze brochure is bedoeld om zo veel mogelijk duidelijkheid te scheppen over de kaders en de ruimte die benut kan worden.
In deze brochure wordt informatie gegeven over het kader van de verschillende onderwijs(zorg)arrangementen. Het gaat achtereenvolgens om de volgende arrangementen: 1. Extra onderwijsondersteuning op de reguliere school 2. OPDC (OPDC, Herstart, Op de Rails, Rebound) 3. Symbiose 4. Voortgezet speciaal onderwijs (incl. nevenvestigingen) Er zijn vele soorten onderwijsarrangementen en voorzieningen mogelijk, al dan niet in combinatie met instellingen voor jeugdzorg en jeugdhulpverlening en evenzoveel namen die eraan worden gegeven. Bovenstaande is dus geen uitputtende lijst. In deze brochure wordt ingegaan op de onderwijsarrangementen die mogelijk zijn in het voortgezet onderwijs. Arrangementen die te maken hebben met (toeleiding tot en samenwerking met) het MBO zijn hier niet in meegenomen (zoals plusvoorzieningen, arbeidstoeleiding, VAVO). Er wordt bezien of het wenselijk is om hier een aparte brochure voor op te stellen. Deze brochure is tot stand gekomen in overleg met de Inspectie van het Onderwijs, de VO-raad en de Vereniging Platform Samenwerkingsverbanden VO. Dank ook aan alle scholen en samenwerkingsverbanden die input hebben geleverd voor deze brochure. Mocht u nog verdere specifieke vragen hebben over voorzieningen of arrangementen in uw regio, dan kunt u die ook stellen aan uw accountmanager passend onderwijs van het ministerie van OCW.
1. Extra onderwijsondersteuning op de reguliere school De eerste vorm van een onderwijsarrangement is extra ondersteuning op de reguliere school. Dit kan in de reguliere klas, maar ook bijvoorbeeld in een speciale klas in de reguliere school. Daarbij kan worden gevarieerd in de mate van integratie: leerlingen volgen een deel van het onderwijs in een aparte groep en een deel van het programma in een reguliere klas of (vrijwel) het gehele programma wordt apart georganiseerd. Daarbij kan variatie plaatsvinden in de duur van de extra ondersteuning (kortdurend of gedurende de gehele schoolperiode). Ook een structuur- of trajectklas kan een arrangement binnen de reguliere school zijn. Daarnaast vallen alle vormen van remediale hulp, huiswerkbegeleiding, trainingen sociale vaardigheden, etc. onder deze vorm van extra onderwijsondersteuning. De ondersteuning die leerlingen krijgen kan op verschillende manieren worden vormgegeven, bijvoorbeeld door kleinere klassen in te richten, een vaste groepsleerkracht aan te stellen of specifieke ondersteuning van specialisten uit regulier of speciaal onderwijs of vanuit de hulpverlening in te schakelen. In deze situatie is de leerling ingeschreven op de reguliere school. Het bevoegd gezag van die school is verantwoordelijk voor het passend aanbod aan de leerling en voor de kwaliteit van het onderwijs. Scholen die deze mogelijkheden willen en kunnen bieden aan individuele leerlingen en/of groepen leerlingen nemen dat op in hun schoolondersteuningsprofiel. De schoolbesturen in het samenwerkingsverband maken een ondersteuningsplan op basis van de schoolondersteuningsprofielen van de verschillende scholen. Daarin worden tevens afspraken gemaakt over de toewijzing van middelen en/of begeleiding aan de verschillende scholen. Het schoolbestuur legt in het eigen jaarverslag verantwoording af over de middelen die het hiertoe heeft ontvangen van het samenwerkingsverband. Voorwaarde voor deze vorm van een arrangement is dat de verwachting is dat, met de extra ondersteuning, de leerlingen geschikt zijn om het onderwijs aan de school waarvoor toelating wordt gevraagd, te volgen (Inrichtingsbesluit, artikelen 2 t/m 9).
Specifiek arrangement cluster 1 en 2 Ook voor leerlingen met een visuele-, auditieve- of communicatieve handicap kan binnen de reguliere school een arrangement worden ontwikkeld. Deze leerlingen kunnen als onderdeel van het arrangement een aantal lessen te volgen op een school voor voorgezet speciaal onderwijs cluster 1 en 2. De lessen die in het vso worden gevolgd, tellen dan ook mee voor de onderwijstijd. De afspraken die worden gemaakt over dergelijke gecombineerde arrangementen, worden vastgelegd in het ontwikkelingsperspectief van de leerling. Momenteel vindt overleg plaats of er nog aanvullende afspraken moeten worden vastgelegd.
2. OPDC (OPDC, Herstart, Op de Rails, Rebound) Voor sommige leerlingen is het tijdelijk niet mogelijk om onderwijs te volgen op een reguliere school, ook niet met extra ondersteuning. Voor deze leerlingen kan in de huidige situatie worden gekozen voor plaatsing elders, bijvoorbeeld op een OPDC of in een voorziening voor Herstart, Op de Rails of Rebound. Een samenwerkingsverband voortgezet onderwijs kan ervoor kiezen om een orthopedagogisch-didactisch centrum (OPDC) in te richten. Het gaat dan om leerlingen voor wie een orthopedagogische en orthodidactische benadering is geboden. Hieronder kunnen ook de voorzieningen die er nu zijn voor Herstart, Rebound en Op de Rails vallen. De budgetten die nu met die projecten/ voorzieningen zijn gemoeid worden in het nieuwe stelsel passend onderwijs toegekend aan de samenwerkingsverbanden, gebundeld in de middelen voor lichte ondersteuning. Vanuit deze middelen kunnen geïntegreerde onderwijszorgarrangementen worden gefinancierd, hetzij op de reguliere school (zie hoofdstuk 1) of in een OPDC. In deze brochure wordt hierna gesproken over OPDC, hetgeen dus breder gezien moet worden dan het traditionele OPDC. Voor deze vormen van voorzieningen (OPDC) gaan de volgende kaders gelden. Wij verwachten dat er daardoor meer mogelijkheden komen voor samenwerkingsverbanden om creatieve en innovatieve oplossingen te vinden voor het inrichten van arrangementen voor leerlingen met een ondersteuningsvraag.
Inrichting OPDC • H et samenwerkingsverband neemt de inrichting (of doorstart) van één of meerdere OPDC op in het ondersteuningsplan als onderdeel van het dekkend aanbod voor leerlingen. • In het ondersteuningsplan staat welke leerlingen in aanmerking kunnen komen voor het volgen van (een deel van) het onderwijsprogramma op een OPDC. • Er zijn verschillende mogelijkheden om een OPDC te financieren. Dit kan vanuit de budgetten die het samenwerkingsverband ontvangt (lichte en/of zware ondersteuningsbudget), de lwoo en pro middelen, de reguliere bekostiging van de scholen voor voortgezet onderwijs of vanuit andere geldstromen zoals gemeentelijke subsidies.
De leerling en de reguliere school van inschrijving • D e leerling wordt of blijft ingeschreven op reguliere school voor voortgezet onderwijs. Het bevoegd gezag van deze school ontvangt bekostiging voor de leerling en is verantwoordelijk voor de leerling. Bij de inschrijving op een reguliere school is de verwachting dat de leerling na de periode waarin onderwijs wordt gevolgd op het OPDC, een diploma kan halen op het niveau van de schoolsoort waar de leerling wordt ingeschreven. • Een leerling die voor (een deel van) het programma onderwijs volgt op een OPDC moet als zodanig worden geregistreerd op de school van inschrijving. Daarbij wordt tevens aangegeven
•
•
•
•
•
op welk OPDC de leerling (een deel van) het onderwijsprogramma volgt. Op dit moment is dat nog niet mogelijk. Ter voorbereiding op de invoering van passend onderwijs wordt een aanpassing van BRON voorbereid. Op grond daarvan kunnen leerlingen met een ontwikkelingsperspectief en leerlingen die (een deel van het onderwijs volgen) op een OPDC geregistreerd worden. Het bevoegd gezag van de school van inschrijving stelt voor de leerling die naar een OPDC gaat, een ontwikkelingsperspectief op.1 Het bevoegd gezag formuleert daarmee een gerichte ondersteuningsvraag (onderwijszorgarrangement) aan het OPDC, waarbij het doel is om de leerling te laten terugkeren in het reguliere voortgezet onderwijs. Onderdeel van het ontwikkelingsperspectief is de verwachte verblijfsduur van de leerling op het OPDC en of de leerling het gehele onderwijsprogramma of een deel van het onderwijsprogramma op het OPDC volgt. Dit kan bijvoorbeeld inhouden dat wordt vastgelegd dat de periode dat de leerling in het OPDC onderwijs volgt langzaam wordt afgebouwd om de overgang naar regulier onderwijs te verkleinen. Het gaat om een tijdelijke plaatsing van enkele dagen tot in beginsel maximaal twee jaar. Het is onder omstandigheden mogelijk hiervan af te wijken (‘pas toe of leg uit’). In overleg tussen het OPDC, de school van inschrijving en eventueel de hulpverlening (er kan immers ook sprake zijn van een onderwijszorgarrangement) wordt besproken wat de ontwikkeling van de leerling is, of bijstelling van het ontwikkelingsperspectief nodig is en of terugkeer naar de reguliere school – al dan niet met extra ondersteuning – mogelijk is. De afstand tussen de school van inschrijving en het OPDC moet zo klein mogelijk zijn. De leerlingen tellen voor de opbrengstbepaling mee bij de school waar de leerling is ingeschreven. De inspectie kan via het reguliere toezicht het schoolbestuur aanspreken op de gerealiseerde toegevoegde waarde van het tijdelijke onderwijs op het OPDC. De inspectie compenseert scholen bij de beoordeling van de resultaten indien de school veel leerlingen heeft met een lwoo-indicatie en/of leerlingen met een sociaaleconomisch zwakkere achtergrond. Plaatsing van leerlingen in een OPDC is niet automatisch een indicator voor compensatie. Als leerlingen en hun ouder(s)/verzorger(s) het niet eens zijn met een eventuele plaatsing op het OPDC of terugplaatsing op het regulier onderwijs, dan wenden ze zich tot het bevoegd gezag van de school waar de leerling staat ingeschreven. De normale procedure wanneer ouder(s)/verzorger(s) het niet eens zijn over het passend aanbod aan de leerling, geldt dan. Er kan bijvoorbeeld door ouder(s)/verzorger(s) een oordeel gevraagd worden aan de tijdelijke geschillencommissie passend onderwijs.
1 Het ontwikkelingsperspectief moet worden opgesteld voor alle leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben. Hierover is een AMvB in voorbereiding die naar verwachting in februari 2013 openbaar wordt in het kader van de internetconsultatie.
• Indien van toepassing, nemen schoolbesturen in hun jaarverslag op dat zij bekostiging overhevelen naar het samenwerkingsverband ten behoeve van een OPDC.
Het OPDC • H et bestuur van het samenwerkingsverband is verantwoordelijk voor de kwaliteit van het onderwijs op het OPDC. Het samenwerkingsverband is door de inspectie hierop aanspreekbaar. De inspectie houdt toezicht op de kwaliteit van het onderwijs op het OPDC. • Op basis van de Leerplichtwet is de school van inschrijving verantwoordelijk voor de verzuimregistratie van de leerling die tijdelijk geplaatst is op een OPDC. • Het is niet mogelijk om op een OPDC zelfstandig te examineren. Het is wel mogelijk om schoolexamens af te nemen onder de verantwoordelijkheid van de school waar de leerling staat ingeschreven. Het Programma van Toetsing en Afsluiting (PTA) van die school is dan in principe leidend. Hiervan kan voor een speciale categorie leerlingen worden afgeweken als de bevoegde gezagen van de scholen waar de leerlingen staan ingeschreven, daarmee instemmen. Op het niveau van het samenwerkingsverband kunnen afspraken worden gemaakt over een PTA voor alle leerlingen die onderwijs volgen op het OPDC. De inschrijfscholen kunnen deze dan opnemen in de PTA’s. Het centrale deel van het eindexamen kan alleen op de school van inschrijving worden afgenomen. Wel is het mogelijk dat de leerlingen van een OPDC in een apart lokaal het centraal deel van het examen doen. • Voor leerlingen die een programma langer dan drie maanden volgen op een OPDC geldt dat het onderwijs moet worden verzorgd door docenten die voldoen aan de bevoegd- en bekwaamheidseisen zoals die zijn vastgelegd in de W.V.O. Voor de docenten die hier nog niet aan voldoen wordt een overgangsperiode gehanteerd waarin zij de benodigde bevoegdheden kunnen halen. • Het OPDC is het eerste aanspreekpunt voor leerlingen die daar onderwijs volgen en hun ouder(s)/verzorger(s). Mochten er daar problemen ontstaan over de gang van zaken op het OPDC, dan kunnen leerlingen en hun ouder(s)/verzorger(s) zich wenden tot reguliere klachtenprocedures van het OPDC of het samenwerkingsverband. De samenwerkingsverbanden kunnen ervoor kiezen om voor de afhandeling van klachten aan te sluiten bij de landelijke klachtencommissie. • Het samenwerkingsverband legt via het jaarverslag verantwoording af over de middelen waarmee het OPDC wordt gefinancierd en de inzet daarvan.
Mogelijke routes naar het OPDC • E en leerling staat ingeschreven op een reguliere school voor voortgezet onderwijs en volgt tijdelijk onderwijs op een OPDC. • Een leerling staat ingeschreven op een school voor (speciaal) basisonderwijs, maar is nog niet klaar voor het reguliere voortgezet onderwijs. De leerling wordt wel ingeschreven op
een reguliere school voor voortgezet onderwijs, maar volgt tijdelijk onderwijs op een OPDC. • Een leerling staat ingeschreven op een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs en krijgt geen nieuwe toelaatbaarheidverklaring, maar is ook nog niet klaar voor het reguliere voortgezet onderwijs. De leerling wordt dan wel ingeschreven op een reguliere school voor voortgezet onderwijs, maar volgt tijdelijk onderwijs op een OPDC. • In beide laatstgenoemde situaties moet dus wel alvast een school voor voortgezet onderwijs worden gevonden die de leerling inschrijft en die – in overleg met de school voor (speciaal) basisonderwijs of de school voor (voortgezet) speciaal onderwijs – een ontwikkelingsperspectief voor de leerling opstelt. Het kan daarmee niet zo zijn dat de school van inschrijving de leerling niet kent.
3. Symbiose Voor leerlingen die staan ingeschreven in het voortgezet speciaal onderwijs is en blijft het mogelijk om een deel van het onderwijs, zoals dat is beschreven in het schoolplan, op een reguliere basisschool, school voor speciaal basisonderwijs, een school voor voortgezet onderwijs of een instelling voor educatie en beroepsonderwijs te volgen: de zogenaamde symbiose.2 Regulier en speciaal onderwijs maken onderling afspraken over het programma en de bekostiging en leggen die vast in een symbioseovereenkomst. Hierbij moet het op basis van de huidige wet- en regelgeving gaan om minimaal 3 uur per week (180 minuten) dat een leerling les krijgt in het regulier onderwijs en een symbioseovereenkomst voor ten minste twee aaneengesloten schooljaren. Momenteel wordt onderzocht of deze minimale termijn voor de symbioseovereenkomst en het minimaal aantal uren in het regulier onderwijs, losgelaten kunnen worden. In de wet of het onderwijsbesluit staat geen maximum aantal uren voor symbiose. De bepaling in de wet dat het gaat om een deel van het schoolplan, impliceert dat niet het volledige onderwijsprogramma op een school of instelling voor regulier onderwijs mag worden gevolgd. De inspectie hanteert als richtlijn een verhouding van 60:40. Dat betekent dat het aantal onderwijsuren dat door het regulier onderwijs wordt verzorgd 60% mag zijn van het totaal aantal uren dat de school gemiddeld per week verzorgt. Mochten er meer onderwijsuren in het regulier onderwijs worden gevolgd, dan geldt het principe ‘pas toe of leg uit’. Symbiose tussen verschillende scholen voor voortgezet speciaal onderwijs cluster 3/4 wordt mogelijk in de wet kwaliteit (v)so, behalve voor de zogenaamde ‘zelf examinerende scholen’. Eén van de voorwaarden om voor een examenlicentie in aanmerking te komen is immers dat de school het volledige onderwijsprogramma moet kunnen bieden. Uitbesteding van een deel van dat programma ligt dan niet in de rede. 2 Onderwijskundig besluit Titel IV
4. Voortgezet speciaal onderwijs (incl. nevenvestigingen) Leerlingen die geen regulier onderwijs kunnen volgen, kunnen naar het voortgezet speciaal onderwijs (vso). Tot de invoering van passend onderwijs is hiervoor voor cluster 2, 3 en 4 een beschikking van de commissie voor de indicatiestelling (cvi) nodig. Voor cluster 1 geldt dat de instellingen voor cluster 1 zelf op basis van toelatingscriteria bepalen of leerlingen toelaatbaar zijn tot een instelling voor cluster 1.
Voortgezet speciaal onderwijs cluster 3 en 4 Na invoering van passend onderwijs worden in het samenwerkingsverband afspraken gemaakt over welke leerlingen in het vso geplaatst kunnen worden. Dan geldt dat leerlingen alleen ingeschreven kunnen worden in het vso als ze een toelaatbaarheidverklaring (tlv) hebben van een samenwerkingsverband. Dat kan zijn van het samenwerkingsverband in de regio, maar ook van een ander samenwerkingsverband. Op de tlv geeft het samenwerkingsverband de bekostigingscategorie aan en wordt aangegeven hoe lang de tlv geldig is. De tlv is landelijk geldig. Dit betekent dat een kind met een geldige tlv na verhuizing niet eerst een nieuwe tlv aan hoeft te vragen, maar direct naar een andere school voor vso kan. Als de indicatie afloopt en de school voor speciaal onderwijs van mening is dat voortgezet verblijf op die school wenselijk is, dan vraagt de vso school bij het samenwerkingsverband dat de tlv heeft afgegeven, een nieuwe tlv aan. Het samenwerkingsverband beslist vervolgens of zij een nieuwe tlv afgeeft of doet een ander passend aanbod.
Voortgezet speciaal onderwijs cluster 1 en 2 Na invoering van passend onderwijs bepaalt de Commissie van Onderzoek cluster 1/2 welk onderwijsarrangement het meest passend is voor de leerling (op de instelling cluster 1/2 of op het regulier onderwijs met ondersteuning). Indien dat (deels) is op een reguliere school met ondersteuning vanuit cluster 1 en 2, dan wordt vanzelfsprekend ook met de reguliere school afgestemd hoe de ondersteuning wordt vormgegeven. Dit kan een ‘licht’ of ‘medium’ onderwijsarrangement zijn, afhankelijk van de ondersteuningsbehoefte van de leerling.
Nevenvestigingen voortgezet speciaal onderwijs In het kader van thuisnabij onderwijs is het ook mogelijk om een nevenvestiging van een school voor voortgezet speciaal onderwijs cluster 3 of 4 of van een instelling voor cluster 1 of 2 te stichten, eventueel gehuisvest in een reguliere school voor voortgezet onderwijs. In deze situatie is de leerling ingeschreven op de nevenvestiging van de school voor voortgezet speciaal onderwijs. Het bevoegd gezag van die school is verantwoordelijk voor het passend aanbod aan de leerling en voor de kwaliteit van het onderwijs. Voorwaarde is dat deze leerlingen niet gemengd onderwijs krijgen met leerlingen die ingeschreven staan bij de reguliere school, anders dan met symbiose of in het kader van de ondersteuningsplicht voor cluster 1 en 2.
Als het bevoegd gezag van een school voor voortgezet speciaal onderwijs een nevenvestiging wil inrichten, dan moet daarover overeenstemming zijn met het samenwerkingsverband en de gemeente waar die nevenvestiging zal worden gevestigd. Met de invoering van de wet passend onderwijs, wordt de termijn waarbinnen een aanvraag al dan niet wordt goedgekeurd ingekort tot circa een half jaar.3 Voor de bekostiging wordt de nevenvestiging aangemerkt als deel van de school die de nevenvestiging in stand houdt (voortgezet speciaal onderwijs). Qua bekostiging en regelgeving valt de nevenvestiging dan ook onder de WEC en niet onder de W.V.O.
Symbiose en nevenvestiging Om zo veel mogelijk tegemoet te komen aan de wens tot integratie, kan worden gekozen voor een combinatie van het inrichten van een nevenvestiging van het voortgezet speciaal onderwijs bij een school voor regulier onderwijs en het gebruik maken van symbiose. Leerlingen staan dan ingeschreven bij het voortgezet speciaal onderwijs, maar volgen een deel van hun onderwijsprogramma (zie symbiose) op de reguliere school voor voortgezet onderwijs, die zich op dezelfde locatie bevindt. Op die manier kunnen leerlingen ook gezamenlijk aan onderwijsactiviteiten deelnemen.
3 Als het bevoegd gezag voor 1 februari een verzoek indient bij de minister van OCW, met de gegevens waaruit de bedoelde overeenstemming blijkt, beslist de minister vervolgens voor 1 april daaropvolgend. Bij goedkeuring start de bekostiging van die nevenvestiging op 1 augustus volgend op de goedkeuring.
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Bijlage XIV – Plaatsbekostiging Artikel 125b. Overdracht van bekostiging personeelskosten aan scholen
voor speciaal onderwijs en scholen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs 1. Indien op de overeenkomstig artikel 18a, achtste lid, onderdeel i, vastgestelde peildatum het aantal leerlingen dat door het samenwerkingsverband toelaatbaar is verklaard tot het speciaal onderwijs en is ingeschreven op scholen voor speciaal onderwijs en speciaal en voortgezet speciaal onderwijs behorend tot cluster 3 en 4, bedoeld in de Wet op de expertisecentra meer bedraagt dan op 1 oktober daaraan voorafgaand, draagt het samenwerkingsverband voor het verschil per leerling een bedrag over aan de school waar de leerling is ingeschreven. Het in de eerste volzin bedoelde bedrag is afhankelijk van de in de toelaatbaarheidsverklaring opgenomen ondersteuningsbehoefte van de leerling en komt overeen met één van de normbedragen die bij ministeriële regeling worden vastgesteld. 2. De overdracht op grond van het eerste lid heeft betrekking op het schooljaar dat volgt op de in het eerste lid bedoelde peildatum. 3. Indien de in artikel 132, tweede lid, bedoelde bekostiging niet voldoende is om daaruit de verplichtingen, bedoeld in dit artikel na te komen, dragen alle scholen en scholen voor speciaal onderwijs en speciaal en voortgezet speciaal onderwijs behorend tot cluster 3 en 4, bedoeld in de Wet op de expertisecentra, waarvan één of meer vestigingen zijn gelegen in het gebied van het samenwerkingsverband, de ontbrekende bekostiging over aan het samenwerkingsverband. Het aandeel van de onderscheiden scholen en scholen voor speciaal onderwijs en speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, bedoeld in de eerste volzin, wordt bepaald overeenkomstig de regeling die daarvoor op grond van artikel 18a, achtste lid, onderdeel j, in het ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband is opgenomen.
Ondersteuningsplan 30-09
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Bijlage XV – Dekkend aanbod onderwijsondersteuning Saltho Vraagstelling en perspectief Op verzoek van Stan Hofkes en na overleg met de directeuren van De Rietlanden te ‘s‐Hertogenbosch en de Michaëlschool te Boxtel schetsen de beleidsmedewerkers van Saltho Onderwijs het ontwikkelingsperspectief voor een dekkend onderwijsondersteuningsaanbod in SWV‐VO ’s‐Hertogenbosch onder het regime van Passend onderwijs. Het beleidsvenster naar de toekomst van het samenwerkingsverband wordt daarbij bepaald door de visie van de scholen van Saltho Onderwijs op het nieuwe stelsel. Deze visie leidt tot een grote beleidslijn die als volgt beschreven kan worden: Rol en betekenis van interne vso‐scholen Circa de helft van de groep leerlingen die op scholen van Saltho Onderwijs voortgezet speciaal onderwijs volgen is voor onderzoek of behandeling opgenomen in een instelling (P.I. De Hondsberg, De La Salle, GGz‐kliniek Eindhoven). Ook onder het regime van Passend onderwijs blijft deze groep leerlingen aangewezen op klinische dan wel residentiële zorg en begeleiding. Intern voortgezet speciaal onderwijs is voor leerlingen in die situatie een belangrijke voorziening. Saltho Onderwijs ziet de interne scholen bij uitstek als broedplaatsen voor kennisontwikkeling. Op deze locaties kunnen de professionals van zorg en gespecialiseerd onderwijs door middel van interdisciplinaire samenwerking een belangrijke bijdrage leveren aan het ontwikkelen, transformeren, delen en verspreiden van expertise naar dagscholen voor VSO en naar reguliere VO‐scholen. Interne VSO‐scholen en de daar ontwikkelde en beschikbare expertise blijven onder het stelsel Passend onderwijs beschikbaar voor de zwaarste vormen van ondersteuning binnen het samenwerkingsverband. Deze scholen zullen een bovenregionale functie uitoefenen. VSO‐voorzieningen voor thuiswonende leerlingen met gedragsmatige beperkingen zonder behandelingsovereenkomst en leerlingen met gedragsmatige beperkingen die gebruik maken van ambulante vormen van jeugdzorg/klinische zorg. Voor deze categorieën leerlingen biedt Saltho Onderwijs in de stad ‘s‐Hertogenbosch voortgezet speciaal onderwijs aan op De Rietlanden en in Boxtel op de Michaëlschool. De Rietlanden richt zich op leerlingen met een gemiddelde begaafdheid en zeer ernstige gedragsproblemen. In programmatisch opzicht richt VSO De Rietlanden zich vooral op uitstroom naar VMBO en ROC. Voor leerlingen die die stap niet kunnen zetten worden “op maat” trajecten gezocht om tot kwalificatie te komen, bijvoorbeeld via branchecertificaten of deeldiploma’s. De Michaëlschool richt zich op leerlingen met een beneden gemiddelde begaafdheid en is gespecialiseerd in onderwijs aan de doelgroepen orthopsychiatrie en autisme spectrum stoornissen. Belangrijke programmatische lijnen zijn arbeidstraining en arbeidstoeleiding en het verbinden van cluster‐3 en cluster‐4 onderwijs. De Rietlanden begeleidt vooral leerlingen die kiezen voor de ontwikkelingsprofielen vervolgonderwijs en arbeidsmarkt, de Michaëlschool richt zich vooral op leerlingen die in aanmerking komen voor de uitstroomprofielen arbeidsmarkt en dagbesteding. Voor beide scholen geldt dat zij zich onder het stelsel Passend onderwijs willen profileren als voortgezet speciaal onderwijs met een intersectorale plus. Deze plus wordt gevormd door samenwerking met een of meer collega‐instellingen binnen Koraal Groep. Hierbij moet gedacht worden aan arbeids‐toeleiding in samenwerking met de stichting Sterk in Werk, diagnostische samenwerking met P.I. De Hondsberg, samenwerking met De La Salle bij het organiseren van een verlengde schooldag, etc. Voor beide scholen geldt dat zij gemotiveerd zijn voor het afsluiten van samenwerkingsovereenkomsten met andere scholen binnen het SWV‐VO. Naarmate voorgenomen structuurveranderingen binnen De Rietlanden worden gerealiseerd kan het aantal leerlingen dat langdurig op deze VSO‐school verblijft gaan afnemen, ten gunste van ondersteunende voorzieningen op de reguliere VO scholen binnen het SWV.
Ondersteuningsplan 30-09
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Passend onderwijs en kennismanagement Saltho onderwijs is een voorstander van het gedachtegoed dat ten grondslag ligt aan Passend onderwijs: beter focussen op de kracht en mogelijkheden van kinderen en jeugdigen, in plaats van op hun kwetsbaarheden en beperkingen. Op termijn ziet Saltho Onderwijs reductie van het aantal leerlingen op de dagscholen voor VSO als een reële optie. Voor het zover is zullen de patronen in de leerlingenstromen tussen regulier VO en VSO moeten veranderen: de uitstroom van leerlingen met gedragsmatige beperkingen uit het VO moet worden beperkt, door het vergroten van de expertise van de reguliere scholen; de doorstroom binnen VSO‐scholen moet worden teruggedrongen en de uitstroom van VSO‐leerlingen naar reguliere scholen vergroot door onder meer kortdurende plaatsingen, betere terugplaatsingsscenario’s en ‐afspraken, het samen organiseren van tussenvormen en het verder ontwikkelen van ambulante vormen van ondersteuning. Voorwaarde voor dergelijke veranderingen is dat er wezenlijk andere kennisstromen ontstaan tussen VSO‐ en VO‐scholen. Om dat te bewerkstelligen zet Saltho Onderwijs zich in samenwerking met zusterorganisatie Het Driespan en het moederconcern Koraal Groep in om de expertise van het cluster‐3/4 onderwijs en van de diensten Ambulante Begeleiding zo goed mogelijk te behouden en deze verder te ontwikkelen en te verspreiden binnen de SWV waarin de scholen van Koraal Groep participeren. Deze inzet moet uiteindelijk leiden tot een intermediair tussen dat verantwoordelijk is voor kennisstromen en kennismanagement. Zo’n intermediaire structuur staat in de visie van Saltho Onderwijs voor: Het realiseren van integrale dienstverlening in nauwe samenwerking met scholen, zorginstellingen, ouders en leerlingen. Het realiseren van goede afstemming tussen het regulier voortgezet onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs. Werken aan innovatieve van dienstverlening en ondersteuningsproducten; Het bieden van snelle, goed bereikbare, laagdrempelige en klantvriendelijke dienstverlening; Zorg dragen voor effectieve dienstverlening met zichtbare opbrengsten; Ontwikkelen van vormen van evidence based dienstverlening Het stimuleren van een onderzoekende houding van de medewerkers; Systeemdenken. Belang van kennismanagement Het realiseren van effectief kennismanagement gericht op het creëren, toegankelijk maken en verspreiden van kennis, kunde en vaardigheden op het gebied van onderwijsondersteuning aan leerlingen met gedragsmatige beperkingen is van groot belang voor het ontwikkelen van vormen van Passend onderwijs. Het streven naar een herkenbaar en effectief intermediair voor kennisuitwisseling en kennisoverdracht komt voort uit het streven van Saltho Onderwijs om binnen de verschillende samenwerkingsverbanden een verbindende rol te spelen. Vanuit deze rol wil de onderwijsorganisatie komen tot een nieuwe interne structuur, die het mogelijk maakt om de dienstverlening van de VSO‐scholen verder te differentiëren en te ambulantiseren. Uitwisseling van expertise en samenwerking van medewerkers van reguliere en speciale scholen op het niveau van het primaire proces draagt bij aan het versterken van de ondersteuningsfunctie van de reguliere scholen waardoor deze scholen beter in staat zijn maatwerk te leveren en passend onderwijs te bieden aan VO‐leerlingen met een specifieke ondersteuningsbehoefte. Goed en effectief kennismanagement draagt bij aan optimaal gebruik van de binnen het SWV beschikbare expertise. Dit komt tegemoet aan het streven om ondersteuningsvragen zoveel mogelijk gezamenlijk en binnen het SWV te beantwoorden. Als de scholen van het samenwerkingsverband meer leerlingen met gedragsmatige beperkingen willen opnemen in de hoofdstroom van het reguliere onderwijs, dan zal er samengewerkt moeten worden op belangrijke thema’s als indicatiestelling, werken op basis van handelingsgerichte diagnostiek, adaptief onderwijs met adequate structuren voor de diverse probleemgebieden, psycho‐educatie, vroegsignalering en preventie, huiswerkvoorbereiding en begeleiding, examinering en kwalificatie, arbeidstraining en arbeidstoeleiding. De kennis die op deze gebieden aanwezig is binnen scholen van Saltho Onderwijs moet zoveel mogelijk beschikbaar komen voor de professionals van reguliere scholen. Om dit te bereiken moeten de volgende activiteiten ontplooid worden. Het initiëren en organiseren van tussenvormen van regulier en voortgezet onderwijs. Het samen ontwikkelen van (nieuwe) vormen van symbiose‐onderwijs. Het expliciteren van de binnen de verschillende sectoren van Koraal Groep aanwezige impliciete kennis, kunde en vaardigheden. Bijdragen aan de verdere professionele ontwikkeling van medewerkers door opleiding, scholing en training. Het uitbreiden van de expertise, door studie en wetenschappelijk onderzoek. Het (door)ontwikkelen van expertiseproducten ten behoeve van de zorg, ondersteuning en begeleiding van kinderen en jeugdigen met ernstige gedragsmatige beperkingen. Het aanbieden van diensten aan professionals in de sectoren onderwijs, (jeugd‐) zorg en arbeidsintegratie. (consultatie, advisering, ambulante begeleiding). Ondersteuningsplan 30-09
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Samenwerking met gespecialiseerde zorg De scholen van Saltho Onderwijs beschikken over een samenwerkingsnetwerk dat nog voortdurend wordt uitgebreid. Dit netwerk kan ingezet worden bij de beantwoording van bijzondere hulpvragen. Zo kan via samenwerking met school De Zwengel toegang verkregen worden tot de expertise van KJPK De Herlaarhof. Naarmate hulp‐ en ondersteuningsvragen specialistischer worden, zoals regelmatig voorkomt bij leerlingen van de Michaëlschool, die leerlingen met zeer zware problematiek opvangt, zal ook het netwerk buiten de regio aangesproken worden. Voor de Michaëlschool leidt dat tot een bovenregionale functie. Afstemming met VSO‐ZML De scholen van Saltho Onderwijs richten zich op afstemming met het VSO‐ZML (cluster‐3). In het bijzonder richt deze afstemming zich op de begeleiding van leerlingen met een overwegend praktijkgericht onderwijsprogramma. Voor het optimaliseren van de maatschappelijke participatie zal ook afstemming gezocht worden met de ROC.
Ondersteuningsplan 30-09
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Bijlage XVI – Korte karakteristiek scholen St. Biezonderwijs Korte karakteristiek scholen Stichting Biezonderwijs Schoolnaam Scholengemeenschap De Keyzer SO en VSO Directeur Alexander van den Broek Adresgegevens Dr. Keyzerlaan 23, 5051 PB Goirle Telefoon 013-5324550 Website www.sgdekeyzer.nl Aantal leerlingen d.d. 01-10424 2013 Aantal FTE 114 (incl. AB) Aantal medewerkers 145 (incl. AB) De formele doelgroep van de Wij bieden SO en VSO voor cluster 4 (met verbrede toelating), in de leeftijd school? van 4 tot 18 jaar(in de toekomst tot 20 jaar). Bij de leerlingen is sprake van medische, psychiatrische, gedragsmatige en/of sociaal-emotionele problemen. De basisondersteuning die de Wij werken vanuit: school biedt? - de individuele behoeften van onze leerlingen. - handelingsgericht - groepsaanpak en waar nodig kleinere groepen of individueel maatwerk - starthandelingsplan per leerling; basis hiervoor is het ontwikkelingsperspectief en de onderwijsbehoeften van de leerling, welke vormgeven aan het groepshandelingsplan. Extra ondersteuning die de Op basis van de onderwijsbehoeften van de leerling kan er extra school biedt? ondersteuning toegevoegd worden aan het basispakket. Tevens zijn er speciale groepen en trajecten binnen SGK: -structuurgroep (SO): voor leerlingen die binnen de reguliere groepen van SGK moeite hebben om te functioneren -zorgklas (VSO): voor leerlingen die niet in staat zijn om (hele dagen) onderwijs te volgen in een regulier Keyzerklas. Doel is dat de leerlingen op termijn weer geplaatst kunnen worden in een reguliere Keyzerklas. Daarnaast zijn er een aantal samenwerkingsverbanden met zorgverleners. Kompaan Regenboog en Zebra (SO): doel is toewerken naar een succesvolle plaatsing binnen een passende vorm van vervolgonderwijs. Gedurende de plaatsing zal de nadruk steeds meer verschuiven van behandeling richting onderwijs. Keiko (SO): Geïntegreerd aanbod gericht op extra ondersteuning bij sociaal emotionele problematiek. De pedagogisch medewerker van ondersteund in de klas waardoor er door de betreffende leerling in een reële situatie geoefend en geleerd wordt. Unit 4 (SO): Leerlingen van de 24-uurs opvang Kompaan kunnen onderwijs volgen op SGK, hierbij is het niet noodzakelijk dat er sprake is van psychiatrische problematiek bij de leerling. GGz Breburg OZA (SO): GGZ-medewerkers behandelen de kinderen in de klas. De kinderen krijgen daarnaast buiten de klas een op maat behandelpakket in de vorm van individuele/groepstraining en/of therapie.
Ondersteuningsplan 30-09
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Specifieke kenmerken waarmee de school zich onderscheidt van andere scholen binnen het werkveld? Overlap, bedreigingen, kansen voor de school?
Leo Kannerhuis Deeltijd behandeling (SO): Leerlingen gaan twee middagen naar de deeltijdbehandeling van het Leo Kannerhuis. PGA (SO), psychiatrische gezinsbehandeling autisme: Gericht op het gezin. Slechts afstemming met de GW-er van SGDK indien nodig/gewenst. Leo Kanner-Keyzer (VSO ) Vanuit de geformuleerde onderwijsvraag van leoKannerhuis wordt samen met SGK bekeken of het onderwijs geboden kan worden. Bijv. volledig aansluiten in een klas / partieel aansluiten in een klas / Een arrangement in de zorgklas / aansluiten bij de klas op de dagbehandeling (kleine, veilige setting met één docent van de Keyzer) / Individueel aanbod op de Keyzer of op de dagbehandeling Zie ‘extra ondersteuning’. De Intensieve samenwerking met zorgpartners. Specifieke doelgroep bij wie met name ingezet moet worden op de onderwijsbehoeften die ontstaan vanuit psychiatrische problematiek. Diplomagericht onderwijs > VMBO-T en HAVO. Overlap wat betreft doelgroep met Parcours en Westerwel. Kansen SO: Samenwerking met De Klimmer. Vanwege de overlap in behoeften van leerlingen. Door intensievere samenwerking leerkrachtgedrag zal dat het handelingsrepertoire van de individuele leerkracht vergroten. Intensieve samenwerking met de zorginstellingen. Het koppelen van zorg en onderwijs levert meer op dan de som van de afzonderlijke delen. Het is een grote kans dat zowel GGz, Kompaan als LK fysiek zeer nabij zijn. VSO: Samenwerking met andere scholen van Biezonderwijs. Het in gezamenlijkheid aanbieden van (duale) trajecten. Ontwikkelingsperspectief, zowel didactisch als niveau van maatschappelijke participatie van de leerlingen, moet leidend zijn in de keuze voor leerroute. Zorg zal hierin een plaats moeten krijgen. Daarnaast zijn er kansen in de samenwerking met reguliere scholen voor VO. Bijv. het uitwisselen van personeel, kennis en trajecten waarbij leerlingen van beide scholen gebruik kunnen maken van de expertise .
Overige
Ondersteuningsplan 30-09
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Schoolnaam Directeur Adresgegevens Telefoon Website Aantal leerlingen d.d. 01-102013 Aantal FTE Aantal medewerkers De formele doelgroep van de school? De basisondersteuning die de school biedt?
Extra ondersteuning die de school biedt? Specifieke kenmerken waarmee de school zich onderscheidt van andere scholen binnen het werkveld?
Overlap, bedreigingen, kansen voor de school?
Overige
Ondersteuningsplan 30-09
Parcours SO de Klimmer (00WP) Passie, Prestatie & Perspectief Dhr. R. (Ruud) van Herp MME (meerschools directeur) Mevr. M. (Mirianne) Govers (locatiedirecteur) Generaal Smutslaan 9 5021 VX Tilburg 013-4627050 www.parcourstilburg.nl 67 (63 geïndiceerde, 1 plaats bekostigde en 3 ‘Op de Rails’ leerlingen) 16,6 25 Cluster 4 indicatie We bieden speciaal onderwijs cluster 4 (SO) aan leerlingen met ernstige gedragsproblemen en/of psychiatrische problemen. Er moet een cluster 4 indicatie afgegeven zijn door de CvI (Commissie voor de Indicatiestelling). Groepsgerichte aanpak Wij werken met kleine klassen, van maximaal 14 leerlingen. De groep is de basis van waaruit gewerkt wordt en waar nodig en mogelijk wordt er ingespeeld op individuele behoeften van de leerling. De dagelijkse structuur We zijn duidelijk naar onze leerlingen, zij weten wat ze van het personeel kunnen verwachten. De 7 basisregels waar wij mee werken, zijn terug te vinden door de hele school. Ook de lesdag en de lessen zelf hebben een duidelijke opbouw en structuur. Ontwikkelingsperspectief (OPP) Voor iedere leerling werken wij met een ontwikkelingsperspectief waarin we voor de leerling, ouders, onszelf en de onderwijsinspectie, inzichtelijk maken welke doelen we nastreven. Zowel de leerkrachten als de Commissie van Begeleiding (CvB) volgen de leerling nauwgezet. Door multidisciplinair te denken en te handelen (HGW), maken we beredeneerde keuzes in het onderwijs- en leerstofaanbod. Deze werkwijze geeft een reële kijk op de te verwachten prestaties van de leerling. Samenstelling klassen Er wordt onderwijs geboden aan leerlingen in de basisschoolleeftijd, van groep 3 tot en met groep 8. Naast reguliere klassen werkt Parcours SO de Klimmer met niveaugroepen, waarin leerlingen met een licht verstandelijke beperking les volgen. Belonen van goed gedrag Parcours SO de Klimmer werkt met een beloningssysteem, opgebouwd vanuit een duidelijke leerlijn. Op de Rails Leerlingen zonder cluster 4 indicatie, kunnen na overleg met de Permanente Commissie Leerlingenzorg (PCL), op onze school geplaatst worden binnen het project “Op de Rails”. Onderwijs staat centraal Dit betekent dat leerlingen die therapie volgen dit buiten schooltijd doen, zodat het lesprogramma niet doorbroken wordt. Er wordt de nodige aandacht besteed aan sociaal-emotionele ontwikkeling, waaronder geleid spel. We gebruiken leerlingvolg- en plansystemen. Overzichtelijke school Parcours SO de Klimmer is een kleine school. Dit maakt dat zowel het personeel als de leerlingen elkaar kennen. Het gebouw is zeer overzichtelijk en draagt hierdoor bij aan de rust in de school. Overlap met sg de Keijzer Vanaf schooljaar 2013-2014 is er samenwerking met Kompaan en de Bocht en sg de Keijzer i.v.m. plaatsing is mogelijk voor kinderen die binnen een behandelsetting van Kompaan en de Bocht verblijven. Er liggen verdergaande kansen voor samenwerking. Kansen en bedreigingen Vanuit de inrichting van Plein013 liggen er kansen om onze expertise in arrangementen met het reguliere onderwijs te delen. Bedreiging is de ‘verevening’ en het behoud van flexibiliteit en expertise vanwege krimp c.q. verplichte mobiliteit van personeel. Hier ligt een opdracht voor zowel onze school als Biezonderwijs in het geheel zodat we pro-actiever ‘de kracht van speciaal’ kunnen behouden en delen. Parcours SO de Klimmer werkt vanuit de Parcours-brede visie: Passie, Prestatie & Perspectief op alle niveaus planmatig en opbrengstgericht: Uitvoerend (OPP / HGW / OGW); Tactisch (Basisdocument / Kijkwijzer / PDCA) en Strategisch (Management van Processen / P&C cyclus / Marap) .
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Schoolnaam Directeur Adresgegevens Telefoon Website Aantal leerlingen d.d. 01-102013 Aantal FTE Aantal medewerkers De formele doelgroep van de school?
De basisondersteuning die de school biedt?
Extra ondersteuning die de school biedt?
Specifieke kenmerken waarmee de school zich onderscheidt van andere scholen binnen het werkveld? Overlap, bedreigingen, kansen voor de school?
Overige
Ondersteuningsplan 30-09
Parcours VSO (01UB) Passie, Prestatie & Perspectief Dhr. R. (Ruud) van Herp MME (meerschools directeur) Mevr. K. (Karin) Spijkers (locatiedirecteur Generaal Smutslaan –GS-) Mevr. I. (Ine) van Dorst (locatiedirecteur Pastoriestraat –PS-) locatie GS: Generaal Smutslaan 9 5021 VX Tilburg locatie PS: Pastoriestraat 1 5046 DN Tilburg locatie GS: 013-4627050 locatie PS: 013-5369112 www.parcourstilburg.nl 166 leerlingen waarvan 76 op de locatie GS, 8 via de symbiose Parcours/ROC AKA, 65 op de locatie PS en 17 binnen Herstart/Op de Rails. 39 52 Cluster 4 indicatie We bieden speciaal onderwijs cluster 4 (VSO) aan leerlingen met ernstige gedrags- en/of psychiatrische problemen met een cluster 4 indicatie afgegeven zijn door de Commissie voor Indicatiestelling. Drie uitstroombestemmingen Op de locatie GS bieden we vervolgonderwijs VMBO basis- en kaderberoepsgerichte leerweg met een diploma administratie. Op de locatie PS bieden we arbeidstoeleiding en dagbesteding aan. Daarnaast volgt een groep leerlingen een AKA-traject via een symbiose met ROC Tilburg. Groepsgerichte aanpak Wij werken met kleine klassen met een gemiddelde groepsgrootte van 10 leerlingen. De groep is de basis van en waar nodig en mogelijk wordt er ingespeeld op individuele behoeften. De dagelijkse structuur. De theorielessen worden verzorgd door een vaste mentor. Voorspelbaarheid en duidelijkheid in regels, dag- en weekprogramma zijn voor ons heel belangrijk. Sociaalemotioneel Er wordt gewerkt met gedragskaarten en gekoppeld beloningssysteem. Er zijn persoonlijke-, groeps- en schooldoelen. Er wordt gewerkt met een protocol grensoverschrijdend gedrag en reflecties. Ontwikkelingsperspectief (OPP) Voor iedere leerling werken wij met een ontwikkelingsperspectief waarin we inzichtelijk maken welke doelen we nastreven. Zowel de leerkrachten als de Commissie van Begeleiding volgen de leerling. Door multidisciplinair te denken en te handelen (HGW), maken we beredeneerde keuzes in het onderwijs- en leerstofaanbod. Stage Alle leerlingen volgen een interne stage, voor de locatie PS geldt in de bovenbouw bovendien een uitgebreid stagetraject met stageplan. Herstart Leerlingen die langer dan 4 weken niet naar school gaan, geen indicatie hebben en bekend zijn bij de leerplichtambtenaar, kunnen zonder indicatie op onze school geplaatst worden binnen het project “Herstart”. Op de Rails Leerlingen die wegens gedragsproblemen niet meer binnen het reguliere v.o. kunnen blijven en nog geen indicatie kunnen krijgen, kunnen na overleg met de PCL geplaatst worden binnen dit project. Externe samenwerking Er zijn intensieve contacten met zorginstellingen en dienstverlenende instanties voor b.v. dagbehandeling en naschoolse behandeling. Verder zijn er duale trajecten met V(S)O scholen, contacten met speciale werkervaringsplaatsen en transitietrajecten. Kansen en bedreigingen liggen in de samenwerking binnen zowel Biezonderwijs, zorginstellingen en gemeente (transitie Jeugdzorg) om onze leerlingen te schakelen naar regulier of passend perspectief in de vorm van een ITC: Integraal Transitie Centrum. Bedreiging en kansen De ‘houding’ van het reguliere v.o. voor het behoud van flexibiliteit en expertise vanwege krimp c.q. verplichte mobiliteit van ons personeel. Hier ligt een opdracht voor zowel onze school als Biezonderwijs in het geheel zodat we pro-actiever ‘de kracht van speciaal’ kunnen behouden en delen. Parcours VSO werkt vanuit de Parcours-brede visie op alle niveaus planmatig en opbrengstgericht: Uitvoerend (OPP / HGW / OGW / Directe instructie model); Tactisch (Basisdocument / Kijkwijzer / PDCA) en Strategisch (Management van Processen / P&C cyclus / Marap) .
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Schoolnaam Directeur Adresgegevens Telefoon Website Aantal leerlingen d.d. 01-102013 Aantal FTE Aantal medewerkers De formele doelgroep van de school? De basisondersteuning die de school biedt? Extra ondersteuning die de school biedt? Specifieke kenmerken waarmee de school zich onderscheidt van andere scholen binnen het werkveld?
Overlap, bedreigingen, kansen voor de school?
Overige
Ondersteuningsplan 30-09
Praktijkcollege Tilburg Theo van Gils Brittendreef 9, 5012 AE Tilburg 013-4632296 www.praktijkcollegetilburg.nl 227 37,2 51 Praktijkonderwijs is bedoeld voor jongeren die naar verwachting geen diploma vmbo kunnen halen. De school leidt deze jongeren op voor de arbeidsmarkt en biedt ze die opleiding waardoor ze zo zelfstandig mogelijk kunnen functioneren op de gebieden wonen, vrije tijdbesteding en maatschappelijk functioneren. Naschoolse begeleiding door een professioneel jobcoach/docententeam gedurende twee jaar. extra veel aandacht voor communicatieve en sociaal-emotionele competenties, persoonlijke leervraag en leercapaciteiten zijn richtinggevend (onderwijsmaatwerk) begeleiding in het omgaan met diversiteit vaste groepen met vaste mentoren uitstroom afgestemd op de regionale arbeidsmarkt Als reguliere vo-school tussen vmbo, mbo en vso zijn daar de overlapmomenten te vinden. Ook de bedreigingen en kansen zijn in deze overlap terug te vinden. Wij spreken liever over kansen en begeven ons telkens weer welgemoed in de diverse netwerken om de reeds verworven positie waar te maken, te verstevigen en uit te breiden. Iedereen is altijd van harte welkom om kennis te maken met leerlingen, team en alle betrokkenen.
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Schoolnaam Directeur Adresgegevens Telefoon Website Aantal leerlingen d.d. 01-102013 Aantal FTE Aantal medewerkers De formele doelgroep van de school?
De basisondersteuning die de school biedt?
Extra ondersteuning die de school biedt? Specifieke kenmerken waarmee de school zich onderscheidt van andere scholen binnen het werkveld? Overlap, bedreigingen, kansen voor de school? Overige
Ondersteuningsplan 30-09
SBO Westerwel Peter Smolders Bladelstraat 3 5042 CZ Tilburg 013-4670669 www.westerwel.nl 393 52 71 SBO-leerlingen; een breed scala van hulpvragen kan reden zijn tot plaatsing op Westerwel: ‐ Intelligentieproblemen ‐ Gediagnosticeerde problemen zoals ADHD, NLD, ODD, ASS ‐ Forse sociaal-emotionele problemen ‐ Leerstoornissen als dyslexie of dyscalculie ‐ Achterstand m.b.t. taal en/of spraak ‐ Motorische problemen Vaak is er sprake van meerdere hulpvragen bij leerlingen. Leerlingen worden geplaatst in groepen van 16 tot 18 leerlingen. Met name voor het ontwikkelen van de schoolse vaardigheden (lezen, taal en rekenen) wordt er in streaming gewerkt; meer ondersteuning in de groep, maatwerk op instructieniveau. Daarnaast een basisklimaat van rust, structuur, regelmaat en voorspelbaarheid. Juist door leerlingen positieve leerervaringen te laten boeken, wordt de sociaal-emotionele problematiek aangepakt; insteken op het ontwikkelen van competentiegevoel. Breed opgebouwde expertise t.a.v. het begeleiden van leerlingen met Autisme Spectrum Stoornissen. Voorts maatwerk op het terrein van sociaal-emotionele ontwikkeling en leerstoornissen (m.n. dyslexie). Relatief sterke populatie wat betreft cognitieve mogelijkheden
Passend onderwijs in de meest brede zin; tijdig verwijzen van leerlingen; gevaar is te lang blijven proberen op basisschool. Verloren gaan expertise ASS (ivm financiëring). Passend onderwijs kan ook een kans bieden! Steeds meer samenwerking en afstemming met andere zorgaanbieders (Kompaan, Idris, Leo Kannerhuis).
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Schoolnaam Directeur Adresgegevens Telefoon Website Aantal leerlingen d.d. 01-102013 Aantal FTE Aantal medewerkers De formele doelgroep van de school?
De basisondersteuning die de school biedt?
Extra ondersteuning die de school biedt?
Specifieke kenmerken waarmee de school zich onderscheidt van andere scholen binnen het werkveld? Overlap, bedreigingen, kansen voor de school?
Overige
Ondersteuningsplan 30-09
De Bodde Mevr. Anja Hulshoff- van Oosterhout Karel Boddenweg 1-2, 5044 EL Tilburg 013-4671363 www.debodde.nl 271 leerlingen (102, waarvan 5 MG in het SO/169, waarvan 9 MG in het VSO); 98 leerlingen vanuit de Ambulante begeleiding 68 94 De Bodde is primair een school voor kinderen /jongeren met een lichte tot ernstig verstandelijke beperking in de leeftijd van 4 – 20 jaar: ‐ ZML leerlingen + ZML MG (IQ <55) (185) ‐ ZML leerlingen (IQ >55 met bijkomende (gedrags)problematiek) (86) Onze leerlingen zullen gedurende hun hele leven in meer of mindere mate aangewezen zijn op ondersteuning. Ons onderwijs, begeleiding en interventies zijn er in de basis op gericht dat leerlingen op hun niveau zo zelfstandig mogelijk kunnen functioneren op de gebieden wonen, werken, vrije tijd en burgerschap. Betrokken teamleden werken ontwikkelings- en opbrengstgericht. Leren leren, leren taken uitvoeren en leren functioneren in sociale situaties hebben uitstroom naar arbeid/arbeidsmatige of belevingsgerichte uitstroom tot doel. De Bodde kent reguliere groepen, structuurgroepen en speciale groepen voor leerlingen met ASS. De ondersteuningsbehoefte (pedagogisch) en instructiebehoefte (didactisch) bepalen het ontwikkelingsperspectief. Intensieve samenwerking in de ketenzorg, waarin o.a. zijn betrokken: - zorginstellingen (Amarant, Prisma, ASVZ, etc.) - MEE - AMO - PMT - Sensorische integratie therapie - speltherapie - fysiotherapie - logopedie - Expertise op het gebied van leerlingen met een verstandelijke beperking - Expertise m.b.t. ASS problematiek in combinatie met een verstandelijke beperking - breed netwerk - multidisciplinair team - inclusie dmv Parelgroepen Er is deels overlap met de Mytylschool Tilburg, het Praktijkonderwijs en Parcours. Kansen door: ‐ verbreden van aanbod m.b.t. uitstroommogelijkheden (meer leerlingen naar arbeid) ‐ profilering: laag niveau, complexe problematiek, gericht op zelfredzaamheid, uitstroom naar Arbeid en Activiteitencentra (SWT) met flexibele ondersteuning ‐ positionering: Dienstbaarheid aan het SWV, Ambulante Begeleiding in zorgteam, bewustwording van /anticiperen op verandering van leerlingstromen.. Bedreiging door verschillende manieren van denken, informeren, werken en tempo van de acht verschillende samenwerkingsverbanden waar leerlingen vandaan komen. Ontwikkeling IKJC (Pilot Integraal Kind- en Jeugdcentrum)
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Schoolnaam Directeur Adresgegevens Telefoon Website Aantal leerlingen d.d. 01-102013 Aantal FTE Aantal medewerkers De formele doelgroep van de school? De basisondersteuning die de school biedt? Extra ondersteuning die de school biedt? Specifieke kenmerken waarmee de school zich onderscheidt van andere scholen binnen het werkveld?
Overlap, bedreigingen, kansen voor de school? Overige
Ondersteuningsplan 30-09
SBO Noorderlicht Niko Adema De Schans 135 postcode 5011 EN 013 4551327 www.sbonoorderlicht.nl 167 (exclusief 3 gastleerlingen) 24,39 37 Leerlingen met PCL-beschikking Voor leerlingen die het op de reguliere basisschool niet halen op grond van leren, belemmeringen, capaciteiten, gedrag. Vaak complexe problematiek. Intern: Leraren, ondersteunende leraren, logopediste, orthopedagoog, maatschappelijk werk, vakleerkrachten, zorginstellingen (Kompaan en de Bocht, Idris, MEE) Extern levert Noorderlicht PAB , collegiale consultatie. 1/3 van de leerlingen heeft allochtone afkomst Krimp van 275 (2008) naar 175 (2013) leerlingen Mobiliteit gemiddelde leeftijd >48 veel jonge stagiaires (15 studenten -opleidingsschool PABO Tilburg, minor Zorg 3e jaars Koppeling onderwijs en zorg in en buiten de groep, in en buiten de lestijden. PARWO onder één dak Medewerkers Bureau Speciaal Onderwijs onder één dak ‘Kansrijk’ (hoogbegaafden met specifieke problematiek); twee ochtenden per week. Voortgaande krimp is een bedreiging. Koppeling onderwijs en zorg is een kans. Opleidingsschool is een kans. Hoogbegaafden in huis is een kans
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Schoolnaam Directeur Adresgegevens Telefoon Website Aantal leerlingen d.d. 01-102013 Aantal FTE Aantal medewerkers De formele doelgroep van de school? De basisondersteuning die de school biedt?
Extra ondersteuning die de school biedt?
Specifieke kenmerken waarmee de school zich onderscheidt van andere scholen binnen het werkveld? Overlap, bedreigingen, kansen voor de school?
SBO Zonnesteen Y. Somers Generaal Smutslaan 11, 5021 XA 013-5420364 www.sbozonnesteen.nl 231 31 FTE 42 Leerlingen met ondersteuningsbehoefte op het gebied van leren, opvoeden en/of gedrag waar binnen de reguliere setting onvoldoende ondersteuning geboden kan worden die (nog) niet aangewezen zijn op de gespecialiseerde aanpak vanuit het SO. Zonnesteen is een brede ondersteuningsschool. De leerlingen worden ingedeeld in basisgroepen op grond van hun didactische leeftijd, leertempo en leerrendement. Er wordt gewerkt met groepsdoorbrekende instructiegroepen. Er wordt gedifferentieerd op instructie en aanbod. De school werkt met verschillende zorgniveaus die ook een indicatie voor de groepssamenstelling vormen. De leerlingen die speciale aandacht nodig hebben krijgen dit vooral: met individuele aandacht, in dezelfde ruimte, maar apart van de groep/ met groepsaandacht in homogene subgroepen/met individuele aandacht, in een andere ruimte dan de groep. Meer aandacht per individuele leerling; Meer (tijd om) aangepast onderwijsmateriaal (te maken); Een aangepaste fysieke ruimte; Specifieke expertise Zorg van andere instanties, verweven in het onderwijs. Wij zijn een doelgroepenschool. De doelgroep is breed en gemêleerd met veel diversiteit op het leerniveau. Het is een zelfstandig opererende school, met ambitie zich meer te ontwikkelen richting het integratief vormgeven van ondersteuningsarrangementen. Overlap: ZML cluster 3 Kansen: een goed pedagogisch klimaat te creeren en tegelijkertijd voor alle leerlingen de lat voldoende hoog te leggen. De werkwijze met de leerroutes en de onderliggen de leerlijnen. Bedreiging: thuisnabijheid mag niet leiden tot het ‘ doormodderen’ op de basisschool. Samenwerking met ouders is een belangrijke voorwaarde voor een goed resultaat
Overige
Ondersteuningsplan 30-09
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Bijlage XVII – Toelating en criteria nieuwe en zittende leerlingen
Ondersteuningsplan 30-09
Teksten en toelichtingen bij stroomschema’s 1
Voorwaarden aanmelding bij reguliere school
5
De aanmeldingsprocedure van de school is leidend. Natuurlijk kunnen ouders voor de inschrijving het schoolondersteuningsprofiel in de schoolgids raadplegen. Nadat de ouders hun kind schriftelijk hebben aangemeld, kan de zorgplicht ingaan. Hiervoor moet wel zijn voldaan aan de onderstaande voorwaarden: • Er is plaatsruimte op de school van aanmelding (de school is niet vol). • Ouders respecteren de grondslag van de school. • Voor primair onderwijs: aanmelden kan vanaf de leeftijd van 3 jaar. Kinderen die jonger zijn, kunnen op een wachtlijst (‘lijst van vooraanmeldingen’) worden geplaatst. • Voor voortgezet onderwijs: de leerling moet voldoen aan het Inrichtingsbesluit, dat wil zeggen dat er uitzicht moet zijn op het behalen van een diploma. Dit betekent dat een leerling met een vmbo-advies niet toelaatbaar is tot het vwo. • Het gaat om een leerling die extra ondersteuning nodig heeft. • Ouders moeten bij de aanmelding aangeven dat ze vermoeden dat hun kind extra ondersteuning nodig heeft. • Bij aanmelding op meerdere scholen moeten ouders doorgeven bij welke school hun kind nog meer is aangemeld. Dan is het aan de scholen of het samenwerkingsverband om aan te geven hoe ze hiermee omgaan: • Optie a: de scholen vragen, eventueel via het samenwerkingsverband, aan de ouders welke school hun voorkeur heeft. Deze school krijgt de zorgplicht als dat nodig is. • Optie b: centrale aanmelding via het samenwerkingsverband. De school die ouders als eerste voorkeur opgeven, heeft de zorgplicht als dat nodig is. Als ouders bij scholen van verschillende samenwerkingsverbanden aanmelden, kan na overleg met de ouders 1 school worden aangewezen de zorgplicht krijgt als dat nodig is.
Een voorwaarde voor plaatsing in het speciaal basisonderwijs (sbo) of (voortgezet) speciaal onderwijs (v)so is dat het samenwerkingsverband daarmee instemt. In dat geval krijgt de leerling een toelaatbaarheidsverklaring. In het ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband staat in de vorm van processen en criteria beschreven welke leerlingen in aanmerking komen voor plaatsing in het sbo en (v)so. Om te beoordelen of een leerling een tlv krijgt, vraagt het samenwerkingsverband in elk geval advies aan deskundigen. Bij een positief besluit geef het samenwerkingsverband een tlv af. Daarop staat het nummer van het samenwerkingsverband, van de toelaatbaarheidsverklaring, de start- en einddatum en het bekostigingsniveau (laag/midden/hoog). Verder gelden de volgende voorwaarden: • Het bevoegd gezag van de school van aanmelding vraagt de tlv aan. Dit is dus niet de verantwoordelijkheid van de ouders. Voor het sbo is dit een school voor basisonderwijs of sbo-school. Voor een tlv voor het vso, is dit een school voor voortgezet onderwijs of een vso-school. • De school en ouders kunnen bij het samenwerkingsverband bezwaar aantekenen tegen het besluit van het samenwerkingsverband. Het samenwerkingsverband moet zich dan door de bezwaaradviescommissie van het samenwerkingsverband laten adviseren. Als het samenwerkingsverband geen tlv afgeeft, moet de school waar de leerling is aangemeld of geplaatst op zoek naar een andere passende plek voor de leerling. De zorgplicht blijft dan bij de aanmeldingsschool of de school waar de leerling al zit.
De termijn om een passende plek voor een leerling te vinden, gaat in vanaf het moment dat de school de aanmelding heeft ontvangen. Dat is doorgaans op de datum dat de ouders het aanmeldingsformulier hebben ingevuld. De school kan dit bijvoorbeeld in een ontvangstbevestiging aangeven. Vervolgens heeft de school 6 weken de tijd om een passende plek te vinden. Dit zijn gewone weken, geen schoolweken. Eventueel kan deze termijn met 4 weken worden verlengd.
2
6
De school schat op basis van de door de ouders aangeleverde informatie in of de leerling extra ondersteuning nodig heeft. Dit doet een school op basis van eigen ervaring en kennis van bijvoorbeeld welke ondersteuning de leraren op de school zelf kunnen bieden. De school maakt een inschatting op basis van de beschikbare informatie, ook als die beperkt is. Als de school vindt dat de informatie daar aanleiding voor geeft, kan de school onderzoeken of de leerling extra ondersteuning nodig heeft. Als er geen aanleiding is om verder onderzoek te doen, is dat niet nodig.
Voorbeeld: een leerling verhuist van Zoetermeer naar Groningen en de tlv is nog geldig. De leerling kan dan direct worden ingeschreven bij een (v)so-school in Groningen. Zoetermeer blijft betalen. Na afloop van de termijn moet het samenwerkingsverband van Zoetermeer bepalen of plaatsing in het (v)so nog steeds aan de orde is en eventueel een nieuwe tlv afgeven. De ouders kunnen alleen bij dit samenwerkingsverband bezwaar maken.
Om te onderzoeken of een leerling extra ondersteuning nodig heeft, gebruikt de school de informatie van de ouders, eventueel aangevuld met informatie van het kinderdagverblijf, de peuterspeelzaal of het onderwijskundig rapport van de voorgaande school voor primair onderwijs (bij aanmelding in het voortgezet onderwijs). Als het kind al op een school zit, vormt de informatie van die school ook een belangrijke bron voor de school waar het kind is aangemeld. Heeft de school onvoldoende informatie voor een goede beoordeling, dan kan de school extra informatie vragen aan de ouders. Wil de school dat een psycholoog of een orthopedagoog aanvullend onderzoek doet, dan moeten de ouders daar toestemming voor geven. Ook als de school informatie over de leerling bij andere instanties wil opvragen, moeten de ouders toestemming geven. Wanneer deze aanvullende informatie niet beschikbaar is of komt, moet de school werken met informatie die er wel is. Ook als de ouders aangeven dat ze geen informatie willen leveren, moet de school het onderzoek uitvoeren met de informatie die wel beschikbaar is.
3
7
8
Voorwaarden voor plaatsing op een andere reguliere school Als een reguliere school constateert dat een leerling extra ondersteuning nodig heeft en de school kan die ondersteuning zelf niet bieden, gaat de school in overleg met de ouders. In dat gesprek geeft de school aan of er een reguliere school is die wel een passend programma kan bieden en zo ja, welke school dit is. Dit kan een school binnen het eigen samenwerkingsverband zijn, maar dat is niet verplicht. De school heeft hiermee nog niet aan de volledige zorgplicht voldaan. De school van aanmelding moet op basis van het gesprek met de ouders een voorstel doen voor plaatsing op een andere reguliere school of een school voor speciaal onderwijs. Deze school moet plek hebben en bereid zijn om de leerling toe te laten. Het is dan aan de ouders om hun kind vervolgens op die school in te schrijven. Pas op dat moment gaat de zorgplicht over naar de nieuwe school. Zijn ouders het niet eens met het voorgestelde aanbod, dan kunnen zij bezwaar aantekenen bij het bevoegd gezag van de (eerste) school of de tijdelijke geschillencommissie toelating en verwijdering om een oordeel vragen. Of ze kunnen besluiten om hun kind bij een andere school aan te melden. Deze nieuwe school krijgt dan de zorgplicht.
Wat is het ontwikkelingsperspectief
OP
De school stelt een ontwikkelingsperspectief op voor leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben. Hierin staat het verwachte uitstroomniveau van de leerling. Ook staat in het ontwikkelingsperspectief welke ondersteuning en begeleiding de leerling krijgt om dit uitstroomniveau te halen. De school voert op overeenstemming gericht overleg met de ouders over het ontwikkelingsperspectief. Scholen in het voortgezet onderwijs betrekken ook de leerling zelf hierbij. Als de leerling meerderjarig en handelingsbekwaam is, is dit zelfs verplicht.
De zorgplicht gaat in als blijkt dat een leerling extra ondersteuning nodig heeft om het onderwijs goed te kunnen doorlopen. Voordat de zorgplicht ingaat, moet zijn voldaan aan de aanmeldingsvoorwaarden (zie 1) en moet de school hebben vastgesteld dat de leerling extra ondersteuning nodig heeft (zie 2).
4
Verhuizen met extra ondersteuning Een leerling functioneert nu goed met extra ondersteuning in het regulier onderwijs. Hij verhuist naar een andere woonplaats en wil daar ook graag extra ondersteuning op een reguliere school ontvangen. De ouders melden de leerling dan aan op deze nieuwe school en de school schat op basis van de ontvangen informatie (bijvoorbeeld het ontwikkelingsperspectief van de oude school) in of de leerling ook op de nieuwe school extra ondersteuning nodig heeft. Maar het verschilt per school hoe die extra ondersteuning is ingericht. Het is mogelijk dat de nieuwe school op een andere manier extra ondersteuning biedt. Elke school maakt zelf opnieuw de inschatting of de leerling inderdaad extra ondersteuning nodig heeft en hoe de school dit het beste kan invullen.
Wanneer geldt de zorgplicht?
De zorgplicht geldt juridisch gezien voor het bevoegd gezag: het schoolbestuur. In de praktijk vult de school waar de leerling is aangemeld de zorgplicht in.
Verhuizen met een toelaatbaarheidsverklaring (tlv) Bij de eerste inschrijving is het samenwerkingsverband van de woonplaats van de leerling verantwoordelijk voor het afgeven en betalen van de toelaatbaarheidsverklaring. Ook als de leerling verhuist. Na afloop van de termijn moet hetzelfde samenwerkingsverband indien nodig een nieuwe tlv afgeven. Wordt een leerling verwezen vanuit het regulier onderwijs naar het voortgezet speciaal onderwijs ((v)so), dan geeft het samenwerkingsverband van de verwijzende school de tlv af en betaalt voor plaatsing in het (v)so. Dit samenwerkingsverband beoordeelt ook of de leerling nog steeds in aanmerking komt voor een tlv. Ouders kunnen alleen bij dit samenwerkingsverband bezwaar maken tegen deze beslissing. Bij de overgang van het primair onderwijs naar het voortgezet onderwijs is sprake van een eerste inschrijving. Het samenwerkingsverband van de nieuwe woonplaats van de leerling is dan aan zet.
Hoe stelt de school vast of extra ondersteuning nodig is?
De school kan de extra ondersteuning aan leerlingen op veel manieren vormgeven. Afhankelijk van de ondersteuningsbehoefte van de leerling en de mogelijkheden van de school, zet de school de extra ondersteuning in. De ondersteuning is er altijd op gericht om de leerling verder te helpen in zijn onderwijsontwikkeling.
Wat is een toelaatbaarheidsverklaring (tlv) en wat zijn voorwaarden?
9
Aanmelding bij een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs ((v)so) De aanmelding bij het (v)so gebeurt altijd schriftelijk. Nadat de leerling schriftelijk is aangemeld, , kan de zorgplicht ingaan. Hiervoor moet wel zijn voldaan aan de onderstaande voorwaarden: • Er is plaatsruimte op de school van aanmelding (de school is niet vol). • Ouders respecteren de grondslag van de school. • Voor speciaal basisonderwijs: aanmelden kan vanaf de leeftijd van 3 jaar. • Voor voortgezet speciaal onderwijs: als de leerling wordt aangemeld voor het diplomagerichte uitstroomprofiel, moet de leerling voldoen aan het Inrichtingsbesluit. Dat wil zeggen dat er uitzicht moet zijn op het behalen van een diploma. • Bij aanmelding op meerdere scholen moeten ouders doorgeven bij welke school hun kind nog meer is aangemeld. Dan is het aan de scholen of het samenwerkingsverband om aan te geven hoe ze hiermee omgaan: • Optie a: de scholen vragen, eventueel via het samenwerkingsverband, aan de ouders welke school hun voorkeur heeft. Deze school krijgt de zorgplicht als dat nodig is. • Optie b: centrale aanmelding via het samenwerkingsverband. De school die ouders als eerste voorkeur opgeven, heeft de zorgplicht als dat nodig is. Als ouders bij scholen van verschillende samenwerkingsverbanden aanmelden, kan na overleg met de ouders 1 school worden aangewezen de zorgplicht krijgt als dat nodig is. De zorgplicht geldt ook als er voor een leerling (nog) geen toelaatbaarheidsverklaring (tlv) is afgegeven. De aanmeldingsschool moet voor deze leerling op zoek naar een andere passende plek.
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Bijlage XVIII – Basisondersteuning
Ondersteuningsplan 30-09
Basisondersteuning SWV Langstraat
Het samenwerkingsverband stelt zich – conform de wet op het voortgezet onderwijs en de wet expertise centra – ten doel een samenhangende geheel van ondersteuningsvoorzieningen binnen en tussen de VO scholen en VSO scholen voor cluster 3 en 4 in onze regio te realiseren. Dit doen wij1 zodanig dat leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doormaken en leerlingen die extra ondersteuning behoeven een zo passend mogelijke plaats in het onderwijs krijgen. Bij een passend plaats in het onderwijs zullen wij steeds uitgaan van een drietal ankerpunten: a. Het ontwikkelingspotentieel van de leerling, b. De wens van de ouders, en c. De (on)mogelijkheden van de school een passend onderwijstraject aan te bieden. De wetgever geeft tevens aan dat onder deze doelstelling begrepen dient te worden de basisondersteuningsvoorzieningen, die op alle vestigingen van scholen in het samenwerkingsverband aanwezig zijn. (WVO artikel 17a lid 2 en lid 8a en de WEC artikel 28a.). Om deze basisondersteuning te monitoren is afgesproken dat besturen verplicht zijn elkaar te informeren over de kwaliteit van de basisondersteuning en bij eventuele omissies de planvorming om deze omissies op te lossen. De basisondersteuning bestaat uit de volgende standaarden en indicatoren:
Standaard 1: Leerlingen ontwikkelen zich op onze school in een veilige omgeving. Indicatoren: 1. Wij gaan vertrouwelijk om met informatie over leerlingen. 2. Onze leerlingen voelen zich veilig op school. 3. Wij zorgen voor respectvolle omgangsvormen in de school. 4. Wij hanteren regels voor veiligheid en omgangsvormen. 5. Wij bevragen leerlingen over hun veiligheidsbeleving. 6. Wij hebben zicht op incidenten die zich voordoen, middels een registratiesysteem. 7. Ons beleid is gericht op het voorkomen van incidenten. 8. Ons beleid is gericht op het aanpakken van incidenten.
1
Met ‘wij’ worden alle besturen in regio Langstraat en hun scholen bedoeld.
1
Standaard 2: Wij werken met methoden en aanpakken die afgestemd zijn op verschillen tussen leerlingen Indicatoren: 1. Wij hebben extra (orthodidactische) materialen. 2. Wij bieden extra leerstof aan voor leerlingen met een taalachterstand. 3. Wij bieden extra leerstof aan voor leerlingen met een rekenachterstand. 4. Wij stemmen de leerstof af op verschillen tussen de leerlingen. 5. Wij stemmen de onderwijstijd af op verschillen tussen leerlingen. 6. Wij stemmen de werkvormen af. 7. Wij geven leerlingen directe feedback. 8. Wij stemmen de instructie af op verschillen tussen de leerlingen. 9. Wij stemmen de verwerking af op verschillen tussen de leerlingen.
Standaard 3: De school heeft continu zicht op de ontwikkeling van leerlingen. Indicatoren: 1. Wij hebben normen voor welke resultaten wij willen bereiken. 2. Onze normen bevatten in ieder geval het referentieniveau taal. 3. Onze normen bevatten in ieder geval het referentieniveau rekenen/wiskunde. 4. Wij gebruiken een leerlingvolgsysteem met genormeerde instrumenten en procedures 5. Ten minste 2 maal per jaar analyseren wij de resultaten op schoolniveau. 6. Ten minste 2 maal per jaar analyseren wij de resultaten op individueel niveau. 7. Wij signaleren vroegtijdig welke leerlingen onderwijsondersteuning nodig hebben.
Standaard 4: Wij werken opbrengst- en handelingsgericht aan het uitvoeren van de onderwijsondersteuning. Indicatoren: 1. Wij passen zo nodig de groepsplannen twee maal per jaar aan op basis van toets gegevens. 2. Wij passen de ontwikkelingsperspectieven tenminste twee maal per jaar aan op basis van toets gegevens. 3. Wij voeren de onderwijsondersteuning volgens plan uit. 4. Wij evalueren regelmatig de effecten van de onderwijsondersteuning (wat de ondersteuning heeft opgeleverd voor de ontwikkeling van leerlingen met onderwijsbehoeften).
2
Standaard 5: Voor alle leerlingen met onderwijsondersteuning is een ontwikkelingsperspectief opgesteld (handelingsplan) Indicatoren: 1. Onze ontwikkelingsperspectieven hebben een vaste structuur (volgens een format). 2. Onze ontwikkelingsperspectieven maken deel uit van het leerling dossier. 3. Onze ontwikkelingsperspectieven hebben een integraal karakter (één-leerling-één-plan). 4. Onze ontwikkelingsperspectieven zijn leidend voor eventuele externe begeleiders.
5. Onze ontwikkelingsperspectieven bevatten een omschrijving van het eindperspectief van de leerling. 6. Onze ontwikkelingsperspectieven bevatten tussendoelen. 7. Onze ontwikkelingsperspectieven bevatten normen die gekoppeld zijn aan de referentieniveaus. 8. Onze ontwikkelingsperspectieven bevatten de inzet van middelen en/of menskracht. 9. Onze ontwikkelingsperspectieven zijn handelingsgericht opgesteld. 10. Onze ontwikkelingsperspectieven bevatten evaluatiemomenten.
Standaard 6: Wij hebben een adequate leerling ondersteuning. Indicatoren: 1. Wij hebben een duidelijke visie op leerling ondersteuning. 2. Onze visie hebben wij vastgelegd. 3. Deze visie wordt gedragen door het hele team. 4. We weten wat de onderwijsbehoeften van onze leerlingen zijn. 5. Wij hebben vastgelegd welke leerling extra onderwijsbehoeften heeft. 6. Wij hebben inzicht in de fysieke gezondheid van onze leerlingen. 7. Onze interne ondersteuningsprocedures zijn vastgelegd. 8. Wij zetten ondersteuningsmiddelen gericht in.
3
Standaard 7: Onze school gaat jaarlijks de effecten na van de ondersteuning en past zo nodig het beleid aan Indicatoren: 1. Wij evalueren jaarlijks de leerling ondersteuning. 2. Wij evalueren de resultaten van de leerlingen. 3. Wij trekken consequenties uit de opbrengsten van de evaluatie (verbeterplan, ontwikkelagenda). 4. Wij borgen de kwaliteit van de leerling ondersteuning. 5. Wij werken continu aan het verbeteren van de leerling ondersteuning. 6. Wij gaan jaarlijks na of de ondersteuningsmiddelen goed zijn ingezet. 7. Wij verantwoorden ons aan ouders. 8. wij verantwoorden ons aan het bestuur.
Standaard 8: Wij zijn deskundig en werken in een professionele cultuur. Indicatoren: 1. Wij zijn deskundig in het begeleiden van leerlingen met extra onderwijsbehoeften. 2. Wij beschikken over didactische competenties (bv. gedifferentieerd werken).
3. Wij beschikken over pedagogische competenties (bv. omgaan met respect, omgangsregels handhaven). 4. Wij beschikken over organisatorische competenties (bv. goed klassenmanagement). 5. Wij werken continu aan het vergroten van deskundigheid. 6. Wij staan open voor reflectie. 7. Wij staan open voor ondersteuning.
8. Wij hebben de mogelijkheid in teamverband te leren. 9. Wij nemen deel aan netwerken over de leerling ondersteuning.
4
Standaard 9: Wij betrekken ouders en/of leerlingen nauw bij de school en de ondersteuning. Indicatoren: 1. Wij gebruiken de ervaringsdeskundigheid van ouders (en/of leerlingen). 2. Wij bevragen ouders (idem: bij iedere vraag) over hun wensen en verwachtingen. 3. Wij bevragen ouders over hun ervaringen thuis. 4. Wij informeren ouders over de ontwikkeling van hun kind. Bij leerling: wij informeren leerlingen over hun ontwikkeling. 5. Wij doen dat tijdig en regelmatig. 6. Wij betrekken ouders bij het opstellen en evalueren van plannen voor hun kind. Bij leerling bij hun plan. 7. Wij maken afspraken met ouders over de begeleiding en wie waarvoor verantwoordelijk is. 8. Wij bespreken met ouders het ontwikkelingsperspectief/handelingsplan. 9. Wij betrekken ouders bij de warme overdracht naar een volgende klas. 10. Wij voeren met ouders een overdrachtsgesprek bij aanmelding. 11. Wij houden met ouders, waarvan de leerling de school verlaat een exitgesprek. 12. Wij ondersteunen ouders bij de overgang naar een andere school.
Standaard 10: Wij hebben een effectieve ondersteuningsstructuur in de school. Indicatoren: 1. Wij hebben een goed toegerust mentoraat (of leerling begeleiding). 2. De mentor beschikt over voldoende tijd en middelen. 3. De mentor is voldoende gekwalificeerd. 4. Taken op het gebied van onderwijsondersteuning zijn bij ons duidelijk belegd. 5. De mentor heeft een duidelijke taakomschrijving. 6. Coaching en begeleiding van leraren is onderdeel van de taak van het mentoraat.
7. Taken en verantwoordelijkheden van leraren op het terrein van de leerlingondersteuning zijn duidelijk en transparant. 8. Taken en verantwoordelijkheden van directie op het terrein van de leerlingondersteuning zijn duidelijk en transparant. 9. Leraren worden ondersteund bij de ontwikkelingsperspectieven. 10. Onze onderwijsondersteuning is goed georganiseerd in de praktijk. 11. Wij kunnen snel deskundigheid inschakelen voor hulp. 12. Bij problemen wordt er snel ingegrepen.
5
13.Wij weten waar wij terecht kunnen in de regio voor leerlingen met extra onderwijsbehoeften. 14. Onze ondersteuning is afgestemd op de ondersteuningsstructuur van het samenwerkingsverband.
Standaard 11: Wij hebben een goed functionerend ondersteuningsteam (of andere benaming) Indicatoren: 1.
De taken van ons ondersteuningsteam zijn duidelijk.
2.
Onze zorgcoördinator leidt het ondersteuningsteam in de school.
3.
De taken van het ondersteuningsteam zijn vastgelegd.
4.
Ons ondersteuningsteam bereidt de verwijzing naar een andere school voor.
5.
Ons ondersteuningsteam ondersteunt ouders/leerlingen bij een verwijzing.
6.
Ons ondersteuningsteam bereidt de bespreking van onze leerling in de PCL (indien aanwezig) of ander indiceringsloket voor.
7.
Ons ondersteuningsteam organiseert snelle hulp in de school.
8.
Ons ondersteuningsteam is het informatieloket voor ouders/leerlingen.
Standaard 12: Wij dragen leerlingen zorgvuldig (warm) over. Indicatoren:
1. Er is warme overdracht van het basisonderwijs (of speciaal basisonderwijs of speciaal onderwijs) naar onze school. 2. Wij organiseren warme overdracht met het basisonderwijs (of de vorige school).
3. Het ontwikkelingsperspectief/handelingsplan sluit aan bij het ontwikkelingsperspectief/handelingsplan van de basisschool (of de vorige school).
4. Wij koppelen in het eerste jaar terug aan de voorschoolse voorziening of de vorige school. 5. Er is warme overdracht binnen onze school tussen de leerjaren. 6. Er is warme overdracht van onze school naar het MBO. 7. Wij organiseren warme overdracht bij de overgang naar een andere school. 8. Wij volgen onze leerlingen die de school hebben verlaten ten minste gedurende één jaar.
6
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Bijlage XIX – Invoering financieel In 2016-2017 vervalt de verplichting tot herbesteding. We stellen voor de AB-middelen op te nemen in het schoolbudget. Het voorstel is de ex AB’ers op te nemen in een pool aangesteld bij MET Pro en op grond van de leerlingaantallen de inzet van deze onderwijs ondersteuners te verdelen over de scholen voor het versterken van de eigen ondersteuningsstructuur.1 XM Uitkering Duo 3,70 Correctie verevening 0,33 resteert 3,37 Aftrek VSO 2,1 resteert 1,27 Uitkering aan de scholen= € 1.270.000,- gedeeld door 7.519 = € 169,- per leerling. Inclusief de lichte ondersteuning= € 199,2017-18 XM Uitkering Duo 3,70 Correctie verevening 0,28 resteert 3,42 Aftrek VSO 2,1 resteert 1,32 Uitkering aan de scholen= € 1.320.000,- gedeeld door 7.519 = € 175,- per leerling. Inclusief de lichte ondersteuning= € 205,2018-2019 XM Uitkering Duo 3,70 Correctie verevening 0,22 resteert 3,48 Aftrek VSO 2,1 resteert 1,38 Uitkering aan de scholen= € 1.380.000,- gedeeld door 7.519 = € 184,- per leerling. Inclusief de lichte ondersteuning= € 214,2019-2020 XM Uitkering Duo 3,70 Correctie verevening 0,11 resteert 3,59 Aftrek VSO 2,1 resteert 1,49 Uitkering aan de scholen= € 1.490.000,- gedeeld door 7.519 = € 198,- per leerling. Inclusief de lichte ondersteuning= € 228,-
1 Er ligt in een concept-AMvB de inspanningsverplichting voor het bestuur van het SWV voor het AB personeel de werkgelegenheid te behouden.
Ondersteuningsplan 30-09
SWV 30‐09
VO De Langstraat
2020-2021 XM Uitkering Duo 3,7 Correctie verevening 0,0 resteert 3,7 Aftrek VSO 2,1 resteert 1,6 Uitkering aan de scholen= € 1.600.000,- gedeeld door 7.519 = € 212,- per leerling. Inclusief de lichte ondersteuning= € 242,-
Ondersteuningsplan 30-09
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Bijlage XX – Kaderstellende uitspraken, concept notitie
Ondersteuningsplan 30-09
Voor Van
Betrokken schoolbesturen en gemeenten Gemeenten Aalburg, Heusden, Loon op Zand, Woudrichem, Waalwijk
Datum Onderwerp
31 oktober 2013 Kaderstellende uitspraken voor de inrichting van de ondersteuningsstructuur in kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en het onderwijs in samenhang met de invoering van passend onderwijs en de transitie jeugdzorg
Inleiding In deze notitie wordt een aantal kaderstellende uitspraken voor de inrichting van de ondersteuningsstructuren binnen het onderwijs en een procedure voor de verdere aanpak voorgelegd. Hierbij is inhoudelijk aansluiting gezocht bij de ontwikkelrichting die geformuleerd is in de samenspraak tussen de gemeenten Aalburg, Heusden, Loon op Zand. Woudrichem, Waalwijk en het samenwerkingsverband passend onderwijs PO 30.10 en VO 30.09. De kaders Voor de jeugd vormt het onderwijs de belangrijkste plaats voor signalering en doorgeleiding van problemen die in het gewone leven (waar het onderwijs toe behoort) niet opgelost kunnen worden. Onderwijs is in dit verband extra belangrijk omdat het de enige plek is waar jongeren een groot deel van de week in aanraking komen met (onderwijs) professionals. Vandaar dat we de volgende kaders mee willen geven voor de inrichting van de ondersteuningsstructuur binnen het brede veld van het onderwijs, van kinderdagverblijven/peuterspeelzalen tot het middelbaar beroepsonderwijs. Voor de leesbaarheid wordt verder binnen deze notitie daarvoor het woord onderwijs gebruikt. Het betreft kaders in de enge zin van het woord. Ze geven de hoofdlijnen aan en de visie waarmee we de aansluiting op en de toegang tot de jeugdhulp vanuit het onderwijs willen inrichten. De specifieke inrichting hangt af van de situatie per gemeente, wijk en/of school en is dus afhankelijk van de lokale omstandigheden. Onderwijs maakt een belangrijk deel uit van de pedagogische civil society Onderwijs is een cruciale plek waar kinderen en jongeren zich ontwikkelen, niet alleen cognitief. Het onderwijs is een belangrijk onderdeel van de leefwereld van het kind en van de ouders. Onderwijs en het bijdragen aan de opvoeding van kinderen is niet te scheiden. Om die reden maakt het onderwijs een belangrijk deel uit van de pedagogische civil society. Ontwikkelen, opvoeden en hulp gaan samen Ontwikkeling, opvoeding en ondersteuning moeten in het onderwijs hand in hand gaan, zonder duidelijke scheidslijnen. Ondersteuning, hulp, burgerschap, e.d. is binnen het onderwijs als het ware op “natuurlijke” wijze ingebouwd in het ontwikkelingsperspectief van het kind en zijn omgeving. Vandaar ook dat ondersteuning, als die nodig is, aan moet sluiten op en bij het onderwijs. Daarom is het noodzakelijk dat de volgende "taakverdeling" tussen onderwijs en ondersteuning gehanteerd wordt. Het onderwijs kijkt met een brede blik naar de ontwikkeling van kinderen op cognitief, sociaal en emotioneel vlak en richt zich daarom niet alleen op leerprocessen, maar heeft ook aandacht voor de sociale en emotionele ontwikkeling van het kind. Het onderwijs signaleert wanneer de ontwikkeling stagneert of wanneer er problemen ontstaan en bespreekt deze allereerst met het kind en de ouders. Het onderwijs bekijkt samen met kind en ouders of de situatie zelfstandig opgepakt kan worden en waar 1
eventueel ondersteuning nodig is. Daarbij is het onderwijs in staat tot het geven van advies en informatie over normen, waarden, maatschappelijke verwachtingen en opvoeding. Bij stagnatie of problemen bij de ontwikkeling of de opvoeding van het kind waarbij ouders niet zelf voor de passende ondersteuning zorg kunnen dragen zal het onderwijs: - zelf ondersteuning bieden als het onderwijsgerelateerde ondersteuning is; - de frontlijnmedewerker (verder uitgewerkt binnen het onderdeel toegang) inschakelen als andere (meer sociaal maatschappelijke en emotioneel gerichte) ondersteuning nodig is. De toegang tot ondersteuning of hulp vindt plaats op de school De gemeenten, die verantwoordelijk zijn voor het organiseren van de toegang tot ondersteuning en hulp, realiseren deze zo veel mogelijk binnen het onderwijs door de inzet van frontlijnmedewerkers (generalisten), die eenduidig en methodisch verantwoord acteren. Deze generalistische professional kijkt breed naar het hele systeem (gezin), gaat na wat de opvoeder zelf kan, bepaalt met het gezin welke ondersteuning wanneer nodig is, en zorgt dat de regie (zoveel mogelijk) bij de opvoeder blijft. De frontlijnmedewerker bepaalt ook wanneer er méér nodig is en zorgt voor een passend vervolg. Een passend vervolg kan ook zijn dat nadere diagnostiek plaatsvindt ten behoeve van aanvullende specialistische hulp. Het vervolg kan ook door de frontlijnmedewerker zelf worden uitgevoerd. Daarbij zijn de volgende uitgangspunten van belang; Het profiel van de frontlijnmedewerkers gaat verder dan dat van de zorgprofessionals die al op de scholen werkzaam zijn, zoals de schoolmaatschappelijk werker of de jeugdverpleegkundige/ jeugdarts. Hoewel gebruik gemaakt wordt van de aanwezige expertise, is deze daarom niet alleen leidend. De inzet, beschikbaarheid en werkwijze van de frontlijnwerker wordt bepaald door de kenmerken van de leerlingen op de desbetreffende school, zoals dat is vastgelegd in het onderwijsprofiel van de school. Wanneer de ondersteuning ook betrekking heeft op het functioneren van het kind in de klas, wordt uitgegaan van de medewerking van de school/de leerkrachten/de mentor. Voor het goed kunnen functioneren van de frontlijnwerker is een goede inbedding in en samenwerking met het onderwijs van belang. De ondersteuningsstructuur binnen het onderwijs moet daarvoor adequaat ingericht zijn. Sluitende afspraken zijn essentieel tussen onderwijs en gemeente Samenwerkingsverbanden en gemeenten (beiden opdrachtgevers voor de zorg binnen hun eigen domeinen) maken sluitende afspraken over de verbinding van de zorg- en ondersteuningsstructuren binnen hun domeinen. Deze afspraken zijn zodanig vormgegeven dat alle kinderen de voor hen noodzakelijk geachte onderwijsondersteuning krijgen en dat alle gezinnen/jeugdigen, die dat nodig hebben, jeugdhulp krijgen. Omdat samenwerkingsverbanden en gemeenten op dit specifieke terrein van elkaar afhankelijk zijn, kunnen zij elkaar ook aanspreken op de inrichting van die structuren en het functioneren daarvan. Afstemming tussen onderwijs en gemeenten voor zwaardere ondersteuningsvormen De grootste kans op een blijvende verandering bij problemen wordt bereikt door een gezamenlijke aanpak op zoveel mogelijk leefdomeinen. Zowel het onderwijs als de jeugdhulp kennen een systeem van opschaling bij zwaardere problemen. Binnen het onderwijs zijn dat vormen van speciaal (basis)onderwijs en binnen de jeugdhulp de zogenaamde tweedelijns of specialistische voorzieningen. 2
Gemeenten en samenwerkingsverbanden maken sluitende afspraken over die toegang en spreken elkaar ook aan op het functioneren van die toegang. Deze afspraken zijn zodanig vormgegeven dat toegang tot een speciale vorm van onderwijs niet mogelijk is zonder toetsing (zonder onnodige bureaucratie) aan de jeugdhulpaanpak en omgekeerd. Gemeenten stellen daarnaast met aanbieders van hulp en ondersteuning een escalatieprocedure vast voor die gevallen waarin ketencoördinatie en afstemming niet volstaat. Binnen de regelgeving rond Passend Onderwijs is dit geregeld via de landelijke geschillenregelingen.
Iris Hoedemaekers Marga Tegelaars Irma Knippels Joyce Lubbers Marian Sol 31 oktober 2013 Waalwijk
3
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Bijlage XXI – Privacyreglement ZAT
Ondersteuningsplan 30-09
SWV regio 56.00
Samenwerkingsverband voortgezet onderwijs “De Langstraat” Coördinator: De heer L. van Duijn
Partners in Passende Zorg
zinvol en betekenisvol omgaan met verschillen vanuit gedeelde expertise in inspirerend leren: levensecht en actueel
Stichting centrale dienst SWV De Langstraat, postbus 259, 5140 AG Waalwijk Rek.nr. 155.809.237
Postadres: De Gaard 4 5146 AW Waalwijk Telefoon: 0416-333069 Mail: [email protected]
Privacyreglement verwerking leerlingengegevens Bijlage bij Convenant ZAT
Datum Herzien Status Bestuur Coördinatiegroep Zorgcoördinatoren Door
: : : : : : :
6 juni 2009 13/02/2012 Definitief 30/01/2012 12/12/2011 07/11/2011 L. van Duijn, voorzitter en coördinator
SWV
regio 56.00
Samenwerkingsverband voortgezet onderwijs “De Langstraat”
Inhoud Privacyreglement verwerking leerlingengegevens....................................................................... 3 Artikel 1 Begripsbepalingen ................................................................................................. 3 Artikel 2 Reikwijdte en doelstelling van het reglement ............................................................. 4 Artikel 3 Doel van de verwerking van persoonsgegevens ......................................................... 4 Artikel 4 Verwerking van persoonsgegevens .......................................................................... 5 Artikel 5 Het beheer van (de verwerking van) persoonsgegevens .............................................. 5 Artikel 6 Verstrekking van gegevens ..................................................................................... 5 Artikel 7 Toegang tot persoonsgegevens ............................................................................... 5 Artikel 8 Beveiliging en geheimhouding ................................................................................. 6 Artikel 9 Informatieplicht .................................................................................................... 6 Artikel 10 Rechten betrokkene(n): inzage, correctie, verzet ..................................................... 6 Artikel 11 Bewaartermijnen ................................................................................................. 7 Artikel 12 Oud-leerlingen .................................................................................................... 7 Artikel 13 Klachten ............................................................................................................. 8 Artikel 14 Inwerkingtreding en citeertitel ............................................................................... 8 Bijlage 1 .............................................................................................................................. 9 Bijlage 2 Bewerkersovereenkomst tussen SWV VO De Langstraat en bewerker............................. 10 Toelichting op het privacyreglement ....................................................................................... 12 Artikelsgewijze toelichting ................................................................................................. 12
Privacyreglement leerlingengegevens
13 februari 2012
2
SWV
regio 56.00
Samenwerkingsverband voortgezet onderwijs “De Langstraat”
Privacyreglement verwerking leerlingengegevens Geactualiseerde versie 13 februari 2012.
Artikel 1 Begripsbepalingen In dit reglement wordt verstaan onder: a.
Leerling: persoon die onderwijs volgt op een school voor primair –, speciaal- of voortgezet, zoals bedoeld in de WPO, WVO en de WEC;
b.
Persoonsgegeven: elk gegeven betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon;
c.
Verwerking van persoonsgegevens: elke handeling of elk geheel van handelingen met betrekking tot persoonsgegevens, waaronder in ieder geval het verzamelen, vastleggen, ordenen, bewaren, bijwerken, wijzigen, opvragen, raadplegen, gebruiken, verstrekken door middel van doorzending, verspreiding of enige ander vorm van terbeschikkingstelling, samenbrengen, met elkaar in verband brengen, alsmede het afschermen, uitwissen of vernietigen van gegevens;
d.
Persoonsgebonden nummer: het volgens de Wet onderwijsnummer aan elke leerling toegekend uniek persoonsnummer;
e.
Bestand: elk gestructureerd geheel van persoonsgegevens, ongeacht of dit geheel van gegevens gecentraliseerd is of verspreid is op een functioneel of geografisch bepaalde wijze, dat volgens bepaalde criteria toegankelijk is en betrekking heeft op verschillende personen;
f.
Verantwoordelijke: het bevoegd gezag van de scholen VO;
g.
Beheerder: degene die onder verantwoordelijkheid van de verantwoordelijke is belast met de (dagelijkse) zorg voor de verwerking van persoonsgevens;
h.
Bewerker: degene die op basis van een overeenkomst ten behoeve van de verantwoordelijke persoonsgegevens verwerkt, zonder aan zijn rechtstreeks gezag te zijn onderworpen;
i.
Gebruiker: degene in de zin van artikel 7 die gerechtigd is kennis te nemen van bepaalde gegevens in een persoonsregistratie;
j.
Betrokkene: degene op wie een persoonsgegeven betrekking heeft;
k.
Derde: ieder niet zijnde de betrokkene, de verantwoordelijke, de bewerker, of degene(n) die onder gezag van de verantwoordelijke of de bewerker gemachtigd is (zijn) om persoonsgegevens te verwerken;
l.
Ontvanger: degene aan wie de persoonsgegevens worden verstrekt;
m.
Bevoegd gezag: het schoolbestuur van de scholen VO voor wat betreft a. een openbare school: 1°. het college van burgemeester en wethouders, voor zover de raad niet anders bepaalt, en, indien de raad dit besluit, met inachtneming van door hem te stellen regelen; 2°. het krachtens de desbetreffende gemeenschappelijke regeling bevoegde orgaan; 3°. de openbare rechtspersoon 4°. de stichting; b. een bijzondere school: de rechtspersoon;
Privacyreglement leerlingengegevens
13 februari 2012
3
SWV
regio 56.00
Samenwerkingsverband voortgezet onderwijs “De Langstraat”
n.
College bescherming persoonsgegevens: het college bedoeld in artikel 51 van de Wet Bescherming Persoonsgegevens;
o.
Toestemming van betrokkene: elke vrije, specifieke en op informatie berustende wilsuiting waarmee betrokkene aanvaardt dat de hem / haar betreffende persoonsgegevens worden verwerkt;
p.
WBP: Wet Bescherming Persoonsgegevens, wet van 6 juli 2000 (Staatsblad 2000, 302);
q.
Vrijstellingsbesluit Wbp: besluit van 7 mei 2001, (Staatsblad 2001, 250), houdende aanwijzing van verwerkingen van persoonsgegevens die zijn vrijgesteld van de melding bedoeld in artikel 27 van de Wet bescherming persoonsgegevens.
Artikel 2 Reikwijdte en doelstelling van het reglement 2.1
Dit reglement is van toepassing op alle persoonsgegevens van een leerling die door of namens het bevoegd gezag worden verwerkt.
2.2
Dit reglement heeft tot doel: a. de persoonlijke levenssfeer van leerlingen van wie persoonsgegevens worden verwerkt te beschermen tegen misbruik van die gegevens en tegen het verwerken van onjuiste gegevens; b. te voorkomen dat persoonsgegevens worden verwerkt voor een ander doel dan het doel waarvoor ze verzameld zijn; c. de rechten van de leerlingen te waarborgen.
Artikel 3 Doel van de verwerking van persoonsgegevens De verwerking geschiedt met in achtneming van artikel 19 van het Vrijstellingsbesluit slechts ten behoeve van: a. de organisatie of het geven van het onderwijs, de begeleiding van leerlingen dan wel het geven van studieadviezen; b. het verstrekken of ter beschikking stellen van leermiddelen; c. het berekenen, vastleggen en innen van inschrijvingsgelden, school- en lesgelden en bijdragen of vergoedingen voor leermiddelen en buitenschoolse activiteiten, waaronder begrepen het in handen van derden stellen van vorderingen; d. het behandelen van geschillen en het doen uitoefenen van accountantscontrole; e. de uitvoering of toepassing van een wettelijke regeling.
Privacyreglement leerlingengegevens
13 februari 2012
4
SWV
regio 56.00
Samenwerkingsverband voortgezet onderwijs “De Langstraat”
Artikel 4 Verwerking van persoonsgegevens Geen andere persoonsgegevens van een leerling worden verwerkt dan: a. naam, voornamen, voorletters, titulatuur, geslacht, geboortedatum, adres, postcode, woonplaats, telefoonnummer en soortgelijke voor communicatie bedoelde gegevens, alsmede bankrekeningnummer van de betrokkene; b. het persoonsgebonden nummer; c. nationaliteit en geboorteplaats; d. gegevens die noodzakelijk zijn met het oog op de gezondheid of het welzijn van de leerling; e. gegevens betreffende de godsdienst of levensovertuiging van de leerling, voor zover die noodzakelijk zijn voor het onderwijs; f. gegevens betreffende de aard en het verloop van het onderwijs, alsmede de behaalde studieresultaten; g. gegevens met het oog op de organisatie van het onderwijs en het verstrekken of ter beschikking stellen van leermiddelen; h. gegevens met het oog op het berekenen, vastleggen en innen van inschrijvingsgelden, schoolen lesgelden en bijdragen of vergoedingen voor leermiddelen en buitenschoolse activiteiten; i. gegevens als bedoeld onder a, van de ouders, voogden of verzorgers van leerlingen; j. andere dan de onder a tot en met i bedoelde gegevens waarvan de verwerking wordt vereist ingevolge of noodzakelijk is met het oog op de toepassing van een wettelijke regeling.
Artikel 5 Het beheer van (de verwerking van) persoonsgegevens Persoonsgegevens worden op naam van de leerling verzameld. De verzameling van persoonsgegevens van de leerling vormt het dossier.
Artikel 6 Verstrekking van gegevens De persoonsgegevens worden slechts verstrekt aan: a. degenen, waaronder begrepen derden, die leiding geven aan of belast zijn met de verwerking van persoonsgegevens van leerlingen of die daarbij noodzakelijk zijn betrokken; b. anderen, in de gevallen bedoeld in artikel 8 onder a, c en d, of artikel 9 (verenigbaar gebruik), derde lid, van de Wbp; c. anderen, in de gevallen bedoeld in artikel 8 onder e en f, van de Wbp, voor zover het slechts gegevens betreft als bedoeld in artikel 4 van dit reglement, en nadat het voornemen daartoe aan betrokkene is medegedeeld en deze gedurende een redelijke termijn in de gelegenheid is geweest het recht als bedoeld in artikel 40 of 41 van de Wbp uit te oefenen.
Artikel 7 Toegang tot persoonsgegevens 7.1
Behoudens daartoe strekkende wettelijke voorschriften ter zake hebben slechts toegang tot de persoonsgegevens: a. degenen, waaronder begrepen derden, die zijn belast met of leiding geven aan de activiteiten die in verband staan met de verwerking van de gegevens of die daarbij noodzakelijk zijn betrokken; b. anderen, in gevallen als bedoeld in artikel 8 onder a, c en d, en artikel 9 derde lid van de Wbp.
7.2
Degenen genoemd in lid 1 sub a dienen zich te registreren in het bestand dat als bijlage 1 bij dit reglement wordt gevoegd.
Privacyreglement leerlingengegevens
13 februari 2012
5
SWV
regio 56.00
Samenwerkingsverband voortgezet onderwijs “De Langstraat”
Artikel 8 Beveiliging en geheimhouding 8.1
De verantwoordelijke draagt zorg voor passende technische en organisatorische maatregelen ter voorkoming van verlies of onrechtmatige verwerking van persoonsgegevens. Deze maatregelen garanderen, rekening houdend met de stand der techniek en de kosten van de tenuitvoerlegging, een passend beveiligingsniveau, gelet op de risico’s die de verwerking en de aard van de te beschermen gegevens met zich meebrengen. De maatregelen zijn er mede op gericht onnodige verzameling en verdere verwerking van persoonsgegevens te voorkomen.
8.2
Indien sprake is van elektronische verwerking van persoonsgegevens zal de beheerder via een coderings- en wachtwoordbeveiliging de verschillende functionarissen, als bedoeld in artikel 7, toegang geven tot bepaalde gedeelten van de persoonsgegevens of tot alle persoonsgegevens al naar gelang hun werkzaamheden dit vereisen.
8.3
Een ieder die betrokken is bij de uitvoering van dit reglement en daarbij de beschikking krijgt over persoonsgegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs kan vermoeden en voor wie niet reeds uit hoofde van beroep, functie of wettelijk voorschrift ter zake van de persoonsgegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding daarvan. Dit geldt niet indien enig wettelijk voorschrift hem tot bekendmaking verplicht of uit zijn taak bij de uitvoering van dit reglement de noodzaak tot bekendmaking voortvloeit.
Artikel 9 Informatieplicht 9.1
De verantwoordelijke informeert betrokkene over het verwerken van diens persoonsgegevens, voorafgaand aan de verzameling van de persoonsgegevens of, indien de gegevens van derden afkomstig zijn, voorafgaand aan het moment van vastlegging.
9.2
De verantwoordelijke informeert betrokkene over de persoonsgegevens die worden verwerkt, met welk doel dat gebeurt en aan wie de gegevens worden verstrekt.
Artikel 10 Rechten betrokkene(n): inzage, correctie, verzet 10.1
Elke betrokkene heeft het recht op inzage. Aan een verzoek om inzage kunnen kosten worden verbonden.
10.2
Indien de verantwoordelijke twijfelt aan de identiteit van de verzoeker, vraagt hij zo spoedig mogelijk aan de verzoeker schriftelijk nadere gegevens inzake zijn identiteit te verstrekken of een geldig identiteitsbewijs te overleggen. Door dit verzoek wordt de termijn opgeschort tot het tijdstip dat het gevraagde bewijs is geleverd.
10.3
Een verzoek om inzage dient te worden gedaan aan de verantwoordelijke, die binnen vier weken na ontvangst van dit verzoek hierop schriftelijk reageert.
10.4
Indien de betrokkene de verantwoordelijke verzoekt tot correctie omdat bepaalde opgenomen gegevens onjuist c.q. onvolledig zouden zijn, dan wel gezien de doelstelling van het systeem niet ter zake doen, dan wel strijdig zijn met dit reglement, neemt de verantwoordelijke binnen vier weken nadat betrokkene dit verzoek heeft ingediend, hierover een beslissing.
10.5
De verantwoordelijke draagt zorg dat een beslissing tot verbetering, aanvulling, verwijdering of afscherming zo spoedig mogelijk wordt uitgevoerd.
10.6
Wanneer de verwerking van persoonsgegevens plaatsvindt op de grondslag dat die verwerking a. noodzakelijk is voor de goede vervulling van een door de verantwoordelijke verrichte
Privacyreglement leerlingengegevens
13 februari 2012
6
SWV
regio 56.00
Samenwerkingsverband voortgezet onderwijs “De Langstraat”
publiekrechtelijke taak, of b. noodzakelijk is voor een gerechtvaardigd belang van de verantwoordelijke of een derde, kan betrokkene schriftelijk verzet aantekenen tegen de verwerking van de gegevens, op basis van zijn bijzondere persoonlijke omstandigheden. De verantwoordelijke dient binnen vier weken na ontvangst van het verzet te beoordelen of het verzet terecht is. Is dat het geval, dan dient de verwerking van persoonsgegevens onmiddellijk te worden beëindigd. 10.7
Een beslissing op een verzoek om inzage, een beslissing als vermeld in lid 4 en de beoordeling als vermeld in lid 6 van deze bepaling zijn besluiten in de zin van de Algemene Wet Bestuursrecht.
10.8
Wanneer de verwerking van persoongegevens plaatsvindt op de grondslag dat die verwerking geschiedt voor direct marketingdoeleinden, kan betrokkene eveneens schriftelijk verzet aantekenen tegen de verwerking van de gegevens. Indien betrokkene van dit recht gebruik maakt, dient de verwerking van persoongegevens voor dit doel onmiddellijk te worden beëindigd.
Artikel 11 Bewaartermijnen De persoonsgegevens worden verwijderd uiterlijk twee jaren nadat de studie is beëindigd, tenzij de persoonsgegevens noodzakelijk zijn ter voldoening aan een wettelijke bewaarplicht.
Artikel 12 Oud-leerlingen 12.1
De verantwoordelijke kan besluiten over te gaan tot het instellen van een verwerking betreffende oud-leerlingen.
12.2
De a. b. c.
12.3
Geen andere persoonsgegevens worden verwerkt dan: a. naam, voornamen, voorletters, titulatuur, geslacht, geboortedatum, adres, postcode, woonplaats, telefoonnummer en soortgelijke voor communicatie benodigde gegevens, alsmede bankrekeningnummer van de betrokkene; b. gegevens betreffende de aard van de studie en de periode gedurende welke de oud-leerling, de opleiding heeft gevolgd; c. gegevens met het oog op het berekenen, vastleggen en innen van bijdragen en giften. d. een administratiecode dat geen andere informatie bevat dan bedoeld onder a t/m c.
12.4
De persoonsgegevens worden slechts verstrekt aan: a. degenen, waaronder begrepen derden, die zijn belast met of leiding geven aan de in het tweede lid bedoelde activiteiten of die daarbij noodzakelijk zijn betrokken; b. anderen, in de gevallen bedoeld in artikel 8, onder a, c en d, en artikel 9, derde lid, van de Wbp.
12.5
De persoonsgegevens worden verwijderd op een daartoe strekkend verzoek van de betrokkene of bij diens overlijden.
verwerking geschiedt slechts voor: het onderhouden van contacten met de oud-leerlingen; het verzenden van informatie aan de oud-leerlingen; het berekenen, vastleggen en innen van bijdragen en giften, waaronder begrepen het in handen van derden stellen van vorderingen, alsmede andere activiteiten van intern beheer; d. het behandelen van geschillen en het doen uitoefenen van accountantscontrole.
Privacyreglement leerlingengegevens
13 februari 2012
7
SWV
regio 56.00
Samenwerkingsverband voortgezet onderwijs “De Langstraat”
Artikel 13 Klachten 13.1
Indien de betrokkene van mening is dat de bepalingen van de WBP zoals uitgewerkt in dit reglement niet door de instelling worden nageleefd dient hij zich te wenden tot de verantwoordelijke.
13.2
Indien de ingediende klacht voor de betrokkene niet leidt tot een voor hem acceptabel resultaat, kan hij zich wenden tot het College Bescherming Persoonsgegevens.
Artikel 14 Inwerkingtreding en citeertitel Dit reglement kan aangehaald worden als privacyreglement verwerking leerlingengegevens en treedt in werking op 1 februari 2012. Het reglement is vastgesteld door het bevoegd gezag van het SWV VO De Langstraat en vervangt eventuele vorige versies.
Privacyreglement leerlingengegevens
13 februari 2012
8
SWV
regio 56.00
Samenwerkingsverband voortgezet onderwijs “De Langstraat”
Bijlage 1 Overzicht van diegenen die toegang hebben tot de leerlingenregistratie van de scholen VO zoals bedoeld in artikel 7 lid 2 van dit reglement: Functie en motivering gebruik
Toegang tot welke persoonsgegevens
Deze bijlage is voor het laatst gewijzigd op 13 februari 2012.
Privacyreglement leerlingengegevens
13 februari 2012
9
SWV
regio 56.00
Samenwerkingsverband voortgezet onderwijs “De Langstraat”
Bijlage 2 Bewerkersovereenkomst tussen SWV VO De Langstraat en bewerkers De ondergetekenden: In het kader van deze overeenkomst zal het SWV VO De Langstraat optreden als verantwoordelijke en de scholen als bewerker in de zin van de Wet bescherming persoonsgegevens. Naam organisatie verantwoordelijke: SWV VO De Langstraat; Adresgegevens: De Gaard 4 te Waalwijk. Naam organisatie of persoonsgegevens van bewerker: de scholen van het SWV VO De Langstraat.
Komen het volgende overeen: 1. Opdracht De bewerker verricht ten behoeve van de verantwoordelijke werkzaamheden aan het bestand, bestaande uit: de werkzaamheden zoals omschreven. De bewerker zal de persoonsgegevens alleen in het kader van voormelde opdracht verwerken en uitdrukkelijk niet voor eigen commerciële doeleinden gebruiken of daartoe aan derden ter beschikking stellen. 2. Inschakeling derden De bewerker mag in het kader van deze overeenkomst alleen gebruik maken van een derde indien: de verantwoordelijke hiervoor schriftelijke toestemming heeft gegeven, welke toestemming de verantwoordelijke niet zonder goede reden zal of kan onthouden. 3. Naleving wet- en regelgeving De bewerker zal zich bij de verwerking van de gegevens in het kader van de onder 1 genoemde opdracht, handelen in overeenstemming met de toepasselijke wet- en regelgeving inzake de bescherming van persoonsgegevens. 4. Geheimhoudingsplicht De bewerker zal de personen die in zijn dienst zijn dan wel werkzaamheden ten behoeve van hem verrichten, verplichten tot geheimhouding met betrekking tot de persoonsgegevens waarvan zij kennis kunnen nemen. 5. Beveiligingsmaatregelen De bewerker zal passende technische en organisatorische beveiligingsmaatregelen nemen om de persoonsgegevens te beveiligen tegen verlies of tegen enige onrechtmatige vorm van verwerking en rapporteren omtrent de genomen maatregelen. 6. Controle De verantwoordelijke zal periodiek controleren of de bewerker zijn verplichtingen op grond van weten regelgeving op het gebied van de bescherming van persoonsgegevens nakomt; de bewerker is gehouden alle medewerking te verlenen.
Privacyreglement leerlingengegevens
13 februari 2012
10
SWV
regio 56.00
Samenwerkingsverband voortgezet onderwijs “De Langstraat”
7. Slotbepaling De overeenkomst wordt aangegaan voor . Indien de bewerker de afspraken van deze overeenkomst niet nakomt, geeft dat SWV VO De Langstraat; het recht de overeenkomst tussentijds te ontbinden, zonder enigerlei vorm van schadevergoeding aan bewerker. Getekend in tweevoud te Plaats: Waalwijk Datum: 30 januari 2012
Plaats: Datum:
………………………………………… Namens de verantwoordelijke; Naam: L. van Duijn Functie: Voorzitter en coördinator
……………………………. Namens de bewerker; Naam: Functie:
Privacyreglement leerlingengegevens
13 februari 2012
11
SWV
regio 56.00
Samenwerkingsverband voortgezet onderwijs “De Langstraat”
Toelichting op het privacyreglement Op 19 november 2003 heeft de ondertekening plaatsgevonden (door de onderwijssector en de minister van OCW) van het convenant ’Bescherming leerling-, deelnemer- en studentgegevens op de scholen en instellingen’. Het convenant komt voort uit een wens van de Eerste kamer tijdens de bespreking van de wet op het onderwijsnummer om extra aandacht te besteden aan de bescherming van de persoonsgegevens van leerlingen nu er een persoonsgebonden nummer aan de administratie wordt toegevoegd (zie Uitleg 29/30 • 22 • 10 december 2003). In het convenant is met de organisaties voor bestuur en management afgesproken zorg te dragen voor het opstellen van een modelreglement per onderwijssector, dat per school- of instelling kan worden gebruikt voor de wijze van omgaan met de op de school of instelling aanwezige leerlingengegevens (artikel 4 convenant). Een aantal organisaties voor bestuur en management in het PO en VO, te weten Besturenraad, Bond KBO en Bond KBVO, Concent, VBS, VGS en VOS/ABB, hebben gezamenlijk de oorspronkelijke versie van het voorliggende modelprivacyreglement opgesteld. Het model is ter toetsing voorgelegd aan het College Bescherming Persoonsgegevens. Het model wordt van tijd tot tijd geactualiseerd. Het model is niet van toepassing op personeelsgegevens. Voor algemene informatie over de verwerking van persoonsgegevens verwijzen we o.a. naar de website van het College bescherming persoonsgegevens (www. cbpweb.nl) en het Ministerie van Justitie (www.justitie.nl). Voor de tekst van de Wbp en de tekst van het Vrijstellingsbesluit Wbp verwijzen we naar de website www.overheid.nl.
Artikelsgewijze toelichting Artikel 1 Begripsbepalingen De meeste begripsbepalingen vloeien direct voort uit de Wet Bescherming Persoonsgegevens. Persoonsgegeven Alle gegevens die informatie kunnen verschaffen over een identificeerbare natuurlijke persoon zijn persoonsgegevens in de zin van de Wbp. De Wbp noemt de persoon wiens persoonsgegevens worden verwerkt de betrokkene. Gegevens zijn persoonsgegevens als: • de gegevens informatie bevatten over een natuurlijke persoon; en • die persoon identificeerbaar is. De aard van sommige persoonsgegevens brengt mee dat de verwerking ervan een grote inbreuk kan vormen op de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene, omdat die gegevens gevoelige informatie over iemand verschaffen. De Wbp noemt deze gegevens bijzondere persoonsgegevens. Voor de verwerking van bijzondere persoonsgegevens geldt een strenger regime dan voor gewone persoonsgegevens. Bijzondere persoonsgegevens zijn alle persoonsgegevens die informatie verschaffen over iemands: • godsdienst of levensovertuiging; • ras; • politieke gezindheid; • gezondheid; • seksuele leven; en • lidmaatschap van een vakvereniging.
Privacyreglement leerlingengegevens
13 februari 2012
12
SWV
regio 56.00
Samenwerkingsverband voortgezet onderwijs “De Langstraat”
Verder zijn bijzondere persoonsgegevens: • strafrechtelijke persoonsgegevens; en • persoonsgegevens over onrechtmatig of hinderlijk handelen waarvoor een verbod is opgelegd (bijvoorbeeld een straatverbod). Het uitgangspunt van de Wbp is dat u bijzondere persoonsgegevens niet mag verwerken. De Wbp kent een aantal algemene en een aantal specifieke uitzonderingen op dit verbod. Het verbod op het verwerken van gegevens over iemands godsdienst of levensovertuiging geldt bijvoorbeeld niet voor bijzondere scholen (art. 17 Wbp). Verwerking van persoonsgegevens Het gaat er om of iemand enige feitelijke macht of invloed, al dan niet via een computersysteem, over de gegevens kan uitoefenen: iemand moet een handeling met de gegevens kunnen verrichten. Als iemand geen macht of invloed kan uitoefenen op de persoonsgegevens, valt deze verwerking niet onder de Wbp. Persoonsgebonden nummer Voor het onderwijs heet het unieke nummer per leerling 'PersoonsGebonden Nummer' (PGN). Voor het PGN wordt in bijna alle gevallen het oude sofinummer gebruikt. De term sofinummer is vervallen en vervangen door 'Burgerservicenummer'. Als een leerling geen burgerservicenummer, voorheen sofinummer heeft, wordt aan deze leerling een vervangend nummer toegekend. Dat vervangend nummer heet het onderwijsnummer. De Wet persoonsgebonden nummers in het onderwijs regelt dat elke leerling een uniek nummer krijgt. De onderwijsinstellingen gebruiken dat nummer in hun communicatie met andere onderwijsinstellingen, de gemeente en de rijksoverheid voor de in de wet omschreven doelen. De invoering van het persoonsgebonden nummer (PGN) vindt zijn grondslag in de Wet Onderwijsnummer (WON). Deze wet is op 4 december 2001 aangenomen door de Eerste Kamer. De volledige naam van deze wet luidt: Wijziging van enkele onderwijswetten in verband met de invoering van een persoonsgebonden nummer in het onderwijs. Het Koninklijk Besluit van 1 december 2005 over de inwerkingtreding van de wet is gepubliceerd in het Staatsblad jaargang 2006-17 http://www.pgno.nl/po/maxidoc/uploaded_maxidoc/pdf/inwPO.pdf. Met ingang van eind 2006 moeten scholen op het uitschrijfbewijs van een leerling diens PGN vermelden. Ook moeten scholen het PGN gebruiken in de communicatie met de gemeente in het kader van de leerplicht. De gemeente gebruikt het PGN uitsluitend ten behoeve van een registratie van leerplichtige jongeren in het belang van het toezicht op de naleving van de Leerplichtwet 1969. In de huidige fase van het invoeringstraject betekent het gebruik van het PGN voor een school dat het gaat om de burgerservicenummers (BSN), voorheen sofinummers van de leerlingen voor zover zij aanwezig zijn in de leerlingenadministratie. Het zo veel mogelijk opnemen van burgerservicenummers van (zittende) leerlingen moet er voor zorgen dat er minder problemen in latere fasen zullen optreden. Alhoewel verreweg de meeste leerlingen een BSN hebben, heeft een betrekkelijk kleine groep leerlingen dat niet. Leerlingen uit deze groep krijgen in een later stadium een door IB-Groep uitgereikt onderwijsnummer dat niet met het blote oog is te onderscheiden van een burgerservicenummer. Voor meer informatie verwijzen we naar www.pgnpo.nl en www.pgno.nl. Verantwoordelijke De verantwoordelijke is het bevoegd gezag; in het PO en VO is dit in de meeste gevallen het schoolbestuur. De natuurlijke persoon, rechtspersoon of ieder ander die of het bestuursorgaan dat, alleen of tezamen met anderen, het doel van en de middelen voor de verwerking van persoonsgegevens vaststelt, in casu het bevoegd gezag van het SWV VO De Langstraat.
Privacyreglement leerlingengegevens
13 februari 2012
13
SWV
regio 56.00
Samenwerkingsverband voortgezet onderwijs “De Langstraat”
Bewerker Hiermee wordt bijvoorbeeld een externe organisatie als een APS (application service provider), onderwijsbureau of een administratiekantoor bedoeld. Als besloten wordt om feitelijke handelingen met betrekking tot gegevensverwerking door een bewerker te laten verrichten, zal met die bewerker een relatie worden aangaan.De Wbp stelt eisen aan de keuze van een bewerker en aan de manier waarop de relatie met die bewerker vastlegt: • men moet zich ervan vergewissen dat de bewerker die wordt gekozen voldoende waarborgen biedt met betrekking tot de technische en organisatorische beveiliging; • er moet een overeenkomst met de bewerker worden gesloten of er wordt een andere regeling getroffen waardoor afdwingbare verbintenissen ontstaan; • in de overeenkomst (of andere regeling) moet de verantwoordelijke bedingen dat de bewerker de persoonsgegevens uitsluitend verwerkt in opdracht van de verantwoordelijke; • er dient te worden bedongen dat de bewerker de beveiligingsverplichtingen nakomt die op de verantwoordelijke rusten op grond van de Wbp en ten slotte • moet de verantwoordelijke daadwerkelijk toezien op naleving van deze beveiligingsverplichtingen.Ook het recht daartoe zal in de overeenkomst (of andere regeling) moeten worden vastgelegd. De Wbp eist in artikel 14 dat de onderdelen die betrekking hebben op de bescherming van persoonsgegevens en op de beveiligingsmaatregelen, schriftelijk worden vastgelegd. Betrokkene De persoon wiens gegevens worden verwerkt, wordt in de Wbp ‘de betrokkene’ genoemd. Hij of zij heeft krachtens de Wbp een aantal bijzondere rechten, zoals het recht op kennisneming en verbetering van zijn gegevens en het recht op verzet tegen verwerking van zijn persoonsgegevens. Indien de betrokkene minderjarig is en de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, of onder curatele is gesteld, dan wel ten behoeve van de betrokkene een mentorschap is ingesteld, is in de plaats van de toestemming van de betrokkene die van zijn wettelijk vertegenwoordiger vereist. Een toestemming kan door de betrokkene of zijn wettelijk vertegenwoordiger te allen tijde worden ingetrokken. CBP Het College bescherming persoonsgegevens ziet er, op grond van de Wbp, als onafhankelijke instantie op toe, dat persoonsgegevens zorgvuldig worden gebruikt en beveiligd en dat de privacy van burgers ook in de toekomst gewaarborgd blijft. Wanneer een organisatie zich niet houdt aan de wet, kan het College maatregelen nemen. De belangrijkste daarvan is uitoefening van bestuursdwang. Dat betekent dat het College van de overtreder kan eisen dat hij de overtreding van de wettelijke regels binnen een bepaalde termijn ongedaan maakt. Het College kan daarbij een dwangsom opleggen. Het College kan ook een boete opleggen, bijvoorbeeld wanneer de verwerking van persoonsgegevens niet, onjuist of te laat is aangemeld. Vrijstellingsbesluit In het Vrijstellingsbesluit (Vb) worden de vrijgestelde gegevensverwerkingen opgesomd. Met name artikel 19 van het Vb kan van toepassing zijn op verwerkingen van onderwijsinstellingen betreffende hun leerlingen. Artikel 19 van het Vb staat vermeld bij artikel 3 van deze toelichting. Een beroep doen op een van de artikelen van het Vb is alleen mogelijk als aan de eisen die het Vb stelt wordt voldaan, niet alleen ten tijde van de start van de verwerking, maar ook later in de tijd. Daarom is het zinvol te controleren of nog aan de eisen wordt voldaan, bijvoorbeeld als men meer of andere gegevens wil verwerken of wil overstappen op een ander registratiesysteem. Daarom kan ook niet zonder voorbehoud gezegd worden dat scholen zijn vrijgesteld van de meldingsplicht. Om het u makkelijk te maken heeft het CBP op haar website een 'beslisboom' gezet om te bepalen of u onder een vrijstelling valt (Handreiking Vrijstellingsbesluit Wbp). Overigens ziet het Vb alleen op een vrijstelling van de meldingsplicht. Voor het overige is de Wbp normaal van toepassing.
Privacyreglement leerlingengegevens
13 februari 2012
14
SWV
regio 56.00
Samenwerkingsverband voortgezet onderwijs “De Langstraat”
Artikel 3 Doel van de verwerking van persoonsgegevens Organisaties mogen persoonsgegevens alleen verzamelen en verder gebruiken voor een duidelijk omschreven doel. Dat doel moeten zij vooraf bepalen, dus voordat zij met het verzamelen van de gegevens beginnen. Ze mogen ook niet meer gegevens verzamelen dan strikt noodzakelijk is voor dat doel. Maar ook niet minder als dat tot onvolledige informatie leidt. Wel mogen organisaties persoonsgegevens verwerken voor meerdere doelen tegelijkertijd. Die doelen moeten ze vooraf dan wel goed beschrijven. Ze mogen de gegevens alleen gebruiken wanneer dat in overeenstemming is met het oorspronkelijke doel. Een voorbeeld: de gegevens die een school in zijn leerlingenbestand heeft opgenomen mogen gebruikt worden om het aantal leerlingen dat de school met goed gevolg heeft afgesloten in kaart te brengen. De school mag deze persoonsgegevens echter niet aan een bedrijf verkopen in zodanige vorm dat het bedrijf er een profiel van de leerling mee kan maken op basis waarvan het de leerling vervolgens persoonlijk benadert. Het doel waarvoor de gegevens zijn verkregen is in dit geval niet verenigbaar met de wijze waarop ze verder worden verwerkt. Wet bescherming persoonsgegevens artikel 8 en 9: Artikel 8 Persoonsgegevens mogen slechts worden verwerkt indien: a. de betrokkene voor de verwerking zijn ondubbelzinnige toestemming heeft verleend; b. de gegevensverwerking noodzakelijk is voor de uitvoering van een overeenkomst waarbij de betrokkene partij is, of voor het nemen van precontractuele maatregelen naar aanleiding van een verzoek van de betrokkene en die noodzakelijk zijn voor het sluiten van een overeenkomst; c. de gegevensverwerking noodzakelijk is om een wettelijke verplichting na te komen waaraan de verantwoordelijke onderworpen is; d. de gegevensverwerking noodzakelijk is ter vrijwaring van een vitaal belang van de betrokkene; e. de gegevensverwerking noodzakelijk is voor de goede vervulling van een publiekrechtelijke taak door het desbetreffende bestuursorgaan dan wel het bestuursorgaan waaraan de gegevens worden verstrekt, of f. de gegevensverwerking noodzakelijk is voor de behartiging van het gerechtvaardigde belang van de verantwoordelijke of van een derde aan wie de gegevens worden verstrekt, tenzij het belang of de fundamentele rechten en vrijheden van de betrokkene, in het bijzonder het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer, prevaleert. Artikel 9 1. Persoonsgegevens worden niet verder verwerkt op een wijze die onverenigbaar is met de doeleinden waarvoor ze zijn verkregen. 2. Bij de beoordeling of een verwerking onverenigbaar is als bedoeld in het eerste lid, houdt de verantwoordelijke in elk geval rekening met: a. de verwantschap tussen het doel van de beoogde verwerking en het doel waarvoor de gegevens zijn verkregen; b. de aard van de betreffende gegevens; c. de gevolgen van de beoogde verwerking voor de betrokkene; d. de wijze waarop de gegevens zijn verkregen en e. de mate waarin jegens de betrokkene wordt voorzien in passende waarborgen. 3. Verdere verwerking van de gegevens voor historische, statistische of wetenschappelijke doeleinden, wordt niet als onverenigbaar beschouwd, indien de verantwoordelijke de nodige voorzieningen heeft getroffen ten einde te verzekeren dat de verdere verwerking uitsluitend geschiedt ten behoeve van deze specifieke doeleinden. 4. De verwerking van persoonsgegevens blijft achterwege voor zover een geheimhoudingsplicht uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift daaraan in de weg staat.
Privacyreglement leerlingengegevens
13 februari 2012
15
SWV
regio 56.00
Samenwerkingsverband voortgezet onderwijs “De Langstraat”
Vrijstellingsbesluit artikel 19: Artikel 19. Leerlingen, deelnemers en studenten 1. Artikel 27 van de wet is niet van toepassing op verwerkingen van instellingen voor onderwijs betreffende hun leerlingen, deelnemers of studenten, voor zover deze verwerkingen voldoen aan de in dit artikel vermelde eisen. 2. De verwerking geschiedt slechts voor: a. de organisatie of het geven van het onderwijs, de begeleiding van leerlingen, deelnemers of studenten, dan wel het geven van studieadviezen; b. het verstrekken of ter beschikking stellen van leermiddelen; c. het berekenen, vastleggen en innen van inschrijvingsgelden, school- en lesgelden en bijdragen of vergoedingen voor leermiddelen en buitenschoolse activiteiten, waaronder begrepen het in handen van derden stellen van vorderingen; d. het behandelen van geschillen en het doen uitoefenen van accountantscontrole; e. de uitvoering of toepassing van een andere wet. 3. Geen andere persoonsgegevens worden verwerkt dan: a. naam, voornamen, voorletters, titulatuur, geslacht, geboortedatum, adres, postcode, woonplaats, telefoonnummer en soortgelijke voor communicatie benodigde gegevens, alsmede bank- en girorekeningnummer van de betrokkene; b. een administratienummer dat geen andere informatie bevat dan bedoeld onder a; c. nationaliteit en geboorteplaats; d. gegevens als bedoeld onder a, van de ouders, voogden of verzorgers van leerlingen, deelnemers of studenten; e. gegevens die noodzakelijk zijn met het oog op de gezondheid of het welzijn van de betrokkene; f. gegevens betreffende de godsdienst of levensovertuiging van de betrokkene, voor zover die noodzakelijk zijn voor het onderwijs; g. gegevens betreffende de aard en het verloop van het onderwijs, alsmede de behaalde studieresultaten; h. gegevens met het oog op de organisatie van het onderwijs en het verstrekken of ter beschikking stellen van leermiddelen; i. gegevens met het oog op het berekenen, vastleggen en innen van inschrijvingsgelden, school- en lesgelden en bijdragen of vergoedingen voor leermiddelen en buitenschoolse activiteiten; j. andere dan de onder a tot en met i bedoelde gegevens waarvan de verwerking wordt vereist ingevolge of noodzakelijk is met het oog op de toepassing van een andere wet. 4. De persoonsgegevens worden slechts verstrekt aan: a. degenen, waaronder begrepen derden, die leiding geven aan of belast zijn met de in het tweede lid bedoelde activiteiten of die daarbij noodzakelijk zijn betrokken; b. anderen, in de gevallen bedoeld in artikel 8, onder a, c en d, of artikel 9, derde lid, van de wet; c. anderen, in de gevallen bedoeld in artikel 8, onder e en f, van de wet, voor zover het slechts gegevens betreft als bedoeld in het derde lid, onder a, en nadat het voornemen daartoe aan de betrokkene of diens wettelijk vertegenwoordiger is medegedeeld en deze gedurende een redelijke termijn in de gelegenheid is geweest het recht als bedoeld in artikel 40 of 41 van de wet uit te oefenen. 5. De persoonsgegevens worden verwijderd uiterlijk twee jaren nadat de studie is beëindigd, tenzij de persoonsgegevens noodzakelijk zijn ter voldoening aan een wettelijke bewaarplicht.
Privacyreglement leerlingengegevens
13 februari 2012
16
SWV
regio 56.00
Samenwerkingsverband voortgezet onderwijs “De Langstraat”
Artikel 4 Verwerking van persoonsgegevens In dit artikel wordt de nader omschreven welke gegevens binnen het kader van het doel van de registratie kunnen worden geregistreerd. In principe is het persoonsgebonden nummer te kwalificeren als een administratienummer. Het gebruik van het persoonsgebonden nummer is echter aan strikte wettelijke voorschriften gebonden. Het gebruik van het persoonsgebonden nummer als administratiecode van de eigen registratie is niet toegestaan. Het persoonsgebonden nummer mag daarom niet verschijnen op lijsten met leerlingengegevens voor allerlei doeleinden zoals bij voorbeeld samenstelling klassen/groepen. Alleen kinderen van ouders die in Nederland belasting betalen en/of aanspraak (kunnen) maken op de sociale voorzieningen hebben een Burgerservicenummer. Ook kinderen zonder een officiële verblijfstatus kunnen echter - zonder zorgen over de bekostiging – worden ingeschreven. Het betreffende kind krijgt (in een later stadium) een Onderwijsnummer toegewezen door de IB-Groep. Artikel 5 Het beheer (de verwerking van) persoonsgegevens Alle gegevens over een leerling die vallen onder dit reglement vormen te samen het dossier van de betreffende leerling. De gegevens kunnen dus over meerdere (afzonderlijke) registraties zijn verspreid. Artikel 6 Verstrekking van gegevens Verstrekken van persoonsgegevens omvat elke vorm van bekendmaken of ter beschikking stellen van persoonsgegevens, ongeacht de wijze waarop dit gebeurt. Het kan mondeling, schriftelijk of langs elektronische weg gebeuren. Ook het raadplegen van gegevens, bijvoorbeeld op cd-rom, valt onder verstrekken. Van verstrekken is ook sprake als een persoon over de schouder van een ander meekijkt. In het algemeen geldt dat het verstrekken van persoonsgegevens verenigbaar moet zijn met het doel van het verzamelen daarvan. Of dit het geval is, hangt af van de concrete omstandigheden. U verstrekt persoonsgegevens aan diverse andere organisaties, de zogenaamde derden. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de IBG of uw juridisch adviseur. Maar die gegevens heeft u in vertrouwen gekregen. Daarom mag u die gegevens niet zomaar verstrekken aan derden en moet u aan een aantal voorwaarden voldoen. Deze voorwaarden staan beschreven in de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). Voorwaarden voor het verstrekken Een gegevensverwerking dient in overeenstemming met de wet, behoorlijk en zorgvuldig te geschieden. De persoonsgegevens moeten verzameld zijn voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden. De verwerking moet een rechtmatige grondslag hebben en mag niet onverenigbaar zijn met het doel waarvoor uw werkgever de gegevens heeft verzameld. Artikel 8 Wbp bevat een opsomming van de enige gronden voor een toelaatbare gegevensverwerking. Met verwerken worden bedoeld alle handelingen met persoonsgegevens vanaf het verzamelen tot aan het vernietigen. Verstrekken is een vorm van verwerken.
Privacyreglement leerlingengegevens
13 februari 2012
17
SWV
regio 56.00
Samenwerkingsverband voortgezet onderwijs “De Langstraat”
Belangrijkste grondslagen voor het verstrekken van persoonsgegevens U mag persoonsgegevens verstrekken aan derden met name als u gegevens moet verstrekken op grond van een wettelijk voorschrift of als een leerling (diens wettelijke vertegenwoordiger) zijn ondubbelzinnige toestemming heeft gegeven. U kunt verplicht zijn om bepaalde persoonsgegevens te verstrekken die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een wettelijke plicht. Toestemming van de leerling (diens wettelijke vertegenwoordiger) is ook een grondslag waarop u persoonsgegevens mag verstrekken aan derden. Indien de betrokkene minderjarig is en de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, is in de plaats van de toestemming van de betrokkene die van zijn wettelijk vertegenwoordiger vereist (let er op dat leerlingen vanaf 16 jaar zelf ook toestemming moeten geven). Deze toestemming kan echter op elk moment worden ingetrokken. Daarmee vervalt de grondslag van de verstrekking en is de verstrekking onrechtmatig. Instemming van de (G)MR voor een bepaalde verstrekking vervangt de individuele toestemming niet. Als u toestemming vraagt, moet u duidelijk uitleggen waar de toestemming voor nodig is en wat de gevolgen zijn van het geven van toestemming. Praktijkvoorbeeld U mag persoonsgegevens niet gebruiken voor een ander doel dan waarvoor ze zijn verkregen. Zo kunt u als schooldirecteur het telefoonnummer van het verblijfadres van een leerling niet zo maar verstrekken aan de (ouders van) andere leerlingen. Dit mag alleen als dat verenigbaar is met het oorspronkelijke doel. Of dat het geval is, hangt af van de concrete omstandigheden. Als de leerling (diens wettelijke vertegenwoordiger) zijn toestemming heeft gegeven, zal verstrekking vrijwel steeds verenigbaar zijn met het doel van verkrijging. Artikel 7 Toegang tot persoonsgegevens Transparantie waarborgt de privacy. Vereist is dat duidelijk wordt aangegeven wie toegang hebben tot de persoonsgegevens. In de regel zijn dit personeelsleden van de school of instelling die onder verantwoordelijkheid van de verantwoordelijke hun werkzaamheden verrichten. In dit artikel is dit nog eens aangegeven. Toegang hebben tot persoonsgegevens is het inzage hebben tot persoonsgegevens zonder dat u enige feitelijke macht of invloed kunt uitoefenen op de persoonsgegevens. In lid 1 wordt de Wbp aangehaald met als doel aan te geven wie nog meer toegang kunnen hebben. Hierin wordt aangegeven dat ook in andere situaties, zoals bedoeld in de Wbp, anderen toegang kunnen hebben. Dit is op zich lastig te vangen in een reglement. De Wbp kenschetst in algemene termen een aantal situaties. Te denken valt aan politiediensten in geval van opsporing van strafbare feiten en aan GGD-en die de leerlingenadministratie mogen opvragen in geval van het uitbreken van een epidemie. De Wbp biedt hiertoe de mogelijkheid. In lid 1 wordt hierop aangesloten. In lid 2 gaat het om personeelsleden en het opstellen van een registratie van degenen die toegang hebben tot de leerlingenregistratie. Personeelsleden hebben toegang tot die toegestane categorieën van gegevens die noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van hun taak. Wat betreft de toegestane personeelsleden/functionarissen kan het Vrijstellingsbesluit als leidraad worden gebruikt; er zijn dan minimaal vijf groepen te onderscheiden: degenen die belast zijn met het geven van onderwijs (docenten); degenen die belast zijn met het verzorgen van begeleiding van leerlingen (mentoren of leerlingbegeleiders); degenen die leiding geven aan het geven van onderwijs en/of de begeleiding van leerlingen (directie, (zorg)coördinatoren en/of de afdelingsleiding) degenen die de verwerkingen moeten uitvoeren (bijvoorbeeld de schooladministratie); of diegenen die “noodzakelijk betrokken zijn bij de begeleiding van leerlingen” (bijvoorbeeld de schoolmaatschappelijk werker of de schoolpsycholoog).
Privacyreglement leerlingengegevens
13 februari 2012
18
SWV
regio 56.00
Samenwerkingsverband voortgezet onderwijs “De Langstraat”
Voor privacygevoelige, bijzondere persoonsgegevens gelden, zoals vermeld staat bij de toelichting op persoonsgegevens (artikel 1), natuurlijk (nog) strengere eisen. Het moge duidelijk zijn dat voor bijvoorbeeld de gegevens van een leerling wat betreft de zorg en begeleiding (privacygevoelige gegevens) beperkte toegang is. Deze gegevens zijn alleen toegankelijk voor diegenen die noodzakelijk betrokken zijn bij de begeleiding van de leerlingen en diegenen die de leiding hebben over de begeleiding. In de praktijk betekent dit: de schoolleiding en de zorgcoördinator, en mogelijk de leerlingbegeleider in de school. Ook kan de schoolmaatschappelijk werker die aan de school verbonden is toegang worden verleend tot (een deel) van deze gegevens. Voor mentoren kan een beperkt deel toegankelijk zijn (gegevens van bijvoorbeeld intelligentie onderzoek of de schoolvragenlijst). Over het algemeen zal de mentor geen inzagerecht hebben in alle gegevens, dit is namelijk voor de uitoefening van zijn functie niet noodzakelijk. Anderen krijgen alleen toegang tot de persoonsgegevens indien: de ouders of leerling zijn ondubbelzinnige toestemming heeft verleend voor de gegevensverwerking, of de gegevensverwerking noodzakelijk is voor de nakoming van een wettelijke plicht door de onderwijsinstelling, of de gegevensverwerking noodzakelijk is vanwege een vitaal belang van de leerling (bijvoorbeeld een dringende medische noodzaak). Artikel 8 Beveiliging en geheimhouding Gegevensverwerkers moeten ook veel aandacht besteden aan de beveiliging van privacygevoelige informatie. Zij zijn verplicht die gegevens geheim te houden voor onbevoegden en personen die niets met de verwerking van doen hebben. De Wbp is over beveiliging kort en helder: in twee artikelen wordt de verantwoordelijke de zorg opgelegd voor ‘een passend beveiligingsniveau’ tegen verlies of tegen enige vorm van onrechtmatige verwerking van persoonsgegevens. De term ‘een passend beveiligingsniveau’ geeft in dit verband aan, dat een afweging wordt gemaakt tussen de te leveren beveiligingsinspanning (ook de kosten!) en de gevoeligheid van de persoonsgegevens. Ook als de verantwoordelijke een bewerker inschakelt voor de verwerking van persoonsgegevens moet hij zorgdragen voor, en toezien op een afdoende beveiliging van de persoonsgegevens door de bewerker. Dat betreft dan zowel de beveiliging van de apparatuur en programmatuur van de bewerker als de bescherming van de gegevens die door de verschillende communicatienetwerken reizen. Over de beveiliging van persoonsgegevens is meer informatie te vinden op de site van het CBP. Als u derden inschakelt bij de verwerking van persoonsgegevens (bijvoorbeeld voor uw salarisadministratie of voor de hosting van uw systemen) bent u er voor verantwoordelijk dat die derden ook geschikte beveiligingsmaatregelen treffen. Zo'n derde wordt in de Wbp aangeduid als "bewerker". U bent verplicht op grond van de Wbp (artikel 14) om met iedere bewerker een zogenaamde bewerkersovereenkomst te sluiten, waarin de beveiligingsverplichtingen van de bewerker zijn opgenomen: zie bijlage 2.
Privacyreglement leerlingengegevens
13 februari 2012
19
SWV
regio 56.00
Samenwerkingsverband voortgezet onderwijs “De Langstraat”
Artikel 9 Informatieplicht Alle organisaties die persoonsgegevens gebruiken hebben een informatieplicht. Dit betekent dat zij de personen op wie de gegevens betrekking hebben, moeten laten weten wat zij met hun gegevens gaan doen. De school of instelling dient op eigen initiatief aan de betrokkenen kenbaar te maken welke verwerkingen van persoonsgegevens ze heeft en waarom. Dit is een belangrijk instrument in de Wbp om het gegevensverkeer transparant te maken. De school of instelling kan dit kenbaar maken door een opgave van de verwerkingen op de website en/of in de schoolgids op te nemen en door op formulieren, waarop gegevens worden uitgevraagd, naar de opgave op de website en/of in de schoolgids te verwijzen. Het is aan te bevelen in deze informatie naar de betrokkenen ook de rechten van betrokkenen (recht van inzage, correctie en klacht; in dit reglement omschreven in artikel 10 en 13) expliciet op te nemen en de procedureafspraken (bij wie kan op welke wijze een verzoek of klacht worden ingediend) te benoemen op de website en/of in de schoolgids. Het is verstandig om naast een opmerking in de schoolgids en op de website, bij inschrijving van nieuwe leerlingen gericht te wijzen op het feit dat de school een leerlingenadministratie en een leerlingvolgsysteem (inclusief zorggegevens) bijhoudt en wat het doel hiervan is. Met deze maatregelen (bij inschrijving, schoolgids en website) is niet geregeld dat een leerling in een overleg met derden besproken mag worden. De informatieplicht geldt wanneer de gegevens worden verzameld via bijvoorbeeld een formulier of via internet. Ook wanneer de gegevens via derden worden verkregen geldt de informatieplicht, tenzij de verstrekker van de gegevens de betrokkenen al heeft geïnformeerd of tenzij de informatieplicht tot onevenredige inspanningen voor de verwerker leidt. Daarvan is bijvoorbeeld sprake als het zeer tijdrovend is om het adres van de betrokkene te achterhalen en adverteren onvoldoende garantie geeft. Betrokkenen hoeven niet geïnformeerd te worden als hun gegevens worden vastgelegd of verstrekt op grond van een wettelijke plicht. De informatieverstrekking aan de betrokkene moet in ieder geval omvatten: wie u bent (dus wie de verantwoordelijke is); en voor welk doel of doeleinden u de gegevens verzamelt en verwerkt. Daarmee kunt u echter niet altijd volstaan. U moet nadere informatie verschaffen als dat tegenover de betrokkene nodig is om een behoorlijke en zorgvuldige verwerking te waarborgen. U zult zich dus moeten afvragen of u uit oogpunt van zorgvuldigheid meer of minder gedetailleerde informatie over de verwerking aan de betrokkene moet verstrekken. U moet daarbij rekening houden met (i) de aard van de gegevens, (ii) de omstandigheden waaronder u deze hebt verkregen en (iii) het gebruik dat u ervan gaat maken. Hoe gevoeliger de gegevens die u verwerkt voor de betrokkene liggen, hoe meer reden er is om de betrokkene gedetailleerd te informeren over uw gegevensverwerking.
Privacyreglement leerlingengegevens
13 februari 2012
20
SWV
regio 56.00
Samenwerkingsverband voortgezet onderwijs “De Langstraat”
Artikel 10 Rechten betrokkene(n): inzage, correctie, verzet Iedereen mag met redelijke tussenpozen vragen of, en zo ja welke persoonsgegevens het bevoegd gezag, de school, ten aanzien van hem verwerkt. Als de betrokkene het bevoegd gezag, de school, buitensporig vaak met een dergelijk verzoek benadert, hoeft daaraan geen gehoor te worden geven. Verzoek om inzage Een verzoek om inzage (maar dit geldt ook voor verzoek tot bijvoorbeeld correctie) moet wel binnen vier weken worden antwoord. Het antwoord moet schriftelijk zijn, tenzij een gewichtig belang van de betrokkene vergt dat een andere vorm wordt gekozen, bijvoorbeeld mondeling. Een per elektronische post verzonden antwoord is ook schriftelijk. Het antwoord moet in een begrijpelijke vorm bevatten: een volledig overzicht van de door het bevoegd gezag, de school verwerkte gegevens van de betrokkene; een omschrijving van het doel of de doeleinden van de gegevensverwerking; de categorieën van gegevens waarop de verwerking betrekking heeft; de ontvangers of categorieën van ontvangers; alle beschikbare informatie over de herkomst van de gegevens. De vergoeding voor de kosten van het bericht zoals bedoeld in artikel 10.1 bedraagt per pagina € 0,23 per pagina met een maximaal bedrag van €4,50 per bericht. De verantwoordelijke mag in afwijking van het hierboven gestelde een redelijke vergoeding in rekening brengen die ten hoogste € 22,50 bedraagt in het geval dat: het afschrift bestaat uit meer dan honderd pagina’s of het bericht bestaat uit een afschrift van een, vanwege de aard van de verwerking, moeilijk toegankelijke gegevensverwerking. Verzoek tot correctie De betrokkene mag verzoeken zijn gegevens te corrigeren. Daarbij moet hij of zij de gewenste wijzigingen aangeven. Correctie houdt in: verbeteren; aanvullen; verwijderen; afschermen; of op een andere manier er voor zorgen dat de onjuiste gegevens niet langer worden gebruikt. Het bevoegd gezag, de school is alleen verplicht te corrigeren als de gegevens als deze feitelijk onjuist zijn, onvolledig of niet ter zake dienend zijn voor het doel waarvoor ze worden verwerkt, of op andere wijze in strijd met een voorschrift van de Wbp of een andere wet zijn verwerkt. Het recht van verzet (bezwaar tegen gegevensverwerking) Wanneer de betrokkene een gerechtvaardigd individueel belang kan aantonen, moet de verantwoordelijke de verwerking van diens gegevens staken. De verantwoordelijke mag voor de kosten voor het in behandeling nemen van verzet zoals bedoeld in artikel 10.5 een redelijke vergoeding in rekening brengen met dien verstande dat deze ten hoogste €4,50 bedraagt. Gaat het om direct marketing of charitatieve fondswerving, dan hoeft de betrokkene zelfs niets aan te tonen; hij kan verzet aantekenen, waarbij zijn gerechtvaardigd individueel belang zonder meer wordt erkend. De verwerking van zijn persoonsgegevens voor het betreffende doel moet worden gestaakt.
Privacyreglement leerlingengegevens
13 februari 2012
21
SWV
regio 56.00
Samenwerkingsverband voortgezet onderwijs “De Langstraat”
Artikel 11 Bewaartermijnen De Wbp regelt dat persoonsgegevens niet langer bewaard mogen worden dan noodzakelijk is voor de doeleinden waarvoor zij zijn verzameld of worden gebruikt. De school bepaalt aan de hand van het doel hoe lang het noodzakelijk is de desbetreffende gegevens te bewaren. De leerlingengegevens dienen uiterlijk twee jaren nadat de studie is beëindigd te worden verwijderd, tenzij op grond van een wettelijke bewaarplicht een langere termijn geldt (artikel 19 Vrijstellingsbesluit). Zo bepaalt het Bekostigingsbesluit (artikel 9 WPO en artikel 6 WVO) dat de gegevens uit de leerlingenadministratie ten minste gedurende vijf jaren nadat de desbetreffende leerling van de school is uitgeschreven bewaard moeten worden. De gegevens van oud-leerlingen zoals bedoeld in artikel 12 van dit reglement, worden slechts verwijderd op verzoek van de betrokkene (artikel 41 Vrijstellingsbesluit). Verwerkingen van persoonsgegevens ter uitvoering van de Leerplichtwet door de verantwoordelijke worden verwijderd uiterlijk twee jaren nadat de leerplicht is geëindigd (artikel 20 Vrijstellingsbesluit). Wanneer persoonsgegevens worden verwerkt voor het verstrekken van de vergoeding van de kosten verbonden aan het leerlingenvervoer, als bedoeld in de Wet op het Primair Onderwijs en de Wet op de Expertisecentra, dienen de persoonsgegevens te worden verwijderd uiterlijk twee jaren na afloop van het schooljaar waarop de verstrekking van de vergoeding betrekking heeft (artikel 21 Vrijstellingsbesluit). Verwerkingen van beoefenaren van individuele beroepen in de gezondheidszorg, als bedoeld in de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, betreffende hun patiënten worden verwijderd nadat de wettelijke bewaartermijn is verstreken en bij het ontbreken daarvan uiterlijk vijf jaren na beëindiging van de behandeling (artikel 16 Vrijstellingsbesluit). Indien sprake is van een bezwaar-, klachten- of gerechtelijke procedure, dienen de persoonsgegevens uiterlijk na twee jaar te worden verwijderd nadat de desbetreffende procedure is afgehandeld, tenzij aan een langere wettelijke bewaarplicht dient te worden voldaan (artikel 39 Vrijstellingsbesluit). De persoonsgegevens uit een register of lijst worden verwijderd uiterlijk twee jaren nadat de betrokken hoedanigheid is vervallen, de gewenste hoedanigheid is verkregen of de gewenste prestatie is geleverd (artikel 40 Vrijstellingsbesluit). Documentbeheer. De gegevens die verzameld zijn met het oog op de registratie van de ontvangst, de behandeling en de afdoening van documenten door de verantwoordelijke worden verwijderd uiterlijk vijf jaren nadat de betrokken gegevens werden opgenomen (artikel 31 Vrijstellingsbesluit). Videocameratoezicht. Toezicht ter beveiliging van personen, gebouwen, terreinen, zaken en productieprocessen, die zijn toevertrouwd aan de zorg van de verantwoordelijke, met duidelijk zichtbare videocamera's is ook aan de Wet bescherming persoonsgegevens onderhevig. De persoonsgegevens die in dit kader worden verwerkt worden verwijderd uiterlijk 24 uren (in geval van een schooldag) nadat de opnamen zijn gemaakt, dan wel na afhandeling van de geconstateerde incidenten (artikel 38 Vrijstellingsbesluit). Overige communicatiebestanden worden verwijderd op verzoek van betrokkene of uiterlijk een jaar nadat de relatie tussen betrokkene en de organisatie van de verantwoordelijke is verbroken (artikel 42 Vrijstellingsbesluit). Genoemde termijnen gelden tenzij de persoonsgegevens noodzakelijk zijn ter voldoening aan een wettelijke bewaarplicht. Artikel 13 Klachten Veel onnodige bezwaar- en beroepsprocedures kunnen worden voorkomen door een klachtenprocedure te volgen. In lid 2 is melding gemaakt van de mogelijkheid om het College Bescherming Persoonsgegevens te verzoeken om bemiddeling, zoals opgenomen in artikel 47 Wbp.
Privacyreglement leerlingengegevens
13 februari 2012
22
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Bijlage XXII – Privacyreglement ACT
Ondersteuningsplan 30-09
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Partners in Passend Onderwijs zinvol en betekenisvol omgaan met verschillen vanuit gedeelde expertise in inspirerend leren: levensecht en actueel Stichting SWV VO De Langstraat, postbus 259, 5140 AG Waalwijk, Rek.nr. 155.809.237
Coördinator: De heer L. van Duijn Postadres: De Gaard 4 5146 AW Waalwijk Telefoon: 0416‐333069 Mail: [email protected] www.swvdelangstraat.nl
Privacyreglement ACT
Datum Herzien Status Bestuur Coördinatiegroep Zorgcoördinatoren Door
: : : : : : :
23 april 2014 Concept L. van Duijn, voorzitter
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Inhoud Artikel 1 - Begripsbepalingen .................................................................................................. 4 Artikel 2 - Doel van de registratie ............................................................................................ 4 Artikel 3 - Verantwoordelijkheid van de houder.......................................................................... 4 Artikel 4 - Categorieën van personen in de registratie................................................................. 4 Artikel 5 - Opneming van gegevens ......................................................................................... 5 Artikel 6 - Verwijdering van gegevens ...................................................................................... 5 Artikel 7 - Inzagerecht geregistreerde ...................................................................................... 5 Artikel 8 - Correctie van onvolledige of onjuiste gegevens ........................................................... 6 Artikel 9 - Toegang tot de registratie ........................................................................................ 6 Artikel 10 - Verstrekking van gegevens aan derden .................................................................... 7 Artikel 11 - Mededeling van verstrekking .................................................................................. 7
Privacyreglement ACT
23 april 2014
3
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Artikel 1 - Begripsbepalingen Dit reglement verstaat onder: ACT:
Advies Commissie Toewijzing van het Samenwerkingsverband VO De Langstraat 30-09; ambtelijk secretaris: de natuurlijke persoon, niet zijnde de houder, die het geheel of een gedeelte van de apparatuur of het fysieke systeem onder zich heeft waarmee de registratie wordt gevoerd; houder: vaste leden van de ACT i.c. voorzitter ACT geregistreerde: degene zoals genoemd in art. 4 over wie de registratie gegevens bevat; persoonsgegevens: gegevens die herleidbaar zijn tot een individuele natuurlijke persoon; registratie: het geautomatiseerde of fysieke systeem of de combinatie daarvan dat door de ACT wordt aangehouden, waarin persoonsgegevens zijn opgenomen van de personen genoemd in art. 4.
Artikel 2 - Doel van de registratie De registratie heeft ten doel: a. als bron van informatie te dienen ten behoeve van de ACT bij haar beoordeling of plaatsing van een leerling op een (speciale) school voor voortgezet onderwijs of het toekennen van ondersteuningsarrangementen of adviezen (anders dan regulier onderwijs), noodzakelijk is/zijn en ten behoeve van adviseurs die daarbij betrokken zijn; b. als bron van informatie te dienen bij de behandeling van bezwaarschriftprocedures door de ACT en ten behoeve van adviseurs die daarbij betrokken worden en voor het voeren van administratiefrechtelijke procedures in geval van beroep tegen een beslissing van de ACT op een bezwaarschrift en in geval van hoger beroep; c. als bron van informatie te dienen ten behoeve van de ACT bij haar advisering ten behoeve van de te bieden ondersteuning aan een leerling.
Artikel 3 - Verantwoordelijkheid van de houder De houder van de registratie is verantwoordelijk voor de werking van de registratie overeenkomstig de bepalingen van de Wet Persoonsregistraties, de daarop gebaseerde Koninklijke Besluiten en dit reglement. De houder treft daartoe de nodige voorzieningen, waaronder in elk geval zodanige opslag van gegevens dat deze niet voor onbevoegden toegankelijk zijn.
Artikel 4 - Categorieën van personen in de registratie In de registratie worden uitsluitend gegevens opgenomen over: leerlingen die voor beoordeling van de noodzaak van plaatsing op een VSO bij de ACT zijn aangemeld; leerlingen die voor een ondersteuningsarrangement c.q. advisering bij de ACT zijn aangemeld; familieleden of andere personen uit de omgeving van deze leerlingen, voorzover de gegevens in redelijkheid relevant zijn te achten voor de beoordeling of advisering door de ACT.
Privacyreglement ACT
23 april 2014
4
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Artikel 5 - Opneming van gegevens Omtrent de personen, bedoeld in art. 4, kunnen uitsluitend gegevens worden opgenomen voor zover verstrekt door de geregistreerde, diens wettelijk vertegenwoordiger, de school die de leerling bezoekt, bevoegde overheidsorganen, deskundigen of deskundige instanties en voorzover toegestaan op grond van het besluit gevoelige gegevens. Andere dan de in de eerste volzin bedoelde gegevens kunnen worden opgenomen indien de geregistreerde of zijn wettelijk vertegenwoordiger daarmee instemt en voor zover dat tevens noodzakelijk is voor de doelstellingen van de registratie. In alle gevallen worden in de registratie uitsluitend gegevens opgenomen die dienstig kunnen zijn ter verwezenlijking van het doel van de registratie. De houder doet mededeling aan de geregistreerde over de aanmelding.
Artikel 6 - Verwijdering van gegevens De gegevens bedoeld in art. 5 worden uit de registratie verwijderd nadat de door de ACT gegeven Toelaatbaarheidsverklaring (TLV) voor een VSO, ondersteuningsarrangement c.q. advies, onherroepelijk is geworden met inachtneming van een termijn van 12 maanden.
Artikel 7 - Inzagerecht geregistreerde In de loop van een beoordelingsprocedure worden de gegevens (behoudens persoonlijke aantekeningen van ACT-leden), aan de aangemelde leerling of zijn wettelijk vertegenwoordiger op schriftelijk verzoek beschikbaar gesteld. Het in het eerste lid bepaalde lijdt uitzondering voorzover zwaarwegende belangen betreffende de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van een geregistreerde zich tegen beschikbaarstelling verzetten. Indien een geregistreerde daarom schriftelijk verzoekt, stelt de houder de verzoeker binnen een maand na ontvangst van het verzoek schriftelijk een volledig overzicht van de hem betreffende persoonsgegevens ter beschikking met inlichtingen over de herkomst. Indien een gewichtig belang van de verzoeker dit eist, voldoet de houder aan een verzoek als bedoeld in het vorige lid in een andere dan schriftelijke vorm, die aan dat belang is aangepast. De houder kan weigeren aan het verzoek, bedoeld in het eerste lid, te voldoen, voor zover dit noodzakelijk is op grond van een wettelijk voorschrift of op grond van aanwijzingen gegeven door een daartoe bevoegd overheidsgezag. Het bepaalde in de voorgaande leden is van overeenkomstige toepassing als het geregistreerde gegevens betreft ten aanzien van een uit te brengen advies over een bij de ACT aangemelde leerling.
Privacyreglement ACT
23 april 2014
5
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Artikel 8 - Correctie van onvolledige of onjuiste gegevens Verzoeken om verbetering, verwijdering of aanvulling van de in de registratie opgenomen gegevens, worden schriftelijk ingediend door degene op wie de desbetreffende gegevens persoonlijk betrekking hebben of zijn gemachtigde. Gemachtigden dienen een schriftelijke machtiging over te leggen. De indiener van het in het eerste lid bedoelde verzoek wordt, na beslissing voor of namens de houder, binnen zestig (60) kalenderdagen na de datum van indiening van het verzoek schriftelijk medegedeeld, of, en zo ja, welke verbetering, verwijdering of aanvulling heeft plaatsgevonden. Indien blijkt dat bepaalde gegevens onjuist zijn of ten onrechte in de registratie zijn opgenomen, vindt binnen dertig (30) kalenderdagen na de datum van indiening van het verzoek verbetering of verwijdering van die gegevens plaats. Indien blijkt dat bepaalde gegevens ten onrechte in de registratie ontbreken, vindt binnen dertig (30) kalenderdagen na de datum van indiening van het verzoek aanvulling van opgenomen gegevens plaats. De op basis van dit artikel uit de registratie verwijderde gegevens worden door de voorzitter onmiddellijk vernietigd, onder verantwoordelijkheid van de houder. De bij een aanmeldingsprocedure betrokken partijen worden hiervan schriftelijk in kennis gesteld.
Artikel 9 - Toegang tot de registratie De houder kan uitsluitend rechtstreekse toegang verlenen tot de in de registratie opgenomen gegevens aan de voorzitter en de secretaris van de ACT. De houder kan aan de overige leden van de ACT en aan de bewerker toegang verlenen tot de in de registratie opgenomen gegevens in overleg met de voorzitter van de ACT. De houder kan eveneens rechtstreekse toegang verlenen tot de in de registratie opgenomen gegevens aan diegene aan wie krachtens wettelijk voorschrift deze toegang dient te worden verleend, echter niet dan na deugdelijke legitimatie. Aan anderen dan de in de leden 1, 2 en 3 bedoelde personen en instanties wordt geen rechtstreekse toegang tot de in de registratie opgenomen gegevens verleend.
Privacyreglement ACT
23 april 2014
6
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Artikel 10 - Verstrekking van gegevens aan derden De houder kan gegevens uit de registratie waaraan informatie over individuele personen kan worden ontleend aan anderen dan de in art. 7 en 9 bedoelde personen en instanties uitsluitend verstrekken indien en voor zover: a. de houder daartoe op grond van enige wettelijke bepaling verplicht of b. de geregistreerden op wie de te verstrekken gegevens betrekking hebben daarmee hebben ingestemd blijkens een schriftelijke machtiging. De in het eerste lid bedoelde gegevens worden eerst verstrekt na deugdelijke vaststelling van de identiteit van de verzoeker op diens schriftelijk verzoek. Van de verstrekking van gegevens als bedoeld in het eerste lid houdt de houder deugdelijk aantekening.
Artikel 11 - Mededeling van verstrekking De houder deelt de geregistreerde op diens verzoek schriftelijk binnen een mede of hem betreffende gegevens in het jaar voorafgaande aan het verzoek uit de persoonsregistratie aan derden zijn verstrekt. Vastgesteld door het bestuur van het Samenwerkingsverband VO De Langstraat 30-09 op ………………….
Privacyreglement ACT
23 april 2014
7
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Bijlage XXIII - Trajectbegeleider ACT Handelingsgericht werken hanteert een vier-fasen-cyclus van waarnemen, begrijpen, plannen en realiseren, waarbij gewerkt wordt met zeven uitgangspunten: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Onderwijsbehoeften van de leerling. Afstemming en wisselwerking; het kind en de wisselwerking in zijn omgeving. Leraren realiseren passend onderwijs; het is de leraar die het doet. Positieve aspecten zijn van groot belang. Samenwerking tussen leraar, leerling, ouders, intern begeleiders en externe begeleiders. Doelgericht werken; korte en lange termijn doelen. Systematische werkwijze in stappen en transparant.
Het is van belang dat een trajectbegeleider expertise heeft op zowel het reguliere als het speciale onderwijs. Hij/zij moet een vertaalslag kunnen maken van de leerling, ouders naar de school, maar ook van de school richting leerling en ouders. Door de hulp van de trajectbegeleider is het ZAT in staat de hulpvraag zo concreet en helder mogelijk te omschrijven zodat de ACT een volledig dossier en een concrete hulpvraag ontvangt. Er wordt primair gekeken naar de mogelijkheden en kwaliteiten van de leerlingen. Indien de beperking de leerling belemmert in het volgen van onderwijs, is het voor de trajectbegeleider de uitdaging om samen met de onderwijsinstelling, ouders, leerling en zorginstelling een oplossing te vinden waarin eenieder zich kan vinden. Mogelijke activiteiten: - observeren; - dossier lezen; - helpen de hulpvraag zo concreet mogelijk te maken; - indien nodig hulp inschakelen van derden, netwerken; - scholen bewust maken van het feit dat dossiervorming van essentieel belang is; - helpen bij het omschrijven van het probleemgedrag in neutrale, concrete termen; - helpen de hiaten binnen het onderwijs met betrekking tot probleemgedrag te vullen. Op
basis van het voorgaande, kan het volgende profiel van de trajectbegeleider worden opgesteld: Brede kennis van onderwijs en ondersteuningsmogelijkheden; Goed overzicht van de organisaties rond onderwijs en zorg; Sterk in het denken in mogelijkheden van leerlingen; Sterk in het positief kritisch bevragen van betrokkenen om samen te zoeken naar oplossingen; Een goede analytische, praktische en luisterende houding; Sterk in het bemiddelen, organiseren, informeren, ondersteunen en oplossingsgericht adviseren; Het goed kunnen vertalen van de ondersteuningsvraag naar een gewenst aanbod, als flexibele, proactieve, vraaggerichte en dialooggestuurde partner. Kan het ZAT meenemen in zijn gedachtegang en zo zorg dragen voor scholing on the job; Weet wat de ACT nodig heeft om tot een goede beslissing te komen en werkt daar naar toe; Kent het proces en de procedures van de ACT en ondersteunt de zorgcoördinator daarbij.
Ondersteuningsplan 30-09
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Bijlage XXIV - Taken AB’ers en rol in scholen
Ondersteuningsplan 30-09
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Bijlage XXV – Visie op ondersteuning
Ondersteuningsplan 30-09
Toelichting bij onze subsidieaanvraag LEA d.d. 18 september 2013 namens SWV VO De Langstraat Drie subsidieaanvragen en een voorstel
Rebound/Time Out/Plusvoorziening Schoolmaatschappelijk werk Zorg dichterbij Onderwijs: Opvoedingsdeskundige Voorstel: CJG op de scholen
Goed onderwijs is een essentiële voorwaarde voor de ontwikkeling van een stad of regio en voor het voorkomen van jeugdproblemen. Onderwijs biedt jongeren deelnamemogelijkheden in de samenleving (participatie) en baan op de regionale arbeidsmarkt. Kwaliteitsverbetering van het onderwijs en de inzet om alle leerlingen bij de les te houden is een eerste prioriteit van het onderwijs. Uitval van leerlingen door afhaken, levert de regionale samenleving niet alleen intellectueel verlies op, maar ook een zwakke arbeidsmarkt en sociale maatschappelijke kosten en/of problemen. Bestrijding jeugdwerkeloosheid, jeugdproblemen bij de bron, is essentieel voor een gezonde ontwikkeling van stad of regio. Die bron wordt gevormd door gezin en school. Wij vinden dat vanuit een lokale educatieve agenda (LEA) ambitie moet spreken en kwaliteitsimpulsen moeten komen. Zowel de gemeente als de scholen moeten investeren in kwaliteitsverbetering. Onze subsidieaanvragen voor de LEA zetten wij in het kader van een nieuwe ambitie onderwijs, zorg en jeugd. Wij zijn ons bewust dat deze ambitie moet passen binnen de door de gemeente te besteden middelen. Het is om die reden, dat wij onze aanvraag beperken tot drie subsidievoorstellen en een organisatorisch voorstel waardoor projecten direct effect hebben op het welzijn van leerlingen en passen binnen Passend Onderwijs. Wat is onze ambitie? Geen kind zonder diploma de maatschappij in en voor ieder kind een passende opleiding na het voortgezet onderwijs of passend werk na praktijkonderwijs. Om die ambitie waar te maken, moet ook de schoolloopbaan op het VO passend zijn. Maatwerk in onderwijs en maatwerk in zorg. Maatwerk betekent ook dat we zicht hebben en houden op iedere leerling en dat we voor iedere leerling helder hebben wat zijn of haar ontwikkelingsperspectief is. Met de meerderheid van onze leerlingen gaat het goed tot zeer goed 90% en meer. Voor 10% van de leerlingen gaat het minder goed, een deel is op school te helpen. Er zijn echter ook leerlingen en gezinnen die extra ondersteuning nodig hebben. Als scholen zullen we in onze aanpak uitgaan van een integrale handelingsgerichte diagnostiek, d.w.z. gericht op actie en integraal, d.w.z. op niveau, de gezins‐ en milieucontext. Wij pleiten dan ook voor een adequate monitor van de jeugdproblematiek van onze leerlingen op school, maar ook in de gemeente. Waar liggen de risico’s en waar zitten de thuiszitters en waarom. Alle feiten op tafel is een passende actie. Wij pleiten voor inzet van middelen voor kinderen van 2‐6 en voor kinderen van 6‐12 en voor kinderen van 12‐18. Waarbij de middelen zodanig worden ingezet dat alle kinderen een overstap in een schoolloopbaan of beroep maken die goed is voorbereid.
De acties per leeftijdsgroep moeten elkaar versterken en zonodig doorlopend zijn. We pleiten voor een voor‐ en vroegschoolse educatie, waar o.i. kwalitatief goed “onderwijspersoneel” moet worden ingezet, zodat: ‐ taalachterstanden zoveel als mogelijk worden weggewerkt en ‐ aansluiting op basisonderwijs kwalitatief wordt verbeterd. We pleiten voor maatwerk in het kader van Passend Onderwijs voor 6‐12 en voor 12‐18 jarigen. Maatwerk in zorg en ondersteuning bij sociaal emotionele en maatschappelijke problemen voor gezin en kind met steun van de gemeenten c.q. zorgpartners. Wij pleiten voor goede dagopvang voor VSO‐leerlingen vanaf 18 jaar. Als voortgezet onderwijs hebben we binnen Passend Onderwijs met name de verantwoordelijkheid voor leerlingen van 12‐18 jaar. Wij zullen in het kader van Passend Onderwijs werk moeten maken van de opvang van leerlingen die niet in ons regulier VO onderwijs kunnen aarden of waar wederzijdse aanpassing onmogelijk is. De tussenvoorzieningen als Rebound zullen we blijven handhaven of binnen Passend Onderwijs zullen andere tussenvoorzieningen zo nodig verder worden ontwikkeld (zie hiervoor de bijlage Tussenvoorzieningen), maar de opvang zal met name plaats moeten vinden op de reguliere VO‐ scholen: Alle leerlingen bij de les. Komen tot gezamenlijke afspraken en resultaten tussen schoolbesturen en gemeente op het gebied van onderwijs en jeugdbeleid. Voorstel CJG Voor het VO en de gemeente zal versterking van de zorgstructuur c.q. ZAT’s middels SMW en opvoedingsdeskundige speerpunt worden. Bedrag, uren huidige niveau handhaven. De versterking zou ook kunnen plaatsvinden door CJG’er voor een dag of dagdeel in een school te plaatsen. 5 scholen, 5 dagen. Iedere school één dat een CJG’er. Hierdoor worden reeds bestemde middelen ter plekke effectief ingezet. Zij zouden dan ook de 5 WMO‐functies (informatie en advies, signalering, toeleiding naar hulp, licht pedagogische hulp en coördinatie van zorg) kunnen verzorgen. Met deze subsidie willen wij enerzijds onze ambitie met betrekking tot zorg en onderwijs behouden en anderzijds bestaande structuur CJG effectiever inzetten. Met vriendelijke groet, SWV VO De Langstraat L. van Duijn Voorzitter
Bijlage ‐ Overzicht Tussenvoorzieningen (20130425 Conceptplan zorgstructuur)
Rebound Een reboundvoorziening biedt tijdelijke opvang aan leerlingen met gedragsproblemen voor wie de zorg die de eigen school kan bieden niet langer toereikend is. Betrokkenheid van de eigen school gedurende het verblijf van een leerling in rebound is een vereiste: de leerling blijft dan ook ingeschreven op de school van herkomst. De leerling volgt gewoonlijk een programma waarin onderwijs en gedragsbeïnvloeding centraal staan, met het doel zo snel mogelijk terug te keren in het reguliere onderwijs, bij voorkeur op de eigen school, of anders op een andere school binnen het samenwerkingsverband. Het programma dat de leerling volgt is maatwerk en is vastgelegd in een individueel handelingsplan. Bij vertrek van de leerling wordt deze voorzien van een gefundeerd advies over het voor hem meest passende vervolg en een eindverslag met aanbevelingen voor de vervolgsituatie. In veel gevallen biedt rebound nabegeleiding om de terugkeer te vergemakkelijken en de in rebound bereikte resultaten in het VO te behouden. Crisisplaats Een crisisplaats is bedoeld voor een leerling, die vanwege zijn gedrag een zodanig onveilige situatie op school heeft veroorzaakt, dat hij of zij met onmiddellijke ingang niet meer wordt toegelaten. De crisisplaats is in ons SWV ondergebracht bij de Rebound en heeft tot doel de leerling in 3 weken weer terug te laten keren naar school. Er wordt gewerkt aan inzicht in het gedrag dat leidde tot de onveilige situatie en aan het herstel van de relatie met de school. Transferium Het Transferium is de benaming van een nieuwe voorziening voor scholieren in regio Midden‐ Brabant en de regio Waalwijk, die vanwege hun grensoverschrijdend gedrag niet zijn te handhaven op school. In deze voorziening worden deze zogeheten overbelaste jongeren tijdelijk opgevangen en begeleid, met als oogmerk dat ze zo snel als mogelijk hun gewone schoolloopbaan kunnen voortzetten. De leerlingen die voor het Transferium in aanmerking komen hebben op hun school door hun gedrag een crisissituatie veroorzaakt waarbij zelfs de veiligheid van hun omgeving in het geding kan zijn. De aanpak bestaat uit twee pijlers: het verzorgen van onderwijs zodat de betrokken leerling door zijn of haar verblijf in het Transferium geen achterstand oploopt en het doen van onderzoek naar de oorzaak van het problematische gedrag en het zoeken van een oplossing. Herstart Herstart is voor leerlingen die meer dan vier weken thuiszitten, zonder uitzicht op plaatsing op een school. De leerlingen zijn bekend bij een ambtenaar leerplichtzaken. De leerlingen hebben geen indicatie van een Commissie voor Indicatiestelling (Cvl) en zitten niet in een indicatietraject. Herstart heeft tot doel te bepalen welke school het beste past bij deze thuiszitters en hen weer leren wennen aan het ritme en de regelmaat van naar school gaan. Om deel te nemen aan Herstart moet een leerling: OpdeRails Op de Rails is bedoeld voor leerlingen met structurele gedragsproblemen, waardoor de veiligheid van de leerling, medeleerlingen en/of leerkrachten in gevaar komt. Leerlingen met een geclassificeerde stoornis en leerlingen, die het speciaal onderwijs bezoeken, een indicatie hebben van de Cvl of voor wie een indicatie bij de Cvl is aangevraagd, zijn uitgesloten van de begeleiding van OpdeRails. De leerling moet minstens 10 jaar oud zijn.
De leerling blijft ingeschreven op de school van herkomst. Op de Rails heeft een helder doel: terugkeer naar school, naar het reguliere onderwijs. De leerling doet mee aan een onderwijsprogramma dat veel persoonlijke aandacht en begeleiding biedt. Er wordt gewerkt met duidelijke regels en afspraken. Zo krijgt de leerling de kans een nieuwe start te maken. Plusvoorziening De Plusvoorziening is een gezamenlijk initiatief van de ministeries van OCW en Jeugd en Gezin en komt voort uit een onderzoek onder leiding van Pieter Winsemius. Hij bedacht voor deze jongeren de term 'overbelast'. Deze jongeren lopen een groot risico om als 'drop out' in de statistieken terecht te komen. Overbelaste' jongeren beschikken in principe over de capaciteiten om hun schoolloopbaan met minimaal een startkwalificatie af te sluiten, maar lopen door een opeenstapeling van problemen (gedragsproblemen, psychische problemen, instabiele thuissituatie, schulden en criminaliteit in de directe omgeving) een groot risico op zowel school‐ als maatschappelijke uitval. Een plusvoorziening is een combinatieprogramma van zorg en hulpverlening, onderwijs en (indien nodig) arbeidstoeleiding, waarbij een duidelijke structuur voor en verbondenheid met de jongere voorop staan. Een initiatief met enkel een onderwijs‐ of zorgcomponent is dus geen plusvoorziening. Een plusvoorziening kan verschillende vormen aannemen, afhankelijk van het aantal jongeren dat als 'overbelast' aangemerkt kan worden, de aard van hun problematiek en reeds bestaande voorzieningen in de regio. Bronnen: NJI, Portaal OpdeRails en Herstart en Onderwijs Brabant
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Bijlage XXVI – Stroomschema zittende leerling
Ondersteuningsplan 30-09
passend onderwijs Zorgplicht als leerling al op school zit (voor po en vo)
Stroomschema 4
Legenda
START
Keuze / actiepunt Beschikbare tijd (in weken)
wk
Leerling zit op reguliere school en school of ouders constateren dat misschien extra ondersteuning nodig is
Toelating volgens reguliere aanmeldingsprocedure
OP
Ontwikkelingsperspectief
Toelichting
In ontwikkeling
Inschatting: heeft de leerling extra ondersteuning nodig?
NEE
NEE
Extra Ondersteuning nodig vanuit cluster 1/2?
Mogelijk geschil Meer informatie over mogelijk geschil: www.geschillenpassendonderwijs.nl
JA
Extra gegevens van ouders nodig?
School onderzoekt of extra ondersteuning nodig is
JA Commissie van Onderzoek
Directe plaatsing op cluster 1 of 2 instelling voor bepaalde periode
Termijn telt niet door
JA
Ouders leveren extra gegevens aan
JA Arrangement: begeleiding van cluster 1 of 2 instelling in het regulier of speciaal onderwijs
School heeft zorgplicht
NEE
Toelaatbaarheid vso
NEE
3
Kunnen we de ondersteuning zelf bieden?
Zoeken naar andere reguliere school
NEE
Plaatsing op lwoo/pro tot 1-8-2015 via RvC
JA Swv beslist
Plaatsing op andere reguliere school. 4
OP via Regionale Verwijzingscommissie (RvC)
JA
8
Zorgplicht gaat over naar nieuwe school
Plaatsing op aanmeldschool Afgeven tlv en school bereid toe te laten 5 6
Plaatsing op OPDC
7
OP
8
Ouders schrijven in op vso Inschrijving en zorgplicht bij aanmeldschool
Zorgplicht gaat over naar nieuwe school
Extra ondersteuning binnen SOP en/of met extra middelen swv
OP
8
Indien aanwezig: ondersteuning binnen lwoo
Extra ondersteuning nodig, maar tijdelijk niet mogelijk in het onderwijs
Oktober 2013
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Bijlage XXVII – Stroomschema nieuwe leerling
Ondersteuningsplan 30-09
passend onderwijs Zorgplicht aanmelding bij reguliere vo-school
Stroomschema 2
Legenda
START
Keuze / actiepunt <10 wk
Beschikbare tijd (in weken)
wk
Termijn telt niet door
Leerling staat nog niet ingeschreven op vo-school en ouders melden de leerling aan
Toelating volgens reguliere aanmeldingsprocedure
OP
Ontwikkelingsperspectief
Toelichting
In ontwikkeling
1
Inschatting: heeft de leerling extra ondersteuning nodig?
NEE
NEE
Extra ondersteuning nodig vanuit cluster 1 of 2
Mogelijk geschil Meer informatie over mogelijk geschil: www.geschillenpassendonderwijs.nl
JA
School onderzoekt of extra ondersteuning nodig is 2
JA Commissie van Onderzoek
Termijn verstreken?
6
wk
NEE
Start onderzoekstermijn
Directe plaatsing op cluster 1 of 2 instelling voor bepaalde periode
JA Arrangement: begeleiding van cluster 1 of 2 instelling in het regulier of speciaal onderwijs
Extra gegevens van ouders nodig?
JA
School heeft zorgplicht
Toelaatbaarheid vso
NEE
wk
Ouders leveren extra gegevens aan
NEE
4
Verlenging nodig?
JA
Tijdelijke plaatsing op aanmeldschool (onderzoek loopt door)
3
Kunnen we de ondersteuning zelf bieden?
Zoeken naar andere reguliere school
NEE
Plaatsing op lwoo/pro tot 1-8-2015 via RvC
JA Swv beslist
Plaatsing op andere reguliere school 4
OP Via Regionale Verwijzingscommissie (RvC)
JA
8
Zorgplicht gaat over naar nieuwe school
Plaatsing op aanmeldschool Afgeven tlv en school bereid toe te laten 5 6
Plaatsing op OPDC
7 8
OP ouders schrijven in op vso Inschrijving en zorgplicht bij aanmeldschool
Zorgplicht gaat over naar nieuwe school
Extra ondersteuning binnen SOP en/of met extra middelen swv
OP
8
Indien aanwezig: ondersteuning binnen lwoo
Extra ondersteuning nodig, maar tijdelijk niet mogelijk in het onderwijs
Oktober 2013
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Bijlage XXVIII - Herindicatie zittende (V)SO-leerlingen ARTIKEL XVII. HERINDICATIE ZITTENDE (V)SO-LEERLINGEN 1. Het eerste ondersteuningsplan dat wordt vastgesteld door een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 18a, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs omvat de procedure en het beleid met betrekking tot de terugplaatsing of overplaatsing naar het basisonderwijs, bedoeld in de Wet op het primair onderwijs, dan wel voortgezet verblijf op de school voor speciaal onderwijs of speciaal en voortgezet speciaal onderwijs behorend tot cluster 3 en 4, bedoeld in de Wet op de expertisecentra, van leerlingen a. die op de datum van inwerkingtreding van artikel 11, onderdeel K, waren ingeschreven op een school voor speciaal onderwijs of speciaal en voortgezet speciaal onderwijs voor wat betreft het daaraan verzorgde speciaal onderwijs, behorend tot cluster 3 en 4, bedoeld in de Wet op de expertisecentra, b. die tot dat onderwijs toelaatbaar zijn verklaard door een commissie voor de indicatiestelling als bedoeld in artikel 28c van de Wet op de expertisecentra zoals luidend voor inwerkingtreding van artikel 11, onderdeel K, c. van wie de geldigheidsduur van de indicatie eindigt op een datum die is gelegen na de inwerkingtreding van laatstgenoemd artikelonderdeel en d. die in het gebied van het samenwerkingsverband woonachtig zijn, met dien verstande dat de beoordeling van deze leerlingen met het oog op terugplaatsing of overplaatsing naar het basisonderwijs of voortgezet verblijf in het speciaal onderwijs plaatsvindt binnen twee jaar na inwerkingtreding van artikel 11, onderdeel K. De vorige volzin is van overeenkomstige toepassing op een landelijk samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 18a, vijftiende lid, van de Wet op het primair onderwijs, met dien verstande dat de herindicatie betrekking heeft op de leerlingen van de scholen voor speciaal onderwijs of speciaal en voortgezet speciaal onderwijs die zijn aangesloten bij het landelijk samenwerkingsverband. 2. Het eerste ondersteuningsplan dat wordt vastgesteld door een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 17a, tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs omvat de procedure en het beleid met betrekking tot de terugplaatsing of overplaatsing naar het voortgezet onderwijs, bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs, dan wel voortgezet verblijf op de school voor voortgezet speciaal onderwijs of speciaal en voortgezet speciaal onderwijs behorend tot cluster 3 en 4, bedoeld in de Wet op de expertisecentra van leerlingen a. die op de datum van inwerkingtreding van artikel 11, onderdeel K waren ingeschreven op een school voor voortgezet speciaal onderwijs of speciaal en voortgezet speciaal onderwijs voor wat betreft het daaraan verzorgde voortgezet speciaal onderwijs, behorend tot cluster 3 en 4, bedoeld in de Wet op de expertisecentra, b. die tot dat onderwijs toelaatbaar zijn verklaard door een commissie voor de indicatiestelling als bedoeld in artikel 28c van de Wet op de expertisecentra zoals luidend voor inwerkingtreding van artikel 11, onderdeel K, c. van wie de geldigheidsduur van de indicatie eindigt op een datum die is gelegen na de inwerkingtreding van laatstgenoemd artikelonderdeel en d. die in het gebied van het samenwerkingsverband woonachtig zijn, met dien verstande dat de beoordeling van deze leerlingen met het oog op terugplaatsing of overplaatsing naar het voortgezet onderwijs of voortgezet verblijf in het voortgezet speciaal onderwijs plaatsvindt binnen twee jaar na inwerkingtreding van artikel 11, onderdeel K. De vorige volzin is van overeenkomstige toepassing op een landelijk samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 17a, zestiende lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, met dien verstande dat de herindicatie betrekking heeft op de leerlingen van de scholen voor voortgezet speciaal onderwijs of speciaal en voortgezet speciaal onderwijs die zijn aangesloten bij het landelijk samenwerkingsverband.
Ondersteuningsplan 30-09
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Bijlage XXIX Themabrief passend onderwijs januari 2014 – Onderwijsgeschillen
Ondersteuningsplan 30-09
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Bijlage XXX – Ondersteuning Externe dienst, Mytylschool Tilburg, cluster 3
Ondersteuningsplan 30-09
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Bijlage XXXI – Begroting 2014-2015
Ondersteuningsplan 30-09
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Coördinator: De heer L. van Duijn
Partners in Passend Onderwijs zinvol en betekenisvol omgaan met verschillen vanuit gedeelde expertise in inspirerend leren: levensecht en actueel Stichting SWV VO De Langstraat, postbus 259, 5140 AG Waalwijk, Rek.nr. 155.809.237
Postadres: De Gaard 4 5146 AW Waalwijk Telefoon: 0416‐333069 Mail: [email protected] www.swvdelangstraat.n;
Concept Begroting 2014-2015 (overgangsjaar)
Datum Herzien Status Bestuur Coördinatiegroep Zorgcoördinatoren Door
: : : : : : :
24 februari 2014 12/03/2014, 19/03/2014, 24/03/2014, 02/04/2014, 14/04/2014 Concept 31/03/2014 L. van Duijn, voorzitter
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Inhoud Inleiding .............................................................................................................................. 4 Algemene toelichting ............................................................................................................. 5 1. Invoer leerlinggegevens .................................................................................................. 7 1.1 Opmerkingen........................................................................................................... 8 2. Begroting 2014 – 2015 .................................................................................................... 9 2.1 Geraamde inkomsten 2014-2015................................................................................ 9 3. Budgetten ................................................................................................................... 11 3.1 Bestuur en organisatie ............................................................................................ 11 3.2 Expertisebudget ..................................................................................................... 12 3.3 Schoolbudget ........................................................................................................ 13 4.
Totaaloverzicht ............................................................................................................. 15
Begroting 2014-2015
24 maart 2014
3
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Inleiding De begroting van het SWV VO De Langstraat 30-09 voor 2014-2015 is gericht op de nieuwe inrichting van ons SWV zoals dat verwoord is in ons OP 2014-2018. Het is ook de eerste begroting die door het nieuwe bestuur is opgesteld. Het betreft een overgangsjaar, zie ook de algemene toelichting. Belangrijk is dat we bij de realisatie van een dekkend ondersteuningsaanbod voor onze leerlingen en voor de opbouw van expertise, onze ambities vormgeven binnen de door de overheid gestelde financiële kaders. Doordat we als motto hebben ‘Kapitaal staat op het veld’ en in onze besturingsfilosofie de verantwoordelijkheid diep in de organisatie leggen, is er gekozen voor een verdeling van de middelen waarbij de scholen een schoolbudget ontvangen voor het vormgeven van hun onderwijszorgarrangementen aldaar. Op grond van onze visie zal opschaling van ondersteuning inhoudelijk goed onderbouwd moeten zijn, ook als het gaat om middelen. Scholen dragen zelf de kosten voor opschaling. Slechts daar waar onderbouwd is aangegeven dat scholen handelingsverlegen zijn, komen voor hen bovenschoolse voorzieningen in beeld in de vorm van OPDC. En bij de noodzaak van zware ondersteuning het VSO. Het SWV als geheel zal de leerlingenstroom in het totale SWV nauwgezet in het oog houden, maar ook de leerlingenstromen in en tussen scholen als het gaat om leerlingen die extra zorg nodig hebben. Een beheersing van de leerlingenstromen in de zin dat de juiste leerling op de juiste plaats zich kan ontwikkelen is zowel pedagogisch als financieel een must. Deze begroting zal dan ook op het punt van expertise aandacht geven aan doelgroep en individueel leerlinggericht onderwijs en ondersteuning. Naast de pedagogische en didactische expertise op scholen en bovenschools, zal ook de organisatorische expertise aandacht moeten krijgen, d.w.z. dat de ondersteuningsorganisatie van zowel SWV als van de scholen op orde zijn en goed opereren. In deze begroting zal de beheers- en organisatiegraad zodanig gefaciliteerd worden dat er een verantwoorde implementatie is van Passend Onderwijs in 2014-2015 en verder, maar dat ook de bureaucratie op een verantwoorde manier beperkt zal blijven. Het SWV zal daar waar extra impulsen nodig zijn expertisegelden en reserves inzetten om haar doelen te bereiken. In ons OP in paragraaf 9.3 is aangegeven hoe de financiële geldstromen worden gedefinieerd en waarvoor ze worden ingezet.
Begroting 2014-2015
24 maart 2014
4
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Algemene toelichting In dit hoofdstuk wordt per schooljaar in hoofdlijnen aangegeven hoe de bekostiging van passend onderwijs eruit zal zien. Schooljaar 2014-2015: overgangsjaar Per 1 augustus 2014 wordt de zorgplicht ingevoerd en wordt het SWV verantwoordelijk voor onder meer de toewijzing van extra ondersteuning aan leerlingen en de beoordeling van de toelaatbaarheid tot het VSO. Scholen en het SWV beschikken dit schooljaar over de volgende middelen: 1. Bekostiging. De VSO-scholen worden bekostigd op basis van het aantal leerlingen op de teldatum 1 oktober 2013 en de huidige regelgeving. Ook de groeiregeling van 16 januari 2014 wordt nog op basis van de huidige regelgeving uitgevoerd. 2. Budget voor lichte ondersteuning. De samenwerkingsverbanden passend onderwijs ontvangen vanaf schooljaar 2014-2015 de middelen die betrekking hebben op het regionaal zorgbudget en Rebound, Herstart en Op de Rails. De middelen voor de lichte ondersteuning worden als één budget toegekend (in plaats van een apart regionaal zorgbudget en losse middelen voor de reboundvoorzieningen). Overigens zijn in de cijferoverzichten nog niet de cijfers opgenomen die betrekking hebben op het budget voor leerlingen die zijn geïndiceerd voor LWOO en Pro. Let op: het budget voor lichte ondersteuning wordt per 1 augustus 2014 gebaseerd op alle VO-leerlingen in het SWV in plaats van het aantal leerlingen in het 3e en 4e leerjaar van het VMBO. Vanwege de herverdeeleffecten is een overgangsregeling geformuleerd. In 2,5 jaar wordt toegegroeid naar het nieuwe budget. De basis voor deze overgangsregeling is meegenomen in de cijferoverzichten. 3. Reguliere deel van de leerlinggebonden financiering. In het overgangsjaar ontvangt het SWV het reguliere deel van de LGF. De hoogte van het budget is gebaseerd op het aantal leerlingen met LGF binnen het SWV op 1 oktober 2013. 4. Ambulante begeleiding -deel van de leerlinggebonden financiering. De middelen voor de ambulante begeleiding (AB) worden in het overgangsjaar nog direct toegekend aan de VSOscholen. Het SWV maakt afspraken met het VSO over de inzet van expertise/AB, eveneens op basis van het aantal leerlingen op 1 oktober 2013. Let op: als het SWV afspraken over de overdracht van personeel heeft gemaakt met alle VSOscholen waar het AB van ontving, kan het geld voor de AB al dit jaar naar het SWV gaan ('opting out'). Het SWV ontvangt in april een overzicht van alle VSO-scholen die AB verzorgen binnen het SWV. Indien een SWV gebruik wil maken van opting out, dient dit op uiterlijk 1 mei 2014 aan DUO gemeld te worden. Let op: de instellingen voor cluster 1 en 2 krijgen de verantwoordelijkheid om leerlingen met een visuele, auditieve of communicatieve beperking in het reguliere onderwijs te ondersteunen. De instellingen voor cluster 1 ontvangen daarvoor ook de middelen die nu bestemd zijn voor de regelingen visueel gehandicapten in het regulier onderwijs. De instellingen voor cluster 2 ontvangen de LGF-middelen (zowel het reguliere deel als voor de AB) van leerlingen met LGF cluster 2 in het reguliere onderwijs. Met de instellingen voor cluster 2 moeten afspraken worden gemaakt over begeleiding van leerlingen met een auditieve- en/of communicatieve beperking in het reguliere onderwijs.
Begroting 2014-2015
24 maart 2014
5
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Let op: aan de scholen voor epilepsie wordt bekostiging verstrekt voor een landelijk werkverband epilepsie en onderwijs. Het budget voor AB van de epilepsiescholen zal daarom niet overgaan naar de SWV’n, maar blijft bij de epilepsiescholen (landelijk werkverband). Het SWV ontvangt de AB-middelen van deze scholen dus ook na het overgangsjaar niet. Daartegenover staat dat u zich in het nieuwe stelsel passend onderwijs net als nu, voor ambulante begeleiding aan leerlingen met epilepsie tot het landelijk netwerk kunt wenden. Hieruit volgt logischerwijs ook dat de beide epilepsiescholen buiten het systeem van opting out en verplichte herbesteding vallen. Het reguliere deel van de LGF-bekostiging van de leerlingen met epilepsie die worden begeleid door één van de epilepsiescholen, is verevend toegekend aan de samenwerkingsverbanden en opgenomen in het normbudget. 5. Overige middelen samenwerkingsverband. Door het vervallen van de bezuiniging op passend onderwijs en de extra middelen voor LWOO/Pro, is het budget van SWV’n hoger geworden. Het betreft de budgetten die gemoeid zijn met de regionale expertisecentra, steunpunten autisme, compensatieregeling AWBZ en de terugplaatsing ambulante begeleiding. Deze worden per 1 augustus 2014 toegekend aan hetSWV, op basis van het aantal leerlingen op 1 oktober 2013 (exclusief de leerlingen ingeschreven op het VSO). In het overgangsjaar zijn van dit budget de middelen voor groei in het (V)SO afgetrokken, omdat de groeibekostiging van 16 januari 2014 voor het (V)SO in schooljaar 2014-2015 nog eenmaal door het Ministerie van OCW en DUO zal worden uitgevoerd.
Begroting 2014-2015
24 maart 2014
6
SWV 30‐09
1.
VO De Langstraat
Invoer leerlinggegevens
1. Invoer gegevens
Invoergegevens overnemen van www.passend Eigen prognose
Nummer SWV Naam SWV
VO3009 SWV De Langstraat VO
Leerlinggegevens Leerlingen VMBO 3‐4 VO totaal
1‐okt‐10
Leerlingen Pro Leerlingen LWOO VSO lln Cat. 1 ‐ cluster 4 Cat. 1 ‐ LZ Cat. 1 ‐ ZMLK Cat. 2 ‐ LG Cat. 3 ‐ MG Landelijke deelname % LWOO PRO VMBO 3/4 VSO cat. 1 VSO cat. 2 VSO cat. 3 VSO totaal
1‐okt‐11
1‐okt‐12
1‐okt‐13 1‐okt‐14 1‐okt‐15 2.002 2.046 2.026 7.519 7.562 7.562 223 994
219 1.053
213 1.000
97 4 64 8 26
114 3 58 6 32
114 3 58 6 32
10,7% 2,8% 21,3% 3,1% 0,1% 0,3% 3,5%
10,6% 2,9% 27,00 3,5% 0,1% 0,3% 3,6%
10,6% 2,9% 27,0% 3,5% 0,1% 0,3% 3,6%
VSO lln op peildatum (richtlijn 1 feb voorafgaand aan het schoo 1‐feb‐14 1‐feb‐15 1‐feb‐16 Cat. 1 ‐ cluster 4 116 116 116 Cat. 1 ‐ LZ 8 8 8 Cat. 1 ‐ ZMLK 60 60 60 Cat. 2 ‐ LG 7 7 7 Cat. 3 ‐ MG 34 34 32 Het vers chi l tus s en het a a nta l leerlingen op 1 oktober en het a a nta l l eerli ngen op de peil da tum (bijvoorbeel d voor de VSO s cholen (ma teri eel het lopende ka lenderja a r, pers oneel het komende s choolja a r).
Rugzakleerlingen LWOO en PRO Cluster 4 LG MG LZ ZMLK Totaal rugzakken LWOO/PRO Rugzakleerlingen in overig VO Cluster 4 LG MG LZ ZMLK Totaal rugzakken overig VO
Begroting 2014-2015
47 7 0 8 18 80
52 9 2 7 18 88
81
107 14 0 16 0 137
120 22 0 19 0 161
154
24 maart 2014
7
SWV 30‐09
1.1
VO De Langstraat
Opmerkingen
Leerlinggegevens a.
De berekening inkomsten voor de lichte ondersteuning is gebaseerd op het aantal leerlingen in VMBO 3-4 (voor 2014 t-1 [01-10-2013] 2046 leerlingen). De basis voor de berekening inkomsten lichte ondersteuning wordt in 2015 gebaseerd op het totaal aantal leerlingen schoolgaand in het VO (exclusief VSO) per 1 januari 2015. Het bedrag wordt € 87,- per leerling.
b.
De LWOO- en PRO-gelden zitten niet in de berekening, vallen t.z.t. onder de lichte ondersteuning.
c.
De baten zware ondersteuning in het overgangsjaar 2014/2015 zijn overgenomen van het factsheet van het ministerie. De daadwerkelijke berekening heeft plaatsgevonden op basis van teldatum 1 oktober 2013 + groeifactor.
Begroting 2014-2015
24 maart 2014
8
SWV 30‐09
2.
VO De Langstraat
Begroting 2014 – 2015
We gaan uit van een cursusjaar. Zoals u ziet in het schema uit ons OP wordt de begroting 2014-2015 gebaseerd op de inkomsten voor bekostiging lichte ondersteuning en bekostiging zware ondersteuning (normatieve ondersteuningsbudget) en de directe afdracht aan zware ondersteuning in casu VSO. Bij het normatieve ondersteuningsbudget moet in 2015-2016 de verevening worden meegenomen, dus voor 2014-2015 nog niet. Vanaf 2015 geldt: ‘normatief ondersteuningsbudget’ - ‘verevening’ – ‘ondersteuningskosten VSO’ = ‘resterend ondersteuningsbudget’.
Dat ‘resterend ondersteuningsbudget’ is voor zware ondersteuning in de scholen of elders en buiten het VSO. Terug naar de begroting 2014 - 2015 We begroten dus op basis van schooljaar! De geraamde inkomsten voor 2014 zijn € 1.724.489,-.
2.1
Geraamde inkomsten 2014-2015 1. Budget lichte ondersteuning € 712.011,-
2. Budget zware ondersteuning € 787.478,-
Dotatie reserve: € 225.000,-
€ 1.724,489,Let op: verevening gaat pas spelen in 2015-2016. Tot slot: het oude bestuur SWV VO De Langstraat 56.00 heeft besloten om eenmalig € 225.000,- aan inkomsten toe te voegen met als nieuwe bestemming reserve nieuw SWV VO De Langstraat 30-09.
Begroting 2014-2015
24 maart 2014
9
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Uitgaven Inkomsten € 1.724.489,-
Expertisebudget: OPDC + Veilige route + Schakelroute € 330.000,Bestuur + organisatie: ACT + Vaste voet MET Pro € 241.680,Schoolbudgetten gebaseerd op LGF 01/10/2013 + totaal aantal VO-leerlingen € 688.815,- (vaste voet) + € 125.800,- = € 814.615,-
Uitgaven
€ 1.724.409,-
Batig saldo
€ 133.114,Dotatie reserve: € 225.000,- (uit reserve ‘oud’ SWV)
Begroting 2014-2015
24 maart 2014
10
SWV 30‐09
3.
VO De Langstraat
Budgetten
De uitgaven voor 2014-2015 zijn als volgt verdeeld over de budgetten: 1. Bestuur en organisatie 2. Expertisebudget 3. Schoolbudget
3.1
Bestuur en organisatie Omschrijving
2014/2015
I. Bestuur en Organisatie 1.
Salaris directeur 0,5 fte, maximaal schaal 13
€
50.000,-
2. 3.
Secretariële en administratieve ondersteuning 0,2 fte, maximaal schaal 6 Accountantskosten
€ €
13.000,1.750,-
4. 5.
Schoolondersteuningsoverleg Projectleiding en organisatie OPDC door MET Pro
€ €
14.850,50.000,-
6. 7.
€
14.850,-
8.
Zorgcoördinatorenoverleg ACT - Voorzitter, orthopedagoog, intaker - Administratieve ondersteuning - Projectleiding Verlengd Aanmeldings Traject Website, licentiekosten en beheer
€ € € €
50.000,8.000,10.000,1.000,-
9. 10.
DOD, licentiekosten en ondersteuning financiële administratie Dyade OPR
€ €
10.000,5.000,-
11.
BTW-verplichtingen *)
€
13.230,-
Subtotaal
€
241.680,-
*) Indien we voor inhuur of detachering BTW-plichtig zijn (post 1 en 2), dan komt er ± € 13.230,- bij.
Begroting 2014-2015
24 maart 2014
11
SWV 30‐09
3.2
VO De Langstraat
Expertisebudget
Inkomsten expertisedeel (lichte ondersteuning) zijn € 712.011,- (in verband met berekening lichte ondersteuning VMBO 3-4 naar alle VO-leerlingen) exclusief subsidies van gemeenten en VSV. Het bedrag is gebaseerd op de bekostiging Rebound + Op de Rails + Herstart VMBO 3-4 leerlingen. De begroting van de Rebound wordt door de gemeente Waalwijk gesubsidieerd met € 37.100,- en door VSV in 2014-2015 met € 15.000,-. Deze laatste post loop af in 2015, de post subsidie gemeente Waalwijk is onderhandelbaar in OOGO. Totaal van de inkomsten expertisedeel is dus: - Inkomsten expertisedeel € 712.011,- Subsidie gemeente Waalwijk € 37.100,- VSV € 15.000,Totaal
€ 764.111,-
Het expertisebudget is enerzijds bestemd voor de doelgroep bovenschoolse opvang OPDC (expertisebudget A), anderzijds voor scholing van orthopedagoog/schoolpsycholoog of inhuur van experts en twee projecten Veilige Route en Schakelroute (expertisebudget B). De Rebound heeft in het verleden altijd een aparte begroting gehad en werkzaamheden werden uitgevoerd onder leiding van MET Pro. Uitvoering vindt plaats in Tavenu, omdat we met de gemeente de koppeling willen handhaven onderwijsondersteuning en jeugdzorg, jeugdopvang in verband met leerplicht.
Expertisebudget Rebound - A
2014-2015
1.
Huisvesting en inventaris
€
15.000,-
2. 3.
Personele inzet *) Administratie/communicatie
€ €
177.500,2.400,-
4.
Activiteiten
€
5.100,-
Subtotaal Expertisebudget A *)
€
200.000,-
*) Personele inzet: 2 docenten (2.0 fte) 1 orthopedagoog (0,5 fte) Projectleiding Totaal
2 x € 1 x €
63.000,31.500,-
= € 126.000,= € 31.500,= € 20.000,€ 177.500,-
Overige expertise Expertisebudget Overig – B
2014-2015
5.
Veilige Route
€
30.000,-
6. 7.
Schakelroute Orthopedagogenpool (totaal 0,5 fte, schaal 11, per school 1 dagdeel à 4 uur)
€ €
40.000,40.000,-
Subtotaal Expertisebudget B
€
110.000,-
Totaal Expertisebudget (A + B)
€
310.000,-
Voor de Veilige Route en Schakelroute zijn projectplannen geschreven.
Begroting 2014-2015
24 maart 2014
12
SWV 30‐09
3.3
VO De Langstraat
Schoolbudget
De verdeling van de gelden zware ondersteuning niet zijnde VSO, wordt over de scholen verdeeld volgens een verdeelsleutel gebaseerd op LGF-aantallen d.d. 1 oktober 2013 en totaal aantal VOleerlingen per 1 oktober 2013. De onderliggende berekening is opgenomen in de bijlagen. De verdeling is hieronder opgenomen: School
Lln
Vaste voet
LGF 1-10-2013
Willem van Oranje College SG De Overlaat OMO-scholen
Prinsentuincollege MET Pro
1625 626 987 1306 298 405 1363 752 222
42 14 48 12 12 17 19 49 51
123.396 41.132 114.204 38.679 38.679 54.796 61.242 133.544 83.143
Resterend ondersteuningsbudget zware ondersteuning 33.196
Totaal
197.724
21.270 51.584
135.474 244.980
17.247 2.500
150.791 85.643
Totaal 7584 265 688.815 125.800*) 814.612 *) Geoormerkt en voorwaardelijk budget voor de scholen, te weten voor 0,1 fte zorgcoördinator en inlevering SOP voor 1 juni van het daaropvolgende cursusjaar. Toelichting Uitgangspunt voor de uitkering van het SWV aan scholen voor extra ondersteuning is het aantal leerlingen op 1 oktober 2013 met een rugzak. Totaal zijn dit 265 leerlingen, een toename ten opzichte van het aantal rugzakken op 1 oktober 2011. De uitkering vormt in 2014-2015 de vaste voet voor zware ondersteuning op de scholen en houdt rekening met historische cijfers. Uitgangspunt voor de uitkering van het SWV aan scholen voor extra ondersteuning in 2015-2016 is de vaste voet van 1 oktober 2013 plus een vastgesteld bedrag vanuit het resterend ondersteuningsbudget. Dat bedrag is gesteld op € 125.800,-. Resterend bedrag zware ondersteuning voor de vervolgjaren voorlopig berekend op: In 2016 – 2017 € 1.125.017,In 2017 – 2018 € 1.183.350,In 2018 – 2019 € 1.241.682,In 2019 – 2020 € 1.358.348,In 2020 – 2021 € 1.475.013,Terug naar 2014-2015 Er is in 2014-2015 nog geen sprake van een resterend ondersteuningsbudget, maar wel van een batig saldo van € 260.614,-. Daarvan gaat nu € 125.800,- naar de scholen volgens een verdeelsleutel: VMBO 3/4-leerlingen factor 1,5 en alle overige VO-leerlingen factor 0,5.
Begroting 2014-2015
24 maart 2014
13
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Het resterend ondersteuningsbudget zware ondersteuning ter grootte van € 251.601,- wordt als volgt verdeeld over de scholen: 50% gaat naar de reserves met de opmerking dat in de loop van het jaar gekeken wordt naar de ontwikkelingen extra ondersteuning. Mocht extra ondersteuning besteed aan leerlingen, met huidige budget onvoldoende zijn, dan zijn onderbouwde aanvragen bij de directeur in te dienen. Onderbouwd wil ook zeggen dat de andere bestedingen aan de orde komen. De ACT zal hierin een adviserende taak vervullen. Het gaat dan om een reserve van € 133.114,-. De andere helft wordt verdeeld over de scholen met een weging van VMBO 3/4-leerlingen van 1,5 en overige VO-leerlingen (Pro, VMBO 1 / 2, HAVO en VWO) met factor 0,5. De toebedeelde bedragen worden geoormerkt en daarvoor is ook een verantwoordingsplicht. Oormerking: De oormerking is er op gericht de scholen van het SWV in staat te stellen de taak van zorgcoördinator in een OT uit te voeren, voor het versterken van de functie van het OT, in beeld te brengen op het gebied van leerlingenaantallen, in- en uitstroom, het aantal leerlingen met beschikkingen en het aantal leerlingen met gediagnosticeerde problematiek. Het SWV draagt bij in de kosten: 0,1 fte voor zorgcoördinatie per school is € 6.000,-. School/Scholengroep Willem van Oranje College SG De Overlaat OMO-scholen Prinsentuincollege MET Pro *) Totaal
Aantal fte
Bedrag
0,2 0,1 0,4 0,1 0,1
12.000 6.000 24.000 6.000 6.000 54.000
MET Pro ontvangt een aanvullende financiering vanuit de reserves van € 3.500,- aangezien het bedrag resterend ondersteuningsbudget zware ondersteuning volgens berekening onvoldoende is.
Begroting 2014-2015
24 maart 2014
14
SWV 30‐09
4.
VO De Langstraat
Totaaloverzicht
Hieronder een totaaloverzicht van de geraamde inkomsten en uitgaven 2014-2015:
Inkomsten
Uitgaven
1.
Budget lichte ondersteuning
€
712.011,-
1.
Bestuur en organisatie
€
241.680,-
2.
Budget zware ondersteuning
€
787.478,-
2.
Expertisebudget
€
310.000,-
3.
Reserve oude SWV
€
225.000,-
3.
Schoolbudgetten
€
814.615,-
4.
Dotatie reserve
€
225.000,-
5.
Batig saldo
€
133.114,-
Totaal
€
1.724.409,-
Totaal
Begroting 2014-2015
€
1.724.409,-
24 maart 2014
15
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Bijlage I – Berekening verdeling schoolbudgetten Dit betreft de berekening van de verdeling schoolbudgetten van de resterend budget zware ondersteuning.
Berekening resterend budget € 125.800 VO‐lln School/Scholengroep min VMBO 3‐ VMBO 3‐4 Willem van Oranje College 1.788 463 SG De Overlaat 568 419 OMO-sc holen 2.587 760 Prinsentuinc ollege 365 360 MET Pro 220 0 Totaal
5.528
Bedrag: € 125.800 / aantal lln zijnde 7.530 =
16,71
2.002
Resterend bedrag is € 125.800,‐ minus € 113.069,64 = Resterend bedrag gedeeld door VMBO 3/4 + 110 MET
Factor 0,5 Factor 1,5 VO‐lln VMBO 3‐4 1.126 695 494 629 1.674 1.140 363 540 110 0 3.765
3.003
Totaal lln 2.251 987 3.347 725 220 7.530
Bedrag lln VO € 18.803,17 € 8.244,66 € 27.958,34 € 6.056,11 € 1.837,72
Bedrag lln VMBO € 11.602,67 € 10.500,04 € 19.045,42 € 9.021,51 € ‐
Totaal € 30.405,84 € 18.744,70 € 47.003,76 € 15.077,62 € 1.837,72
VMBO3/4 *Resterend € 2.790,79 € 2.525,58 € 4.581,00 € 2.169,95 € 663,04
Per school totaal € 33.196,64 € 21.270,28 € 51.584,76 € 17.247,57 € 2.500,76
€ 113.069,64 € 12.067,32 € 125.800,00
€ 12.730,36 € 6,03
Gemiddeld aantal VMBO 3-4 leerlingen over de afgelopen 4 jaar volgens opgaven van de scholen.
Begroting 2014-2015
24 maart 2014
16
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Bijlage XXXII Protocol medisch handelen en medicijnverstrekking
Ondersteuningsplan 30-09
Protocol
Medisch handelen & Medicijnverstrekking in het VO
Op basis van het protocol van de GGD Groningen- versie mei 2013
(Model) Protocol Medisch handelen en medicijnverstrekking in het VO | april 2014 1
APRIL 2014
INHOUD Inleiding .................................................................................................................................... 3 Belangrijke aandachtspunten ............................................................................................... 3 1.
Een kind wordt ziek op school........................................................................................... 5
2. Het verstrekken van medicijnen op verzoek ......................................................................... 7 3. (Voorbehouden) Medische handelingen .............................................................................. 9 Voorbehouden Medische handelingen ................................................................................. 9 Wettelijke regels ................................................................................................................. 10 Aansprakelijkheid................................................................................................................ 10 BIJLAGE 1.............................................................................................................................. 13 Een leerling wordt ziek op school ........................................................................................... 13 BIJLAGE 2:............................................................................................................................. 17 Het verstrekken van medicijnen op verzoek ........................................................................... 17 BIJLAGE 3:............................................................................................................................. 21 Uitvoeren van medische handelingen .................................................................................... 21 BIJLAGE 4:............................................................................................................................. 25 Bekwaamheidsverklaring bij het uitvoeren van medische handelingen ................................. 25 BIJLAGE 5:............................................................................................................................. 28 Richtlijnen hoe te handelen bij een calamiteit t.g.v.: .............................................................. 28
(Model) Protocol Medisch handelen en medicijnverstrekking in het VO | april 2014 2
INLEIDING Schoolpersoneel wordt regelmatig geconfronteerd met leerlingen die klagen over pijn die meestal met eenvoudige middelen te verhelpen is, zoals hoofd- en buikpijn. De schoolleiding krijgt soms ook het verzoek van ouders/verzorgers om een kind de door een arts voorgeschreven medicijnen toe te dienen. En een enkele keer wordt werkelijk medisch handelen van schoolpersoneel gevraagd als het bijvoorbeeld gaat om het geven van sondevoeding, het toedienen van een zetpil of het geven van een injectie. Met het verrichten van handelingen in de bovengenoemde situaties aanvaardt u als schoolleiding een aantal verantwoordelijkheden. Schoolpersoneel begeeft zich nl. op een terrein waarvoor zij niet gekwalificeerd is. Het is daarom van belang om van tevoren goed te overwegen of u als school deze verantwoordelijkheid wilt dragen. En als u besluit om hierin een verantwoordelijkheid te nemen, is het voor de gezondheid van de betreffende leerling van groot belang dat de aangewezen personeelsleden in dergelijke situaties zorgvuldig handelen. Zij moeten daarbij over de vereiste bekwaamheid beschikken. Ze moeten zich ook realiseren dat wanneer zij fouten maken of zich vergissen, zij voor deze handelingen aansprakelijk gesteld kunnen worden.
BELANGRIJKE AANDACHTSPUNTEN In dit protocol wordt een onderscheid gemaakt tussen ‘medisch handelen’ in het algemeen en ‘voorbehouden handelen’. Voorbehouden handelingen zijn medische handelingen die onaanvaardbare risico's voor de gezondheid van een patiënt met zich meebrengen als ze door een ondeskundige worden uitgevoerd. Wie deze handelingen mogen uitvoeren, staat in de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG). De drie te onderscheiden situaties zijn:
Een leerling wordt ziek op school;
het verstrekken van medicijnen op verzoek;
Het verrichten van voorbehouden (medisch) handelen
De eerste situatie laat de school geen keus. Een leerling wordt ziek of krijgt een ongeluk en de school of bijvoorbeeld de docent moet direct bepalen hoe er gehandeld moet worden. Bij de tweede en de derde situatie kan de schoolleiding kiezen of zij wel of geen medewerking verleent aan het geven van medicijnen of het uitvoeren van een (Model) Protocol Medisch handelen en medicijnverstrekking in het VO | april 2014 3
voorbehouden medische handeling. Voor het individuele personeelslid geldt dat hij mag weigeren handelingen uit te voeren waarvoor hij zich niet bekwaam acht. Het verrichten van voorbehouden (medische) handelingen door een ander personeelslid dan een arts wordt ten zeerste afgeraden. Een school kan er wel voor kiezen om een medewerker, bijvoorbeeld met EHBO kennis, bekwaam te laten verklaren door een arts. Voorkeur heeft echter om dergelijke handelingen altijd te laten uitvoeren door een (school) arts.
Het is te overwegen de bedrijfshulpverlener een belangrijke rol bij deze voorbehouden medische situaties te laten spelen. Deze hulpverlener heeft extra deskundigheid die wellicht wat meer toegespitst kan worden op bepaalde problematiek of leerlingen.
In de praktijk zijn leerlingen in het voortgezet onderwijs vrij zelfstandig als het gaat om het toedienen van medicatie of het verrichten van voorbehouden medische handelingen. Of en in hoeverre school hierin een rol vervult, hangt af van het ziektebeeld en de ontwikkeling van de betreffende leerling. Daarnaast moeten ouders bij leerlingen tot 16 jaar toestemming geven.
Als u afspraken maakt over medicijnverstrekking en medisch handelen, is het volgende juridisch van belang: 1. leerlingen van 12 tot 16 jaar oud moeten, naast hun ouders, zelf toestemming geven. Het gaat dan om een zogenaamde dubbele toestemming. De afspraken hieromtrent moeten schriftelijk vastgelegd worden; 2. leerlingen vanaf 16 jaar oud beslissen zelf over hun behandeling en geven daar ook toestemming voor. Voor de wet worden zij het zelfde behandeld als een volwassene. Ouders kunnen daardoor niet zonder meer benaderd worden. Ook in deze situatie moeten de afspraken op schrift vastgelegd worden. In het hiernavolgende worden de genoemde drie onderdelen beschreven. In de bijlagen vindt u het bijbehorende toestemmingsformulier en/of de bekwaamheidsverklaring. Wij adviseren u hiervan gebruik te maken. Ten behoeve van de leesbaarheid schrijven we in de hij-vorm en spreken we over ouders waarmee we zowel ouder(s) als verzorger(s) bedoelen.
(Model) Protocol Medisch handelen en medicijnverstrekking in het VO | april 2014 4
1. EEN KIND WORDT ZIEK OP SCHOOL Regelmatig komt een leerling ’s morgens gezond op school en krijgt tijdens de schooluren last van bijvoorbeeld misselijkheid, hoofd- of buikpijn. Ook kan hij door een insect geprikt worden. Iemand van het schoolpersoneel verstrekt dan vaak zonder toestemming of medeweten van ouders een “paracetamolletje” of laat de leerling Azaron op de plaats van een insectenbeet wrijven. Maar in zijn algemeenheid is een personeelslid van de school niet deskundig om een juiste diagnose te stellen. De grootst mogelijke terughoudendheid is hier dan ook geboden. Om op dergelijke situaties voorbereid te zijn, kunt u de leerling en zijn ouders het in bijlage 1 opgenomen formulier laten invullen en tekenen. Het is verstandig om dit zelfde formulier te raadplegen als een schoolpersoneelslid inschat dat de leerling bij een eenvoudig middel gebaat is. U kunt de leerling ook contact op laten nemen met zijn ouders om hierover te overleggen. In een situatie van ziek worden op school gaat de leerling meestal naar huis. In de meeste gevallen zal een leerling zelfstandig naar huis kunnen, tenzij er sprake is van heftige symptomen, of als er al bepaalde instructies of aanwijzingen vooraf bekend zijn bij betreffende leerling. Neem eventueel in een reglement op dat bijv. de ouders van de leerlingen bij ziekte van hun kind gebeld worden, of als dat niet mogelijk is, dat het kind zelf naar school belt als het weer thuis is. Er kunnen zich situaties voordoen waarbij het onverstandig is om de leerling alleen naar huis te laten gaan. In een dergelijk geval moet er voor begeleiding gezorgd worden. Bijvoorbeeld: ouders halen hun kind op, iemand vanuit school brengt de leerling naar huis, de leerling wordt met een taxi naar huis gebracht.
Raadpleeg bij twijfel altijd een arts. Zo kan bijvoorbeeld een ogenschijnlijk eenvoudige hoofdpijn een uiting zijn van een veel ernstiger ziektebeeld. Het blijft zaak de leerling voortdurend te observeren. Iedere situatie is anders. We kunnen dan ook niet uitputtend alle signalen benoemen die zich voor kunnen doen. Maar enkele zaken waar u op kunt letten zijn:
toename van pijn; misselijkheid; verandering van houding (bijvoorbeeld in elkaar krimpen); verandering van de huid (bijvoorbeeld erg bleke of hoogrode kleur);
(Model) Protocol Medisch handelen en medicijnverstrekking in het VO | april 2014 5
verandering van gedrag (bijvoorbeeld onrust, afnemen van alertheid).
(Model) Protocol Medisch handelen en medicijnverstrekking in het VO | april 2014 6
2. HET VERSTREKKEN VAN MEDICIJNEN OP VERZOEK Leerlingen krijgen soms medicijnen of andere middelen voorgeschreven die zij een aantal malen per dag moeten gebruiken, dus ook tijdens schooluren. Te denken valt bijvoorbeeld aan pufjes voor astma, insuline bij diabetes, antibiotica of zetpillen bij toevallen. Meestal redden leerlingen in het voortgezet onderwijs zich hier zelf mee, maar soms vragen ouders aan de schoolleiding of een docent deze middelen wil verstrekken. In deze situatie is de toestemming van de ouders gegeven, maar die van de leerling is ook van belang (zie de inleiding). We raden u aan deze toestemming met ouders en leerling schriftelijk vast te leggen, een formulier hiervoor is opgenomen in bijlage 2. Meestal gaat het niet alleen om eenvoudige middelen, maar ook om middelen die bij onjuist gebruik tot schade van de gezondheid van de leerling kunnen leiden.
Laat de ouders en leerling daarom schriftelijk vastleggen om welke medicijnen het gaat, hoe vaak en in welke hoeveelheden ze moeten worden toegediend en op welke wijze dat moet gebeuren. Laat ze ook beschrijven in welke periode de medicijnen moeten worden verstrekt, de wijze van bewaren, opbergen en de wijze van controle op de vervaldatum. Hierdoor wordt duidelijk aangegeven wat er van de schoolleiding en het schoolpersoneel verwacht wordt en zij weten op hun beurt weer precies wat ze moeten doen en waar ze verantwoordelijk voor zijn. Wanneer het gaat om het verstrekken van medicijnen gedurende een lange periode, moet regelmatig met ouders en leerling overlegd worden over de ziekte en het daarbij behorende medicijn gebruik op school. Een goed moment om te overleggen is wanneer er weer een nieuwe voorraad medicijnen wordt gebracht. Enkele praktische adviezen:
neem de medicijnen alleen in ontvangst wanneer ze in de originele verpakking zitten en uitgeschreven zijn op naam van de betreffende leerling; lees goed de bijsluiter zodat u op de hoogte bent van eventuele bijwerkingen van het medicijn; noteer per keer op een aftekenlijst dat u het medicijn aan de betreffende leerling gegeven hebt.
Mocht de situatie zich voordoen dat een leerling niet goed op een medicijn reageert of dat er onverhoopt toch een fout gemaakt wordt bij de toediening (Model) Protocol Medisch handelen en medicijnverstrekking in het VO | april 2014 7
van een medicijn, bel dan direct met de huisarts of specialist in het ziekenhuis. Bel bij een ernstige situatie direct het landelijk alarmnummer 112. Zorg in alle gevallen dat u duidelijk alle relevante gegevens bij de hand hebt, zoals: naam, geboortedatum, adres, huisarts en/of specialist van de leerling, het medicijn dat is toegediend, welke reacties de leerling vertoont en eventueel welke fout is gemaakt (zie ook bijlage 5).
(Model) Protocol Medisch handelen en medicijnverstrekking in het VO | april 2014 8
3. (VOORBEHOUDEN) MEDISCHE HANDELINGEN Het is van groot belang dat een langdurig zieke leerling, een leerling met een chronische ziekte of een leerling met een bepaalde handicap zoveel mogelijk gewoon naar school gaat. De leerling heeft contact met leeftijdgenoten, neemt deel aan het normale leven van een schoolkind en wordt daardoor niet de hele dag herinnerd aan zijn ziekte of handicap. Gelukkig zien steeds meer scholen in hoe belangrijk het is voor het psychosociaal welbevinden van deze leerling om naar school te gaan als dat mogelijk is.
VOORBEHOUDEN MEDISCHE HANDELINGEN In hoog uitzonderlijke gevallen zullen ouders aan schoolleiding en -personeel vragen handelingen te verrichten die vallen onder voorbehouden medisch handelen. Dit zijn handelingen die normaliter enkel door een bevoegd arts worden uitgevoerd. Te denken valt daarbij aan het geven van sondevoeding of het meten van de bloedsuikerspiegel bij diabeten door middel van een vingerprikje. In zijn algemeenheid worden deze handelingen door de leerling zelf, zijn ouders, de arts of de Thuiszorg op school verricht. In zeer uitzonderlijke situaties, vooral als er sprake is van een situatie die al langer bestaat, wordt door de ouders en/of leerling wel eens een beroep op de schoolleiding en het schoolpersoneel gedaan. Een jeugdarts kan u adviseren bij de keuze om wel of niet voorbehouden medische handelingen uit te gaan voeren bij een leerling. Zeker in lastige of gecompliceerde situaties kunnen deze adviezen van belang zijn. Een voorbeeld: een leerling met diabetes die sterk wisselende bloedsuikerwaarden heeft en daardoor heel snel in een hypo schiet. Dit kan zo snel gaan, dat bijna niemand het aan ziet komen.
Wanneer wordt besloten dat iemand van het schoolpersoneel de medische handeling gaat uitvoeren, moet een schoolbestuur zich wel realiseren dat zij daarmee bepaalde verantwoordelijkheden op zich neemt. Dit hoeft niet onoverkomelijk te zijn, maar het is goed u te realiseren wat hiervan de consequenties kunnen zijn. Zorg er daarom voor dat er vaste personen binnen de school worden aangewezen om deze handelingen uit te voeren, en vraag een arts om een bekwaamheidsverklaring. Het zal duidelijk zijn dat de leerling en zijn ouders voor dergelijke ingrijpende handelingen hun toestemming moeten geven. Zonder deze toestemming kan een (Model) Protocol Medisch handelen en medicijnverstrekking in het VO | april 2014 9
schoolleiding of iemand van het schoolpersoneel helemaal niets doen. Gezien de ingrijpendheid van de handelingen moet de schoolleiding een schriftelijke toestemming van leerling en ouders vragen. Het formulier in bijlage 3 kan hiervoor gebruikt worden. In een heel uitzonderlijke situatie komt het voor dat een leerling zich niet aan de gemaakte afspraken houdt en niet mee wil werken. In zo’n geval is het van belang dat u contact met de ouders of huisarts opneemt of 112 belt. Ook de afspraken in een dergelijke noodsituatie moeten vastgelegd worden op het formulier uit bijlage 3.
WETTELIJKE REGELS Voor de hierboven genoemde voorbehouden medische handelingen heeft de wetgever een aparte regeling gemaakt. De Wet Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (Wet BIG) regelt wie wat mag doen in de gezondheidszorg. De wet BIG is bedoeld voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg en geldt als zodanig niet voor schoolpersoneel. Dat neemt niet weg dat in deze wet een aantal waarborgen worden gegeven voor een goede uitoefening van de beroepspraktijk aan de hand waarvan ook een aantal regels te geven zijn voor schoolbesturen en schoolpersoneel als het gaat om in de wet BIG genoemde medische handelingen. Bepaalde medische handelingen – de zogenaamde voorbehouden handelingen mogen alleen worden verricht door artsen. Anderen dan artsen mogen medische handelingen alleen verrichten in opdracht van een arts. De betreffende arts moet zich er dan van vergewissen dat degene die niet bevoegd is, wel de bekwaamheid bezit om die handelingen te verrichten.
AANSPRAKELIJKHEID De hiervoor beschreven situatie is ook van toepassing wanneer iemand van het schoolpersoneel bij een leerling een voorbehouden medische handeling verricht. Technisch gezien valt schoolpersoneel niet onder de wet BIG. Deze geldt alleen voor medische en paramedische beroepen. Soms wordt schoolpersoneel betrokken bij de zorg rond een zieke of gehandicapte leerling en daarmee worden ze partners in de zorg. In zo’n geval kan het voorkomen dat iemand van het schoolpersoneel gevraagd wordt om een voorbehouden medische handeling bij een leerling uit te voeren. Deze, niet alledaagse, positie van een docent of een ander personeelslid moet hierbij serieus genomen worden. Daarom moet deze persoon door een arts ‘bekwaam’ worden geacht. Deze persoon dient dan ook gedegen instructie krijgen over hoe hij de handeling moet uitvoeren. Deze wordt over het algemeen door de behandelaar van de betreffende leerling gegeven. Het naar tevredenheid uitvoeren van deze handeling wordt schriftelijk vastgelegd in een bekwaamheidsverklaring (zie bijlage 4). De bekwaamheid moet bijgehouden worden door jaarlijkse bijscholingen, zeker als de handeling waarvoor de bekwaamheid is afgegeven, weinig uitgevoerd wordt.
(Model) Protocol Medisch handelen en medicijnverstrekking in het VO | april 2014 10
Het is te overwegen om een tweede persoon binnen de schoolgemeenschap deze instructie te laten volgen. Mocht één van tweeën afwezig zijn, dan is er in ieder geval nog iemand waarop een beroep kan worden gedaan in geval er voorbehouden medische handelingen moeten worden verricht. Op deze manier wordt een optimale zorgvuldigheid aan leerling, ouders, schoolleiding en -personeel gewaarborgd. Ook voor de verzekeraar van de school zal duidelijk zijn dat er zo zorgvuldig mogelijk is gehandeld. Dit betekent dat het schoolpersoneelslid in opdracht van een arts moet handelen die hem bekwaam heeft verklaard voor het uitvoeren van die medische handeling. Binnen organisaties in de gezondheidszorg is het gebruikelijk dat een arts of een door hem aangewezen en geïnstrueerde vertegenwoordiger een bekwaamheidsverklaring afgeeft met het oog op eventuele aansprakelijkheden. Heeft een schoolpersoneelslid geen bekwaamheidsverklaring, dan kan hij bij onoordeelkundig handelen aangesproken worden voor de aangerichte schade. Het schoolbestuur is echter weer verantwoordelijk voor datgene wat het personeelslid doet. Kan een schoolbestuur een bekwaamheidsverklaring van een arts overleggen, dan kan niet bij voorbaat worden aangenomen dat de schoolleiding onzorgvuldig heeft gehandeld. Wanneer een schoolbestuur niet kan bewijzen dat een docent of ander personeelslid voor een bepaalde handeling bekwaam is, heeft het de voorkeur de voorbehouden medische handelingen niet te laten uitvoeren. Een personeelslid dat wel een bekwaamheidsverklaring heeft, maar zich niet bekwaam acht omdat hij bijvoorbeeld deze handeling al een hele tijd niet heeft verricht, zal deze handeling eveneens niet mogen uitvoeren. Een schoolpersoneelslid dat onbekwaam en/of zonder opdracht van een arts deze handelingen verricht, is niet alleen civielrechtelijk aansprakelijk (betalen van schadevergoeding), maar kan in uitzonderlijke extreme gevallen ook strafrechtelijk (mishandeling)aansprakelijk zijn. Dit geldt alleen wanneer er sprake is van opzet. Het schoolbestuur kan op zijn beurt als werkgever eveneens civiel- en (in extreme gevallen) strafrechtelijk aansprakelijk gesteld worden. Voordat wordt overgegaan tot voorbehouden medisch handelen, is het raadzaam contact op te nemen met de verzekeraar van de school om zeker te zijn dat de civielrechtelijke aansprakelijkheid gedekt is. Het kan zijn dat bij de beroepsaansprakelijkheid de risico’s die zijn verbonden aan deze medische handelingen niet zijn meeverzekerd. Dat hoeft op zich geen probleem te zijn, want de verzekeraar kan deze risico’s alsnog meeverzekeren, eventueel tegen een hogere premie en onder bepaalde voorwaarden (bijvoorbeeld een bekwaamheidsverklaring). Mocht zich onverhoopt ten gevolge van een medische handeling een calamiteit voordoen, stel u dan direct in verbinding met de huisarts en/of specialist van de leerling. Bel bij een ernstige situatie direct het landelijk alarmnummer 112. Zorg ervoor (Model) Protocol Medisch handelen en medicijnverstrekking in het VO | april 2014 11
dat u alle relevante gegevens van de leerling bij de hand hebt, zoals: naam, geboortedatum, adres, huisarts en specialist van de leerling (zie ook bijlage 5). Geef verder door naar aanleiding van welke handeling de calamiteit zich heeft voorgedaan en welke verschijnselen bij de leerling waarneembaar zijn.
(Model) Protocol Medisch handelen en medicijnverstrekking in het VO | april 2014 12
BIJLAGE 1 EEN LEERLING WORDT ZIEK OP SCHOOL
(Model) Protocol Medisch handelen en medicijnverstrekking in het VO | april 2014 13
Toestemmingsformulier (Eventueel te gebruiken als bijlage bij het inschrijfformulier van de school)
Het kan voorkomen dat je gezond naar school gaat en tijdens de schooluren ziek wordt, je verwondt, door een insect wordt geprikt of iets dergelijks. Als deze situatie zich voordoet moet de school een zorgvuldige afweging maken of je baat hebt bij een ‘eenvoudige’ pijnstiller of dat een arts geconsulteerd moet worden. Dit formulier kan daarbij helpen. Bij onduidelijkheid zullen wij als school contact met je ouders opnemen. Als je met het bovenstaande akkoord bent, wil je dan samen met je ouders dit formulier invullen? Ondergetekenden (leerling en ouders) gaan akkoord met bovengenoemde handelwijze ten behoeve van: Naam (leerling) Geboortedatum: Adres: Postcode en Plaats: Naam ouder(s) / verzorger(s): Telefoon thuis: Telefoon werk: Naam huisarts: Telefoon: Te waarschuwen persoon als ouder(s) / verzorger(s) niet te bereiken zijn: Naam: Telefoon thuis: Telefoon werk:
Ook ommezijde invullen
(Model) Protocol Medisch handelen en medicijnverstrekking in het VO | april 2014 14
Ik ben overgevoelig voor de volgende zaken: Medicijnen: Naam:
Ontsmettingsmiddelen: Naam:
Smeerseltjes tegen bijvoorbeeld insectenbeten: Naam:
Pleisters: Naam / soort:
Overig: Naam:
Ruimte voor zaken die hierboven niet genoemd zijn:
(Model) Protocol Medisch handelen en medicijnverstrekking in het VO | april 2014 15
Willen jij en je ouders eventuele veranderingen zo spoedig mogelijk doorgeven aan de directie? Het is zeer belangrijk dat deze gegevens actueel zijn.
Ondergetekenden:
Naam leerling:
Naam ouder/verzorger:
Datum:
Plaats
Handtekening leerling:
Handtekening ouder / verzorger:
(Model) Protocol Medisch handelen en medicijnverstrekking in het VO | april 2014 16
BIJLAGE 2: HET VERSTREKKEN VAN MEDICIJNEN OP VERZOEK
(Model) Protocol Medisch handelen en medicijnverstrekking in het VO | april 2014 17
Toestemmingsformulier Voor het toedienen van de hieronder omschreven medicijn(en) aan: Naam (leerling) Geboortedatum: Adres: Postcode / woonplaats:
Zoon / dochter / pupil van: (Naam ouder(s) / verzorger(s) Telefoon thuis: Telefoon werk: Naam huisarts: Telefoon: Naam specialist: Telefoon:
De medicijnen zijn nodig voor onderstaande ziekte(s):
Naam van het medicijn:
Medicijn dient dagelijks te worden toegediend op onderstaande tijden: Uur
Uur
Uur
Uur
Medicijn(en) mogen alleen worden toegediend in de volgende situatie(s): (Model) Protocol Medisch handelen en medicijnverstrekking in het VO | april 2014 18
Dosering van het medicijn:
Wijze van toediening:
Wijze van bewaren:
Controle op vervaldatum door: Functie:
Ondergetekenden, leerling en ouder/verzorger van genoemde leerling, geven hiermee aan de school, c.q. het hieronder genoemde schoolpersoneelslid dat daarvoor een medicijninstructie heeft gehad, toestemming voor het toedienen van de bovengenoemde medicijnen: Naam leerling: Naam ouder/verzorger: Plaats: Datum: Handtekening leerling:
Handtekening ouder/verzorger:
(Model) Protocol Medisch handelen en medicijnverstrekking in het VO | april 2014 19
================================================================ ===
MEDICIJNINSTRUCTIE
Er is instructie gegeven over het toedienen van de medicijnen op:
Op (datum)
Door (naam):
Functie:
Van (instelling):
Aan:
Functie(s):
Van(naam + plaats school):
(Model) Protocol Medisch handelen en medicijnverstrekking in het VO | april 2014 20
BIJLAGE 3: UITVOEREN VAN MEDISCHE HANDELINGEN
(Model) Protocol Medisch handelen en medicijnverstrekking in het VO | april 2014 21
Toestemmingsformulier Ondergetekenden geven toestemming voor uitvoering van de zogenoemde ‘medische handeling’ op school bij: (Naam leerling) Geboortedatum: Postcode en Plaats: Zoon / dochter / pupil van: (Naam ouder(s) / verzorger(s) Telefoon thuis: Telefoon werk:
Naam huisarts: Telefoon: Naam specialist: Telefoon:
Naam van contactpersoon (in ziekenhuis of anders) Telefoon:
Beschrijving van de ziekte waarvoor de ‘medische handeling’ op school nodig is:
(Model) Protocol Medisch handelen en medicijnverstrekking in het VO | april 2014 22
Omschrijving van de uit te voeren medische handeling:
De medische handeling moet dagelijks worden uitgevoerd op onderstaande tijden: Uur
Uur
Uur
Uur
De medische handeling mag alleen worden uitgevoerd in de hieronder nader omschreven situatie:
Manier waarop de medische handeling moet worden uitgevoerd:
Eventuele extra opmerkingen:
(Model) Protocol Medisch handelen en medicijnverstrekking in het VO | april 2014 23
Bekwaamheidsverklaring aanwezig:
Ja / Nee
Instructie van de medische handeling + controle op de juiste uitvoering is gegeven op (Datum): Door: Functie: Van (Instelling):
Ondergetekenden: Naam leerling:
Handtekening leerling:
Naam ouder/ verzorger:
Handtekening ouder/verzorger:
Datum:
Plaats:
(Model) Protocol Medisch handelen en medicijnverstrekking in het VO | april 2014 24
BIJLAGE 4: BEKWAAMHEIDSVERKLARING BIJ HET UITVOEREN VAN MEDISCHE HANDELINGEN
(Model) Protocol Medisch handelen en medicijnverstrekking in het VO | april 2014 25
Bekwaamheidsverklaring Ondergetekende, bevoegd tot het uitvoeren van de hieronder beschreven handeling
Verklaart dat, (Naam werknemer) Functie: Werkzaam aan / bij:
Na instructie door ondergetekende in staat is bovengenoemde handeling bekwaam uit te voeren. De handeling moet worden uitgevoerd ten behoeve van: Naam leerling: Geboortedatum:
Het uitvoeren van bovengenoemde handeling is voor de leerling noodzakelijk wegens:
De hierboven beschreven handeling mag alleen worden uitgevoerd op de tijdstippen waarop de leerling op school aanwezig is. De hierboven beschreven handeling moet worden uitgevoerd gedurende de periode:
(Model) Protocol Medisch handelen en medicijnverstrekking in het VO | april 2014 26
Ondergetekende:
Functie:
Werkzaam aan / bij:
Plaats:
Datum:
Handtekening:
(Model) Protocol Medisch handelen en medicijnverstrekking in het VO | april 2014 27
BIJLAGE 5: RICHTLIJNEN HOE TE HANDELEN BIJ EEN CALAMITEIT T.G.V.: -
Het toedienen van medicijnen aan een leerling;
-
Het uitvoeren van een medische handeling.
Laat de leerling niet alleen. Probeer rustig te blijven. Observeer de leerling goed en probeer hem gerust te stellen.
Waarschuw een volwassene of laat één van de andere leerlingen een volwassene ophalen waarbij u duidelijk instrueert wat de leerling tegen de volwassene moet zeggen.
Bel direct de huisarts en/of de specialist van de leerling.
Bel bij een ernstige situatie direct het landelijk alarmnummer 112.
Geef aan naar aanleiding van welk medicijn of “medische” handeling de calamiteit zich heeft voorgedaan.
Zorg ervoor dat u alle relevante gegevens van de leerling bij de hand hebt of laat ze direct door iemand opzoeken, zoals: - Naam van de leerling - Geboortedatum - Adres - Telefoonnummer van ouders en/of een andere, door de ouders aangewezen, persoon - Naam + telefoonnummer van huisarts/specialist - Ziektebeeld waarvoor medicijnen of medische handeling nodig zijn.
Bel de ouders (bij geen gehoor: een andere, door de ouders aangewezen persoon). - Leg duidelijk uit wat er gebeurd is. - Vertel, indien bekend, wat de arts heeft gedaan/gezegd. In geval van opname: geef door naar welk ziekenhuis de leerling is gegaan
(Model) Protocol Medisch handelen en medicijnverstrekking in het VO | april 2014 28
SWV 30‐09
VO De Langstraat
Bijlage XXXIII Regeling bezwaar toelaatbaarheid
Ondersteuningsplan 30-09
Regeling bezwaar toelaatbaarheid
Colofon Uitgever:
PO-Raad en VO-raad, Utrecht
Auteur:
Peter van den Heuvel (KPC Groep)
Datum uitgave:
januari 2014
1
Voorwoord Deze publicatie is onderdeel van het instrumentarium passend onderwijs. Het instrumentarium is een reeks handreikingen die besturen en directies ondersteunt bij de praktische uitwerking en realisatie van passend onderwijs, zoals dat in het wettelijk en referentiekader wordt omschreven. Het gaat om handreikingen, waarin praktisch toepasbare uitwerkingen, checklists, faseringen, modellen, overzichten en good practices zijn opgenomen. Het geheel hiervan wordt aangeduid met de term ‘instrumentarium’. Het instrumentarium wordt ontwikkeld en gepubliceerd onder verantwoordelijkheid van de PO-Raad en de VO-raad. Het instrumentarium is een uitwerking van het referentiekader passend onderwijs, dat opgesteld is door de sectorraden. Voor dit referentiekader geldt de richtlijn: ‘pas toe of leg uit’. Samenwerkingsverbanden, besturen en scholen kunnen zich verantwoorden door te verwijzen naar het referentiekader, of uit te leggen op welke punten en om welke reden anders gehandeld wordt dan in het referentiekader wordt aangegeven. Het instrumentarium is een directie uitwerking van het referentiekader. Het is niet verplicht om het instrumentarium te volgen.
Hermien Jacobs, projectleider VO Thieu van Hintum, projectleider (V)SO Dick Rasenberg, projectleider PO
2
Inleiding Een van de taken van samenwerkingsverbanden passend onderwijs is het beoordelen van de toelaatbaarheid van leerlingen tot een speciale school voor basisonderwijs of een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs van het samenwerkingsverband (artikel 18a lid 6 sub c Wpo, artikel 17a lid 6 sub c Wvo). In dezelfde wetten is bepaald dat het samenwerkingsverband een adviescommissie moet instellen, die adviseert over bezwaarschriften die betrekking hebben op de beslissing over de toelaatbaarheid (artikel 18 a lid 12 Wpo, artikel 17a lid 13 Wvo). De adviescommissie is een adviescommissie zoals bedoeld in artikel 7:17 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Wpo en Wvo bepalen dat het samenwerkingsverband een oordeel uitspreekt over de toelaatbaarheid op verzoek van het bevoegd gezag van de school waar de leerling is aangemeld of ingeschreven. Dat verzoek kan niet door ouders worden gedaan. Zij zijn echter wel belanghebbende. Daarom staat de bezwaarprocedure niet alleen voor het betreffende bevoegde gezag open, maar ook voor de ouders. De VO-Raad en PO-Raad bieden een handreiking aan de samenwerkingsverbanden voor de inrichting van de bezwaarprocedure en de adviescommissie. Daarbij is aansluiting gezocht bij de regelgeving van de Awb.
3
Regeling bezwaar tegen beslissing over toelaatbaarheid Artikel 1 begripsbepalingen Adviescommissie: de commissie zoals bedoeld in artikel 18a lid 12 Wpo en artikel 17a lid 13 Wvo; Belanghebbenden: de ouders, verzorgers of voogden van de leerling, dan wel, indien hij meerderjarig en handelingsbekwaam is, de leerling voor wie een beslissing over toelaatbaarheid wordt gevraagd, de leerling en het bevoegd gezag van de school waar de leerling is ingeschreven of aangemeld voor wie een beslissing over toelaatbaarheid wordt gevraagd; Leerlingen die de leeftijd van 16 en nog niet die van 18 jaar hebben bereikt, zijn geen belanghebbende in de zin van deze regeling, maar desgewenst kan hun een afschrift worden verstrekt van relevante documenten. Dat sluit aan bij de regelingen in onder andere artikel 14e en 14h van de Wec.
Samenwerkingsverband: het samenwerkingsverband zoals bedoeld in artikel 18a Wpo en 17a Wvo; Toelaatbaarheid: de toelaatbaarheid van een leerling tot een speciale school voor basisonderwijs of een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs van het samenwerkingsverband. Wpo: Wet op het primair onderwijs; Wvo: Wet op het voortgezet onderwijs Deze regeling heeft geen betrekking op instellingen van cluster 1 en cluster 2. Zij maken geen deel uit van het samenwerkingsverband. | Artikel 2 beslissing 1. Het samenwerkingsverband neemt binnen zes weken een beslissing over toelaatbaarheid nadat het bevoegd gezag van de school waar de leerling is ingeschreven of aangemeld, een verzoek daartoe heeft ingediend. 2. Het samenwerkingsverband deelt de beslissing over toelaatbaarheid schriftelijk mee aan de belanghebbenden, onder gelijktijdige melding van mogelijkheid om bezwaar te maken tegen de beslissing. In deze regeling zijn de termijnen aangehouden die ook in de Awb genoemd zijn voor beslissingen en bezwaar. Het is zeker in het belang van leerlingen als de termijnen niet langer zijn dan strikt noodzakelijk. Ze moeten wel realistisch en haalbaar zijn. Samenwerkingsverbanden kunnen daar zelf het beste over oordelen. In het ondersteuningsplan dat het samenwerkingsverband heeft opgesteld, heeft het samenwerkingsverband procedures en criteria vastgelegd voor de toelaatbaarheid.
4
Artikel 3 bezwaarschrift 1. Voor belanghebbenden staat bezwaar open tegen de beslissing van het samenwerkingsverband over toelaatbaarheid. Het maken van bezwaar geschiedt door het indienen van een bezwaarschrift bij het samenwerkingsverband. 2. Het bezwaarschrift wordt ondertekend en bevat ten minste a. de naam en het adres van de indiener, b. naam en geboortedatum van de leerling, c. de dagtekening, d. een omschrijving van de beslissing waartegen het bezwaar is gericht en e. de gronden van het bezwaar. De indiener kan zich laten vertegenwoordigen. In dat geval wordt het bezwaarschrift namens hem getekend.
Artikel 4 termijnen 1. De termijn voor indienen van het bezwaarschrift bedraagt zes weken nadat de beslissing bekend is gemaakt. Het bezwaarschrift is tijdig ingediend indien het voor het verstrijken van deze termijn is ontvangen. 2. Het samenwerkingsverband kan de indiener een termijn stellen voor het aanvullen van tekortkomingen. 3. Het bezwaar kan niet-ontvankelijk worden verklaard als het bezwaarschrift niet voldoet aan de vereisten van artikel 3 of de termijn voor indiening is overschreden. 4. Het samenwerkingsverband neemt binnen 12 weken na ontvangst van het bezwaarschrift een beslissing op bezwaar. Artikel 5 adviescommissie 1. Het samenwerkingsverband bevestigt aan de indiener schriftelijk de ontvangst van het bezwaarschrift en deelt de belanghebbenden mee dat bezwaar is gemaakt tegen de beslissing. Het samenwerkingsverband deelt aan de belanghebbenden tevens schriftelijk mee dat de adviescommissie om advies wordt gevraagd alvorens het samenwerkingsverband een beslissing neemt op bezwaar. 2. Het samenwerkingsverband brengt het bezwaarschift onverwijld ter kennis van de adviescommissie. Artikel 6 samenstelling adviescommissie 1. De adviescommissie bestaat uit ten minste drie leden, waaronder een voorzitter. De leden van de adviescommissie worden benoemd en ontslagen door het samenwerkingsverband. 2. De voorzitter van de adviescommissie kan niet zijn een persoon die deel uitmaakt van of werkzaamheden verricht onder verantwoordelijkheid van het samenwerkingsverband of van een of meer bij het samenwerkingsverband aangesloten scholen. 3. De leden van de adviescommissie handelen zonder last of ruggespraak.
Voor alle duidelijkheid: er is, als het gaat om besluiten van het samenwerkingsverband over toelaatbaarheid sprake van twee adviezen (of adviescommissies). De eerste bestaat uit de deskundigen zoals bedoeld in artikel 18a lid 11, die het samenwerkingsverband adviseren over toelaatbaarheid.
5
De tweede is de adviescommissie bedoeld in artikel 18a lid 12, die alleen in actie komt als een belanghebbende bezwaar maakt tegen het besluit van het samenwerkingsverband. Deze regeling gaat alleen over deze laatste adviescommissie. De adviescommissie moet een onafhankelijk oordeel kunnen geven. De Awb gaat uit van onafhankelijkheid van ten minste de voorzitter. Een soortgelijke bepaling is hierboven opgenomen. Daarmee is het mogelijk dat dezelfde deskundigen die op grond van artikel 18a Wpo lid 11 eerder advies hebben uitgebracht over de toelaatbaarheid, als lid van de commissie een advies moeten uitbrengen over een bezwaar. Als het samenwerkingsverband van oordeel is dat dat een adequaat advies over het bezwaarschrift in de weg staat, kan men deze personen uitsluiten. Lid 2 luidt in dat geval als volgt: Leden van de commissie kunnen niet zijn a. personen die deel uitmaken van of werkzaamheden verrichten onder verantwoordelijkheid van het samenwerkingsverband of van een of meer bij het samenwerkingsverband aangesloten scholen en b. deskundigen van het samenwerkingsverband zoals bedoeld in artikel 18a lid 11 Wpo en artikel 17a lid 12 Wvo. In het (nog niet definitieve) concept van de AMvB passend onderwijs staat welke deskundigheden hier beoogd zijn. Men leest daar: De deskundigen die adviseren over de toelaatbaarheid van leerlingen tot het onderwijs aan een speciale school voor basisonderwijs in het samenwerkingsverband of tot het speciaal onderwijs zijn een orthopedagoog en afhankelijk van de leerling over wiens toelaatbaarheid wordt geadviseerd een kinder- of jeugdpsycholoog, een pedagoog, een kinderpsychiater, een maatschappelijk werker of een arts. Voor de bemensing van de adviescommissie kan men aan dezelfde deskundigheden denken, aangevuld met juridische expertise. De bepalingen maken samenwerking van samenwerkingsverbanden mogelijk, bijvoorbeeld door met een gezamenlijke adviescommissie te werken of door de deskundigen zoals bedoeld in artikel 18a lid 11 van het ene samenwerkingsverband te benoemen tot adviescommissie van een ander samenwerkingsverband. Dat hoeft niet in een aparte regeling te worden vastgelegd, maar kan georganiseerd worden door benoeming van de leden van de commissie.
Artikel 7 werkwijze adviescommissie 1. De adviescommissie hoort de indiener van het bezwaar. 2. Van het horen kan worden afgezien indien: a. het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk is, b. het bezwaar kennelijk ongegrond is, 3. Het horen kan ook geschieden door de voorzitter of een van de leden van de adviescommissie. Adviezen worden opgesteld door de voltallige adviescommissie. 4. Het horen gebeurt in het openbaar, tenzij een belanghebbende voor aanvang van het horen verzoekt de deuren te sluiten. 5. Belanghebbenden worden in elkaars aanwezigheid gehoord, tenzij dat naar het oordeel van de adviescommissie een zorgvuldige behandeling belemmert of dat tijdens het horen feiten of omstandigheden bekend zullen worden waarvan geheimhouding om gewichtige redenen is geboden.
6
6. De adviescommissie stelt belanghebbenden in de gelegenheid standpunten toe te lichten. Op verzoek van een belanghebbende kunnen door hem meegebrachte getuigen en deskundigen worden gehoord. 7. Belanghebbenden kunnen zich laten vertegenwoordigen. 8. Een vertegenwoordiger van het samenwerkingsverband wordt voor het horen uitgenodigd en wordt in de gelegenheid gesteld een toelichting op het standpunt van het samenwerkingsverband te geven. 9. Van het horen wordt een verslag gemaakt. 10. Het advies van de adviescommissie wordt schriftelijk uitgebracht aan het samenwerkingsverband en bevat het verslag van het horen. De belanghebbenden ontvangen een afschrift van het advies. Het is denkbaar dat er in het voortraject een oordeel is gevraagd aan het College voor de rechten van de mens, bijvoorbeeld over toelaatbaarheid of over de vraag of te treffen voorzieningen al dan niet onevenredig belastend zijn voor de school. In dat geval ligt het voor de hand dat de adviescommissie dat oordeel bij zijn advies betrekt.
Artikel 8 beslissing op bezwaar 1. Indien het samenwerkingsverband met zijn beslissing op bezwaar afwijkt van het advies van de adviescommissie, stelt het samenwerkingsverband de adviescommissie daarvan op de hoogte en van de daaraan ten grondslag liggende argumentatie. 2. Het samenwerkingsverband deelt de beslissing op bezwaar mee aan de indiener en belanghebbenden, onder vermelding van de mogelijkheid van de beslissing in beroep te gaan bij de bestuursrechter.
7