SWS De Lispeltuut Alkmaar
SCHOOLPLAN 2011-2015
SWS De Lispeltuut Alkmaar
SCHOOLPLAN 2011-2015
INHOUDSOPGAVE
1.
Inleiding 1.1. 1.2. 1.3.
Doelen en functie van het schoolplan Procedures voor het opstellen en vaststellen van het schoolplan Verwijzingen
2.
Schoolbeschrijving 2.1 Gegevens van de school 2.2 Leerlingenpopulatie 2.3 Gegevens leraren en directie 2.4 Situering van de school 2.5 Contacten en communicatie 2.6 Toekomstige ontwikkelingen
3.
Missie, visie en identiteit 3.1 Missie 3.2 Visie 3.3 Identiteit
4.
Kwaliteitsbeleid 4.1 Kwaliteitszorgsysteem 4.2 Toetsing en toetsinstrumenten 4.3 Het werken met een jaarverslag 4.4 Het werken met managementcontracten 4.5 Kwaliteitsanalyse: kernkwaliteiten en SWOT
5.
Onderwijskundig beleid 5.1 De leergebieden: doelen, werkwijze en materialen 5.2 Actief burgerschap, sociale integratie en veiligheid 5.3 Klassenmanagement en groepssamenstelling 5.4 Leertijd 5.5 Zorg en begeleiding 5.6 Informatie en Communicatie Technologie 5.7 Brede Schoolbeleid 2
6.
Personeelsbeleid 6.1 Doelen van het personeelsbeleid 6.2 Formatiebeleid 6.3 Taakbeleid 6.4 Beleid ten aanzien van loopbaan en scholing 6.5 Overige aspecten van het personeelsbeleid 6.6 Het beleid gericht op verbetering van arbeidsomstandigheden 6.7 Het beleid ten aanzien van bevordering van arbeidsdeelname
7.
Financieel beleid 7.1 Lumpsum 7.2 Sponsoring 7.3 Begrotingen
8.
Overige beleidsterreinen 8.1 Organogram van de Stichting 8.2 De organisatie 8.3 Omgaan met signalen 8.4 Klachtenregeling
9.
Meerjarenbeleidplan
10.
Jaarplan 2011 – 2012
11.
Verwijzingsdocumenten
Bijlagen 1. Missie, visie en identiteit op bestuursniveau 2. Zorgstructuur SWS de Lispeltuut 3. Formulier vaststelling en instemming schoolplan
3
1.
Inleiding Dit schoolplan beslaat de periode 2011 – 2015 en is een schoolspecifieke beschrijving, waarbij het strategisch beleidspan SAKS – SKB uitgangspunt is geweest. Het schoolplan resulteert in een vierjaren beleidsplan op basis van inputgegevens uit onder andere: SWOT-analyse toets- en testgegevens enquêtes onder ouders, leerlingen en personeel (cockpit) jaarverslagen. 1.1
Doelen en functie van het schoolplan Het schoolplan vervult een drietal functies: a. Het schoolplan is een planningsdocument, waarin u kunt lezen op welke terreinen voor de komende jaren beleid is geformuleerd. Aan dit meerjarenbeleid is een tijdpad gekoppeld en zijn de momenten aangegeven, waarop de genomen beslissingen worden geëvalueerd en eventueel bijgesteld. b. Het schoolplan fungeert tevens als kwaliteitsdocument. Door explicitering van de activiteiten wordt het mogelijk om nog gerichter te evalueren. De uitkomsten kunnen resulteren in besluiten met betrekking tot deskundigheidsbevordering van teamleden of het hele team, de aanschaf van nieuwe methoden, het wijzigen van taakbeleid of het invoeren van nieuwe functies. c. Het schoolplan is tevens een verantwoordingsdocument. Voor de inspectie vormt het schoolplan een mogelijkheid om het gevoerde beleid te toetsen aan de voorschriften van de lokale – en rijksoverheid. In samenhang met de schoolgids is het schoolplan een extra mogelijkheid voor ouders om een gemotiveerde keuze voor een bepaalde school te maken overeenkomstig hun wensen en behoeften van het kind.
1.2
Procedures voor het opstellen en vaststellen van het schoolplan Het schoolplan is opgesteld op basis van een format, geldend voor alle onder het bestuur SAKS / SKB ressorterende scholen. Het schoolplan is in samenspraak met het bestuurskantoor opgesteld door de school en wordt na voltooiing voorgelegd aan het bestuur. Het bestuur toetst het schoolplan aan het wettelijk kader. Indien het schoolplan voldoet aan de gestelde wettelijke criteria stelt het bestuur het schoolplan vast in een voorgenomen besluit, waarna het schoolplan wordt voorgelegd aan de medezeggenschapsraad (MR). Na instemming van de MR wordt het schoolplan definitief vastgesteld.
1.3
Verwijzingen De documenten, waarnaar in dit schoolplan wordt verwezen zijn opgenomen in de verwijzingsparagraaf en liggen op school ter inzage.
4
2.
Schoolbeschrijving 2.1
Gegevens van de school De naam „De Lispeltuut‟ is ontleend aan een verhaal van Annie M.G. Schmidt in het boek „Pluk van de Petteflet‟. De Lispeltuut is een schelp die kinderen de weg wijst als zij die kwijt zijn. De Lispeltuut is opgericht in 2001 in de wijk Vroonermeer-Zuid, als een samenwerkingsschool van het Alkmaarse katholieke en openbare basisonderwijs. Dit wil zeggen dat beide schoolbesturen (SAKS en Ronduit) verantwoordelijk zijn voor de Lispeltuut. De ontwikkeling van de wijk Vroonermeer-Noord (mogelijk vanaf 2012) kan ertoe leiden dat er een tweede school gebouwd gaat worden in de wijk Vroonermeer. In dat geval kan besloten worden dat De Lispeltuut een katholieke school wordt en de te stichten school in Vroonermeer-Noord een openbare. Het onderwijs binnen de groepen wordt gekenmerkt door een uitnodigende en uitdagende leeromgeving. In de groepen 1 en 2 wordt gewerkt volgens het concept van het ontwikkelingsgericht onderwijs. Het aanbod vanaf groep 3 kent aspecten van het zg. „teamonderwijs op maat‟ (TOM-onderwijs). Voor de groepen 1 en 2 hebben we het leerstofaanbod omschreven en voor de groepen 3 t/m 8 voldoen onze methodes aan de kerndoelen. Indien deze doelen voor kinderen niet haalbaar zijn of wanneer zij meer aankunnen, wordt hier rekening mee gehouden in het leerstofaanbod. Om dit te kunnen beoordelen maken wij gebruik van observatielijsten, methodegebonden en onafhankelijke toetsen, de informatie van ouders en van eventuele externe instanties.
2.2
Leerlingenpopulatie De school heeft ruim 400 leerlingen (voorjaar 2011). De kleutergroepen zijn heterogeen samengesteld en gehuisvest op de benedenverdieping van het hoofdgebouw. De middenbovenbouw is gehuisvest op de bovenverdieping van het hoofdgebouw en de bovenbouw is gehuisvest in de dependance. In de schoolstructuur is het contact met en de inbreng van ouders van groot belang. Op beleidsmatig niveau gebeurt dit in de medezeggenschapsraad en op uitvoerend niveau in de activiteitencommissie (AC). Bij de dagelijkse gang van zaken spelen ouders regelmatig een ondersteunende rol (onder andere in de klas, bij excursies en bij festiviteiten).
2.3
Gegevens leraren en directie Het team bestaat uit ongeveer 30 personen, waarvan het merendeel in deeltijd werkt. De directie bestaat uit een directeur en een adjunctdirecteur, ondersteund door een managementteam dat bestaat uit bouwcoördinatoren. Verder kent het team een intern-begeleider, een ict-coördinator, groepsleerkrachten met specifieke taken, onderwijsassistenten en een administratief medewerkster. 5
2.4
Situering school De school staat midden in de wijk de Vroonermeer-Zuid en heeft 15 groepen (2010-2011) die gehuisvest zijn in afzonderlijke locaties. Het hoofdgebouw staat aan de P.C. Boutensstraat 4 (11 lokalen) en een semipermanente behuizing aan de Jacques Perkstraat 100 (7 lokalen). De hoofdlocatie is samen met peuterspeelzaal „De Ganzenveer‟ gevestigd in de multifunctionele accommodatie (MFA) ‟de Vroonermeer‟. De wijk Vroonermeer bevat een mengeling van koop- en huurwoningen, waarbij de nadruk op de koopwoningen valt. Vrijwel de gehele schoolpopulatie is afkomstig uit de Vroonermeer. De school en de MFA vervullen dan ook een belangrijke buurtfunctie, die uitstekend past in de Brede Schoolgedachte die de school nastreeft. Er wordt intensief samengewerkt met de stichting kinderopvang Alkmaar (SKOA) en voor de naschoolse activiteiten met Kern 8 en het Sportbureau.
2.5
Contacten en communicatie Contacten met ouders Het team hecht veel belang aan een goede communicatie met de ouders. De leerkrachten zijn daardoor beter in staat de kinderen te leren kennen en begrijpen. De ouders krijgen bovendien een beter zicht op de dagelijkse gang van zaken binnen de school. Begrip en wederzijds vertrouwen tussen ouders en school vormen een belangrijke basis voor ons werken met de kinderen. Middelen die worden gehanteerd om de ouders te informeren: het schoolplan, beleidsdocument dat elke 4 jaar wordt herschreven; de schoolgids die jaarlijks wordt herzien. Deze gids bevat een school specifiek deel en een algemeen deel dat geldigheid heeft voor alle scholen onder SAKS-SKB ressorterende scholen; de schoolkalender die jaarlijks verschijnt, waarin opgenomen de belangrijke wetenswaardigheden voor het betreffende schooljaar; het jaarverslag, net als het schoolplan op te vragen door ouders die geïnteresseerd zijn; de website waarop onder andere een aparte pagina voor elke groep; de maandinfo („het Lispeltuutje‟). Dit bulletin is ook via de website te raadplegen; de schoolkrant (2 x per jaar); de informatieavond die in alle groepen vóór de herfstvakantie wordt gehouden; de individuele oudergesprekken (3 x per jaar); het rapport (2 x per jaar); overleg met de Ouderraad en de Medezeggenschapsraad. Ouders kunnen te allen tijde een afspraak maken voor een individueel gesprek met de leerkracht of een andere functionaris van de school. 6
Ouderhulp is bij veel activiteiten onmisbaar. Ook richt het team zich regelmatig tot ouders met verzoeken om incidentele hulp, bijvoorbeeld bij het begeleiden van excursies of het verrichten van hand- en spandiensten. Overige contacten De school onderhoudt talrijke contacten met diverse instanties. We beperken ons tot de belangrijkste: het samenwerkingsbestuur het bestuurskantoor van SAKS-SKB collega basisscholen de gemeente Alkmaar; de Inspectie van het onderwijs; de leerplichtambtenaar; de onderwijs begeleidende instanties (waaronder OBD Noordwest); het voortgezet onderwijs; SKOA; de beheerders van de gebouwen waarin de school is gehuisvest; het confessioneel samenwerkingsverband Alkmaar e.o. (met name de Preventief Ambulant Begeleider); het Buurtnetwerk; Jeugdhulpverlening; Wijkteam Huiswaard/Vroonermeer; contacten met overige maatschappelijke instellingen en/of instanties; de Hogeschool Inholland, de IPABO Amsterdam/Alkmaar en het Horizoncollege. 2.6
Toekomstige ontwikkelingen De school heeft de komende jaren te maken met zowel algemene (maatschappelijke) als met specifieke ontwikkelingen. Algemene ontwikkelingen: Prognose Voor de periode tot 2018 wordt een algehele krimp voorzien van 6,1% van het aantal kinderen in de basisschoolleeftijd woonachtig in Alkmaar. Dit zal naar verwachting leiden tot vermindering van het aantal basisscholen en kleiner wordende scholen. In de wijk Vroonermeer Zuid/de Nollen zal de z.g. basisgeneratie juist in die periode nog groeien. Vanaf 2018 vindt duidelijke afname plaats van het aantal leerlingen. Passend Onderwijs De kern van Passend Onderwijs is dat ieder kind het aanbod en de eventuele zorg krijgt die het nodig heeft. Regulier waar mogelijk en speciaal waar nodig. Wanneer voor een kind de zorg op school ontoereikend is, moeten de betreffende ouders direct 7
kunnen worden doorverwezen naar een school met de juiste deskundigheid, binnen of buiten het bestuur. Per regio zal er een zogenaamd basisprofiel worden vastgesteld waaraan alle basisscholen moeten voldoen. Het basisprofiel voor de scholen in de regio Alkmaar staat nog ter discussie. Onderwijs en zorg moeten goed op elkaar aansluiten. Het kind moet centraal staan. Centra voor Jeugd en Gezin en Zorg Advies Teams vervullen een belangrijke rol. Indicatiestelling moet meer handelingsgericht zijn en minder bureaucratisch. De positie van ouders moet collectief en individueel worden versterkt. Op het moment van schrijven van dit schoolplan is nog onduidelijk hoe de effectuering van Passend Onderwijs zijn beslag zal gaan krijgen. Functiemix De functiemix betekent dat er binnen de school lerarenfuncties op verschillende niveaus naast elkaar bestaan. In het Convenant Leerkracht van Nederland is vastgelegd dat scholen extra geld krijgen om leraren in hogere salarisschalen te plaatsen. Daardoor kunnen meer leraren een hogere functie krijgen en meer verdienen. Het streven is om leraren voor de klas carrière te laten maken. Invoering referentieniveaus Scholen zijn sinds 1 augustus 2010 wettelijk verplicht de referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen in het onderwijsaanbod als uitgangspunt te nemen. In de referentieniveaus is beschreven wat leerlingen moeten kennen en kunnen op verschillende momenten in hun schoolloopbaan. Dit in tegenstelling tot de meer globale kerndoelen, waarin alleen de eisen voor het aanbod in het onderwijs zijn vastgelegd. De referentieniveaus gelden voor het gehele onderwijs. Referentieniveaus maken duidelijk wat er verwacht wordt van leerlingen op gebied van taal en rekenen. Dat is voor leerlingen een voorwaarde voor een geslaagde schoolloopbaan en om later goed mee te kunnen doen in de samenleving. Een van de belangrijke opgaven voor het basisonderwijs is: een fundamentele, duurzame verbetering van de taal- en rekenprestaties via opbrengstgerichte manieren van werken. Met referentieniveaus kunnen preciezer doelen worden vastgesteld, leerprestaties van individuele leerlingen worden gemeten en waar nodig bijgesteld. Bovendien bevorderen de referentieniveaus een soepele aansluiting tussen de verschillende onderwijssectoren, doordat in elke fase van de opleiding van een leerling zijn of haar niveau eenduidig kan worden vastgelegd.
8
Specifieke ontwikkelingen: Prognose Vroonermeer Volgens eigen prognose en die van de gemeente1 zal het hoogtepunt qua leerlingenaantal op de Lispeltuut worden bereikt in de jaren 2016/2017. De school zou dan 50 tot 60 leerlingen meer tellen dan in 2010. Vertaald naar het aantal groepen betekent dit voor de komende jaren: -
2011/2012: 15 e een 16 groep 2012/2013: 16 e een 17 groep 2013/2014: 16 e een 17 groep 2014/2015: 17 e een 18 groep
groepen; uitbreiding in de loop van het schooljaar met groepen; uitbreiding in de loop van het schooljaar met groepen; uitbreiding in de loop van het schooljaar met groepen; uitbreiding in de loop van het schooljaar met
Huisvesting De ontwikkeling van de wijk Vroonermeer-Noord stagneert al jaren. Bij het schrijven van het Schoolplan 2011-2015 is het onduidelijk of de Lispeltuut (voorlopig) de enige basisschool in de wijk blijft. Sowieso vindt niet eerder dan in 2013 de oplevering van een eventueel nieuw schoolgebouw in Vroonermeer-Noord plaats. Bij het (langer) uitblijven hiervan dienen in 2012 plannen te worden gemaakt voor uitbreiding van de (tijdelijke) huisvesting van de Lispeltuut. In de hierboven genoemde prognoses is de toekomstige populatie van de Vroonermeer-Noord niet meegenomen. Als er naast de Lispeltuut daadwerkelijk een tweede basisschool komt in de wijk, is het van belang dat er tijdig afstemming gaat plaatsvinden over in ieder geval: - onderwijskundig concept - inwoning van de bovenbouw van de Lispeltuut - gezamenlijke voorzieningen op gebied van Brede school Onderwijskundige staat hoofdgebouw Het in 2004 in gebruik genomen hoofdgebouw is opgeleverd met veel te kleine lokalen van 42 m². Deze dienen te worden vergroot naar tenminste 56 m². Daarnaast ontbreekt een handvaardigheidlokaal, zijn specifieke (werk)ruimtes te klein en zijn er tekort toiletten. Door het te kleine plein kan er niet tegelijkertijd buiten gespeeld worden. Voor bovenbouwleerlingen is het gebouw in de huidige staat ongeschikt. De gemeente hecht aan goede huisvesting van het primair onderwijs2 en heeft besloten tot een integrale schouw van alle scholen. Deze moet leiden tot inzicht over o.a. bouwkundige en onderwijskundige staat en de capaciteit van de gebouwen in 1
2
Bron: rapport „Leerlingenprognose basisonderwijs‟, gemeente Alkmaar (2009) Kadernota „Huisvesting Alkmaarse (brede) scholen‟, gemeente Alkmaar (2009)
9
relatie tot de prognoses. Per school wil men een toekomstscenario vaststellen. Het is de bedoeling om in het najaar van 2011 voorstellen voor verbetering van de huisvesting van de basisscholen aan de gemeenteraad te doen. Zorgprofiel Het team van de school heeft zich bezonnen op het huidige zorgprofiel (hoe kunnen we nu omgaan met leerlingen met speciale onderwijsvragen?) en de vraag welke nieuw expertise het in de toekomst zou willen ontwikkelen. De ambitie van de Lispeltuut is om in de komende 4 jaar de deskundigheid ten aanzien van dyslexie te borgen en die met betrekking tot meeren hoogbegaafdheid verder te ontwikkelen3. Functiemix Op de Lispeltuut is besloten de taken van intern begeleider (IBer), bouwcoördinator en video interactie begeleider (VIB-er) aan te merken als een LB functie. Voor een LB leerkracht geldt als eis dat deze minimaal 50 % van de betrekkingsomvang voor de klas staat. Omdat de huidige IB-er is vrijgesteld van lesgevende taken, betekent dit dat op de school de LB functie vooralsnog beperkt blijft tot het bouwcoördinatorschap en de VIB-er. De genoemde taken staan beschreven. Een vereiste is dat de betreffende leerkracht post-HBO is of wordt opgeleid.
3
Rapportage „Kind op de Gang!‟ (AVS, 2010)
10
3.
Missie, visie en identiteit 3.1
Missie “De Lispeltuut is een school die haar leerlingen uitdaagt tot leren” De school wil bereiken dat elk kind de kennis en vaardigheden verwerft en ontwikkelt die een voorwaarde zijn om een sociaal, creatief en weldenkend mens te worden in een hedendaagse wereld. Wij streven dit na door een veilige, kindvriendelijke sfeer in school en binnen de groepen te creëren. Goed klassenmanagement en bevordering van de professionalisering van de leerkracht zijn daarbij van belang. We vinden het belangrijk dat de school een sfeer van openheid en vertrouwen, creativiteit en kwaliteit uitstraalt en de kinderen uitdaagt tot leren. Wij streven dit na door een zo uitdagend mogelijke leeromgeving te creëren. Hierbij denken wij aan onderzoekshoeken en individueleen groepsopdrachten vanuit onderzoeksvragen. Waarden en normen komen expliciet aan de orde in de thema's en kringgesprekken. Wij hebben hoge verwachtingen van kinderen en vertrouwen dat kinderen en ouders dat van ons hebben. Wij willen onderwijs geven waarbij kinderen geprikkeld worden om actief te zijn als ze bij ons op school zitten, maar ook in hun verdere leven.
3.2
Visie “Wij streven een brede ontwikkeling na voor de leerlingen op sociaal, emotioneel, cognitief, creatief, cultureel, levensbeschouwelijk en motorisch gebied”. De sociaal-emotionele en cognitieve ontwikkeling krijgen op onze school de meeste aandacht omdat we het zien als basis voor verdere ontwikkeling. De belangrijkste voorwaarden om tot ontwikkeling te komen zijn ons inziens dat de kinderen voelen dat ze welkom zijn en dat de school een veilige plek is om zich te kunnen ontwikkelen. Wij gaan ervan uit dat een kind zich veilig voelt wanneer het weet dat het gewaardeerd wordt door de mensen om hem heen (relatie), wanneer het vertrouwen heeft in het eigen kunnen (competentie) en wanneer het weet dat het dingen zelfstandig kan doen (autonomie). Wij zijn van mening dat een kind competent is wanneer het kind vanuit het vertrouwen in het eigen kunnen, nieuwe dingen wil leren en wanneer het optimaal presteert in relatie tot de eigen kwaliteiten en capaciteiten. We spreken hoge verwachtingen uit naar kinderen opdat zij zich gestimuleerd voelen zich blijvend te ontwikkelen. We versterken deze ontwikkeling door overdracht van kennis, door het aanleren van leerstrategieën en door hen te leren reflecteren. Op die wijze 11
willen we dat kinderen zich ontwikkelen tot ondernemende, nieuwsgierige, creatieve en verantwoordelijke personen. Wij willen kinderen leren dat ieder mens uniek is en dat ieder mens kwaliteiten heeft. Dat zij oog krijgen voor de eigen kwaliteiten en die van anderen, opdat ze durven zijn wie ze zijn en constructieve relaties kunnen aangaan met de mensen om hen heen. Wij zijn van mening dat een kind actief is, wanneer het kind gepaste initiatieven neemt binnen individuele en groepsactiviteiten. Wij zien dat kinderen actief worden en blijven wanneer zij zich betrokken voelen bij het aanbod en wanneer zij successen ervaren. Wij bieden hen zoveel mogelijk uitdagende levensechte onderwijsactiviteiten.
Wat betekent dat voor de leerkrachten? De ontwikkeling van leerlingen voltrekt zich niet autonoom: De leerkrachten van de Lispeltuut willen de kinderen uitdagen tot leren. Zij zijn betrokken bij de leerlingen en zijn gemotiveerd in hun werk. De leerkrachten kijken en luisteren naar leerlingen en nemen hen serieus. De begrippen relatie, competentie en autonomie gelden ook voor de leerkrachten. De leerkracht wil zijn talenten gebruiken en streeft naar „Meesterschap‟.
Wat betekent dit voor de ouders? Ouders en leerkrachten hebben een gezamenlijke verantwoordelijkheid in de ontwikkeling voor de kinderen. Samenwerking met de ouders vinden wij belangrijk. We hebben immers een gemeenschappelijk doel: de ontwikkeling van het kind. 3.3
Identiteit De school wil vanuit de katholieke traditie kinderen in aanraking brengen met levensbeschouwelijke verdieping, uitgaande van hun eigen levensvragen en -ervaringen. Kinderen komen in aanraking met Bijbelse verhalen. Op school wordt er jaarlijks een kerst- en paasviering gehouden. De Lispeltuut wil graag een bijdrage leveren aan de dialoog met mensen uit andere godsdienstige en levensbeschouwelijke oriëntaties. De school staat open voor alle kinderen, ongeacht hun culturele, godsdienstige of levensbeschouwelijke achtergrond.
De missie, visie en identiteit van de school liggen in het verlengde van die van het bestuur (zie bijlage 1).
12
4.
Kwaliteitsbeleid De term kwaliteitsbeleid is een lastig begrip en kent vanuit de vele invalshoeken vele omschrijvingen. Kwaliteitsbeleid en kwaliteitszorg vragen dus om een nadere toelichting. Onder kwaliteitsbeleid wordt verstaan: de mate waarin het bestuur en de scholen erin slagen de doelen te bereiken, die zij hebben geformuleerd. Bij kwaliteitszorg gaat het om het geheel van activiteiten om de kwaliteit van het onderwijs (de school) te onderzoeken, te borgen of te verbeteren en openbaar te maken. Kwaliteitszorg is de wijze waarop scholen ervoor zorgen, dat deze doelen ook daadwerkelijk worden bereikt. 4.1
Kwaliteitszorgsysteem Bij de vormgeving van de kwaliteitszorg zijn de onderstaande uitgangspunten essentieel: Het primaire proces is de basis Kwaliteitszorg richt zich op alle beleidsterreinen van de school (onderwijskundig, personeel, financieel en materieel) en de samenhang daartussen met als doel het primaire proces – het onderwijs op de werkvloer – te verbeteren of te versterken. Kwaliteitszorg als vertrekpunt Het leren van kinderen is de basis van de kwaliteitszorg. Kwaliteitszorg veronderstelt dan ook een structurele evaluatie van het primaire proces – het pedagogisch en didactisch handelen van leerkrachten en de opbrengsten van dit handelen afgemeten aan de leerresultaten (Improvement). Interne toetsing alleen is echter niet voldoende. De inhoud en de opbrengsten van de activiteiten moeten ook vergeleken worden (Benchmarking). Het tijdig signaleren van zwakke plekken. Verantwoording afleggen (Accountability).
4.2
Toetsing en toetsinstrumenten Kwaliteit mag geen toeval zijn en daarom wordt op systematische wijze gewerkt aan de kwaliteit van onze scholen. Het systeem van kwaliteitszorg kent een aantal vormkenmerken: Doelgericht: Vaststellen van doelen (SMART) moeten leiden tot verbetering en verantwoording. Cyclisch: Scholen bepalen welke kwaliteit ze willen leveren, ondernemen acties, vergelijken de resultaten en besluiten tot borging of bijsturing. 13
Integraal: Alle belanghebbenden worden betrokken bij het in kaart brengen en beoordelen van de gerealiseerde kwaliteit. Systematisch: Er is een vast patroon, wanneer en met welke instrumenten data worden verzameld.
Instrumenten voor systematische dataverzameling: Kwaliteitszorg Bestuurniveau 1.Kwaliteitsmeter (bestuursniveau) 2.Capaciteitenonderzoek (NIO) 3.Vaardigheidsonderzoek (drempel) 4. Toetsen M8 5. Jaarverslag 6.Functioneringsgesprekken (dir 7. Beoordelingsgesprekken (dir) 8. Managementcontracten
Schoolniveau intern 1.Kwaliteitsmeter (schoolniveau) 2. Capaciteitenonderzoek (NIO) 3.Vaardigheidsonderzoek (drempel) 4.Toetsen leerlingvolgsysteem. 5. Jaarverslag 6. Functioneringsgesprekken (lkr) 7. Beoordelingsgesprekken.(lkr)
Schoolniveau extern 1.Kwaliteitsmeter (benchmarking) 2.Onderwijsinspectie 3.Verwijzing naar en de resultaten binnen het VO
* Een aantal genoemde instrumenten zal mogelijk in 2013 vervangen worden door landelijk vastgestelde toetsen.
4.3
Het werken met een jaarverslag Een jaarverslag geeft inzicht in de prestatie van de organisatie over het afgelopen jaar. Er wordt onderscheid gemaakt in een intern verslag en een publieksverslag. Het jaarverslag van de scholen (intern verslag) wordt opgesteld door de directeur van de school en is bedoeld als: a. verantwoordingsdocument voor het gevoerde beleid richting bestuur b. basisdocument voor het voeren van functionerings- en beoordelingsgesprekken van de algemeen directeur met de directeuren c. richtinggevend document voor het afsluiten van managementcontracten Het jaarverslag op organisatieniveau is een verplichting op basis van wet- en regelgeving. Dit jaarverslag is een publieke verantwoording over het gevoerde beleid.
4.4
Het werken met managementcontracten Een managementcontract is een contract, waarin resultaten worden beschreven, die de individuele scholen op basis van het strategisch beleidsplan willen realiseren of in opdracht van het bestuur op basis van gesignaleerde problemen moeten realiseren. De aanpak om deze resultaten (operationeel management) te bereiken worden niet 14
van te voren vastgelegd, maar behoren tot de vrije handelingsruimte van directeuren. Zij kennen de school, het team, de ouders en de kinderen. Het managementcontract is een schriftelijke vastlegging van de gemaakte afspraken tussen bestuur en school en die mede uitgangspunt zijn voor functionerings- en beoordelingsgesprekken. 4.5
Kwaliteitsanalyse: kernkwaliteiten en SWOT SWOT team Het team heeft door middels van een SWOT-analyse de kansen en bedreigingen en de sterkten en zwakten van de school in beeld gebracht. Dit leverde vier lijstjes op waar vervolgens de belangrijkste punten uit zijn gedestilleerd. De analyse is vervolgens uitgevoerd door de sterkten en zwakten in een confrontatiematrix samen te brengen met de kansen en bedreigingen.
SWOT Belangrijkste sterkten organisatie
Belangrijkste zwakten organisatie
Belangrijkste marktkansen
Belangrijkste marktbedreigingen
1 veel talenten binnen het team
1 opstarten maar niet afmaken
1 duidelijke doelen stellen en controleren
1 gevoel van overbelasting
2 goede inzet onderwijsassistenten
2 verdeling over 2 gebouwen
2 versterken unit structuur
2 visie OGO/TOM niet duidelijk
3 unitstructuur
3 werktijden/normjaartaak niet helder
3 minder regels; betere naleving
3 2e school in de wijk
4 toegankelijk & ondersteunend
4 kleine lokalen/onpraktisch plein
4 grenzen bepalen
4
5
5
5 verbouwing hoofdgebouw
5
Op deze wijze ontstaan de volgende vier kwadranten: 1. Kansen versus sterkten In dit kwadrant worden de sterkten van de school in verband gebracht met de kansen die het team ziet. Zijn er kansen op gebieden waarop de school een sterkte heeft, dan is dat uitermate positief. 2. Kansen versus zwakten In dit kwadrant worden dezelfde kansen in verband gebracht met de zwakten. Wanneer zich een kans voordoet op een gebied waarop de school een zwakte heeft, dan vereist dit inspanningen om ervoor te zorgen dat de zwakte wordt opgeheven, zodat men van de kans kan profiteren. 3. Bedreigingen versus sterkten In dit kwadrant worden de sterkten in verband gebracht met bedreigingen. Een bedreiging kan wellicht worden geneutraliseerd doordat men op hetzelfde vlak een sterkte heeft. 4. Bedreigingen versus zwakten Het laatste kwadrant brengt bedreigingen in verband met zwakten. Wanneer hier raakvlakken zijn, heeft dit direct de aandacht nodig. Kan een zwakte worden opgeheven?
15
4
5
1
2
3
4
5
goede inzet onderwijsassistenten
0
opstarten maar niet afmaken
verdeling over 2 gebouwen
werktijden/normjaartaak niet helder
kleine lokalen/onpraktisch plein
0
1 duidelijke doelen stellen en controleren
5
2 versterken unit structuur
5
3 minder regels; betere naleving
3
4 grenzen bepalen
5
toegankelijk & ondersteunend
3
veel talenten binnen het team
zwakten
2
unitstructuur
kansen
sterkten 1
5
3
5
3
5
5
5
1
5 5
5
1
3
3
3
3
5 5
1 gevoel van overbelasting
5
2 visie OGO/TOM niet duidelijk
5
3 2e school in de wijk
3
3
3
3
3
3
5
31
10
31
21
5
5
5
5
5 5
1
5
4 0 5 0 0
26
2
13
23
0
sterkten
veel talenten binnen het team goede inzet onderwijsassistenten unitstructuur
toegankelijk & ondersteunend 0 0
10
20
30
40
50
40
50
zwakten
opstarten maar niet afmaken
verdeling over 2 gebouwen werktijden/normjaartaak niet helder kleine lokalen/onpraktisch plein
0 0
10
20
30
kansen
duidelijke doelen stellen en controleren
versterken unit structuur minder regels; betere naleving grenzen bepalen
verbouwing hoofdgebouw 0
bedreigingen
bedreigingen
5 verbouwing hoofdgebouw
10
20
30
40
50
gevoel van overbelasting visie OGO/TOM niet duidelijk
2e school in de wijk 0 0 0
10
20
16
30
40
50
Conclusies voor de strategie: Het gevoel van overbelasting bij het team kan verminderd worden door beter te focussen op de prioriteiten, het bewerkstelligen van draagvlak en een zorgvuldig traject van implementatie. Daarnaast zal het bewaken van de kwaliteitscyclus een vast gegeven moeten zijn. Het als zwakte aangemerkte „opstarten maar niet afmaken‟ kan door de hierboven beschreven werkwijze sterk verminderen. Sterkten als de kwaliteit binnen het team en de unitstructuur kunnen deze processen ondersteunen. Het diffuse onderwijskundige concept van de Lispeltuut vraagt om een herbezinning (zie ook uitkomsten van het ouderpanel). Aan het opheffen van onduidelijkheden omtrent werktijden en normjaartaak van het personeel wordt inmiddels gewerkt door het versterken van het taakbeleid. Daarnaast zal het in 2011 vast te stellen SAKS personeelsbeleidsplan helderheid verschaffen over de werktijden. Op de komst van een tweede school in de wijk, heeft de Lispeltuut geen invloed. Relevant is het versterken van de interne kwaliteit en het aanpakken van de bouwkundige beperkingen in het hoofdgebouw. Aan de verdeling van de schoolpopulatie over 2 gebouwen lijken in dit verband zowel voor- als nadelen te kleven. Ouderpanel Om een indicatie te krijgen van wat er leeft bij de ouders met betrekking tot de school is er in 2011 een eerste Ouderpanel avond belegd. In samenspraak met de MR zijn de bevindingen hiervan geïnventariseerd. Over veel aspecten blijken de ouders tevreden te zijn. Wensen tot verbetering zijn er ter aanzien van: Informatie Meer online communicatie Oudergesprekken ook ‟s avonds Activiteiten Verduidelijken van het OGO en TOM concept Kerstviering kleinschaliger maken Bezinning op het schoolzwemmen Schoolklimaat Ingrijpen bij onveiligheid Gebouw Krapte in het hoofdgebouw Binnenklimaat hoofdgebouw (met name „s zomers) Verbetering toiletgroepen Meer smartboards Overige zaken Meer aandacht voor levensbeschouwing De uitkomsten van het ouderpanel zijn opgenomen in het meerjarenbeleidplan (hoofdstuk 9). 17
5.
Onderwijskundig beleid Schoolbesturen krijgen vanaf 1 augustus 2012 de verantwoordelijkheid om voor elke leerling een passend onderwijszorgaanbod te realiseren. Steeds meer kinderen hebben extra zorg en ondersteuning nodig. Veel van die kinderen kunnen dankzij die extra aandacht gewoon naar de basisschool. Andere kinderen kunnen zich beter ontwikkelen in een speciale setting. “Ieder kind heeft recht op de beste ontwikkelingskansen.” Uitgangspunt hierbij is niet om wat een kind niét kan, maar wat een kind wél kan. Dit betekent, dat zorgvuldig moet worden gekeken waar een kind de beste kansen heeft. Dit kan plaatsvinden op een reguliere basisschool met of zonder specifieke hulp of in het speciaal onderwijs, waar de juiste specialisten de ideale omgeving creëren om een kind de beste leerloopbaan te bieden. Deze zorgplicht is de verantwoordelijkheid van elk schoolbestuur. Ouders die hun kind aanmelden bij een school hebben recht op een passend onderwijsaanbod op die school of op een andere school of voorziening. Zorgplicht veronderstelt dan ook een niet vrijblijvende samenwerking tussen scholen. Ook de besturen werken samen om een dekkend netwerk van zorg in de regio te realiseren, zodat de uitgangspunten omtrent passend onderwijs kunnen worden uitgevoerd. De wijze waarop besturen dit willen bereiken en met welke middelen, staat beschreven in het zorgplan4. 5.1
De leergebieden: doelen, werkwijze en materialen De Lispeltuut wil bereiken dat ieder kind via een ononderbroken leer- en ontwikkelingsproces, die kennis en vaardigheden kan verwerven die het nodig heeft om een zelfstandig, sociaal en kritisch denkend mens te worden in een multiculturele samenleving. Voor alle leergebieden vormen de kerndoelen en daarbij behorende tussendoelen het uitgangspunt. De gehanteerde methoden leiden tot het bereiken van de kerndoelen. Hieronder wordt voor wat betreft het aanbod van groep 3 tot en met 8 volstaan met het vermelden van de gebruikte methode(n) en materialen. Daar waar de school zich specifieke doelen stelt, wordt dat vermeld bij desbetreffend vakgebied. De doorgaande lijn van het beredeneerde leerstofaanbod van de leerjaren 1 en 2 is beschreven en vastgelegd in leerlijnen en ontwikkelingsdoelen5. In de groepen vindt differentiatie plaats in instructie, leerstofaanbod en tempo. Vanaf groep 3 wordt er zelfstandig gewerkt met behulp van dag- en weektaken. Er is voor alle groepen een samenhangend leerlingvolgsysteem, waarbij de ontwikkeling van alle kinderen wordt gevolgd en signalering van eventuele problemen in de leerontwikkeling tijdig plaats vindt. Het onderwijsaanbod vindt zoveel mogelijk plaats in
4 5
Zorgplan Confessioneel Samenwerkingsverband Zorgverbreding Alkmaar e.o. (verschijnt jaarlijks) Beschrijving Ontwikkelingsgericht onderwijs op SWS de Lispeltuut
18
onderlinge samenhang en in relatie tot de voor de kinderen herkenbare dagelijkse werkelijkheid. Nederlandse taal en lezen In de groepen 1 en 2 staan jaarlijks vele thema‟s centraal. Rond elk thema wordt een uitgebreide streefwoordenlijst gevormd. Aan de hand van groepsgesprekken met de kleuters vormt zich een woordweb rondom een thema. Middels grote- en kleine kringactiviteiten, speelleermaterialen, rollenspel in de hoeken, de verteltafel, computerprogramma‟s en schooltelevisieprogramma‟s wordt gewerkt aan mondelinge taalverwerving, taalbeschouwing en woordenschat. Taalzwakke leerlingen krijgen extra ondersteuning, waaronder interactief voorlezen, buiten de groep. In groep 3 wordt zowel thematisch als methodisch gewerkt. Voor lees- en taallessen wordt m.n. gebruik gemaakt van de methode “Veilig Leren Lezen” Daarnaast wordt ook de computer gebruikt. Het voortgezet technisch lezen vindt plaats door middel van klassikaal technisch lezen, duo-lezen en het lezen in vorderingsgroepen (niveaulezen). Daarnaast lezen deze kinderen elke dag zelfstandig in een boek op hun eigen niveau. De groepen 4 t/m 8 gebruiken voor Nederlandse taal de methode “Taaljournaal” en voor het begrijpend/studerend lezen de methode “Goed Gelezen“. Als differentiatiestof wordt er gebruik gemaakt van plustaken en materialen uit de orthotheek. Door middel van methode gebonden toetsen bewaakt de school de kwaliteit van bovengenoemde onderdelen. De opdrachten voor spel en bevordering van het taalgebruik worden o.a. gehaald uit “Drama moet je doen” en de eigen inbreng van kinderen en leerkrachten. In de groepen 6, 7 en 8 wordt door elk kind een boekbespreking, een nieuwskring en een spreekbeurt gehouden. Schrijven In de groepen 1 en 2 is veel materiaal aanwezig waarmee, naast andere vaardigheden, de motoriek en de oog- en handcoördinatie geoefend kan worden, zoals o.a teken- en schildermaterialen, puzzels, mozaïeken, klei, kralen, de zandtafel, constructiematerialen en stempels. In groep 3 tot en met 8 wordt de methode „Schrijven in de basisschool‟ gebruikt, aangevuld met ondersteunende materialen. Om redenen van dyslexie of motoriek kan besloten worden tot het aanleren van het onverbonden schrift. In dat geval wordt de methode „Schrijven leer je zo‟ gehanteerd. Voor kinderen die extra motorische ondersteuning behoeven, bestaat op particuliere basis de mogelijk tot ergotherapie of fysiotherapie.
19
Engelse taal Engels wordt gegeven in de groepen 7 en 8 met behulp van de methode „Hello World‟. Het doel is om vaardigheden te ontwikkelen waarmee ze de taal kunnen gebruiken als communicatiemiddel en kennis hebben van de rol die de Engelse taal in onze samenleving als internationaal communicatiemiddel. De leerstof bestaat uit: luister-, spreek-, doe-, zing- en opzoekopdrachten. Het Engelse taalonderwijs voldoet aan de kerndoelen welke staan beschreven in de bijlagen. Rekenen en Wiskunde In de groepen 1 en 2 wordt het voorbereidend rekenen verwerkt in de grote en kleine kringactiviteiten, spelactiviteiten en tijdens het werken met ontwikkelingsmaterialen en zo nu en dan werkbladen. Dit wordt concreet ondersteund door materialen en uitzendingen van de schooltelevisie. Ideeën worden gehaald uit themaboeken. De groepen 3 t/m 8 werken met de realistische reken- en wiskundemethode “Pluspunt”. Bij rekenen gaat het niet alleen om het goede antwoord maar ook om de strategieën. De boeken bevatten leerstof die hoort bij het groepsgerichte lesprogramma en verrijkings/herhalingsstof. Als differentiatiemateriaal wordt gebruik gemaakt van Plustaken, Somplextra, Kien, computerprogramma‟s en materialen uit de orthotheek. Sterke rekenaars compacten de stof met behulp van een routeboekje. Op die manier wordt wel alle stof doorlopen maar blijft er tijd over voor verrijking. Door middel van methode gebonden en niet methode gebonden rekentoetsen wordt de kwaliteit van het rekenonderwijs bewaakt. Oriëntatie op jezelf en de wereld In de groepen 1 en 2 wordt thematisch gewerkt. Uitgangspunt daarbij is de eigen belevingswereld, de ervaring en de waarnemingen. Dit betekent bij voorkeur niet uitsluitend kijken, maar ook voelen, tillen, ruiken, bewegen, aanraken, betasten en luisteren. De leerlingen leren stap voor stap de wereld om zich heen kennen en kunnen relaties leggen met ruimte en tijd, met menselijk gedrag, met de natuur en het natuurkundige gebeuren. Het kind leert het zien van oorzaak en gevolg en het verovert de taal als communicatiemiddel. Er wordt veel levensecht materiaal gebruikt en er worden themacollecties van de bibliotheek geleend. De leerkrachten van deze groepen bepalen gezamenlijk hun rooster met betrekking tot de thema‟s. De groepen 3 t/m 8 werken met de methoden “Wereld van Verschil”, “Bij de Tijd” en “Natuniek”, aangevuld met o.a. lesbrieven en het aanbod van de schooltelevisie. Sociale redzaamheid waaronder het gedrag in het verkeer Het onderwijs in sociale redzaamheid, waaronder het gedrag in het verkeer is er op gericht dat de leerlingen kennis, inzicht en 20
vaardigheden verwerven ten aanzien van een gezond en redzaam gedragspatroon, als consument en als deelnemer aan het verkeer en groepsprocessen. Voor het verkeersonderwijs wordt gebruik gemaakt van de methode „Wijzer door het verkeer‟ en het aanbod van ANWB „Streetwise‟. De leerlingen van groep 7 nemen deel aan het landelijk verkeersexamen van Veilig Verkeer Nederland. Gezond en redzaam gedrag wordt behandeld tijdens de lessen van de “Vreedzame school”, in thema‟s vanuit de wereldoriënterende vakken en ondersteund door schooltelevisie programma‟s. Catechese De school werkt met de projecten uit „Hemel en Aarde‟, kinderbijbels en kinderboeken. In de wereldoriënterende methode wordt ook uitgebreid aandacht geschonken aan de wereldreligies. Bewegingsonderwijs Hier valt onder het onderwijs in bewegen, de zintuiglijke en lichamelijke oefening. De groepen 1 en 2 krijgen dagelijks 2x bewegingsonderwijs. Dat gebeurt in de speelzaal, buiten of in de gymzaal. Een bewegingsles bestaat uit een spelles, circuitles met groot materiaal of uit een dansles. Lesideeën worden uit verschillende bronnen gehaald, waaronder „Werkboek bewegingsonderwijs voor de basisschool‟ en „Buitenspelen, suggesties voor buitenspelactviteiten met jonge kinderen‟. De methode die voor de groepen 3 t/m 8 als leidraad wordt gebruikt is: „Basislessen Bewegingsonderwijs‟ deel 1 en 2. In groep 5 krijgen de kinderen gedurende 20 weken zwemonderwijs. Tekenen en Handvaardigheid Het onderwijs is er op gericht dat kinderen kennis, inzicht en vaardigheden verwerven waarmee ze hun gedachten, gevoelens en waarnemingen op een persoonlijke manier kunnen weergeven in werkstukken. Het streven is erop gericht dat de kinderen oog krijgen voor kunst, gebouwen, interieurs e.d. Er worden gevarieerde opdrachten aangeboden vanuit de werkelijkheid en de fantasie. De kinderen leren te werken met verschillende materialen en technieken. Methodieken die als leidraad worden gebruikt: Handvaardig/Textielvaardig/Beeldvaardig Tekenen moet je doen Handvaardig moet je doen De Lispeltuut kent de zogenaamde “Gave Middag”. Een systeem van afzonderlijke cursussen gegeven door de leerkrachten van de school vanuit een door de leerkrachten naar voren gebracht aandachtsgebied. De leerlingen van de groepen 3 t/m 8 kunnen individueel intekenen op deze cursussen en zich dan gedurende 3 à 4 weken bekwamen in de diverse onderwerpen. De cycli wordt afgerond d.m.v. een presentatie naar ouders. 21
Muziek Bij het muziekonderwijs onderscheiden we een vijftal gebieden: muziek maken (zingen en het gebruik maken van instrumenten), het luisteren naar muziek, het bewegen op muziek, het vastleggen van muziek en het praten over muziek. Voor ons muziekonderwijs maken wij gebruik van de methode “Muziek moet je doen”. Voor het liedrepertoire wordt gebruik gemaakt van de muziekbundel “Eigenwijs”. Cultuureducatie Onze school is aangesloten bij Cultuur Primair. Artiance, het centrum voor Kunsten in de gemeente Alkmaar, zorgt ervoor dat de kinderen tijdens hun basisschoolperiode een ontdekkingsreis maken door de wereld van de kunst en cultuur. De kinderen komen in aanraking met muziek, beelden, dans, theater, film, boeken en gedichten. Ook wordt er aandacht geschonken aan het erfgoed van de gemeente. De groepen 6, 7 en 8 bezoeken ook musea buiten de gemeente Alkmaar. Door deze werkwijze is een doorgaande lijn gewaarborgd en leren leerlingen beelden, taal, muziek, spel en beweging te gebruiken om er gevoelens en ervaringen mee uit te drukken en om er mee te communiceren. Tevens leren zij te reflecteren op hun eigen werk en dat van anderen en krijgen zij kennis en hopelijk waardering voor het culturele erfgoed. Leergebied overstijgende doelen Naast de reeds beschreven vak- en vormingsgebieden worden er ook leergebied overstijgende doelen nagestreefd. Deze doelen zijn gericht op het ontwikkelen of bevorderen van algemene vaardigheden en kunnen daarom niet bij een specifiek leergebied worden ondergebracht. Zij hebben vaak betrekking op alle leergebieden en vormen als algemene vaardigheden de basis voor de leergebiedspecifieke kerndoelen. De leergebied overstijgende doelen zijn gegroepeerd rond de thema‟s: Werkhouding Werken volgens plan Gebruik van uiteenlopende leerstrategieën Zelfbeeld Sociaal gedrag Omgang met de nieuwe media (zie § 5.6) Hieronder worden de doelstellingen van de thema‟s beschreven en worden enkele voorbeelden gegeven bij welk specifieke vakgebieden ze o.a. aan de orde komen. Door de verwevenheid in zoveel gebieden, meestal bewust, maar soms ook onbewust, is het niet mogelijk een compleet overzicht hiervan te geven.
22
Werkhouding Doel: De leerlingen hebben belangstelling voor de wereld om hen heen en ze zijn gemotiveerd deze te onderzoeken: ze kunnen gerichte vragen stellen; ze kunnen relevante informatie zoeken en gebruiken; ze hebben plezier in het leren van nieuwe dingen; ze zetten door wanneer iets niet direct lukt. Aan deze kerndoelen wordt gewerkt bij diverse leergebieden, zoals bij het werken met ontwikkelingsmateriaal, onderzoeksgroepen en onderzoek hoeken, wereldoriëntatie, het houden van spreek- en leesbeurten, het maken van werkstukken, begrijpend en studerend lezen, bewegingsonderwijs en kunstzinnige vorming. Ter bevordering van de zelfwerkzaamheid leren de kinderen al vanaf de kleuterperiode omgaan met uitgestelde aandacht. Werken volgens plan Hiervan zijn de doelen: de leerlingen kunnen een plan opstellen en ernaar handelen; ze kunnen de doelen formuleren; ze kunnen zich op een onderwerp oriënteren; ze begrijpen bij eenvoudige problemen wat oorzaken en gevolgen zijn; ze kunnen uit voorgaande conclusies trekken; ze kunnen grotere activiteiten stap voor stap indelen en uitwerken; ze kunnen achteraf beoordelen of hun planning een goede was; ze kunnen de resultaten van hun werk presenteren in de vorm van een toelichting, een spreekbeurt, een werkstuk, een uitstalling of een presentatie. Hieraan wordt gewerkt bij wereld oriënterende vakken, bij kunstzinnige vorming, maar ook bij taal en rekenen / wiskunde. Ook het vakgebied Techniek leent zich hier goed voor. Gebruik van uiteenlopende leerstrategieën Doel: De leerlingen kunnen bij leeractiviteiten uiteenlopende strategieën en vaardigheden gebruiken: ze kunnen gerichte vragen stellen aan personen; ze kunnen feiten en meningen onderscheiden; ze kunnen relevante informatie zoeken en verwerken uit andere bronnen, waaronder een woordenboek, atlas, register; ze kunnen samenwerken en met elkaar overleggen om gezamenlijk tot oplossingen te komen; ze kunnen achteraf beoordelen of hun strategie een goede was. Deze doelen komen o.a. aan de orde bij: Nederlandse taal, waar, bij mondeling taalgebruik, het kringgesprek onder valt en het opzoeken in een woordenboek; Aardrijkskunde, waar het opzoeken in een atlas en het gebruik van het register geoefend wordt; Geschiedenis, waar voor werkstukken informatie gezocht moet worden; Rekenen 23
en wiskunde, waar samen naar oplossingen gezocht wordt en beoordeeld moet worden of de gevolgde strategie de goede was. Ook wordt er gewerkt met onderzoekshoeken en onderzoeksgroepen. Zelfbeeld Doel: De leerlingen leren met hun eigen mogelijkheden en grenzen om te gaan: ze hebben zelfvertrouwen ze kunnen gedragsimpulsen beheersen; ze kunnen en durven voor zichzelf en anderen op te komen. Aan een aantal van deze doelstellingen wordt heel bewust gewerkt bij spel en bevordering van het taalgebruik, bij gezond gedrag en bij catechese. Sociaal gedrag Doel: De leerlingen leveren een positieve bijdrage in een groep: ze gaan respectvol met anderen om; ze handelen naar algemeen geaccepteerde normen en waarden; ze respecteren verschillen in levensbeschouwing en cultuur; ze durven in de groep voor hun eigen standpunt uit te komen; ze houden rekening met gevoelens en wensen van anderen; ze durven in de groep steun te geven aan iemand met een afwijkend standpunt; ze nemen verantwoordelijkheid voor de te verrichten taken. Deze doelen zijn zo verweven met het onderwijs in de groep en op het plein, dat ze een zeer belangrijk onderdeel vormen van het klassenmanagement van de leerkracht. De regels die met de leerlingen worden afgesproken, het omgaan met elkaar en het werken aan saamhorigheid in de groep zijn constant aanwezig binnen de school. Hulpmiddel bij het bereiken van bovengenoemde doelen is de methode “Vreedzame school” (zie § 5.2). 5.2
Actief burgerschap, sociale integratie en veiligheid Om actief, maar ook kritisch te kunnen deelnemen aan de samenleving zijn specifieke kennis en vaardigheden noodzakelijk. Het gaat hierbij onder andere om het accepteren van de verscheidenheid tussen mensen, wederzijdse tolerantie en zorg voor de omgeving. Actief burgerschap en sociale integratie is geen apart vak, maar is geïntegreerd in het totale onderwijsaanbod. Het gaat hierbij vooral om het kennismaken met andere culturen en belangrijke geestelijke stromingen, de zorg voor de eigen gezondheid en die van anderen, aandacht voor het milieu en het zichzelf kunnen redden als verkeersdeelnemer. Actief burgerschap en sociale integratie hebben consequenties voor omgang tussen leerlingen en leraren en vormen de basis voor het veiligheidsbeleid. Pestgedrag, discriminatie en intimidaties worden niet getolereerd. Gedragsregels, protocollen, waaronder het anti-
24
pestprotocol ondersteunen dit streven. De school volgt op systematische wijze de veiligheidsbeleving door: Het in kaart brengen van het veiligheidsgevoel van leerlingen, ouders en leerkrachten d.m.v. enquêtes Het zorgvuldig registreren van incidenten. Op de Lispeltuut wordt gewerkt met de methode „de Vreedzame school‟. Deze heeft de volgende doelstellingen: Verandering van de schoolcultuur in de richting van de school als een democratische gemeenschap, waarin iedereen zich verantwoordelijk en betrokken voelt. Vergroting van de sociale competentie en met name de vaardigheden in conflictoplossing bij leerlingen, personeel en ouders. Vergroting van de verantwoordelijkheid bij kinderen in de school en in de klas. Minder conflicten en minder orderverstoringen, een beter leer- en werkklimaat in de klas. Verbetering van het groepsklimaat, betere relaties binnen de groep, respect en waardering voor verschillen. Het programma rust op 4 pijlers: 1. Sociale verbondenheid en leerling participatie. We nemen de kinderen serieus, door o.a. gedragsregels met elkaar te bespreken. 2. Conflicten oplossen. Centraal hierin staat het zelfstandig ( met behulp van elkaar) en geweldloos oplossen van conflicten. 3. Interactief onderwijzen. Samen leren is zinvol. Hierdoor ontstaat discussie. 4. Sociaal emotionele intelligentie. Het ontwikkelen van sociale of emotionele vaardigheden en daar gebruik van maken. 5.3
Klassenmanagement, groeperingsvormen Om onderwijs goed op de kinderen af te stemmen en tegemoet te komen aan de onderwijsbehoeften van alle kinderen in de klas, is het belangrijk dat een leerkracht weet wat ieder kind nodig heeft om zich verder te ontwikkelen en de gestelde doelen te behalen. Een leerkracht baseert de onderwijsbehoeften van kinderen onder andere op basis van toets gegevens, observaties en gesprekken met kinderen. Om adequaat te kunnen inspelen op de diversiteit in onderwijsbehoeften worden kinderen met vergelijkbare onderwijsbehoeften geclusterd in maximaal drie groepen. In een plan (groepsplan) worden de doelen geformuleerd, die de kinderen van de groep binnen een vastgestelde periode moeten bereiken. Ook is beschreven met welke materialen , middelen en leerstof dit wordt bereikt en op welke wijze dit wordt georganiseerd. Voor kinderen die buiten de bandbreedte vallen van de leerstof van het groepsplan, wordt een apart plan geformuleerd. Alle leerkrachten hanteren het effectief lesmodel. 25
5.4
Leertijd Aantal lesuren per leerjaar Het minimum aantal lesuren van groep 1 tot en met 8 is op alle basisscholen 7.520 uur. Op de Lispeltuut is het aantal lesuren in onder- en bovenbouw gelijk (minimaal 940 uur per schooljaar). Lesrooster Binnen het lesrooster zijn de uren opgenomen, die zijn toebedeeld aan de afzonderlijke vakken. Deze roostertijden zijn opgenomen in de schoolgids. Percentage vakgebieden
uren 25,75
Nederlandse taal (schrijven, technisch lezen, leesbeleving, begrijpend en studerend lezen, spelling, taalbeschouwing, nt2 Rekenen / wiskunde
30 %
8
20 %
5
Oriëntatie op mens en maatschappij (aardrijkskunde, topografie, geschiedenis, gezond en redzaam gedrag, catechese, Engels) Oriëntatie op natuur en techniek (natuurkennis, techniek, ict)
15 %
4
15 %
4
Kunstzinnige oriëntatie (tekenen, handenarbeid, spel, muziek)
10 %
2,5
Bewegingsonderwijs en spel
10 %
2,5
Verlengen/ versnellen Kinderen die tussen oktober en januari 6 jaar worden mogen, indien dit noodzakelijk wordt geacht, in groep 2 blijven. Kinderen die zich snel ontwikkelen in een kleutergroep kunnen eerder naar groep 3. Kinderen die zich langzamer ontwikkelen kunnen soms een extra jaar bij ons op school krijgen. Zij ontwikkelen zich twee jaar in een bepaalde groep en krijgen dan de kans om daarna op het niveau van de groep mee te gaan. In uitzonderlijke gevallen kan besloten worden tot het overslaan van een klas. 5.5
Zorg en begeleiding Pedagogisch en didactisch handelen van de leerkrachten Gelet op de missie, visie en identiteit van de school wordt het volgende van de leerkrachten gevraagd: Een goed pedagogisch-didactisch klimaat, waarin elk individu tot zijn recht komt. De groepsleerkracht geeft zelf het goede voorbeeld: straalt openheid en betrokkenheid uit, de gehele dag door. 26
De leerkracht begeleidt de kinderen bij de ontwikkeling van hun sociale vaardigheden. De leerkracht houdt regelmatig gesprekken met de kinderen over gedrag en omgaan met elkaar. De leerkracht leert kinderen rekening te houden met elkaar, elkaar te helpen en te stimuleren. De leerkracht maakt samen met de kinderen klassenafspraken, gebaseerd op wederzijds respect. De leerkracht investeert in contact met elk kind. Gezien de hoge verwachtingen die de school van kinderen heeft, betekent dit specifiek voor het didactisch handelen het volgende: De leerkracht houdt rekening met de persoonlijkheid van ieder kind. De leerkracht volgt de ontwikkeling van het kind. De leerkracht stemt de activiteiten af op de ontwikkeling van het kind. De leerkracht geeft duidelijke instructies en stemt de instructie en verwerking af op de ontwikkeling het kind. De leerkracht draagt zorg voor een taakgerichte werksfeer. De leerkracht geeft expliciet onderwijs in leerstrategieën. De leerkracht evalueert regelmatig de lessen met de kinderen en leert hen te reflecteren op het eigen handelen. Invulling in de groepen 1 en 2 De leerkrachten werken in groep 1 en 2 in heterogene groepen en proberen aan te sluiten bij het niveau van het kind. Zij werken thematisch volgens het concept van het ontwikkelingsgericht onderwijs. Voorwaarden zijn dat kinderen vrij zijn van emotionele belemmeringen, zelfvertrouwen hebben en nieuwsgierig zijn. Kinderen hebben een brede ontwikkeling nodig. Onder brede ontwikkeling verstaan wij dat kinderen: actief zijn, initiatieven kunnen nemen, communiceren, samen maar ook zelfstandig kunnen spelen en werken, creatief zijn, de wereld verkennen, reflecteren op eigen gedrag, redeneren en problemen oplossen. Van deze eigenschappen maken de leerkrachten gebruik. Zij zorgen voor een rijke, uitdagende leeromgeving en bieden zoveel mogelijk activiteiten aan die dicht bij de mogelijkheden van het kind liggen, met inhouden die aansluiten op hun dagelijkse werkelijkheid. De activiteiten zijn verbonden aan thema‟s die zoveel mogelijk aangeboden worden door middel van: spelactiviteiten, onderzoeksactiviteiten, reken/wiskundige activiteiten, lees-/schrijfactiviteiten en gespreksactiviteiten. In de dagelijkse praktijk ziet u dit ondermeer door steeds wisselende spel- en speelhoeken. De leerkrachten werken bewust aan ontwikkeling van spel. Het rollenspel neemt een belangrijke plaats in. De kinderen kunnen de activiteiten zelf kiezen of zij worden hiervoor uitgenodigd, afhankelijk van de bedoeling van
27
de leerkracht. De individuele instructie of de instructie met een klein groepje vindt in de groepen 1 / 2 plaats in de kleine kring. De groepen 3 t/m 8 De uitgangspunten van het ontwikkelingsgericht onderwijs zoals het beschreven staat bij groep 1 en 2 worden ook regelmatig toegepast in de overige groepen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van aspecten van het T.O.M-onderwijs, zoals de onderzoeksgroepen en de Gavemiddag. Er wordt dan door verschillende groepen gebruik gemaakt van een talent van een leerkracht. In de groepen wordt klassikaal-, groeps- en individueel onderwijs aangeboden. De verwerking gebeurt individueel of in samenwerking met andere leerlingen, afhankelijk van inhoud, werkwijze en methode van het vak- of vormingsgebied. Tijdens het zelfstandig werken leren de kinderen om aan de opdrachten van de weektaak te werken die meerdere opdrachten omvat. Er wordt in het leerstofaanbod rekening gehouden met de verschillen tussen de leerlingen en gestreefd om zoveel mogelijk onderwijs op maat aan te bieden. In de groepen 6 t/m 8 maken alle leerlingen twee documentatiewerkstukken en houden zij een boekbespreking, een nieuwskring en een spreekbeurt. De lessen worden waar mogelijk ondersteund door computerprogramma‟s. De individuele instructie of de instructie met een klein groepje vindt in de groepen 3 t/m 8 plaats tijdens de herhaalde instructie aan de instructietafel of indien mogelijk door een leerkracht of een student die de leerling extra ondersteuning geeft. De onderwijsassistent biedt hulp binnen de klas. Ook voor de beter presteerders is er extra uitdagend lesmateriaal. Zorgverbreding Waar nodig wordt er extra hulp en aandacht geboden. We spreken dan van zorgverbreding. Zorgverbreding is te omschrijven als het geheel van maatregelen dat de school neemt om leerlingen in staat te stellen zich, naar hun eigen mogelijkheden, maximaal te ontplooien. Extra zorg en begeleiding wordt zowel geboden aan leerlingen bij wie het leren stagneert, als aan leerlingen die meer aan kunnen. De verantwoordelijkheid hiervan ligt bij de groepsleerkracht en interne begeleider (I.B.-er). De zorgstructuur die de school hanteert, is opgenomen in de bijlagen. Interne begeleiding De intern begeleider (IB-er) organiseert, coördineert en bewaakt de leerlingenzorg binnen de school en richt zicht daarbij op zowel de zorgleerling zelf als de begeleiding van de leerkracht. De IB-er ondersteunt de leerkrachten bij het uitvoeren van zorgverbredingactiviteiten en zorgt voor een afstemming van deze activiteiten op schoolniveau. De IB-er voert gesprekken met leerkrachten, ouders en externe contacten en ziet er op toe dat 28
gemaakte afspraken worden nageleefd. De IB-er is verder o.a. nauw betrokken bij het analyseren van de opbrengsten van de groepen en de school als geheel, het schoolverlaterstraject en verschillende beleidsmatige zaken. Namens de school participeert de IB-er in het buurtnetwerk. 5.6
ICT Het bovenschools ICT-beleidsplan6 is geschreven als kader voor de individuele beleidsplannen van de afzonderlijke scholen. en waarin rekening is gehouden met de eigen visie op onderwijs van en de eigen wijze van werken op de afzonderlijke scholen. De opzet van dit plan is afgeleid van het model “Vier in balans” van Kennisnet:
D e in dit model afgebeelde onderdelen komen terug in het beleidsplan als: De visie van de SAKS-SKB op ICT in het onderwijs De in gebruik zijnde technische infrastructuur, het technisch beheer, enz. De (educatieve) software / content en het gebruik daarvan De (noodzakelijke) deskundigheid en bevordering daarvan In elk van deze vier onderdelen komt een onderdeel Beleid en Fasering terug. Het onderdeel Beleid bevat naast een beschrijving van de huidige situatie vooral de wensen en voornemens die er zijn voor de toekomst. Onder Fasering wordt het Beleid nader geconcretiseerd en gebonden aan een tijd waarin deze voornemens gerealiseerd zouden moeten worden. Bij de samenstelling van dit beleidsplan is vanzelfsprekend rekening gehouden met de bestaande mogelijkheden op het gebied van de techniek en financiële middelen. Het is echter ook van belang te onderkennen dat de technische ontwikkelingen en de financiële ruimte de wijze of snelheid van uitvoering van het plan in de loop van de tijd zal beïnvloeden. De snelle ontwikkelingen op het gebied 6
I.C.T. beleidsplan SAKS-SKB (2011)
29
van de ICT en dus ook de vernieuwingen van de daarmee samenhangende onderwijsmedia, evenals mogelijke aanpassing van de door de overheid beschikbaar gestelde middelen rechtvaardigen dit voorbehoud. De werkgroep die aan de totstandkoming van dit plan heeft gewerkt, realiseert zich dat het hier gaat om een ambitieus plan dat de nodige inzet vraagt van alle daarbij betrokkenen zoals het bestuur, de directies, ICT-coördinatoren, leerkrachten en de afdeling ICT van de SAKS-SKB. Echter de ontwikkelingen van met name de laatste vijf jaar laten zien dat ICT binnen het onderwijs een niet weg te denken plaats heeft ingenomen en dat de ontwikkeling van nieuwe media en software zich exponentieel voltrekt. Daarnaast heeft het bestuur van de SAKS-SKB de wens uitgesproken in de komende jaren bijzondere inspanningen te willen leveren op het gebied van ICT en onderwijs. Efficiënter en aantrekkelijker Het team van de Lispeltuut is zich ervan bewust dat het onderwijs efficiënter en aantrekkelijker wordt met de inzet van ICT. De komende jaren wordt daarom ingezet op: Realisering van touch screens / digitale schoolborden in alle groepen; Integraal gebruik van het digitaal leerlingvolgsysteem door alle medewerkers; Ingebruikname van het vernieuwd content management systeem (CMS) ten behoeve van de schoolsite; Een efficiëntere communicatie m.b.v. ICT tussen ouders en school; Adequatere inzet van leerlingenprogramma‟s in onze lessen en nog betere afspraken maken t.a.v. het gebruik en de vaardigheid; Het verhogen van de mediawijsheid van onze leerlingen. Een volledig overzicht van de doelstellingen voor de komende jaren is opgenomen in het ICT beleidsplan7.
5.7
7
Brede school Brede scholen richten zich op het vergroten van de ontwikkelingskansen van kinderen door het aanbieden van extra activiteiten. Vaak wordt ingespeeld op ontwikkelingen in de lokale samenleving. Dit kan variëren van een groeiende behoefte aan kinderopvang of meer kansen voor kinderen in achterstandswijken tot meer veiligheid in de wijk. De brede school bestaat uit verschillende partijen die met elkaar samenwerken en die ieder een eigen taak hebben. Centraal in de ontwikkeling van de brede school staat het streven naar het aanbieden van dag arrangementen, waarbij een
ICT beleidsplan basisschool de Lispeltuut 2011-2015
30
aansluitend pakket van onderwijs, opvang en/of activiteiten wordt aangeboden. Binnen de brede school zijn drie profielen te onderscheiden: Verrijkingsprofiel, waarbij het gaat om een brede ontwikkeling op het gebied van sport, cultuur en/of sociaal-emotionele ontwikkeling, waarvan het aanbod valt buiten de reguliere onderwijstijd. Opvangprofiel, waarbij een aanbod is geformuleerd van voor-, tussen- en naschoolse opvang. Een gezamenlijke pedagogische visie en een convenant zorgen voor structurele inbedding. Maatwerkprofiel, waarbij naast de zorgstructuur op schoolniveau extra begeleiding wordt geboden, veelal met behulp van externe deskundigen. Op de Lispeltuut is gekozen voor het Verrijkingsprofiel. Dit betekent dat er drie keer per jaar een blok naschoolse cursussen wordt aangeboden aan de leerlingen. Er wordt getracht de blokken zo divers mogelijk samen te stellen. Zo zal er zoveel mogelijk worden ingezet op een sportieve, een creatieve en een culturele activiteit. De cursussen worden aangeboden aan clusters van groepen, bijvoorbeeld Sport voor de groepen 4 en 5 samen. Alle groepen zijn in het aanbod opgenomen, met uitzondering van de groepen 1. Deze kinderen zijn over het algemeen nog wat te jong voor een naschoolse cursus na schooltijd. Er zijn drie aanbieders van naschoolse cursussen, Kern8, Artiance en het Sportbureau. Tot nu toe heeft de Lispeltuut samengewerkt met Kern8 en het Sportbureau. Voor iedere cursus, bestaande uit een blok van 8 lessen, wordt een eigen bijdrage gevraagd. Deze bijdrage wordt, na afsluiting van het blok, door de Lispeltuut afgedragen aan de aanbieder van de cursus. Er is gekozen voor het innen van een (lage) eigen bijdrage om enerzijds ieder kind de kans te geven om mee te doen en anderzijds te voorkomen dat kinderen al te gemakkelijk afhaken. Ten behoeve van de opvang is gekozen voor de makelaarsfunctie. Binnen de school wordt de mogelijkheid van tussenschoolse opvang geboden. Voor de voor- en naschoolse opvang wordt samengewerkt met professionele kinderopvangorganisaties.
31
6.
Personeelsbeleid 6.1
Doelen van het personeelsbeleid Met het vormgeven van het personeelsbeleid dienen we de volgende doelen: het optimaal benutten van menselijke vermogens ten dienste van de school en het onderwijs aan de leerling; het bevorderen van persoonlijke, beroepsmatige groei van personeelsleden, alsmede van de arbeidstevredenheid.
6.2
Formatiebeleid Het formatiebeleid van SAKS-SKB is opgezet om tot een evenwichtige verdeling te komen van middelen. Het formatiebeleid zal jaarlijks, voorafgaande aan de totstandkoming van een nieuw formatieplan, besproken worden en indien noodzakelijk worden bijgesteld. De eventuele wijzigingen zullen in eerste instantie met name betrekking hebben op wijzigingen in de wet- en regelgeving. Daarnaast dient rekening te worden gehouden met wijzigingen van algemene aard, waaronder bijvoorbeeld wijzigingen in de formatie op grond van het gegeven, dat leerkrachten, die vanaf 2003 van de PABO komen, niet meer automatisch bevoegd zijn om bewegingsonderwijs te verzorgen. Hoewel de vergoedingen per school worden berekend, worden ze op bestuursniveau uitgekeerd. Met het bestuursformatieplan en het FPE model wordt jaarlijks een raamwerk gemaakt, om tot een evenwichtige verdeling van beschikbare formatie te komen, zonder de eigenheid van de school uit het oog te verliezen. Het formatiebeleid is gericht op de kwaliteit van het onderwijs op de scholen. Er worden zoveel mogelijk middelen ingezet in het primaire proces. De directeur bepaalt in overleg met de personeelsfunctionaris hoe de omvang van de formatie wordt ingezet. Het schoolplan en het strategisch beleidsplan dienen als leidraad voor de verdeling van deze middelen.
6.3
Taakbeleid Het hoofddoel van taakbeleid is het komen tot een toewijzing van schooltaken, waardoor de werkdruk evenredig verdeeld wordt. Taakbeleid kunnen we verdelen in: Taakomvangbeleid Taakverdelingsbeleid Taakbelastingbeleid Beleid taakbelastbaarheid
6.4
Beleid ten aanzien van loopbaan en scholing In het onderwijs zijn de verticale ontwikkelingsmogelijkheden betrekkelijk gering. Loopbaanontwikkeling moet in het algemeen dan ook meer gezocht worden in 'horizontale ontplooiing': verdieping en
32
specialisatie. Om individuele ontplooiing te stimuleren wordt nascholing geheel of gedeeltelijk gefaciliteerd. Nascholing als middel voor loopbaanontwikkeling kan gestalte krijgen binnen het functioneringsgesprek. In dit gesprek worden de interesses geïnventariseerd en vindt een verkenning plaats van het loopbaanperspectief. Hierbij kan ook gebruik worden gemaakt van beoordeling. Systematische personeelsbeoordeling kan gezien worden als een middel om het aanwezige potentieel van een medewerker helder in beeld te krijgen en bespreekbaar te maken. Op grond hiervan kunnen afspraken worden gemaakt over individuele nascholing.
8
6.5
Overige aspecten van het personeelsbeleid De overige beleidsterreinen zijn uitgebreid omschreven in het personeelsbeleidsplan8
6.6.
Het beleid gericht op verbetering van arbeidsomstandigheden Het bestuur van SAKS en SKB streeft naar optimale arbeidsomstandigheden voor haar personeel en leerlingen. Het arbobeleid is gericht op waarborging van de veiligheid en gezondheid van medewerkers en leerlingen, en op de bevordering van hun welzijn. Verzuim door ziekte en arbeidsongeschiktheid wordt zo veel mogelijk tegengegaan. Per school worden hiervoor jaarlijks realistische streefcijfers geformuleerd. Seksuele intimidatie, agressie, geweld, pesten en discriminatie worden actief bestreden. Verder wordt er naar gestreefd om personeelsleden zo goed en breed mogelijk in te zetten. Speciale aandacht gaat uit naar de inzet van nieuw personeel, ouderen, herintreders en arbeidsgehandicapten. Behalve op genoemde grondslagen rust het arbobeleid uiteraard op de Arbo-wet, het Arbo-besluit en andere relevante wet- en regelgeving. De doelstellingen van het arbobeleid worden in samenhang met de schooldoelstellingen geformuleerd. Dit gebeurt in overleg met de personeelsvertegenwoordiging. De resultaten zijn onderwerp van het reguliere schooloverleg en worden vastgelegd in een Arbo-beleidsplan. De doelstellingen worden eveneens vermeld in het jaarlijks op te stellen Plan van aanpak. Dit plan wordt opgesteld op basis van de RI&E (Risico-inventarisatie en evaluatie). Het Arbo-beleidsplan is een onderdeel van het Vademecum.
6.7
Het beleid ten aanzien van bevordering van arbeidsdeelname In het personeelsbeleidsplan is een hoofdstuk gewijd aan Levensfasebewust personeelsbeleid. Leeftijdsbewust beleid houdt zo veel mogelijk rekening met de specifieke omstandigheden van de ouder wordende werknemer in de verschillende fasen van zijn loopbaan.
Personeelsbeleidsplan SAKS-SKB (2011)
33
We maken onderscheid in: Overheidsbeleid (BAPO-regeling, FPU pensioen,deeltijdbeleid en verlof regelingen) SAKS/SKB beleid
en
keuze
SAKS/SKB heeft het leeftijdsbewust personeelsbeleid aan de hand van een V-model ingedeeld. 1. Verkennen: Inventarisatie van het personeelsbestand. Jaarlijks worden de leeftijdsopbouw en de in- en uitstroomgegevens geïnventariseerd. 2. Vitaliseren: Je praat dan over scholing, training, gespreksgroepen, loopbaanbegeleiding, POP-gesprekken, functioneringsgesprekken en mobiliteit. Ook kan worden gedacht aan omscholing. 3. Verlichten: De taakbelasting kan beperkt worden, de werkduur (BAPO, levensloop en deeltijdpensioen) en/of de functie-inhoud kunnen aangepast worden. 4. Vertrekken of vasthouden: Als het echt niet anders kan, is de V van vertrekken een optie om de organisatie gezond te houden. In de toekomst zal het waarschijnlijk vooral de V van vasthouden zijn. De ervaring, en de tekorten op de arbeidsmarkt maken vasthouden noodzakelijk. 5. Voorlichten: Er zal regelmatig voorlichting noodzakelijk zijn. De informatie kan worden verstrekt tijdens de spreekuren van het ABP, in de gespreksgroepen, door de directeur en/of door de personeelsfunctionaris.
34
7.
Financieel beleid 7.1. Lumpsum
De vergoeding lumpsum wordt berekend op basis van het aantal leerlingen op de wettelijke teldatum; 1 oktober van het voorgaande schooljaar. Het bestuur ontvangt één budget voor alle kosten. In dat budget komen drie geldstromen samen: de geldstroom voor de formatie ; de geldstroom voor personeel- en arbeidsmarktbeleid (het Budget Personeelsbeleid: BPB); de geldstroom voor de materiële instandhouding (Londo). Voor het inzetten van de formatie op de afzonderlijke scholen wordt een bovenschools formatieplan opgesteld. Dit op basis van een evenwichtige verdeling van de beschikbare middelen. Voor de materiële instandhouding is het van belang te vermelden dat door het bestuur een Meerjaren Onderhoudsplan (MOP) is opgesteld waarin de uitgaven voor groot onderhoud aan de scholen voor een tijdvak van 10 jaar zijn aangegeven. Door de afzonderlijke scholen wordt jaarlijks een percentage van de londo-vergoeding in de bovenschoolse voorziening groot onderhoud gestort ter financiering van de kosten goot onderhoud. 7.2.
Sponsoring Het onderwijs aan Nederlandse basisscholen wordt bekostigd door de overheid. Daarnaast hebben scholen – binnen marges – de vrijheid andere financiële bronnen aan te boren. Een mogelijkheid is sponsoring. De definitie van sponsoring, die wordt gehanteerd: Geldelijke of materiële bijdragen, niet gebaseerd op de onderwijswetgeving en niet zijnde ouder- en/of leerling-bijdragen, niet zijnde subsidies van charitatieve instellingen of de overheid, indien het bevoegd gezag daarbij, al dan niet uit eigen beweging, in welke vorm dan ook verplichtingen op zich neemt, waarmee de leerlingen in schoolverband worden geconfronteerd. De scholen van SAKS / SKB zijn terughoudend op het gebied van sponsoring en houden zich in geval van sponsoring aan het convenant „Scholen voor primair en voortgezet onderwijs en sponsoring‟9.
7.3
Begroting Jaarlijks vindt aan de hand van een opgestelde conceptbegroting voor het nieuwe kalenderjaar een gesprek plaats met de voorzitter van het College van Bestuur en een medewerker van het administratiekantoor. In dit begrotingsgesprek wordt allereerst het resultaat van het voorgaande begrotingsjaar besproken. Dit naar aanleiding van de eerder toegezonden overzichten over de werkelijke uitgaven, 9
Convenant “Scholen voor primair en voortgezet onderwijs en sponsoring” (PO-raad; 2009)
35
vergeleken met de begroting voor dat jaar. Mede op grond van de actuele stand van de afschrijvingen op leermethodes en meubilair wordt bepaald welke financiële ruimte er is voor nieuwe investeringen. In het gesprek wordt de hoogte van de door de school zelfstandig te bepalen uitgaven vastgesteld. De begroting wordt vervolgens door de directeur van de school voorgelegd aan de medezeggenschapsraad van de school. De door het administratiekantoor opgestelde tussentijdse financiële overzichten geven maandelijks een beeld aan de directeuren van de scholen over de realisatie en prognose van de vastgestelde begroting en geeft tevens aan de voorzitter van het College van Bestuur een overzicht op school- en bestuursniveau.
36
8.
Overige beleidsterreinen 8.1.
Organogram van de stichting
Raad van Toezicht
College van Bestuur
Staf
directeur
directeur
MR
8.2.
Directeurenoverleg GMR
directeur MR
De organisatie De wet „Goed onderwijs, goed bestuur‟ schrijft voor dat schoolbesturen intern toezicht moeten invoeren. Tevens moeten de schoolbesturen de functie van het intern toezicht scheiden van de functie van het besturen. Deze functiescheiding moet voor 1 augustus 2011 zijn gerealiseerd. Door het bestuur SAKS/SKB is per 1 augustus 2011 het Raad van Toezichtmodel ingevoerd. Met ingang van 1 augustus 2011 is er een Raad van Toezicht (RvT) (bestaande uit maximaal 7 personen waaronder 1 lid benoemd als bindende voordracht vanuit de Gemeenschappelijke Medezeggenschapsraad) en een College van Bestuur.(CvB) De Raad van Toezicht richt zich primair op de realisatie van de doelstelling van de stichting, houdt toezicht op de continuïteit van de stichting en houdt toezicht op het functioneren van de het College van bestuur. Het College van Bestuur is, onder toezicht van de Raad van toezicht, belast met het besturen van de stichting en de uitoefening van het bevoegd gezag over de scholen. De Voorzitter van het College van Bestuur is tevens voorzitter van het directeurenoverleg. In dit overleg wordt met name gesproken over en advies uitgebracht over het beleid. De Stichtingen SAKS en SKB kennen een gezamenlijke Gemeenschappelijke Medezeggenschapsraad (GMR). De voorzitter van het CvB onderhoudt de contacten met de GMR en zit de tenminste één maal per jaar te houden vergadering met de GMJR voor. De directeuren van de scholen onderhouden de contacten met de Medezeggenschapsraad van de school. De voorzitter van het CvB is tevens voorzitter van het stafoverleg op het bestuurskantoor. 37
8.3.
Omgaan met signalen Binnenkort treedt de wet „Meldcode‟ in werking. Deze geeft aan hoe de school dient te handelen bij vermoedens van huiselijk geweld en kindermishandeling. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een vijfstappenplan: In kaart brengen van signalen Collegiale consultatie en zo nodig raadplegen van AMK of SHG Gesprek met de ouder(s)/verzorger(s) Inschatten risico, aard en ernst van het geweld Beslissen: hulp organiseren of melden De wet verplicht scholen om een zogenaamde aandachtsfunctionaris aan te stellen die toeziet op een correcte uitvoering van het „Protocol kindermishandeling‟. Op de SAKS scholen oefenen de intern begeleiders de taak van aandachtsfunctionaris uit. Zij volgen hiervoor een training.
8.4.
Klachtenregeling De klachtenregeling in het onderwijs is in 1998 ingevoerd als uitvloeisel van de zogenaamde kwaliteitswet (invoering schoolplan, schoolgids en klachtrecht). Vaak zal het bij het indienen van een klacht gaan om een ouder of verzorger van een leerling en heeft de klacht veelal betrekking op een gedraging of beslissing van het personeel van de school of het bevoegd gezag, dan wel het nalaten van een gedraging of het niet nemen van een beslissing. Evenals de klager is de aangeklaagde iemand, die deel moet uitmaken van de schoolgemeenschap. Vaak zal dat een personeelslid of het bevoegd gezag zijn, maar ook de permanente commissie leerlingenzorg kan de aangeklaagde zijn. Op elke school is een contactpersoon aanwezig om mensen met vragen over het hoe om te gaan met een klacht de juiste weg te wijzen en zorgen voor de eerste opvang van de klager. Het bestuur SAKS-SKB hanteert, indien de klacht tussentijds niet kan worden opgelost, de landelijke klachtenregeling primair en voortgezet onderwijs en kan de klager een beroep doen op de landelijke bezwaren, geschillen- en klachtencommissie voor het katholiek onderwijs.
38
9.
Meerjarenbeleid Schooljaar
2011/ 2012
2012/ 2013
2013/ 2014
2014/ 2015
X
X
X X X X
1. Missie, visie en identiteit Bezinning op onderwijskundig schoolconcept (OGO en TOM) 2. Kwaliteitsbeleid Versterken van het data gestuurd onderwijs; cyclus van analyse en verbetering van de opbrengsten (referentieniveaus/ team) Borging dyslexie (team) Borging effectief lesmodel (consultatie) Borging Pedagogisch beleid (unit) Kwaliteitscyclus (jaarlijks) 3. Onderwijskundig beleid Nieuw: Leren werken met ESIS (team/ICT) Implementatie Vreedzame School (team/OBD) Meer begaafde leerlingen (team/ IB) Methode schrijven /fijnemotoriek / oriëntatie (projectgroep) Methode schrijven /fijnemotoriek / invoering (team) Voortgang: OGO en thematisch werken (team) Implementatie groepsplannen (unit/consultatie/OBD) Implementatie Natuniek 4. Personeelsbeleid
X
X
X
X X
X X X X
X X
X X
X
X X X
X X X X
X X
Implementatie taakbeleid (team/directie) Versterken afstemming parallelgroepen Bekwaamheidsdossiers OP 5. Financieel beleid
X X X
X X X
X
X
Reservering methodische vernieuwing v.a. 2015 6. Overige beleidsterreinen
X
X
X
X
Invoering smartboards en touchscreens (individueel/team/ICT) Verbouwing hoofdgebouw (team/directie) Site en on line communicatie (directie) Bezinning op schoolzwemmen Aandacht voor identiteit (team/directie/Arkade) Invoering nieuw rapport
X
X
X
X
X X X X X
X X
X
X
X
X
X
39
10. Jaarplan 2011-2012 Het meerjarenbeleidplan 2011-2015 wordt vertaald in afzonderlijke jaarplannen, te beginnen met dat voor 2011-2012. De jaarplannen vormen een concrete uitwerking van geplande de activiteiten gericht op verbetering van de kwaliteit van het onderwijs op de Lispeltuut. Bij het opstellen van elk nieuw jaarplan wordt gebruik gemaakt van de evaluatiegegevens van het voorgaande jaar (kwaliteitscyclus). De resultaten van het beleid worden opgenomen in het jaarverslag. Voor de precieze uitwerking van het jaarplan wordt tevens verwezen naar het nascholingsplan, het taakbeleid en de jaarplanning. Ten behoeve van de leesbaarheid is er voor gekozen een aantal items niet apart te vermelden in het jaarplan.
Actiepunt:
Doel (SMART)
Resultaat
Planning
Versterken van het data gestuurd onderwijs
Opbrengsten leidend voor ons handelen
Effectiever onderwijs (rekenen/taal)
Signaleringsbesprekingen , jaarplanner
Borging Pedagogisch beleid
Veiligheid
Leren werken met ESIS
Eigen vaardigheid leerkrachten Bewustwording
Doorgaande lijn, gedeelde visie Planmatig werken Doorgaande lijn, gedeelde visie Doorgaande lijn, gedeelde visie Doorgaande lijn, gedeelde visie Planmatig werken
Implementatie Vreedzame School Methode schrijven /fijnemotoriek
Oriëntatie & selectie
OGO en thematisch werken Implementatie groepsplannen (unit/consultatie/OBD)
Eigen vaardigheid leerkrachten Eigen vaardigheid leerkrachten
Implementatie Natuniek
Materialen beschikbaar
Voorwaarden scheppend
Smartboards & touchscreens
Invoering
Effectiever onderwijs
Verbouwing hoofdgebouw
Schouw
Verbeterplan
Site & on line communicatie
Nieuwe site
Betrokkenheid en PR
Schoolzwemmen
Bezinning
Effectiever onderwijs
Aandacht voor identiteit
Bezinning
Doorgaande lijn
40
Evaluatie en borging Kwaliteitscyclus, MT
Betrokkenen
jaarplanner
Kwaliteitscyclus, MT
units
jaarplanner
Kwaliteitscyclus, MT
Team
jaarplanner
Kwaliteitscyclus, MT
Team/OBD
Kwaliteitscyclus, MT
Projectgroep, team
jaarplanner
Kwaliteitscyclus, MT
Units, Inholland
jaarplanner
Kwaliteitscyclus, MT
Units, OBD
Kwaliteitscyclus, MT
Projectgroep
Kwaliteitscyclus, MT
Team, ICT
Zie: ICT Beleidsplan
Team, IB, directie, eventueel consultatie
Team/directie, gemeente/bestuur jaarplanner
Kwaliteitscyclus, MT
Projectgroep, directie Team, MR
jaarplanner
Kwaliteitscyclus, MT
Team/directie/ Arkade
11. Verwijzingsdocumenten 1. Rapport „Leerlingenprognose basisonderwijs‟, gemeente Alkmaar (2009) 2. Kadernota „Huisvesting Alkmaarse (brede) scholen‟, gemeente Alkmaar (2009) 3. Rapportage „Kind op de Gang!‟ (AVS, 2010) 4. Zorgplan Confessioneel Samenwerkingsverband Zorgverbreding Alkmaar e.o. (verschijnt jaarlijks) 5. Beschrijving Ontwikkelingsgericht onderwijs op SWS de Lispeltuut 6. I.C.T. beleidsplan SAKS-SKB (2011) 7. ICT beleidsplan basisschool de Lispeltuut 2011-2015 8. Personeelsbeleidsplan SAKS-SKB (2011) 9. Convenant PO-raad „Scholen voor primair en voortgezet onderwijs en sponsoring‟(2009) 10. Strategisch beleidsplan SAKS-SKB (2011) 11. Beleidsstuk „Eigentijds omgaan met de katholieke identiteit‟ SAKS-SKB (2003)
41
BIJLAGEN Bijlage 1: Missie, visie en identiteit op bestuursniveau In 2006 heeft het bestuur van SAKS-SKB een strategisch beleidsplan vastgesteld voor de periode 2007 – 2011. Met het oog op de voorbereiding van de planperiode 2011 – 2015 is besloten vervroegd te reflecteren op het gevoerde beleid. Dit heeft geleid tot het opstellen van het strategisch beleid voor de periode 2011 – 201510. Missie Hoogwaardige kwaliteit door daadkracht SAKS – SKB wil zich de komende jaren ontwikkelen tot een daadkrachtige organisatie, die onderwijs aanbiedt van hoogwaardige kwaliteit. Dit moet resulteren in: a. Hogere opbrengsten b. Stabilisering / toename van het aantal leerlingen c. Moderne en aantrekkelijke scholen, waarin gebruik wordt gemaakt van geavanceerde technische hulpmiddelen d. Vergroten van de ouderbetrokkenheid. Visie SAKS – SKB tracht dit streven naar hoogwaardige kwaliteit te bereiken vanuit vier perspectieven: 1. Resultatenperspectief. De organisatie stelt zich ten doel in de komende vier jaren de kwaliteit van het onderwijs te verhogen door het realiseren van opbrengsten, die vergelijkbaar zijn met het landelijk gemiddelde of hoger. 2. Partnerperspectief. Ouders worden beschouwd als educatieve partners. Dat betekent, dat ouders zoveel mogelijk worden betrokken bij het onderwijs. Onderwijs, dat in principe toegankelijk is voor alle leerlingen en verder reikt dan de reguliere schooltijden. 3. Organisatieperspectief. SAKS-SKB wil een goede werkgever zijn door openheid, transparantie en duidelijke communicatie, waardoor een leer- en werkomgeving met tevreden ouders, kinderen en personeel blijft gegarandeerd en verbeterd. 4. Innovatieperspectief. Aantrekkelijke, moderne scholen met hoogwaardige technische hulpmiddelen dragen mede bij aan de kwaliteit van het onderwijs (hoge opbrengsten). De professionaliteit van de leerkracht blijft echter de sleutel tot goed onderwijs. Constante professionalisering, operationalisering van doelen en afspraken over realisatie van gestelde doelen staan centraal staan in het te voeren beleid.
10
Strategisch beleidsplan SAKS-SKB (2011)
42
In het strategische beleidsplan is de missie / visie nader uitgewerkt en zijn de doelen voor de periode 2011 – 2015 gekoppeld aan prestatie-indicatoren.
Identiteit Het bestaansrecht van katholieke scholen ligt besloten in de manier, waarop gewerkt wordt aan de katholieke identiteit. Identiteit is geen vaststaand gegeven. Maatschappelijke, politieke en bestuurlijke motieven leiden voortdurend tot hernieuwde discussies. Binnen het onderwijs onderscheidt het bestuur SAKS / SKB vier aandachtsvelden: 1. de inrichting van het gebouw, 2. de schoolcultuur, 3. de kwaliteit van de leerkrachten, 4. samenwerking met buitenschoolse partners. De effecten hiervan moeten aan het einde van de basisschoolperiode resulteren in kennis en vaardigheden bij leerlingen (eindprofiel). Hoe er wordt omgegaan met de katholieke identiteit staat apart beschreven. 11
11
Beleidsstuk „Eigentijds omgaan met de katholieke identiteit‟ SAKS-SKB (2003)
43
Bijlage 2: Zorgstructuur SWS de Lispeltuut Niveau A probleemsignalering in de groep door de groepsleerkracht probleembespreking met collega‟s en/of internbegeleider aanmelding bij de intern begeleider d.m.v een aanmeldingsformulier leerlingbespreking; daarna maakt de groepsleerkracht in overleg met de internbegeleider een (individueel) handelingsplan (kopie gaat naar de I.B-er) het (individueel) handelingsplan wordt door de groepsleerkracht geëvalueerd (kopie gaat in het zorgdossier) eventueel neemt de I.B-er een Pedagogisch Didactisch Onderzoek (P.D.O) af. Dit wordt vooraf door de groepsleerkracht aan de ouders medegedeeld. Het P.D.O verslag wordt met de ouders besproken en n.a.v dit plan wordt een plan van aanpak opgesteld.
Niveau B consultatie van extern deskundigen en/of de preventief ambulant begeleider (P.A.B-er) de ouders worden geïnformeerd door de leerkracht of I.B-er
Niveau C overleg in klein zorgteam (directie, intern begeleider en eventueel de groepsleerkracht). zorgteambespreking (directeur, internbegeleider, groepsleerkracht en P.A.B-er). Eventueel wordt een extern deskundige ingeschakeld. Voor deze laatste bespreking vult de leerkracht een aanvraagformulier in met o.a. een duidelijke hulpvraag. De inhoud van dit formulier is bij de ouders bekend. De vorderingen van de leerlingen van de groepen 1 t/m 8 worden op drie manieren bewaakt: met methode - gebonden toetsen met methode - onafhankelijke toetsen via observaties De CITO gegevens worden digitaal opgeslagen in het leerlingvolgsysteem. Deze gegevens worden tevens gebruikt voor het maken van zg. trendanalyses.
44
Bijlage 3: Formulier vaststelling en instemming schoolplan School:
SWS de Lispeltuut
Adres:
P.C. Boutensstraat 4
Postcode / plaats: 1822 KJ Alkmaar
Het bevoegd gezag Het bevoegd gezag van bovengenoemde school heeft het geldende schoolplan van de school vastgesteld. Namens het bevoegd gezag. Plaats:
Alkmaar
Datum: Handtekening: Naam:
dhr. J.A. Roelofs
Functie:
algemeen directeur
De medezeggenschapsraad De medezeggenschapsraad van bovengenoemde school heeft ingestemd met het geldende schoolplan van de school Namens het bevoegd gezag. Plaats:
Alkmaar
Datum:
7 juli 2011
Handtekening: Naam:
dhr. R. Reus
Functie:
voorzitter
45