vl s
Correct samenvatten en verslag leggen Uitwerkingen en richtlijnen J.H.M. Mol drs. W.A. ’t Hart
De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden. ThiemeMeulenhoff ontwikkelt leermiddelen voor primair onderwijs, algemeen voortgezet onderwijs, beroepsonderwijs en volwasseneneducatie en hoger beroepsonderwijs. Voor meer informatie over ThiemeMeulenhoff en een overzicht van onze leermiddelen: www.thiememeulenhoff.nl.
ISBN 978 90 06 81243 5 Eerste druk, eerste oplage © ThiemeMeulenhoff, Utrecht/Zutphen, 2007 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 jo het Besluit van 20 juni 1974, Stb. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985, Stb. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.cedar.nl/pro). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden.
Woord vooraf Met Correct samenvatten en verslag leggen trainen uw studenten de verschillende vormen van samenvatten en verslag leggen. Samenvatten en verslag leggen zijn bepalend voor de vaardigheden lezen, spreken en schrijven. In dit boek oefenen zij die vaardigheden op niveau van de taalprofielen B2 en C1 (Raamwerk Nederlands/Common European Framework). Dit boek is bestemd voor opleidingen en beroepen waarin samenvatten en verslag leggen op die niveaus nodig zijn: in de bovenbouw van havo en vwo, in de propedeuse van het hbo en in veel mbo-opleidingen (met name in de mbo-opleidingen tot secretariële, juridische, toeristische en sociaalpedagogische beroepen en de opleidingen tot beroepen in de mobiliteitsbranche). Correct samenvatten en verslag leggen is vooral een opdrachtenboek. Het kan naast elke andere methode gebruikt worden1. De meeste opdrachten zijn zelfstandig te maken. In schoolsituaties is het goed de uitwerkingen van de opdrachten met die van de medestudenten te vergelijken, voordat ze worden gecorrigeerd met de uitwerkingen op de site van ThiemeMeulenhoff. Een onderdeel vormt het samenstellen van een woorddossier. Het doel hiervan is dat zowel de receptieve als de productieve woordenschat wordt vergroot. Correct samenvatten en verslag leggen heeft vier hoofdstukken. In hoofdstuk 1, Tekst verkennen, wordt met korte teksten gewerkt. Het doel van dit hoofdstuk is dat begrippen worden geleerd die voor het samenvatten en verslag leggen van belang zijn. Daarna worden de opdrachten uit de vervolghoofdstukken gemakkelijker gemaakt. In hoofdstuk 2, Samenvatten, staan opdrachten die stap voor stap de verschillende vormen van samenvatten behandelen. In hoofdstuk 3 maken de studenten uitsluitend tekstvervangende samenvattingen die ze tevens gebruiken voor mondelinge verslag legging. Hoofdstuk 4, Schriftelijk verslag leggen, bevat opdrachten die gekoppeld zijn aan eerdere teksten, en opdrachten die ze kunnen gebruiken voor het zelf maken van een verslag. De bijlagen geven informatie over het maken van een verslag en aanwijzingen over hoe de verslaglegging zowel schriftelijk als mondeling verbeterd kunnen worden. We wensen u en uw studenten veel succes.
J.H.M. Mol Drs. W.A. ’t Hart
1 Mol,
J.H.M. en W.A. ’t Hart, Traject Theorieboek. ThiemeMeulenhoff Utrecht/Zutphen 20033 . ISBN 90 06 81150 5 EAN 9789006811506
Inhoudsopgave 1 1.1 1.2 1.3
Lesaanwijzingen 5 Verantwoording indeling Correct samenvatten en verslag leggen 5 Aandachtspunten Correct samenvatten en verslag leggen 6 Werken met het woorddossier 7
2 Uitwerkingen en richtlijnen voor de correctie 8 2.1 Tekst verkennen: opdrachten 1 tot en met 15; uitwerkingen en richtlijnen 8 2.2 Samenvatten: opdrachten 16 tot en met 31; uitwerkingen en richtlijnen 15 2.3 Tekstvervangend samenvatten en mondeling verslag leggen: opdrachten 32 tot en met 42; uitwerkingen en richtlijnen 30 2.4 Schriftelijk verslag leggen: opdrachten 43 tot en met 72; uitwerkingen en richtlijnen 47
1 Lesaanwijzingen In dit hoofdstuk ziet u aanwijzingen waarmee u uw lessen kunt voorbereiden. In 1.1 staan de achtergronden die geleid hebben tot de indeling van Correct samenvatten en verslag leggen. In 1.2 staan aandachtspunten die een rol kunnen spelen tijdens uw lessen. Deze paragraaf bevat diverse adviezen waarvan u en uw studenten gebruik kunnen maken.
1.1 Verantwoording indeling Correct samenvatten en verslag leggen In hoofdstuk 1, Tekst verkennen, werkt de student aan de hand van kleinere teksten met begrippen die voor het samenvatten en verslag leggen van belang zijn. Het doel van dit hoofdstuk is dat de student vertrouwd raakt met deze begrippen en dat hij hiermee de opdrachten uit de vervolghoofdstukken gemakkelijker kan maken. Vanaf opdracht 10 stellen uw studenten een woorddossier samen. Het doel hiervan is dat studenten zowel hun receptieve als hun productieve woordenschat vergroten. In 1.3 geven we aan hoe met het woorddossier gewerkt kan worden. In hoofdstuk 2, Samenvatten, staan opdrachten die de verschillende vormen van samenvatten behandelen. Dit gebeurt stap voor stap aan de hand van tekstvragen. Na een aantal van deze voorbereidende opdrachten kunnen uw studenten de beoogde vorm van samenvatten in één keer maken. Voor de beknopte samenvatting is dat opdracht 21. De indicatieve samenvatting wordt afgerond met opdracht 26 en de tekstvervangende samenvatting met opdracht 31. Afhankelijk van de snelheid waarmee uw studenten de techniek oppakken, kunt u het aantal voorbereidende opdrachten variëren. In hoofdstuk 3 maakt de student uitsluitend tekstvervangende samen vattingen. Die zal hij tevens gebruiken voor mondelinge verslaglegging. Elke student moet zich op een mondelinge verslaglegging voorbereiden. Deze aanpak waarborgt een bespreking van de opdrachten tijdens de lessen. De besprekingen kunnen aanleiding zijn voor discussies, groepsgesprekken en andere vormen van mondelinge taalvaardigheid. De besprekingen kunnen ook een basis zijn voor het kiezen van een onderwerp voor het onderdeel schriftelijk verslag leggen. Hoofdstuk 4, Schriftelijk verslag leggen, bevat opdrachten die gekoppeld zijn aan eerdere teksten, en opdrachten die de student kan gebruiken voor het zelf maken van een verslag. Na bespreking van de opdrachten zult u als docent de student begeleiden bij het schrijven van een werkstuk of bij een van de andere vormen van schriftelijk verslag leggen. U kunt schriftelijk verslag leggen, zoals dat in dit hoofdstuk behandeld wordt, combineren met een vorm van mondelinge verslaglegging (bijvoorbeeld presenteren).
1 Lesaanwijzingen
1.2 Aandachtspunten Correct samenvatten en verslag leggen Het aantal begrippen dat in Correct samenvatten en verslag leggen wordt gebruikt, is zo beperkt mogelijk gehouden. Uw studenten raken vertrouwd met de vaardigheden samenvatten en verslag leggen, zodat zij tijdens hun (vervolg)studie, en daarna – wanneer zij een beroep uitoefenen – kunnen steunen op een routine. In stappen bereikt u met uw studenten de gestelde doelen. De gehanteerde theorie in Correct samenvatten en verslag leggen is middel en geen doel. Dat geldt ook voor de uitwerkingen en richtlijnen voor de correctie. Het is mogelijk dat u een andere theoretische bron dan Traject Theorieboek gebruikt. Mogelijk interpreteert u een tekstonderdeel of een vraag op een andere manier dan de uitwerking vermeldt. Uw studenten leren beoordelen wat er in de samenvatting komt. Uw studenten denken na over de wijze waarop zij verslag leggen. De teksten in Correct samenvatten en verslag leggen zijn geselecteerd voor het doel waarvoor ze gebruikt moeten worden, en op inhoud. Gepoogd is teksten te selecteren die aansluiten bij de belangstellingssfeer of bij het toekomstige beroep van de studenten, en teksten die passen bij het vak gebied waarvan samenvatten en verslag leggen deel uitmaken. De teksten geven een goed beeld van het tekstaanbod in de praktijk. Vrijwel alle teksten zijn teksten met een informerend doel. Vanaf opdracht 22 komen uw studenten de vraag “Op welke manier werkt de schrijver zijn thema uit?” tegen. Bij deze vraag gaat het om de hoofdlijn van de tekst. Traject Theorieboek geeft een aantal mogelijkheden verdeeld over twee belangrijke categorieën. 1 mening-argumentatie of omgekeerd bij overtuigende teksten 2 verschijnsel-uitwerking van de details bij informerende teksten Studenten moeten die mogelijkheden eerst aangeven. Bij 1 kunnen ze vervolgens aangeven in welke alinea’s de belangrijkste argumenten staan. Bij 2 geven de studenten aan in welke alinea’s de details worden uitgewerkt. Het gaat om de grote lijn. Dus niet elke alinea moet genoemd worden. Er is nooit één antwoordmogelijkheid. De keuze overtuigend of informerend is wel bindend.
1 Lesaanwijzingen
1.3 Werken met het woorddossier Het woorddossier is een schrift waarin uw studenten woorden en uitdrukkingen verzamelen. Studenten geven bij elk woord bijvoorbeeld: a de betekenis (in het tekstverband) of een beschrijving of een tekening; b een ander tekstverband waaruit de betekenis blijkt; c het tegenovergestelde of een ander woord dat voor de student een aanknoping biedt (bijv. deel – geheel, vroeger – heden). Woorden die in het dagelijks taalgebruik (B1) niet frequent voorkomen, zijn het doel. U kunt verschillende indelingen van het schrift hanteren. Een alfabetische is het handigst om te voorkomen dat woorden twee keer worden genoteerd. Bovendien zien studenten dan regelmatig reeds genoteerde woorden wanneer ze op alfabet moeten zoeken. Uitbreiden van de woorden schat betekent ook dat vaktaal en onbekende signaalwoorden worden geleerd. Alleen verzamelen (receptief) is niet voldoende. Zodra studenten regelmatig met de nieuwe woorden aan de slag gaan, nemen ze die op in hun actieve vocabulaire. U kunt wekelijks – vijf minuten – enkele activerende opdrachten met het woorddossier laten uitvoeren. Bijvoorbeeld a Kies vijf woorden uit je dossier en verwerk ze in één verhaaltje. b Maak een woordenweb van minimaal vijf woorden bij vijf nieuwe woorden van deze week. c Kies het eerste woord van de a en het eerste woord van de b en verwerk deze in één zin. Doe dat ook met het eerste woord van de a met het eerste woord van de c. d Kies een Bekende Nederlander en laat hem/haar acteren in een verhaal met vijf woorden uit je schrift. Kies willekeurige woorden of zoek specifieke woorden bij de persoon. e Kies tien woorden die je in je (toekomstige) beroepspraktijk vaak zult gebruiken. Leg die uit aan iemand uit je klas alsof deze niet bekend is in je beroepspraktijk.
2 Uitwerkingen en richtlijnen voor de correctie In dit hoofdstuk staan de uitwerkingen bij de opdrachten en de richtlijnen voor de correctie van diverse samenvattingen. In paragraaf 2.1 staan de uitwerkingen van de opdrachten rond Tekst verkennen, in 2.2 die van de opdrachten Samenvatten. De uitwerkingen van de opdrachten naar aanleiding van Tekstvervangend samenvatten en mondeling verslag leggen staan in paragraaf 2.3. In 2.4 zijn de uitwerkingen en richtlijnen opgenomen die horen bij Schriftelijk verslag leggen. De uitwerkingen moet u zien als een uitwerking, niet als dé uitwerking. Bij het interpreteren van vragen en het maken van samenvattingen zijn er meer mogelijkheden. De motivering van de student is belangrijk bij de antwoorden. Zie ook de opmerking in 1.2, blz. 6. De informatie in dit hoofdstuk kunt u kopiëren en gebruiken als correctie modellen waarmee uw studenten elkaars werk controleren. Studenten kunnen bij zelfstudie de informatie ook rechtstreeks via de website tot zich nemen.
2.1 Tekst verkennen: opdrachten 1 tot en met 15; uitwerkingen en richtlijnen
1
1 De tekst heeft een informerend doel. De schrijver geeft informatie over een gebeurtenis in Kenia. 2 De hoofdlijn van deze tekst is die van een verschijnsel (hier een gebeurtenis) en wat het gevolg van dat verschijnsel is. 3 Vanuit grafisch oogpunt gezien bestaat een alinea uit zinnen die achter elkaar geschreven zijn. Bij een nieuwe alinea volgt een regel wit of een harde return. Tekstueel gezien is een alinea een teksteenheid met één hoofdgedachte. Dat laatste gaat niet altijd op. 4 “De politie moest eraan te pas komen om de menigte met traangas weg te jagen” (r. 6-7) is een feit. De mededeling is objectief, dus controleerbaar. Ook mogelijk: mening, want je kunt erover discussiëren of dat “moest” en/of “traangas” nodig was.
2
1 De tekst heeft een informerend doel. De schrijver geeft informatie over het verliezen van koffers met edelstenen. 2 De hoofdlijn van deze tekst is die van een verschijnsel (situatie) en de eigenschappen (wat is er gebeurd?) of de oorzaak en het gevolg. 3 Het woordje “echter” zou wijzen op een tegenstelling. Het verband tussen II en III is oorzaak-gevolg.
2 Uitwerkingen en richtlijnen voor de correctie
4 “De 28-jarige chauffeur zegt dat hij pas in München merkte dat er een deur openstond” (r. 5-6) is een feit. Het is een feit dat hij dat gezegd heeft.
3
1 De tekst heeft een informerend doel. De schrijver geeft informatie over de maatregelen die de hoofdredacteur van Success getroffen heeft. 2 De hoofdlijn van deze tekst is die van een verschijnsel (maatregel), de verklaring ervoor en een voorbeeld ervan. 3 In alinea III staat een voorbeeld van wat in alinea II staat. 4 “Het verkeerd spellen van een naam komt de auteur op een boete van 500 dollar te staan” (r. 3-4) is een feit. De mededeling is controleerbaar.
4
1 De tekst heeft een informerend doel. De schrijver geeft informatie over het plan van een Duitse actiegroep. 2 De hoofdlijn van deze tekst is die van een verschijnsel (protestactie) en wat de verklaring/reden voor de actie is. 3 “De protesterende vrouwen vinden het discriminerend en seksistisch dat weerkundigen het slechte weer uitsluitend met vrouwennamen aanduiden” (r. 2-4) is een feit. De uitspraak bevat weliswaar een mening, maar de uitspraak zelf is een feit (het is een feit dat de vrouwen dat vinden).
5
1 De tekst heeft een overtuigend doel. De schrijver geeft zijn mening over het gebruik van de cruisecontrol op personenwagens en doet een beroep op het verstand van de lezer. 2 De aanleiding was de uitspraak over het gebruik van de cruisecontrol, die de minister van Milieu gisteren deed. 3 De hoofdlijn van deze tekst is die van een conclusie (mening) en wat de argumenten van de schrijver zijn waarom hij het daar niet mee eens is. 4 Alinea III noemt een extra argument (opsomming) om de cruisecontrol niet in te voeren. 5 In alinea V vat de schrijver de argumenten die hij in de alinea’s II, III en IV noemt, samen en herhaalt hij zijn conclusie. 6 “Deze zaken hebben een veel groter effect op het brandstofverbruik dan het invoeren van een voor de consument (te) duur fenomeen in een land dat er niet geschikt voor is” (r. 23-25) is de mening van de schrijver (subjectief).
6
1 De tekst heeft een informerend doel. De schrijver geeft informatie over de verborgen verliezen bij Philips. 2 De aanleiding was een publicatie in Philips Koerier. 3 De hoofdlijn van deze tekst is die van een verschijnsel en wat de details ervan zijn. 4 Het verband tussen alinea II en alinea III is opsommend. (Signaalwoord is “ook”.)
2 Uitwerkingen en richtlijnen voor de correctie
10
5 “De man had de rol mee naar huis genomen in de veronderstelling dat het om materiaal van nul en generlei waarde ging” (r. 3-4) is een feit. De mededeling is controleerbaar.
7
1 De tekst heeft een informerend doel. De schrijver geeft informatie over hoe het kwam dat een huis in de Verenigde Staten afbrandde. 2 De aanleiding was het afbranden van het huis van een bejaarde vrouw uit Minnesota. 3 De hoofdlijn van deze tekst is die van verschijnsel (gebeurtenis) en oorzaak. 4 “Ik denk dat ze een beetje doof is” (r. 11) is een feit. Het is een feit dat de brandweerman dat denkt.
8
1 De tekst heeft een expressief doel. De schrijver uit zijn gevoelens van ergernis over katten 2 De aanleiding was het voorstel van de Limburgse gemeente Beelen katten uitsluitend aangelijnd en op bepaalde plaatsen hun behoeften te laten doen. 3 De hoofdlijn van deze tekst is die van mening en argument (een voorbeeld als argument). 4 Het verband tussen alinea I en alinea II is dat van conclusie-argument. 5 “Misschien hoef ik dan niet meer wekelijks een emmer vol ergernis en stront tussen mijn planten uit te halen” (r. 9-10) bevat een feit. De “stront” is controleerbaar. De uitspraak is door de omschrijving (subjectiviteit) echter een mening.
9
1 2 3
4 5
6
junk (titel) = drugsverslaafde drugs (r. 1) = verdovende middelen blowen (r. 3) = het roken van marihuana paddo’s (r. 5) = geestverruimende paddenstoelen die geconsumeerd worden De tekst heeft een overtuigend doel. De schrijver waarschuwt de lezer voor het verslaafd raken aan drugs. Er is geen gebeurtenis genoemd die de directe aanleiding voor de schrijver was, om deze tekst te schrijven. De toestand waarin de schrijver nu verkeert, kan de aanleiding zijn. De hoofdlijn van deze tekst is die van mening en argument (de persoonlijke tragische ontwikkeling, dus een voorbeeld als argument). Het verband tussen II en I is niet heel duidelijk. “Ik wou er in het begin allemaal niks van hebben” is een tegenstelling met de geschetste ontwikkeling in alinea I. Het gehele stuk bevat veel tegenstellingen: “maar” (r. 6), “Maar” (r. 9), “alleen” (r. 10). “Maar de laatste tijd wil ik niks meer van de drugs hebben, alleen is het zo enorm moeilijk om ermee te kappen” (r. 9-10) is een mening. De schrijver geeft zijn dilemma (is mening).
2 Uitwerkingen en richtlijnen voor de correctie
10 1 2 3 4 5
11 1 2 3 4 5
11
cocktail (r. 1) = mengeling onlustgevoelens (r. 1) = onaangename (gemoeds)stemmingen excuses (r. 2) = verontschuldigingen walging (r. 4) = misselijkheid, braakneiging anonieme (r. 5) = naamloze, onbekende citeren (r. 10) = letterlijk iemands woorden weergeven parade (r. 15) = optocht pygmeeën (r. 15) = leden van een dwergvolk oortjes wassen (r. 16) = flink de waarheid zeggen corrosie (r. 18) = verwering veroorzaakt door water en lucht/roest reduceren (r. 19) = terugbrengen De tekst heeft een informerend doel. De schrijver geeft informatie over een bijzondere manier om foutparkeerders te wijzen op hun gedrag. De aanleiding voor de schrijver om deze tekst te schrijven was het feit dat deze week een anonieme actie is begonnen. Inleiding: alinea I; aandachttrekker gericht tot lezer Kern: alinea’s II en III; beschrijving inhoud “parkeerbon” Slot: alinea IV; commentaar van de Amsterdamse politie “Zo worden nog wat oortjes gewassen” (r. 16) is een mening. Het is het (subjectief) oordeel van de schrijver over de inhoud van de “parkeerbon”. daags ervoor (r. 2) = de vorige dag antropologie (r. 3) = wetenschap over menselijke culturen kreeg er zo genoeg van (r. 6) = wilde niet meer ter ere van (r. 10) = vanwege, bij gelegenheid van gegadigde (r. 11) = kandidaat campagneleider (r. 12) = degene die het project organiseert “democratisch” huwelijk (r. 12-13) = echtverbintenis waarbij iedereen stemrecht heeft De tekst heeft een informerend doel. De schrijver geeft informatie over een bijzondere huwelijksvoltrekking. De aanleiding was het bericht dat zaterdag Dave Weinlick uit Minneapolis in het huwelijk treedt met een onbekende vrouw. Inleiding: alinea I; aanleiding Kern: alinea’s II en III; gebeurtenissen in chronologische volgorde Slot: deze tekst heeft geen echt slot “Hij is van mening dat liefde moet groeien” (r. 4-5) is een feit. De schrijver geeft objectief de mening van Dave Weinlick weer.
12 1 altaar (r. 2) = tafel of verhoogde plaats gebruikt bij officiële kerkelijke handelingen plechtigheid (r. 6) = formele gebeurtenis gezworen (r. 7) = onder ede bevestigd het jawoord geven (r. 13) = tijdens een speciale bijeenkomst toestemmen in het huwelijk vertederende verhaal (r. 17) = lieflijk aandoende geschiedenis
2 Uitwerkingen en richtlijnen voor de correctie
12
2 De tekst heeft een informerend doel. De schrijver geeft informatie over een mislukte poging om voor de vierde keer in de kerk te trouwen. 3 De aanleiding was maandag de berichtgeving in de Britse pers. 4 Inleiding: alinea I; aanleiding en samenvatting Kern: alinea’s II tot en met IV; beschrijving van de gebeurtenissen in chronologische volgorde Slot: deze tekst heeft geen echt slot 5 “Het zou de láátste keer zijn” (r. 18-19) is een feit. Het is de objectieve weergave van een uitspraak van Greta Wardle.
13 A Het verband tussen I en II is oorzaak-gevolg. Het verband tussen II en III is opsommend; signaalwoorden zijn “En alsof dat niet genoeg is” en “ook nog”. Het verband tussen I en III is oorzaak-gevolg. B Het verband tussen I en II is oorzaak-gevolg; signaalwoorden zijn “Mede hierdoor”. C Het verband tussen I en II is tegenstellend; signaalwoorden zijn “daarentegen” en “juist”. Het verband tussen I en II enerzijds en III anderzijds is argumentconclusie; het signaalwoord is “daarom”. D Het verband tussen I en II is conclusie-argument; het signaalwoord is “immers”. E Het verband tussen I enerzijds en II en III anderzijds is conclusie-argument. Het verband tussen II en III is tegenstellend; signaalwoorden zijn in II “weliswaar” en in III “maar nog altijd”. F Het verband tussen I en II is voorbeeldgevend; het signaalwoord is “Zo”. Het verband tussen II en III is opsommend; signaalwoorden zijn “Hetzelfde is het gesteld”. Het verband tussen I en III is dus eveneens voorbeeldgevend. G Het verband tussen I en II is tegenstellend; het signaalwoord is “Maar”. Het verband tussen II en III is opsommend; het signaalwoord is “Bovendien”. Toelichting Hier is iets vreemds aan de hand. Als II en III gelijkwaardig zijn, moeten ze ook hetzelfde verband met I hebben. III is zeker niet een tegenstelling van I, het is een argument voor een mening. Eigenlijk staat er het volgende: “Mannen zeggen wel parttime te willen werken, maar ze kunnen niet”. Bij deze mening worden vervolgens twee argumenten geven.
2 Uitwerkingen en richtlijnen voor de correctie
13
H Het verband tussen I en II is voorbeeldgevend; het signaalwoord is “bijvoorbeeld”. Het verband tussen II en III is oorzaak-gevolg; het signaalwoord is “want”. Het verband tussen II en III enerzijds en IV anderzijds is opsommend; het signaalwoord is “ook”. Het verband tussen I en IV is dus ook voorbeeldgevend. Toelichting bij dit verband Hier worden de voorbeelden overigens als argument gebruikt bij de mening in I. I Het verband tussen I en II is conclusie-argument. Het verband tussen II en III is opsommend; het signaalwoord is “en”. Het verband tussen I en III is dus ook conclusie-argument. Het verband tussen III en IV anderzijds is voorbeeldgevend; het signaalwoord is “dan”. J Het verband tussen I, II en III enerzijds en IV anderzijds is argumentconclusie; het signaalwoord is “dus”.
14 A Het verband tussen I en II is conclusie-argument. B Het verband tussen I en II is oorzaak-gevolg; het signaalwoord is “Daardoor”. Het verband tussen I en II enerzijds en III anderzijds is opsommend; het signaalwoord is “ook”. C Het verband tussen I en II is voorbeeldgevend. Het verband tussen I en II enerzijds en III anderzijds is tegenstellend; het signaalwoord is “echter”. D Het verband tussen I van C en I van D is tegenstellend. (Het signaalwoord is “wel”.) Het verband tussen I en II is voorbeeldgevend. Het verband tussen II en III is oorzaak-gevolg/conclusie-argument; signaalwoorden zijn “Dat is simpel te verklaren”. Toelichting bij dit verband Zowel het verband oorzaak-gevolg als conclusie-argument geven aan dat een mededeling volgt uit een andere. Het verschil is dat bij conclusieargument een (menselijke) redenering aan de orde is en bij oorzaak-gevolg een verband waarop de mens geen invloed heeft. In dit geval verdient conclusie-argument de voorkeur, omdat de verklaring een mening bevat of, met andere woorden, een menselijke interpretatie. Mededeling IV heeft een opsommend verband met I; het signaalwoord is “ook”.
2 Uitwerkingen en richtlijnen voor de correctie
14
E Het verband tussen I van D en I van E is opsommend; het signaalwoord is “Ook”. Het verband tussen I en II is conclusie-argument. Het verband tussen II en III is conclusie-argument. Toelichting bij dit verband Hier geeft een persoon een verklaring. Het verband tussen II en III enerzijds en IV anderzijds is opsommend; signaalwoorden zijn “In de tweede plaats”. Het verband tussen I en IV is dan ook conclusie-argument. Het verband tussen IV en V is voorbeeldgevend. F Het verband tussen I en II is voorbeeldgevend. Het verband tussen II en III is conclusie-argument. Het verband tussen I en IV is voorbeeldgevend; het signaalwoord is “bijvoorbeeld”. Het verband tussen II en IV is tegenstellend; het signaalwoord is “echter”. G Het verband tussen I en II is voorbeeldgevend. Het verband tussen II en III is voorbeeldgevend; het signaalwoord is “Zo”.
15 A Het verband tussen I en II is conclusie-argument; het signaalwoord is “dan”. Het verband tussen II en III is voorbeeldgevend. B Het verband tussen I en II is tegenstellend; het signaalwoord is “echter”. Het verband tussen II en III is voorbeeldgevend. C Het verband tussen I en II is conclusie-argument. Het verband tussen I en III is conclusie-argument. Het verband tussen I en IV is conclusie-argument. Het verband tussen I en V is conclusie-argument. Het verband tussen II, III, IV en V is opsommend; het signaalwoord is “ook nog eens”. D Het verband tussen I en II is tegenstellend. Het verband tussen II en III is voorbeeldgevend. E Het verband tussen I en II is conclusie-argument. Het verband tussen II en III is opsommend; het signaalwoord is “ook”. Het verband tussen III en IV is opsommend; het signaalwoord is “zelfs”. Toelichting Bij de conclusie in I zijn dus drie argumenten.
2 Uitwerkingen en richtlijnen voor de correctie
15
F Het verband tussen I en II is probleem-oplossing. Het verband tussen II en III is opsommend; het signaalwoord is “Ook”. Het verband tussen I en III is probleem-oplossing. Het verband tussen III en IV is conclusie-argument; het signaalwoord is “immers”. Het verband tussen IV en V is voorbeeldgevend; het signaalwoord is “bijvoorbeeld”. Het verband tussen IV en VI is opsommend; de signaalwoorden zijn “Ook om andere redenen”. Het verband tussen III en VI is conclusie-argument; het signaalwoord is “andere”.
2.2 Samenvatten: opdrachten 16 tot en met 31; uitwerkingen en richtlijnen
16 1 walgt (r. 1) = wordt misselijk tussendoortjes (r. 3) = voedsel (bijvoorbeeld snoep) dat tussen de maaltijden door gegeten wordt gulzig (r. 6) = snel en zonder maat Een en ander (r. 8) = Dit, Die conclusie vraatzucht (r. 15) = grote neiging tot eten en drinken respectievelijk (r. 27) = achtereenvolgens Voorts (r. 29) = Daarbij 2 De tekst heeft een informerend doel. De schrijver informeert over een onderzoek naar het snackgedrag van Nederlanders. 3 De aanleiding was de publicatie deze week van het onderzoek van marketingbureau Kramer & Staal. 4 Inleiding: geen Kern: alinea’s I tot en met VI; conclusies uit onderzoek Slot: geen 5 “Uit onderzoek blijkt dat veel Nederlanders zich schuldig voelen door hun snackgedrag.” 6 Het verband tussen alinea IV en V is opsommend.
17 1 Naar schatting (r. 4) = Ongeveer beproeven van geluk (r. 7) = wagen een kans; echter (r. 8) = daarentegen, in tegenstelling daarmee, maar heft in eigen handen nemen (r. 8) = (een heft is handgreep van een mes) de zaken zelf aanpakken huwelijksannonces (r. 21-22) = huwelijksadvertenties kleitabletten (r. 27) = platen van gedroogde of gebakken klei met daarin teksten aangebracht getolereerd (r. 36) = toegestaan introvert (r. 50) = in zichzelf gekeerd
2 Uitwerkingen en richtlijnen voor de correctie
2 3 4
5
6 7
16
Bourgondische levensstijl (r. 61) = houding waarbij men geniet van al het goede dat het leven te bieden heeft relatiesites (r. 77) = webpagina’s waar mensen contact met anderen zoeken De tekst heeft een informerend doel. De schrijfster informeert over de inhoud van het boek Op zoek naar een kanjer. De aanleiding was het verschijnen van het boek Op zoek naar een kanjer van dr. Wil Zeegers. Inleiding: alinea’s I tot en met III; voorbeelden hoe mensen met elkaar in contact kunnen komen en aanleiding Kern: alinea’s IV tot en met XIII; weergave inhoud van het boek Slot: alinea XIV; de tekst eindigt met een vraag die niet beantwoord wordt in het boek “Uit het boek Op zoek naar een kanjer blijkt dat contactadvertenties van de afgelopen vijftig jaar een verrassend beeld geven van de veranderde ideeën over relaties.” Contactadvertenties hebben langzamerhand het karakter gekregen van een (open) brief aan een onbekende. (alinea XII) Tussen alinea’s VII, VIII en alinea IX is er een opsommend verband. (Het signaalwoord is “Ook”, r. 52.)
Extra 8 85 procent van de ondervraagden zegt elke dag ten minste wel één keer iets lekkers naar binnen te proppen: een derde bezondigt zich er dagelijks drie tot vijf keer aan.” (alinea II)
18 1 ik red het niet (r. 1) = ik heb te weinig tijd van hot naar her (r. 8-9) = overal heen permanente (r. 13) = voortdurende Nauwelijks (r. 14) = Maar net, Slechts korte tijd onder meer (r. 18) = onder andere, ook voortschrijdende individualisering (r. 25-26) = verdergaande onafhankelijkheid variabele (r. 34) = wisselende diversiteit (r. 39) = verscheidenheid 2 De tekst heeft een overtuigend doel. De schrijver wil de lezer ervan overtuigen dat jongeren in een stresssituatie leven. 3 De aanleiding is (waarschijnlijk) het onderzoek Jongeren Nu van bureau Inter/View. 4 Inleiding: alinea’s I en II; voorbeeld waaruit blijkt dat jongeren het druk hebben en in permanente stress verkeren Kern: alinea’s III tot en met VII; betoog over stress onder jongeren Slot: geen 5 “Jongeren hebben het druk en verkeren in permanente stress.” (conclusie schrijfster)
2 Uitwerkingen en richtlijnen voor de correctie
17
6 Volgens het onderzoek worden jongeren van 6 tot 25 jaar een leeftijdsgroep in tijdnood (alinea IV). 7 Het verband tussen alinea IV en V is opsommend. (Het signaalwoord “echter” is hier niet tegenstellend gebruikt in de betekenis van “maar”, maar in de betekenis van “nog”.) 8 Drs. K.L. de Korte-Munk, “Tijdnood”, Haagse Courant, 5 oktober 1995 De aanleiding is (waarschijnlijk) het onderzoek Jongeren Nu van bureau Inter/View. (vraag 3) De schrijver wil de lezer overtuigen (vraag 2): “Jongeren hebben het druk en verkeren in permanente stress.” (vraag 5) Volgens het onderzoek worden jongeren van 6 tot 25 jaar een leeftijdsgroep in tijdnood (vraag 6). Extra 9a “Snackersverdriet”, de Volkskrant, 26 mei 1998 De aanleiding was de publicatie deze week van het onderzoek van marketingbureau Kramer & Staal. De schrijver informeert: “Uit onderzoek blijkt dat veel Nederlanders zich schuldig voelen door hun snackgedrag.” “85 procent van de ondervraagden zegt elke dag ten minste wel één keer iets lekkers naar binnen te proppen: een derde bezondigt zich er dagelijks drie tot vijf keer aan.” (alinea II) 9b Corine van Zuthem, “Op zoek naar een kanjer”, Rotterdams Dagblad, 4 april 1998 De aanleiding was het verschijnen van het boek Op zoek naar een kanjer van dr. Wil Zeegers. De schrijfster informeert: “Uit het boek Op zoek naar een kanjer blijkt dat contactadvertenties van de afgelopen vijftig jaar een verrassend beeld geven van de veranderde ideeën over relaties.” Contactadvertenties hebben langzamerhand het karakter gekregen van een (open) brief aan een onbekende. (alinea XII)
19 1 dienen (r. 1) = moeten oren uitspuiten (r. 1) = goed luisteren monologen (r. 4-5) = toespraken dialogen (r. 5) = gesprekken Te vrezen valt (r. 6) = Ik ben bang recensent (r. 16) = bespreker, criticus, schrijver hypothesen (r. 27) = theorieën interactie (r. 47) = communicatie, samenwerking manipuleren (r. 49) = beïnvloeden, bespelen deugen (r. 61) = goed zijn 2 De tekst heeft een informerend doel. De schrijver informeert over het boek Dialoog op het werk van Nancy Dixon. 3 Er is geen duidelijke aanleiding, waarschijnlijk dat het boek recentelijk is uitgebracht.
2 Uitwerkingen en richtlijnen voor de correctie
18
4 Inleiding: alinea I, II, III; conclusies en bronverwijzing Kern: alinea’s IV tot en met XI; de lessen en uitkomsten van het boek Slot: alinea XII; samenvatting 5 “Het boek Dialoog op het werk geeft als advies: managers moeten luisteren en kennis delen.” 6 De manager moet beter luisteren, maar de medewerker moet beter praten (alinea VIII). 7 Het verband tussen alinea IV, V, VI en VII is opsommend. (Het signaal vormen de woordgroepen Les 1, Les 2, Les 3 en Les 4.) 8 Ron van Gelderen, “Managers moeten luisteren en kennis delen”, de Volkskrant, 25 november 2000 Er is geen duidelijke aanleiding, waarschijnlijk dat het boek Dialoog op het werk recentelijk is uitgebracht. De schrijver informeert: “Het boek Dialoog op het werk geeft als advies: managers moeten luisteren en kennis delen.” De manager moet beter luisteren, maar de medewerker moet beter praten (alinea VIII).
20 1 voorspiegelt (r. 3) = belooft addertjes onder het gras (r. 3-4) = verborgen gevaren fysieke (r. 21) = lichamelijke Uiteindelijk (r. 37) = Ten slotte conversatie (r. 33) = gesprek Subject (r. 34) = Onderwerp (NB niet “sujet” = persoon) parameters (r. 47) = gegevens, eigenschappen zich ingedekt (r. 65-66) = voorzorgsmaatregelen genomen privacy (r. 67) = persoonlijke vrijheid 2 De tekst heeft een overtuigend doel. De schrijver bespreekt een computerprogramma kritisch en geeft er zijn mening over. 3 De aanleiding was het feit dat het programma nu in de winkel te koop is. 4 Inleiding: alinea I; aandachttrekkende vragen Kern: alinea’s II tot en met IX; bespreking van het programma Truster Slot: alinea X; het noemen van de prijs 5 “Leugendetector Truster is uitsluitend geschikt als programma voor familiefeestjes.” (mening) 6 De leugendetector is zeer onbetrouwbaar (alinea VII). 7 Het verband tussen alinea V en VI is opsommend. (De signaalwoorden zijn “Eerst”, r. 29, “Daarna”, r. 31, en “Uiteindelijk”, r. 37.) 8 Het verband tussen alinea VIII en de overige alinea’s is conclusie-argumenten. 9 Paul Snijdewind, “Leugendetector: feest voor saaie familiepartijtjes”, NoordHollands Dagblad, 2 juli 1998 De aanleiding was het feit dat het programma nu in de winkel te koop is. De schrijver heeft een overtuigend doel: “Leugendetector Truster is uitsluitend geschikt als programma voor familiefeestjes.” De leugendetector is zeer onbetrouwbaar (alinea VII).
2 Uitwerkingen en richtlijnen voor de correctie
19
21 1 skimmen (titel) = alleen op sleutelwoorden lezen log (r. 1) = zwaar en traag snelleesgoeroe (r. 4) = leermeester in het snellezen decoderen (r. 6) = omzetten vocaliseren (r. 13) = uitspreken geprevel (r. 15) = binnensmonds gepraat sleutelwoorden (r. 64-65) = belangrijkste begrippen koppen (r. 75) = titels In zekere zin (r. 79) = Bij nader inzien, Eigenlijk 2 De tekst heeft een informerend doel. De schrijfster bespreekt de snelleescursus van Rob van de Laar. 3 Er is geen duidelijke aanleiding. 4 Inleiding: alinea I; conclusie en prikkelende gegevens vooraf Kern: alinea’s II tot en met IX; bespreking van inhoud cursus snellezen Slot: alinea’s X en XI; voorbeeld ter illustratie 5 “Volgens Rob van de Laar kan iedereen tweemaal sneller leren lezen.” (feit) 6 De tijdbesparing met snellezen levert tijdwinst en kwaliteitswinst op (alinea’s III en IV). 7 Het verband tussen alinea VI en VII is tegenstellend. (Het signaalwoord is “Maar”, r. 50) 8 Aranka Klomp, “Skimmen, helft korter”, NRC Handelsblad, 18 september 1997 Er is geen duidelijke aanleiding. De schrijfster heeft een informerend doel: “Volgens Rob van de Laar kan iedereen tweemaal sneller leren lezen.” De tijdbesparing met snellezen levert tijdwinst en kwaliteitswinst op (alinea’s III en IV). 9 Noteer wat je van die bespreking geleerd hebt.
22 1 opent deuren (r. 8) = geeft mogelijkheden domineren (r. 23-24) = overheersen merites (r. 25) = waarde(n) ventileren (r. 28) = laten weten rubricering (r. 48) = ordening reëel probleem (r. 54) = werkelijk vraagstuk verborgen agenda (r. 56) = onderwerpen die niet op de lijst van te behandelen onderwerpen staan, maar desondanks de besprekingen overheersen legio (r. 75) = ontelbaar alternatief (r. 81) = andere mogelijkheid 2 De tekst heeft een informerend doel. De schrijver informeert over elektronisch vergaderen. 3 Er is geen duidelijke aanleiding. 4 Inleiding: alinea’s I en II; inleidende beschrijving besprekingen en ontwikkeling ideeën Kern: alinea’s III tot en met XVI; beschrijving EVS Slot: XVII; commentaar, conclusie
2 Uitwerkingen en richtlijnen voor de correctie
20
5 “Er is een elektronisch vergadersysteem waarbij de deelnemers gezeten achter een computer ‘anoniem’ vergaderen.” 6 (Docent, zie opmerking op blz. 6.) De schrijver werkt het thema als volgt uit. Thema: “Er is een elektronisch vergadersysteem.” Uitwerking: De schrijver beschrijft hoe het systeem werkt (dus “verschijnsel”, “eigenschappen”). 7 Het verband tussen alinea XIII en XIV is opsommend (XIII: kopen; XIV: huren) of tegenstellend (XIII: kopen; XIV: huren kan echter ook). 8 Dick van der Meer, “In alle openheid anoniem vergaderen”, Haagsche Courant, 13 december 1997 Er is geen duidelijke aanleiding. De schrijver informeert: “Er is een elektronisch vergadersysteem waarbij de deelnemers gezeten achter een computer ‘anoniem’ vergaderen.” Met het EVS kan iedereen zijn ei kwijt (alinea IV).
23 1 regent (r. 5) = bestuurder publicist (r. 10) = schrijver masculiene (r. 17) = mannelijke lulletje rozenwater (r. 18) = onbenul breedsprakeriger (r. 23) = omslachtiger in formuleren interrumperen (r. 28) = onderbreken, in de rede vallen intuïtie (r. 47) = instinct, gevoel impliciet (r. 67) = zonder het hardop uit te spreken 2 De tekst heeft een informerend doel. De schrijver informeert over de mening van Dédé Brouwer over mannen- en vrouwentaal. 3 De aanleiding was de lezing dinsdag van mevrouw Brouwer voor studenten van de Universiteit van Maastricht. 4 Inleiding: alinea’s I en III; een voorbeeld van mannentaal Kern: alinea’s IV tot en met XI; behandeling van de inhoud van de lezing van mevrouw Brouwer Slot: alinea XII; opvallende conclusie van mevrouw Brouwer in haar lezing 5 “Mevrouw Brouwer stelt dat het verschil tussen mannentaal en vrouwentaal cultureel bepaald is, maar dat de maatschappij op dit punt verandert.” 6 De schrijver citeert mevrouw Brouwer die voorbeelden geeft van mannelijk taalgebruik en het taalgebruik van vrouwen (alinea’s V en VI), die verklaart hoe dat komt (alinea VII) en die het onderwerp in een historische context plaatst (alinea’s IX tot en met XII). 7 Het verband tussen alinea X en XI is dat van oorzaak-gevolg. 8 Louis Burgers, “Stoere ‘mannenpraat’ beter dan softe ‘vrouwentaal’”, Rotterdams Dagblad, 31 maart 1998 De aanleiding is de lezing dinsdag van mevrouw Brouwer voor studenten van de Universiteit van Maastricht. De schrijver informeert: “Mevrouw Brouwer stelt dat het verschil tussen mannentaal en vrouwentaal cultureel bepaald is, maar dat de maatschappij op dit punt verandert.” Mannentaal werd altijd gezien als norm (alinea IX).
2 Uitwerkingen en richtlijnen voor de correctie
21
9 Louis Burgers, “Stoere ‘mannenpraat’ beter dan softe ‘vrouwentaal’”, Rotterdams Dagblad, 31 maart 1998 De aanleiding is de lezing dinsdag van mevrouw Brouwer voor studenten van de Universiteit van Maastricht. De schrijver informeert: “Mevrouw Brouwer stelt dat het verschil tussen mannentaal en vrouwentaal cultureel bepaald is, maar dat de maatschappij op dit punt verandert.” De schrijver citeert mevrouw Brouwer die voorbeelden geeft van mannelijk taalgebruik en het taalgebruik van vrouwen (alinea’s V en VI), verklaart hoe dat komt (alinea VII) en het onderwerp in een historische context plaatst (alinea’s IX tot en met XII) (vraag 6). Extra 10a Tekst 16 “Snackersverdriet”, de Volkskrant, 26 mei 1998 De aanleiding was de publicatie deze week van het onderzoek van marketingbureau Kramer & Staal. De schrijver informeert: “Uit onderzoek blijkt dat veel Nederlanders zich schuldig voelen door hun snack gedrag.” De schrijver citeert uit het onderzoek belangrijke wetenswaardigheden (verschijnsel-eigenschappen). 10b Tekst 17 Corine van Zuthem, “Op zoek naar een kanjer”, Rotterdams Dagblad, 4 april 1998 De aanleiding was het verschijnen van het boek Op zoek naar een kanjer van dr. Wil Zeegers. De schrijfster informeert: “Uit het boek Op zoek naar een kanjer blijkt dat contactadvertenties van de afgelopen vijftig jaar een verrassend beeld geven van de veranderde ideeën over relaties.” De schrijfster vat de inhoud samen van het boek dat voornamelijk bestaat uit geschiedenis van het verschijnsel ‘contactadvertenties’ (verschijnsel-eigenschappen/ontwikkeling). 10c Tekst 18 Drs. K.L. de Korte-Munk, “Tijdnood”, Haagse Courant, 5 oktober 1995 De aanleiding is (waarschijnlijk) het onderzoek Jongeren Nu van bureau Inter/View. (vraag 3) De schrijver wil de lezer overtuigen (vraag 2): “Jongeren hebben het druk en verkeren in permanente stress.” De schrijver geeft de conclusies weer uit het onderzoek onder jongeren (verschijnsel-eigenschappen/ontwikkeling). 10d Tekst 19 Ron van Gelderen, “Managers moeten luisteren en kennis delen”, de Volkskrant, 25 november 2000 Er is geen duidelijke aanleiding, waarschijnlijk dat het boek recentelijk is uitgebracht.
2 Uitwerkingen en richtlijnen voor de correctie
22
De schrijver informeert: “Het boek Dialoog op het werk geeft als advies: managers moeten luisteren en kennis delen.” De schrijver geeft een samenvatting van het boek (verschijnsel-eigenschappen) 10e Tekst 20 Paul Snijdewind, “Leugendetector: feest voor saaie familiepartijtjes”, Noord-Hollands Dagblad, 2 juli 1998 De aanleiding was het feit dat het programma nu in de winkel te koop is. De schrijver heeft een overtuigend doel: “Leugendetector Truster is uitsluitend geschikt als programma voor familiefeestjes.” De schrijver geeft argumenten voor zijn mening. 10f Tekst 21 Aranka Klomp, “Skimmen, helft korter”, NRC Handelsblad, 18 september 1997 Er is geen duidelijke aanleiding De schrijfster heeft een informerend doel: “Volgens Rob van de Laar kan iedereen tweemaal sneller leren lezen.” De schrijfster geeft argumenten weer en onderdelen van de cursus snellezen (verschijnsel-eigenschappen). 10g Tekst 22 Dick van der Meer, “In alle openheid anoniem vergaderen”, Haagsche Courant, 13 december 1997 Er is geen duidelijke aanleiding. De schrijver informeert: “Er is een elektronisch vergadersysteem waarbij de deelnemers gezeten achter een computer ‘anoniem’ vergaderen.” De schrijver bespreekt de manier van vergaderen met het EVS (verschijnsel-eigenschappen).
24 1 nu eenmaal (titel) = zonder twijfel, daar is niets aan te veranderen promovendus (r. 6) = persoon die voor de doctorstitel opgaat als vanouds (r. 9) = sinds lange tijd wolven in schaapskleren (r. 15) = gevaarlijke mensen die zich onschadelijk voordoen, huichelaars clichématige (r. 16) = standaard, niet afwijkend van wat gewoon is feministen (r. 32) = vrouwen die vechten voor meer rechten voor vrouwen zorgtaken (r. 41) = werkzaamheden die te maken hebben met de verzorging van anderen 2 De tekst heeft een overtuigend doel. De schrijfster geeft haar mening over de stelling dat er een nieuwe vadersoort zou zijn opgestaan. 3 De aanleiding was een artikel over M. Jacobs en zijn onderzoek. 4 Inleiding: alinea I; aanleiding Kern: alinea’s II tot en met IX; beschrijving van de inhoud van het onderzoek waarbij de schrijfster haar commentaar geeft Slot: alinea’s X tot en met XI; conclusie van de schrijfster n.a.v. het artikel van M. Jacobs en zijn onderzoek
2 Uitwerkingen en richtlijnen voor de correctie
23
5 “Mannen zijn onopvoedbaar.” 6 De schrijfster geeft bij haar mening een aantal argumenten. 7 Het verband tussen alinea II en III enerzijds en IV anderzijds is concluderend (“Kortom”, r. 14). 8 Liesbeth Wytzes, “Mannen zijn nu eenmaal onopvoedbaar”, de Volkskrant, 21 februari 1998 De aanleiding was een artikel over M. Jacobs en zijn onderzoek. De schrijfster heeft een overtuigend doel: “Mannen zijn onopvoedbaar”. Steeds vaker wordt bewezen dat vrouwen het drukker hebben gekregen, terwijl mannen hetzelfde zijn blijven doen (alinea VIII). 9 Liesbeth Wytzes, “Mannen zijn nu eenmaal onopvoedbaar”, de Volkskrant, 21 februari 1998 De aanleiding was een onderzoek van M. Jacobs. De schrijfster heeft een overtuigend doel: “Mannen zijn onopvoedbaar”. De schrijfster weerlegt de argumenten uit het onderzoek van M. Jacobs en geeft haar eigen conclusie.
25 1 representatieve (r. 18) = voor een groep kenmerkende steekproef (r. 18) = beperkt onderzoek waarnaar men een geheel beoordeelt marginale positie (r. 31) = grensgebied waarin men zich nauwelijks staande kan houden analfabeten (r. 45) = mensen die niet kunnen lezen en/of schrijven domeinen (r. 60) = aandachtsgebieden egalitaire patroon (r. 71) = beeld waaruit blijkt dat gelijkheid wordt nagestreefd dat neigt naar (r. 72) = dat lijkt op een ontwikkeling naar tweedeling (r. 72) = splitsing Verhoudingsgewijs (r. 78) = in vergelijking 2 De tekst heeft een informerend doel. De schrijver informeert over de inhoud van een internationaal, vergelijkend onderzoek naar functionele geletterdheid. 3 De aanleiding was het presenteren van het Oeso-rapport Literacy Skills for the Knowledge Society, op 7 november in Vancouver. 4 Inleiding: alinea’s I en II; aanleiding en belangrijkste conclusie van het rapport Kern: alinea’s III tot en met XII; weergave conclusies in het Oeso-rapport Slot: geen 5 “Uit het Oeso-rapport blijkt: de Nederlanders komen in het sociaaleconomisch verkeer goed mee, omdat ze goed overweg kunnen met teksten.” 6 De schrijver werkt zijn thema uit door het opsommen van een aantal conclusies uit het rapport. 7 Het verband tussen alinea IX en X is tegenstellend. (Het signaalwoord is “contrasteert”, r. 71.) 8 Jan Jaap Knol, “Nederlander kan goed overweg met teksten”, Uitleg, 19 november 1997
2 Uitwerkingen en richtlijnen voor de correctie
24
De aanleiding was het presenteren van het Oeso-rapport Literacy Skills for the Knowledge Society, op 7 november in Vancouver. De schrijver informeert: “Uit het Oeso-rapport blijkt: de Nederlanders komen in het sociaaleconomisch verkeer goed mee, omdat ze goed overweg kunnen met teksten.” Functionele geletterdheid is belangrijk, omdat kennis en informatie een grotere productiefactor worden (alinea V). 9 Jan Jaap Knol, “Nederlander kan goed overweg met teksten”, Uitleg, 19 november 1997 De aanleiding was het presenteren van het Oeso-rapport Literacy Skills for the Knowledge Society, op 7 november in Vancouver. De schrijver informeert: “Uit het Oeso-rapport blijkt: de Nederlanders komen in het sociaaleconomisch verkeer goed mee, omdat ze goed overweg kunnen met teksten.” De schrijver geeft tal van conclusies uit het onderzoek weer (verschijnseleigenschappen).
26 1 zingt rond (r. 10) = kom je vaak tegen, hoor je vaak stevig omarmd (r. 12) = met enthousiasme aanvaard employability (r. 12) = vermogen om breed ingezet te worden op de arbeidsmarkt ad hoc (r. 24) = voor een bepaalde situatie geldende consultants (r. 31) = mensen die geraadpleegd worden op het gebied van personeelswerk radicaal (r. 32) = ingrijpend paternalistische houding (r. 36) = bevoogdend gedrag lacunes (r. 50) = onvolledigheden training on the job (r. 55-56) = opleiding op de werkplek (tijdens het werk) 360 gradengesprek (r. 75) = gesprek waarin een werknemer beoordeeld wordt door alle mensen met wie hij op het werk te maken heeft 2 De schrijver heeft een informerend doel. De schrijver informeert over noodzakelijke veranderingen in het personeelsbeleid die consultancybureau Booz Allen Hamilton adviseert. 3 Er is geen duidelijke aanleiding. 4 Inleiding vormen alinea’s I, II en III: standpunt van adviesbureau Kern wordt gevormd door alinea’s IV tot en met IX: organisatiecultuur, investeren in employability, training on the job en 360 gradengesprek Er is geen slot 5 “Het consultancybureau adviseert dat het personeelsbeleid moet veranderen.” 6 De schrijver citeert uitspraken van adviseurs van het bureau (verschijnselcommentaren/eigenschappen). 7 Het verband tussen alinea IX en X is voorbeeldgevend. NB In de eerste oplage van het boek is de aanduiding X voor r. 83 weg gevallen.
2 Uitwerkingen en richtlijnen voor de correctie
25
8 Marcella Breedeveld, “Personeelsbeleid moet anders”, NRC Handelsblad, 11 mei 1998 De aanleiding is niet direct gegeven. De schrijver informeert: “Het consultancybureau adviseert dat het personeelsbeleid moet veranderen.” De schrijver geeft weer hoe Neil McArthur en Karin Dorrepaal denken over het personeelsbeleid. Hij geeft voorbeelden van hoe zij vinden dat het personeelsbeleid moet veranderen. Tot slot geeft hij aan hoe iedere werknemer beoordeeld moet worden.
27 1 ivoren toren (r. 2) = beschermende luxe plek afgezonderd van de werkelijkheid van alledag sympathie (r. 2) = waardering Integriteit (r. 13) = Betrouwbaarheid, Eerlijkheid bureaucratische systeem (r. 30-31) = maatschappelijk bestel waarin ambtenaren bepalen wat er gebeurt diplomatie (r. 31) = op een tactvolle wijze mensen manipuleren in kaart brengen (r. 34) = beschrijven, uitzoeken een deal sluiten (r. 40) = een overeenkomst tot stand brengen 2 De tekst heeft een informerend doel. De schrijver informeert over een Globeproject van onderzoek in zestig landen naar eigenschappen van de ideale manager. 3 “Onderzoek wijst uit dat de ideale manager niet te overheersend moet zijn en zakelijk instinct combineert met waardering voor zijn onder geschikten.” 4 Inleiding: alinea’s I en II; aanleiding en belangrijkste conclusie Kern: alinea’s III tot en met X; uitkomsten van het onderzoek Slot: geen 5 De relevante alinea’s zijn: III, IV, VI, VII, VIII, IX, X. 6 Hieronder staan de trefwoorden van de relevante alinea’s. III Integriteit, in Nederland, visie, inspiratie IV niet te overheersend, combineert zakelijk instinct met waardering voor ondergeschikten (V commentaar/samenvattend (niet relevant)) VI Globeproject, zestig landen, alle resultaten naast elkaar VII inzicht, cultuurverschillen, voorspellen VIII Nederland, bescheiden, klopt niet, lef prima eigenschap, risico’s niet vermijden IX verschil, opvatting over leiderschap, tussen mannen en vrouwen X voorspelling management, toekomst, manager, socialer, flexibeler en creatiever 7 Naar eigen inzicht. Controleer of je alle relevante trefwoorden hebt gebruikt. 8 Mike Belinfante, “Lef prima eigenschap voor manager”, Haagsche Courant, 22 december 1997
2 Uitwerkingen en richtlijnen voor de correctie
26
De aanleiding is de promotie van Deanne den Hartog aan de Vrije Universiteit van Amsterdam afgelopen week. De schrijver informeert: “Onderzoek wijst uit dat de ideale manager niet te overheersend moet zijn en zakelijk instinct combineert met waardering voor zijn ondergeschikten.” In Nederland blijkt integriteit heel belangrijk, net als visie en inspiratie (alinea III). 9 Mike Belinfante, “Lef prima eigenschap voor manager”, Haagsche Courant, 22 december 1997 De aanleiding is de promotie van Deanne den Hartog aan de Vrije Universiteit van Amsterdam afgelopen week. De schrijver informeert: “Onderzoek wijst uit dat de ideale manager niet te overheersend moet zijn en zakelijk instinct combineert met waardering voor zijn ondergeschikten.” De schrijver citeert de belangrijkste mening uit het onderzoek over de Nederlandse manager en hoe dat internationaal ligt.
28 1 conjunctuurgevoelig (r. 6-7) = reagerend op economische veranderingen qua (r. 13) = wat betreft per se (r. 13) = als vanzelf uitwijkmogelijkheden (r. 34) = alternatieven loopbaanperspectieven (r. 37) = carrièremogelijkheden motivatie (r. 45) = het hebben van drijfveren investeren (r. 67) = geld en energie besteden om een doel te bereiken cohesie (r. 69) = samenhang 2 De tekst heeft een informerend doel. De schrijver informeert over de inhoud van een rapport over keuzes die jongeren maken bij het kiezen van beroepen. 3 “Onderzoekers stellen vast dat traditioneel ‘vrouwelijke’ beroepen een goede keus zijn, zowel voor jongens als meisjes, met het oog op werkzekerheid.” 4 Inleiding: geen Kern: alinea’s I tot en met VIII; hierin worden de uitkomsten van het rapport beschreven Slot: geen 5 Alle alinea’s zijn relevant. 6 Hieronder staan de trefwoorden van de relevante alinea’s. I traditioneel ‘vrouwelijke’ beroepen, niet slechte keuze, werkzekerheid, meisjes én jongens II “hardere” opleidingen en functies, gevoelig voor economische ontwikkelingen III beroepen, meisjes, traditioneel, ook voor jongens perspectieven, jongens, nauwelijks enige beweging, “vrouwelijke” opleidingen IV meisjes, beroepen, “voor het leven”, jongens, opleiding, loopbaan perspectieven
2 Uitwerkingen en richtlijnen voor de correctie
27
V Meisjes, minder bewust, economische onafhankelijkheid, betere balans: “leuk” en “perspectiefrijk”, geboden VI betrouwbaarheid ROA-cijfers VII individu, baat, bij juiste keus voor opleiding en beroep ook maatschappij als geheel VIII Onderwijs, belangrijk, sociale cohesie 7 Naar eigen inzicht. Controleer of je alle relevante trefwoorden hebt gebruikt. 8 Linda van Ingen, “Een slimme meid kiest eigengereid”, Uitleg, 18 maart 1998 De aanleiding is het verschijnen van het rapport Arbeidsmarktperspec tieven voor meisjes en allochtonen. De schrijver informeert: “Onderzoekers stellen vast dat traditioneel ‘vrouwelijke’ beroepen een goede keus zijn, zowel voor jongens als meisjes, met het oog op werkzekerheid.” Juist functies als secretaresse, docent en verpleegkundige zijn weinig conjunctuurgevoelig (alinea I). 9 Linda van Ingen, “Een slimme meid kiest eigengereid”, Uitleg, 18 maart 1998 De aanleiding is het verschijnen van het rapport Arbeidsmarktperspec tieven voor meisjes en allochtonen. De schrijver informeert: “Onderzoekers stellen vast dat traditioneel ‘vrouwelijke’ beroepen een goede keus zijn, zowel voor jongens als meisjes, met het oog op werkzekerheid.” De schrijver bespreekt de onderzoeksresultaten (verschijnsel-eigenschappen/ontwikkeling). 10 Linda van Ingen, “Een slimme meid kiest eigengereid”, Uitleg, 18 maart 1998 De aanleiding is het verschijnen van het rapport Arbeidsmarktperspec tieven voor meisjes en allochtonen. De schrijver informeert: “Onderzoekers stellen vast dat traditioneel ‘vrouwelijke’ beroepen een goede keus zijn, zowel voor jongens als meisjes, met het oog op werkzekerheid.” [I + II + III + IV + V]; [VI + VII + VIII] De traditioneel ‘vrouwelijke’ beroepen zijn niet zo’n slechte keuze, als het gaat om de werkzekerheid van meisjes én jongens. De “hardere” opleidingen en functies, waar jongens voor kiezen, zijn vaak gevoeliger voor economische ontwikkelingen. Terwijl traditionele meisjesberoepen ook voor jongens perspectieven bieden. In de keuzes van jongens zien we nauwelijks enige beweging richting “vrouwelijke” opleidingen. Meisjesberoepen zijn vaak keuzes “voor het leven”, terwijl jongens kiezen voor een opleiding met loopbaanperspectieven. Meisjes zijn zich minder bewust van de noodzaak tot economische onafhankelijkheid. Voor hen is er een betere balans tussen “leuk” en “perspectiefrijk” geboden. De betrouwbaarheid van de ROA-cijfers is groot. Dat is belangrijk want het individu heeft baat bij juiste keus voor opleiding en beroep, zowel als de maatschappij als geheel. Vooral het onderwijs is belangrijk voor de sociale cohesie.
2 Uitwerkingen en richtlijnen voor de correctie
28
29 1 sindsdien (r. 3) = daarna radicale (r. 9) = ingrijpende, revolutionaire ceo (r. 13) = president-directeur (chief executive officer) reductie (r. 21) = terugdringen, afname aloude (r. 23) = traditionele, ouderwetse vanwege (r. 24) = om, voor, in verband met dimmers (r. 32) = schakelaars waarmee je de lichtopbrengst kunt veranderen nazaten (r. 52) = kinderen, kleinkinderen of achterkleinkinderen 2 Stap 1: aanleiding; kern: alinea’s II tot en met VII (verschijnsel “Gloeilamp vervangen”); slot: geen. Stappen 2 en 3: II Afscheid gloeilamp, binnen tien jaar, twintig procent energiebesparing, in Europa 59 miljoen ton CO2 III Tachtig procent, huishoudens, aloude peertje, spaarlamp, 25 procent energieverbruik in licht, vijf procent gloeilamp IV Spaarlampen, nadelen, geen dimmers, kwikdamp, niet te veel aan- en uitschakelen, beperkt levensduur V tussenvariant: Edore, halogeenlampje VI grote klapper, light emitting diodes (leds), over vijf jaar VII Philips: Pharox, dertig euro per stuk 3 Astrid Smit, “In een gunstig licht”, Intermediair, 9 februari 2007 Aanleiding is de aankondiging in Californië vorige week de gloeilamp te verbieden. De schrijfster informeert: “De vervangers van de gloeilamp staan te dringen.” Verdere uitwerking naar eigen inzicht op basis van de uitwerkingen bij vragen 1 en 2.
30 1 kekke (r. 1) = vlotte, modieuze slenteren (r. 3-4) = langzaam wandelen gadgets (r. 7) = hebbedingetjes doet verbleken (r. 7-8) = overtreft met gemak por (r. 35) = duw rijkelijk (r. 37) = overvloedig 2 Stap 1: inleiding I en II is praktijkgeval/voorbeeld; kern: alinea’s III tot en met VII (verschijnsel-commentaren (meningen van verschillende personen)); slot: VIII praktijkgeval/voorbeeld. Stappen 2 en 3: III “hinderlijke takkeherrie” moet stoppen, reizigersorganisatie Rover, klachten krijgen IV Streng optreden, beveiliging, fors beboeten (V voorbeeld (niet relevant)) VI Woordvoerder RET, voelt niets voor bekeuring, ondoenlijk, verwacht, veroorzakers, hun verantwoordelijkheid nemen, medereizigers aanspreken VII Amsterdam, GVB, voorlopig, niet, extra maatregelen
2 Uitwerkingen en richtlijnen voor de correctie
29
3 Robin Rotman, “Zeg jij er wat van?”, Algemeen Dagblad, 2 maart 2007 Er is geen duidelijke aanleiding. De schrijver informeert: “Reizigersorganisatie wil harde maatregelen tegen takkeherrie in openbaar vervoer.” Verdere uitwerking naar eigen inzicht op basis van de uitwerkingen bij vragen 1 en 2.
31 Voorwerk 1 perspectief (r. 3) = gezichtspunt inaugurele rede (r. 7) = toespraak bij de aanvaarding van het beroep van hoogleraar kunst- en vliegwerk (r. 16) = alle middelen compensatie (r. 26) = vergoeding, vereffening equivalent (r. 34) = gelijkwaardige empirisch onderzoek (r. 42) = onderzoek naar ervaringen hiërarchie (r. 53) = rangorde toekomstscenario’s (r. 65) = planning op basis van te verwachten vooruitzichten een gegeven (r. 75) = een vaststaand feit 2 Stap 1: De inleiding wordt gevormd door I. De uitspraak van Maassen van den Brink is een aandachttrekkende constatering. De laatste alinea hoort nog bij de kern. Er is dus geen echt slot. Stappen 2 en 3: II niet alle inspanningen economisch productief (III voorbeeld kosten huwelijksconflict) (IV uitwerking voorbeeld) (V voorbeeld kosten kinderen) VI economie: berust op keuzes die mensen maken, emoties ten grondslag VII emoties en economie VIII “schaamschotten”, economen niets met sociologen en psychologen (IX voorbeeld doorbreken schotten multidisciplinair onderzoek) X belangstelling huishoudeconomie: toegenomen arbeidsdeelname van vrouwen (XI voorbeeld baten en kosten arbeidsdeelname van vrouwen) XII 25 procent Nederlandse vrouwen economisch zelfstandig: gegeven combinatie economie en psychologie 4 Ineke Jungschleger, “Emoties hebben invloed op economie”, de Volkskrant, 14 mei 1998 De aanleiding is de inaugurele rede Alles is economie waarmee mevrouw Maassen van den Brink vandaag het hoogleraarsambt aanvaardt. De schrijfster informeert: “Economie berust op keuzes en aan keuzes liggen emoties ten grondslag.” Verdere uitwerking naar eigen inzicht op basis van de uitwerkingen bij vragen 1 en 2.
2 Uitwerkingen en richtlijnen voor de correctie
30
Na afloop Besteed vooral aandacht aan de leesbaarheid van de samenvatting en controleer of alle relevante trefwoorden (zie stappen 2 en 3) een plaats hebben gekregen binnen de samenvatting. Zorg ervoor dat je “loskomt” van de oorspronkelijke tekst.
2.3 Tekstvervangend samenvatten en mondeling verslag leggen: opdrachten 32 tot en met 42; uitwerkingen en richtlijnen
32 Voorwerk 1 enigszins (r. 1) = een beetje zielsblij (r. 8) = heel erg vrolijk, heel erg dankbaar fenomeen (r. 32) = verschijnsel respondent (r. 70) = deskundige vanuit een beroepsgroep die vragen beantwoordt precair (r. 79) = onzeker, spannend, pijnlijk een manifestatie van status en prestige (r. 97) = een vertoning van maatschappelijke positie en aanzien ceremonie (r. 121) = plechtigheid uwerzelve (r. 131) = uw eigen persoon identiteit (r. 132) = persoonlijkheid 2 Je moet in elk geval de begrippen “verzorgingsstaten” (1), “scala” (2), “ethisch” (3), “publieke opinie” (4) en “metaforen van gastvrijheid” (5) in eigen woorden hebben geformuleerd. Voor sommige begrippen is het gebruikmaken van een woordenboek of encyclopedie verhelderend. Een goed antwoord komt neer op de volgende omschrijving. Landen met goede sociale voorzieningen (1) hebben talloze regels (2) voor de opvang van vreemdelingen (1). Wat daarbij goed of kwaad (3) is, wordt onderwerp van een brede maatschappelijke discussie (4). Vaak wordt een vergelijking (5) gemaakt met gastvrijheid. Tekstvervangende samenvatting 3 Vier stappen als voorbereiding Stap 1: De inleiding wordt gevormd door I tot en met III. In deze alinea’s staat een voorbeeld van het geven en ontvangen van cadeaus. XV is het slot. Daarin wordt aan de hand van een spreekwoord het thema van de tekst samengevat. Stappen 2 en 3: IV misverstanden, beoordelingsfouten, persoonlijke projecties in geschenk besloten V boek sociaalpsycholoog Komter over gebeurtenissen van geven, over gastvrijheid, fenomeen macht, wat is eerlijk (VI voorbeeld) VII Essai sur le don (1923) van Marcel Mauss: verplichtingen te geven, te ontvangen, terug te geven
2 Uitwerkingen en richtlijnen voor de correctie
31
VIII geschenken onthullen, iets van zichzelf IX cadeautje, compliment, gift als vergif X lowriskgeschenken XI Positief: goed doet, goed ontmoet XII Negatief: veel geeft, heeft meer, macht en prestige, afhankelijk maken XIII gastvrijheid, mooiste geschenk, moeilijkste, criterium kwaliteit van een beschaving (XIV voorbeeld) Stap 4: Voorbeeld V; [VII + IX + X + XI]; XIV 4 De tekstvervangende samenvatting is een uitwerking van de stappen 2 tot en met 4 bij 3. Het is handig om simpelweg de gekozen trefwoorden “in nieuwe zinnen aan elkaar te schrijven”. Ga ervan uit dat je daarbij het verband van de oorspronkelijke tekst goed begrepen hebt. Soms zul je even moeten terugbladeren om te controleren of je nog in de geest van de tekst samenvat. Soms zul je tijdens het aaneenschrijven de tekst beter begrijpen en besluiten achteraf trefwoorden te herzien. De volgende gegevens gaan de tekstvervangende samenvatting vooraf. Paul Depondt, “De kunst van het geven”, de Volkskrant, 14 mei 1998 De aanleiding is het verschijnen deze week van het boek Het geschenk van mevrouw Komter. De schrijver informeert: “Geven laat zien wie je bent.” Spreekschema 5 Gebruik voor het maken van een spreekschema de gegevens bij 3. Woorddossier 6 Bij het uitwerken van de trefwoorden in de samenvatting is het handig als de formuleringen kort en bondig zijn. Soms kun je met “eigen woorden” de trefwoorden vervangen. Neem de trefwoorden die je hebt vervangen op in je woorddossier, met hun vervanger. Na afloop 7 Besteed vooral aandacht aan de leesbaarheid van de samenvatting en controleer of alle relevante trefwoorden (zie stappen 2 en 3) een plaats hebben gekregen binnen de samenvatting. Zorg ervoor dat je “loskomt” van de oorspronkelijke tekst. 8 Naar eigen inzicht. Bij de mondelinge verslaglegging mogen (eigen) voorbeelden worden gebruikt die voor het publiek de inhoud kunnen verhelderen.
2 Uitwerkingen en richtlijnen voor de correctie
32
33 Voorwerk 1 Neem deze (r. 16) = Bijvoorbeeld mythe (r. 18) = een sprookje Strategisch denken (r. 20) = planmatig redeneren Kantoorpolitiek (r. 23) = Kenmerkend gedrag op administratieve afdelingen saboteerden (r. 37) = werkten tegen aan diggelen slaan (r. 40) = kapotmaken stoet (r. 44) = lange rij goedgemutst (r. 79) = opgewekt, vrolijk Rationaliseren (r. 81) = Logisch beredeneren credo (r. 88) = overtuiging, leus, kreet 2 Je moet in elk geval de begrippen “genegeerd” (1), “reageerden” (2) en “hetzelfde” (3) in eigen woorden hebben geformuleerd. Voor sommige begrippen is het gebruikmaken van een woordenboek of encyclopedie verhelderend. Een goed antwoord komt neer op de volgende omschrijving. Degenen die geen aandacht kregen (1) gaven allen een gelijk (3) beeld te zien (2). Tekstvervangende samenvatting 3 Vier stappen als voorbereiding Stap 1: De inleiding wordt gevormd door I en II (voorbeeld). De kern wordt gevormd door III tot en met XIX. XX is het slot: samenvatting, conclusie. Stappen 2 en 3: III fouten, een mens, vrouw, maken in haar werk, 101 IV Te hard werken is fout, strategisch denken, netwerken, samenwerken, belangrijker voor carrière V bescheiden zijn, ideeën weggeven, Zachtjes praten, Hoog praten, Te vaak glimlachen, Te weinig ruimte innemen, Kantoorpolitiek ontlopen, fout, vrouwelijk gedrag VI Frankel geeft “workshops”, bijna alleen werkende vrouwen VII vrouwen, zelf hun grootste tegenstander VIII daarmee ophouden, eindelijk loonsverhoging, meer respect (IX voorbeelden) X lieve meisjes komen niet ver XI gedragen als een meisje, omdat ze dat geleerd hebben XII Ook later, meer geaccepteerd, als een lief meisje, dan als een volwassen vrouw XIII vaak in meisjesgedrag hangen, omdat dit veel positiefs opleverde XIV vaak negatieve reacties, zelf bang voor (XV samenvatting) XVI Geen collega’s voederen XVII vrouwen verdienen minder dan mannen, minder vaak hogere functies, klagen, niets dichter bij, doel
2 Uitwerkingen en richtlijnen voor de correctie
33
XVIII opgewekte tips hoe je dan wél te gedragen op de werkvloer XIX niet veranderen van de ander, alleen jezelf veranderen Stap 4: Voorbeeld [VI + VII + VIII]; [III + IV + V + XVI]; [XVIII + XIX] [X + XI + XII + XIII + XIV]; [XVII] 4 De tekstvervangende samenvatting is een uitwerking van de stappen 2 tot en met 4 bij 3. Zie opmerking bij opdracht 32, vraag 4. De volgende gegevens gaan de tekstvervangende samenvatting vooraf. Eveline Brandt, ”Lieve meisjes komen niet ver”, Trouw, 11 november 2005 De aanleiding is het onlangs verschijnen van een vertaald boek, getiteld Opzij! Opzij! Opzij!. De schrijfster informeert: “De Amerikaanse coach, Lois Frankel, adviseert vrouwen hun meisjesgedrag te veranderen.” Spreekschema 5 Zie opmerking bij opdracht 32, vraag 5. Woorddossier 6 Zie opmerking bij opdracht 32, vraag 6. Na afloop 7 Zie opmerking bij opdracht 32, vraag 7. 8 Zie opmerking bij opdracht 32, vraag 8.
34 Voorwerk 1 metaforen (titel) = beeldende vergelijkingen Een raadsel (r. 1) = Een vraag beliefde (r. 23) = vroeg om hebben gemeen (r. 23) = lijken op elkaar na dato (r. 26) = daarna, later symposium (r. 33) = wetenschappelijke bijeenkomst over een bepaald onderwerp doorwrochte (r. 35) = ingewikkelde, goed doordachte nietige (r. 47) = onbeduidende delegeren (r. 49) = verantwoordelijke taken overdragen uitstippelen (r. 77) = bepalen, uitzetten motto (r. 78) = (citaat gebruikt als) leuze prioriteit (r. 105) = voorrang institutioneel (r. 150) = geformaliseerd territoriumdrift (r. 164) = drang het eigen terrein af te bakenen intolerante (r. 166) = onverdraagzame 2 Je moet in elk geval de begrippen “vermogen” (1), “’zwermen’” (2), “mobiliteit” (3) en “mechanismen van sociale overdracht” (4) in eigen woorden hebben geformuleerd. Wat “sociale overdracht” inhoudt, staat in XIX. Een goed antwoord komt neer op de volgende omschrijving.
2 Uitwerkingen en richtlijnen voor de correctie
34
Het kunnen (1) rondsnuffelen binnen organisaties (2) is afhankelijk van de mogelijkheid van mensen om van werkplek te veranderen (3) en van een aantal doelmatige afspraken om elkaar te informeren (4). Tekstvervangende samenvatting 3 Vier stappen als voorbereiding Stap 1: De inleiding wordt gevormd door I en II. In deze alinea’s staan voorbeelden van metaforen. Het slot is XXI. Daarin wordt een conclusie getrokken. Stappen 2 en 3: III over het bedrijfsleven schrijft, gretig gebruik metaforen IV metaforen: puntig, spreken aan, prikkelen fantasie, blijven hangen (V voorbeeld) (VI voorbeeld) (VII voorbeeld) (VIII samenvatting) IX metaforen krachtig om ideeën over te brengen X breed uitgesponnen metaforen werken niet (XI voorbeeld) XII manke metaforen (XIII voorbeeld) XIV bedrijf niet meer in feitelijke termen beschrijven (XV herformulering) XVI orde in chaos scheppen: metaforen verhelderend (XVII voorbeeld) (XVIII voorbeeld) (XIX voorbeeld) (XX voorbeeld) Stap 4: Voorbeeld [III + IV]; [IX + X + XII]; [XIV + XVI] 4 De tekstvervangende samenvatting is een uitwerking van de stappen 2 tot en met 4 bij 3. Zie opmerking bij opdracht 32, vraag 4. De volgende gegevens gaan de tekstvervangende samenvatting vooraf. Annegreet van Bergen, “Metaforen aan de macht”, Elsevier, 6 december 1997 De aanleiding is niet direct genoemd. Uitspraken van Philipstopman Boonstra aan het begin van het jaar en de lezingen op het symposium over “leiderschap” in juni spelen een belangrijke rol in dit artikel. De schrijfster informeert: “Metaforen om bedrijven te beschrijven blijven het publiek bij.” Spreekschema 5 Zie opmerking bij opdracht 32, vraag 5. Woorddossier 6 Zie opmerking bij opdracht 32, vraag 6.
2 Uitwerkingen en richtlijnen voor de correctie
35
Na afloop 7 Zie opmerking bij opdracht 32, vraag 7. 8 Zie opmerking bij opdracht 32, vraag 8. Vervolg 9 Naar eigen inzicht. Hierna tref je enkele voorbeelden aan van vergelijkingen in advertenties. • Uw lot kan hun lot helpen verzachten. (Loterij Fonds Slachtofferhulp) • Wie helpt ons om ’n goed plan de grond in te boren. (actie Drinkwater voor de derde wereld van Simavi) • Was goed. Blijft goed. (Persil Megaperls)
35 Voorwerk 1 troostprijs (r. 9) = goedmakertje proefkonijnen (r. 10) = personen die meedoen aan een onderzoek homo economicus (r. 17) = economisch denkende mens schemergebied (r. 21) = tussenterrein Verliesaversie (r. 34) = Hekel om in te leveren, weerstand om er minder op te worden kuddegedrag (r. 49) = intuïtief handelen binnen een groep middelloonsysteem (r. 59-60) = systeem waarbij de hoogte van het pensioen bepaald wordt aan de hand van het tijdens een loopbaan gemiddeld verdiende loon is geneigd (r. 67-68) = kiest op gevoel, doet als vanzelf significante (r. 72) = statistisch aantoonbare roekelozer (r. 79) = onbezorgder irrationele (r. 95) = onlogische, onnadenkende 2 Je moet in elk geval de begrippen “pensioen” (1), “individuele aangelegenheid” (2), “werknemers” (3) en “zetten apart” (4) en “ambities” (5) in eigen woorden hebben geformuleerd. Een goed antwoord komt neer op de volgende omschrijving. In Amerika, waar ieder voor zijn eigen (2) oude dag (1) moet zorgen, sparen (4) mensen in de tijd dat ze werken (3) veel minder dan ze zouden moeten doen voor hun toekomstplannen (5). Tekstvervangende samenvatting 3 Vier stappen als voorbereiding Stap 1: De inleiding wordt gevormd door I, II en III: een voorbeeld. De kern bestaat uit IV tot en met XIII. Er is geen duidelijke slotalinea. Stappen 2 en 3: IV mensen niet rationeel en verstandig, schemergebied tussen economie, psychologie, sociologie V liever kleine kans, dan gegarandeerd verlies VI Verliesaversie, winst, precies omgekeerd, prefereren zekerheid boven een gok VII ook op de beurs
2 Uitwerkingen en richtlijnen voor de correctie
36
VIII dankbare proeftuin voor gedragseconomen IX emotie-econome, banken, verzekeraars en beleidsmakers, gedrags economie omarmen X geneigd de toekomst zonnig in te schatten XI merkwaardige psychofinanciële fenomenen, het weer, lengte van de dagen XII stillen van jaloezie mag wat kosten XIII consumeren of sparen, ook hier, irrationele keuzes Stap 4: Voorbeeld [IV + IX + X]; [V + VI]; [VII + VIII]; [XI + XII + XIII] 4 De tekstvervangende samenvatting is een uitwerking van de stappen 2 tot en met 4 bij 3. Zie opmerking bij opdracht 32, vraag 4. De volgende gegevens gaan de tekstvervangende samenvatting vooraf. Hanno Bakkeren, “Geld maakt soms wel gelukkig”, de Volkskrant, 20 oktober 2004 De aanleiding is niet direct genoemd. Waarschijnlijk het verschijnen van het boek Geld en Geluk. De schrijver informeert: “In haar boek Geld en Geluk heeft de schrijfster een groot aantal psychofinanciële fenomenen op een rijtje gezet.” Spreekschema 5 Zie opmerking bij opdracht 32, vraag 5. Woorddossier 6 Zie opmerking bij opdracht 32, vraag 6. Na afloop 7 Zie opmerking bij opdracht 32, vraag 7. 8 Zie opmerking bij opdracht 32, vraag 8. Vervolg 9 Naar eigen inzicht. De tekst geeft de volgende voorbeelden. Mensen zijn blij met meevallers, tenminste als ze niet minder dan een ander krijgen. Mensen voelen zich rijker als het mooi weer is. Mensen hebben er geld voor over om het voordeel van anderen te verlagen.
36 Voorwerk 1 getooid (r. 1) = behangen schietgebedje (r. 9) = kort, haastig gebed wanneer nood dreigt schlemielen (r. 30) = sukkels, ongelukkigen newagebeweging (r. 40) = dromerige maatschappelijke stroming rituelen (r. 80) = (bij)gelovige handelingen (in specifieke volgorde met specifieke voorwerpen)
2 Uitwerkingen en richtlijnen voor de correctie
37
fractie (r. 117) = heel klein onderdeel Baat het niet, dan schaadt het niet (r. 145-146) = Nee heb je, ja kun je krijgen; misschien helpt het, en als het niet helpt, het kan ook geen kwaad 2 Je moet in elk geval de begrippen “situatie” (1) en “onder controle” (2) en “psychische spanning” (3) in eigen woorden hebben geformuleerd. Een goed antwoord komt neer op de volgende omschrijving. Als er onverwachte dingen gebeuren (1 en 2), raak je gestrest (3). Tekstvervangende samenvatting 3 Vier stappen als voorbereiding Stap 1: De inleiding wordt gevormd door I: voorbeeld. De kern wordt gevormd door II tot en met XVI. Er is geen echt slot. Stappen 2 en 3: II moderne maatschappij, bijgeloof, gaan samen, 68 procent III niet de domsten, studenten IV theater (V herhaling) VI in onze rationele manier van denken, scheurtjes, opmars spiritualiteit VII Grip krijgen op je omgeving VIII individuele prestaties, modern bijgeloof, faalangst IX meer stress, meer bijgeloof X bijgeloof onder sporters XI bijgelovige rituelen, voorbereidingen die geen verband houden met het resultaat waarop je hoopt (XII voorbeelden) XIII twee functies, vermijden spanning, verminderen bestaande spanning (XIV voorbeelden) XV overgang, kind, student, is niet zo groot XVI Bijgeloof wordt probleem als het dwangmatig wordt, denken dat je bijgeloof nodig hebt voor zaken die je wel zelf in de hand hebt Stap 4: Voorbeeld XI; [II + III + IV + X]; [VII + VIII]; [IX + VI + XIII]; [XV + XVI] 4 De tekstvervangende samenvatting is een uitwerking van de stappen 2 tot en met 4 bij 3. Zie opmerking bij opdracht 32, vraag 4. De volgende gegevens gaan de tekstvervangende samenvatting vooraf. Renate Megens, “Geluk kun je afdwingen”, AD Magazine, 10 juni 2006 Er is geen duidelijke aanleiding. De schrijfster informeert: “Er is nog volop bijgeloof in onze moderne maatschappij.” Spreekschema 5 Zie opmerking bij opdracht 32, vraag 5. Woorddossier 6 Zie opmerking bij opdracht 32, vraag 6.
2 Uitwerkingen en richtlijnen voor de correctie
Na afloop 7 Zie opmerking bij opdracht 32, vraag 7. 8 Zie opmerking bij opdracht 32, vraag 8. Vervolg 9 Naar eigen inzicht.
37 Voorwerk 1 wellicht (r. 2) = misschien motto (r. 5) = spreuk, kreet, overtuiging proletarische (r. 25) = bezitsloze rolpatroon (r. 60) = stereotiepe verdeling van taken bewindsman (r. 80) = minister vingervlugger (r. 89) = sneller bij handwerken confectie-industrie (r. 91) = fabriekswezen voor het maken van kleding vakcentrales (r. 95) = vereniging van arbeiders of werkgevers in een bepaalde branche pamflettistisch (r. 101) = oproepend tot protestacties 2 Je moet in elk geval de begrippen “eenzijdig” (1), “rolpatroon” (2) en “vastzitten” (3) in eigen woorden hebben geformuleerd. Een goed antwoord komt neer op de volgende omschrijving. Mannen hechten (3) meer aan een vaste (1) verdeling van taken (2) dan vrouwen. Tekstvervangende samenvatting 3 Vier stappen als voorbereiding Stap 1: Deze tekst heeft als inleiding I: introductie van het boek dat wordt besproken. De kern bestaat uit II tot en met XV. Het slot is XVI: uitspreken van waardering voor het boek. Stappen 2 en 3: II doorsneehuisvrouw begin jaren vijftig van de vorige eeuw, werkdagen, tot veertien uur, vijftig minuten, voor haar kinderen III 1995, 2,7 uur per dag, en de man ook een uur, zes uur per dag aan werk, studie, huishouden en kinderverzorging IV veel gezinnen deugden niet als omgeving voor het kind V arme gezinnen, kinderen hard werken, bovenkant samenleving, geen liefde en aandacht VI zelfs een Rustfonds, doorgedraaide huisvrouwen VII een geschiedenisboek over, dagelijks leven van vrouwen, afgelopen honderd jaar (VIII voorbeeld) (IX citaat) X vrouwenkiesrecht, arbeidstijdsverkorting, vrije zaterdag, steeds meer tijd, met het gezin XI opmerkelijk, veel veranderingen, van recente datum XII werkende vrouwen tot de jaren zeventig, altijd jonge, ongehuwde vrouwen
38
2 Uitwerkingen en richtlijnen voor de correctie
39
(XIII voorbeeld) (XIV voorbeeld) XV strijd om gelijke lonen, zelfs in 1966, alleen geleidelijk Stap 4: Voorbeeld VII; [II + III + IV + V + VI]; [X + XI + XII + XV] 4 De tekstvervangende samenvatting is een uitwerking van de stappen 2 tot en met 4 bij 3. Zie opmerking bij opdracht 32, vraag 4. De volgende gegevens gaan de tekstvervangende samenvatting vooraf. Margreet Vermeulen, “De overbelaste huisvrouw”, de Volkskrant, 24 april 1998 Er is geen duidelijke aanleiding. Waarschijnlijk het verschijnen van het boek Vrouwen, leven en werk in de twintigste eeuw. De schrijfster informeert: “De vrouw had tot ver in de jaren vijftig geen tijd voor kinderen en man en besteedde haar volledige dagen aan huishoudelijke taken.” Spreekschema 5 Zie opmerking bij opdracht 32, vraag 5. Woorddossier 6 Zie opmerking bij opdracht 32, vraag 6. Na afloop 7 Zie opmerking bij opdracht 32, vraag 7. 8 Zie opmerking bij opdracht 32, vraag 8. Vervolg 9 Naar eigen inzicht.
38 Voorwerk 1 fysieke (r. 18) = stoffelijke, tastbare verifiëren (r. 27) = waarheid zoeken, bevestigen oudsher (r. 27) = zoals altijd, traditioneel minimale proporties (r. 43) = naar verhouding zeer kleine hoeveelheden rendementseisen (r. 57) = vraag naar winst het reilen en zeilen (r. 61-62) = ontwikkelingen, doen en laten prioriteit (r. 74) = voorrang krimpend (r. 77) = minder wordend niches (r. 97) = marktgebieden met specifieke afnemersgroepen voor specifieke producten 2 Je moet in elk geval de begrippen “frank en vrij” (1), “reilen en zeilen” (2), “samenleving” (3), “journalistiek” (4), “kopij” (5) en “marktonderzoek” (6) worden beschreven. Een goed antwoord komt neer op de volgende omschrijving. De onafhankelijke (1) vrije nieuwsgaring (4) over de ontwikkelingen (2) in de maatschappij (3) produceert artikeltjes (5) naar de wens van de doel groep (6).
2 Uitwerkingen en richtlijnen voor de correctie
40
Tekstvervangende samenvatting 3 Vier stappen als voorbereiding Stap 1: Deze tekst heeft als inleiding I: recente ontwikkelingen. De kern bestaat uit de alinea’s II tot en met XII. Er is geen apart slot. Stappen 2 en 3: II bedreiging serieuze journalistiek, onderzoek, analyse, economische, sociale veranderingen, opinievorming daarover III Kerntaak, controleren van woorden en daden van mensen met macht IV Van oudsher, hebben de ruimte, gespecialiseerde redacteuren, dragen bij aan betrokkenheid van burgers V vereist onafhankelijkheid, arbeidsintensief, bij tegenwind wordt daarop bezuinigd VI minder goed met kranten, op twee manieren onder druk, fuseren, minder pluriforme pers, overblijvende kranten, meer beeld, meer lifestyle VII niet in kwaliteit en diepte van berichtgeving, maar in de breedte en aantrekkelijke vorm ervan VIII meer soft nieuws, oprukken formats, aandacht voor emoties, redactionele formules (IX herhaling) X pleiten, versmalling van formules, zwaartepunten: politiek, economie en cultuur XI franje, afgeknipt XII compacte kranten, kunnen het publieke domein heroveren Stap 4: Voorbeeld [X + XI + XII]; [II + III + IV + V + VI + VII + VIII] 4 De tekstvervangende samenvatting is een uitwerking van de stappen 2 tot en met 4 bij 3. Zie opmerking bij opdracht 32, vraag 4. De volgende gegevens gaan de tekstvervangende samenvatting vooraf. Warna Oosterbaan en Hans Wansink, “Maak de kranten niet dikker, maar dunner”, de Volkskrant, 4 augustus 2006 Er is geen duidelijke aanleiding genoemd. De schrijvers overtuigen: “Maak de serieuze kranten dunner en beperk je tot de drie hoofdterreinen: politiek, economie en cultuur.” Spreekschema 5 Zie opmerking bij opdracht 32, vraag 5. Woorddossier 6 Zie opmerking bij opdracht 32, vraag 6. Na afloop 7 Zie opmerking bij opdracht 32, vraag 7. 8 Zie opmerking bij opdracht 32, vraag 8. Vervolg 9 Naar eigen inzicht.
2 Uitwerkingen en richtlijnen voor de correctie
41
39 Voorwerk 1 desastreuze (r. 1) = rampzalige voetstoots (r. 8) = zonder nader onderzoek, zomaar maakte het bont (r. 22) = ging over de schreef, lichtte de boel op valt door de mand (r. 35-36) = wordt gesnapt volzinnen (r. 44) = mooie formuleringen de kluit belazert (r. 53) = de boel oplicht, de zaak bedondert uit de lucht gegrepen (r. 53-54) = uit de duim gezogen, verzonnen sluipt er doorheen (r. 61-62) = ontkomt, weet weg te komen argwanend (r. 68) = wantrouwend antecedentenonderzoeken (r. 69) = onderzoeken naar het privéleven en het eventueel strafrechtelijk verleden van personen preventieve (r. 92) = ter voorkoming 2 Je moet in elk geval de begrippen “alert” (1), “hoog opgeeft” (2), “dynamische” (3), “persoonlijkheid” (4) en “kwaliteiten” (5) beschrijven. Een goed antwoord komt neer op de volgende omschrijving. We zijn altijd extra op onze hoede (1) als iemand in een brief erover opschept (2) dat hij zo energiek (3 en 4) is en zo goed kan (5) leidinggeven. Tekstvervangende samenvatting 3 Vier stappen als voorbereiding Stap 1: Deze tekst heeft als inleiding I en II: voorbeeld uit de geschiedenis plus commentaar. De kern bestaat uit de alinea’s II tot en met XI. Het slot wordt gevormd door XII: mogelijk gevolg. Stappen 2 en 3: III valsheid in geschrifte IV Sommige kandidaten, steeds populairder wordende sollicitatiebureaus, anderen, creativiteit, heel erg ver V wie zichzelf, mooier voor te spiegelen, valt door de mand VI Bureau Claessens, opdracht van werkgever, vinden van een nieuwe baan: workshop, persoonlijke analyse, psychologische analyse, markt analyse, marktbenadering VII niets mis mee, jezelf te verkopen, dat is wat anders dan een geslepen verkoopverhaal VIII zeventig procent de kluit belazert, uit de lucht gegrepen, sollicitatiebrieven en cv’s systematisch, doorwerken IX Bedrijfsrechercheur Hoffmann, honderden antecedentenonderzoeken, originele diploma vragen, echt lezen, geboortedatum letten X soms kleinigheidjes XI bedrijfsrechercheur, toenemende belangstelling, in advertenties, antecedentenonderzoek Stap 4: Voorbeeld [III + IV + V + VI + VII + VIII]; [IX + X + XI] 4 De tekstvervangende samenvatting is een uitwerking van de stappen 2 tot en met 4 bij 3. Zie opmerking bij opdracht 32, vraag 4. De volgende gegevens gaan de tekstvervangende samenvatting vooraf. Frank Hitzert, “Leugens om bestwil en valsheid in geschrifte”, Haagsche Courant, 13 januari 1994
2 Uitwerkingen en richtlijnen voor de correctie
42
Er is geen duidelijke aanleiding genoemd. De schrijver informeert: “De kandidaten voor een vacature willen wel eens zaken mooier voorspiegelen dan ze zijn.” Spreekschema 5 Zie opmerking bij opdracht 32, vraag 5. Woorddossier 6 Zie opmerking bij opdracht 32, vraag 6. Na afloop 7 Zie opmerking bij opdracht 32, vraag 7. 8 Zie opmerking bij opdracht 32, vraag 8. Vervolg 9 Naar eigen inzicht.
40 Voorwerk 1 doem (titel) = ramp adaptatie (r. 16) = aanpassing delta (r. 16) = plaats waar een rivier uitstroomt in zee (of in een andere rivier) wispelturiger (r. 21) = onvoorspelbaarder brak (r. 28) = zoetzout ultralange (r. 40) = extreem lange dilemma’s (r. 42) = moeilijke keuzes mentaliteit (r. 49) = manier van denken messianisme (r. 59) = verlossende ideeën contraproductieve (r. 61) = die het tegenovergestelde bereikt preciezen (r. 62) = mensen die streng in de leer zijn synergie (r. 67) = extra energie die vrijkomt bij versmelting staaltjes (r. 69) = goede praktijkgevallen allure (r. 69) = met glans drie vliegen in één klap (r. 74) = drie problemen tegelijk opgelost sleetse (r. 82) = versleten focus (r. 87) = middelpunt innovatiekracht (r. 89) = vernieuwingsenergie 2 Je moet in elk geval de begrippen “boodschap” (1), “ingrijpende” (2), “fysieke (3), “ecologische” (4), “psychologische” (5), “demografische” (6) en “effecten” (7) beschrijven. Een goed antwoord komt neer op de volgende omschrijving. Het bericht (1) is helder: de wijziging van de weersgesteldheid over de hele wereld heeft enorme (2) gevolgen (7) op het gebied van het menselijk en dierlijk lichaam (3), het milieu (4), de menselijke geestesgesteldheid (5) en de volksontwikkeling (6).
2 Uitwerkingen en richtlijnen voor de correctie
43
Tekstvervangende samenvatting 3 Vier stappen als voorbereiding Stap 1: Deze tekst heeft als inleiding I en II: aanleiding. De kern bestaat uit de alinea’s III tot en met XVI. Het slot wordt gevormd door XVII: aansporing. Stappen 2 en 3: III rijksbeleid, onze delta aangepast aan de klimaat verandering IV verdediging van de kust, lozing van het rivierwater: extreme hoog waterstanden, extreme laagwaterstanden, Rotterdamse haven vele dagen onbereikbaar V in de polder, ingewikkeldst, vijand van boven, maar ook van onder: grondwater, mogelijkheden om water tijdelijk op te slaan, verdwenen VI moeilijkheid: ruimte, in dichtbevolkte Nederland, tot 2050 VII daarna, bijna onmenselijke ultralange termijn VIII nu het nog kan, ruimte reserveren IX Ook een culturele kant: individualisering, risicomijdend gedrag en afnemend vertrouwen in overheid (X herformulering) XI besef leeft, aan de klimaatveranderingen aan te passen XII Deltawerkengevoel XIII Nuchter, doen, traditie, kennis waterbouw, poldermodel XIV staaltjes, internationaal in de etalage zetten XV drie vliegen, veiligheid burgers, buitenwereld zien, Nederland aantrekkelijker als vestigingsplaats voor bedrijven XVI fraaie watersteden, aantrekkelijke toeristische bestemming Stap 4: Voorbeeld [III + IV + V + VI + VII + VIII]; [IX + XI + XII + XIII]; [XIV + XV + XVI] 4 De tekstvervangende samenvatting is een uitwerking van de stappen 2 tot en met 4 bij 3. Zie opmerking bij opdracht 32, vraag 4. De volgende gegevens gaan de tekstvervangende samenvatting vooraf. Dirk Simons, “Klimaatverandering: van doem naar doen”, de Volkskrant, 12 februari 2007 De aanleiding is het onlangs gepresenteerde VN-rapport over klimaat verandering. De schrijver heeft een overtuigend doel: “De klimaatverandering biedt voor Nederland mogelijkheden om van de nood een deugd te maken.” Spreekschema 5 Zie opmerking bij opdracht 32, vraag 5. Woorddossier 6 Zie opmerking bij opdracht 32, vraag 6. Na afloop 7 Zie opmerking bij opdracht 32, vraag 7. 8 Zie opmerking bij opdracht 32, vraag 8.
2 Uitwerkingen en richtlijnen voor de correctie
44
Vervolg 9 Naar eigen inzicht.
41 Voorwerk 1 morele (r. 1) = waarbij tussen goed en kwaad moet worden gekozen heikele (r. 3) = moeilijke, pijnlijke turfde (r. 21) = telde de dikste minnen (r. 21) = de grootste afkeuring vod (r. 23) = versleten lap stof stamelen (r. 26) = moeilijk praten afgrijzen (r. 30) = grote afkeuring, weerzin beamen (r. 32) = bevestigen linguïst (r. 35) = taalkundige cerebrale (r. 38) = van de hersenen reprimande (r. 43) = standje, berisping voelen aan ons water (r. 48) = we weten het zeker utilitaristen (r. 55) = mensen die gericht zijn op wat onmiddellijk nuttig is vergoelijkt (r. 58) = praat (iets) goed altruïsme (r. 59) = manier van handelen waarbij je je eigen belang volledig wegcijfert trolleydilemma’s (r. 73) = moeilijke keuzes bij zaken die je niet kunt tegenhouden (bij iets wat ‘rolt’: zie de beschrijving van de trein in r. 74 tot en met r. 89) gut feeling (r. 81) = het doen van dingen op gevoel, intuïtie en/of emotie etniciteiten (r. 111) = mensenrassen atheïsten (r. 140) = mensen die niet in een god geloven talmende (r. 158) = dralende, wachtende, twijfelende empathie (r. 163) = het zich kunnen verplaatsen in de gevoelens of de gedachtegang van een ander 2 Je moet in elk geval de begrippen “morele” (1), “intuïtie” (2), “gescherpt” (3), “met speels gemak” (4), “dilemma’s” (5) en “ogenschijnlijk” (6) beschrijven. Een goed antwoord komt neer op de volgende omschrijving. Het vermogen te oordelen tussen goed en kwaad (1 en 2) wordt vanzelf ontwikkeld (3), en uiteindelijk kan ook dit kind trefzeker (4) en snel moei lijke keuzes maken (5) naar het zich laat zien (6) hoofdzakelijk op gevoel. Tekstvervangende samenvatting 3 Vier stappen als voorbereiding Stap 1: Deze tekst heeft als inleiding I: conclusie vooraf. De kern bestaat uit de alinea’s II tot en met XXVII. Er is geen duidelijk slot. Stappen 2 en 3: (II voorbeeld) (III uitwerking voorbeeld) IV Over de hele wereld, ondervraagden, razendsnel, oordeel, maar, niet, argumenten: morele sprakeloosheid V Marc Hauser, In Moral Minds, aan te tonen, evolutie ons, moreel instinct, vergelijkbaar met taalorgaan
2 Uitwerkingen en richtlijnen voor de correctie
45
VI basale vaardigheden, cerebrale gereedschap, in contact, met cultuur en leefomgeving VII sociale ‘training’, kind, waar het verstand, nauwelijks, wordt geraadpleegd (VIII voorbeeld) (IX uitwerking voorbeeld) X opvoeders, psychologen, en filosofen schetsten hoe en in welke fasen ons moreel besef, wordt opgebouwd, maar weinig mensen, scherp moreel betoog (XI voorbeeld) XII zaken van leven en dood XIII gut feeling (XIV voorbeeld) (XV voorbeeld) XVI reddingswerkers, rationele overwegingen, achter flitsbeslissingen, aan te sjokken (XVII voorbeeld) (XVIII voorbeeld) XIX eensgezindheid, onze buik voelt het antwoord direct aan (XX uitwerking voorbeeld) XXI vraag niet naar argumenten XXII katholieken, protestanten, boeddhisten, joden, moslims en atheïsten hetzelfde gevoel, allen vergeefs naar argumenten zoeken (XXIII herhaling) XXIV niet anders is het met sympathie en mededogen XXV evolutiepsychologen en neurologen, moeder natuur, juiste over levingsinstincten, waaronder vriendschap en empathie (XXVI herformulering) XXVII neuroloog, niet anders, moraal zit verankerd in onze cerebrale bedrading Stap 4: Voorbeeld [IV + V + VI + VII]; [X + XIII + XXI + XXIV]; [XIX + XXII]; [XXV + XXVII] 4 De tekstvervangende samenvatting is een uitwerking van de stappen 2 tot en met 4 bij 3. Zie opmerking bij opdracht 32, vraag 4. De volgende gegevens gaan de tekstvervangende samenvatting vooraf. Martin van der Laan, “Keuze voor het goede is vaak onbewust”, Trouw, 28 februari 2007 De aanleiding is het onlangs verschenen Moral Minds van psycholoog Marc Hauser De schrijver informeert: “Volgens psychologen en neurologen zit de moraal verankerd in de cerebrale bedrading.” Spreekschema 5 Zie opmerking bij opdracht 32, vraag 5.
2 Uitwerkingen en richtlijnen voor de correctie
46
Woorddossier 6 Zie opmerking bij opdracht 32, vraag 6. Na afloop 7 Zie opmerking bij opdracht 32, vraag 7. 8 Zie opmerking bij opdracht 32, vraag 8. Vervolg 9 Naar eigen inzicht.
42 1 Tekst A Jeroen Boschma en Inez Goen, “Ten geleide”, Generatie Einstein: slimmer, sneller en socialer: communiceren met jongeren in de 21ste eeuw, juni 2006, p. 17-18 De tekst maakt deel uit van de inleiding bij het boek Generatie Einstein (…). De schrijver is expressief: “De nieuwe generatie is de eerste positieve, slimme generatie die deze wereld ziet, laten we ze een kans geven.” Tekst A heeft als inleiding I (conclusie). De kern bestaat uit de alinea’s II tot en met VII. Het slot wordt gevormd door VIII (aansporing). Tekstvervangende samenvatting II toekomst, sociale banden belangrijker dan individu, onderwijs aansluit, nieuwe capaciteiten van onze jongeren, niet, “Ik vertel dus jij moet luisteren”, met elkaar omgaan op basis van interesse en niet op basis van hun leeftijd, afkomst of sociale klasse (III commentaar) IV Onze jongeren doen dit al, de vraag is, of wij er klaar voor zijn, Generatie Einstein V oppervlakkig/geïnteresseerd, onverschillig/vol passie, 24/7-informatie, lineair/lateraal met associaties, eerlijkheid als het grootste goed, respecteren iedereen die authentiek en oprecht is, standalone/netwerken VI Zij weten beter hoe onze wereld in elkaar steekt dan wij VII de eerste positieve, slimme generatie die de wereld ziet Voorbeeld nieuwe volgorde: [II + IV + VI + VII]; V Tekst B Dr. D. Hartmann, “Schop de computer snel de klas uit”, NRC Handelsblad, 26 januari 2002 De aanleiding is de rel onlangs rond Microsoft dat meer geld wil beuren voor software op schoolcomputers. De schrijver heeft een overtuigend doel: “Het onderwijs is beter af zonder computer.” Tekst A heeft als inleiding I, II en III (aanleiding en conclusie). De kern bestaat uit de alinea’s II tot en met XVII. Het slot wordt gevormd door XVIII (aansporing).
2 Uitwerkingen en richtlijnen voor de correctie
47
Tekstvervangende samenvatting IV computers, scholen in een verstikkende wurggreep V in de klas volstrekt overbodig, internet, gratis, informatie, schaars, boeken, auteur, kennis te bundelen en over te dragen VI informatie niet hetzelfde als kennis, zelden tot inzicht en begrip VII scriptie in elkaar flansen, dankzij het worldwideweb, nul voor originaliteit en inzicht, prijs, kleurenpatroon, boek dat duizendmaal langer meegaat VIII computers in de klas, verleiding, chatten, spelen games, downloaden mp3-bestanden of pornografie, verspillen kostbare lestijd door menu gestuurde programmatuur te prutsen IX ik, vroeger, rekenen en elementaire taalvaardigheden, nog elke dag plezier (X voorbeeld) (XI voorbeeld) XII huidige generatie, grote moeite met, rekenen XIII na de rekenmachine, beurt aan computer om het onderwijs verder uit te hollen XIV Niets veroudert zo snel als computers en software XV niet het computerbudget verhogen XVI alle computers uit de klas en het vrijgekomen geld te besteden aan boeken, pennen en papier XVII boeken zijn handzaam, duurzaam, draagbaar, algemeen toegankelijk, ongevoelig voor storing, en verouderen nauwelijks Voorbeeld nieuwe volgorde: [IV + V + VI + VII + VIII]; [IX + XII]; [XIII + XIV + XV + XVI + XVII] 2 Bespreek de verschillen met een medestudent. 3 Naar eigen inzicht.
2.4 Schriftelijk verslag leggen: opdrachten 43 tot en met 72; uitwerkingen en richtlijnen
43 In het telefoonmemo staan in ieder geval de volgende aantekeningen: • voor wie het bericht bestemd is; • de boodschap/het onderwerp van gesprek; • van wie het bericht afkomstig is (eventueel met telefoonnummer); • wanneer het gesprek gevoerd is (datum, tijdstip); • (indien nodig: of de persoon voor wie het bericht bestemd is, moet terugbellen).
2 Uitwerkingen en richtlijnen voor de correctie
48
Een telefoonmemo kan er als volgt uitzien. TELEFOONMEMO datum
naam
ref.
postcode/plaats
tijd
straat
telefoonnummer
aangenomen door onderwerp/bijzonderheden
te behandelen door
datum
paraaf
Vul de juiste gegevens op de juiste plaatsen in.
44 Zie toelichting bij opdracht 43.
45 Bij het schematiseren ga je als volgt te werk. 1 Omcirkel de sleutelbegrippen in de tekst. Sleutelbegrippen tref je aan in titels, tussenkopjes, alinea’s (per alinea één, hooguit twee). Soms is een sleutelbegrip omschreven met meer woorden. Bij goed gestructureerde teksten kun je uitgaan van de inhoudsopgave. Bedenk dat een boek de begrippen slechts lineair (na elkaar) kan aanbieden. De samenhang tussen de begrippen is dikwijls ingewikkelder. 2 Vervang elk sleutelbegrip zoveel mogelijk door één woord. 3 Zet de sleutelbegrippen vervolgens in een schema door ze met elkaar te verbinden met lijnen of pijlen (zie hieronder). Daarmee geef je het onderlinge verband aan. Vanuit een sleutelbegrip kunnen meer lijnen vertrekken. volgt uit of wordt ondersteund door ←→ wisselwerking opsomming, bestaat uit de volgende delen / ontkenning
2 Uitwerkingen en richtlijnen voor de correctie
49
4 Houd je aan de eenmaligheidsregel. In een schema komt een sleutelbegrip slechts één keer voor. Als het sleutelbegrip verband houdt met twee of meer andere begrippen, vertrekken er twee of meer lijnen of pijlen daarvanuit. Om kruisende lijnen zoveel mogelijk te voorkomen is het soms nodig het schema anders te tekenen. 5 Een sleutelbegrip kan nooit los voorkomen. Altijd wordt het met ten minste één ander begrip verbonden. Een schematische weergave van de tekst in opdracht 34 kan als volgt eruitzien. Spreken aan Puntig
Prikkelen fantasie
Krachtig
Blijven hangen Metaforen
Orde in chaos
In feitelijke termen
Bedrijfsleven
Breed uitgesponnen metaforen
46 Zie toelichting bij opdracht 45.
Manke metaforen
2 Uitwerkingen en richtlijnen voor de correctie
50
47 De indeling van een besluitenlijst kan er als volgt uitzien. Doel:
Agendapunt:
Datum:
Fase 1: gegevens
Fase 2: voor en tegen
• standpunten van de partijen
Fase 3: uitkomst
• actie
• verwijzing naar
• argumenten voor en tegen
• besluit
• standpunt
• informatie
Bladnummer:
• discussie • besluit
• informatie
vergaderstukken
• antwoord
Zorg ervoor dat de relevante gegevens in de juiste kolommen komen te staan.
48 Een vergadering vindt plaats aan de hand van een agenda. De basis voor de notulen vormen de agendapunten. In de notulen staan in ieder geval de volgende vaste onderwerpen. • Opening • Vaststellen van de agenda • Notulen vorige vergadering • Ingekomen stukken • Mededelingen • Onderwerpen • Wat verder ter tafel komt • Rondvraag Alles wat van belang is (standpunten, afspraken, besluiten), schrijf je op in de notulen.
49 Zorg voor een pakkende inleiding, een kern en een slot. De doelgroep kun je afleiden uit het Woord vooraf en de tekst op de achterzijde van het boek.
50 Controleer of het artikel een inleiding, een kern en een slot heeft.
51 De vaste onderdelen van een brief staan hierna. • Briefhoofd (= naam, adres, woonplaats van de afzender) • Datering (= plaats en datum) • Adressering (= naam, adres, woonplaats van de ontvanger) • Betreftregel (= onderwerp) • Aanhef (= Geachte ...) • Inhoud van de brief (alinea’s: inleiding – kern – slot) • Ondertekening
2 Uitwerkingen en richtlijnen voor de correctie
51
52 Zie toelichting bij opdracht 51.
53 Zie toelichting bij opdracht 51.
54 Gebruik tijdens het schrijven Bijlage 2 Aanwijzingen voor het schrijven in je boek.
55 Zie toelichting bij opdracht 54.
56 Zie toelichting bij opdracht 54.
57 Zie toelichting bij opdracht 54.
58 Zie toelichting bij opdracht 51.
59 Controleer bij het ondervragen/interviewen of je het lsd-principe gebruikt (l = luisteren, s = samenvatten, d = doorvragen). Leverden alle vragen een bevredigend antwoord op? Waren er open vragen (geven aanleiding tot een lang antwoord, geven van een mening) en gesloten vragen (leveren een kort antwoord op of een antwoord als “ja” of “nee”)? Waren er voldoende hoofdvragen (snijden een nieuw onderwerp aan) en vervolgvragen? Tijdens de voorbereiding op het interview maak je een lijstje van enkele hoofdvragen en vervolgvragen. Een goede voorbereiding is een voorwaarde om te komen tot een goed interview. Belangrijk is het ook dat je tijdens het gesprek goed luistert en improviseert.
60 Zorg voor een inleiding, kern en slot. Zie verder toelichting bij opdracht 54.
61 Zie toelichting bij opdracht 60.
62 Heb je bij de voorbereiding rekening gehouden met de volgende aandachtspunten? • Aanleiding • Tijdsduur • Plaats (Hoe groot is de ruimte? Zijn de hulpmiddelen aanwezig en zijn ze bedrijfsklaar?) • Toehoorders (Hoeveel mensen komen er? Wie zijn dat? Welke ideeën hebben ze? Wat weten ze al van het onderwerp?) • Hulpmiddelen • Een logische indeling (aantrekkelijke inleiding, kern en slot) • Verwerken van vragen (die het publiek zou kunnen stellen)
63 Zie toelichting bij opdracht 62.
2 Uitwerkingen en richtlijnen voor de correctie
64 Zie toelichting bij opdracht 62.
65 Zie toelichting bij opdracht 54.
52
Aanvullende informatie Beleidsvoornemens worden opgesteld en beleidsbeslissingen worden genomen na (uitvoerig) onderzoek. Het onderzoek wordt schriftelijk vastgelegd in een kort verslag of rapport. In de ambtenarij, en in het bijzonder bij de gemeentesecretarie en de provinciale griffie, worden dergelijke vormen van verslaglegging nota genoemd. Deze vormen van verslaglegging moeten alle informatie bevatten, voorzien van argumentatie, zodat een organisatie in staat is weloverwogen beleids beslissingen te nemen. Een beleidsvoornemen heeft een minder definitief karakter (de organisatie is iets van plan te doen) dan een beleidsbeslissing (de organisatie voert het vastgestelde besluit uit).
66 Zie toelichting bij opdrachten 54 en 65.
67 Zie toelichting bij opdrachten 54 en 65.
68 Aanvullende informatie 1 Bijvoorbeeld: “mannentaal” en “macht”, en “mannentaal” en “geweld”, en “mannentaal” en “kinderen”, en “mannentaal” en “literatuur” enz. 2 De centrale vraag wordt de kapstok waaraan je je onderzoek ophangt.
69 Maak gebruik van de topische vragen, zoals vermeld in je boek bij opdracht 68.
70 1 Maak gebruik van alle middelen die tot je beschikking staan: raadpleeg encyclopedieën, woordenboeken, knipselmappen, studieboeken, systematische catalogi in de bibliotheek, plaatselijke huis-aan-huisbladen, bedrijfsarchieven, Internet; houd een eigen enquête; neem een interview af. 2 Op de omslag noteer je de titel en je naam. 3 Op de titelpagina noteer je de titel, je naam, klas/groep, cursusjaar, naam docent/vak, datum. 4 In een woord vooraf geef je een korte omschrijving van de opdracht en je bedankt personen (namen en functies) die je van dienst geweest zijn bij het samenstellen van het verslag. 5 In de inhoudsopgave geef je een overzicht van de onderwerpen die je behandelt. Zorg voor een indeling in hoofdstukken, paragrafen en subparagrafen. 6 Bijlagen krijgen geen hoofdstuknummer. Ze voegen immers geen informatie toe aan de inhoud. Je neemt als bijlagen alleen tabellen, grafieken, formulieren, berekeningen op die van belang zijn voor het begrip van de tekst.
2 Uitwerkingen en richtlijnen voor de correctie
7 Er zijn drie mogelijkheden voor de ordening van een literatuurlijst: • alfabetisch op achternaam auteur; • chronologisch (oudste publicatie eerst); • volgorde bepaald door plaats in de tekst of per hoofdstuk.
71 Zie toelichting bij opdracht 70.
72 Zie toelichting bij opdracht 70.
53