SUCCESSIERECHTEN IN SITUATIES WAARBIJ HET NETWERK ZORGT (ZORGDE) VOOR EEN VOLWASSEN PERSOON MET EEN BEPERKING Inleiding Tijdens ons werk als gezinsbegeleidster bij Oikonde merken we dat mensen vaak met vragen zitten over de geldende successierechten wanneer een persoon met een beperking voor wie ze altijd gezorgd hebben, komt te overlijden. We moeten dan doorverwijzen naar een notaris, of naar een andere deskundige… Vaak merken we echter dat de informatie omtrent dit thema slechts terug te vinden is via veel verschillende bronnen. Daarom ondernamen we bij Oikonde een kleine speurtocht en bundelden de beschikbare info op dit terrein. We pretenderen hierbij niet dat deze informatie volledig is, doch wel correct. Deze informatie dient slechts als achtergrondinfo die je kan meenemen naar de notaris wanneer je zelf vragen hebt over je eigen situatie of de situatie van de persoon voor wie je zorgt/zorgde. Bij de casusbeschrijvingen vind je verschillende situatiebeschrijvingen zoals ze voorkomen bij personen die via Oikonde worden ondersteund. Het betreffen steeds situaties waarbij een persoon ondersteuning biedt/bood aan een persoon met een beperking. In de referentielijst vind je een overzicht van de verschillende bronnen die we consulteerden.
1) Een persoon met een beperking ontving jarenlange steun van niet-familieleden Algemeen Wanneer een persoon met een beperking, vóór de leeftijd van 21 jaar, minimum 3 jaren lang zorg ontvangen heeft van niet-familieleden waarmee hij, dan zullen de zorgende niet-familieleden gewoonlijk wel erven wanneer die komt te overlijden. Er is sprake van een ‘gelijkschakeling van verkrijgingen tussen personen waartussen een zorgrelatie bestaat of heeft bestaan met verkrijgingen in rechte lijn.” Let wel: deze vorm van vererving gebeurt niet automatisch, maar moet geregeld worden bij testament. Wanneer een persoon, pas ná de leeftijd van 21 jaar, jarenlange zorg ontvangen heeft van nietfamilieleden waarmee hij al dan niet samenwoonde, dan zullen de zorgende niet-familieleden gewoonlijk níet erven wanneer die persoon met een beperking komt te overlijden. De zorgende nietfamilieleden zijn immers geen wettelijke erfgenaam. Enkel door een testament kan hiervan worden afgeweken. De successietarieven zullen bepaald worden door de tarieven die gelden bij ‘feitelijk samenwonenden’ (zie verder).
1
Mogelijk om een testament op te maken? Wanneer een persoon ‘verlengd minderjarig’ is verklaard, en voor zijn ‘persoon, gelden en goederen’ juridisch dus afhankelijk is van een voogd, die onder toezicht staat van de vrederechter, is er géén mogelijkheid om een testament op te maken. Wanneer een persoon met een beperking beschermd wordt voor zijn ‘gelden en goederen’, via het statuut ‘voorlopige bewindvoering’, dan kan – mits een aantal voorwaarden – wel nog een testament worden opgemaakt. De procedure hiervoor vind je terug in het document ‘Procedure tot opmaak testament bij voorlopige bewindvoering’, beschikbaar bij Oikonde.
2) Een persoon met een beperking ontving jarenlange steun van een broer of een zus Algemeen Broers of zussen die jarenlang de zorg opnamen voor een brus (broer/zus) met een beperking, maken in specifieke gevallen aanspraak op voordelige successietarieven wanneer die brus komt te overlijden.
A
De persoon met een beperking woonde alleen
De algemeen regels inzake erfrecht zijn van kracht; er zijn geen gunsttarieven voor de successierechten voor de ervende broers en/of zussen. Personen die onder voorlopige bewindvoering staan, kunnen een testament maken onder bepaalde voorwaarden, zodat ook zorgdragende niet – familieleden erven. De procedure hiervoor vind je terug in het document ‘Procedure tot opmaak testament bij voorlopige bewindvoering’.
B
De persoon met een beperking woonde in bij een broer of een zus
De ervende broer of zus die altijd gezorgd heeft voor zijn inwonende brus met een beperking, heeft in bepaalde situaties recht op gunsttarieven inzake de successierechten. “Bij erfenissen tussen echtgenoten en in rechte lijn (bijv. ouders – kinderen), zijn er slechts 3 tarieven. Het hoogste tarief werd verlaagd van 30% naar 27%. Je betaalt nu 3% op de eerste schijf tot 50.000 euro, 9% op de schijf van 50.000 euro tot 250.000 euro, en 27% op de schijf vanaf 250.000 euro. Op 1 januari 2001 werden bepaalde samenwonenden in het Vlaamse Gewest bovendien gelijkgesteld met gehuwden.”
2
Wie wordt als feitelijk of wettelijk samenwonend beschouwd? De persoon, die op de dag van het openvallen van de nalatenschap, met de erflater wettelijk samenwoont (d.m.v. een verklaring van wettelijke samenwoning). De persoon kan aanspraak maken op tarief rechte lijn indien hij fiscaal aanzien worden als feitelijk samenwonenden.
De persoon of personen die op de dag van het openvallen van de nalatenschap met de erflater feitelijk samenwoont, d.w.z. ten minste 1 jaar ononderbroken met de erflater samenwoonde en er een gemeenschappelijke huishouding mee voerden. De persoon kan aanspraak maken op tarief rechte lijn indien zij fiscaal aanzien worden als feitelijk samenwonenden.
Indien de persoon met de handicap inwoonde bij een broer/zus die gehuwd is, zal de ervende broer of zus geen aanspraak kunnen maken op het tarief in rechte lijn. De reden hiervoor is dat de ervende broer/zus niet tegelijk gehuwd én samenwonend kan zijn.
Betreffende de algemene erfenis: De feitelijke samenwoning moet plaatsgevonden hebben vanaf ten minste 1 jaar voorafgaand aan datum van overlijden. Uitzondering: bij ‘overmacht’ (verhuis naar rusthuis/voorziening). Overmacht wordt hier geïnterpreteerd als: Het was een noodzaak dat de brus met een beperking verhuisde (omdat de zorg voor één van de partijen te zwaar werd; dit moet via medisch attest bevestigd worden ). Betreffende de erfenis van de gezinswoning (indien die eigendom was van de persoon met een beperking): - De feitelijke samenwoning moet plaatsgevonden hebben vanaf ten minste 3 jaar voorafgaan aan datum van overlijden. - Uitzondering: Bij overmacht. Overmacht wordt hier ruimer geïnterpreteerd: er hoeft geen medische oorzaak te zijn.
Wat indien de brus met een beperking inwoonde bij een broer of zus, via een aparte codering in het bevolkingsregister (cfr. Wet op zorgwonen) De persoon met een handicap woont in dit geval niet feitelijk samen met de zorgdragende broer of zus, want ze zijn apart ingeschreven in het bevolkingsregister. Indien men zich niet langer beroept op de wet op zorgwonen ten minste 1 of 3 jaar voordat de persoon komt te overlijden, en hiervan melding maakt bij de gemeente, dan kan opnieuw sprake zijn van feitelijke samenwonen en zullen de gunstige successietarieven gelden voor de erfgenamen.
3
Ter info:
De wet op zorgwonen kan ingeroepen worden indien aan bepaalde voorwaarden (cfr. Decreet Zorgwonen) is voldaan. In dat geval wordt de persoon met een beperking via een aparte codering in het bevolkingsregister ingeschreven op het adres van de zorgdragende broer of zus. Deze aparte codering zorgt ervoor dat de persoon met een beperking als ‘apart gezin’ wordt beschouwd. Tengevolge zal de tegemoetkoming die hij/zij ontvangt overeenkomen met de tegemoetkoming van een ‘alleenstaande’ en niet van ‘samenwonenden’. Ook een eventuele uitkering/pensioen van de zorgende broer of zus zal hierdoor hoger zijn. Een mogelijk nadeel is dat de persoon met een beperking niet als ‘persoon ten laste’ kan worden ingegeven in de belastingsaangifte van de zorgdragende broer of zus.
3) Casussen
Situatie 1 Na het overlijden van beide ouders, is een broer met een handicap gaan inwonen bij zijn zus en haar partner. Zij zorgen gedurende meer dan 20 jaar voor hem. Wat gebeurt er met het vermogen van de gehandicapte broer wanneer die overlijdt? Let wel: 1) de broer is in het verleden 'verlengd minderjarig' verklaard en de ouders hebben nooit speciale regelingen in hun testament laten opnemen omtrent de broer. 2) de zorgende zus en haar partner zijn getrouwd De zus geniet niét van voordelige successietarieven omdat ze gehuwd is met haar partner. Situatie 2 Op het moment dat de gehandicapte broer is gaan inwonen bij zijn zus; doet de zus beroep op de 'wet op zorgwonen'. De regelgeving laat toe dat de broer er gedomicilieerd wordt, met een speciale codering in het bevolkingsregister. Op die manier wordt de broer als 'alleenstaande' beschouwt, waardoor zijn inkomensvervangende en integratie tegemoetkoming niet daalt. Heeft 'de wet op zorgwonen' implicaties op het moment dat de broer komt te overlijden? M.a.w. wordt hij dan nog altijd beschouwd als diegene die een gemeenschappelijke huishouding vormde met zijn zus (feitelijk samenwonend), en geniet de zus van verminderde successierechten? De zus geniet niet van de gunstige successietarieven, want op het moment van het overlijden van haar broer vormde waren zij niet ‘feitelijk samenwonend’ en vormden ze geen gemeenschappelijke huishouding.
4
Situatie 3 Wat indien een volwassen persoon met een handicap al van jongsafaan (als baby) 'geplaatst' is in een pleeggezin. Er is geen familiale band. Het pleeggezin zorgt voor die volwassen persoon tot hij sterft. Het pleeggezin kan enkel erven in rechte lijn indien er een testament is opgemaakt (kan niet indien er voogdij is). Situatie 4 Wat indien een 'zorgkind' pas na zijn 21ste jaar bij pleegouders is gaan inwonen? Een aantal oudere personen met een ernstige handicap die we begeleiden, zijn na hun 21ste jaar gaan inwonen bij een gezin uit het netwerk die geen familie is. Het zorgdragende gezin kan enkel erven indien de persoon met een handicap een testament heeft opgemaakt.
Bronnen: -
Dhr. P. Lommee, notaris te Zedelgem
-
Herman Janssens, medewerker KVG
-
Stien Van der Auwera, medewerker Federale Overheidsdienst Belastingen
-
Naam onbekend, Ontvanger 1ste registratiekantoor van Brugge
-
Brochure Federale Overheid: “Vlaamse successierechten Zorgkinderen, geadopteerden en gehandicapten – tariefbepalingen’.
-
Brochure Vlaamse Overheid: “De Vlaamse successierechten voor U gekaderd”
5