S U CC E S V E R Z E K E R D ‡
V E R H A L E N VA N V R I J W I L L I G E R S W E R K
‡
‡
CO LO F O N
E D I TO R Guido Knops | directeur bij de Koning Boudewijnstichting
CO Ö R D I N AT I E Guy Redig | projectverantwoordelijke bij de Koning Boudewijnstichting Nadine Vanoverberghe | assistente bij de Koning Boudewijnstichting
AU T E U R S Erik Raspoet | deel 1 Patrick De Rynck | deel 2 en eindredactie
E X T E R N A DV I E S Els Tijskens
VO R M G E V I N G Meer wit | www.meerwit.be
F O TO G R A F I E Brecht Goris |
[email protected]
DRUK Arte-print Koning Boudewijnstichting | Brederodestraat 21 | 1000 Brussel bestellen via het contactcentrum van de Koning Boudewijnstichting tel. 070.233 728 fax 070.233 727 of e-mail
[email protected] downloadbaar via webstek www.kbs-frb.be
Overname van teksten is toegestaan met bronvermelding juni 2002 | ISBN 90-5130-403-X | wettelijk depot D /2002/2893/08 | NUR 825
VO O RA F
In het voorjaar van 2001 lanceerde de Koning Boudewijnstichting de projectoproep Succes verzekerd. De Stichting nodigde het vrijwilligerswerk en het verenigingsleven uit – over alle sectoren en systemen heen – om hun ‘succesverhalen’ met vrijwilligers in een hoofdrol wereldkundig te maken. De achterliggende hypothese was duidelijk: in een dergelijk krachtig en ruim veld moest het mogelijk zijn een rijke en inspirerende verzameling ‘goede praktijkvoorbeelden’ aan te leggen. De oogst was inderdaad overvloedig. De externe en heterogeen samengestelde jury selecteerde een zestigtal projecten, die vervolgens ook financiële steun ontvingen (€ 1500 of € 2000). Zo werd begin 2002 de eerste fase van de oproep afgewerkt. In een nieuwe episode van dit nooit eindigende verhaal over vrijwilligers en hun ‘werk’ wil de Stichting nu een aantal ‘verzamelde verhalen’ teruggeven aan hen, als bron van inspiratie. Twee auteurs, een fotograaf en een vormgeefster togen aan het werk met het oog op deze publicatie. Het werd een boeiende, aangename en enthousiaste onderneming. U vindt hier een rijke collectie praktijkverhalen, een kleurrijk mozaïek dat de bonte wereld van het vrijwilligerswerk in beeld brengt. Er werd bewust gestreefd naar een amalgaam: dat levert een bewijs van de wijde vertakking, de soms zo gewone en alledaagse – maar daardoor juist verrassende – aanwezigheid van vrijwilligers op nagenoeg alle plekken in de samenleving. Wie nog twijfelt, wordt door deze publicatie uitgenodigd om wellicht onvermoede aspecten van de wereld van het vrijwilligerswerk te verkennen. Voor de overtuigenden vormen de verhalen en korte schetsen ongetwijfeld een aangename en inspirerende verrassingstrip. De Koning Boudewijnstichting dankt de auteurs en vormgevers voor het prachtige werk dat ze leverden en hoopt dat Succes verzekerd een krachtige stimulans mag zijn voor de massa vrijwilligers en hun projecten. Uit de getuigenissen blijkt alvast overvloedig dat vrijwilligerswerk in hoge mate bijdraagt tot een actief, geëngageerd en gelukkig leven. Succes verzekerd, inderdaad. De Koning Boudewijnstichting
INHOUD
INLEIDING: BEMIND, MAAR EEN BEETJE ONBEKEND Vrijwilligerswerk in Vlaanderen: een schets
DEEL 1
T’ UUPE TE GOARE Een museum op wielen
COLPORTEURS IN KINDERVERHALEN De Boekenbende Aan Huis
BED & BREAKFAST VOOR JONGEREN IN NOOD Vrijwilligersgezinnen bieden tijdelijke reddingsboei
DE BONTE PROMS VAN MERKSPLAS Collectieve liefde voor muziek botgevierd
WIJKBUREAUS OP TWEE POTEN Leuven, zijn buurthuizen en zijn vrijwilligers(forum)
DE VLIEGENDE REPORTER VAN ’T LIEDERIKSKE De marktverbeteraars van Harelbeke
DE SLAG OM MAASWINKEL Vrijwilligers vechten met succes voor groen
FIETSEN NAAR MBUYI MAYI Frames voor duurzame ontwikkeling en solidariteit
DE MICHELINSTER VAN WIJKRESTO NIEUW-GENT De inwendige mens en de sociale cohesie versterkt
DE ZWAANTJES Een leven in het belang van de buurt
DEEL 2
Een open huis Een win-win-win-win-winsituatie 18-81: de tongen los Leren samen werken Tandemboek Een regionaal interimkantoor voor vrijwilligers Gericht vrijwilligers werven De composterende kunstvrienden Elkaar respecteren al composterend Internet-onthaal? Vrijwilligers voor kinderen Vrijwilligers met smaak Zwerfvuilvrij Kortenberg Wakkere fietsers Vrijwilligers zonder grenzen Van krijgen naar kiezen Kleurrijk voetbal De lucht in Digitale vrijwilligers Een luisterend oor en een informerende stem Een buurtfeest mét Dorp in-zicht De vrijwilligersmanager Van klant tot vrijwilliger Tweerichtingshulp Studentencoaches
INLEIDING B E M I N D, M A A R E E N B E E TJ E O N B E K E N D
Vrijwilligerswerk in Vlaanderen: een schets Vanzelfsprekend Zo kan men het vrijwilligerswerk in Vlaanderen met één woord typeren. Ze zijn er altijd geweest, de duizenden mensen die zonder verplichting en zonder loon – dus zomaar, ‘voor niets’ – hun energie, toewijding en creativiteit beschikbaar stellen in honderden projecten, verenigingen en acties. Vrijwilligers behoren tot het Vlaamse landschap, ze hebben er hun plek en stek en ze zullen dus wel nuttig zijn. Niet als blitse mediaridders die regelmatig de publieke agenda overvallen. Integendeel, ze worden misschien meewarig bekeken, in een tijdsklimaat dat klaarblijkelijk vooral wordt gekenmerkt door individualisme, oppervlakkigheid, ‘verzuring’ en egoïsme? Vrijwilligerswerk doet toch eerder denken aan vervlogen tijden, toen het leven eenvoudig maar saai was? En dan komt er plotseling in een Internationaal Jaar van de Vrijwilliger. Een feestmoment waarop velen hun mooiste complimenten bovenhalen, en de vrijwilligers en hun organisaties overvloedig in het zonnetje plaatsen. Even later is dat moment voorbij, andere gegadigden vangen weer de aandacht, het vrijwilligerswerk wordt opnieuw vanzelfsprekend. Helemaal niet vanzelfsprekend De ironie in de vorige paragraaf maakt duidelijk dat het vrijwilligerswerk niet tot een karikaturaal, bijna meelijwekkend beeld herleid mag worden. In schril contrast tot wat velen denken blijkt het alive and kicking. Wetenschappers – en even later ook politici – herontdekten bovendien de kracht van de vrijwilligheid, en in de slipstream daarvan het verenigingsleven. Er worden verbanden gelegd tussen vrijwilligerswerk en de grote maatschappelijke uitdagingen. Het krijgt een notoire plaats in de actieve welvaartsstaat en wordt gepromoveerd tot sociaal kapitaal. Plotseling blijkt dat vrijwilligerswerk helemaal niet zo ‘vanzelfsprekend’ is, maar een te koesteren en met veel respect te behandelen maatschappelijk fenomeen. De voordelen zijn schier onuitputtelijk. Zo is er een duidelijke sociale meerwaarde: mensen die samenkomen om samen iets te realiseren zijn een middel tegen
steriele verzuring. Op psychologisch vlak geeft vrijwilligerswerk een antwoord op problemen van vereenzaming en gebrek aan verbondenheid. Zelfs de economische waarde staat in de belangstelling: stel je even een algemene staking van de vrijwilligers voor… Dat zou tot schokeffecten leiden in de meest onverwachte maar net zo goed levensnoodzakelijke sectoren. Het Internationaal Jaar van de Vrijwilliger kwam dan ook als een welgekomen schouderklop, een stimulans op de weg naar een verdere succesvolle ontplooiing. De bekende onbekende? Ondanks de overvloedige en wellicht welgemeende blijken van affectie van velen blijft het vrijwilligerswerk echter ook een grote onbekende. Wetenschappers brengen weliswaar aardige theorieën en leggen hoogst interessante en hartverwarmende verbanden, maar ze kunnen ons toch ook geen antwoord bieden op fundamentele vragen: hoeveel vrijwilligers zijn er eigenlijk? Wat doen ze allemaal? We beschikken over gedeeltelijke informatie om op voort te bouwen. Maar hoe zit het met de intensiteit van hun inzet? De waaier gaat van de bijna-‘beroepsvrijwilliger’ in de hulpverlening of vereniging tot de occasionele medewerker aan het buurt- of schoolfeest, met alles wat daartussen ligt. Kortom, er zijn nog heel wat onbekende aspecten aan het vrijwilligerswerk. Een aantal zaken is intussen wel bekend: – het aantal vrijwilligers neemt niet af maar toe. Dit zegt echter niets over de kwaliteit, de intensiteit van hun vrijwillige inzet enz.; – de aard van het engagement evolueert. Naast de klassieke, bijna levenslang verbonden vrijwilliger zijn er veel andere varianten mogelijk, met tal van tijdelijke, kortstondige of wisselende vrijwilligersengagementen; – er is duidelijk een sociaal-economische invloed. Behoeftige en maatschappelijk laag gesitueerde mensen engageren zich minder snel als vrijwilliger. Het blijkt – zoals zo vaak – overwegend een bezigheid van de middenklasse; – er is een familiale component: vrijwilligerswerk en betrokkenheid in het verenigingsleven worden met de gezinscultuur meegegeven; – vrijwilligerswerk bloeit in heel diverse sectoren: in de vertrouwde omgeving van het sociaal-cultureel en verzorgingswerk, maar ook in meer recente domeinen, zoals milieu, erfgoed, solidariteitsgerichte acties enz. 4/5
Ruim verspreid: het vrijwilligerswerk is van iedereen … De bijzonder ruime verspreiding van het vrijwilligerswerk is een van de meest opvallende – en soms minst bekende – aspecten. Ze wordt pas duidelijk als men nagaat hoe ‘breed’ het vrijwilligerswerk voorkomt. Uiteraard is er de omvangrijke wereld van het sociaal-culturele verenigingsleven, met belangrijke sectoren als jeugdwerk, sport, vormingswerk, amateurkunstbeoefening, politiek enz. Daarnaast zien we de specifieke sector van de zorg- en hulpverlening, met aandacht voor palliatieve patiënten, slachtoffers, thuisverzorging, huiswerkbegeleiding enz. Ook de vele solidariteitsacties met de derde en vierde wereld, de campagnes voor dierenrechten, de buurt- en schoolcomités, adviesraden, levensbeschouwelijke groepen enz. worden bevolkt en geleid door vrijwilligers. Dit geldt tevens voor honderden verenigingen rond milieu, musea en erfgoed. En wellicht ontbreken hier nog enkele maatschappelijke geledingen. … en dus van niemand? Bedreigingen Er kan dus met veel overtuiging gesteld worden dat het vrijwilligerswerk wijdvertakt en erg succesvol is. Toch vormt juist deze brede aanwezigheid paradoxaal ook een bedreiging. In tegenstelling tot wat in de historisch overwegend protestantse regio’s het geval is, is in Vlaanderen en België het vrijwilligerswerk op zich geen aparte sector. Men stapt de werkelijkheid erder binnen vanuit een thematische ordening (sport, milieu, slachtofferhulp) dan vanuit het vrijwilligersaspect. Hierdoor komt het vrijwilligerswerk als apart beleidsonderwerp in de verdrukking. De thematische, sectorale belangen wegen zwaarder op de politieke besluitvorming dan het weliswaar gemeenschappelijke maar zelden prioritaire vrijwilligerswerk. Het is daarnaast ook onmiskenbaar dat de vrijwilliger en het vrijwilligerswerk – en bij uitbreiding het verenigingsleven – te maken krijgen met een toenemende verzakelijking en ‘juridisering’ van de samenleving. Niet alleen worden allerlei projecten geconfronteerd met de talrijke wettelijke regelingen, vergunningen, taksen, bijdragen enz. Maar specifiek het vrijwilligerswerk worstelt reeds geruime tijd met z’n positionering in de sociaal-juridische realiteit. Gelukkig is er nu, mede dankzij de inspanningen van de Koning Boudewijnstichting, uitzicht op een verbeterde juridische positie. Toch blijven aspecten als aansprakelijkheid, enting op een aantal uitkeringsstelsels enz. nog voor problemen zorgen.
En de Koning Boudewijnstichting? Sinds enkele jaren geeft de Koning Boudewijnstichting aan het vrijwilligerswerk prioritaire aandacht. De motieven daarvoor zijn bekend: sociaal kapitaal, positief engagement van burgers, de sterkte van het maatschappelijk weefsel… Er zijn vanuit de missie van de Stichting meer dan voldoende sociale, economische en politieke argumenten. Deze prioriteit heeft zich al vertaald in diverse projecten: – een project Onderzoek en Theorievorming. Hier vormt het werk van professor B. Van Buggenhout en haar collega’s de basis. Het heeft vooral betrekking op de sociaal-juridische positie van de vrijwilliger en zijn organisatie. Ook de zijstap naar de semi-agorale arbeid is belangrijk. Een laatste fase in deze betrokkenheid (september ) was de publicatie Elementen voor een beleid inzake vrijwilligers en vrijwilligerswerk, bestemd voor de federale actoren; – programmaoproepen. In en was dat Steek meer dynamiet & , in Verenig de krachten en in Succes verzekerd. Centraal staan sensibilisering, enthousiasmering, inspiratie, zoeken naar good practises enz. Succes verzekerd werd afgesloten in oktober en leidde naar deze publicatie; – projecten ter ondersteuning van de sector, aansluitend op de vorige initiatieven. Hier kunnen vermeld worden: publicaties (o.a. Tien Vragen, Statuut Samengevat, Tandem & , en Wat kan, mag en moet…); de regionale informatiemomenten in en ; het onderzoek naar een mogelijk ‘steunpunt’ door de Sociale Hogeschool Gent, met als resultaat het rapport Een eigenzinnige ondersteuning (eind ); de financiering van de website Vrijwilligerswerk die operationeel is sinds oktober . Binnen het nieuwe strategisch plan - van de Koning Boudewijnstichting neemt de Burgersamenleving als een van de vijf programma’s een belangrijke plaats in. Als eerste ‘dossier’ daarin vermeldt het plan de verhoging van de kwaliteit en de slagkracht van het verenigingsleven. De Stichting wil dus expliciet ijveren voor meer effectiviteit, meer efficiëntie en meer maatschappelijke relevantie van de verenigingen. Vanzelfsprekend past het vrijwilligerswerk hier perfect in. In dit verband is het logisch dat de Stichting haar betrokkenheid en zelfs voorlopers- en wegbereidersrol op dit terrein blijft waarnemen en misschien zelfs uitbouwt. Dit betekent dat er ook in en de volgende jaren duidelijke projecten voor het vrijwilli6/7
gerswerk worden uitgebouwd. Hiervoor werkt de Stichting samen met het Vlaams Steunpunt Vrijwilligerswerk. Ten slotte De inleiding op deze in de praktijk gepokt en gemazelde publicatie nam wat afstand van het dagelijks leven van de vrijwilliger en zijn zo diverse biotopen. Dat is af en toe nodig, omdat het een dimensie toevoegt en een andere blik mogelijk maakt op het vanzelfsprekende vrijwilligerswerk. Een citaat van dr. Paul Dekker () van het Nederlandse Sociaal en Cultureel Planbureau slaat de brug naar de verhalen in deze publicatie: “Wellicht is vrijwilligerswerk wel bij uitstek een verbindingsmiddel van een moderne geïndividualiseerde maatschappij waarin oude vanzelfsprekende integratiekaders zijn verdwenen en mensen relaties meer aangaan op grond van gemeenschappelijke belangen en interesses. [....] In een tijd waarin werk in hoog aanzien staat en nuttigheid een dominant criterium is, is vrijwilligerswerk een mooie activiteit voor mensen die nog altijd graag iets met anderen willen doen, maar die zich zonder gemeenschappelijke doelen en dingen die gedaan moeten worden, toch niet zo op hun gemak voelen.”
DEEL 1 T I E N K O R T V E R H A L E N VA N V R I J W I L L I G E R S W E R K
T ’ U U P E T E G OA R E
Een museum op wielen
Het is druk in Het Huis van Alijn aan de Gentse Kraanlei in volle stadscentrum. Kinderen lopen joelend door de zalen van het voormalige Museum voor Volkskunde dat recent zijn nieuwe en wat geheimzinnige naam kreeg. In het geroezemoes ontwaar ik Franse, Engelse en zelfs Japanse klanken; blijkbaar weten ook buitenlanders deze plek te appreciëren. De opstelling is dan ook zeer fraai. Foto’s en objecten evoceren meesterlijk het leven zoals het zich in lang én niet zo lang vervlogen tijden afspelde. Er zijn doopprentjes in sepiakleuren en communiekleedjes met kanten biesjes. Er is de trommel waarmee dienstplichtigen werden uitgeloot en er is de prospectus van de begrafenisondernemer: praalkoetsen voor begrafenissen eerste klas, karossen voor teraardebestellingen derde klas. Geboorte, doopsel, school, huwelijk, arbeid, ontspanning, dood… De hele levensloop passeert in vederlichte tred en zonder veel uitleg de revue. ‘Suggereren zonder beleren’ is het credo van dit museum dat in 2001 met z’n 41.000 bezoekers een absoluut record brak.
10/11
V E R R I J Z E N I S VA N E E N M U S E U M
Het is ooit anders geweest. Pakweg tien jaar geleden was het Museum voor Volkskunde op sterven na dood. Personeel, geld, uitstraling, bezoekers, initiatieven…: aan alles was er gebrek. De nochtans rijke collectie werd op een oubollige manier gepresenteerd. Aan de tableaux vivants bijvoorbeeld was in jaren niet meer geraakt. Het tij keerde pas toen in oud-schepen van Onderwijs en -voorzitter André Vanhove als nieuwe conservator aantrad. Om gezondheidsredenen heeft hij moeten afhaken, maar zijn rol als tussenpaus is niet te onderschatten. Hij was het immers die Sylvie Dhaene heeft aangetrokken, de huidige conservator die het belegen museum zowaar in een swingend cultuurhuis heeft omgeturnd. Met haar medewerkers schudt ze de ene geniale vondst na de andere uit haar mouw. ‘Hoge hakken, Roze billen’, de tentoonstelling over het varken in de volkscultuur, was een openbaring. De grote doorbraak kwam er evenwel in met de tentoonstelling ‘Mannen met baarden’. Wie herinnert zich niet de kabouterinvasie in Gent? In drie nachtelijke raids werden dertienduizend stenen kabouters op strategische plaatsen in het stadscentrum geplant. Was de verrassing aanvankelijk compleet, na de derde golf heerste in Gent een heuse kabouterhype. De oproep tot adoptie werd massaal gevolgd en binnen de kortste keren was de laatste kabouter uit het straatbeeld verdwenen. Nu staan ze op aanrechten en vensterbanken te blinken, een zoete revanche voor deze zo vaak verketterde exponent van kleinburgerlijke wansmaak. Het nieuwe elan van het oude volkskundig museum verdiende een nieuwe naam. Dat werd dus ‘Het Huis van Alijn, museum van de dingen die voorbijgaan’. De keuze is geïnspireerd door de patriciërsfamilie Alijn, die in de veertiende eeuw op deze plek een godshuis liet optrekken. Opvallend is dat de naam geen verwijzing naar de volkskunde meer bevat. “Een bewuste keuze,” zegt Sylvie Dhaene. “In mijn team zit trouwens geen enkele volkskundige. We willen af van de strikt volkskundige benadering. Vroeger besteedde het museum alleen aandacht aan de eigen volkscultuur, nu organiseren we ook tentoonstellingen en lezingen over andere culturen. Het hoeft daarbij niet altijd over het verleden te gaan, zoals met de tentoonstelling over de toepassing van echografie en andere medische spitstechnologie in de cyberkunst. Surf maar eens op het web, echografiekunst is een echte subcultuur. Het wordt een dynamische tentoonstelling op drie locaties, met veel videomateriaal en randactiviteiten op onze website. Zo zie je maar, ook organisa-
torisch verleggen we onze grenzen. Het Huis van Alijn is een levend museum dat graag onder het volk komt. Een van onze succesnummers is de identificatiekamer, een collectie van twaalf curieuze tot geheimzinnige voorwerpen waarvan de bezoekers naam en functie moeten raden. Gokken mag, want het museum weet zelf niet waar die objecten precies voor moesten dienen. Wel, met dat initiatief gaan we de boer op. Er is een wachtlijst, scholen, rusthuizen en allerlei verenigingen van senioren staan in de rij. Maar om zo’n Ronde van Vlaanderen te kunnen realiseren hadden we, behalve onze website, ook een auto nodig, als een soort rijdende identificatiekamer.” Werd er in nog over opdoeken gesproken, vandaag geldt Het Huis van Alijn als een vaste waarde in het Gentse en Vlaamse museumlandschap. Het stadsbestuur blijft de hoofdsponsor en na de officiële erkenning als museum in kan Sylvie ook op subsidies van de Vlaamse gemeenschap rekenen. TA P P E N D E S U I K E RO O M S E N -TA N T E S
Toch was deze wonderbaarlijke wederopstanding niet mogelijk geweest zonder de inzet van de vzw De Vrienden van Het Huis van Alijn die in is opgericht. Van de vijftig leden – de meerderheid van hen is buurtbewoner of/en herberghabituee – hebben er vanavond vijf de weg gevonden naar ‘hun’ museumcafé om hun engagement als vrijwilliger toe te lichten. Sommigen wonen vlakbij in het Patershol, anderen komen helemaal uit Drongen of Mariakerke. Een werkloze stempelaar zit naast een gepensioneerde hoofdcommissaris, een onderwijzeres op rust flankeert een bruggepensioneerd arbeidster. Verschillende achtergronden, maar allen verenigd achter dezelfde huisslogan: t’ Uupe te goare, allemaal samen, strijden ze voor een wel afgelijnd doel: het spekken van de kas van Het Huis van Alijn. De vzw’s van het museum en De Vrienden mogen dan volstrekt autonoom zijn, in feite functioneren ze als communicerende vaten. De Vrienden zijn de suikerooms en -tantes van het museum, ze schuiven Sylvie en haar ploeg bij tijd en wijle een stevige zakcent toe, met de nadruk op ‘stevig’: vorig jaar sponsorden de vrienden de aankoop van een lichte bestelwagen (de rijdende identificatiekamer van hierboven), een stel computers en als toetje nog een stapel drukwerk. We bestellen nog een rondje, Koen De Boever verdwijnt achter de antieke tapkast. Kabouterbier, een exclusiviteit van het huis, dat moet ik toch absoluut eens proeven. Koen is een van de vijf vrijwilligers die 12/13
het cafeetje openhouden. Lang niet alleen museumbezoekers komen er zich aan de kachel warmen. Donderdagavond duurt het makkelijk tot één uur ’s nachts voor de laatste klant de deur achter zich dichttrekt. “En dan moet je zondagmorgen komen kijken,” zegt Annie Van Elslande. “Dan komt de hele buurt hier aperitieven. Nu ja, aperitieven, vaak blijven ze plakken tot een uur of vier. Op zo’n moment kan het hier behoorlijk druk zijn, maar gelukkig komen we nooit handen tekort. Vrijwilligers die toevallig komen anlopen om een pint te pakken, kruipen spontaan achter de spoelbak. Zo is de sfeer onder de vrienden, er is veel solidariteit.” Pinten tappen, koffie serveren, droge worsten met mosterd verpatsen, zo vergaren De Vrienden dus hun fondsen. Vier seizoenen hebben ze er nu op zitten. Jaarlijkse hoogtepunten in de jacht op Pecunia zijn de Gentse Feesten en de Patersholfeesten, het ‘gebuurtefeest’. “Dan kun je hier over de koppen lopen,” zegt voorzitter Arthur Schiepers. “Het hele binnenhof staat vol tafels, wij hebben het mooiste terras van Gent.” Als ze over de fieste beginnen, gaan hun ogen blinken en borrelen de sterke verhalen op. Zware dagen met korte nachten zijn het, je moet er wat voor over hebben. Maar wat een leute! Annie die met haar franke teut de voltallige top van de SP.A een zak kabouterkoeken aansmeerde. Gilbert die bij zijn eerste vrijwilligersbeurt meteen tweeëntwintig grote broden mocht smeren en beleggen, hij kon geen préparé of plattekaas meer rieken of zien. De klant die een fles wijn hooghartig afwees om even later krek dezelfde wijn – inmiddels in een andere fles overgegoten – als een grand cru te omarmen. Was al een kaskraker, ze zijn vastbesloten bij volgende edities van de Gentse Feesten en de Patersholfeesten nog beter te doen. Meer vrijwilligers en minder bezoldigde studenten, dat is het recept voor een nog hogere opbrengst. Ook het terras moet nog beter renderen. Waarom in de zomer geen optredens organiseren? Wie hen zo hoort brainstormen waant zich in een workshop van horeca-uitbaters. Niet eens zo’n gekke veronderstelling als je bedenkt dat De Vrienden drie horeca-bazen in hun rangen tellen. IDEALISME EN AMUSEMENT
Middenstanders, dat is bekend, staan op en gaan slapen met hun nering. Maar wat drijft deze vrijwilligers in hun streven naar een steeds hogere cashflow? Natuurlijk, er is het goede doel, in casu Het Huis van Alijn. Zoals vele Gentenaars krijgen ze de nieuwe naam nog altijd moeilijk over de
lippen. “Voor ons blijft dit ‘het museetje’,” zegt Annie. “In Gent is dat een begrip. Generaties Gentenaars zijn in ’t ‘museetje’ naar het poppentheater van Pierke gaan kijken”. Niet dat ze nostalgie voelen. Over Sylvie Dhaene en haar medewerkers niks dan lof, ze vinden het allemaal fantastisch dat ze een steentje kunnen bijdragen aan de wonderbaarlijke wederopstanding. “Ik loop hier allang rond,” zegt Odette De Brie. “Ik geef al veertien jaar cursussen kantklossen in het museum, ook als vrijwilliger. Toen De Vrienden werden opgericht, wist ik dus wat er op het spel stond. Voor mij is dat belangrijk, want als vrijwilliger heb je een doel nodig waar je achter kunt staan. Voor een voetbalclub zou ik dit nooit kunnen opbrengen”. Idealisme? Odette is niet vies van het woord, Arthur daarentegen moet ervan balen. “Natuurlijk koesteren we allemaal sympathie voor het museum,” zegt hij. “Maar in feite gaat het daar niet om. De Vrienden amuseren zich te pletter, dat is het belangrijkste. We doen trouwens meer dan alleen maar pinten tappen ten bate van het museum. We maken samen uitstapjes, we gaan samen uit eten, we hebben zelfs een spaarclub opgericht waarmee we onze excursies bekostigen. In feite is het museum een alibi, het is het cement dat onze vriendenclub bijeenhoudt.” Van alle vrijwilligers die ik heb ontmoet, is Arthur de enige die het stempel ‘vrijwilliger’ van de hand wijst. “Bij dat woord denk ik onwillekeurig aan mensen die zich voor gehandicapten of pleegkinderen opofferen,” zegt hij. “Voor mij is dat te veel eer. Ik doe het gewoon voor mijn plezier.” Idealisme of geen idealisme, de prijs van Succes Verzekerd is goed en wel binnen. Het was niet eens hun eigen idee, t’ Uupe te goare werd door Sylvie voorgedragen. “Ik wilde onze weldoeners een leuke verrassing bezorgen,” legt de jonge conservator uit. “Zelf wisten ze van niks.” We kunnen hier gewagen van een reflexieve verrassing, want het geld vloeit via De Vrienden naar het museum terug. Over de besteding hoefden ze niet lang na te denken. Met de prijs wordt een logo ontworpen en aangebracht op de bestelwagen die ze vorig jaar sponsorden. Het Huis van Alijn op wielen, daarmee kan Sylvie pas echter onder het volk komen.
CONTACT Sylvie Dhaene Huis van Alijn, Kraanlei 65, 9000 Gent tel. 09.269 23 50 e-mail
[email protected] website www.huisvanalijn.be e-mail De Vrienden
[email protected] 14/15
CO L P O R T E U R S IN KINDERVERHALEN
De Boekenbende Aan Huis Het is een kwartiertje lopen van het Zuidstation. Baraplein, Brogniezstraat, Bergensesteenweg…: dit is niet de fraaiste hoek van Anderlecht, erkent Karolien. Vooral op een druilerige avond als deze maken de schurftige façades en verlaten depots van Kuregem een naargeestige indruk. Dat is een van de redenen waarom zo weinig medeleerlingen van de Erasmus Hogeschool zich kandidaat hebben gesteld voor de Boekenbende Aan Huis. Vrijwilligers weten immers wat hun te wachten staat. Ze gaan verhalen voorlezen, thuis bij allochtone kinderen uit het Nederlandstalige kleuter- en basisonderwijs. En meestal brengt die missie hen naar de meer verloederde buurten van de hoofdstad. “Dat schrikt velen af,” weet Karolien. “De meeste studenten kennen Brussel trouwens niet. Na de les spurten ze naar het station, ze willen hier geen minuut langer blijven dan noodzakelijk.” Niet zo Karolien Verelst, die haar humaniora in Brussel heeft gesleten en de stad als haar broekzak kent.
16/17
T E N H U I Z E VA N … S A B R I [ 8 ] E N I M A N E [ 5 ]
Als we aanbellen, schallen enthousiaste kinderkreten uit de parlofoon. Op de tweede verdieping van het trappenhuis wacht ons een warm welkom; de achtjarige Sabri en zijn drie jaar jongere zusje Imane zijn er helemaal klaar voor. Over de keuze van het voorleesboek heeft Karolien niet lang gepiekerd. Ivo gaat winkelen, een tekenverhaal uit een reeks waarop Sabri en Imane allebei even dol zijn, al uit dat enthousiasme zich bij broer en zus op verschillende manieren. Het jongetje hangt aan Karoliens lippen en stelt honderduit vragen. Wat koopt Ivo nu weer? Hoe heet dat karretje waarin hij zijn boodschappen deponeert? En mag dat wel, schrijlings van de trapleuning glijden als was het een roetsjbaan? Antwoorden worden gewikt en gewogen, nieuwe woorden aan het Nederlandse vocabulaire toegevoegd. Zo lang stil zitten, dat is niks voor de vijfjarige Imane die om de twee bladzijden een buiteling maakt op het aanpalende bed. Haar favoriete voorlesmoment: het afrondende spelletje Ivo-slaan, waarbij het erop aankomt als eerste de hand te leggen op iedere verschijning van de protagonist. Oneigenlijk gebruik van kinderboeken, maar wel pret voor tien. Vader Mimoum komt ons muntthee aanbieden. Hoewel hijzelf de taal niet machtig is, heeft hij zijn kinderen naar de Nederlandstalige basisschool om de hoek gestuurd. “Met het oog op hun toekomst,” zegt hij. “Zonder Nederlands vind je in Brussel geen werk meer. Jammer genoeg krijgen de kinderen weinig kans om hun Nederlands te oefenen. In deze buurt wonen geen Vlamingen, zelfs op school zitten geen Vlaamse kinderen meer. Daarom is de Boekenbende een fantastisch initiatief.” V E R L E N G D E N U I T WA A I E R E N D W EG E N S S U CC E S
Mimoum staat niet alleen met die mening. Bij de opstart in kaapte de Boekenbende meteen de titel van knapste jeugdboekenweekprogramma weg. In was er de nominatie voor de Taalunie-onderwijsprijs en in ging de Boekenbende met de eerste Kleurrijk Brusselprijs lopen. En nu is er dus Succes verzekerd. Niet slecht voor een initiatief dat tien jaar geleden uit nooddruft werd geboren, in de Nederlandstalige bibliotheek van Schaarbeek die nog welgeteld twee trouwe lezers onder de twaalf jaar telde. Het was dus vijf voor twaalf toen het gemeentebestuur fors investeerde in een nieuwe bibliotheek met een al even nieuwe als enthousiaste ploeg. Vooral de jeugdbib beleefde een waar reveil. Ze knoopte banden met Schaarbeekse scholen aan
en inviteerde kinderen en ouders op geleide bezoeken. Het lezersbestand groeide gestaag, wat behalve door de liefde voor het Nederlandstalige jeugdboek ook door de rijke strip- en cd-collecties wordt verklaard. Er waren redenen tot zelfgenoegzaamheid, maar dat was buiten coördinator Patrick Vanspauwen gerekend. Als schoolopbouwwerker bij de vzw ImpulsBrussel is hij erg vertrouwd met de onderwijssituatie in Schaarbeek. Ook in deze Brusselse gemeente kiezen steeds meer migranten voor Nederlandstalig onderwijs. “Vaak is die keuze louter economisch gemotiveerd,” zegt hij. “Ouders redeneren: als we onze kinderen maar naar een Nederlandstalige school sturen, dan zijn ze op hun twaalfde vanzelf tweetalig. Maar zo werkt dat niet. Culturele inbedding speelt bij taalverwerving een grote rol. Als kinderen geen voeling hebben met het Nederlands, zullen ze die taal nooit grondig leren. Uiteraard is hier voor bibliotheken een belangrijke taak weggelegd. Maar precies daar wrong in Schaarbeek het schoentje. Ondanks de lage drempel, en spijts alle moeite, vonden vele allochtone ouders en kinderen de weg naar de bib niet.” Uit die analyse groeide de Boekenbende aan Huis. Patrick broedde het concept uit met studenten van de Iris Hogeschool die om een stageproject verlegen zaten. De start in was bescheiden: dertig vrijwilligers, hoofdzakelijk studenten van de Iris Hogeschool en de Katholieke Hogeschool Brussel, bedienden evenveel families. Wegens daverend succes werd het project verlengd en fors uitgebreid. Gingen in al honderd voorlezers op pad, thans telt de Boekenbende twehonderd vijftig rekruten. De actieradius beperkt zich allang niet meer tot Schaarbeek, er zijn nu ook antennes in Brussel Stad, Laken, Jette, Molenbeek, Anderlecht en Etterbeek. En wat meer is, het initiatief kreeg navolging in Gent, Mechelen en Turnhout. Ook de werving verloopt veel breder. Behalve de Iris Hogeschool en de Katholieke Hogeschool Brussel leveren onder meer de Erasmus Hogeschool, de Vlekho en de VUB voorlezers. Over het vrijwilligersgehalte van sommige bendeleden valt te discussiëren. Er zijn er nogal wat die de Boekenbende als stage in hun opleiding tot maatschappelijk assistent weten te verzilveren. “Je kunt ze geen ongelijk geven,” zegt Patrick, “ze paren het nuttige aan het zinvolle. Dat doet geen afbreuk aan hun inzet. We hebben trouwens heel wat zuivere vrijwilligers. De laatstejaars van het Sint-Pieterscollege doen geheel belangeloos mee, en ook de studenten van het Instituut voor Gezinswetenschappen hebben geen enkele baat bij de Boekenbende. Vaak zijn dat volwassenen die hun studie met een baan com18/19
bineren. Een loodzwaar programma, maar toch maken ze de tijd om bij kinderen te gaan voorlezen. Overigens, we hebben niet alleen studenten, ook gewone Brusselaars doen mee.” Over zijn eigen idealisme doet Patrick bescheiden. De lauwerkrans van vrijwilliger weigert hij beslist. Impuls-Brussel, zijn werkgever, staat hem immers toe een tiende van zijn bezoldigde werkweek aan de Boekenbende te besteden. Maar, geeft hij toe, in de praktijk kruipt er veel meer tijd in zijn geesteskind. “Vaak bellen mijn vrijwilligers ’s avonds of in het weekend. Ze moeten een afspraak afmelden, ze zijn het adres van hun familie kwijt, er is altijd wel iets aan de hand.” Vijf keer een uurtje voorlezen, dat is wat van de vrijwilligers wordt verwacht. Als ze daarbij nog een bezoek met de kinderen aan de bibliotheek kunnen regelen, zoveel te beter. “Reken daarbij de voorbereiding en het transport,” zegt Patrick, “en dan kom je op een tijdsbesteding van twintig tot vijfentwintig uren.” G O E D VO O R B E R E I D E B E N D E L E D E N
Het aantal voorleesbeurten werd bewust beperkt. Niet alleen om de vrijwilligers te ontzien, maar ook om te voorkomen dat er een band van afhankelijkheid ontstaat. Vrijwilligers proberen zichzelf overbodig te maken. “Vrijwilligers,” zegt Patrick, “kunnen nooit de plaats van de ouders innemen, kinderen genieten nog altijd het meest als hun mama of papa een verhaaltje vertelt. Jammer genoeg bestaat er in Turkse en Marokkaanse families geen voorleestraditie. Hun rijke orale vertelcultuur is in België op de achtergrond geraakt. Maar er is beterschap, vooral de mama’s nemen steed vaker een kinderboek ter hand en worden zelf vrijwilliger in de leesbevorderingsprojecten die de Boekenbende regelmatig organiseert.” Dat die ouders negen keer op tien naar een Franstalig boek grijpen, daar ligt hij niet wakker van. “Belangrijk is dat er wórdt voorgelezen. De Boekenbende is geen taalpolitiek instrument, we werken hier niet aan de vervlaamsing van Brussel.” Laat er echter geen misverstand over bestaan: het bevorderen van de taalverwerving in het Nederlandstalig basisonderwijs is wel degelijk een prioriteit. Bovendien gaat de Boekenbende in tegen het slechte imago van het Nederlands in Brussel. Vooral in het Franstalige onderwijs geldt le néerlandais als een verfoeid plichtvak. “Dat moet veranderen,” zegt Patrick. “Niet voor niets luidt onze slogan ‘Nederlands, een taal om te knuffelen’.” De Boekenbende is een (letterlijk) goedkoop initiatief. Voor de lancering volstond een eenmalige subsidie uit het Armoedefonds van de Koning
Boudewijnstichting. Jarenlang draaide de begroting van deze feitelijke vereniging rond de euro. Intussen is de financiële armslag gevoelig verruimd. Prijzengeld stroomde binnen, dit schooljaar subsidieert de Vlaamse regering in het kader van haar campagne ‘Vlamingen, partners in Brussel’. Nog altijd betalen Bendeleden zelf hun tramkaart, maar voortaan beschikken ze over glanspapieren brochures en een schoudertas met fraai logo. “Dat maakt een goede indruk,” zegt Patrick, “zowel op de allochtone families als op de ouders van de studenten. Heel wat van die ouders stellen zich vragen bij een organisatie die hun kinderen zomaar in de achtergestelde buurten van Brussel dropt. Een mooie brochure helpt om die argwaan te bedaren.” Behalve met een schoudertas vol hoogwaardig drukwerk worden de vrijwilligers gewapend met een grondige voorbereiding. Infosessie, bibliotheekbezoek, kennismaking met hun kind op school, niets wordt aan het toeval overgelaten. Tijdens de initiatie worden culturele misverstanden preventief opgeruimd. Moet ik bij het binnenkomen mijn schoenen uittrekken? Wat als ze mij aan tafel uitnodigen? “Toch vallen niet alle misverstanden te vermijden,” zegt Patrick. “Het wil wel eens botsen tussen de Vlaamse beleefdheid en de mediterrane gastvrijheid. Je weet hoe dat gaat. Vraag een Vlaming of hij een kop thee drinkt en hij zegt in eerste instantie nee, ook al ziet hij scheel van de dorst. Ook in dat opzicht is dit een waardevol initiatief. Zonder de Boekenbende hadden die Vlaamse studenten nooit een voet bij een Marokkaanse of Turkse familie gezet.” En zo denkt ook Karolien Verelst erover. Het bezoek aan Sabri en Imane zit erop, ze heeft plechtig moeten beloven dat ze volgende week terugkeert. Nog één keer, want eigenlijk zijn de vijf beurten allang verstreken. Karolien is zich bewust van de ongewenste routine die in de relatie is geslopen. Sabri en Imane raken op haar verslingerd, de ouders zien haar als een onbezoldigde kinderoppas. Met deze familie wil ze kappen, maar niet met de Boekenbende. “Integendeel,” zegt ze. “Ik ga meteen bij een andere familie voorlezen. Het blijft een geweldige ervaring, zowel voor de kinderen als voor mezelf. Ik heb dankzij de Boekenbende al heel wat mensenkennis opgedaan.”
CONTACT De Boekenbende Aan Huis Patrick Vanspauwen tel. 02.216 57 24 e-mail
[email protected] website www.boekenbende-aan-huis.vgc.be 20/21
B E D & B R E A K FA S T VO O R J O N G E R E N I N N O O D
Vrijwilligersgezinnen bieden tijdelijke reddingsboei
Marianne Vankeirsbilck (49) had de oproep in een folder van Welzijnszorg gelezen. Het Centrum Algemeen Welzijnswerk Midden-West-Vlaanderen zocht dringend onthaalgezinnen voor jongeren in nood. Het ging niet om pleegzorg maar om crisisopvang. Bedoeling was de jongeren enkele dagen een warm nest te verschaffen, tot er een oplossing voor hun acute probleemsituatie werd gevonden. “Dat sprak me onmiddellijk aan,” zegt Marianne. “Ik ben al heel lang in de vierdewereldbeweging actief. Begeleiden van families, huisbezoeken, ik weet onderhand wat kansarmoede in Vlaanderen betekent. Het opvangen van jongeren in nood leek me dan ook een perfect verlengstuk van dat engagement. Uiteraard neem je zo’n beslissing niet in je eentje. De kinderen gingen onmiddellijk akkoord, maar mijn man wilde er aanvankelijk niet van horen. Koudwatervrees, maar dat duurt bij hem gelukkig nooit lang.”
22/23
E E N F I V E-TO - N I N E E N GAG E M E N T
Zo ging de bal aan het rollen. Eind liep het crisisnetwerk van stapel, met zes gezinnen uit de regio Roeselare-Izegem-Tielt. Marianne en Rudy waren erbij vanaf het eerste uur. Ze wonen even buiten het centrum van Roeselare, in een bescheiden rijwoning. Plaatsgebrek was echter nooit een bezwaar. De oudste dochter is de deur uit, de jongste twee wonen in de week op studentenkamers. Koffie en koekjes verschijnen op tafel, Marianne betoont zich een attente gastvrouw. “Bed & breakfast voor probleemjongeren”, zo omschrijft ze haar vrijwilligerswerk wel eens spottend. En inderdaad, de timing heeft iets weg van een pension voor rugzaktoeristen. Opvang van vijf uur ’s avonds tot halfnegen ’s morgens, een regeling die het vrijwilligers mogelijk maakt hun engagement met professionele verplichtingen te combineren. Marianne en Rudy hebben allebei een voltijdse baan, zij als administratief bediende, hij als medewerker in een reisagentschap. “Maar,” zegt Ellen Derluyn, “die strakke timing heeft nog een reden. Het is niet de bedoeling dat jongeren zich in de crisisopvang ‘installeren’. Overdag zijn ze onder de hoede van een instantie voor ambulante hulpverlening, zoals een Jongerenadviescentrum () of een Comité voor Bijzondere Jeugdzorg. Doorgaans vinden die na een dag of twee wel een oplossing. Alleen als de noodsituatie zich in een weekend voordoet, kan de crisisopvang langer uitlopen. Vijf dagen is het maximum.” Ellen Derluyn is de coördinator van het Crisisnetwerk. Een initiatief geboren uit noodzaak, zo blijkt uit haar relaas. De driehoek Roeselare-Izegem-Tielt kampte met een schrijnend gebrek aan opvangfaciliteiten voor jongeren op drift. De reden is veeleer prozaïsch: de regio ressorteert onder drie verschillende gerechtelijke arrondissementen, het niveau waarop noodopvang meestal wordt georganiseerd. “Het ontbrak ons vooral aan gespecialiseerde instellingen,” zegt Ellen. “Jongeren in crisis belandden doorgaans in een rusthuis of een vluchthuis voor vrouwen. Er werd daar goed voor ze gezorgd, maar ideaal was die formule toch niet. Minderjarigen in crisis horen niet echt thuis in een bejaardenhome, die hebben behoefte aan een plek waar ze zich geborgen voelen en tot rust kunnen komen.” Dertig minderjarigen, in leeftijd variërend tussen twaalf en achttien, heeft het Crisisnetwerk de voorbije twee jaar opgevangen. Pubers die van huis weglopen omdat ze met zichzelf overhoop liggen, slachtoffers van kindermishandeling, jongeren met een drugsproblematiek, de cliëntèle laat zich
niet onder één noemer vangen. “Het eerste jaar hebben we in meer dan de helft van de gevallen onbegeleide minderjarige asielzoekers opgevangen,” zegt Ellen. “Dat is nu voorbij, de stroom asielzoekers is opgedroogd.” Jongeren nemen nooit rechtstreeks contact op met het Crisisnetwerk. De doorverwijzing verloopt soms via meerdere stations: jeugdverenigingen, jongerenadviescentra, scholen en zelfs pastoors. Als deze zogeheten sleutelfiguren op de hoogte zijn van een noodgeval, contacteren ze de telefoonpermanentie, die vervolgens het Crisisnetwerk inschakelt. “We betrekken ook de drie parketten bij onze werking,” zegt Ellen. “Van ieder geval worden zij op de hoogte gebracht. Zo voorkomen we dat een jongere als verdwenen wordt aangemeld bij Child Focus. Ten andere, we brengen ook altijd de ouders op de hoogte, zonder evenwel het adres van het onthaalgezin vrij te geven. Veiligheidsoverwegingen, snap je.” T I J D E L I J K S A M E N L E V I N G S V E R BA N D
Het Crisisnetwerk werkt met een beurtsysteem. Om de twee maanden ‘kloppen’ Marianne en Rudy een week permanentie. Verre verplaatsingen of weekendjes Parijs zijn dan uit den boze, maar van huisarrest is geen sprake. “Alle vrijwilligers hebben een bieper,” legt Ellen uit, “bedoeling is dat ze binnen het halfuur thuis paraat kunnen staan”. Echt roodgloeiend staat de semafoon niet. De voorbije twee jaar kregen Marianne en Rudy drie keer logés over de vloer. “De eerste was een meisje,” zegt Marianne. “Het was één mei toen de politie haar bracht, we waren dus meteen vertrokken voor een verlengd weekeinde. Ik weet het nog goed, we hebben haar meegenomen op een georganiseerde wandeling. We proberen zoveel mogelijk ons gewone gezinsleven voort te zetten. Als er familiebezoek gepland is, dan nemen we onze gasten gewoon mee.” Toch blijft het een intense ervaring. Opvanggezinnen krijgen slechts summiere informatie over de probleemsituatie van hun logé. Recht op privacy. Maar het staat jongeren vrij al dan niet hun hart te luchten. Dat was precies wat Mariannes eerste ‘klant’ deed. “Ze vertelde honderduit over haar problemen thuis. Het moet haar deugd hebben gedaan, want ze is later nog twee keer langsgekomen om bij te praten. De twede keer waren het asielzoekers, twee minderjarige Kosovaren. Daar denk ik met gemengde gevoelens aan terug. Het was een tikje ongemakkelijk, vanwege de taalbarrière en de onzekerheid. Tenslotte tast je volledig in het duister over hun achtergrond. We vroegen ons ook af met wie ze de hele tijd 24/25
telefoneerden. Ze zijn verdwenen zonder boe of ba, wellicht ondergedoken uit angst voor de politie. Tegelijk vond ik het een zeer schrijnende ervaring. Want moeten zulke jonge mensen zover van huis zonder ouders of familie? Voor hun plezier waren ze duidelijk niet naar België gekomen.” Jongeren moeten bij hun opname het huisreglement ondertekenen. Daarin staat onder andere dat de kosten aan hun ouders worden gefactureerd. “Twaalf en een halve euro per nacht,” zegt Ellen. “Dat geld gaat integraal naar het opvanggezin. We willen niet dat vrijwilligers financieel moeten bijpassen. Het is al mooi genoeg dat ze tijd en moeite investeren. We zorgen trouwens ook zelf voor de nodige verzekeringen.” Jongeren verbinden er zich voorts toe de samenlevingsregels van het gastgezin te respecteren. “Dat lukt aardig,” vindt Marianne. “Het is natuurlijk geven en nemen. Onze derde gast was een jongen van dertien die van huis was weggelopen omdat hij door zijn vader was mishandeld. Die voelde zich hier meteen thuis, zodanig zelfs dat hij meteen de afstandsbediening van de tv monopoliseerde. Dat leidde wel eens tot wrijvingen met mijn eigen kinderen. Op zo’n moment moet je als opvangouder je gezag laten spreken.” Dergelijke ervaringen worden gretig uitgewisseld tijdens de zesmaandelijkse bijeenkomsten van de onthaalgezinnen. “Omkadering is belangrijk,” zegt Ellen Derluyn. “Daarom gaan we een deel van de Succes verzekerd-prijs aan vorming besteden. Voorts willen we met dat geld een campagne voeren om onze diensten nog ruimer bekend te maken.” Al bij al is Ellen een tevreden coördinator, en niet alleen omdat de jongeren doorgaans erg enthousiast zijn over de opvang. “Aanvankelijk vreesden we voor de rekrutering van opvanggezinnen,” bekent ze. “Het is tenslotte een grote stap, zomaar je huis openstellen voor wildvreemde jongeren. Maar het liep verrassend vlot. Opvallend is wel dat meeste kandidaten mensen waren met ervaring in het vrijwilligerswerk. Misschien heeft de vlotte werving met het beurtrolsysteem te maken. Het engagement is heel goed afgebakend. Dat is van belang voor modern vrijwilligerswerk, want het leven wordt steeds drukker. Mensen willen zich nog wel engageren, maar ze moeten hun inzet wel kunnen inschakelen in hun professioneel en familiaal leven.” Het opvangen van wildvreemde jongeren een grote stap? Iets voor de echte idealisten? “Ach,” zegt Marianne met een schouderophalen, “laten we er
geen grote woorden aan vuilmaken. Ik zie het vooral als een vorm van solidariteit. Het is niet omdat wij het toevallig goed hebben dat we onverschillig moeten blijven voor de miserie van anderen. En ergens hoop ik dat we onze gasten iets kunnen bijbrengen. De meeste van die jongeren komen uit gebroken gezinnen. Er wordt gedronken, vader en moeder maken ruzie, kinderen krijgen geen liefde. Voor die jongeren is het dan ook een schok als ze bij ons komen logeren. Plotseling merken ze dat mensen ook op een andere manier met elkaar kunnen omgaan. Als daar iets van blijft hangen, dan ben ik al heel gelukkig.”
CONTACT Ellen Derluyn Centrum Algemeen Welzijnswerk (CAW) Midden-West-Vlaanderen vzw, Hoogstraat 98/5, 8800 Roeselare tel. 051.69 02 96 e-mail
[email protected]
26/27
DE BONTE PROMS VA N M E R K S P L A S
Collectieve liefde voor muziek botgevierd
Wat krijg je als je een kerkkoor combineert met een heavy-metalband, een harmonie, een dwarsfluitensemble, een drumband en nog een handvol muzikale verenigingen? In Merksplas kennen ze het antwoord. Een razend enthousiast publiek in de zaal en spetterend speelplezier op het podium. Over het onvergetelijke weekeinde van 3 en 4 november 2001 wordt in Merksplas nog altijd nagekaart. Driehonderd vijfenzeventig artiesten op één podium, daar konden zelfs de Proms in het Antwerpse Sportpaleis een puntje aan zuigen.
28/29
H O E D E M U I S E E N B E RG BA A R D E …
Dat ook de jury van Succes verzekerd in het Merksplasse enthousiasme delde, is geen toeval. Het welslagen van het buitenissige evenement genaam Duireca is immers te danken aan de tomeloze inzet van vele tientallen vrijwilligers. Drie leden van de harde kern hebben voor mij hun zaterdagmiddag opgeofferd om de hele film nog eens af te draaien. Woorden als ‘grandioos’, ‘formidabel’ en ‘fenomenaal’ zijn niet van de lucht, mijn gesprekspartners leven nog altijd op een wolk. Tegelijk bespeur ik al een vleugje nostalgie. Immers, zelfs de grootste dromers van Merksplas maken zich geen illusies: een mega-feest als Duireca is niet voor herhaling vatbaar. De naam verraadt de oorsprong van het initiatief: Dui-Re-Ca – het lijkt op Eureka, een begrip met een hoog “yes!-we-hebben-het-gevonden”-gehalte – staat voor duizendste repetitie van Cantabile, het kinderkoor van Merksplas dat twintig jaar geleden door een enthousiast koppel melomanen werd opgericht. “We zijn destijds met dertien kinderen gestart,” vertelt Fred Thoné, de vader van een van de kinderen, die de paperassen van het koor voor zijn rekening neemt. “Tegenwoordig telt het koor al negentig leden, het is een van de grootste verenigingen van onze gemeente. Als je alle kinderen zou optellen die ooit bij ons hebben gezongen, dan had je een hele sporthal vol. Cantabile is in Merksplas een begrip. ‘De zingende jeugdbeweging’ noemen ze ons wel eens.” En dus kon de twintigste verjaardag niet onopgemerkt voorbijgaan. Tijdens het brainstormen na de repetities raakten ze er niet uit. Een concert zou niet volstaan om het jubileum te vieren, zoveel was zeker. Maar wat dan wel? In die periode van zoeken en aftasten raakte bekend dat de Koning Boudewijnstichting fondsen had vrijgemaakt voor inspirerende vrijwilligersprojecten. Vrijwilligers, daagde het bij Cantabile: dát was het sleutelwoord. Draait het hele amateur-muziekleven in Vlaanderen immers niet rond vrijwilligers? Alleen al Cantabile heeft een kern van twaalf vaste begeleiders die tijdens evenementen naar believen met gelegenheidshelpers wordt uitgebreid. Maar muziek in Merksplas is meer dan alleen Cantabile. Fanfare, harmonie, kerkkoor, rockband, coverband, dwarsfluitensemble…: ondanks de verschillende genres delen ze allemaal de liefde voor de muziek én de toewijding van talloze vrijwilligers. Als we die nu eens allemaal op één podium samenbrachten voor een uniek concert? En voor de bedenkers er erg in hadden, stonden ‘de Proms van Merksplas’ in de steigers. “De start verge-
ten we nooit,” zegt Fred Thoné. “Twee weken na de lancering stierf plotseling Ivo Hendrickx, samen met Koen Thoné de grote gangmaker van het project. De verslagenheid was totaal, maar we besloten toch door te zetten. En zo is Duireca ook een eerbetoon aan den Ivo geworden.” Alle drie geven ze het grif toe. Ze hadden toen nog geen idee wat ze zich allemaal op de hals hadden gehaald. Maanden van plannen en vergaderen verstreken, het stipje aan de horizon groeide tot een forse ijsberg waarop het bootje van Cantabile schipbreuk dreigde te lijden. Het project was hun boven het hoofd aan het groeien, de tijd was rijp om de ploeg te versterken. En zo werd Leo Lauwerysen aan boord gehaald. Zingen kan hij niet, dat geeft de vakbondsmedewerker ruiterlijk toe, maar organiseren des te beter. “Heel Merksplas was enthousiast,” zegt Leo Lauwerysen. “De sponsorgelden stroomden binnen, de plaatselijke middenstand bood steun en ook de gemeente zei ons alle steun toe. Telkens weer werden de bakens verzet, het werd hoe langer hoe duidelijker dat deze onderneming het dorpsniveau ver zou overstijgen. In plaats van de eerste de beste versterker en een paar spots moest er een superprofessionele geluids- en lichtinstallatie komen. Een tent als locatie? Dat was ons te bescheiden, we kozen voor de kapel van de voormalige Kolonie van Merksplas, een reusachtige ruimte die al jaren leegstond. Maar zelfs dat volstond niet, naast de kerk moest ook nog een grote feesttent komen. Ook het artistieke luik kreeg steeds meer allure, zozeer zelfs dat we ons verplicht zagen een professionele regisseur in te huren.” W E A R E T H E WO R L D
Het artistieke luik, dat is wellicht het echte mirakel van Merksplas. Cantabile had alle muzikale clubs van de gemeente uitgenodigd, zonder enige discriminatie op grond van genre, virtuositeit of decibelproductie. Het enige criterium was: in Merksplas actief zijn. De respons overtrof de stoutste verwachtingen. Het kerkkoor Sint-Cecilia en het -zangkoor, de coverband Massey Fergusson, de harmonie, de Vlaamse folkgroep Bagatel, de fanfare, de soft-rockformatie Silly Coincidence, drumband De Kunstvrienden, de dwarsfluitklas van de muziekschool, het koor met de mentaal gehandicapte kinderen van het ’t Zwart Goor…: allemaal hapten ze gretig toe. Zelfs Why Not, een hardrockband die bij voorkeur met de volumeknop op tien speelt, was verguld met de invitatie. Paul Van Dijck, dirigent van het kerkkoor Sint-Cecilia, denkt nog altijd met verwondering 30/31
terug aan de eerste algemene repetitie. “Het was me een bont allegaartje,” zegt hij. “Eerst was er terughoudendheid. Vooral over de hardrockers van Why Not deden sommigen wat lacherig. Zo van: al dat lawaai, is dat nog muziek? Maar na een tijdje maakte de scepsis plaats voor wederzijdse appreciatie. En tijdens de laatste algemene repetitie heerste er een ongelooflijke sfeer. Het klikte op alle fronten, we voelden allemaal dat we er klaar voor waren. Eigenlijk is het straf, want muzikaal heeft niemand water in zijn wijn gedaan. Sint-Cecilia is een kerkkoor, wij brengen uitsluitend religieuze muziek. En dus zongen wij op Duireca cantates van Bach en Händel, terwijl Why Not even later de loeiharde song Bitch door de versterkers joeg.” Niet alleen muzikale muren werden gesloopt. In het verleden was Merksplas een muzikaal verdeeld dorp, je hebt die van het centrum met hun fanfare Sint-Willibrordus en je hebt die van de Kolonie met hun harmonie De Kunstvrienden. “Maar voor Duireca hebben ze alle historische tegenstellingen laten varen,” zegt Paul Van Dijck. “Ze hebben samen gerepeteerd en traden samen op, onder de vlag van Hafa. Harmonie-fanfare.” Die laatste weken waren bepaald hectisch. Hoe moet dat met de catering? Zit alles snor met de en security? Moet er geen -ruimte voor de sponsors worden ingericht? En wie staat straks de pers te woord? Er werd vergaderd, gecheckt en getelefoneerd, een na een vielen de puzzelstukken in elkaar. Een hoofdstuk apart is de transformatie van de in onbruik geraakte kerk in een concertzaal. “We zijn van nul begonnen,” zegt Leo. “De kerk was helemaal leeg, we hadden alleen een vloer en een dak. Daar hebben we dus een podium voor bijna vierhonderd muzikanten gebouwd en zitjes voor zeshonderd toeschouwers geïmproviseerd. De kelder hebben we gestut, met zo’n mensenmassa weet je maar nooit. En dan de akoestiek, rampzalig gewoon! We hebben de hele ruimte vol tapijten moeten hangen om een fatsoenlijk geluid te creëren.” Ze halen er de foto’s bij die voor, tijdens en na het optreden werden genomen. Zonder overdrijven: wie niet beter weet, waant zich in de Singel of Vorst. Meteen wordt ook duidelijk welke mogelijkheden de kapel niet allemaal biedt. “De toeschouwers keken zich de ogen uit,” zegt Leo. “Ze herkenden de kerk niet meer, met dat reusachtige podium en die honderden spots. Het was áf.” Jammer dat de cd van het concert nog niet klaar is, anders hadden ze mij laten proeven van de sfeer. Een eerste deel met vijfentwintig nummers, vervolgens een stevige pauze, en ten slotte een tweede helft met als apotheose een door
muzikanten – allemaal vrijwilligers – gedragen samenzang. We are the world, galmde het door de Kempen, om vervolgens af te sluiten met een overdonderend You’ll never walk alone. “Na de voorstelling van zaterdag werd er nog uren doorgefeest,” zegt Paul Van Dijck. “Muzikanten van de meest diverse pluimage begonnen spontaan te jammen. ’s Anderendaags was het opnieuw vollen bak. In feite was dat hele weekeinde één grote happening. Maandag volgde dan de ontnuchtering. Alles afbreken en opruimen, dat was er te veel aan.” Plannen voor een heruitgave zijn er niet. Duireca, zo beseft in Merksplas iedereen, valt niet meer te evenaren. Maar er zijn wel al tastbare effecten van het feest: allerlei samenwerkingsinitiatieven tussen de deelnemende muziekfreaks. En het enthousiasme over de eerste en wellicht enige editie is duidelijk nog niet geluwd. Cd, video en foto’s worden gretig beluisterd en bekeken, aan de toog wordt de herinnering levend gehouden. Duireca heeft gedaan wat niemand ooit voor mogelijk hield: een weekend lang was Merksplas geen gat in de stille Kempen, maar een bruisende gemeente. Dankzij Succes verzekerd kunnen ze er binnenkort nog eens samen over nakaarten. Over de formule wordt als vanouds gebrainstormd. Zeker is dat alle muzikanten en vrijwilligers op het met het prijzengeld gesponsorde dankfeest worden uitgenodigd. Wedden dat er muziek aan te pas komt?
CONTACT Fred Thoné Vissersstraat 11, 2330 Merksplas tel. 014.63 36 25
32/33
W I J K B U R E AU S O P T W E E P O T E N
Leuven, zijn buurthuizen en zijn vrijwilligers(forum) Eigenlijk mag het niet van de dokters. Als hartpatiënt, hadden ze hem verteld, moest hij het kalm aan doen. De witjassen moesten hem bezig zien terwijl hij met bakken bier sleurt in de cafetaria van het wijkbureau. “Ze hebben makkelijk praten,” moppert Henri Coeckelberghs. “De kaboutertjes gaan die bakken niet naar de kelder dragen.” Er zijn wel meer besognes die de kabouters aan hem overlaten. Vanmorgen nog heeft hij een natte dweil door de cafetaria geslagen, want het moet toch proper zijn wanneer de eerste klanten binnenkomen. Hij staat met de handen in zijn zij, als een boer die tevreden over zijn akkers uitkijkt.
34/35
G E S LOT E N C I R K E L
Het is niet zijn eigendom, maar het wijkbureau Mannenstraat is wel de trots van Henri. Het stedelijk buurthuis in de Leuvense Groefstraat is een modern en transparant complex. Er is een ruime cafetaria waar de buurtbewoners dagelijks terechtkunnen voor een drankje en een babbel. Vijfenzeventig cent kost een biertje, daar kun je geen dorst voor lijden. Er is het kantoor waar de wijkmanager en de opbouwwerker verblijf houden. En er is de feesten vergaderzaal waar Henri zijn organisatorische talenten kan botvieren. Als het maandelijkse kaartspel op til staat, loopt hij zelf naar de Colruyt om trofeeën voor de deelnemers te kopen. “Spelers betalen twee euro inleg,” zegt hij. “Weet je dat sommigen ’s anderendaags naar de Colruyt lopen om de prijs van hun trofee te controleren? Als het minder dan twee euro is, komen ze je dat onder je neus wrijven.” En dan de evenementen! Rommelmarkt, buurtfeest, etentjes, er staat altijd wel iets op stapel. In mei vorig jaar zijn ze met de hele buurt op stap geweest. De grootouders met hun kleinkinderen naar Plopsaland, de alleenstaanden naar de dijk van De Panne. “We hebben iedereen op een dagschotel getrakteerd,” zegt Henri. “Tweeduizend euro heeft die grap ons gekost, betaald met de opbrengst van de cafetaria. Het is een gesloten cirkel: het geld dat de buurtbewoners in onze cafetaria besteden, vloeit terug naar de buurt. Zodra we een redelijk bedrag hebben gespaard, doen we er iets mee.” Iedereen komt aan zijn trekken. De vrouwen kregen met Valentijn een doosje bonbons en een roos, de kinderen mochten in het wijkbureau Sinterklaas begroeten. “Met honderd vijftig zaten ze hier,” zegt Henri glunderend. “Ik had vooraf alle speelgoedzaken van Leuven afgeschuimd, overal kortingen afgebedeld. Er waren cadeautjes voor iedereen, het was een gejoel dat horen en zien verging.” D E S C H E P E N S E RV E E R T
Henri is een modelvrijwilliger. Gepensioneerd maar geen zin om thuis naar het behang te staren, zo zijn er wel meer. Toch is zijn tomeloze inzet meer dan een aangenaam tijdverdrijf. “Vrijwilligerswerk moet ook zinvol zijn,” zegt hij. “Ik werk aan een leefbare buurt. Mijn eigen buurt, want ik ben hier geboren en getogen. Als broekje heb ik nog in de kleiputten van Gasthuisberg gespeeld, hier vlakbij. Van een ziekenhuis was toen nog lang geen sprake.” We kijken door het panoramische vensterraam van de cafetaria. Het uitzicht moet schril afsteken bij het decor van zijn jeugdherinne-
ringen. De buitenwijk met haar arbeidersbeluiken is nu een dichtbevolkte sociale woonwijk. Aan de overkant van de straat liggen de blokken van Dijledal, de huisvestingsmaatschappij die in de Mannenstraat tweehonderd zeventig appartementen heeft. Veel bejaarden, veel migranten, lage inkomens: het is een grootstedelijke mix met z’n specifieke noden. Kansarmoede en eenzaamheid ondermijnen de sociale cohesie, dat beseft men al langer. Het voorbije decennium werd massaal geïnvesteerd in wijkopbouwwerk, onder meer door het Stedelijk Impulsfonds en de Buitengewone Buurt-campagne van de Koning Boudewijnstichting. Ook de dienst Welzijn van de stad Leuven is op die trein gesprongen. Speerpunt in haar campagne zijn de wijkbureaus: twee in Leuven Stad, twee in deelgemeente Kessel-Lo, een in Wilsele. De inplanting werd zorgvuldig overwogen. Alle stedelijke buurthuizen steunen op twee poten. De wijkmanager fungeert als aanspreekpunt voor de bewoners. Kapotte straatlampen, verstopte rioleringen en problemen met de huisvestingsmaatschappij zijn voor hem of haar dagelijkse kost. Daarnaast is er het voluntariaat, dat overigens door professionele opbouwwerkers wordt begeleid. Henri is niet de enige vrijwilliger die zich belangeloos om het welzijn van de Mannenstraat bekommert. Twaalf enthousiaste tappers verzorgen de beurtrol van de cafetaria en bij feesten of andere evenementen is er nooit een tekort aan bereidwillige handen. Ook in de andere wijkbureaus loopt de vrijwilligerswerking als een trein. Zo goed dat de dienst Welzijn het internationaal jaar van de vrijwilliger aangreep om een dankbare geste te stellen. En zo vond op oktober ten stadhuize Leuven het allereerste vrijwilligersforum plaats. Behalve een blijk van waardering vanwege de stad Leuven was het Forum een buitenkans voor professionele stadsmedewerkers en vrijwilligers om ervaringen uit te wisselen. Zo’n ontmoeting kan de samenwerking alleen maar bevorderen, dat was de redenering. Niet alleen de piotten van de wijkbureaus waren uitgenodigd, ook de vrijwilligers uit de stedelijke jeugdwerking en onderwijs waren present. Honderd vijftig aanwezigen, de zaal was te klein. Henri denkt met gemengde gevoelens terug aan die dag. De ellenlange uiteenzetting over het statuut van de vrijwilliger was niet aan hem besteed. “Het bleef maar duren,” zegt hij. “De hele tijd ging het over onze rechten en plichten, op een bepaald moment werd er zelfs over het vrijwilligersloon gesproken. Vrijwilligersloon, wat is dat nu voor onzin? Ik doe het toch helemaal niet voor het geld.” Nee, dan liever de receptie waar de geno36/37
digden een bijzondere eer te beurt viel: de bediening werd verzorgd door niemand minder dan de leden van het Leuvense schepencollege, in hun eigen raadszaal dan nog. “Een fijne ervaring,” zegt Henri. “Je hoefde maar met de vingers te knippen en de schepen kwam je glas vullen.” O N W E E R S TA A N BA R E D RA N G
Dankzij Succes verzekerd komt er in een tweede editie van het vrijwilligersforum. Over de formule wordt bij de dienst Welzijn nog nagedacht. Wellicht blijft het feestje beperkt tot de vrijwilligers van de wijkbureaus. En misschien moet de gastspreker dit jaar een wat frivoler onderwerp aansnijden. Mathilde Vandermaelen heeft nog een suggestie. “Meer hapjes op de receptie,” zegt ze. “Ze zijn maar één keer rond gekomen met hun dienblad, dat was veel te weinig.” Ik tref Mathilde in de ruime ontmoetingszaal van het wijkbureau Sint-Maartensdal. Geen toeval, verzekeren de andere aanwezigen mij, want als het kon zou Mathilde haar bed in het wijkbureau opstellen. Achtenzeventig is ze, maar dat valt er niet aan te zien. Op dinsdag kookt ze voor de buurtmaaltijd, op andere dagen vind je haar gewoonlijk achter de tapkraan. Ver hoeft ze er niet voor te lopen, Mathilde betrekt een van de zevenhonderd appartementen die Dijledal hier in de jaren zestig optrok. Vooral de torenflat met de kolossale antenne, een ontwerp van de befaamde architect Renaat Braem, is een baken in de universiteitsstad. Vele buitenstaanders gruwen ervan, maar de bewoners zijn er trots op. “Die antenne,” zeggen ze, “dat is onze visitekaart.” Veerle Casaert en Marc Deconinck wonen in Heverlee. Met de omstreden antenne hebben ze helemaal niks. Waarom zakken ze dan meermaals per week naar Sint-Maartensdal af om een handje toe te steken? Veerle helpt in de keuken, Marc vindt ondanks zijn voltijdse baan nog tijd om de boekhouding van het wijkbureau te doen. Misschien moeten we in dit geval spreken van een onweerstaanbare drang tot vrijwilligerswerk. Ze waren allang op zoek naar een toffe en zinvolle tijdsbesteding. In Heverlee zelf was er niks, maar een oproep in een lokaal infoblad bracht hen op het spoor van het wijkbureau in hartje Leuven. “Een meevaller,” vindt Marc. “De sfeer is geweldig, we worden ook perfect omkaderd en krijgen veel waardering voor ons werk.” Aan het woord is een kenner. Marc verrichtte eerder vrijwilligerswerk bij het Rode Kruis, de Mindermobielencentrale en de dierenbescherming. “Maar,” zegt hij met stelligheid, “dit is veruit de beste plek waar ik ooit
heb gewerkt.” Mathilde, ook al een veteraan in het vrijwilligerswerk, kan de lofzang alleen maar beamen. “Weet je wat ik hier zo fijn vind?” vraagt de bejaarde. “Ik ben bijna , maar hier leer ik nog iedere dag bij van de mensen.”
CONTACT Dienst Welzijn Leuven tel. 016.21 17 97 e-mail
[email protected]
38/39
DE VLIEGENDE REPORTER VA N ’ T L I E D E R I K S K E
De marktverbeteraars van Harelbeke
Fraai is de markt van Harelbeke niet. Ligt het aan de zielloze flatgebouwen die het plein omzoomen? De schrijnende afwezigheid van groen? Of het voorbijrazende verkeer van de Marktstraat, die de markt doorkruist? Feit is dat deze betonnen woestijn eerder tot parkeren dan tot flaneren uitnodigt. De heraanleg van de markt is in verkiezingscampagnes een klassieker. Maar telkens worden de plannen na de stembusgang onverrichter zake weer opgeborgen. Hoe dat zo komt? Raoul Bonte maakt de bekende geste met duim en wijsvinger. “Geld,” weet de vliegende reporter van ’t Liederikske. “Harelbeke zit krap bij kas. Te veel uitgegeven aan prestigeprojecten, zoals de voetbalclub en het nieuwe gemeentehuis. In 1977 hebben ze zelfs de Ronde van Frankrijk naar Harelbeke gehaald. Smakken geld heeft dat gekost, ze hebben zelfs de steenweg moeten verbreden voor de aankomst. Ik zie de spurt nog voor mij. Jan Raes kneep zijn remmen dicht, zodat Freddy Maertens voor eigen publiek kon winnen. De koers was verkocht, dat kon een kind zien.”
40/41
EEN OUDE MARKT
Als het over de markt van Harelbeke gaat, is er geen betere bron van informatie dan ‘t Liederikske. Logisch, want het marktplein en zijn bewoners vormen het exclusieve onderwerp van deze gratis buurtkrant. Om de drie maanden lopen vierhonderd exemplaren van de persen. Schrijven, samenstelling, opmaak, verspreiding, alles draait rond vrijwilligers. Toch, zo zal blijken, liggen de roots van ‘t Liederikske in het professionele welzijnswerk. De percolator reutelt, de koffie is klaar. We zitten in de achterkamer van de Wereldwinkel, die tegelijk dienstdoet als buurtpunt van de Stedelijke Welzijnsdienst. Een goedgekozen locatie: we hebben uitzicht op het standbeeld van de legendarische middeleeuwse forestier Liederik, die zijn naam aan de buurtkrant heeft geleend. De vijfkoppige kernredactie is voor de gelegenheid met enkele correspondenten versterkt. Dat de gemiddelde leftijd een eind boven de zestig ligt, mag Jozef Simoens op zijn conto schrijven. Tweeëntachtig jaar is deze gewezen elektricien-verzekeringsagent. Oud, maar niet te oud om aan zelfverdieping te doen. Jozef is nu een van de huisdichters van ’t Liederikske, een blad dat een broedkamer van letterkundig talent blijkt te zijn. Amedee Buyck bijvoorbeeld vergastte de lezers op het tweeluik De Boerenzwaluw, een allegorisch epos dat zich op en hoog boven de markt afspeelt. “Ik pieker over een vervolgverhaal,” zegt de enthousiaste scribent. “Beginnen is het moeilijkste. Maar zodra ik de titel op papier heb, loopt het vanzelf.” Lucienne Knockaert, een gepensioneerde textielarbeidster, heeft in ’t Liederikske een uitlaatklep voor poëtische ontboezemingen gevonden. “Ik ben vooral ’s nachts actief,” zegt ze. “Als ik niet kan slapen, sta ik op en ga ik aan mijn schrijftafel zitten. Dan komt de inspiratie vanzelf.” Behalve hun pensioengerechtigde leeftijd hebben de aanwezigen nog een eigenschap gemeen. Ze wonen allemaal in de torenflat van de sociale huisvestingsmaatschappij Mijn Huis, die met zijn zeven verdiepingen de markt domineert. “Niet toevallig,” zegt Bart Denys, “want daar is het allemaal begonnen.” Bart is de vreemde eend in de bijt. Hij is , woont niet op de markt en op de keper beschouwd is hij geen vrijwilliger. Twee jaar geleden coördineerde hij als gemeentelijk welzijnswerker een grootscheepse enquête over het wel en wee op de markt. Aanleiding voor deze door het Sociaal Impulsfonds gefinancierde studie waren klachten over het functioneren van bouwmaatschappij Mijn Huis. Gaandeweg echter werd het blikveld tot het hele
marktplein met zijn meer dan tweehonderd bewoners verruimd. “Drie vierde van de marktbewoners is gepensioneerd en bejaard,” zegt Bart. “Dat is uniek in Vlaanderen. Zo’n overwicht van senioren in de stadskern vind je nergens. Het ligt aan de huisvestingsmarkt. Behalve de sociale huurflats heb je hier ook koop- en serviceflats, om nog te zwijgen van het rusthuis dat vlakbij ligt. Voor jonge gezinnen is zo’n monocultuur niet aantrekkelijk, maar de Harelbeekse senioren staan in de rij om hier te mogen wonen. Vooral de huurflats van Mijn Huis zijn erg gegeerd. Het is dan ook gemakkelijk. Ze hoeven maar de lift te nemen en ze staan in de supermarkt op het gelijkvloers. Bank, kapper, dokter, restaurant, alle faciliteiten bevinden zich op loopafstand. In feite is de hele markt één reusachtige serviceflat.” Hoeft het dan een wonder te heten dat de resultaten van de leefbaarheidstudie eerder geruststellend uitvielen? De marktbewoners zijn gelukkig, al kan alles natuurlijk beter. En dus resulteerde de enquête in een reeks kleinschalige initiatieven. Er kwamen een buurtpunt en een antenne van de -klusjesdienst en er worden op gezette tijdstippen buurtvergaderingen georganiseerd waarvan de bevindingen in ’t Liederikske worden gepubliceerd. De doelstellingen van al deze initiatieven zijn welomschreven: het bevorderen van de sociale cohesie in de buurt, het coördineren van klusjes en het ingaan op vragen en klachten van de bewoners. M A R I A [ 9 8 ] E N RA J E S H [ 2 7 ]
Het winnende idee werd in een flat van Mijn Huis uitgebroed. De samenzweerders van het Buurtpunt schuwen het hoge woord niet. Idealisme was hun drijfveer. Wie de wereld wil verbeteren, zo beseften ze, vege eerst voor eigen deur. “Ons doel is bescheiden,” zegt stichtend lid Augusta Cortebeeck. “We willen het samenleven op de markt verbeteren. Er is hier te veel eenzaamheid, er zijn te veel mensen die het leven van achter hun gordijntjes observeren zonder nog contact te zoeken. Precies die mensen willen we de hand reiken en uit hun huis lokken.” Een van de strijdmiddelen is een gedetailleerde verjaardagskalender. Jarigen ontvangen een kaartje, vijfenzeventigplussers krijgen Augusta of een andere vrijwilliger op bezoek. “Met een ruiker bloemen,” zegt de gepensioneerde bediende glunderend. “We zijn pas bezig sinds april , maar het is al een echte traditie geworden. Als ik weer eens met een ruiker bloemen over de markt loop, zie ik de gordijntjes schuiven. Wie zou er nu weer jarig zijn, vraagt iedereen zich dan af.” Het 42/43
voornaamste instrument waarover de marktverbeteraars beschikken, is evenwel ’t Liederikske. Het verslag van de buurtvergadering, de serviceberichten, de gedichten en verhalen van marktbewoners, de heemkundige quiz over Harelbeke…: de samenstellers zweren voor hun buurtkrant bij een geijkte formule. Het pièce de résistance is zonder twijfel het dubbelinterview waarin Augusta en Lucienne twee markante marktbewoners aan de tand voelen. Een gewezen bakker in confrontatie met een gepensioneerde politieagent, de hospita van de notaris in een onthullend gesprek met een beroepsrenner die nog in het wiel van Brik Schotte heeft gereden. Pure anekdotiek? Vergeet het maar, vooral het allereerste dubbelinterview was een staaltje van geëngageerde journalistiek. De achtennegentigjarige Maria werd gekoppeld aan de zeventwintigjarige Rajesh, een Afghaanse asielzoeker die met zijn familie een onderkomen heeft gevonden in Mijn Huis. “Een bewuste keuze,” zegt Augusta. “Rajesh is een vriendelijke jongen die vlijtig Nederlands studeert. Toch werd er achter zijn rug geroddeld. Zo van ‘wat moeten die vreemdelingen hier eigenlijk?’ Die stemmen hoor ik nu niet meer. Uit dat interview blijkt dat Rajesh ook maar een gewone mens is die al eens graag frietjes lust. Het klikte trouwens wonderwel met Maria. Achtennegentig jaar, ze is oud genoeg om te beseffen wat het betekent voor oorlogsgeweld op de vlucht te moeten slaan.” Veel kost het allemaal niet. Krant, kaartjes, ruikers…: met een slordige tweeduizend euro is de begroting rond. In , de eerste jaargang van ’t Liederikske, sponsorde het Centrum voor Sociaal Innoverende Economieprojecten in Kortrijk, voor komt de prijs van de Koning Boudewijnstichting als een geschenk uit de hemel. Maar veel belangrijker dan geld is de inzet van de vrijwilligers. Hoeveel tijd ze erin steken? “Dat heeft geen belang,” zegt Lucienne met een schouderophalen. “Als je iets graag doet, is tijd van geen tel.” Voor Raoul Bonte is de vraag al helemaal absurd. Werken aan een betere buurt? Hij heeft zijn hele leven niks anders gedaan. Iedereen kent hem op de markt. Boodschappen doen, vuilnisemmer op de stoep deponeren, kapotte lamp vervangen…: Raoul staat altijd paraat om minder mobiele buren te helpen. Bij de start van ’t Liederikske heeft hij niet lang geaarzeld. Zelf schrijft hij geen artikels, maar zijn rol is daarom niet minder belangrijk. Het huidige Beautycenter was vroeger de winkel van a) Julien de worstenmarchang, b) Lucien de skoemaker of c) Frans de portrettentrekker? Dergelijke quizvragen, waarmee de lezers een fles wijn uit
de Wereldwinkel kunnen winnen, verraden Raouls hand. Hij weet welke families zich achter lapnamen als de ‘Snottebellekes’ en de ‘Krekels’ verschuilen, hij herinnert zich de waarden van lang vervlogen staminees als ‘Au Facteur’ en ‘’t Zweerd’. “Een wandelende encyclopedie,” zegt Lucienne terwijl ze haar buurman een kameraadschappelijke tik op de knie geeft. “En dat is niet zijn enige kwaliteit. Raoul is altijd op stap. Er wordt op de markt geen bloempot verschoven, of hij heeft het gezien. Raoul, dat is onze vliegende reporter.”
CONTACT Stedelijke Welzijnsdienst Harelbeke tel. 056.73 34 59 e-mail
[email protected]
WA K K E R E B U RG E R S Het Buurtpunt Marktplein begon met een afronding: eind december 2000 vond een trefdag plaats voor bewoners, politici, politie en huisvestingsmaatschappij. Die zette een punt achter het grootschalige leefbaarheidsonderzoek dat door het stadsbestuur was gevoerd – in samenwerking met het OCMW en de sociale huisvestingsmaatschappij – en waar de bewoners reeds intens en vooral ook probleemoplossend bij waren betrokken. Het is deze betrokkenheid die nu wordt voortgezet in het Buurtpunt dat de bewoners ‘vrijwillig’ bemannen en -vrouwen. Een van hun initiatieven is de anderhalfmaandelijkse buurtnamiddag, een soort voortzetting van de Trefdag waarop voor actuele bewonersnoden en -vragen een oplossing wordt gezocht. Behalve ’t Liederikske, de klusjesdienst en de verjaardagsattenties zijn er ook de huisbezoeken als middel om alle bewoners, ook de oudsten, te bereiken. Als dat nodig is, roepen de vrijwilligers er professionele hulp bij. Het gehele project, dat nauwelijks iets kost, zorgt mee voor een constructieve dialoog tussen bewoners en beleidsvoerders. Een slapende buurt is als het ware wakker gezoend… vooral door zichzelf.
44/45
D E S L AG O M M A A S W I N K E L
Vrijwilligers vechten met succes voor groen
Maart 2002. Waarderend gemompel valt mij te beurt in Maasmechelen. Waterdichte stapschoenen, goed dat ik daaraan heb gedacht. Zelf hebben mijn vijf begeleiders zich terdege op de expeditie voorbereid. Ik zie rubberlaarzen, wollen truien, verrekijkers en stafkaarten. Hun vereniging heet vzw Natuurpunt Maasmechelen, het toneel van de actie is Maaswinkel, een natuurgebied genaamd naar een bocht (een ‘winkel’) in de rivier. Conservator Bertie Vanderlee haalt er de kaart bij. Van de twehonderd tachtig hectare beschermd landschap worden er zevenendertig door zijn vzw beheerd, de rest is grotendeels landbouwgebied. Het zijn droge cijfers, maar er schuilt een spannend ‘veroverings’verhaal achter. Berties vinger pendelt tussen de twee polen van ‘zijn’ patrimonium. In het noorden liggen dertig hectaren natuurgebied rond een voormalige grindwinning, in het zuiden heeft zijn vereniging enkele kleiputten in amfibiepoelen herschapen.
46/47
OV E R S T RO M I N G E N A .U. B . !
We trekken noordwaarts, langs de oever van de Maas, die de voorbije dagen haar grillige reputatie ten overvloede heeft bevestigd. Twee dagen geleden was deze tocht onmogelijk geweest. Heel Maaswinkel stond blank, er was geen doorkomen aan. Intussen heeft het water zich teruggetrokken, maar de stroom liet zijn visitekaartje achter in de vorm van reusachtige waterplassen. Omheiningen zijn weggespoeld, her en der liggen blikjes en andere troep. In een weiland is een blauwe veiligheidshelm gestrand, misschien wel verloren door een staalarbeider van Cockerill Sambre. “Altijd hetzelfde liedje,” zegt Bertie. “Na iedere overstroming moeten we afsluitingen herstellen en afval ruimen. Ik kan je verzekeren dat je aan honderd vuilniszakken niet genoeg hebt om alle blikjes en flessen te bergen.” De waterstand van de Maas hield ons land de voorbije jaren meermaals in de ban. Overstromingen worden steevast als calamiteiten bejammerd, bij iedere ondergelopen kelder weerklinkt de roep om hogere dijken. Ten onrechte, vinden deze Maasminnaars, die hun stelling graag met natuurhistorische argumenten verdedigen. Want wat is dit verdronken landschap anders dan de winterbedding van de Maas, het gebied tussen de lage zomerdijk en de hoge winterdijk waarmee de rivier tot diep in de Middeleeuwen in bedwang werd gehouden? De regelmatige overstromingen schiepen een uniek landschap, dooraderd met geulen en kreken, bezaaid met poelen. Die uiterwaarden vormden op hun beurt een ongemeen rijke biotoop voor fauna en flora. Helaas, de ontwikkeling van landbouw en scheepvaart eiste een zware tol. Dijken werden opgehoogd om akkers het jaar rond droog te houden, bochten rechtgetrokken om de scheepvaart te bevorderen. Alleen hier, tussen Maastricht en Maaseik, waar het grote verval scheepvaart uitsluit, ontsnapte de Maas aan inpoldering en kanalisering. “Overstromingen zijn onvermijdelijk,” zegt Wouter Palmaerts, bio-ingenieur en vrijwilliger bij Natuurpunt. “De Maas laat zich niet ongestraft kanaliseren. Het is een echte regenrivier, er zit ontzettend veel rek in het debiet. Van dertig kuub per seconde op een droge zomerdag naar drieduizend kuub na hardnekkige regenval, daar zijn geen dijken tegen opgewassen.” S T E L L I N G E N O O R LO G
De verrekijkers bewijzen hun nut. Een valk hangt biddend boven de weilanden, aalscholvers, blauwe reigers en buizerds verblijden ons met hun ge-
zelschap. Ook de vier koniks laten zich enkel op een veilige afstand bewonderen. Dit Poolse paardenras is niet voor niets verwant aan het przewalskioerpaard. Ze overleven volstrekt autonoom, hoeven stal noch voeder, veulens komen zonder hulp van een veearts ter wereld. De paarden zorgen winter en zomer voor een extensieve begrazing die de diversiteit van de plantengroei alleen maar ten goede komt. Taaie dieren zijn het, maar ook weer niet ongevoelig voor de grillen van de Maas. “Vorige week was het alle hens aan dek,” zegt Bertie. “Onze paarden dreigden door het wassende water te worden ingesloten. Op zo’n moment moet je snel enkele vrijwilligers kunnen optrommelen. Deze paarden laten zich kwalijk vangen, ze zijn tenslotte halfwild. Slechts met veel moeite hebben we ze in de vangkraal kunnen drijven.” Een dertigtal actieve vrijwilligers kan de vzw Natuurpunt Maasmechelen in stelling brengen. Sommigen komen sporadisch om te helpen bij beheerswerken, zoals het ruimen van zwerfvuil, het graven van amfibiepoelen of het herstellen van omheiningen. Velen hebben echter een permanente opdracht in Maaswinkel. “We hebben een wachtdienst,” zegt Bertie. “Geen dag gaat voorbij zonder dat iemand zijn ronde maakt. Zelfs in de zomervakantie is een van de vrijwilligers stand-by voor brandweer en politie. Een natuurgebied is geen museum dat na sluitingstijd op slot gaat.” Bertie Vanderlee werkt bij het Provinciaal Natuurcentrum, beroep en vrije tijd sluiten dus naadloos op elkaar aan. Een betere hobby kan een buitenmens zich niet dromen. Hoewel: de uren in Maaswinkel wegen niet op tegen de tijd die hij al aan vergadertafels en computers heeft gesleten. Bertie is in dit gezelschap de enige veteraan van de Slag om Maaswinkel, in feite een stellingenoorlog die vooral in de jaren tachtig heeft gewoed. Aan de ene kant van het front stonden de goedgedocumenteerde natuurbeschermers, een coalitie van lokale, Limburgse en landelijke milieuverenigingen. Tegenover hen stond een machtige club van grindbedrijven met een begerig oog op Maaswinkel. Het was al langer bekend dat in de bodem een metersdikke kiezellaag zit. Miljarden omzet en tientallen arbeidsplaatsen lagen in de weegschaal met de biotoop van vogels, insecten en amfibieën. Maaswinkel was geen alleenstaand geval. Van de tweduizend hectare uiterwaarden langs de Grensmaas werd de helft aan de grindwinning opgeofferd. Maaswinkel leek dezelfde kant op te gaan. Nederlandse grindbedrijven verleidden boeren met hoge prijzen om hun akkers te verkopen. Ook een aantal gemeentepolitici had oren naar hun sirenezang. Niet alleen zouden de grindtaksen met miljoenen tegelijk naar de gemeentekas 48/49
vloeien. Er wenkte aan de horizon ook een rooskleurig toekomstbeeld. Maaswinkel zou na ontginning als watersportcentrum worden gerecycleerd. Tel uit de winst voor de horeca. De milieuverenigingen counterden dit offensief met een algemene mobilisatie en handig lobbywerk. Na wisselende krijgskansen boekte de groene lobby succes. In werd het ontgrindingsplan door de provinciale adviescommissie definitief afgewezen en konden milieuverenigingen met de steun van het intussen bijgedraaide gemeentebestuur en de toenmalige minister van Leefmilieu hun droom realiseren. Maaswinkel werd een bij gewestplan beschermd landschap met een natuureducatieve functie. Tot grote vreugde van fietsers en wandelaars. O N TM O E T I N G I N D E K I K B E E K
We verhuizen naar de noordkant van het natuurgebied. Hier hebben de vrijwilligers het voorbije jaar hard gewerkt. Eerst werd het terrein van de oude steenbakkerij op milieuvriendelijk wijze gesaneerd. Pas dan kan konden ze aan het echte werk beginnen: het omturnen van oude kleiputten in amfibiepoelen. Peter Engelen verklapt het recept. Amfibiepoelen moeten permanent onder water staan, maar mogen ook niet te diep zijn. Steile oevers zijn uit den boze, die deugen niet als broedplaats. Ook de oriëntatie speelt een rol. “Amfibieën zijn koudbloedig,” zegt Peter. “Ze hebben zon nodig. In de zomer kun je het zelf vaststellen. De oevers die het meeste zon vangen, dienen als zangplaats voor de kikkers.” Amfibieën zijn naast reptielen z’n lust en leven. Soms staat hij midden in de nacht op om de zeldzame rugstreeppad op welluidend gekwaak te betrappen, een ervaring waarvan hij de volgende dag op zijn marketingkantoor helemaal vervuld is. De voorbije weken heeft hij alweer padden geholpen bij de oversteek van een drukke weg die als een ijzeren gordijn tussen hun winter- en voortplantingsbiotoop loopt. In Maaswinkel kan hij zijn hartje ophalen. Behalve courante soorten herbergt het natuurgebied ook zeldzame kamsalamanders en boomkikkers. “Die staan bovenaan op de Europese lijst van bedreigde diersoorten,” zegt Peter enthousiast. “Ze zijn zeer gegeerd door terrariumliefhebbers, we krijgen dan ook regelmatig met stropers af te rekenen.” Peter Engelen en Wauter Palmaerts werden vrienden toen ze elkaar in de Kikbeek tegen het lijf liepen. Peter op zoek naar kikkers, Wauter druk doende met het inventariseren van de plantengroei. Wat bezielt jonge twintigers om driekwart van hun vrije tijd aan een milieuvereniging op te offeren? Hun respectieve antwoorden klinken haast
unisono. Uiteraard doen ze het graag, de groene microbe zit er van kindsbeen in. Maar ook het woord idealisme schuwen ze niet. Zich inzetten voor Maaswinkel is werken aan een betere wereld, een groenere wereld. “Maar er is nog een element van belang,” zegt Peter met een knipoog. “We hebben allebei een gemakkelijke vriendin.”
CONTACT Bertie Vanderlee vzw Natuurpunt Maasmechelen tel. 089.76 47 51 e-mail
[email protected]
T V-S T E R R E N E N J U D O K A’S De vzw Natuurpunt Maasmechelen is gegroeid uit Orchis, een cluster van lokale milieuverenigingen in Zuidoost-Limburg. Om versnippering tegen te gaan trad Orchis Maasmechelen samen met andere gemeentelijke milieuverenigingen in 1998 toe tot de koepel van Natuurreservaten. Daarmee was de schaalvergroting in het Vlaamse milieulandschap nog niet afgelopen. Begin dit jaar smolten Natuurreservaten en Wielewaal samen tot de vzw Natuurpunt, een mastodont met 140 lokale afdelingen die 11.000 hectare natuurgebied beheert. Dit patrimonium wordt een van de hoekstenen van het Vlaams Ecologisch Netwerk (ven) waar de Vlaamse regering momenteel aan werkt. Bedoeling is een netwerk van bossen en natuurgebieden te creëren dat bij wijze van spreken van De Panne tot Hamont-Achel strekt. Voor een lid van zo’n machtige familie lijken alle financiële kopzorgen van de baan. Toch steeg in Maasmechelen gejuich op toen de bekroning door Succes verzekerd bekend raakte. “De prijs komt goed van pas,” zegt Bertie Vanderlee. “We zijn momenteel aan het onderhandelen over de aankoop van nog eens 9,5 hectare in Maaswinkel. Negentig procent van de aankoopprijs wordt via Natuurpunt door de Vlaamse regering gefinancierd, maar de rest moeten wij als lokale afdeling bijpassen. Tien procent, dat loopt hoog op in zo’n dossier, we spreken hier niet over duizend euro.” Ook bij grote beheerswerken, zoals het graven van amfibiepoelen, moeten lokale afdelingen zelf een stuk van de rekening betalen. En er zijn ook kleinere projecten, zoals het maken van een vogelkijkhut. De vrijwilligers van de vzw Natuurpunt Maasmechelen zijn dan ook voortdurend op de hort. Ze leuren met lidkaarten, kalenders en wandelbrochures, ze lopen deuren van potentiële sponsors plat, ze spannen lokale beroemdheden, zoals televisiester Dre Steemans en judoka Heidi Rakels, voor hun kar. En naturlijk kruipen ze onmiddellijk in hun pen als er campagnes zoals Succes verzekerd worden georganiseerd. 50/51
F I E T S E N N A A R M B U Y I M AY I
Frames voor duurzame ontwikkeling en solidariteit
Dit verhaal zou kunnen starten in mei 2001, op een blauwe maandag in de Ancienne Belgique. In de zaal zitten de genomineerden voor de Gouden Kans, de ideeënwedstrijd voor jongeren van Humo en KBC. Onder hen ook een studente geneeskunde uit Diepenbeek die voor de gelegenheid een examen heeft moeten uitstellen. Het offer was niet tevergeefs: Lies Creemers hoort zichzelf uitroepen tot een van de vier laureaten. Haar project: vierhonderd fietsen verschepen naar de universiteit van Mbuyi Mayi in Kongo, een stad met ongeveer anderhalf miljoen inwoners. Vierhonderd fietsen, luidde het in de promotekst, dat zijn vierhonderd gouden kansen voor de studenten van Mbuyi Mayi. Lies keert niet met lege handen naar Diepenbeek terug. Vijfentwintigduizend euro, ruimschoots voldoende om haar gouden idee te realiseren. Zo is het vrijwilligersproject Mbuyi Mayi dus van stapel gelopen…
52/53
E E N I D E E , E N PA S S A N T
Maar eigenlijk begint het verhaal veel eerder, zelfs lang voor er van ene Lies Creemers sprake was. Raphael Kalengayi, een van de allereerste afgestudeerde artsen van Kongo, trekt in naar Leuven om er zich als patholoog-anatoom te specialiseren. Daar vindt een ontmoeting met verstrekkende gevolgen plaats. “Ik heb hem leren kennen in het lab,” vertelt Anne Van Houtte, destijds werkzaam aan de K.U.Leuven als laborante. “Raphael was met zijn vrouw naar België gekomen. Ze hadden twee kleine kindjes. Ik vond het sneu dat die ukken hier zonder grootouders moesten opgroeien. En dus heb ik mijn ouders gepolst. Of zij niet voor oma en opa konden spelen? De kinderen zijn vaak bij mijn ouders blijven logeren. Jaren later is Raphael met zijn hele familie naar Kongo teruggekeerd, maar de banden zijn gebleven. De kinderen hebben nog menige vakantie in België gesleten.” Sindsdien is er veel gebeurd. Raphael Kalengayi is nu rector van de pas in opgerichte universiteit van Mbuyi Mayi. Anne Van Houtte heeft na een carrière in het onderwijs een punt gezet achter haar beroepsleven. Ze is nu een geëngageerde ‘huisvrouw’, erg actief in diverse geledingen van de Vlaamse milieubeweging. En voor we het vergeten, ze is moeder van twee kinderen, onder wie Lies Creemers. We zitten in de cafetaria van het Limburgs Universitair Centrum in Diepenbeek. “Zo is het gekomen,” begint Anne terwijl ze in haar koffie roert. “Raphael was nog eens in België, om zijn familie op te zoeken, maar ook om academische samenwerkingsverbanden met Belgische universiteiten te sluiten. Ook het stond op zijn lijst. Tijdens de rondleiding op de campus passeerde hij het atelier van Vedo, waar langdurig werklozen fietsen oplappen die vervolgens aan studenten worden verhuurd. Daar was hij geweldig door begeesterd. Wel tien keer heeft hij het herhaald. Zo’n fietsatelier, dat zou aan zijn universiteit wonderen verrichten. Zie je, het openbaar vervoer in Mbuyi Mayi ligt op apegapen. Niet alleen zouden studenten makkelijker kunnen pendelen tussen stad en campus. Maar velen houden ternauwernood het hoofd boven water. Nogal wat studenten hebben een verleden als vluchteling. Dankzij de fiets zouden ze links en rechts wat handel kunnen drijven of bijklussen.” Anne voelde zich aangesproken door het idee van rector Kalengayi. Ze gooide het op tafel in de milieuraad van Diepenbeek. Een fietsatelier in Mbuyi Mayi, was dat geen aardig project om het luik duurzame ontwikke-
ling van het gemeentelijk milieubeleidsplan gestalte te geven? Ondanks het enthousiasme van de raad zou haar voorstel in de gemeenteraad doodbloeden. Maar geen nood, intussen had zich een andere piste geopend. Het was Lies die ermee kwam aandraven. Als we nu eens aan de Gouden Kans deelnamen? Het vervolg kennen we intussen. Na de triomf in de Ancienne Belgique werd de vzw Mbuyi Mayi opgericht, met Lies als voorzitter en Anne als administratief beheerder. “Maar het is geen familieproject,” zegt ze. “Mijn collega’s van de milieuraad zijn er ook ingestapt. We zijn nu met zeven vrijwilligers. Vergaderen doen we zo weinig mogelijk, maar we bestoken elkaar wel met e-mails. Efficiëntie is belangrijk, ook in het vrijwilligerswerk. De meeste bestuursleden zijn trouwens nog actief in talloze andere verenigingen.” E E N T W E E D E A D E M VO O R F I E T S E N
We dalen af in de catacomben van het . Hier, ontrokken aan het oog van de studenten, draait het fietsatelier Vedo op volle toeren. Het lijkt wel een proefopstelling: “Recyclage, vóór en na”. In een hoek staan de nieuwste aanwinsten. Schurftig kader, gedeukte spatborden, kapotte remmen, hoeveel kilometers zouden deze aftandse fietsen hebben afgemaald? “Die worden volledig gedemonteerd en gereviseerd,” zegt Etienne Wijsmans. “Niets gaat verloren. Zelfs als het kader onherstelbaar beschadigd is, halen we er de laatste moer uit.” Niet zonder trots toont hij de kasten met gerecupereerde onderdelen. Dynamo’s, remmen, zadels, voor- en achterlichten, het atelier is een toonbeeld van orde. Alles heeft hier zijn vaste plaats; sleutels, schroevendraaiers en ijzervijlen vormen het periodiek systeem van de fietshersteller. Handig voor het steeds wisselende team van mecaniciens. Jong en oud, met of zonder technische bagage, allemaal hebben ze een problematische achtergrond. Er zitten langdurig werklozen tussen, laaggeschoolden zonder werkervaring, afgekickte junks en psychiatrische patiënten op zoek naar een zinvolle tijdsbesteding. “Bedoeling is dat ze hier werkervaring opdoen en opnieuw aansluiting vinden bij het reguliere arbeidscircuit,” zegt Etienne, een gewezen vakbondsafgevaardigde die met steun van het Sociaal Impulsfonds Vedo uit de grond stampte. Liefdevol streelt hij het afgetuigde kader dat aan twee haken op een ingrijpende verjongingskuur hangt te wachten. Etienne mag zich dan wel zeer officieel ‘projectcoördinator’ noemen, in de praktijk is hij niet vies van een forse lik 54/55
kettingsmeer. “Vooraf heb ik twee jaar avondschool fietsmechaniek gevolgd. Ik kan die jongens niet commanderen als ikzelf niet weet hoe een fiets in elkaar zit.” Het resultaat mag gezien worden. Als roestige knarren werden ze binnengereden, als trotse tweewielers rijden ze hier weer buiten, een tweede jeugd tegemoet. Nieuwe banden, alerte remmen, reflectoren alom, rinkelende bel, bordeauxkleurige laklaag…: een Vedo-fiets herken je op slag. “Tweehonderd vijftig hebben we er bollen in en rond Diepenbeek,” zegt Etienne. “Studenten betalen dertig euro per jaar, geen geld voor een heel jaar lang fietsen zonder zorgen.” I N Z A M E L E N , V E R S C H E P E N , K E N N I S OV E R D RAG E N E N W EGW E Z E N
Enthousiasme is de kracht die hem drijft. Professionele inzet of vrijwillig engagement, het maakt hem niets uit. Etienne heeft zich op Mbuyi Mayi gestort met dezelfde energie waarmee hij Vedo runt. Binnenkort vertrekt hij naar de hoofdstad van Oost-Kasai, een reis die overigens wordt gefinancierd met de campagne Succes verzekerd. Ook Lies en haar vriend, intussen penningmeester van de vzw, trekken met Etienne naar Mbuyi Mayi. Ze zullen er een multimediaproject creëren om mensen en instellingen hier verder te informeren en sensibiliseren. Het kost Etienne twee weken vakantie, maar dat heeft hij er graag voor over. “Ik ben nooit eerder in Afrika geweest,” zegt hij glunderend. “Het wordt een heel avontuur.” Avontuur of niet, de reis is zorgvuldig gepland. Als Etienne straks in Mbuyi Mayi neerstrijkt, wordt hij er opgewacht door een container gevuld met enkele honderden fietsen en stapels wisselstukken. Het inzamelen van die enorme ijzerberg heeft maanden in beslag genomen. De oproep werd via alle mogelijke kanalen verspreid: pamfletten, e-mails, berichtjes bij handelaars, vragen bij fietshandelaars en ook via de media. Alle afgedankte fietsen waren welkom, behalve mountainbikes en racefietsen met ingewikkelde versnellingsapparaten. “Nogal wiedes,” verklaart Etienne. “De Kongolese wegen liggen er barslecht bij. Fietsen moeten ginder vooral robuust en makkelijk herstelbaar zijn.” De eerste inzameldag, in september vorig jaar, leverde meteen honderd vijftig fietsen op. “En geen wrakken hoor,” zegt Anne. “Blijkbaar wilden de schenkers geen mal figuur slaan, want de meeste fietsen waren perfect rijklaar. De overige tweehonderd vijftig hebben we dankzij gemeentelijke politiediensten opgehaald. Alleen al Genk en Leuven waren elk goed voor honderd stuks.” Met plezier
denkt ze terug aan die hartverwarmende periode waarin tientallen sympathisanten hun beste beentje voorzetten. Er was de man van de supermarkt in Diepenbeek die zijn kelder ter beschikking stelde om de fietsen te stockeren. Er was de groothandelaar die gratis honderd liter peperdure lakverf schonk. Er waren de kennissen en buren die begin januari, in de bijtende koude, vierhonderd fietsen aan een grondige inspectie onderwierpen. Er waren ook de arbeiders van de bouwfirma wier expertise in het laden en lossen van vrachtwagens zo goed van pas kwam bij het vullen van de container. “In feite,” zegt Anne, “zijn ook die mensen allemaal vrijwilligers.” Containers verschepen is bijzonder duur. Drie vierde van het Gouden Kans-budget ging op aan het transport. Gelukkig is de vzw Mbuyi Mayi erg bedreven in het aantrekken van sponsors, al blijft er altijd nood aan cofinanciering. Behalve privé-mecenassen liet de provincie Limburg zich voor de kar spannen en komt op Vlaams niveau ook Ontwikkelingshulp in aanmerking. Echt verwonderd is Anne niet over zoveel bijval. “Het is gewoon een goed project dat in één moeite twee verschillende idealen dient. De solidariteit met het Zuiden springt het meest in het oog. Maar even belangrijk vind ik het aspect van de duurzame ontwikkeling. Mbuyi Mayi heeft veel ruchtbaarheid gekregen, vooral in Limburg. Het is een schitterende manier om mensen voor recyclage te sensibiliseren.” Met de extra middelen wordt op de campus van Mbuyi Mayi een dienstencentrum met fietsatelier gebouwd, onder financiële supervisie van een pater scheutist. Een Limburger, want dat was de uitdrukkelijke sponsorvoorwaarde gesteld door het Limburgse ontwikkelingsfonds. Internationale solidariteit, geserveerd met een provinciaalse saus. Het nieuwe fietsatelier wordt het eindpunt van Etiennes verre reis. Ondanks het exotische kader zal een zeker déjà vu hem niet vreemd zijn. Tenslotte gaat hij er precies hetzelfde doen als thuis in Diepenbeek: kennis van fietsmechanica overdragen. “Toch wordt het anders,” betoogt hij. “In Mbuyi Mayi werken we niet met sociale gevallen. Bedoeling is enkele zorgvuldig geselecteerde medewerkers op te leiden. Mensen met een technische achtergrond die het vak snel onder de knie krijgen. Zij zijn het immers die het atelier zullen moeten leiden. Ik moet mezelf zo snel mogelijk overbodig maken, zoals het een goede ontwikkelingswerker betaamt.” Op weg naar het station ontvouwt Anne haar toekomstplannen. Nee, de vzw wordt na het realiseren van het fietsproject in Kongo niet ontbonden. 56/57
Er staat al een nieuw initiatief op het getouw. De details moeten nog worden uitgewerkt, maar het heeft alleszins te maken met recyclage van meubels uit kringloopateliers. Duurzame ontwikkeling en internationale solidariteit, de vzw Mbuyi Mayi blijft haar twee idealen getrouw. “Weet je wat ik ook mooi vind?” vraagt Anne terwijl ze de parking van het station oprijdt. “Dat onze fietsen de interesse voor Kongo hebben gewekt. Recent kreeg ik ettelijke telefoontjes van mensen die een fiets hadden geschonken. Ze maakten zich zorgen over die vulkaanuitbarsting. Goma, vroegen ze, is dat niet de plek waar onze fietsen gaan rondrijden? Mondiale bewustwording noem ik dat.”
CONTACT Anne Van Houtte vzw Mbuyi Mayi tel. 011.32 10 39 e-mail
[email protected]
H E T P E T E K I N D VA N F I L I P R E I J N TJ E N S Ruca-professor Filip Reijntjens heeft met veel plezier het peterschap van de vzw Mbuyi Mayi aanvaard. “Sympathiek en zinvol,” zo omschrijft de bekende Afrika-specialist het initiatief. “Het zal de problemen van Afrika niet uit de wereld helpen. Maar in al zijn bescheidenheid is dit een voorbeeld van hulp die steunt op aangepaste technologie. Bij vele grootschalige projecten houd ik mijn hart vast. Zonnepanelen om water op te pompen, dat klinkt goed. Maar wat als die kapotgaan en er geen wisselstukken voorhanden zijn? Dat risico bestaat hier niet. De fiets is in Kongo het betrouwbaarste transportmiddel, zeker in een uitgestrekte stad met slechte wegen, zoals Mbuyi Mayi. Kongolezen zijn trouwens meesterlijke knutselaars. Geef ze een stuk ijzerdraad en wat sparadrap en ze herstellen een fiets. Niet geheel volgens het boekje, maar daar moet het fietsatelier een mouw aan passen.” Als gastdocent en vice-rector van de lokale universiteit kent Filip Reijntjens de transportproblemen die de studenten in Mbuyi Mayi teisteren. “Op de campus zijn er geen verblijfsfaciliteiten,” zegt hij. “Vele studenten moeten dagelijks tien tot vijftien kilometer pendelen. Zonder fiets betekent dat algauw een uur of twee lopen. Liften kan ook, maar daar moet je ginder voor betalen.” De fiets is in Kongo echter meer dan een louter transportmiddel van personen, hij is vooral ook dienstig in het goederenverkeer. Zakken maniok, bakken bier, balen katoen, het is onwaarschijnlijk welke ladingen op de bagagedrager belanden. De tweeduizend vijfhonderd universiteitsstudenten van Mbuyi Mayi kunnen zo’n werkpaard goed gebruiken. “Studeren is duur,” weet Filip
Reijntjens. “De universiteit van Mbuyi Mayi is een privé-initiatief. Ze krijgt wel geld van sponsors, zoals de mijnmaatschappij Miba en de missies. Maar de helft van de middelen moet uit de inschrijvingen worden geput. Driehonderd vijftig euro per academiejaar, dat is zelfs voor bemiddelde Kongolezen een bom duiten.”
58/59
DE MICHELINSTER VA N W I J K R E S TO N I E U W- G E N T
De inwendige mens en de sociale cohesie versterkt
Claude en Freddy zijn stille krachten. Hoe vaak zouden ze samen deze bar al niet hebben bediend? Maandag, woensdag, vrijdag, vijftien uur per week in het wijkrestaurant is heel gewoon. Wat drijft de vrijwilliger? Claude en Freddy zijn niet de mannen om er veel woorden aan vuil te maken. Claude (44) werd na een slepende ziekte door de Gentse stadsreinigingsdienst bedankt voor bewezen diensten. Freddy van zijn kant staat na een reeks operaties definitief ‘op de ziekenkas’. Ongeschikt voor het arbeidscircuit, te veel energie om thuis tussen vier muren te zitten. Het twee jaar geleden opgerichte wijkrestaurant bood een dankbare uitlaatklep. Maar zowel Claude als Freddy werken niet alleen in het wijkrestaurant, ze draaien ook al vele jaren mee in het buurtwerk Nieuw-Gent, lang voor ze door hun respectieve werkgevers op rust werden gesteld. Tussen twee bestellingen door vindt Freddy dan toch de gevleugelde woorden om zijn engagement te duiden. Natuurlijk, het doden van lege uurtjes in goed gezelschap is belangrijk. “Maar,” zegt hij, “dat volstaat niet, vrijwilligerswerk moet ook nuttig zijn. Hier, in het wijkrestaurant, heb ik het gevoel dat ik werk aan een betere buurt.”
60/61
E E T BA B B E L E N
Nuttig en lekker, vraag het maar aan Baudouin en Marleen. Het is een plezier om hen te zien eten. Lamsburgers met spinazie en aardappelen, het geheel overgoten met het soort vleesjus waarover Louis-Paul Boon lyrisch placht te doen. “Gewone kost,” zegt Marleen, “dat smaakt nog altijd het best. En het is goedkoop bovendien. Drie en een halve euro voor een driegangenmenu, daar kun je zelf niet voor koken.” Baudouin kan het volmondig beamen. Niet alleen is het eten lekker, ook de bediening verdient voor zijn part een ster in de Guide Michelin. “Zet de vrijwilligers maar eens flink in de bloemen,” spoort hij me aan in sappig Gents. Zijn enthousiasme is niet zonder belang, want Baudouin is een man met een mandaat. Op de evaluatievergaderingen van het wijkrestaurant geeft hij namens de voltallige cliëntèle zijn opinie over het functioneren ervan. De samenstelling van het menu, de versheid van de voedingswaren, de service en de sfeer…: zelden heeft Baudouin andere dan louter opbouwende kritiek. “Alles is hier tiptop in orde,” zegt hij ten overvloede. “Het is een plezier om in dit kader je benen onder tafel te steken.” Het wijkresto vond een onderkomen in het Welzijnscentrum Nieuw-Gent, een hypermodern complex waar diensten als het , Kind en Gezin en Riso huizen. Het gebouw, dat baadt in het licht, werd schitterend ingeplant in de modernistische omgeving van het Rerum Novarumplein. Nieuw-Gent heeft zijn naam overigens niet gestolen: een halve eeuw geleden was dit nog de boerenbuiten. De wijk kreeg pas gestalte op het einde van de jaren zestig, toen een sociale bouwmaatschappij de ene woonflat na de andere optrok. Nu is Nieuw-Gent een wat zielloze slaapstad. De stoepen liggen er netjes bij, de ramen zijn gelapt en de grasperken gemaaid, maar achter vele balkons nijpen eenzaamheid en kansarmoede. Anonimiteit wordt vaak uitgelegd als een bewuste keuze van zelfredzame stadsbewoners. Niet zo in het geval van Baudouin en Marleen. Een half leven hebben ze in dezelfde straat gesleten, maar het was hier, in het wijkrestaurant, dat ze voor het eerst een woord hebben gewisseld. Ze zijn nog altijd opgetogen over de ontmoeting. “We komen hier niet alleen om te eten,” zegt Baudouin. “Elkaar ontmoeten, een babbeltje slaan, dat is voor de meeste klanten even belangrijk.” INZET À LA CARTE
Het was eind toen de kiem van dit succesverhaal werd gelegd. Drie organisaties kunnen het vaderschap claimen: Riso, Stedelijke Buurtwerking en
Intercultureel Netwerk Gent. Ondanks hun verschillende opdracht hebben ze een gemene deler. Ze houden alle drie de vinger aan de pols van de wijk en ze werden steevast met dezelfde klacht geconfronteerd: het gebrek aan ontmoetingsplaatsen in Nieuw-Gent. “Hier wonen veel alleenstaanden,” zegt Riso-medewerker Ann Bonte, die het project coördineert. “Bejaarden maar ook jongeren, vaak mensen met een laag inkomen. Behalve met eenzaamheid kampt deze populatie met nog een ander probleem: slechte voedingsgewoonten. Vele bewoners nemen niet de moeite om zelf te koken, ze trekken een blik open of eten hamburgers met frieten. Daarom dachten we: laten we twee vliegen in één klap slaan. En dus creëerden we een plek waar mensen elkaar kunnen ontmoeten tijdens het nuttigen van een gezonde maaltijd.” Het zou nog een jaar duren voor in de polyvalente zaal van het wijkcentrum de eerste maaltijden werden geserveerd. De initiatiefnemers hadden de lat hoog gelegd. Niet alleen het dubbele doel was heilig, even belangrijk was de manier om het te bereiken. Participatie werd het sleutelbegrip. Ann: “We hebben de bewoners onmiddellijk uitgenodigd om over het concept te brainstormen. Het enthousiasme was groot, op de vergaderingen van de bewonersdenkgroep kwamen telkens tien tot vijftien buurtbewoners opdagen. Het was een erg boeiende periode, we trokken zelfs op studiebezoek naar bestaande sociale restaurants.” Uit dat overleg werden drie krachtlijnen gedistilleerd. Het wijkresto moest drie middagen per week open zijn, betaalbare prijzen hanteren en volledig op vrijwilligers draaien. Dat laatste lukte onverwacht vlot. “We hebben niemand moeten smeken,” zegt Ann. “Van de mensen die naar het overleg kwamen, hebben er zich zes als vrijwilliger geëngageerd. Dat volstond natuurlijk niet. We wilden onmiddellijk op kruissnelheid starten. Drie dagen, dat vergde een ploeg van tweeëntwintig vrijwilligers. Wel, bij de start was het team volledig. Mensen kwamen zich spontaan aanmelden, er waren zelfs kandidaten te veel. Het is dan ook een dankbaar project. De vrijwilligers kunnen hun inzet precies doseren. Een keer per week of drie keer per week. Aan de kassa zitten of toch liever in de keuken staan, ze kunnen kiezen à la carte, als ze zich maar houden aan de afsprakennota, een soort vrijwilligerscontract.” Dat de vrijwilligers twee en een halve euro per dag plus een warme maaltijd krijgen, doet volgens Ann geen afbreuk aan hun idealisme. “Die onkostenvergoeding dient alleen om de drempel te verlagen. Heel wat vrijwilligers leven van een uitkering. Voor die mensen betekent zo’n symbolisch bedrag echt een slok op een borrel.” 62/63
L E E RG E L D
Khadija en Hedwig hebben voor de keuken gekozen. Khadija komt twee keer in de week, Hedwig is zowel maandag, woensdag als vrijdag op post. Klein, mollig, knalrode baskets onder een overmaatse keukenschort, Hedwig is een vrolijke verschijning. Ze biedt me een stuk taart aan, voor haar verjaardag. Achtenzestig wordt ze, voor de kick hoeft ze het dus niet meer te doen. Hedwig heeft een hele loopbaan in de keuken van het Universitair Ziekenhuis achter de rug. “Maar ik sta nog altijd graag in zo’n keuken,” verklaart ze haar inzet. “Niet dat ik tijd te veel heb. Integendeel, ik ga ook nog poetsen in een bank.” Ze geeft Khadija een knipoog . “Maar dat doe ik niet gratis. De bank heeft geld genoeg.” Khadija schiet in een lach, die twee kunnen elkaar wel lijden. De jonge Marokkaanse verhuisde na haar huwelijk van Marrakech naar Gent. Ze zorgt thuis voor haar moeder en haar gehandicapte broer. Terwijl ze aardappelen opschept, zingt ze de lof van het wijkrestaurant. Een geweldig initiatief, goede sfeer onder vrijwilligers, dankbare klanten, de twee middagen per week zijn prima besteed. In Nieuw-Gent wonen nogal wat Marokkanen, maar die hebben de weg naar het wijkresto nog niet gevonden. De deur staat nochtans wijdopen. Woensdag werd er helal gekookt, alles bereid volgens islamitische reinheidsvoorschriften. Maar die varkensvleesloze woensdagen werden intussen alweer afgevoerd, wegens gebrek aan belangstelling. “Jammer,” vindt Khadija, “maar echt verwonderd ben ik niet. Onze gemeenschap heeft weinig te lijden van eenzaamheid. Marokkanen leven in familieverband; samen eten in intieme kring is belangrijk om die band te verstevigen.” Het mislukken van de helal-maaltijden? Leergeld, noemt Ann Bonte het. Ze heeft in de loop van de voorbije twee jaar wel meer opgestoken over de culinaire gewoonten in Nieuw-Gent. Vrijdag is en blijft visdag, met gegaranderd een hoge opkomst. Een keer echter hadden ze vis op het woensdagmenu gezet. Resultaat: een berg overschotten die naar de voedselbank werd afgevoerd. Het menu van het wijkresto hangt uit in de hal van flatgebouwen en openbare diensten. Klanten lopen er niet onverschillig voorbij, zoveel is duidelijk. Gemiddeld wordt er voor zeventig tot tachtig mensen besteld bij de traiteur. Maar als er frietjes in het spel zijn, schuiven er makkelijk honderd twintig klanten aan. Vegetarische maaltijden daarentegen sorteren een omgekeerd effect, wat voor Ann geen reden is om ze definitief van het menu te schrappen. “We willen gezonde voeding promoten. Frietjes met stoverij moeten kunnen, maar niet iedere dag. Het is hier geen hamburgertent, we
doen het niet voor de omzet. En al onze maaltijden komen van een cateringbedrijf dat uitsluitend langdurig werklozen tewerkstelt. Ook dat is een bewuste keuze. Weet je, slecht kan ons menu niet zijn, anders was ons klantenbestand nooit tot aangegroeid.” In de refter lepelen de laatste klanten hun griesmeelpudding met gemengd fruit op. Marc en Dalia staan aan de afwasbak, de andere vrijwilligers hebben zelf de benen onder de tafel gestoken. Agnes kan wel een stevige hap verdragen. Ze heeft met Roland de bediening verzorgd; samen moeten ze ettelijke kilometers hebben afgemaald. Ook Agnes heeft een verleden als vrijwilliger bij het Buurtwerk Nieuw-Gent achter de rug. Bij de start van het wijkrestaurant heeft ze geen seconde geaarzeld. “Het wijkrestaurant mobiliseert mensen die anders nooit buitenkomen,” steekt ze de loftrompet. “Hier zijn al vele contacten gelegd en vriendschappen ontstaan. Precies wat deze buurt nodig had. Pas op, we bereiken nog lang niet alle eenzamen in Nieuw-Gent. Er is nog veel werk aan de winkel, maar dit is alvast een grote stap in de juiste richting.”
CONTACT Wijkresto Nieuw-Gent vzw Rerum Novarumplein 180c, 9000 Gent tel. 09.266 90 32 e-mail
[email protected]
B E U R T RO L E N WAC H T L I J S T De kern én de succesfactor in dit project is de betrokkenheid van de wijkbewoners, in alle fasen en op alle niveaus. Dat begint met de basisfilosofie: het wijkrestaurant beantwoordt aan noden en behoeften die ze zelf formuleerden. In de opstartperiode besliste de bewonersdenkgroep vervolgens mee over alle praktische en principiële aangelegenheden: soorten menu’s, openingsuren, afsprakennota’s, prijzen, het systeem van klantenkaarten… Een partnerschap van externe diensten en privé-bedrijven stond in voor de juridische en administratieve aspecten. Opbouwwerk Riso coördineerde. En nu het restaurant op volle toeren draait, gaat er volop aandacht naar de dagelijkse werking, interne communicatie, teambuilding, leerprocessen en doorgedreven medebeheer: medewerkers hebben voluit deel aan de besluitvorming (raad van beheer, algemene vergadering). Voeg daarbij een degelijke ondersteuning, de forfaitaire onkostenvergoeding, uitgesproken appreciatie en zinvol werk… Geen wonder dat er hier behalve van een beurtrol ook sprake is van een wachtlijst. 64/65
D E Z WA A N TJ E S
Een leven in het belang van de buurt
Bekim en Ajeti raken er maar niet uit. In het Romanesj staat de titel van hun toneelstuk allang vast, maar wat schrijven ze straks op de Nederlandstalige affiche? De Gevangene, zegt Bekim. Nee, verwerpt Ajeti, Vals Beschuldigd is de correcte vertaling. Het probleem met de jonge Kosovaren is dat ze allebei ongeveer de helft van de Nederlandse woordenschat beheersen. Jammer genoeg gaat het om dezelfde helft, anders hadden ze elkaar perfect kunnen aanvullen. Nu vallen ze elkaar voortdurend in de rede, of ze verzinken gezamenlijk in een hulpeloos stilzwijgen als een cruciaal woord tot geen van beider parate kennis behoort. Het is dan ook geen eenvoudige geschiedenis die ze uit de doeken proberen te doen. Het gaat over passie, jaloezie en overspel, er wordt een moord gepleegd en een proces gevoerd, de plot flitst heen en weer tussen België en Kosovo. Wie nu precies dat mes in wiens borst heeft geplant, het is me na een halfuur nog niet duidelijk. Ik moet maar naar de première komen, suggereert schrijver-regisseur Bekim Ramadani. Dat het stuk in het Romanesj speelt, is volgens de pientere informaticus geen punt. “We zorgen voor een simultaanvertaling.”
66/67
WA LT E R , WA LT E R , WA LT E R
Een ding is wel zeker: de voorstelling wordt een mijlpaal in de Vlaamse theatergeschiedenis. De cast is zonder meer uniek. Regisseur, acteurs, souffleurs, kostuumontwerpers en technici, alle betrokkenen zijn Kosovaarse zigeuners die in het Antwerpse verblijven om er het verloop van hun asielprocedure af te wachten. Toch is het niet al Kosovo wat de klok slaat. Walter Frans bijvoorbeeld is een autochtone Sinjoor. Op de bühne staat hij niet, maar hij speelt wel een hoofdrol. Misschien moeten we hem maar als intendant beschouwen. Hij komt het zijn gezelschap nog eens goed inpeperen: de première nadert met rasse schreden. Wordt het niet stilaan tijd om de decors te timmeren? En heeft iemand al aan de belichting gedacht? Zijn woorden worden vertaald en tienvoudig verspreid, er klinkt instemmend gebrom. Iedereen in deze zaal beseft het: zonder Walter zou dit stuk nooit op de planken geraken. Terwijl Walter handen schudt en schouderkloppen uitdeelt, is Linda Hofkens druk in de weer met het knuffelen van kinderen. Honderduit vertellen ze haar over hun aandeel in de voorstelling. De droomscène met de strijd tussen goed en kwaad, tussen de engelen in het wit en de vrouwen in het zwart: dat wordt hun moment suprême. Verandering van decor. We zitten in Buurthuis De Zwaantjes, de plek waar het door de Koning Boudewijnstichting geselecteerde toneelproject werd uitgebroed. Twintig jaar geleden een tot ruïne vervallen cafeetje aan de Antwerpsesteenweg in Hoboken, nu de gezellige stek van de wijkgemeenschap Zwaantjes. Tientallen vrijwilligers hebben eraan geklust. Er werden biefstukkenkermissen georganiseerd, tombola’s gehouden en sponsors aangeschreven, allemaal voor de renovatie van het buurthuis. Het resultaat is meer dan geslaagd. Gelagzaal en toog werden in ere hersteld. Buurtbewoners kunnen er dagelijks terecht om een potje te kletsen of een kaartje te leggen, de pintjes kosten er tweeëndertig frank. Boven zijn vergaderlokalen waar verenigingen gretig gebruik van maken. En menige Hobokenaar heeft in het computerlokaal zijn eerste stappen op het internet gezet. Voorzitter Walter en secretaresse Linda draaien de film nog maar eens af. De stichting van de vzw Wijkgemeenschap Zwaantjes, nu vijfentwintig jaar geleden, kwam geen moment te vroeg. De Zwaantjeswijk, gesitueerd rond het kruispunt van de Sint-Bernardsesteenweg en de Antwerpsesteenweg, dreigde haar ziel te verliezen. Verpaupering, verloedering, verkeersoverlast, het sociale weefsel van de volksbuurt hing aan flarden. Jonge ge-
zinnen die het zich konden veroorloven weken uit naar betere buurten, de vrijgekomen huizen werden voornamelijk door migranten ingepikt. Mensen bij elkaar brengen, de saamhorigheid herstellen, dat was en is nog steeds het doel van het buurthuis. Hoe dat gebeurt, blijkt uit het jongste jaarverslag. Rommelmarkt, bloemenactie, kindercarnaval, filmquiz, speelpleinwerking, jeugdvoetbal, het is te veel om op te noemen. Het buurthuis biedt niet alleen recreatie aan maar fungeert ook als aanspreekpunt voor stad en district. Als de bewoners inspraak hebben gekregen bij de heraanleg van de Antwerpsesteenweg, dan is dat aan de wijkgemeenschap te danken. Walter is trots op zijn club, waarvan hij al een kwarteeuw voorzitter is. Spreken van een hobby is in zijn geval een grof understatement. “Ik sta ermee op en ik ga ermee slapen,” zegt hij. “Het stopt niet na de vergadering. Mensen beschouwen mij zowat als de troubleshooter van de buurt. Ze komen bij mij langs als ze niet wijs raken uit hun paperassen. Vaak word ik ’s avonds opgetrommeld. Walter, mijn televisie is kapot. Walter, mijn dak lekt. Ze weten dat ik als onderhoudsman op een school werk. De Walter, denken ze, die is handig, die zal wel raad weten.” Velen verklaren hem gek. Dag en nacht op stap in het belang van de buurt, zonder een frank te verdienen. “Het heeft er altijd in gezeten,” zegt hij. “Vroeger had ik een voedingswinkel. Ook toen kwam iedereen bij mij zijn nood klagen.” OV E R L A S T, G O O DW I L L , D R E I G B R I E V E N E N BA L K A N TO R N A D O ’S
Een jaarlijkse hoogtepunt voor de Zwaantjeswijk is de fakkeltocht rond Kerstmis. Belgen of buitenlanders, alle gezinnen krijgen een cadeautje aan huis besteld. Ook het buurtkrantje wordt systematisch in alle bussen gestopt. Toch moeten Walter en Linda het node toegeven: Wijkgemeenschap Zwaantjes is een autochtone club. “Marokkanen of Turken zien we zelden of nooit in ons buurtcafé,” zegt Walter. “De deur staat nochtans open voor iedereen. Maar ja, een café waar mannen en vrouwen samen bier zitten te drinken, dat ligt moeilijk in hun cultuur. En we gaan nu ook niet zover dat we Turkse of Marokkaanse avonden organiseren. De Zwaantjes blijft een authentiek buurtcafé. Al wie de regels aanvaardt, is hier welkom. Overigens, met het jeugdvoetbal en het kindercarnaval doen allochtonen wél mee. Het zijn altijd kinderen die de barrières moeten slechten.” Een autochtone buurtvereniging die met een baanbrekend asielproject uitpakt, daar moet een verhaal achter schuilen. Het begon met een klassiek, 68/69
grootstedelijk samenlevingsprobleem. De jongste jaren beleefde de Zwaantjeswijk een grote instroom van asielzoekers, hoofdzakelijk Roma uit Kosovo. Er werd geklaagd, zowel door Belgen als door migranten. De nieuwkomers berokkenden overlast, ze deponeerden hun vuil in het wilde weg, lieten de olie van hun gammele auto’s in de riool lopen, hun kinderen maakten te veel herrie. Een buurtvergadering werd belegd, de belangstellenden stonden tot op de stoep. Voorzitter Walter vatte de situatie kernachtig samen. Er waren twee opties: ofwel bleven we jammeren over die asielzoekers, ofwel reikten we ze de hand en zochten we samen naar de oplossing. “We hebben het gezond verstand laten primeren,” zegt hij. “We belegden een tweede vergadering, waarop ook de asielzoekers werden uitgenodigd. Dertien families kwamen opdagen, een onverhoopt succes. In plaats van ze de mantel uit te vegen lieten we hen eerst zelf aan het woord over hun problemen. We hoorden drie grote klachten: de kinderen vinden geen school, de volwassenen vinden geen werk, iedereen verveelt zich te pletter. Daarna was het onze beurt om onze wrevel op tafel te gooien.” De bijeenkomst was buitengewoon vruchtbaar, voor beide partijen. Eens te meer bleek onwetendheid de voornaamste bron van overlast. De klachtenstroom over rondslingerend huisvuil, weglekkende motorolie en nachtlawaai is intussen opgedroogd. Van hun kant staken de bestuursleden van de vzw de koppen bij elkaar. Het resultaat was een veelomvattend asielzoekersproject waarin de pijnpunten een voor een worden aangepakt. Linda Hofkens bijvoorbeeld offerde vorig jaar een stuk van haar zomervakantie op om kinderen van asielzoekers bij te werken. “Het ging vooral om het aanleren van de juiste attitudes,” zegt de lerares Engels-Nederlands. “Vele kinderen wisten eenvoudigweg niet hoe ze zich in een klas hoorden te gedragen. Stel je voor, er zaten meisjes van twaalf tussen die nog nooit een potlood hadden vastgehouden.” De zomercursus, die intussen een verlengstuk onder de vorm van huistaakbegeleiding heeft gekregen, had succes. Linda kreeg van verschillende schooldirecteurs felicitaties, het spijbelen onder asielkinderen is fel verminderd. “Daar doe je het voor,” zegt ze, “omdat je voelt dat je als vrijwilliger verschil kunt maken.” Een voetbalcompetitie voor de jongens, aerobics voor de meisjes, ook aan de adolescenten werd gedacht. Er moeten zalen worden gehuurd, gratis shirts gebedeld, verzekeringen afgesloten, het is allemaal rapper geschreven dan georganiseerd. De kers op de taart is wel het toneelstuk waaraan acteurs van alle leeftijden participeren. Sommigen
komen van de andere kant van de stad naar de repetities, Walter betaalt hun tramkaart uit eigen zak. Zoveel goodwill wordt niet door iedereen gesmakt, in het buurthuis klinken soms bittere verwijten. Dat er te veel aandacht wordt besteed aan die asielzoekers, dat de eigen mensen in de kou blijven staan. “Onzin,” zegt Walter, “de gewone activiteiten ondervinden er geen greintje last van.” Verwonderlijk is het allemaal niet, tenslotte heeft in deze wijk één op drie Belgen voor een racistische partij gestemd. De anonieme dreigbrieven die Walter nu en dan in zijn bus krijgt? Ze kunnen zijn geloof in het project niet doen wankelen. Een tijdje geleden kwam een groepje zigeuners hem opzoeken. Ze wilden absoluut hun dankbaarheid tonen. Het idee hadden ze al onderling besproken: ze zouden een vliegende brigade oprichten om op gezette tijdstippen de straten van de Zwaantjeswijk schoon te vegen. Het idee viel bij de stad in goede aarde en de ‘Balkantornado’s’ zijn sinds kort operationeel. Walter is nog altijd enthousiast over het verrassende initiatief. “Fantastisch,” zegt hij, “dit is de beste repliek die ik de criticasters kon geven.”
CONTACT Wijkgemeenschap Zwaantjes Antwerpsesteenweg 191 tel. 03.828 01 72 e-mail
[email protected]
70/71
DEEL 2 E E N B LO E M L E Z I N G . Z E S E N T W I N T I G M A A L P RO E V E N
RV T- N U R S I N G H O M E S I N T- M A R I A EEN OPEN HUIS
In Berchem staat een huis: het Rust- en Verzorgingstehuis-Nursinghome Sint-Maria van het OCMW Antwerpen. Er verblijven hoogbejaarden en zwaar gehandicapte mensen tussen 18 en 65 jaar. Het RVT-Nursinghome Sint-Maria wil een open huis zijn. De basisgedachte is dat de residenten buurtbewoners zijn en dat ze op hun eigen manier zinvol actief kunnen zijn in de samenleving. Dat vergt een cultuur van ontmoeting. Om die te creëren werkt het Nursinghome Sint-Maria met vrijwilligers. Zij leggen de band tussen de residenten en de buurt. Nieuw of uniek is dat niet. Maar in Berchem vinden ze vrijwilligers zo belangrijk dat ze er een goed gestructureerde werking van willen maken. Daarom legt het tehuis intense contacten met het plaatselijke verenigingsleven. De Berchemse verenigingen worden door het Nursinghome Sint-Maria systematisch gecontacteerd en zijn er welkom, bijvoorbeeld om er hun activiteiten te beoefenen. En wat blijkt? De verenigingen oefenen aantrekkingskracht uit op de residenten. Die worden lid, komen kijken, doen mee… De samenwerking en de goeie sfeer houden voor het RVT ook mogelijkheden in om nieuwe vrijwilligers te rekruteren. Of hoe je als open huis de kwaliteit van het leven in een verzorgingstehuis verhoogt, een positieve beeldvorming tot stand brengt en een solidariteitsgevoel creëert. CO N TAC T P E R S O O N
Stefan Van Eeckhout, directeur RVT-Nursinghome Sint-Maria, Vredestraat 93, 2600 Berchem tel. 03.285 30 60 fax 03.281 59 04 e-mail
[email protected] website www.dma.be/ocmw/rvtsm
V R I E N D S C H A P H A S S E LT V ZW E E N W I N -W I N -W I N -W I N -W I N S I T UAT I E
Men neme vijf groepen die strijden tegen maatschappelijke uitsluiting en waarvan de werking in grote mate op vrijwilligers steunt. Men kijke wat iedereen doet en waar er uitwisseling en doorverwijzing mogelijk is, zonder daarom een nieuwe, centralistische koepel te creëren en met respect voor ieders inspiratie, achtergrond, werkwijze en autonomie. Het resultaat: een gemeenschappelijke visietekst, het nieuwe documentatiecentrum Periscoop over armoedebestrijding en/of integratie, het nieuwe tijdschrift Spaanders, waar alle organisaties aan meewerken, en het gezamenlijk gebruik van de beschikbare accommodatie. Kortom, een partnerschap in
de vorm van een open overlegplatform. Living apart together, als het ware. Dit is wat in Hasselt en omgeving is gebeurd. De naam van het project: Atelier voor Solidariteit. Een mooi voorbeeld van ontzuilde kennismaking en netwerkvorming, met als effect een win-win-win-win-winsituatie. Alle vijf winnen ze erbij, iedereen wordt er ‘rijker’ van. En misschien wel de grootste winnaars zijn de mensen die een beroep doen op de verschillende organisaties. De partners: vzw Vriendschap Hasselt, ATD-Vierde Wereld Medestanders Limburg, Sint-Vincentiusconferentie Virga Jesse Groot-Runkst, Gastvrij Hasselt en het Regionaal Instituut voor Maatschappelijk Opbouwwerk Limburg (RIMO). CO N TAC T P E R S O O N
Walter Mommen, Runkstersteenweg 111, 3500 Hasselt tel. 011.72 78 64 fax 011.72 78 64 e-mail
[email protected] website users.pandora.be/vzw_vriendschap
V L A A M S E F E D E RAT I E VA N S O C I A L I S T I S C H E G E P E N S I O N E E R D E N Z U I D - E N M I D D E N -W E S T-V L A A N D E R E N 1 8 - 8 1 : D E TO N G E N LO S
Première van het project: 13 maart 2001 Uitgangspunt: herinneringen zijn een dierbaar bezit van ouderen. Doelen: – een dialoog tussen generaties op gang brengen; – het helpen dichten van de generatiekloof; – het gevoel van eigenwaarde doen toenemen bij de senioren; sociale integratie. Middel: een spel met alleen maar winnaars en dat in de eerste plaats dient om het gesprek tussen jong en oud op gang te brengen. Thema’s van de spelvragen: uitgaan, school, werk, kledij, vrije tijd, politiek, seksualiteit. Praktisch: een middelbare school neemt contact op met de initiatiefnemer. De Federatie doet dienst als ‘servicebureau’ en ‘boekingskantoor’. Er wordt een rusthuis in de buurt gezocht, waar het spel wordt gespeeld. De Federatie verzorgt administratie en logistiek. Actieradius: West-Vlaanderen en later heel Vlaanderen. CO N TAC T P E R S O O N
Dirk Laruweere, Vlaamse Federatie van Socialistische Gepensioneerden Zuid- & Midden-West-Vlaanderen, President Kennedypark 2, 8500 Kortrijk tel. 056.23 03 91 fax 056.23 02 06 74/75
AT D -V I E R D E W E R E L D B E LG I Ë V ZW LEREN SAMEN WERKEN
De armsten als partners in de strijd tegen armoede: dat is een fundamentele keuze van de vierdewereldbeweging. Maar samenwerken is niet altijd vanzelfsprekend. Denken, leven en doen van zij die het goed hebben en van zij die dag in dag uit met gebrek te maken hebben, liggen ver uit elkaar. De jongste jaren groeide het inzicht dat het belangrijk is om elkaars zien, denken en spreken beter te leren kennen en begrijpen, en wel om samen aan projecten te kunnen werken. Uit dat inzicht groeide een initiatief: een vormingscursus voor mensen in armoede én de vrijwilligers van de plaatselijke groepen samen. En het werkt: vorming leidt tot nieuwe inzichten, die op hun beurt tot beter begrip leiden. Het enthousiasme bij de deelnemers is groot. Themadagen De vorming bestaat uit drie themadagen die bijzonder creatief werden aangepakt. Dit zijn de thema’s: – duidelijk en begrijpbaar leren zeggen wat je denkt; – leren luisteren, de denkwereld van de andere beter leren kennen en begrijpen; – een standpunt innemen, samen overleggen en tot besluiten komen. In een plenum worden de thema’s ingeleid en visueel gepresenteerd. In kleine groepen worden ze daarna uitgewerkt. Hiervoor wordt gebruikgemaakt van levendige methodes: tekenen, foto’s, interview, groepstheater, rollenspel, confrontatie. Belangrijk is dat iedereen aan bod komt. Tijdens de cursus ligt de nadruk op het verschil in taal (hoe kunnen we verstaan wat de andere zegt?) en het ‘elkaar aanvullen’. Elke vormingsdag wordt door de deelnemers geëvalueerd. Deze evaluatie dient als richtingwijzer voor de verdere opbouw en ontwikkeling van de vorming. Universitairen en hooggeschoolden zitten in de werkgroepen naast mensen die moeilijk of niet kunnen lezen, mensen met aanzien naast mensen die uitgesloten worden, jongeren naast ouderen. ATD-Vierde Wereld? De beweging ATD-Vierde Wereld is een internationale mensenrechtenbeweging. Ze roept mensen van alle politieke, filosofische en godsdienstige gezindheden op om samen met de armen een eind te proberen maken aan armoede en uitsluiting. Ze wil dat arme mensen erkend worden als evenwaardige burgers en streeft naar een betere toegang tot gezondheid, onderwijs en cultuur. ATD-Vierde Wereld schept kansen voor kinderen en volwassenen om hun mogelijkheden en intelligentie te ontwikkelen en zo mee te werken aan de wereld van vandaag.
CO N TAC T P E R S O O N
Marianne de Laat, Victor Jacobslaan 12, 1040 Brussel tel. 02.647 92 25 fax 02.640 73 84 e-mail
[email protected]
B O N D B E T E R L E E F M I L I E U V L A A N D E R E N V ZW TA N D E M B O E K
Het verenigingsleven en lokale besturen slaan vaak de handen in elkaar om plaatselijke leefmilieuproblemen het hoofd te bieden. Lokaal bestuur en middenveld vormen zo als het ware een tandem. De Bond Beter Leefmilieu heeft een aantal van de meest succesvolle tandems gebundeld in een boek: Recepten voor duurzame, lokale ontwikkeling. Vereniging en gemeentebestuur op de tandem voor een beter leefmilieu. De publicatie wil meer bieden dan een loutere opsomming van actiemodellen. Daarom speelt ze in op de nieuwe samenwerkingsovereenkomst ‘Milieu als opstap naar duurzame ontwikkeling’. Gemeenten en provincies kunnen die vanaf 1 januari 2002 met het Vlaams Gewest sluiten. In ruil voor subsidies verbinden de lokale besturen zich ertoe werk te maken van een lokaal en duurzaam milieubeleid. Gemeenten en provincies engageren zich om acties te ontplooien rond de thema’s natuur, water, hinder, mobiliteit, afval en energie. Vanzelfsprekend kunnen zij hierbij een beroep doen op de kennis en expertise van het verenigingsleven. Recepten, dat met steun van Succes verzekerd totstandkwam, wil een stimulans zijn voor bestuur en middenveld om de samenwerkingsovereenkomst aan te grijpen als aanzet tot een diepgaande samenwerking, zeg maar: een tandem. De best practises hebben dan ook steeds betrekking op de beleidsterreinen van de overeenkomst. Elke tandem wordt beschreven in een kort en pittig artikel waarin vrijwilligers en ambtenaren vertellen hoe zij succesvol samenwerken rond leefmilieuthema’s. Daarnaast werd van elk actiemodel een projectfiche opgesteld die onder meer de doelstelling, meerwaarde, succesfactoren en knelpunten van elke tandem weergeft. Verenigingen en lokale besturen krijgen op die manier alle noodzakelijke informatie om zelf een tandemactie op te starten! CO N TAC T P E R S O O N
Lode Conings, Tweekerkenstraat 47, 1000 Brussel tel. 02.282 17 43 fax 02.230 53 89 e-mail
[email protected] website www.ecomarkt.net/bbl/
76/77
VO N A K V ZW E E N R EG I O N A A L I N T E R I M K A N TO O R VO O R V R I J W I L L I G E R S
De krachten bundelen als het om vrijwilligerswerk gaat: dat kan op veel manieren. In Brasschaat en omgeving is vanuit de Welzijnsraad de idee gegroeid om een ‘regionaal interimkantoor’ voor vrijwilligers op te starten. Tot grote tevredenheid van zowel de organisaties die met vrijwilligers werken als de vrijwilligers zelf. Coördinator Jef Cavens: “Er zijn heel wat mensen die graag vrijwilligerswerk willen doen, maar die niet precies weten waar ze de nodige informatie kunnen vinden en hoe ze zich kandidaat moeten stellen. Wij bundelen de vacatures van verschillende diensten uit de welzijnssector. Vaak zoekt elke organisatie immers op zichzelf naar vrijwilligers en stelt daarbij haar eigen nood aan vrijwilligers centraal. Soms dagen er dan kandidaten op die niet geschikt zijn voor die bepaalde ‘vacature’. Die mensen krijgen vervolgens geen alternatief, waardoor er heel wat goede kandidaat-vrijwilligers met een teleurstelling blijven zitten. Nu we de vraag centraliseren, is er een ruimer en gedifferentieerder aanbod, en is de kans op slagen groter. In ons interimkantoor kan de (kandidaat-)vrijwilliger ook terecht met vragen over zijn rechten en plichten als vrijwilliger, over onkostenvergoedingen, verzekering…” Wat is nu het typische aan de werking van dit interimkantoor? Cavens: “Essentieel is dat we de vrijwilligers centraal stellen. We vertrekken bij de wensen en de beschikbaarheid van de vrijwilliger, en niet vanuit de noden van de organisaties die vrijwilligers zoeken. We helpen de kandidaat-vrijwilligers om hun aanbod wat concreter te formuleren. Velen van hen weten niet meteen heel precies welk soort werk ze willen doen en voor welke doelgroepen ze zich willen inzetten. Samen klaren we dit uit. Een regionale vrijwilligersorganisatie is voor zover wij weten iets nieuws. Het regionale of intergemeentelijke niveau heeft als voordeel dat de keuze aan ‘vacatures’ groter is maar dat er toch ook een kans blijft om persoonlijke contacten te leggen. De drempel blijft laag. Op langere termijn willen we in diverse gemeenten antenneposten oprichten waarbinnen alle informatie en vacatures op een gemakkelijke manier toegankelijk zijn.” CO N TAC T P E R S O O N
Jef Cavens, VONAK (Vrijwilligersorganisatie Noord-Antwerpen en Kempen) vzw, Hof Van Delftlaan 46b, 2180 Ekeren tel. 03.653 59 97 (bij voorkeur op dinsdagvoormiddag) fax 03.653 59 97 e-mail
[email protected]
In Mechelen werkt het Sociaal Centrum – Lokaal Steunpunt met een gelijkaardig doel als het Brasschaatse kantoor, hoofdzakelijk in het sociaal vrijwilligerswerk. Behalve kennismaken, doorverwijzen en netwerken creëren bieden ze er ook vorming en begeleiding aan. Ook in Mechelen is het motto ‘de vrijwilliger centraal’. CO N TAC T P E R S O O N
Sabine Schoevaers, Sociaal Centrum – Lokaal Steunpunt, Fr. de Merodestraat 37, 2800 Mechelen tel. 015.21 22 70 fax 015.27 03 94 e-mail
[email protected]
O C MW D I E N S T E N C E N T RA G E N K G E R I C H T V R I J W I L L I G E R S W E RV E N
Dienstencentra hebben binnen het OCMW als doel de thuiszorg en het zelfstandig wonen van senioren te ondersteunen. In de werking spelen vrijwilligers een belangrijke rol. Met de campagne ‘Wervelend wervingsbeleid’ wil men in Genk nieuwe vrijwilligers aantrekken, en wel op een geïndividualiseerde en projectmatige wijze. Dat sluit aan bij tendensen in het vrijwilligerswerk. De campagne werd mede opgezet vanuit het Limburgs Steunpunt voor Vrijwilligerswerk, in samenwerking met andere Steunpunten. Dit zijn de instrumenten: – enkele reeds actieve seniorenvrijwilligers werkten een voorstel uit voor de website ‘vrijwilligerswerking lokale dienstencentra Genk’. De site bestaat uit een voorstelling van het vrijwilligerswerk Dienstencentra met de terreinen waarop de vrijwilligers actief zijn, een beeld van de reeds actieve vrijwilligers, een overzicht van de mogelijkheden voor kandidaat-vrijwilligers, informatie over de taakinhouden en de vereiste kennis en vaardigheden om die goed en met voldoening te kunnen doen. De website-vrijwilligers werden ondersteund door de personeelsploeg van de dienstencentra. Het is de bedoeling dat de betrokken vrijwilligers na operationalisering de site ook zelf beheren, op basis van duidelijke afspraken. Er worden links gepland met de website van het OCMW Genk en het Limburgs Steunpunt voor Vrijwilligerswerk ; – er zijn twee nieuwe folders gemaakt, voor specifieke doelgroepen. Eén richt zich naar jongeren die hun laatste jaar beroepsonderwijs in Genk achter de rug hebben – jongere vrijwilligers moeten de intergenerationele werking stimuleren –, de tweede naar mensen die einde loopbaan zijn. Iedereen wordt persoonlijk aangeschreven. CO N TAC T P E R S O O N
Ria De Boel, Schiepse Bos 2, 3600 Genk tel. 089.57 34 00 fax 089.57 34 01 e-mail
[email protected] website home.tiscali.be/DC-Genk_Vrijwilliger 78/79
KO N I N K L I J K E M A AT S C H A P P I J D E KU N S T V R I E N D E N V ZW D E CO M P O S T E R E N D E KU N S T V R I E N D E N
Zoals bij zovele verenigingen heeft ook de vaste stek van harmonie De Kunstvrienden uit Merksplas een tuin en ook een keuken, waar al eens aan de inwendige en/of festende mens wordt gedacht, al dan niet tijdens kermissen, tuinfeesten en schutterstoernooien. Het bijbehorende afval werd tot voor kort afgehaald door de gemeentelijke diensten en naar de composterings- en stortplaats gebracht. Tot een muzikant-compostmeester het simpele idee opperde om het gazonmaaisel, de herfstbladeren, de takjes, het snoeihout en het keukenafval zélf te gaan composteren, mede onder impuls van het IOK en de gemeentelijke milieuambtenaar. Sindsdien heeft de GFT-ophaaldienst van Merksplas een stopplaats – en de harmonie een kostenpost – minder… Deze vervuiler betaalt niet langer, maar composteert. En de musicerende compostmeester heeft er een verantwoordelijkheid bij. Maar daar blijft het niet bij: jongeren en andere harmonieleden worden gesensibiliseerd om ook zelf te gaan composteren (wekelijks wordt er in de tuin ongeveer tien uur gewerkt!), eigenaars van grote tuinen werden hier uitgenodigd voor een compostdemonstratie door de Merksplasse compostmeesters, het teveel aan compost is voor de eigen tuin van de vrijwilligers én… een van de muzikanten is op weg om ook compostmeester te worden. De Merksplasser compostmicrobe tiert welig! CO N TAC T P E R S O O N
Albert Noyen, Goordijkstraat 17, 2330 Merksplas tel. 014.63 42 49 website Users.pandora.be/kunstvrienden.merksplas
RO D E K RU I S O P VA N G C E N T RU M L I N K E RO E V E R E L K A A R R E S P EC T E R E N A L CO M P O S T E R E N D
Op Linkeroever draagt het opvangcentrum voor asielzoekers van het Rode Kruis bij tot de leefbaarheid van de buurt, wars van alle (voor)oordelen. Dat gebeurt op een zeer tastbare wijze: door het uitbaten van een compostparkje. Het opvangcentrum werkt hiervoor samen met de vzw Stadsland en Opsinjoren; die beschikken over kennis terzake. Het zit zo. Toen het idee rijpte om voor het centrum zelf een composthoop aan te leggen, rees er meteen een bijkomend plan: als we nu eens de buurtbewoners, veelal tuinloze appartementbewoners, zouden uitnodigen om gebruik te maken van de nieuwe voorziening? Afvalsortering met een onverwachte meerwaarde: vrijwilligers
uit de buurt onderhouden samen met kandidaat-vluchtelingen het ‘Groene Eilandje’, zoals het parkje heet. Op die manier komen ze ‘op natuurlijke wijze’ in contact met elkaar. Drempels zijn er niet in het compostpark. Asielzoekers leren er alles over onze omgang met afval, buurtbewoners kunnen er hun GFT-afval kwijt… en een aantal vooroordelen over hun uitheemse buren. Als archeologen ooit gaan opgraven op het Groene Eilandje, zullen ze misschien tot de verrassende conclusie komen dat hier op Linkeroever in het begin van de 20ste eeuw een soort wereldgemeenschap moet hebben geleefd… CO N TAC T P E R S O O N
Herman Jacob, Beatrijslaan 100, 2050 Antwerpen tel. 03.252 58 30 fax 03.252 70 82
T E L E- O N T H A A L W E S T-V L A A N D E R E N V ZW I N T E R N E T- O N T H A A L ?
Tele-Onthaal is een oude bekende in het welzijnswerk: mensen die het moeilijk hebben kunnen er 24 uur op 24 rekenen op een discreet luisterend oor. De naam zegt wat Tele-Onthaal doet en zal blijven doen: mensen onthalen aan de telefoon. De behoefte aan de Tele-Onthaalcontacten neemt duidelijk toe. Maar misschien dienen er zich dankzij de technologische evoluties ook nieuwe mogelijkheden aan om hetzelfde doel te bereiken. En dat is Tele-Onthaal momenteel kritisch aan het onderzoeken. De concrete vraag van het proefproject luidt: zijn gesprekken via het internet complementair aan de telefonische hulpverlening? Kunnen on line-gesprekken – zeg maar: chatten – even discrete, veilige en anonieme noodhulp bieden? Meer nog: bereikt Tele-Onthaal via de internet-weg geen nieuwe doelgroepen: jongeren, mensen met spraakproblemen, doven en slechthorenden, mensen die liever schriftelijk communiceren over wat hen dwarszit… Het project – waarvoor ook contact wordt gelegd met een Nederlandse hulpdienst die hiermee ervaringen heeft opgedaan – wordt gecoördineerd door een stafmedewerker, die uiteraard werkt in samenspraak met de getrainde vrijwilligers-hulpverleners. CO N TAC T P E R S O O N
Hilde Vanhuele, Postbus 2, 8310 Assebroek tel. 050.37 37 26 fax 050.37 52 48 e-mail
[email protected]
80/81
W E L Z I J N S S C H A K E L I N T EG RA A L V ZW V R I J W I L L I G E R S VO O R K I N D E R E N
Dat er een verband bestaat tussen thuismilieu en schoolresultaten, is genoegzaam bekend. Welzijnsschakel Integraal begeleidt in en om Brugge kansarme kinderen uit het basisonderwijs en jongeren uit het secundair onderwijs bij hun studies. De vrijwilligers van Integraal doen dat onder meer door huiswerkbegeleiding, maar ook met vakantiecursussen voor wie pas in ons taalgebied is komen wonen, begeleiding bij het werken met de computer (voor kansarmen doorgaans een onbetaalbaar instrument) en het aanbieden van ondersteuning aan ouders en volwassenen. Het gaat zowel om autochtone als om allochtone kinderen. De vrijwilligers – ze zijn met ongeveer 35 – delen alvast twee trekken: ze hebben een hart voor kinderen en ze zijn geëngageerd. Allemaal kregen ze een specifieke opleiding. De pedagogische methodes worden uitgewerkt in overleg met de betrokkenen en met de leraar, de school of het CLB. Vrijwilligers zijn onder meer leerkrachten met (brug)pensioen, logopedisten, licentiaten enz. Ze gebruiken een eenvoudig middel om te dialogeren met de ouders en de leerkrachten van de kinderen: een ‘heen-enweer’-schriftje. Het woonhuis waar de werking haar beslag krijgt, is verbouwd, ingericht en uitgerust met de hulp van… vrijwilligers. CO N TAC T P E R S O N E N
Noël Ramon, Karel de Goedestraat 10, 8200 Sint-Andries tel. 050.39 13 85 GSM 0498.14 62 63 e-mail
[email protected] Zr. Noëlla Rapon, Rozendal 5, 8000 Brugge tel. 050.67 55 80
M A R I Ë N S T E D E V ZW VRIJWILLIGERS MET SMAAK
In Dadizele zien de weekends er in Mariënstede, een centrum voor volwassen mensen met een fysieke of mentale handicap, er sinds enige tijd helemaal anders uit. Het is er zelfs aan te ruiken. Terwijl tot voor kort de begeleiders zelf moesten instaan voor de maaltijden – en ze in die drukke uren dus niets anders meer konden doen – is koken nu een festijn geworden. Daar zorgen de 16 kookvrijwilligers voor die in een beurtsysteem op zaterdag en/of zondag komen kokkerellen. Niet alleen kunnen de begeleiders hierdoor weer ingaan op allerlei noden, wensen en vragen, maar vooral: het hele proces van uitgebreid lekker eten maken, samen eten en de bijbehorende gezelligheid ervaart iedereen – bewoners én vrijwilligers – als onmisbaar.
De bewoners van het centrum hebben intussen de smaak te pakken en willen hoe langer hoe meer actief kunnen deelnemen aan het klaarmaken van al dat lekkers. Het weekendmenu wordt samen besproken, onder meer aan de hand van visueel materiaal: fotoreeksen, aangepaste kookboeken… En als straks de keuken is aangepast met een lage werktafel en afwasbak, zal het er ongetwijfeld nog drukker bevolkt zijn met aspirant-koks. En de kokende vrijwilligers, zij genieten mee van de nieuwe contacten en van het zinnenstrelende keukenspektakel. CO N TAC T P E R S O O N
Kris Wydhooge, Remi Dewittestraat 6, 8890 Dadizele tel. 056.50 94 13 fax 056.50 52 42 e-mail
[email protected]
Z A A LVO E T BA LC LU B C S K E V E R B E RG ZW E R F V U I LV R I J KO R T E N B E RG
Doel: de gemeente Kortenberg wil de openbare ruimte zwerfvuilvrij houden. Vrijwilligers: in ruil voor een vergoeding schakelt de gemeente op vrijwillige basis verenigingen in die het zwerfvuil op een bepaalde plaats opruimen. Manier van werken: – de gemeente stelt een reglement op; – verenigingen kiezen een parking, plein, plaats… en melden zich; – de gemeente bepaalt de bijdrage die zij wil betalen; – de gemeente en de vereniging sluiten een overeenkomst; – de vereniging voert de taak uit volgens de afgesproken timing. De gemeente behoudt een controlefunctie omdat ze daags na elke actie de vuilniszakken ophaalt; – de gemeente betaalt jaarlijks de afgesproken som; – de vereniging stuurt jaarlijks haar nieuwe timing naar de gemeente. Vernieuwend: dergelijke gestructureerde opruimtaken door vrijwilligers lijken vrij nieuw, in tegenstelling tot eenmalige schoonmaakacties. Neveneffect: de leden van de verenigingen voelen aan den lijve de overlast en de milieubelasting die zwerfvuil veroorzaakt. De verenigingen vervullen ook een signaalfunctie: ze lichten de gemeentediensten in over kleine en grote abnormaliteiten die ze tijdens hun acties opmerken. Succesvol: het project bestaat al sinds 1994… CO N TAC T P E R S O O N
Luc Vander Elst, Tritsstraat 33, 1910 Kampenhout tel. 016.65 11 55 fax 016.65 11 55 e-mail
[email protected] 82/83
RU I MT E V ZW WA K K E R E F I E T S E R S
Voorzieningen voor fietsers… Het blijft op veel plaatsen in Vlaanderen een lastige zaak: gevaarlijke putten, diepe plassen, zwiepende takken, losliggende stenen, onveilige verkeersregelingen, fietspaden in slechte staat, geen fietsenstallingen… In Mechelen hebben ze er iets op gevonden, met een simpel uitgangspunt: de fietsers zijn zelf het best geplaatst om problemen op te merken. Vandaar de Fietswachters en de Fietswacht. Fietswachters zijn fietsers die mee willen helpen aan de fietsvriendelijkheid van hun eigen parcours(en). Ze doen dat door aan de Fietswacht problemen te signaleren: telefonisch (dankzij een antwoordapparaat), per fax, met een emailbericht, met een meldkaart… Je herkent ze aan de stickers op hun fiets. In ruil krijgen de wakkere fietswachters het contactblad Fietsband. Maar om van dit project meer te maken dan een steeds dikker wordend klachtenboek stelt de Fietswacht, die werkt met plaatselijke coördinatoren, elke twee weken ook een lijst op met plus- en minpunten. Die is bestemd voor de bevoegde instanties. Indien nodig weet de Fietswacht ook de pers wonen, of verzint ze andere acties. En van Mechelen hebben de wachters zich intussen goedaardig verspreid over de hele provincie Antwerpen, naar Oostende en in de Westhoek. AC T I E A D R E S
Ruimte vzw, Begijnenstraat 18/1, 2800 Mechelen tel. 015.29 25 53 fax 015.29 25 61 e-mail
[email protected] en verder ook:
[email protected] –
[email protected] website www.fietswacht.be Het telefoonnummer van de Fietswacht: 070.22 21 24
H E T B J ’ E R TJ E V R I J W I L L I G E R S ZO N D E R G R E N Z E N
Je bent leerkracht Jeugd- en Gehandicaptenzorg (TSO) en je wil buiten de lijntjes van het schoolprogramma kleuren. Het mag best iets méér zijn, het mag bruisen van vitaliteit en van de wil om écht samen te leven. Vanuit die grondhouding hebben twee leerkrachten zo’n vijftien jaar geleden het BJ’ertje – je leest er de afkorting van Bijzondere Jeugdzorg in – opgestart. Leerlingen vanaf 16, oud-leerlingen en deze twee leerkrachten organiseren jaarlijks een kamp voor meer dan vijftig mannen en vrouwen met een mentale handicap. Vrijwillig. Het hele jaar door bieden ze ondersteuning en activiteiten aan instellingen in de gehandicaptenzorg. Maar ze kleuren ook buiten de
lijntjes die ‘grens’ heten. Elk jaar trekken vrijwilligers van het BJ’ertje naar Ipolytölgyes in Hongarije om er twee weken door te brengen bij zo’n 150 verlaten, zwaar mentaal en meervoudig gehandicapte kinderen. En jaarlijks zijn er twee vormingsweken om al deze vrijwillige begeleiders te ondersteunen. Het tijdschrift Het BJ’ertje houdt iedereen – ook wie het BJ’ertje steunt – om de drie maanden op de hoogte van de plannen en het enthousiasme. Dat werkt zo aanstekelijk dat er steevast vrijwilligers te veel zijn. Maar die kunnen dan weer elders in de gehandicaptenzorg terecht! CO N TAC T P E R S O N E N
Marie-Rose Pauwels en John van Mieghem, p/a Steenhuffelstraat 36, 1840 Malderen tel. 0476.46 16 32 fax 052.33 65 96 e-mail
[email protected]
W I J KC E N T RU M D E K R I N G V ZW VA N K R I J G E N N A A R K I E Z E N
Even voorstellen: Wijkcentrum De Kring wil de levenskwaliteit van achtergestelde mensen verhogen. Dat gebeurt door een aanbod van diensten: een tweedehands kledingwinkel, een wassalon, douchegelegenheid, de verhuizingsdienst, crisisopvang, voedselwerking ’t Wijksken, uitstappen, het kinderatelier, creagroepen, vorming en ontmoeting in een praatcafé en praatgroepen. Het wijkcentrum is gegroeid uit een initiatief van een vijftal lokale sociale actoren en ontvangt momenteel zijn werkingsmiddelen uit het Sociaal Impuls Fonds van Eeklo. In zijn voedselwerking wil ’t Wijksken meer doen dan vooraf samengestelde pakketten afgeven op vaste bedelingsdagen. Kernbegrippen in de ‘andere’ aanpak zijn ‘emancipatie’, ‘vertrouwen’, ‘gelijkwaardigheid’, ‘medebeheer’... Die worden gerealiseerd door de gebruikers – in zorgjargon ‘de rechthebbenden’ of/en ‘personen in budgetbegeleiding’ – taken en verantwoordelijkheden te geven. Centraal in het project staat ‘de winkel’: de ‘klanten’ kunnen er op drie halve dagen in de week een eigen selectie maken uit een aanbod van producten. En wat blijkt? De winkel wordt een soort zenuwknoop van de hele wijkwerking: mensen ontmoeten er elkaar informeel, maken er kennis met andere diensten, leggen contacten… De gebruikers, vaak mensen met een beschadigd zelfvertrouwen, worden bovendien gestimuleerd om zelf taken op zich te nemen: soep maken, transport van producten, stockeren, openhouden van de winkel… CO N TAC T P E R S O O N
Jan Matthys, Kaaistraat 32, 9000 Eeklo tel. 09.378 61 69 e-mail
[email protected] 84/85
PAT RO M A A S M EC H E L E N V ZW K L E U R R I J K VO E T BA L
Voetbal en de mijnen: het waren ooit twee handen op de Limburgse buik. Patro Maasmechelen is zo’n ex-mijnploeg, en wel de enige die al zo’n zes decennia dezelfde naam is blijven dragen. Niet alleen de naam en de paars-witte ploegkleuren zijn gebleven, maar ook de lokale verankering, temidden van al het professionele, expansieve voetbalgeweld daar in de buurt: Patro blijft investeren in kinderen en jongeren uit de omgeving, ook als ze niet meteen Zidane- of Beckhamcapaciteiten vertonen. Competitie, ja, maar met mate. Logisch gevolg: de jeugdploegen en ook het eerste elftal zijn een afspiegeling van de lokale, multiculturele samenleving. 15 ploegen die weekend na weekend achter voetballen hollen, dat kan – met een beperkt budget – slechts door een heel stevige vrijwilligersequipe: in de kleedkamers, op het veld en achter de toog. Díe ploeg is zelf ook weer een afspiegeling van de spelersbende en geeft blijk van dezelfde waarden: groepsgeest, vriendschap, een ontspannen omgang met andere culturen… Patro voetbalt bovendien niet alleen: de club hecht veel belang aan samenwerking met andere lokale clubs die dezelfde kleurrijke samenstelling hebben. CO N TAC T P E R S O O N
Eddy Slechten, Louis Mercierlaan 64, 3630 Maasmechelen tel. 089.77 17 68 fax 089.76 15 68
RA D I O C E N T RA A L V ZW D E LU C H T I N
150 vrijwillige programmamakers en medebestuurders, en meer dan honderd eigenzinnige muziekprogramma’s en informatieve uitzendingen voor specifieke (bv. allochtone) bevolkingsgroepen en subculturen, zo wars mogelijk van alle vormen van commercie: de lokale Antwerpse Radio Centraal 103.9 FM bewijst al 21 jaar ononderbroken, zeven dagen op zeven, dat het kan. Vergoedingen kennen ze daar bij Centraal niet, integendeel: de vrijwilligers, die beroepshalve meestal elders actief zijn, betalen een maandelijkse bijdrage van een kleine vier euro! Op die manier heeft ‘hun’ radio geen reclame-inkomsten nodig. Radio Centraal wil het medium ‘radio’ voluit exploreren en met al zijn antennes in de samenleving staan. Onder meer daarom is Centraal ook een projectenradio. Als er iets borrelt in cultureel, sociaal of politiek Antwerpen, zijn ze van de partij. Wekelijks
komen schoolgaande kinderen aan het woord: het programma ‘Onze school de lucht in’ wordt uitgezonden vanuit scholen, in samenwerking met Schoolopbouwwerk Antwerpen. ‘Onze kroeg de lucht in’ wordt dan weer uitgezonden vanuit… juist. Dit project wil de stad haar verhalen teruggeven. CO N TAC T P E R S O O N
Jan van Dijck, Oude Bergse Baan, 2950 Kapellen tel. 03.60 21 26 fax (werk) 02.513 43 64 e-mail
[email protected]
ER ZIT EEN LINK IN DE (LEUVENSE) KABEL D I G I TA L E V R I J W I L L I G E R S
Allerlei studies wijzen op het verband tussen computerbezit – met de bijbehorende internettoegang – en de financiële slagkracht en het studieniveau van ouders. Kansarme jongeren zijn ondervertegenwoordigd in cyberspace. Terwijl nu net de multimediamogelijkheden juist hen enorme kansen tot meer maatschappelijke integratie bieden: surfen, chatten, e-mailen, solliciteren of educatieve spelletjes spelen via computer… Er dreigt dan ook gevaar voor een nieuw analfabetisme: een kloof tussen diegenen die zich vlot op de informatiesnelweg begeven (de haves) en diegenen die niet over deze vaardigheden beschikken (de have nots). Deze kenniskloof is tegelijk een gevolg én de oorzaak van een sociale kloof. Een tiental Leuvense organisaties die kansarme jongeren begeleiden – jongerenwerkingen van buurthuizen, de stedelijke jeugddienst, residentiële begeleidingscentra, vormingsorganisaties enz. – willen samen de digitale kloof proberen te dichten. Maar allemaal stoten ze daarbij op dezelfde problemen en behoeftes: er is in huis te weinig informaticaknowhow en er zijn geen begeleiders om de jongeren wegwijs te maken in de cyberruimte. Hoofddoel van Link In De Kabel is ‘organisatieoverschrijdende’ acties op te zetten rond deze noden. Er worden gemeenschappelijke onderhandelingen gevoerd om ICT toegankelijker te maken voor maatschappelijk kwetsbare jongeren. En er wordt werk gemaakt van een begeleiderspool, een helpdesk en een onderhoudsteam. Hier komen de vrijwilligers op de proppen: in de begeleiderspool engageren vrijwilligers zich op regelmatige basis om kinderen en jongeren in het jeugdhuis of de leefgroep ‘computerles’ te geven. En de helpdesk probeert computers weer aan de praat te krijgen via een webinterface (een messageboard), waar de organisaties op het net hulp krijgen van vrijwilligers. CO N TAC T P E R S O O N
Eric Beke, Tervuursesteenweg 295, 3001 Heverlee tel. 016.29 02 40 fax 016.29 45 06 e-mail
[email protected] 86/87
L I N K ~ B RU S S E L V ZW E E N LU I S T E R E N D O O R E N E E N I N F O R M E R E N D E S T E M
De Meeting in de niet-onproblematische Brusselse Begijnhofwijk is sinds 1995 een ontmoetingsplaats voor asielzoekers, erkende vluchtelingen en mensen zonder wettige verblijfspapieren. Het aantal bezoekers is in vijf jaar tijd meer dan vervijfvoudigd. Behalve een halftijds medewerker is een team van tien vrijwilligers er drie namiddagen in de week gastheer en -vrouw. Ze voeren er gesprekken over België en het land van de ‘klant’, geven Nederlandse les of searchen op het internet naar informatie voor de asielzoeker of vluchteling. Samengevat: in De Meeting kunnen de ontheemden rekenen op een luisterend oor en een informerende stem. Maar de vrijwilligers van De Meeting gaan ook in op hulpvragen over de asielprocedure, de beroepsmogelijkheden, andere juridische kwesties, gezondheid, huisvesting, vorming enz. En als ze het probleem zelf niet kunnen oplossen, verwijzen ze de bezoekers door. De Meeting-vrijwilligers, die zich voor minimaal één jaar engageren, worden gecoacht vanuit het Lokaal Integratiecentrum LINK~Brussel, een steunpunt voor interculturele samenlevingsopbouw. Een medewerkster begeleidt de vrijwilligers, houdt hen op de hoogte van de actualiteit rond asielzoekers, organiseert om de zes weken een vrijwilligersvergadering enz. Maar hun inspiratie krijgen de vrijwilligers óók van de bezoekers en hun vele blijken van dankbaarheid en waardering. CO N TAC T P E R S O O N
Helen Saelman, Priemstraat 19a, 1000 Brussel tel. 02.502 11 40 fax 02.502 58 08 e-mail
[email protected]
AU G U S T V E R M E Y L E N F O N D S V ZW EEN BUURTFEEST MÉT
Uit een recente enquête bleek dat het Vermeylenfonds zijn leden vooral rekruteert bij de autochtone 40- tot 60-jarigen van de hogere en middenklasse, een vaststelling die in de culturele sector mutatis mutandis niet alleen voor dit fonds geldt. De activiteiten van het fonds zijn educatief en ‘hoogdrempelig’. ‘Laagdrempelige’ recreatie en welzijn is meer een zaak van het lokale welzijnswerk, zo blijkt. Het is een kloof die leidt tot vereilanding: sociale en culturele organisaties doen allemaal hun ding voor hun publiekjes. In de levendige en zeer heterogeen samengestelde Gentse buurt Sluizeken-Tolhuis-Ham grijpen het Vermeylenfonds en het Stedelijk Buurtcentrum Nieuwland het buurtfeest aan om het nu eens anders te proberen. Het fonds heeft een netwerk van contacten in
de culturele sector, het buurtcentrum is sterk in het opbouw- en welzijnswerk. Uitgangspunt is dat samenwerking de sterke punten van de twee nog sterker zal maken. Het nieuwe tweespan oefent blijkbaar aantrekkingskracht uit: steeds meer organisaties uit de buurt springen op de kar. Er worden allerlei samenwerkingsplannen gesmeed. Alle kans dat de buurtfeesten daar in Gent een ontmoetingsplaats worden voor álle wijkbewoners, wat ook hun (‘hoge’ of ‘lage’) cultuur en smaak. En het Vermeylenfonds is intussen van plan het project ‘Proef je buurt’ ook in andere steden uit te proberen. CO N TAC T P E R S O O N
Dirk Middernacht, Tolhuislaan 88, 9000 Gent tel. 09.223 02 88 fax 09.223 72 08 e-mail
[email protected]
S T E U N P U N T O P B O U W W E R K M E E TJ E S L A N D V ZW DORP inZICHT
Een enquête met een respons van 75%: het is niet alle onderzoeken gegeven zo’n percentage te halen. In het Meetjesland is het in enkele dorpen gelukt met een enquête naar de leefbaarheid ter plaatse, en wel dankzij vrijwilligers. Meer nog: er was grote vraag naar de resultaten van de enquête én er is een opvallende bereidheid gegroeid om zich in te zetten voor initiatieven op het vlak van leefbaarheid. Dit is het verhaal. Britse inspiratie In Engeland en Wales wordt al sinds een paar decennia een onderzoeksmethodiek gebruikt met de naam ‘Village Appraisals’. Doel is de leefbaarheid van kleine dorpskernen te meten en er nieuwe impulsen aan te geven. Een groep geïnteresseerde bewoners selecteert eerst uit een uitgebreide vragenlijst (328 vragen!) een zeventigtal vragen binnen vooraf afgesproken thema’s. Vervolgens wordt de vragenlijst aan alle huishoudens van het dorp overhandigd. Ze kan worden ingevuld door alle leden van het gezin (max. 6) die minstens elf jaar oud zijn. Een veertiental dagen later worden de ingevulde lijsten opgehaald en nadien op computer verwerkt. Ook dat gebeurt door leden van de initiatiefgroep. Zij analyseren de antwoorden en communiceren erover met de bevolking. Samen met andere geïnteresseerde bewoners wordt vervolgens een stappenplan opgemaakt van uit te voeren acties. Uiteraard gaan de blikken dan richting gemeentebestuur en andere bevoegde instanties, maar er wordt ook een belangrijke inzet gevraagd van de dorpsgemeenschap zelf. De bevraging wil niet resulteren in een boodschappenlijstje of klachtenboek voor het gemeentebestuur, maar moet bewoners ertoe aanzetten om in hun dorp zelf verantwoordelijkheid te nemen. 88/89
Meetjeslands enthousiasme Twee jaar geleden nam Steunpunt Opbouwwerk Meetjesland vzw het initiatief om deze onderzoeksmethodiek in Vlaanderen te introduceren. Er is intussen een bevraging uitgevoerd in vijf dorpen van het Meetjesland. Telkens waren een tiental inwoners bereid om de kar te trekken en een groot deel van het werk te verrichten: thema’s bepalen, vragen selecteren, lijsten uitdelen en ophalen, verwerking en analyse… Opvallend is dat de initiatiefgroepen erin zijn geslaagd hun enthousiasme te laten overslaan op de andere dorpsbewoners. Vandaar die respons van 75% en de druk bijgewoonde bewonersvergaderingen over de resultaten. Heel wat mensen bleken ook bereid om zich verder in te zetten voor leefbaarheidinitiatieven in hun dorp. De methode werkt dus ook bij ons: vooral het mobiliserende karakter spreekt tot de verbeelding DORP inZICHT is in het Meetjesland al een begrip geworden. CO N TAC T P E R S O O N
Luc Joos, Boelare 31, 9900 Eeklo tel. 09.376 71 00 fax 09.376 71 03 e-mail
[email protected] De methodiek is nu ook beschikbaar voor heel Vlaanderen. Info: www.viboso.be
A F S M I D D E N - L I M B U RG D E V R I J W I L L I G E R S M A N AG E R
AFS (Associated Field Service) is een wereldwijd actieve interculturele uitwisselingsorganisatie die jongeren de kans wil geven zich een vreemde cultuur eigen te maken. AFS heeft in Vlaanderen 15 lokale werkingscomités. Het zijn vrijwilligers die de organisatie schragen: jongeren die zelf ooit deelnamen aan een uitwisselingsprogramma of die op een andere wijze met AFS in contact kwamen, hun ouders en een aantal ‘gastouders’. Het hoofddoel van een van de nieuwe projecten, dat geïnspireerd werd door een seminarie op Europese schaal, is het rekruteren, motiveren en belonen van vrijwilligers. Daar wordt in Midden-Limburg een heel specifieke, getrainde vrijwilliger voor ingezet: de vrijwilligersmanager. Die hanteert systematisch professionele pr-middelen en -technieken om vrijwilligers te rekruteren en te motiveren: het formuleren van een missie, het uitvoeren van een doorgevoerde SWOT-analyse, het gericht benaderen van de media, vormingsweekends, motiverende ‘beloningen’… De aanpak loont en is perfect overdraagbaar: vrijwilligers binnen AFS Midden-Limburg zoeken bewust naar een opvolger, nieuwe vrijwilligers bakenen hun profiel af en zoeken een passende functie, én het certificaat van de vrijwilliger – een van de (soms ludieke) beloningsvormen – hangt in menig vrijwilligershuis op een goed zichtbare plek.
CO N TAC T P E R S O O N
Peter Gabriels, Kennipstraat 34, 3600 Genk tel. 089.30 90 02 fax 089.30 09 02 GSM 0486.88 59 59 e-mail
[email protected]
KO M PA S V ZW VA N K L A N T TOT V R I J W I L L I G E R
Zoals in deze publicatie opnieuw blijkt, zijn nogal wat vrijwilligers actief in de gehandicaptenzorg. Ook de Gentse vzw Kompas biedt (ambulante) dienstverlening aan personen met een handicap en doet daartoe onder meer een beroep op vrijwilligers. In de werking wordt altijd uitgegaan van volwaardig burgerschap, ‘insluiting’ en pluralisme. Deze veelbelovende begrippen krijgen bij Kompas nu een wel heel tastbare invulling: het doel van het project ‘vrijwilligerswerk op maat’ is namelijk het inschakelen van mensen met een handicap in het ‘gewone’ vrijwilligerswerk. Het is gegroeid uit vragen van ‘klanten’. Zij wilden een zinvolle vrijetijdsbesteding, met als onderliggende doelstellingen: hun isolement doorbreken, een grotere competentie opbouwen in activiteiten waar ze voor kozen, inclusie in de samenleving van actieve mensen. Kompas speelt een bemiddelende en ondersteunende rol voor de kandidaat-vrijwilligers, de organisaties en de trajectbegeleiders. Die laatsten zijn zelf vrijwilliger bij Kompas en worden opgeleid om de kandidaat-vrijwilligers te coachen binnen dit proces. De potentiële vrijwilliger kan altijd een beroep op hen doen. In dit project wordt er niet gekozen in de plaats van de mensen van met een handicap, zoals dat zo vaak gebeurt, maar kiest de persoon zelf welk vrijwilligerswerk hij/zij wil uitvoeren, vanuit een volwaardig burgerschapsprincipe. CO N TAC T P E R S O O N
Koen Vermeulen, Brugsesteenweg 97A, 9000 Gent tel. 09.226 17 01 fax 09.236 69 87 e-mail
[email protected]
L E E F G E M E E N S C H A P D U M I T R E S T I V ZW TWEERICHTINGSHULP
Goederen en geld inzamelen en vervolgens naar noodlijdende mensen en gebieden transporteren: het is een klassieke en het blijft een noodzakelijke vorm van hulpverlening op korte termijn. De leefgemeenschap Dumitresti, waarvan de leden in diverse Vlaamse regio’s wonen, wil verder gaan in haar steun aan het Roemeense dorp Dumitresti. Of liever: ze wil verder kijken dan de liefdadige vrachtwagens met kleren en voedsel lang zijn. 90/91
Wat is er nodig in Dumitresti? Wat zijn de noden? Hoe kunnen die worden gelenigd? In dit project wil men het initiatief (terug)geven aan de mensen van het Roemeense dorp zelf. De Leefgemeenschap Dumitresti probeert in Roemenië een cultuur van participatie, verantwoordelijkheid en zelfstandigheid te stimuleren. Dat vergt niet alleen een mentaliteitsverandering bij de ‘begunstigden’, maar ook bij de Vlaamse vrijwilligers. De eenrichtingsstraat van de schenkingen moet een autosnelweg worden van overleg, afspraken, gedeelde verantwoordelijkheden, samenwerking… Belangrijk in dit project is ook dat de goederen in Roemenië worden gekocht of gemaakt. Vanzelfsprekend is het hele proces niet, voor beide kanten. CO N TAC T P E R S O O N
Marcel Driesen, Begijnenwinning 10, 3980 Tessenderlo tel. 013.66 10 79 fax 013.66 10 79 e-mail
[email protected]
T Ü G Ö K G E N K V ZW S T U D E N T E N COAC H E S
De Turkse studentenvereniging Genk – afgekort Tügök – begeleidt kinderen en scholieren van Turkse komaf bij hun studies. In een nieuw project wil ze de lijn doortrekken naar het hoger onderwijs. Kernidee is dat leden van Tügök die hoger onderwijs hebben gevolgd of aan het volgen zijn, jongere Turkse jongeren als een soort coach volgen en motiveren tijdens het eerste jaar van hun hogere studies. Het blijft hier niet bij ‘Turkse jongeren onder elkaar’. Er is overlegd met de cel Educatieve Projecten van de stad Genk; heel belangrijk is ook dat de ouders zich betrokken voelen bij het project en er voor hun kinderen mee instemmen; een stuurgroep die bestaat uit eigen leden en externe deskundigen volgt het geheel. De ‘koppels’ worden gevormd op basis van de studierichting die de coach en de gecoachte volgen of hebben gevolgd. Uiteraard worden ook de coaches, die zich voor één jaar engageren, zelf begeleid bij hun ‘werk’. CO N TAC T P E R S O O N
Ermek Belgin, Boenerstraat 37, 3600 Genk tel. 089.61 21 57 e-mail
[email protected]
D E KO N I N G B O U D E W I J N S T I C H T I N G : M E E R DA N 2 5 JA A R I N D I E N S T VA N D E S A M E N L E V I N G
De Koning Boudewijnstichting is een onafhankelijke en pluralistische stichting van openbaar nut die werd opgericht in 1976. Toen drukte Koning Boudewijn, naar aanleiding van de 25ste verjaardag van zijn troonsbestijging, de wens uit dat er een stichting zou komen die zich inzet voor de levensomstandigheden van de bevolking. Die opdracht blijft onverkort geldig. Van 2002 tot 2005 concentreren we onze inspanningen vooral op vier programma’s. Met ‘Sociale rechtvaardigheid’ willen we meer mogelijkheden creëren voor kwetsbare mensen. ‘Burgersamenleving’ beoogt een grotere impact voor de initiatieven van burgers. ‘Governance’ betrekt mensen bij het debat en de besluitvorming over wetenschap en technologie, en over productie- en consumptiepatronen. ‘Fondsen en eigentijdse filantropie’ moedigt hedendaagse vormen van vrijgevigheid aan, verleent diensten aan schenkers en beheert nominatieve, specifieke en bedrijfsfondsen. Tot slot hebben we ook nog ‘Specifieke initiatieven’ die inspelen op maatschappelijke noden of nieuwe tendensen. Er zijn bijvoorbeeld projecten rond de hoofdstedelijke rol van Brussel en we steunen Child Focus. Onze activiteiten lopen zowel op lokaal, regionaal als federaal niveau. Bovendien versterken we de Europese dimensie van onze initiatieven, omdat het onze ambitie is een Europese stichting in België te worden. In alle programma’s wordt bijzondere aandacht besteed aan culturele en genderdiversiteit. We bieden een forum voor overleg tussen deskundigen en burgers met een uiteenlopende achtergrond. Onze werkmethodes zijn divers: we combineren denkwerk met het opzetten van eigen initiatieven, en geven financiële steun aan projecten van derden. We werken zowel op korte als lange termijn.
Meer info vindt u op onze webstek: www.kbs-frb.be Praktische gegevens: bel +32.2.511 18 40, fax +32.2.511 52 21 of mail
[email protected] Koning Boudewijnstichting, Brederodestraat 21, B-1000 Brussel Giften op onze rekening 000-0000004-04 zijn fiscaal aftrekbaar vanaf 30 euro.
In het voorjaar van 2001 lanceerde de Koning Boudewijnstichting de projectoproep Succes verzekerd. De Stichting nodigde het vrijwilligerswerk en het verenigingsleven uit – over alle sectoren en systemen heen – om ‘succesverhalen’ met vrijwilligers in een hoofdrol wereldkundig te maken. De achterliggende hypothese was duidelijk: in een dergelijk krachtig en ruim veld moest het mogelijk zijn een rijke en inspirerende verzameling ‘goede praktijkvoorbeelden’ aan te leggen. De oogst was inderdaad overvloedig. Met deze publicatie wil de Koning Boudewijnstichting een aantal ‘verzamelde verhalen’ als bron van inspiratie teruggeven aan die vrijwilligers. Ze biedt een rijke collectie praktijkverhalen, een kleurrijk mozaïek dat de bonte wereld van het vrijwilligerswerk in beeld brengt. Er werd bewust gestreefd naar een amalgaam: dat levert een bewijs van de wijde vertakking, de soms zo gewone en alledaagse – maar daardoor juist verrassende – aanwezigheid van vrijwilligers op nagenoeg alle plekken in de samenleving. Wie nog twijfelt, wordt door deze publicatie uitgenodigd om onvermoede aspecten van de wereld van het vrijwilligerswerk te verkennen. Voor de overtuigenden vormen de verhalen en korte schetsen ongetwijfeld een aangename en inspirerende verrassingstrip.