Collegevoorstel
Openbaar Onderwerp
Subsidie voor Flex College 2015 Programma
BW-nummer
Onderwijs Portefeuillehouder
R. Helmer-Englebert Samenvatting
Directie/afdeling, ambtenaar, telefoonnr.
Het Flex College is een onderwijsvoorziening voor overbelaste leerlingen die dreigen uit te vallen in het reguliere voortgezet onderwijs (VO). Vanwege deze doelstelling subsidieren we het Flex College al enkele jaren. Het Samenwerkingsverband VO-VSO vraagt voor 2015 een subsidie aan voor het Flex College ten bedrage van € 410.000. In het kader van de Onderzoeksopdracht Onderwijs & Ondersteuning Jeugd hebben we met het VO afgesproken dat zij meer eigen middelen inzetten voor het Flex College. Daardoor realiseren wij een bezuiniging van € 340.000 binnen de begroting van het programma onderwijs. Met dit voorstel verstrekken we de subsidie voor het Flex College voor 2015.
MO10, Otto Ritsema, 2465 Datum ambtelijk voorstel
15 juli 2015 Registratienummer
2015.0101
Ter besluitvorming door het college
Onder voorbehoud van besluitvorming door de raad, te besluiten om: 1. Aan het Samenwerkingsverband VO-VSO Nijmegen e.o. in 2015 een subsidie te verlenen van € 410.000 ten behoeve van het Flex College. 2. De subsidie ten laste te brengen van het Programma Onderwijs (1073), deelproduct Bestrijding voortijdig schoolverlaten (60594.s1934.44015).
Paraaf akkoord
Datum
Paraaf akkoord
Datum
Steller Otto Ritsema
Aan de Raad voor te stellen
1. De begrotingswijziging BW-01440 vast te stellen waarmee we in 2015 € 130.000 uit de OMBD Onderwijs en Minderheden inzetten ten behoeve van de subsidieverlening in 2015 voor het Flex College.
Ter besluitvorming door de Raad Besluit B&W d.d. 8 september 2015
Conform advies Aanhouden Anders, nl.
nummer: 3.2
Bestuursagenda
Portefeuillehouder
Collegevoorstel
1
Probleemstelling
Het Samenwerkingsverband VO-ROC vraagt voor 2015 een subsidie aan de gemeente Nijmegen ten bedrage van € 410.000 voor het Flex College. Het Flex College is een onderwijsvoorziening voor overbelaste leerlingen uit het voortgezet onderwijs (VO) die dreigen uit te vallen in het reguliere voortgezet onderwijs. Op het Flex College krijgen zij een onderwijs- en zorgaanbod op maat waardoor uitval wordt voorkomen. Door de combinatie van 1 onderwijs en zorg wordt ook wel gesproken van een ‘plusvoorziening’ . De gemeente Nijmegen subsidieert het Flex College al enige jaren. Met het VO hebben we afspraken gemaakt rond de Onderzoeksopdracht Onderwijs & Ondersteuning Jeugd. Voor het onderdeel Flex College is afgesproken dat zij meer eigen middelen inzetten, waardoor wij een bezuiniging realiseren van € 340.000 ten bate van de onderzoeksopdracht. Met deze subsidieaanvraag laat het VO ook zien dat zij meer eigen middelen inzetten. Met dit voorstel regelen we datwe de subsidie aan het Flex College voor 2015 ten bedrage van € 410.000 kunnen verstrekken. De begrotingswijziging gericht op de dekking van de subsidie is een bevoegdheid van uw Raad. 2
Juridische aspecten
De subsidieaanvraag van het SWV VO-VSO Nijmegen e.o. voldoet aan de Nijmeegse Kaderverordening Subsidies 2011. Ons college is op basis van deze verordening ook bevoegd tot het nemen van dit subsidiebesluit. 3
Doelstelling
Doel van dit voorstel is het verlenen van een subsidie aan het SWV VO-VSO voor het Flex College in 2015 en realiseren van een taakstelling voor het programma Onderwijs op basis van de Onderzoeksopdracht Onderwijs en Ondersteuning Jeugd. Met de subsidie voor het Flex College beogen wij een bijdrage te leveren aan het voorkomen van voortijdig schoolverlaten in Nijmegen en regio. 4
Argumenten
Het Flex College is van belang voor het voorkomen van voortijdig schoolverlaten Het voorkomen van voortijdig schoolverlaten is een speerpunt in het coalitieakkoord. Het Flex College is een belangrijke schakel binnen de structuur van het onderwijs in Nijmegen. Als de leerling het niet redt in het reguliere onderwijs, krijgt deze een “tweede kans” op het Flex College. Het onderwijs richt zich op de terugkeer naar het reguliere onderwijs, het behalen van een onderwijskwalificatie of toeleiding naar arbeid Door groepsverkleining en een speciaal aanbod van zorg en begeleiding, lukt het veel leerlingen alsnog om een diploma voor het voortgezet onderwijs te behalen. Elke leerling die op het Flex College alsnog een diploma behaalt, is een voortijdig schoolverlater minder. Voor 1
Een plusvoorziening is “een voorziening ten behoeve van de onderwijsinstellingen en scholen in een RMCregio, die bestaat uit een gecombineerd programma van onderwijs leidend naar het behalen van een startkwalificatie, zorg, hulpverlening en waar nodig arbeidstoeleiding, dat wordt aangeboden aan jongeren tot 23 jaar, die zodanig ernstige problemen ondervinden op het gebied van financiën, gezondheid, huisvesting, sociale omgeving of maatschappelijk functioneren dat zij de onderwijsinstelling zonder diploma dreigen te verlaten.”
Collegevoorstel
Vervolgvel
2
sommige leerlingen behoort het behalen van een diploma niet tot de mogelijkheden. In dat geval is toeleiding naar arbeid dus het doel. Een van de afspraken in de subsidieverlening aan het Samenwerkingsverband VO-VSO is dat zij jaarlijks een monitor uitvoeren naar het rendement van het Flex College. Over schooljaar 2012-2013 is een vierde meting gehouden. Deze toont aan dat het Flex College de doelgroep bereikt en een bijdrage levert om jongeren alsnog te diplomeren voor het VO, terugkeer naar het eigen onderwijs, uitstroom naar vervolgonderwijs (o.a. MBO) en werk. Deze vierde monitor bieden we de raad ter informatie aan. Afspraken met VO naar aanleiding van uitkomst Onderzoeksopdracht Onderwijs & Ondersteuning Jeugd. Naar aanleiding van de Onderzoeksopdracht Onderwijs & Ondersteuning Jeugd is met het VO gesproken over welke bijdrage zij kunnen leveren in het in stand houden van functies rond onderwijs achterstandenbeleid. De uitkomst van deze besprekingen heeft geleid tot de 2 afspraak met het VO dat zij meer eigen middelen investeren in het Flex College . De totale subsidieaanvraag voor het Flex College bedraagt jaarlijks ca. € 620.000. Daarnaast ontvingen de schoolbesturen de afgelopen jaren aanvullend ESF middelen (ca. € 250.000 € 300.000). De VO-besturen geven aan voor het jaar 2015 € 750.000 begroot te hebben als subsidie van de gemeente Nijmegen, maar te willen volstaan met een toewijzing van € 410.000 onder voorwaarde dat de gemeente bereid is hierover meerjarige afspraken te maken. Concreet betekent dit dat de schoolbesturen meer eigen middelen in gaan zetten. Het uitgangspunt is immers functiebehoud: de vo-besturen nemen de inspanningsverplichting op zich om voor alle (overbelaste) leerlingen op het Flex College passende opvang te blijven realiseren. Dit levert voor de gemeente een bezuiniging op van € 340.000. Na het zomerreces werken we een voorstel uit om het Flex College voor een termijn van vier jaar (2016 tot en met 2019) te subsidiëren, onder voorbehoud van: - de afspraken gemaakt zoals in de uitwerking van de onderzoeksopdracht Onderwijs & Ondersteuning Jeugd, en - wijzigingen in onze stadsbegroting (zoals gebruikelijk bij meerjarige subsidies). We komen hiermee ook tegemoet aan de door de raad aangenomen motie ‘Extra geld voor onderwijs’. Afspraken 2015 Aan de subsidie zijn de volgende voorwaarden gekoppeld: 1. Het Flex College verzorgt passende maatwerk trajecten voor ruim 150 overbelaste leerlingen op het voortgezet onderwijs. De gemeente verstrekt een aanvullende bijdrage: aanvullend op de bekostiging van ‘geld volgt leerling’. 2. Het ‘geld volgt leerling’ principe wordt voor 100% gehanteerd. 3. Er moet gestreefd worden naar zo min mogelijk leerlingen op het Flex College. Opvang van de overbelaste leerling moet zo veel mogelijk plaatsvinden binnen het reguliere onderwijs. De verblijfsduur op het Flex College is zo kort mogelijk. 4. Het Flex College zorgt voor een goede aansluiting op de zorgstructuur van het vervolgonderwijs.
2
Zie collegevoorstel ‘Resultaten onderzoeksopdracht Onderwijs & Ondersteuning Jeugd, vastgesteld 16 december 2014 (14.0013579)
Collegevoorstel
Vervolgvel
3
5. Het Flex College maakt de prestaties over 2015 inzichtelijk aan de hand van de 3 rendementsmonitor die is ontwikkeld door KBA . 6. Het Flex College zorgt voor een heldere meerjarenbegroting van het Flex College als geheel. 7. Voor afronding van de laatste ESF-subsidie werkt het Flex College loyaal mee aan het behalen van een maximale declaratie van de ESF subsidie. Zij voert – voor zover de looptijd van de regeling noodzakelijk is – een ESF proof administratie. 5
Financiën
Het SWV VO-VSO vraagt een subsidie van € 410.000. Wij willen deze subsidie verlenen, waarmee we tegelijkertijd in 2015 een bezuiniging (O-01) realiseren van € 340.000 binnen het programma onderwijs, omdat de subsidie voor 2015 anders € 750.000 zou bedragen. Voor 2016 en verder maken we nog afspraken met het SWV VO-VSO.
In de begroting 2015 van het programma Onderwijs, product voortijdig schoolverlaten is € 620.000 beschikbaar voor de subsidieverlening aan het Flex College. Ten behoeve van de uitkomst van de onderzoeksopdracht O&OJ hebben wij dit budget verlaagd met € 340.000. Daardoor resteert € 280.000 op deze begrotingspost. De subsidie van € 410.000 dekken we door: - € 280.000 in te zetten vanuit het programma Onderwijs, product voortijdig schoolverlaten, en - € 130.000 toe te voegen uit de OMBD Onderwijs & Minderheden (O005) . De € 130.000 onttrekken we aan de OMBD als gevolg van eerdere opbrengsten uit ESFmiddelen, gegenereerd met activiteiten binnen het Flex College. Deze middelen hebben we eerder ontvangen, maar we zouden hierover met het Flex College nog afspraken maken over de inzet. Door deze middelen nu aan te wenden, doen we dat. Met de BW-01440 hevelen we deze middelen over naar het programma Onderwijs, product voortijdig schoolverlaten. Dit is een bevoegdheid van de gemeenteraad. Verleende subsidies in het verleden In onderstaande tabel is de subsidieverlening van 2015 afgezet tegen de twee voorgaande jaren. Programma
Onderwijs
Werk & Economie
3
Opbouw en dekkingsbron subsidie FlexCollege Decentralisatie uitkering Jeugd Gegenereerde middelen uit ESF Subsidie witten IDbanen, programma W&I Totaal
2013
2014
2015
€ 600.000
€ 600.000
€ 280.000
€ 365.000
€ 284.161
€ 130.000
€ 100.000
€ 100.000
Niet meer van toepassing
€ 1.100.000
€ 984.161
€ 410.000
Rapport Rendement van het Flex College, Nulmeting en evaluatie (KBA maart 2010)
Collegevoorstel
Vervolgvel
4
In het verleden lag de subsidieverlening voor het Flex College hoger. In 2013 hebben we € 1,1 miljoen verstrekt en in 2014 bijna € 1,0 miljoen. De basis van die subsidie werd gevormd door de bijdrage van € 600.000 uit de decentralisatie uitkering jeugd. Daarnaast hebben we in samenwerking met het Flex College ESF-middelen kunnen genereren op door hun uitgevoerde activiteiten. Die middelen hebben we hen in die jaren beschikbaar gesteld. Een ander deel van de subsidie bestond uit tijdelijke middelen volgens de afspraak voor afronden van de regeling van de gesubsidieerde ID-banen binnen het Flex College. Die regeling is nu afgebouwd. Verleend voorschot 2015 In mei is reeds een voorschot van € 100.000 verleend door de programmamanager Onderwijs conform het ‘Mandaat-, Volmacht- en Machtigingsbesluit gemeente Nijmegen (2015). Daarmee resteert voor de periode juni tot en met december 2015 een te ontvangen subsidiebedrag van € 310.000. 6
Participatie en Communicatie
De VO-besturen en het Samenwerkingsverband VO-VSO zijn onze gesprekspartner geweest in het realiseren van de taakstelling in de Onderzoeksopdracht Onderwijs & Ondersteuning Jeugd. Zij zijn daarmee op de hoogte van de hoogte van de subsidieverlening, de voorwaarden en onderliggende afspraken. 7
Uitvoering en evaluatie
In de subsidiebeschikking staan afspraken met betrekking tot te leveren prestaties en de verantwoording. Het samenwerkingsverband VO-VSO legt halfjaarlijks en jaarlijks via inhoudelijke en financiële rapportages verantwoording af over de besteding van de middelen. Voor de subsidie aan het Flex College over 2016 en verdere jaren, maken we in het najaar 2015 afspraken met het Samenwerkingsverband VO-VSO. Uitgangspunt daarbij zijn de afspraken met de VO-besturen op grond van de Onderzoeksopdracht Onderwijs & Ondersteuning Jeugd. 8
Risico
Op dit besluit zijn geen risico’s van toepassing waarvoor maatregelen getroffen moeten worden.
Bijlage(n): Ter inzage:
Concept subsidiebeschikking Flex College 2015 Subsidieaanvraag Samenwerkingsverband VO-VSO voor Flex College
Voorstel aan de Raad
Datum raadsvergadering / Nummer raadsvoorstel
23 september 2015
/ 116/2015
Fatale termijn: besluitvorming vóór:
Onderwerp
Subsidieverlening Flex College 2015 Programma
Onderwijs Portefeuillehouder
R. Helmer-Englebert Voorstel van het College van Burgemeester en Wethouders d.d.
8 september 2015 Samenvatting
Van het Samenwerkingsverband VO-VSO Nijmegen e.o. hebben wij voor 2015 een subsidieverzoek van € 410.000 ontvangen voor het Flex College. Het Flex College is een onderwijsvoorziening waar kwetsbare jongeren die (tijdelijk) in het reguliere onderwijs niet meekomen, een tweede kans krijgen. Wij subsidiëren deze onderwijsvoorziening al enkele jaren en willen dat ook voor 2015 doen. Met deze subsidieverlening realiseren we ook een taakstelling van € 340.000 in 2015 binnen het programma Onderwijs, gekoppeld aan de Onderzoeksopdracht Onderwijs & Ondersteuning Jeugd. Met dit raadsvoorstel en bijbehorende begrotingswijziging passen we de begroting van het programma Onderwijs hierop aan. Tevens informeren we uw raad over de uitkomsten van de vierde monitor Flex College. Voorstel om te besluiten
1. De begrotingswijziging BW-01440 vast te stellen waarmee we in 2015 € 130.000 uit de OMBD Onderwijs en Minderheden inzetten ten behoeve van de subsidieverlening in 2015 voor het Flex College.
Opgesteld door, telefoonnummer, e-mail
Otto Ritsema, 2465,
[email protected]
Voorstel aan de Raad
Aan de Raad van de gemeente Nijmegen 1
Inleiding
Voor 2015 en verdere jaren hebben we met de uitwerking van de Onderzoeksopdracht Onderwijs & Ondersteuning Jeugd een bezuiniging gerealiseerd binnen het programma Onderwijs. Een van de afspraken met het VO is dat zij meer eigen middelen inzetten ten behoeve van het Flex College, waarbij functiebehoud gewaarborgd is. Het VO is hiermee akkoord en heeft dit verrekend in de subsidieaanvraag voor het Flex College voor 2015. In plaats van een subsidie van € 750.000, vraagt het Samenwerkingsverband VO-VSO Nijmegen e.o. nu een subsidie van € 410.000. We realiseren hiermee een bezuiniging van € 340.000 in 2015. In het verleden is in samenwerking met het Flex College een deel van de door hun benodigde middelen gegenereerd met ESF. Deze middelen zijn in het verleden toegevoegd aan de OMBD (Overheidsgelden met een Meerjarig Bestedingsdoel) Onderwijs en Minderheden. Om de subsidie in 2015 te kunnen verlenen, onttrekken we € 130.000 aan de OMBD en voegen deze toe aan het programma Onderwijs. Zie verder paragraaf ‘Financiën’. Met dit voorstel passen we de begroting van het programma Onderwijs aan, zodat: ons college de subsidie van € 410.000 aan het SWV VO-VSO kan verstrekken. 1.1 Wettelijk kader of beleidskader
Dit voorstel vloeit voort uit de onderzoeksopdracht Onderwijs & Ondersteuning Jeugd. Het raakt het beleidskader rond voortijdig schoolverlaten, doordat het instandhouden van het Flex College ons helpt in het bereiken van onze doelstellingen op dit punt. 1.2 Relatie met programma
Dit voorstel heeft primair een relatie met het programma Onderwijs wegens het bijstellen van de begroting van het programma. De subsidieverlening aan het Flex College raakt echter ook de programma’s Werk & Economie en Jeugd, aangezien het Flex College bijdraagt in het realiseren van een zorgzame, werkende en lerende stad, waarin alle jongeren zoveel mogelijk kans krijgen zich te ontwikkelen. 2
Doelstelling
Met dit besluit willen we de begroting van het programma onderwijs aanpassen zodat ons college na deze aanpassing de subsidie aan het Flex College van € 410.000 voor 2015 verlenen. 3
Argumenten
Subsidie Flex College in relatie tot onderzoeksopdracht Onderwijs & Ondersteuning Jeugd. Al enkele jaren subsidiëren wij als gemeente het Flex College. Ook voor 2015 heeft ons college besloten een subsidie van € 410.000 aan het Samenwerkingsverband VO-VSO Nijmegen e.o. verleend voor het continueren van het Flex College in 2015.
Voorstel aan de Raad
Vervolgvel
2
Het onderwijs staat soms voor grote opgaven om jongeren de passende mogelijkheid te bieden een diploma te behalen. Het Flex College vormt in onze regio een belangrijke onderwijsvoorziening voor overbelaste leerlingen die dreigen uit te vallen in het reguliere voortgezet onderwijs. Op het Flex College krijgen zijn een onderwijs- en zorgaanbod op maat waardoor uitval wordt voorkomen. Daarmee vormt het Flex College een schakel in ons beleid om voortijdig schoolverlaten (vsv) te voorkomen. De totale subsidieaanvraag voor het Flex College bedraagt jaarlijks ca. € 620.000. Daarnaast ontvingen de schoolbesturen de afgelopen jaren aanvullend ESF middelen (ca. € 250.000 € 300.000). De VO-besturen geven aan voor het jaar 2015 € 750.000 begroot te hebben als subsidie van de gemeente Nijmegen, maar te willen volstaan met een toewijzing van € 410.000 onder voorwaarde dat de gemeente bereid is hierover meerjarige afspraken te maken . Concreet betekent dit dat de schoolbesturen meer eigen middelen in gaan zetten. Het uitgangspunt is immers functiebehoud: de VO-besturen nemen de inspanningsverplichting op zich om voor alle (overbelaste) leerlingen op het Flex College passende opvang te blijven realiseren. Dit levert voor de gemeente een bezuiniging op van € 340.000. In de periode september/oktober werkt ons college een voorstel uit om het Flex College voor een termijn van vier jaar (2016 tot en met 2019) te subsidiëren voor € 410.000 per jaar, onder voorbehoud van: - de afspraken gemaakt zoals in de uitwerking van de onderzoeksopdracht Onderwijs & Ondersteuning Jeugd, en - wijzigingen in onze stadsbegroting (zoals gebruikelijk bij meerjarige subsidies). Wij geven hiermee gehoor aan de door uw gemeenteraad aangenomen motie ‘Extra geld voor onderwijs’. Het Flex College als voorziening voor kwetsbare jongeren krijgt hiermee meerjarig duidelijkheid en continuïteit. Bij besluitvorming door ons college zullen we uw raad hierbij actief informeren. Uitkomsten vierde monitor Flex College 2012-2013 Eén van de vereisten aan de subsidie, is het uitvoeren van een monitor naar het rendement van het Flex College. Deze monitor laat het Flex College dan ook jaarlijks uitvoeren. De meest recente monitor (zie bijlage) is verschenen in het schooljaar 2012-2013, vóór de invoering van de wet passend onderwijs en de Entree-opleiding (nieuwe niveau 1 opleiding) op het MBO. Voor een kort overzicht van de belangrijkste conclusies en aanbevelingen, zie pagina 43 tot en met 45 van de bijlage. In deze brief gaan wij kort in op de koppeling van die conclusies en aanbevelingen aan recente ontwikkelingen. De meting toont dat het Flex-College de doelgroep bedient, waarvoor zij in het leven in geroepen, namelijk overbelaste leerlingen. Door hen in een omgeving onderwijs en extra ondersteuning te bieden, maken zij zo een kans om alsnog een diploma te halen en een goede overstap naar een vervolgopleiding te maken. De invoering van passend onderwijs betekent wel dat de positie van het Flex College in het onderwijsveld opnieuw bepaald moet worden. Het gaat dan met name om de toelatingsprocedure. Het Samenwerkingsverband VO-VSO, waaronder het Flex College valt, heeft aangegeven dit op te pakken.
Voorstel aan de Raad
Vervolgvel
3
De monitor toont ook dat er binnen het Flex College sprake is van een verzwaring van problematiek onder met name VMBO-leerlingen. Maar ook in het VAVO-onderwijs is sprake van toename van overbelasten. De monitor zelf geeft hiervoor nog geen verklaringen. Navraag bij het onderzoeksbureau en signalen uit het onderwijsveld zelf, duiden erop dat de invoering van passend onderwijs leidt tot verschuivingen in leerlingstromen, met een ‘stuwend effect’ van onderaf. Leerlingen die voorheen eerder zouden instromen op onderwijsvormen met meer ondersteuning (bijvoorbeeld VSO), komen nu in andere onderwijsstromen terecht waarbij getracht wordt met ondersteuning leerling binnen de opleiding te houden. Dit betekent ook voor het Flex College een grotere opgave in het realiseren van uitstroomrendement. Het Flex College zal hier meer inspanning op moeten plegen om de jongere alsnog gediplomeerd uit te kunnen laten stromen. Ook in de overgang naar vervolgonderwijs is er rond deze doelgroep extra inzet nodig. Dit zal het Flex College mede in samenwerking met andere partijen vorm moeten geven. Zowel onderwijs als gemeente. Vóór de invoering van de Entree-opleiding werkte het Flex College intensief samen met ROC Nijmegen in de verzorging van enkele opleidingen tot Arbeidsmarkt gekwalificeerd assistent (AKA). De oude mbo-niveau 1 opleiding. Bij de invoering van de Entree-opleiding heeft ROC Nijmegen ervoor gekozen deze samenwerking te beëindigen en deze opleidingen volledig zelf te verzorgen. Daardoor is er geen operationele samenwerking meer tussen beide partijen op dit vlak. Deze ontvlechting is inmiddels inhoudelijk en financieel afgewikkeld. 4
Risico’s
Aan dit besluit zijn geen risico’s verbonden. 5
Financiën
Het Flex College heeft een subsidie van € 410.000 voor 2015 gevraagd. Door de lagere subsidieverlening realiseren we in 2015 een taakstelling van € 340.000 (O-01). Voor 2016 en verder maken we nog afspraken met het SWV VO-VSO. Om de subsidieverlening mogelijk te maken, is een begrotingswijziging door uw raad nodig. De subsidie van € 410.000 dekken we door: - € 280.000 in te zetten vanuit het programma Onderwijs, product voortijdig schoolverlaten, en - € 130.000 toe te voegen uit de OMBD Onderwijs & Minderheden (O005) De € 130.000 onttrekken we aan de OMBD als gevolg van eerdere opbrengsten uit ESFmiddelen, gegenereerd met activiteiten binnen het Flex College. Deze middelen hebben we eerder ontvangen, maar we zouden hierover met het Flex College nog afspraken maken over de inzet. Door deze middelen nu aan te wenden, doen we dat. Met de BW-01440 hevelen we deze middelen over naar het programma Onderwijs, product voortijdig schoolverlaten. Dit is een bevoegdheid van uw gemeenteraad.
Voorstel aan de Raad
Vervolgvel
4
6
Participatie en Communicatie
Het Samenwerkingsverband VO-VSO Nijmegen e.o. is betrokken bij de gesprekken met het VO over de uitwerking van de onderzoeksopdracht. De voorwaarden van de subsidieverlening zijn met het Samenwerkingsverband VO-VSO besproken en afgestemd. 7
Uitvoering en evaluatie
De begroting van het programma Onderwijs wordt voor begrotingsjaar 2015 per direct aangepast. Voor 2016 en verdere jaren volgt in najaar 2015 nog een nieuw raadsvoorstel. Dit doen wij in combinatie met een voorstel voor een meerjarige subsidieverlening aan het SWV VO-VSO voor (functiebehoud van) het Flex College. We zullen uw raad informeren over dit besluit.
College van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen, De Burgemeester,
De Gemeentesecretaris,
drs. H.M.F. Bruls
drs. B. van der Ploeg
Bijlage(n): - Begrotingswijziging BW-01440 - Vierde meting monitor Flex College 2013-2014
Aanleveren begrotingswijziging Steller
Otto Ritsma
BW Soort wijziging Soort besluit Besluitperiode Omschrijving
BW-01440 CVS subsidie Let flex-co op, Begrotingswijziging BESL-RAAD 201507 CVS subsidie flex-co
lees eerst de WERKINSTRUCTIE die op het intranet staat.
0,00 0,00
Verrekeningen debet Verrekeningen credit Saldo Totaal debet Totaal credit Saldo kpl /
product
kosten-
wijk
goed 130.000,00 130.000,00 goed functie
goed
0,00 0,00 goed
0,00 0,00
0,00 0,00 goed
0,00 0,00
0,00 0,00 goed
0,00 0,00
0,00 0,00
goed
goed
goed
goed
2016
2017
2018
2019
Deb / 2015
product specificatie soort Soort mutatie Document soort 60594 S1934 44015 60594 O005 84004 0705 O005 45008 0712 D D
0,00 0,00
Omschrijving
Cred
D D D D
D C D D
EM Eenmalig WYZ-EM 130.000,00 130.000,00 130.000,00 -130.000,00
BP1.onttr.OMBD tbv subs.Flex College BP1.onttr.OMBD tbv subs.Flex College BP1.onttr.OMBD tbv subs.Flex College BP1.onttr.OMBD tbv subs.Flex College
Pagina 1 van 2
Financiele bijsluiter begrotingswijziging: BW-01440 Totaal effect wijziging
Baten 130
2015 Lasten
Saldo
130
2016 Lasten
Baten 0
0
Saldo 0
2017 Lasten
Baten 0
0
Saldo 0
2018 Lasten
Baten 0
0
Saldo 0
0
09 Onderwijs Baten was
BP1.onttr.OMBD tbv subs.Flex College Totaal 09 Onderwijs
6-jul-2015
2015 Lasten
6.521
32.790
130
130
6.651
32.920
Saldo
Baten
2016 Lasten
Saldo
Baten
2017 Lasten
Saldo
Baten
2018 Lasten
Saldo
26.269
3.258
29.729
26.471
3.258
29.908
26.651
3.258
30.420
27.163
26.269
3.258
29.729
26.471
3.258
29.908
26.651
3.258
30.420
27.163
1
15:54:26
Op de drempel van een nieuwe tijd Monitor Flex College – Vierde meting
T. Eimers R. Kennis M. Roelofs
OP DE DREMPEL VAN EEN NIEUWE TIJD
Op de drempel van een nieuwe tijd Monitor Flex College – Vierde meting
T. Eimers R. Kennis M. Roelofs Maart 2015
Kenniscentrum Beroepsonderwijs Arbeidsmarkt
KBA Nijmegen Professor Molkenboerstraat 9 6524 RN Nijmegen Tel. 024- 382 32 40 /
[email protected]
CIP-GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK DEN HAAG T. Eimers R. Kennis M. Roelofs Op de drempel van een nieuwe tijd ISBN 978-90-777202-81-4 NUR 840 2015 Kenniscentrum Beroepsonderwijs Arbeidsmarkt / ITS, Radboud Universiteit, Nijmegen Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, en evenmin in een retrieval systeem worden opgeslagen, zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van het Kenniscentrum Beroepsonderwijs Arbeidsmarkt te Nijmegen. No part of this book/publication may be reproduced in any form, by print, photo print, microfilm or any other means without written permission from the publisher.
iv
Inhoud
1
Inleiding 1.1 Introductie 1.2 Beleidsontwikkelingen 1.3 Opzet van de rapportage 1.4 Leeswijzer
2
Instroom en bereik van de doelgroep 2.1 Instroom in 2012-2013 2.2 Bereik van de doelgroep 2.2.1 VMBO 2.2.2 AKA 2.2.3 Eigenwijs 2.2.4 VAVO 2.3 Conclusies
7 7 8 10 12 14 17 21
3
Extern rendement 3.1 VMBO 3.2 AKA 3.3 Eigenwijs 3.4 VAVO 3.5 Conclusies
23 24 27 29 32 35
4
Conclusies en aanbevelingen 4.1 Conclusies 4.2 Aanbevelingen
37 37 38
Bijlage 1 – Methodiek van de probleemprofielen Bijlage 2 – Toelichting cohortbenadering bij instroom
1 1 1 4 5
41 45
v
1 Inleiding
1.1
Introductie
In de VSV-monitor van de regio Nijmegen worden leerlingen van het Flex College gevolgd in hun schoolloopbaan tijdens en na uitstroom van het Flex College. Het volgen van de leerlingen maakt het mogelijk de effectiviteit van het Flex College te bepalen. Het monitoren van de jongeren is gestart in 2009-2010. In de jaren daarna is elk jaar een meting uitgevoerd. In deze rapportage wordt verslag gedaan van de vierde meting over 2012-2013 – een voortzetting op de eerdere monitoring. Het Flex College is gestart op 1 augustus 2008 en is bedoeld voor risicoleerlingen van 12 jaar en ouder, die in het reguliere voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs (tijdelijk) geen passende vormen van onderwijs en begeleiding kunnen krijgen. Het onderwijs richt zich op de terugkeer naar het reguliere onderwijs, het behalen van een onderwijskwalificatie of toeleiding naar arbeid. De vierde meting heeft, zoals gezegd, betrekking op het schooljaar 2012-2013. In dat schooljaar omvatte het Flex College de volgende onderdelen: VAVO, Eigenwijs (samen het Centrum voor Algemeen Vormend Onderwijs), VMBO1 en AKA (samen het Centrum voor Beroeps- en Arbeidsmarktonderwijs), en de Reboundvoorziening. Met ingang van schooljaar 20142015 maakt de AKA geen onderdeel meer uit van het Flex College. Dat geldt ook voor de VAVO. Wat betreft de AKA heeft de verandering te maken met de komst van de nieuwe entree-opleiding, die de bestaande mbo-opleidingen op niveau 1 gaat vervangen. In januari 2014 is het Flex College de zogenaamde Pro-Flex-route gestart voor leerlingen met meervoudige problematiek uit het praktijkonderwijs.
1.2
Beleidsontwikkelingen
Het Flex College bevond zich in het schooljaar 2012-2013 op de drempel van een nieuwe periode. De invoering van Passend Onderwijs kondigde zich aan en de gelijktijdige invoering van Focus op Vakmanschap in het mbo wierp zijn schaduw vooruit. Beide ontwikkelingen leiden in de jaren na 2012-2013 tot ingrijpende veranderingen voor het Flex College.
1
In het rapport verwijst VMBO met hoofdletters naar het onderdeel van het Flex College en vmbo met kleine letters naar de onderwijssoort.
1
Passend Onderwijs Met ingang van 1 augustus 2014 wordt de wet Passend Onderwijs van kracht. Deze wet stelt een nieuw kader voor de ondersteuning van leerlingen en studenten in het primair, voorgezet (speciaal) en middelbaar beroepsonderwijs. Passend Onderwijs heeft tot doel om jongeren ondersteuning te bieden die beter aansluit op de aard, omvang en duur van de ondersteuningsbehoefte. Het is een reactie op het jaarlijks groeiende aantal indiceringen voor speciaal onderwijs en voor LGF en de daarmee stijgende kosten. De minister noemde de bestaande praktijk 'slagboomindicering', waarbij er gewerkt wordt met vaste budgetten en termijnen wanneer er eenmaal een indicatie is afgegeven. Om tot maatwerk te komen en de ondersteuning op de werkelijke behoefte af te stemmen, kiest men er nu voor om de beslissing over inzet van extra ondersteuning te leggen bij de regionale samenwerkingsverbanden van VO en VSO. De samenwerkingsverbanden krijgen beschikking over het volledige budget voor extra ondersteuning, inclusief het budget voor VSO, praktijkonderwijs en leerwegondersteuning (lwoo) in het vmbo. Zij mogen - tot op zekere hoogte - zelf beslissen hoe zij die middelen inzetten en worden zelf verantwoordelijk voor de indicering van individuele leerlingen. Voor VSO en de huidige LGF geldt dat ook de landelijke indicatiecriteria losgelaten worden en dat de samenwerkingsverbanden zelf bepalen hoe zij extra ondersteuning toewijzen. Het totaal beschikbare budget is gelimiteerd, met dien verstande dat overschrijdingen door de scholen zelf gedragen moeten worden. Daarmee wil men een halt toe roepen aan de groei van uitgaven en partijen stimuleren om efficiënt om te gaan met de beschikbare middelen. Het is dan ook de verwachting dat samenwerkingsverbanden op zoek zullen gaan naar minder dure arrangementen om leerlingen te ondersteunen. Leerlingen met een beperking zullen minder vaak naar het VSO worden verwezen en vaker in het reguliere voortgezet onderwijs blijven met een aanvullend ondersteuningspakket. Het Flex College kan gezien worden als een voorziening die tussen de lichte ondersteuning binnen het reguliere onderwijs en de zware ondersteuning binnen het voortgezet speciaal onderwijs in is gepositioneerd. Mogelijk leiden de ontwikkelingen in Passend Onderwijs ertoe dat meer leerlingen die nu nog naar het VSO gaan in de toekomst op het Flex College terecht komen. Vanuit de huidige positie (vóór invoering van Passend Onderwijs) bestaat de vraag in hoeverre het Flex College al functioneert in een dergelijke tussenpositie (tussen regulier VO en VSO). Hierbij spelen ontwikkelingen in de uitstroom richting VO/mbo versus VSO een rol.
2
Focus op Vakmanschap In het Actieplan Focus op Vakmanschap 2011-20152 heeft het ministerie van OCW de lijnen uitgezet voor een koerswijziging in het mbo, waarbij meer dan voorheen het accent komt te liggen op de kwaliteit van het onderwijs en op de aansluiting op de arbeidsmarkt (vakmanschap). De voorgestelde maatregelen, waarvan de meeste in 2014 worden ingevoerd, moeten leiden tot meer efficiënte schoolloopbanen, hogere kwaliteit van het onderwijs en betere aansluiting op de arbeidsmarkt. Eén van de maatregelen is de beperking van de (voorheen deels) drempelloze instroom van de mbo-niveaus 2-4. Leerlingen zonder VO-diploma zijn per 1 augustus 2014 aangewezen op de nieuwe entreeopleiding op niveau 1, die in plaats komt van de bestaande arbeidsmarkt- en beroepsgerichte assistentopleidingen. De entreeopleiding is in principe alleen toegankelijk voor niet-volledig leerplichtige jongeren (grens: einde schooljaar waarin de leerling zestien wordt), die geen VO-diploma hebben gehaald. Voor hen is de entreeopleiding de opstap naar een mbo-opleiding op niveau 2. Voor een deel van deze groep zal de doorstroom naar niveau 2 niet haalbaar zijn. Zij worden in de entreeopleiding voorbereid op werk. De entreeopleiding start in het schooljaar 2014-2015. Bij de introductie van de entreeopleiding is aangegeven dat deze opleiding niet bedoeld is voor zogenaamde overbelaste leerlingen. De MBO Raad zegt daarover:3 Er is nog een groep deelnemers waarvan toelating goed bezien moet worden, ook al voldoet de potentiële deelnemer aan de genoemde voorwaarden. Een van de redenen van Focus op Vakmanschap is dat het ministerie van OCW van mening is dat het onderwijsbudget besteed moet worden aan onderwijs en niet aan zorg. Er is immers een groep die alleen onderwijs kan volgen als daaraan ook een zorgarrangement verbonden wordt. Die groep heeft OCW goed op het netvlies. Dit betekent dat er een groep deelnemers is die alleen met ondersteuning van een van de ketenpartners onderwijs kan volgen of waarvoor een “voortraject” georganiseerd moet worden. Hier is samenwerking met de gemeente van essentieel belang. Daar ligt immers de regie als het gaat om activiteiten op het “het sociaal domein”. Overigens is het aan de deelnemer zelf te bepalen of hij/zij het voorgestelde alternatief volgt. Naar verwachting publiceert het ministerie van OCW dit najaar het zogeheten ‘plan van aanpak onderwijs aan jongeren in een kwetsbare positie’, waarin ook op de positie van kwetsbare jongeren binnen de entreeopleiding wordt ingegaan.
2 3
Zie www.rijksoverheid.nl, Kamerbrief 16 februari 2011 Zie www.mboraad.nl: Notitie veelgestelde vragen invoering entreeopleiding
3
1.3
Opzet van de rapportage
In deze rapportage ligt de focus op twee onderwerpen: Allereerst wordt in deze rapprortage de vraag beantwoord of het het Flex College de juiste groep leerlingen bereikt (de doelgroep van risicoleerlingen). Ten tweede richt het rapport zich op het extern rendement; de schoolloopbaan van de leerlingen op de lange termijn: halen de leerlingen een diploma op het Flex College en blijven zij ook na uitstroom onderwijs volgen? Welk deel van de leerlingen slaagt erin om op termijn een startkwalificatie te behalen en welk deel wordt vsver? Opzet van het onderzoek In het onderzoek wordt gewerkt met een cohortbenadering. Bij de vraag naar het bereik van de doelgroep wordt de instroom in het Flex College in één schooljaar als instroomcohort gedefinieerd. Bij het vaststellen van het extern rendement wordt de uitstroom in één schooljaar als uitstroomcohort gezien. 4 Om de vragen in het onderzoek te kunnen beantwoorden zijn diverse data verzameld: (administratieve) gegevens van alle leerlingen die in 2012-2013 op het Flex College zaten. Het Flex College heeft deze onderwijsgegevens (zoals programma, leerjaar, niveau, etc.) aangeleverd. Voor de uitgestroomde leerlingen zijn ook uitstroomgegevens (zoals uitstroombestemming, uitstroomdatum, etc.) verstrekt. gegevens uit de leerlingdossiers van leerlingen. Deze gegevens zijn verzameld voor de nieuw ingestroomde deelnemers in 2012-2013. Voor het VMBO, AKA en VAVO zijn de intakeformulieren gebruikt. Eigenwijs heeft zelf gegevens volgens een door KBA ontwikkeld format aangeleverd. DUO-gegevens (zgn. BRON-gegevens) om de schoolloopbaan van jongeren te kunnen construeren (ook na uitstroom van het Flex College). De DUO-gegevens zijn alleen beschikbaar voor leerlingen woonachtig in de RMC-regio’s Arnhem/Nijmegen, Noord-Oost Brabant en Rivierenland én voor leerlingen tot 23 jaar. Voor leerlingen die woonachtig zijn buiten deze regio’s en/of ouder zijn dan 23 jaar (dat is alleen van toepassing voor oud-leerlingen van het Flex College) ontbreken deze gegevens.
4
4
In de eerste twee metingen van het Flex College was het nog niet mogelijk om volgens deze definities van cohorten te werken. Bijlage 1 bevat een toelichting.
1.4
Leeswijzer
In de volgende hoofdstukken beschrijven we de uitkomsten van de vierde meting bij het Flex College. In hoofdstuk 2 staat de nieuwe instroom van het schooljaar 20122013 centraal. Nadat eerst kort wordt ingegaan op de aantallen ingestroomde leerlingen in 2012-2013 wordt daarna het bereik van de doelgroep beschreven. Slaagt het Flex College er (nog steeds) in om de juiste groep (risico)leerlingen te bereiken? Vervolgens staat in hoofdstuk 3 het extern rendement centraal. Hierbij wordt bekeken in hoeverre leerlingen op het Flex College een diploma behalen en hoe het hen vergaat in hun verdere (school)loopbaan. Hoofdstuk 4 sluit af met de conclusies en aanbevelingen.
5
2 Instroom en bereik van de doelgroep
In dit hoofdstuk wordt bekeken in hoeverre het Flex College de doelgroep bereikt en overbelaste leerlingen een kans biedt om er tijdelijk onderwijs te volgen. Het is voor het Flex College van belang dat zij de juiste groep leerlingen weet te bereiken. Leerlingen met te zware problematiek horen thuis in het VSO en leerlingen met een kleinere zorgvraag zouden in het reguliere VO moeten worden geholpen. Uit de voorgaande metingen bleek dat zowel het VMBO, AKA en Eigenwijs bijna maximaal aan de doelstelling voldoen om overbelasten op te vangen. Bij het VAVO is deze situatie anders (veel minder overbelasten), maar dat hangt samen met de doelstelling van het VAVO. Wel bleek uit de vorige meting dat het percentage overbelaste leerlingen binnen het vmbo-t van het VAVO flink was toegenomen. Zeker met de komst van Passend Onderwijs is het belangrijk dat het Flex College deze ‘middenpositie’ weet te behouden.
2.1
Instroom in 2012-2013
In de vierde meting van het Flex College is het instroomcohort 2012-2013 onderzocht. In 2012-2013 zijn 400 nieuwe leerlingen ingestroomd in één van de programma’s VMBO, AKA, Eigenwijs of VAVO. Tabel 2.1 geeft een overzicht.
Tabel 2.1 – Nieuwe instroom per onderdeel Flex College en totaal Cohort 2010-2011 Onderdeel FC
*
Cohort 2011-2012
Cohort 2012-2013
Aantallen
%
Aantallen
%
Aantallen
%
VMBO
33
8
33
8
36
9
AKA
84
19
59
15
41
10
Eigenwijs
23
5
33
8
30
6
VAVO
296
68
276
69
292
73
Totaal FC
436
100
401
100
399*
100
daarnaast zijn in 2012-2013 ook nog 37 leerlingen in de Rebound begeleid.
Leerlingen die zijn ingestroomd op het VAVO vormen bijna driekwart van de totale nieuwe groep ingestroomde leerlingen. Wat opvalt is het dalende aantal leerlingen in de AKA. In 2012-2013 zijn 41 nieuwe AKA-leerlingen ingestroomd, een daling van ruim 30 procent ten opzichte van 20117
2012. Ten opzichte van 2010-2011 is het aantal nieuwe leerlingen in de AKA zelfs meer dan gehalveerd. Omdat het aantal nieuwe leerlingen in het VAVO is toegenomen en het aantal nieuwe instromers in het VMBO en Eigenwijs min of meer stabiel is gebleven is het totale aantal nieuwe instromers op het Flex College in 2012-2013 vrijwel gelijk aan 2011-2012. Naast nieuw ingestroomde leerlingen zitten er op het Flex College ook leerlingen die al in eerdere schooljaren zijn ingestroomd. Tabel 2.2 laat zien hoeveel leerlingen er in totaal in 2012-2013 op het Flex College zaten.
Tabel 2.2 – Aantal en percentage leerlingen per onderdeel Flex College in 2012-2013 Leerlingen in 2012-2013 Onderdeel FC
Aantallen
%
VMBO
77
13
AKA
93
16
Eigenwijs
67
12
VAVO
338
59
Totaal FC
575
100
Het aandeel van het VAVO op het totale aantal leerlingen is kleiner in vergelijking met het aandeel nieuwe VAVO leerlingen op de nieuwe instroom. Dat betekent dat VAVOleerlingen vaker dan leerlingen uit de andere programma’s maar één jaar op het Flex College verblijven. Op het VMBO, binnen de AKA en binnen Eigenwijs ligt de gemiddelde verblijfsduur op circa twee jaar: het totale aantal leerlingen is ongeveer twee keer zo groot als het aantal nieuwe instromers.
2.2
Bereik van de doelgroep
Om de problematiek van de ingestroomde leerlingen in beeld te brengen, wordt gebruik gemaakt van een methodiek waarmee het mogelijk is om voor elke deelnemer een eenduidig probleemprofiel op te stellen.
8
Er worden vijf verschillende probleemprofielen bij jongeren onderscheiden: Gedragsproblematiek Persoonlijke problematiek Problemen in de studiehouding/-vaardigheden Problemen met het studieniveau Loopbaanproblematiek In bijlage 1 is een nadere toelichting van de methodiek opgenomen. Hier volstaan we daarom met een korte toelichting. Kort gezegd is er sprake van hiërarchisch geordende profielen, zodat voor elk persoon maar één profiel van toepassing is. Gedragsproblematiek gaat boven Persoonlijke problematiek dat weer boven Problemen in de studiehouding/studievaardigheden gaat. Onderaan de ladder staat Loopbaanproblematiek. Een leerling met gedragsproblemen krijgt altijd het profiel Gedragsproblematiek, ongeacht of er ook sprake is van nog andersoortige problemen. Een leerling met persoonlijke problemen komt altijd in het profiel Persoonlijke problematiek, ongeacht andere problemen, tenzij… er sprake is van gedragsproblematiek, want dan was immers het profiel Gedragsproblematiek van toepassing. Zo heeft een leerling met het profiel Problemen studiehouding/vaardigheden bijvoorbeeld problemen met de studiehouding, mogelijk ook niveauproblemen en loopbaanproblemen, maar géén gedrags- en persoonlijke problemen. Logischerwijs geldt voor het profiel Loopbaanproblematiek, dat leerlingen met dit profiel uitsluitend te maken hebben met loopbaanproblemen en met niets anders. Het voordeel van de indeling is duidelijk wanneer we kijken naar het profiel Loopbaanproblematiek. Dit profiel heeft in deze methodiek geen andere soorten problemen, waardoor het mogelijk is de hele studiekeuzeproblematiek scherp af te bakenen van de andere problemen. Een andere consequentie van de gekozen indeling is dat het profiel Gedragsproblematiek mogelijk alle andere soorten onderliggende problemen kan omvatten. In wat mindere mate geldt dat ook voor het profiel Persoonlijke problematiek. Overbelaste jongeren Voor bepaling van het aantal overbelaste jongeren is het van belang om naast de probleemprofielen ook de complexiteit van de problematiek te bekijken. We onderscheiden daarin drie typen: enkelvoudige problematiek: er is sprake van één probleem; meervoudige problematiek: er is sprake van twee of meer problemen binnen één probleemgebied (bijvoorbeeld alleen gedragsproblemen); multiproblematiek: er is sprake van twee of meer problemen uit twee of meer probleemgebieden (bijvoorbeeld gedrags- en persoonlijke problemen).
9
Hoewel ook één probleem zwaar en ingrijpend kan zijn, geldt voor de bepaling van overbelasting het criterium dat er sprake moet zijn van stapeling van problemen. Tot ‘overbelasten’ rekenen we leerlingen met meervoudige en multiproblematiek binnen het profiel Gedragsproblematiek en leerlingen met meervoudige en multiproblematiek binnen het profiel Persoonlijke problematiek. Beschikbaarheid van de benodigde dossierinformatie De probleemprofielen van de leerlingen zijn vastgesteld doordat dossieronderzoek is uitgevoerd. In principe zijn de dossiers van alle nieuw ingestroomde leerlingen in 2012-2013 bekeken. Bij enkele leerlingen ontbrak echter het leerlingdossier. Onderstaande tabel geeft een overzicht.
Tabel 2.3 – Aantal leerlingen en aantal leerlingen waarvan dossierinformatie beschikbaar Cohort 2010-2011
Cohort 2011-2012
Leerlingen
Steekproef
Dossier
Leerlingen
Steekproef
VMBO
33
n.v.t.
33
33
n.v.t.
32
AKA
84
n.v.t.
70
59
n.v.t.
Eigenwijs
23
n.v.t.
23
33
n.v.t.
VAVO
296
n.v.t.
294
276
Totaal FC
436
n.v.t.
420
401
2.2.1
Dossier
Cohort 2012-2013 Leerlingen
Steekproef
Dossier
36
n.v.t.
36
57
41
n.v.t.
41
33
31
n.v.t.
31
130
129
292
n.v.t.
288
255
251
400
n.v.t.
396
VMBO
Op het VMBO van het Flex College volgen leerlingen onderwijs in het derde of vierde leerjaar van het vmbo-b of via een leerwerktraject in de basisberoepsgerichte leerweg. Op het vmbo zitten meer jongens (circa 58 procent) dan meisjes. Gemiddeld zijn de leerlingen 15,1 jaar oud aan het begin van het schooljaar5. Problematiek en ondersteuningsbehoefte Bijna alle leerlingen van het vmbo hebben problemen op het gebied van gedrag. De ondersteuningsbehoefte is echter breder: meer dan twee derde van de leerlingen heeft ook problemen thuis en ruim driekwart van alle leerlingen heeft ook problemen in de leer- of studiehouding. Bij de meeste leerlingen is dan ook sprake van gestapelde problematiek. Tabel 2.4 geeft een overzicht van de probleemprofielen.
5
10
Peildatum 1 augustus 2012.
Tabel 2.4 – Percentage VMBO-leerlingen behorend tot probleemprofiel met uitsplitsing naar complexiteit 2010-2011
2011-2012
2012-2013
97 97
91 91
92 6 86
Persoonlijke problematiek Enkelvoudige problematiek Meerdere persoonlijke problemen Multiproblematiek
-
9 9
6 6
Problemen studiehouding Enkelvoudige problematiek Meerdere problemen studiehouding/vaardigheden Multiproblematiek
3 3
-
3 3
Problemen opleidingsniveau Enkelvoudige problematiek Meerdere niveauproblemen Multiproblematiek
-
-
-
Loopbaanproblematiek
-
-
-
Geen melding van problemen
-
-
-
Totaal aantal deelnemers (N)
33
32
36
Gedragsproblematiek Enkelvoudige problematiek Meerdere gedragsproblemen Multiproblematiek
De problematiek van de leerlingen heeft al jaren elk jaar min of meer hetzelfde karakter. Tabel 2.5 laat zien welke combinaties van problemen voorkomen bij leerlingen met het profiel multi gedragsproblematiek (86 procent van alle VMBO-leerlingen).
Tabel 2.5 – Voorkomen van multiproblematiek binnen probleemprofiel Gedragsproblematiek voor nieuw ingestroomde VMBO-leerlingen 2012-2013 (percentages) Naast gedragsproblemen, ook:
%
-
persoonlijke problematiek (thuis, lichamelijk, verslaving, financieel)
81
-
problemen studiehouding/-vaardigheden
81
-
problemen opleidingsniveau
48
-
loopbaanproblematiek
10
Totaal aantal leerlingen met probleemprofiel multiproblematiek Gedragsproblematiek
31 lln
Problemen die het meest voorkomen bij leerlingen uit het VMBO zijn externaliserende gedragsproblemen (bijvoorbeeld agressief, brutaal, druk, autoriteitsproblemen, overschrijdend gedrag), veelal in combinatie met problemen thuis (bijvoorbeeld geschei11
den ouders, in mindere mate ook ruzie, pedagogische onmacht, aanwezigheid van een gezinsvoogd, etc.) en motivatieproblemen, concentratieproblemen en verzuimproblematiek. In vergelijking met AKA-leerlingen hebben leerlingen uit het VMBO veel meer te maken met concentratieproblemen. Verder valt op dat van alle VMBO-leerlingen bijna 20 procent een energetische beperking heeft. Ten opzichte van andere leerlingen op het Flex College hebben relatief veel leerlingen een stoornis, het gaat om bijna 60 procent van alle leerlingen. Met name aandachtstekortstoornissen (ADHD, ADD) komen relatief veel voor. Hierbij moet wel opgemerkt worden dat de stoornis lang niet altijd gediagnosticeerd is (57 procent gediagnosticeerd, 43 procent onduidelijk of niet gediagnosticeerd). De zware problematiek komt ook terug in de betrokken hulpverlening; zo is bij een derde van de leerlingen Leerplicht betrokken en krijgt een kwart begeleiding van (school)maatschappelijk werk. Door de stapeling van problemen zijn bijna alle leerlingen (97 procent) te typeren als overbelast. Tabel 2.6 geeft dit weer. De conclusie is dat de leerlingenpopulatie van het VMBO, net al in voorgaande jaren, vrijwel geheel uit de beoogde doelgroep van overbelaste leerlingen bestaat.
Tabel 2.6 – Aantal en percentage overbelaste VMBO-leerlingen in vier metingen
VMBO
2.2.2
Eerste meting
Tweede meting
Derde meting: 2010-2011
Derde meting: 2011-2012
Vierde meting: 2012-2013
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
95
85
35
95
32
97
32
100
34
97
AKA
De AKA-opleiding op het Flex College is bedoeld voor jongeren die een praktische opleiding willen volgen. Tijdens de opleiding lopen de deelnemers stage waarmee zij kennismaken met de praktijk en inzicht krijgen in de werkzaamheden die horen bij de gekozen beroepsrichting. Doel is om de leerlingen een mbo-1 diploma te laten behalen. Zowel uitstroom richting een vervolgopleiding (mbo-2) als uitstroom richting werk is mogelijk. Ruim twee derde van de leerlingen in de AKA zijn jongens. De gemiddelde leeftijd bij instroom (peildatum oktober 2012) is 17 jaar.
12
Problematiek en ondersteuningsbehoefte De problemen van de leerlingen in de AKA lijken sterk op de leerlingen van het VMBO van het Flex College. Dat betekent dat er bij veel leerlingen sprake is van externaliserende gedragsproblemen (druk, storend, agressief, autoriteitsproblemen). Toch is er ook een behoorlijke groep (ongeveer 40 procent) die internaliserende gedragsproblemen heeft (o.a. faalangst, depressief), in de helft van de gevallen in combinatie met externaliserende problematiek. Naast de gedragsproblemen hebben bijna alle leerlingen ook persoonlijke problemen (met name problemen thuis, in mindere mate ook op lichamelijk vlak) en problemen in de leer- en studiehouding (motivatie, verzuim, concentratie). Deze problemen komen ook terug in de betrokken hulpverlening. Bij slechts 15 procent van de leerlingen is geen enkele hulpverlener betrokken. De meest voorkomende betrokkenheid is die van Leerplicht (bij bijna de helft van de leerlingen). Ook Jeugdzorg is vaak betrokken, bij ruim een kwart van de leerlingen. Tot slot is er in vergelijking met de leerlingen van het VMBO in de AKA veel meer sprake van loopbaanproblemen (40 procent). Dat is logisch gezien de focus van de AKA op het kiezen voor een beroepsrichting en voor werk versus doorstuderen. Tabel 2.7 geeft een overzicht van de probleemprofielen.
Tabel 2.7 – Percentage AKA-leerlingen behorend tot probleemprofiel met uitsplitsing naar complexiteit 2010-2011
2011-2012
2012-2013
Gedragsproblematiek Enkelvoudige problematiek Meerdere gedragsproblemen Multiproblematiek
59 1 57
77 77
83 83
Persoonlijke problematiek Enkelvoudige problematiek Meerdere persoonlijke problemen Multiproblematiek
31 1 1 29
16 2 14
10 5 5
Problemen studiehouding Enkelvoudige problematiek Meerdere problemen studiehouding/vaardigheden Multiproblematiek
3 1 1
7 5 2
-
Problemen opleidingsniveau Enkelvoudige problematiek Meerdere niveauproblemen Multiproblematiek
1 1 -
-
-
Loopbaanproblematiek
-
-
5
Geen melding van problemen
6
-
2
Totaal aantal deelnemers (N)
70
57
41
13
Tabel 2.7 laat zien dat de leerlingen in de AKA de afgelopen jaren een steeds zwaarder profiel hebben gekregen. Met name gedragsproblemen komen bij een steeds grotere groep leerlingen voor. Tabel 2.8 geeft voor de leerlingen met het profiel multigedragsproblematiek weer op welke andere gebieden zij daarnaast ook ondersteuning behoeven. Tabel 2.8 – Voorkomen van multiproblematiek binnen probleemprofiel Gedragsproblematiek voor nieuw ingestroomde AKA-leerlingen 2012-2013 (percentages) Naast gedragsproblemen, ook:
%
-
persoonlijke problematiek (thuis, lichamelijk, verslaving, financieel)
88
-
problemen studiehouding/-vaardigheden
82
-
loopbaanproblematiek
42
-
problemen opleidingsniveau
38
Totaal aantal leerlingen met probleemprofiel multiproblematiek Gedragsproblematiek
34 lln
Net als bij het VMBO zijn bijna alle leerlingen van de AKA te typeren als overbelast. Het percentage overbelasten is met 93 procent vergelijkbaar met 2011-2012. Tabel 2.9 – Aantal en percentage overbelaste AKA-leerlingen in vier metingen Eerste meting
AKA
2.2.3
Tweede meting
Derde meting: 2010-2011
Derde meting: 2011-2012
Vierde meting: 2012-2013
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
52
79
49
98
61
87
53
93
38
93
Eigenwijs
Binnen Eigenwijs wordt onderwijs in de bovenbouw van het vmbo-t en havo gegeven. Ook voor leerlingen die een vwo-diploma willen halen zijn er mogelijkheden via een zogenaamde havo+-route. Na een verzwaard havo-programma kunnen deze leerlingen in het VAVO hun vwo-diploma behalen. Het doel van Eigenwijs is om leerlingen te diplomeren. Daarvoor wordt een individueel traject met de leerling uitgestippeld van meestal twee tot drie jaar. In 2012-2013 zijn onder de nieuwe leerlingen relatief veel jongens. Bijna twee derde van de nieuwe instroom is van het mannelijk geslacht. Dat was in de jaren daarvoor 42 en 52 procent. Met name op het vmbo-t is het percentage jongens in 2012-2013 sterk toegenomen. De gemiddelde leeftijd bij instroom is 16,1 jaar. Logischerwijs ligt die leeftijd bij instroom in het vmbo-t wat lager (15,5) dan bij het havo (16,7).
14
Problematiek en ondersteuningsbehoefte De problematiek bij Eigenwijs leerlingen is in 2012-2013 veel zwaarder dan in voorgaande jaren. Een veel grotere groep dan voorheen heeft te maken met gedragsproblemen en ook de stapeling van problemen is groter. Een deel van de toename lijkt een administratieve oorzaak te hebben. In de rapportage naar de derde meting bij het Flex College werd een daling van het aantal overbelaste leerlingen bij Eigenwijs vastgesteld.6 Achteraf is vastgesteld dat de derde meting voor de leerlingen van Eigenwijs geen correct beeld heeft opgeleverd. De toen geconstateerde daling had waarschijnlijk een administratieve oorzaak en was geen afspiegeling van de werkelijke situatie van de leerlingen. In de huidige meting zijn de dossiers van de leerlingen daarom op een andere manier ingevuld.7 In deze meting ligt het percentage overbelaste leerlingen aanzienlijk hoger dan bij de voorgaande meting. De toename is deels toe te wijzen aan de meer nauwkeurige vulling en analyse van de dossiers. De werkelijke toename in leerlingen met een zware ondersteuningsbehoefte is om die reden niet nauwkeurig vast te stellen. Tabel 2.10 geeft een overzicht van de probleemprofielen van de leerlingen en maakt een vergelijking over tijd zichtbaar. Tabel 2.10 – Percentage Eigenwijs leerlingen behorend tot probleemprofiel met uitsplitsing naar complexiteit 2010-2011
2011-2012
2012-2013
Gedragsproblematiek Enkelvoudige problematiek Meerdere gedragsproblemen Multiproblematiek
52 4 4 43
55 27 6 21
97 97
Persoonlijke problematiek Enkelvoudige problematiek Meerdere persoonlijke problemen Multiproblematiek
26 13 13
18 9 9
-
Problemen studiehouding Enkelvoudige problematiek Meerdere problemen studiehouding/vaardigheden Multiproblematiek
13 4 9 -
15 15 -
3 3
Problemen opleidingsniveau Enkelvoudige problematiek Meerdere niveauproblemen Multiproblematiek
-
-
-
Loopbaanproblematiek
-
-
-
Geen melding van problemen
9
12
-
Totaal aantal deelnemers (N)
23
33
31
6 7
Zie hiervoor Eimers, T., Kennis, R., & Roelofs, M. (2013). De schoolloopbaan na het Flex College. Monitor Flex College – derde meting. Nijmegen: KBA. p. 15 Medewerkers van Eigenwijs hebben met behulp van het door KBA aangeleverd format de dossiers bekeken en ‘gescoord’.
15
De tabel laat zien dat op één leerling na iedereen te maken heeft met gedragsproblemen in combinatie met problemen op andere gebieden. In tabel 2.11 wordt deze stapeling gepresenteerd.
Tabel 2.11 – Voorkomen van multiproblematiek binnen probleemprofiel Gedragsproblematiek voor nieuw ingestroomde Eigenwijs leerlingen 2012-2013 (percentages) Naast gedragsproblemen, ook:
%
-
problemen studiehouding/-vaardigheden
93
-
persoonlijke problematiek (thuis, lichamelijk, verslaving, financieel)
80
-
problemen opleidingsniveau
53
-
loopbaanproblematiek
27
Totaal aantal leerlingen met probleemprofiel multiproblematiek Gedragsproblematiek
30 lln
Qua gedragsproblemen hebben de leerlingen van Eigenwijs veel meer dan leerlingen van het VMBO of de AKA te maken met internaliserende problematiek zoals angsten en geslotenheid. Een fors deel van de leerlingen (circa 70 procent) komt ook afspraken niet na. De gedragsproblematiek van de leerlingen lijkt vaak samen te hangen met het voorkomen van stoornissen. Alle leerlingen die in 2012-2013 zijn ingestroomd bij Eigenwijs zijn gediagnosticeerd voor een stoornis. Veelvoorkomend zijn ADHD/ADD, Angststoornis en PDD-NOS. Bij de meeste leerlingen komen de gedragsproblemen voor in combinatie met persoonlijke problemen. Het gaat bijvoorbeeld om gescheiden ouders, zieke ouders of uithuisplaatsing. Lichamelijke problematiek komt bijna niet voor. Wat verder opvalt is dat meer dan een kwart van de leerlingen (4 leerlingen) van het havo een verslavingsprobleem heeft (drugs, computer/games). Bij meer dan 40 procent van de leerlingen is GGZ betrokken. Naast problemen in de persoonlijke situatie hebben vrijwel alle leerling hulp nodig in (het verbeteren van) de leer- en studiehouding. Veel sterker dan bij het VMBO en AKA gaat het om problemen met de leerhouding, zo is verzuim en motivatie voor bijna 60 procent van de leerlingen een probleem. Bij deze leerlingen is Leerplicht vrijwel altijd ingeschakeld. Door de stapeling van problemen is 97 procent van de leerlingen als overbelast te typeren.
16
Tabel 2.12 – Aantal en percentage overbelaste Eigenwijs leerlingen in vier metingen8
Eigenwijs
2.2.4
Eerste meting
Tweede meting
Derde meting 2010-2011
Derde meting 2011-2012
Vierde meting 2012-2013
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
40
66
18
90
14
61
(12)
(36)
30
97
VAVO
Het VAVO is het volwassenenonderwijs binnen het Flex College. Ten opzichte van de AKA, het VMBO en Eigenwijs is het een vreemde eend in de bijt, omdat veel leerlingen eigenlijk niet tot de doelgroep van het Flex College behoren. Met name leerlingen in het havo of vwo van het VAVO zitten daar om bijvoorbeeld hun profiel te verbeteren zodat zij kunnen doorstromen naar de gewenste vervolgopleiding. Het vmbo-t is wel veel sterker gericht op ongediplomeerde schoolverlaters. Het aantal vrouwen in de nieuwe instroom van het VAVO is – na eerdere stijging in 2011-2012 – in 2012-2013 opnieuw licht toegenomen. Circa 56 procent is nu vrouw. Bij instroom zijn de leerlingen gemiddeld 18,5 jaar oud. Daarmee daalt ook de leeftijd van de VAVO-leerlingen opnieuw (19,0 in 2010-2011, 18,6 in 2011-2012). Deze daling is zichtbaar bij zowel het vmbo-t, havo en vwo. Logischerwijs zijn leerlingen van het vmbo-t jonger (17,9) dan die van het havo (18,4). Havo-leerlingen zijn weer jonger dan die van het vwo (19,1). Problematiek en ondersteuningsbehoefte Omdat het VAVO gericht is op een (deels) andere leerlingengroep ziet ook de ondersteuningsbehoefte van deze leerlingen er heel anders uit. Tegelijkertijd kunnen we constateren dat ondanks de andere doelgroep toch een behoorlijk deel van de leerlingen – zo’n 45 procent – met zware en gestapelde problematiek te maken heeft.9 Deze groep is de afgelopen jaren steeds groter geworden. Tabel 2.13 geeft een overzicht van de probleemprofielen. Deze tabel geeft het totaal weer en is niet uitgesplitst naar het onderwijsniveau van de leerlingen.
8 9
De cijfers uit de derde meting 2011-2012 staan tussen haakjes omdat deze cijfers achteraf geen correct beeld geven, zie opmerking hiervoor. Leerlingen met meerdere problemen of multiproblematiek in de profielen gedragsproblematiek en persoonlijke problematiek.
17
Tabel 2.13 – Percentage VAVO-leerlingen behorend tot probleemprofiel met uitsplitsing naar complexiteit 2010-2011
2011-2012
2012-2013
Gedragsproblematiek Enkelvoudige problematiek Meerdere gedragsproblemen Multiproblematiek
13 5 8
19 5 1 13
32 5 1 26
Persoonlijke problematiek Enkelvoudige problematiek Meerdere persoonlijke problemen Multiproblematiek
27 11 4 13
27 9 4 14
23 6 1 16
Problemen studiehouding Enkelvoudige problematiek Meerdere problemen studiehouding/-vaardigheden Multiproblematiek
14 10 3 1
16 12 2 2
19 8 1 9
Problemen opleidingsniveau Enkelvoudige problematiek Meerdere niveauproblemen Multiproblematiek
-
-
5 5 -
Loopbaanproblematiek
6
3
4
Geen melding van problemen Totaal aantal leerlingen (N)
39
36
17
293
273*
288
* De steekproef omvatte 130 dossiers. De uitkomsten zijn geldig voor de hele populatie van het VAVO.
Het aantal leerlingen zonder problemen is in 2012-2013 gedaald tot 17 procent. Daartegenover staat een groei van het aantal leerlingen met gedragsproblemen. Met name de combinatie van gedragsproblemen met problemen op andere vlakken (multiproblematiek) is de afgelopen twee jaar flink toegenomen: van 8 procent in 2010-2011 tot 26 procent in 2012-2013. Tabel 2.14 geeft voor deze leerlingen weer met welke andere problemen zij nog meer te maken hebben.
18
Tabel 2.14 – Voorkomen van multiproblematiek binnen probleemprofiel Gedragsproblematiek voor nieuw ingestroomde VAVO-leerlingen 2012-2013 (percentages) Naast gedragsproblemen, ook:
%
-
problemen studiehouding/-vaardigheden
72
-
persoonlijke problematiek (thuis, lichamelijk, verslaving, financieel)
64
-
problemen opleidingsniveau
22
-
loopbaanproblematiek
22
Totaal aantal leerlingen met probleemprofiel multiproblematiek Gedragsproblematiek*
75 lln
De gedragsproblemen van de VAVO-leerlingen zijn voornamelijk internaliserend van aard. Faalangst is een veelvoorkomend probleem onder de leerlingen met gedragsproblematiek en in mindere mate ook weinig zelfvertrouwen, depressief gedrag en gesloten gedrag. De leerlingen met het profiel multi-gedragsproblematiek hebben naast deze gedragsproblemen in meerderheid ook te maken met persoonlijke problematiek. Het gaat bijvoorbeeld om problemen thuis, zoals gescheiden ouders, ruzies thuis of (psychische) ziekte van gezinsleden. Ook zijn er relatief veel leerlingen met een energetische beperking (22 VAVO-leerlingen). Naast de persoonlijke problemen heeft meer dan 70 procent van de leerlingen met het profiel multi-gedragsproblematiek ook problemen in de studiehouding of met studievaardigheden. Het gaat vaak om houdingsproblemen (verzuim, motivatie), soms gecombineerd met slechte studievaardigheden (plannen, concentratie, etc.). De combinatie van problemen met het profiel multigedragsproblematiek is voor de leerlingen van het vmbo-t, havo en vwo ongeveer hetzelfde en overbelasting doet zich op al deze niveaus voor. Op alle niveaus is het percentage overbelasten in 2012-2013 toegenomen; tabel 2.15 geeft een overzicht.
Tabel 2.15 – Aantal en percentage overbelaste VAVO-leerlingen in vier metingen 2010-2011
2011-2012
2012-2013
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
VAVO
73
25
87
32
129
45
- Vmbo-t
13
21
23
44
33
55
- Havo
42
28
51
32
65
46
- Vwo
18
23
13
20
31
36
Opmerkelijk is dat het percentage leerlingen met zwaardere problematiek toeneemt voor alle drie de opleidingstypen. Eerder leek vooral vmbo-t met de zwaardere pro-
19
blematiek te maken te hebben, maar ook bij havo en vwo is er nu sprake van een stijging. Naast overbelaste leerlingen kent het VAVO ook een grote groep leerlingen met een (relatief) lichte ondersteuningsbehoefte. In ongeveer de helft van de gevallen gaat het om leerlingen met ‘alleen’ studiegerelateerde problemen (leer/studiehouding, niveau en/of loopbaanproblemen), circa 20 procent van de leerlingen heeft één gedragsprobleem of persoonlijk probleem en 30 procent heeft geen problemen. Tabel 2.16 geeft een overzicht.
Tabel 2.16 – Problematiek van niet overbelaste VAVO-leerlingen in 2012-2013 Problematiek
Aantal
%
Gedrag (enkelvoudig)
13
8
Persoonlijk (enkelvoudig)
18
11
3
2
15
9
9
6
Leerhouding+Niveau+Loopbaan Leerhouding+Niveau Leerhouding+Loopbaan Niveau+Loopbaan
1
1
Leerhouding
27
17
Niveau
14
9
Loopbaan
11
7
Geen
48
30
Totaal
159
100
De leerlingen met studiegerelateerde problemen zitten bijvoorbeeld op het VAVO vanwege een verkeerde studieaanpak, vanwege examenstress, en vanwege moeite of achterstanden op specifieke vakken. Het lijkt erop dat VAVO in de afgelopen jaren de leerlingenpopulatie van het VAVO is veranderd. Het aandeel van leerlingen met zwaardere problematiek stijgt en het aandeel met geen of lichtere problemen neemt af.
20
2.3
Conclusies
In dit hoofdstuk hebben we gekeken of het Flex College de juiste doelgroep bereikt en ook daadwerkelijk overbelaste leerlingen opneemt. Onderstaande tabel geeft een totaaloverzicht:
Tabel 2.17 – Aantal en percentage overbelasten in drie metingen Eerste meting
Tweede meting
Derde meting: 2010-2011
Derde meting: 2011-2012
Vierde meting: 2012-2013
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
VMBO
95
85
35
95
32
97
32
100
34
97
AKA
52
79
49
98
61
87
53
93
38
93
40
66
18
90
14
61
(12)
(36)
30
97
113
34
79
27
73
25
87
32
129
45
Eigenwijs VAVO
De (samenvattende) conclusies luiden als volgt: Het Centrum voor Beroeps- en Arbeidsmarktonderwijs, dat bestaat uit de onderde-
len VMBO en AKA, bedient de beoogde doelgroep van overbelaste leerlingen. Vrijwel alle leerlingen zijn te typeren als overbelast en hebben te maken met meervoudige en/of gestapelde problematiek. De ondersteuningsbehoefte van VMBOleerlingen en AKA-leerlingen komt op veel punten overeen. In beide groepen hebben bijna alle leerlingen gedragsproblemen, vaak gecombineerd met problemen in de persoonlijke situatie en problemen met de leerhouding of met leervaardigheden. AKA-leerlingen hebben daarnaast vaak te maken met loopbaanproblematiek. Vrijwel alle leerlingen van Eigenwijs behoren tot de beoogde doelgroep van overbe-
laste leerlingen. Kenmerkend voor de problematiek zijn de internaliserende gedragsproblemen en de problemen in de leerhouding: verzuim is een veelvoorkomend probleem. Het VAVO neemt binnen het Flex College een aparte positie in, omdat de deelne-
merspopulatie een heel andere is in vergelijking met het VMBO, AKA en Eigenwijs. Toch is ook bij het VAVO het percentage overbelasten opnieuw toegenomen. Bijna de helft van de leerlingen (45 procent) heeft te maken met meervoudige of gestapelde problematiek. Niet alleen bij het vmbo-t zitten veel overbelasten (55 procent), ook in het havo en vwo (resp. 46 en 36 procent) zit een grote groep overbelaste leerlingen. Net als bij Eigenwijs is veel internaliserende gedragsproblematiek (met
21
name faalangst) en verzuim zichtbaar, naast leerproblemen zoals examenstress en studieachterstanden. Het VAVO heeft de afgelopen jaren een steeds grotere functie gekregen in de opvang van overbelaste leerlingen.
22
3 Extern rendement
Het onderwijs op het Flex College is gericht op terugkeer naar het reguliere onderwijs. Dat kan betekenen dat leerlingen nog tijdens hun vo-opleiding terugstromen, maar het kan ook doorstroom naar het mbo inhouden. Hoe dan ook staat het vervolgen van de schoolloopbaan voorop, zeker ook omdat de meeste leerlingen op het moment van uitstroom bij het Flex College nog geen startkwalificatie hebben behaald (behalve bij gediplomeerden van VAVO havo, VAVO vwo, Eigenwijs havo en Eigenwijs vwo). In dit hoofdstuk beschrijven we het extern rendement en de doorstroom naar vervolgonderwijs voor elk van de onderdelen van het Flex College. We volgen leerlingen ook in de jaren daarna met als doel om te kijken hoeveel leerlingen op termijn een startkwalificatie halen. Leerlingen zijn in dit hoofdstuk op een andere manier ‘ingedeeld’ als in het voorgaande hoofdstuk. In plaats van een instroomcohort wordt gebruik gemaakt van een uitstroomcohort. Daartoe behoren alle leerlingen die in een bepaald schooljaar zijn uitgestroomd. Centraal in dit hoofdstuk staat de groep leerlingen die in 2012-2013 is uitgestroomd. Daarnaast blijven we leerlingen uit eerdere uitstroomcohorten volgen in het vervolgen van hun schoolloopbaan. In tabel 3.1 wordt een overzicht gegeven van de uitstroom in 2012-2013.
Tabel 3.1 – Uitstroom in 2012-2013, per onderdeel Flex College Onderdeel Flex College
Aantal
%
VMBO
35
9
AKA
77
19
Eigenwijs
33
8
VAVO
250
63
Totaal
395
100
In de uitstroomcijfers worden alleen de leerlingen meegenomen die gedurende het schooljaar 2012-2013 zijn uitgestroomd. Leerlingen die intern binnen het Flex College zijn doorgestroomd worden (nog) niet tot de uitstroom gerekend.
23
3.1
VMBO
Sinds 2009-2010 zijn in totaal 174 VMBO-leerlingen uitgestroomd. Jaarlijks gaat het om ongeveer de helft van de VMBO-leerlingen op het Flex College. In 2012-2013 hebben 35 leerlingen het Flex College verlaten. Nog eens 9 leerlingen zijn intern doorgestroomd binnen het Flex College (8x zonder diploma, 1x met diploma). Deze leerlingen zijn doorgestroomd naar de AKA (5x), naar Eigenwijs vmbo-t (1x) of naar PrO-Flex10 (3x). Diplomaresultaat Het diplomaresultaat voor de uitstroom van 2012-2013 bedraagt 60 procent. Dat wil zeggen dat zestig procent van de uitstromers het vmbo-diploma heeft behaald. Dat resultaat ligt in lijn met dat van 2009-2010 (62 procent) en 2011-2012 (65 procent). Het diplomaresultaat van 2010-2011 lag beduidend hoger (76 procent). De onderstaande tabel laat de resultaten per uitstroomjaar zien.
Tabel 3.2 – Diplomaresultaat VMBO Diplomaresultaat
2009-2010
2010-2011
2011-2012
2012-2013
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
Diploma
33
62
37
76
24
65
21
60
Geen diploma
20
38
12
24
13
35
14
40
Totaal
53
100
49
100
37
100
35
100
Uitstroombestemming Ruim zeventig procent van de uitstroom gaat door naar vervolgonderwijs. Dat is merendeels naar het mbo (18 x in 2012-2013). Er zijn ook zeven leerlingen (allen zonder diploma) die uitstromen naar het praktijkonderwijs (2x) of het VSO (5x). In de voorgaande jaren stroomden er ook leerlingen uit naar praktijkonderwijs en VSO, maar waren dit er wel minder dan in 2012-2013 (2009-2010 8x, 2010-2011 2x, 20112012 1x). De doorstroom naar vervolgonderwijs ligt beduidend lager dan in voorgaande jaren toen bijna alle leerlingen van een vervolgopleiding gingen. De oorzaak ligt in het feit dat dit jaar relatief veel leerlingen doorstromen naar een hulpverleningstraject. Dit betreft voornamelijk ongediplomeerde uitstromers. Tabel 3.3 geeft een overzicht.
10 PrO Flex is bedoeld voor leerlingen met een Praktijkonderwijs achtergrond en gedragsproblematiek. Het Flex College is hier in het schooljaar 2013-2014 mee gestart.
24
Tabel 3.3 – Uitstroombestemming VMBO Uitstroombestemming
2009-2010
2010-2011
2011-2012
2012-2013
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
51
96
44
100
36
97
25
71
Anders
2
4
-
-
1
3
4
11
Hulpverlening
-
-
-
-
-
-
6
17
53
100
49
100
37
100
35
100
Opleiding
Totaal
De toegenomen doorstroom naar VSO/PrO (20 procent in 2012-2013) en naar hulpverlening (17 procent) duidt op een verzwaring van de doelgroep. Deze verzwaring niet direct zichtbaar in een toename van het (al bijna maximale) percentage overbelasten. De toegenomen uitstroom naar speciaal onderwijs en naar hulpverleningstrajecten is een aanwijzing dat het – in termen van Passend Onderwijs – gaat om leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte, voor wie verwijzing naar het Flex College de juiste keuze was. Situatie na het verlaten van het Flex College Als derde kunnen we kijken naar het resultaat op langere termijn. Voor VMBOleerlingen die in 2009-2010 zijn uitgestroomd kan inmiddels drie jaar vooruit worden gekeken. Van uitstromers uit latere jaren is dat minder ver. We kunnen dat grafisch weergeven in een figuur. Toelichting op de figuren In de figuren staat per uitstroomjaar weergegeven hoeveel leerlingen op diverse peilmomenten in opleiding zijn, hoeveel leerlingen een startkwalificatie hebben en hoeveel leerlingen voortijdig schoolverlater zijn. Deze informatie is afkomstig uit de onderwijsnummergegevens van DUO. In de gekleurde rijen staan de aantallen leerlingen per categorie (in opleiding, startkwalificatie, vsv) weergegeven. Het totaal aantal leerlingen is niet altijd gelijk aan het totaal aantal uitstromers in het betreffende uitstroomjaar en kan ook per peilmoment verschillen. Dat heeft te maken met de beschikbaarheid van de onderwijsnummergegevens: van leerlingen die niet woonachtig zijn in de RMC-regio Arnhem/Nijmegen11 zijn de onderwijsnummergegevens niet beschikbaar. Door verhuizingen van leerlingen wisselt daardoor de beschikbaarheid van gegevens. Ook van leerlingen die op het peilmoment ouder zijn dan 23 jaar zijn geen gegevens beschikbaar.
11 Over de situatie in 2013 zijn ook gegevens beschikbaar voor leerlingen woonachtig in de RMCregio Rivierenland en Noordoost Brabant.
25
Figuur 3.1 – Situatie van vmbo-leerlingen na het verlaten van het Flex College (absolute aantallen in de balken, onderin de percentages) Jaar uitstroom
Situatie gestart
09-10 10-11
1
45
4
36
2
11-12
23
5
12-13
26
6
0%
Na 1 jaar
50%
38 1 1
100% 0%
Na 2 jaar
11
25
13
19
10
20
11 9
18
Na 3 jaar
14
14
19
25
7
50%
100% 0% 1
Startkwalificatie
50%33 100% 0% In opleiding
50%
100% 5
VSV
Onder de VMBO-leerlingen die in 2012-2013 zijn uitgestroomd zijn (in oktober 2013) zes VSV-ers (19 procent). Het gaat om vier leerlingen met een uitstroombestemming anders dan opleiding. Ook twee leerlingen die naar het mbo zouden gaan zijn daar niet gestart, waardoor ze VSV-er zijn geworden. Vier van de zes VSV-ers zijn jonger dan 18. Het gaat om leerplichtige (of kwalificatieplichtige) jongeren. Drie jaar na uitstroom bij het Flex College (uitstroomcohort 2009-2010) is 40 procent voortijdig schoolverlater geworden. Vergeleken met de norm voor mbo-2 uit het VSVconvenant ligt het percentage van oud Flex College leerlingen uit het VMBO iets hoger. Omgerekend naar één leerling-cohort bedraagt deze norm ongeveer 30 procent.12 Daarmee wijkt het percentage VSV onder oud-leerlingen van het VMBO van het Flex College niet veel af van dat van ‘reguliere’ vmbo-uitstromers. Zeker gezien de doelgroep van het Flex College is het een goed resultaat. Dat neemt niet weg dat er
12 De meeste VMBO-ers van het Flex College gaan door naar mbo-2. Het VSV-percentage binnen mbo-2 vormt dus de beste referentie. De cijfers die gebruikt worden in de VSV rapportage van OCW zijn niet berekend per cohort, maar gebaseerd op de gehele studentenpopulatie van dat moment. De normwaarde van OCW voor mbo-2 bedraagt (voor 2012-2013) 13,5 procent, maar dat is berekend op basis van alle deelnemers in alle leerjaren van mbo-2. De gemiddelde verblijfsduur is voor mbo-2 wat langer dan twee jaar, dus per jaar (cohort) kom je uit op meer dan 27 procent (circa 30 procent). Een betere vergelijking bieden de cijfers uit de Benchmark MBO (van de MBO Raad) omdat die zijn gebaseerd op de jaarlijkse uitstroom. Dat is een betere benadering van de cohortsystematiek. Het jaarresultaat voor mbo-2 ligt op 67,7 procent (rapport 2012). Dat betekent dat 32,3 procent ongediplomeerd (en dus zonder startkwalificatie) is uitgestroomd. Afgezet tegen dat cijfer is de 40 procent van het Flex College niet veel hoger dan het landelijk gemiddelde. Zeker niet wanneer je de specifieke populatie van het Flex College bekijkt.
26
ruimte is voor verbetering, zeker wat betreft de jonge, nog kwalificatieplichtige leerlingen die het onderwijs voortijdig verlaten. De veranderingen in het mbo rondom de entreeopleidingen de toelatingseisen voor mbo-niveau 2 spelen daarin een belangrijke rol, omdat de doorstroommogelijkheden naar mbo bepalend zijn voor de route naar een startkwalificatie. Van het uitstroomcohort 2009-2010 heeft inmiddels 30 procent een startkwalificatie gehaald. Voor het uitstroomcohort 2010-2011 gaat het om 24 procent van de leerlingen; en van het uitstroomcohort 2011-2012 om 4 procent.
3.2
AKA
De uitstroom van de AKA bedroeg in vier jaar 296 leerlingen en in 2012-2013 waren het er 77. Dat betekent dat circa 83 procent van de AKA-leerlingen uit 2012-2013 in datzelfde jaar is uitgestroomd. Diplomaresultaat Het diplomaresultaat van de AKA liet de afgelopen jaren een stijgende lijn zien, maar in 2012-2013 is die lijn niet doorgezet: het percentage uitstroom met diploma daalde naar 34 procent. Tabel 3.4 laat een vergelijking over de jaren zien.
Tabel 3.4 – Diplomaresultaat AKA Diplomaresultaat
2009-2010
2010-2011
2011-2012
2012-2013
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
Diploma
19
29
26
38
39
45
26
34
Geen diploma
46
71
42
62
47
55
51
66
Totaal
65
100
68
100
86
100
77
100
Uitstroombestemming In lijn met het afgenomen diplomarendement is ook de doorstroom richting opleiding afgenomen in 2012-2013. Een groot deel van de leerlingen – 45 procent – heeft een andere uitstroombestemming dan opleiding of werk. Van de AKA-leerlingen mét diploma stroomt circa twee derde door naar vervolgonderwijs op het mbo. Dat percentage ligt bij degenen zónder diploma maar op 22 procent. Leerlingen zónder diploma melden zich vaak bij het Jongerenloket (16 leerlingen), maar ook hier is er – net als bij het VMBO – een relatief groot aantal (15 leerlingen) dat in een hulpverleningstraject komt. De uitstroom naar werk ligt laag (13 procent), zoals ook in voorgaande jaren.
27
Tabel 3.5 – Uitstroombestemming AKA Uitstroombestemming
2009-2010
2010-2011
2011-2012
2012-2013
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
24
37
18
26
47
55
31
40
7
11
9
13
13
15
10
13
Anders
23
35
5
7
21
24
35
45
Onbekend
11
17
36
5313
5
6
1
1
Opleiding Werk
Hoewel de doorstroom naar hulpverlening gepaard gaat met een traject bij het Jongerenloket is het (nog) niet bekend in hoeverre de jongeren erin slagen om ondanks de problematiek een baan te vinden én te behouden. Situatie na het verlaten van het Flex College De analyse van het resultaat op langere termijn bevestigt het beeld uit eerdere metingen: uitstromers van de AKA hebben weinig kans op succes in vervolgonderwijs. Figuur 3.2 geeft dit weer:
Figuur 3.2 – Situatie van AKA-leerlingen na het verlaten van het Flex College (in de balken de aantallen, onderin de percentages) Jaar uitstroom
Situatie gestart
09-10
16
37
Na 1 jaar
12
39
10-11
20
28
2 13
30
11-12
30
39
1 24
39
12-13
28
38
0%
50%
100% 0%
50%
Na 2 jaar
29
38
4 9
38
100% 0% 1
Startkwalificatie
Na 3 jaar
64
50%33 100% 0% In opleiding
37
50%
100% 5
VSV
13 Voor het uitstroomjaar 2010-2011 waren er administratieve problemen met de registratie van de uitstroombestemming door het Flex College, daardoor is voor een groot deel van de leerlingen onbekend wat hun uitstroombestemming is.
28
Na twee tot drie jaar is bijna tachtig procent van de uitstroom voortijdig schoolverlaters (deels wel met een AKA-diploma). Van alle 296 AKA-leerlingen die in vier jaar zijn uitgestroomd hebben er slechts elf tot nu toe een startkwalificatie behaald. Dat aantal zal naar verwachting niet veel verder oplopen in de toekomst, omdat nog maar enkele leerlingen in opleiding zijn. Van de leerlingen die in 2012-2013 zijn uitgestroomd is na enkele maanden (oktober 2013) bijna 60 procent VSV-er. Van alle VSV-ers is ruim 70 procent niet gediplomeerd uitgestroomd. De overige leerlingen hebben wel een AKA-diploma op zak. Onder de VSV-ers zijn niet alleen leerlingen die zijn uitgestroomd richting werk, hulpverlening of het Jongerenloket. Ook meer dan een kwart van alle uitstromers richting vervolgonderwijs start daar niet mee. De diplomaresultaten en de uitstroomgegevens maken duidelijk dat veel AKAleerlingen weinig kansrijk zijn waar het gaat om het behalen van een diploma of het vervolgen van de schoolloopbaan. Voor een deel van de leerlingen heeft dit een cognitieve oorzaak; een opleiding op mbo-niveau 1 is het maximaal haalbare niveau. Voor andere leerlingen maakt de stapeling van problemen (eventueel in combinatie met cognitie) het onmogelijk een opleiding te (blijven) volgen. Dit pleit voor een sterkere focus op doorstroom richting arbeid in de AKA-opleiding.
3.3
Eigenwijs
In het totaal zijn in vier jaargangen 110 Eigenwijs-leerlingen uitgestroomd bij het Flex College, waarvan 33 in 2012-2013. Naast uitstroom is in 2012-2013 één leerling intern doorgestroomd binnen het Flex College, naar het VMBO (CBA). Diplomaresultaat Het diplomaresultaat ligt in 2012-2013 op 36 procent, aanmerkelijk lager dan in de voorgaande jaren (48-59 procent).
Tabel 3.6 – Diplomaresultaat Eigenwijs Diplomaresultaat
2009-2010
2010-2011
2011-2012
2012-2013
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
Diploma
12
48
14
56
16
59
12
36
Geen diploma
11
44
10
40
10
37
19
58
2
8
1
4
1
4
2
6
25
100
25
100
27
100
33
100
Onbekend
Totaal
29
Het lage percentage wordt deels veroorzaakt doordat een deel van de leerlingen uitstroomt uit een niet-examenklas. Indien daarvoor wordt gecorrigeerd14 dan is het diplomaresultaat nog altijd relatief laag (63 procent) ten opzichte van de vorige jaren; in 2011-2012 lag dit gecorrigeerde percentage op 80 procent en in 2010-2011 op 74 procent. Daarbij moet worden opgemerkt dat Eigenwijs voor een deel ook te maken heeft met leerlingen die achttien worden gedurende het jaar en dan afhaken. Omdat zij niet meer leer/kwalificatieplichtig zijn, kan hen dat formeel niet belet worden. Uitstroombestemming De doorstroom van Eigenwijs naar vervolgonderwijs is relatief beperkt; ongeveer de helft van de Eigenwijs leerlingen stroomt door naar vervolgonderwijs, zoals mbo, hbo, vo en vavo. Doorstroom naar onderwijs komt meer voor onder de gediplomeerde dan onder de niet-gediplomeerde leerlingen. Een grote groep leerlingen heeft een andere uitstroombestemming. Het gaat om (gesloten) opname (2x), landmacht (1x), reizen (1x), mbo of werk (1x), REA College (1x), maar ook om 5 leerlingen die ‘niks’ gaan doen. De uitstroom richting werk is met 9 procent in 2012-2013 lager dan voorgaande jaren. Tabel 3.7 geeft een overzicht.
Tabel 3.7 – Uitstroombestemming Eigenwijs Uitstroombestemming
Opleiding
2009-2010
2010-2011
2011-2012
2012-2013
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
11
44
11
44
15
56
17
52
Werk
6
24
7
28
6
22
3
9
Anders
4
16
7
28
6
22
11
33
Onbekend
4
16
-
-
-
-
2
6
25
100
25
100
27
100
33
100
Totaal
Van de in totaal 17 leerlingen die doorstromen naar een vervolgopleiding is het merendeel (12 leerlingen) doorgestroomd richting het mbo. In totaal zes leerlingen zijn zonder diploma naar het mbo doorgestroomd. Met de komst van Focus op Vakmanschap – en het verdwijnen van de drempelloze instroom in het mbo – zal dat in de toekomst veel lastiger worden. Zij zijn aangewezen het toelatingsbeleid van mboinstellingen voor ongediplomeerden.
14 Uitstroom uit havo-5 en vmbo-t-4 met de uitstroomdatum 31 juli 2013. Twee leerlingen die halverwege het schooljaar zijn uitgestroomd zijn niet meegerekend.
30
Situatie na het verlaten van het Flex College Hoewel de doorstroom naar vervolgonderwijs relatief laag is, doen deze leerlingen het daar wel goed en worden niet vaak voortijdig schoolverlater. De VSV-ers van het uitstroomjaar 2012-2013 zijn vrijwel allemaal jongeren die een andere uitstroombestemming als onderwijs hadden. Figuur 3.3 geeft grafisch weer welk deel van de uitgestroomde leerlingen in opleiding blijft en welk gedeelte VSV-er wordt. Hierbij moet worden opgemerkt dat, vanwege het kleine aantal doorstromers naar vervolgonderwijs, voorzichtigheid geboden is bij
het interpreteren van de percentages: deze kunnen sterk schommelen bij kleine aantallen.
Figuur 3.3 – Situatie van Eigenwijs leerlingen na het verlaten van het Flex College (in de balken de aantallen, onderin de percentages) Jaar uitstroom
Situatie gestart
09-10 10-11
10
11
4
11-12
50%
3
Na 2 jaar
8
5 9
21
0%
13
15 11
12-13
Na 1 jaar
3
11 12
9 9
8
Na 3 jaar
4
10
6
50%
100% 5
6
9
10
100% 0%
50%
100% 1 0%
Startkwalificatie
50%33 100% 0% In opleiding
VSV
Opvallend is de daling van het percentage VSV-ers onder alle uitstroomcohorten. Een aantal leerlingen besluit enkele jaren na uitstroom toch weer met een opleiding te beginnen. Van de uitstromers uit 2012-2013 is een derde VSV-er in het nieuwe schooljaar. Dat is het laagste percentage sinds de start van Eigenwijs. De oudleerlingen die geen VSV-er zijn volgen in grote meerderheid nog een opleiding. Een klein deel heeft een startkwalificatie in bezit; het gaat om 20 procent van de leerlingen die zijn uitgestroomd in 2009-2010 en 13 procent van de leerlingen die in 2011-2012 zijn uitgestroomd.
31
3.4
VAVO
Binnen het Flex College neemt het VAVO een aparte positie in omdat het (grotendeels) niet om de doelgroep van het Flex College gaat. Een deel van de leerlingen binnen het VAVO heeft wel te maken met zware, complexe problematiek, zoals beschreven in het voorgaande hoofdstuk. Omdat de grootste groep overbelaste leerlingen van het VAVO zich binnen het vmbo-t bevindt én omdat havo- en vwoleerlingen bij diplomering tevens de startkwalificatie behalen, wordt in deze paragraaf vooral stilgestaan bij het rendement van het vmbo-t. Daarbij zijn geen gegevens bekend over de uitstroombestemming van de leerlingen, omdat deze binnen het VAVO niet worden geregistreerd. De totale uitstroom uit het vmbo-t in vier jaar bedraagt 219. Daarnaast zijn er ook 639 havo-leerlingen en 308 vwo-leerlingen van het VAVO uitgestroomd tussen 2009-2010 en 2012-2013. In het laatste jaar zijn er 39 vmbo-t leerlingen uitgestroomd, fors minder dan in de jaren ervoor. Zo is slechts 56 procent van de leerlingen van het vmbo-t uitgestroomd, ten opzichte van 98 procent in 2011-2012. Ook vanuit het havo zijn minder leerlingen uitgestroomd. Voor een klein deel is dit te verklaren doordat achteraf blijkt 15 dat leerlingen uit 2011-2012 niet zijn uitgestroomd, maar intern zijn doorgestroomd (bv. van vmbo-t naar havo). Het verschil in uitstroom is daarmee echter niet goed verklaard. Het is onduidelijk welke andere oorzaken aan het verschil ten grondslag liggen. Naast uitstromers kent het VAVO zoals gezegd ook doorstromers. Het gaat om 25 vmbo-t leerlingen, 34 havisten en 10 vwo-ers in 2012-2013. Leerlingen van het vmbo-t die doorstromen, stromen door naar het havo (9x) of stromen intern door binnen het vmbo-t (16x). Havisten stromen op een enkeling na allemaal intern door binnen het havo (van voorexamenklas naar examenklas). Eén leerling stroomt door naar het vwo. Vwo-ers stromen intern door binnen het vwo en een enkele leerling stroomt af naar het havo. Diplomaresultaat Zoals gezegd zitten er op het VAVO veel leerlingen die niet tot de doelgroep van het Flex College behoren. Het gaat bijvoorbeeld om leerlingen die op het VAVO één of meerdere certificaten willen behalen, bijvoorbeeld ter profielverbetering. In het diplomaresultaat van het VAVO nemen we ook de certificaten mee, maar wel met de kanttekening dat het ook kan gaan om een niet-beoogd resultaat. Sommige leerlingen stromen namelijk in met een ander doel (diploma), maar lukt het uiteindelijk alleen om een certificaat te behalen.
15 Omdat uitstroombestemming niet wordt geregistreerd is dit alleen achteraf vast te stellen. Voor het uitstroomcohort 2012-2013 is dit wel bekend, omdat doorstromers per 2012-2013 zijn geregistreerd.
32
Het diplomaresultaat ligt voor het vmbo-t iets boven de vijftig procent (54 procent). Dat is in lijn met eerdere jaren. In 2012-2013 is echter een sterke daling zichtbaar van het aantal leerlingen dat één of meer certificaten haalt (was 27 procent, is nu 1 procent). Daardoor stijgt het percentage vmbo-t uitstromers zonder diploma of certificaat naar 44 procent. Dat negatieve resultaat roept vraagtekens op over de oorzaken. Mogelijk speelt de toename van het aantal overbelasten hier een rol in. Ook op het havo en vwo zijn veel minder certificaten uitgereikt, maar daar is het percentage gediplomeerden in 2012-2013 fors gestegen: op het havo van 66 naar 75 procent, op het vwo van 70 naar 84 procent. Dat betekent dat de toename van het percentage overbelasten op deze niveaus niet heeft geleid tot slechtere diplomaresultaten. De volgende tabellen geven een overzicht van het diplomarendement.
Tabel 3.8 – Diplomaresultaat vmbo-t Diplomaresultaat VMBO-T
Diploma Certificaat Geen diploma Onbekend
Totaal
2009-2010
2010-2011
2011-2012
2012-2013
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
27
48
32
52
35
56
21
54
6
11
8
13
17
27
1
3
14
25
20
33
11
18
17
44
9
16
1
2
-
-
-
-
56
100
61
100
63
100
39
100
Tabel 3.9 – Diplomaresultaat havo Diplomaresultaat HAVO
2009-2010
2010-2011
2011-2012
2012-2013
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
Diploma
76
54
114
66
128
66
97
75
Certificaat
21
15
23
13
42
22
6
5
Geen diploma
18
13
36
21
25
13
27
21
Onbekend
26
18
-
-
-
-
-
-
141
100
173
100
195
100
130
100
Totaal
33
Tabel 3.10 – Diplomaresultaat vwo Diplomaresultaat VWO
Diploma
2009-2010
2010-2011
2011-2012
2012-2013
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
51
70
53
71
55
70
68
84
Certificaat
6
8
8
11
14
18
6
7
Geen diploma
8
11
14
19
10
13
7
9
Onbekend
8
11
-
-
-
-
-
-
73
100
75
100
79
100
81
100
Totaal
Situatie na het verlaten van het Flex College Na het behalen van het diploma hebben havo- en vwo-leerlingen ook de startkwalificatie binnen. Voor de vmbo-t-ers geldt dat niet; zij moeten voor het behalen van een startkwalificatie verder studeren in het mbo (of havo). Het aantal leerlingen dat, na uitstroom van het vmbo-t, niet start met een vervolgopleiding is in 2012-2013 gedaald naar 20 procent (was ongeveer 33 procent). De meeste leerlingen starten in het mbo, veelal op niveau 3 of 4. Een fors deel van de leerlingen (circa 42 procent) die starten in het mbo heeft op het VAVO geen diploma behaald. Dit kan in de toekomst mogelijk problemen geven vanwege de, eerder besproken, beperking van de ongediplomeerde instroom in het mbo. De leerlingen die met een vervolgopleiding starten zijn in merendeel succesvol: het VSV-percengtage ligt niet hoger dan het landelijk gemiddelde en loopt na enkele jaren ook niet sterk op. Figuur 3.4 geeft dit grafisch weer.
34
Figuur 3.4 – Situatie van VAVO vmbo-t-leerlingen na het verlaten van het Flex College (absolute aantallen in de balken, onderin de percentages) Jaar uitstroom
Situatie gestart
09-10
4
10-11
4
26
15
4
11-12
3
30
18
4
12-13
3
0%
30
11
Na 1 jaar
6
25
7
50%
100% 0%
24
Na 2 jaar
13
7
26
15
8
23
15
50% 1
100% 0%
Startkwalificatie
33
Na 3 jaar
19 14
50%
In opleiding
9
12
11
9
20
100% 0%
50%
5
100%
VSV
Bijna 40 procent van de uitstromers uit 2009-2010 heeft inmiddels een startkwalificatie behaald. Uitzondering op het rendement op lange termijn lijken de uitstromers uit 2010-2011 te zijn, daar is het percentage VSV-ers na 2 jaar opgelopen tot bijna de helft van het aantal leerlingen. Het is niet duidelijk welke redenen hieraan ten grondslag liggen.
3.5
Conclusies
In dit hoofdstuk is beschreven hoe het extern rendement van het Flex College eruit ziet. Hieronder staat een puntsgewijs overzicht van de belangrijkste conclusies. VMBO Op het VMBO zijn in 2012-2013 minder leerlingen doorgestroomd naar een vervolgopleiding en meer richting hulpverlening. Binnen de groep leerlingen die wel doorstromen naar vervolgonderwijs, is een toename richting VSO/praktijkonderwijs zichtbaar. Het diplomarendement van het VMBO is vergelijkbaar met voorgaande jaren en niet slecht gezien de zwaarte van de doelgroep. Met het verdwijnen van de drempelloze instroom in het mbo is het in de toekomst voor leerlingen zonder diploma niet zonder meer mogelijk om door te stromen naar het mbo op niveau 2. Dat vergroot het risico op VSV.
35
Hoewel het percentage VSV-ers op termijn niet veel boven de norm van mboniveau 2 ligt, blijven de VSV-ers een aandachtspunt. Het Flex College slaagt er niet altijd in om de overdracht naar een vervolg sluitend te krijgen.
AKA Leerlingen in de AKA hebben meestal te maken met zware en gestapelde problematiek. Bij veel leerlingen speelt ook het cognitieve niveau nog een belemmerende rol in het behalen van een diploma. In het algemeen hebben de leerlingen weinig kans op het behalen van een diploma en succes in het vervolgonderwijs (veel VSV, weinig startkwalificaties). In 2012-2013 is het diplomarendement gedaald. De beperkte kansen op succes in het (vervolg)onderwijs vragen om een meer gedifferentieerde aanpak in de opleiding, met veel meer aandacht voor uitstroom richting arbeid. De komst van de entreeopleiding per 1 augustus 2014 biedt hier kansen voor. Eigenwijs Het diplomaresultaat van Eigenwijs is in 2012-2013 gedaald. Op dit moment stroomt een relatief groot deel van de leerlingen niet uit naar vervolgonderwijs. Onder leerlingen die dat wel doen heeft een behoorlijk deel geen diploma, dat kan een probleem worden als de drempelloze instroom in het mbo binnenkort verdwijnt. Leerlingen die bij uitstroom al kiezen voor een vervolgopleiding zijn daar relatief succesvol. Op lange termijn kiest bovendien een deel van de oud-leerlingen van Eigenwijs alsnog voor een opleiding. VAVO Binnen het vmbo-t van het VAVO is in 2012-2013 het aantal leerlingen zonder resultaat toegenomen tot 44 procent. Dat is vooral een gevolg van een daling van het aantal leerlingen dat het vmbo-t afsluit met één of meerdere certificaten. Het is onduidelijk welke oorzaken hieraan ten grondslag liggen, maar mogelijk speelt ook het toegenomen aantal overbelasten hier een rol in. Op langere termijn zijn de leerlingen van het vmbo-t merendeels succesvol. Desondanks is het belangrijk om te blijven sturen op diploma’s. Net als bij Eigenwijs en het VMBO kan het verdwijnen van de drempelloze instroom in het mbo ertoe leiden dat leerlingen niet zonder meer nog kunnen doorstromen naar het mbo.
36
4 Conclusies en aanbevelingen
4.1
Conclusies
1. Het Flex College is bedoeld voor overbelaste leerlingen die in het reguliere VO niet adequaat geholpen kunnen worden, maar ook niet in aanmerking komen voor een plek in het speciaal onderwijs. In de context van Passend Onderwijs neemt het Flex College een ‘middenpositie’ tussen lichte en zware ondersteuning. In het algemeen slaagt het Flex College er goed in om deze rol te vervullen. Vrijwel alle leerlingen vallen binnen de definitie van overbelast. Wel is in deze meting een toename zichtbaar van leerlingen die niet doorstromen naar regulier vervolgonderwijs, maar naar hulpverlening of VSO. In de toekomst zal de tussenpositie van het Flex College in het geheel van de (lichte en zware) ondersteuning mogelijk opnieuw ‘geijkt’ moeten worden als in het voortgezet en speciaal onderwijs de niveaus van ondersteuning opnieuw worden vastgesteld. De toegenomen doorstroom naar VSO en de introductie in 2013-2014 van een praktijkonderwijs-variant binnen het Flex College zijn daarvoor wellicht eerste signalen. 2. Het diplomarendement is bij het VMBO vergelijkbaar met voorgaande jaren, maar is gedaald bij Eigenwijs en in de AKA. Bij het vmbo-t van het VAVO is het percentage gediplomeerden gelijk gebleven, maar het aandeel leerlingen zonder resultaat gestegen. In alle programma’s stromen echter ook leerlingen ongediplomeerd door naar het mbo. Dit zal met het verdwijnen van de drempelloze instroom in het mbo veel lastiger worden. 3. Op langere termijn is het resultaat van oud-leerlingen van het Flex College wisselend. Uitstromers vanuit het VMBO doen het in termen van VSV, gezien hun problematiek, niet veel slechter in vergelijking met overige studenten op mbo-niveau 2. Ook oud-leerlingen van Eigenwijs en het VAVO vmbo-t die doorstromen naar vervolgonderwijs doen het daar relatief goed. Desondanks blijven de VSV-ers een aandachtspunt, met name degenen die nog leer- of kwalificatieplichtig zijn. 4. Leerlingen van de AKA zijn vaak niet succesvol en slagen er dikwijls niet in een vervolgopleiding af te ronden. Het rendement van de AKA zou daarom gebaat zijn bij een sterkere focus op uitstroom naar werk. De nieuwe entreeopleiding biedt daar ruimte voor. Het is echter de vraag hoe de entreeopleiding wordt ingericht voor de doelgroep van overbelaste jongeren. Dat is ten dele afhankelijke van lokaal/regionaal beleid en ten dele van de plannen die het ministerie daarover (en over de bredere doelgroep van kwetsbare jongeren) zal presenteren.
37
5. Bij het VAVO is een verdere toename van het aandeel overbelasten zichtbaar. Bijna de helft van de nieuwe VAVO-leerlingen in 2012-2013 is overbelast te noemen. Dit roept vragen op over de ondersteuning die het VAVO voor deze leerlingen kan bieden.
4.2
Aanbevelingen
1. Door Passend Onderwijs verschuiven de criteria voor niveaus van ondersteuning. Het Flex College neemt een tussenpositie in tussen regulier en speciaal voortgezet onderwijs. De verschuivingen stellen nieuwe eisen aan de toelatingsprocedure voor het Flex College. Tot nu toe was een belangrijk criterium in de toelating of de ondersteuningsbehoefte van de leerling wel ‘zwaar genoeg’ was. In de context van Passend Onderwijs moet de rol en positie van het Flex College deels opnieuw worden geijkt. Daarom is het raadzaam de hele procedure van verwijzing en toelating opnieuw te bekijken en de komende jaren zorgvuldig te monitoren. 2. De veranderde instroomregels voor het mbo maken het diplomaresultaat van het Flex College nog belangrijker. Om door te kunnen stromen zal in de toekomst vaker het diploma een vereiste zijn. Daarom is de aanbeveling om nog meer dan voorheen het accent op het diplomaresultaat te leggen. Het ‘normaliseren’ van de leerling in termen van gedrag, motivatie en studiehouding blijft daarnaast onverminderd relevant. 3. De overgang naar vervolgonderwijs blijft een risicomoment voor de leerlingen van het Flex College. Daarom is (nog) meer inzet nodig, ook van andere partijen, om de overgang beter te laten verlopen. Dat geldt niet alleen voor de overgang naar het mbo, maar ook voor die naar hbo en voor de terugplaatsing naar het overige VO, met name vmbo-t en havo. 4. Er zijn relatief veel leerlingen uit het vmbo-t en havo met zwaardere problematiek die ongediplomeerd uitvallen. Zij komen nu deels bij Eigenwijs en deels bij het VAVO terecht. Buiten het Flex College hebben ook de St. Jorisschool en het VSO een rol in de opvang van deze leerlingen. Het verdient aanbeveling om deze problematiek in samenhang te bekijken en tot een gezamenlijke aanpak te komen. Daarbij gaat het ook om het voorkomen van ongediplomeerde uitstroom en het zorgdragen voor passende ondersteuning. Het diplomaresultaat van deze leerlingen ligt relatief laag, zowel bij Eigenwijs als bij het VAVO. Ook in dat opzicht is er reden om tot afspraken voor verbetering en preventie te komen.
38
5. In de vorige meting is reeds gewezen op het lage diplomaresultaat van de AKA en de geringe kansen van doorstromers in het mbo. Inmiddels is besloten dat in schooljaar 2014-2015 de AKA (dan entreeopleiding) geen deel meer zal uitmaken van het Flex College. De verandering biedt mogelijk kansen om de opleiding te herpositioneren en de kansen op succes en succesvolle doorstroom te vergroten voor de deelnemers. De komst van de entreeopleiding gaat echter ook gepaard met onzekerheid over de mogelijkheden voor overbelaste leerlingen uit het VO (met name vmbo) voor wie instroom in de entree wellicht niet zonder meer haalbaar is. In samenspraak met alle betrokken partijen zou bezien moeten worden welke rol het Flex College heeft in de opvang van leerlingen die qua leeftijd of problematiek (nog) niet naar de entreeopleiding kunnen.
39
Bijlage 1 – Methodiek van de probleemprofielen
Er is er sprake van hiërarchisch geordende profielen, zodat voor elk persoon maar één profiel van toepassing is. De typologie bestaat uit vijf hoofdcategorieën (profielen), namelijk gedragsproblematiek, persoonlijke problematiek, problemen in de studiehouding, problemen met het niveau en loopbaanproblematiek. De zesde categorie bestaat uit overige problematiek. In elk van de hoofdcategorieën vallen diverse soorten problemen. In het profiel Gedragsproblematiek zijn alle vormen van problemen in het gedrag en sociaalemotionele problemen opgenomen. De meeste geïndiceerde stoornissen, zoals stoornissen in het autistismespectrum en veelvoorkomende stoornissen als ADHD en ADD, vallen binnen dit profiel. Het profiel Persoonlijke problematiek omvat problemen in de thuis- of gezinssituatie, gezondheidsproblemen, inclusief fysieke beperkingen, verslavingsproblemen en financiële problemen. De genoemde twee profielen hebben betrekking op de persoon zelf en op zijn of haar privésituatie. De andere drie profielen gaan over de studie. Problemen met de studiehouding/vaardigheden omvat problemen rondom motivatie, leerhouding en verzuim. Het profiel Problemen met het studieniveau verwijst expliciet naar problemen door leerachterstanden, een te hoog studieniveau en problemen met de Nederlandse taal. Het laatste profiel van de Loopbaanproblematiek heeft betrekking op studiekeuzeproblemen en studiewisselingen, inclusief afstroom. De namen van de profielen zijn zo gekozen dat ze de hoofdmoot van de problemen binnen het profiel omvatten. Dat pakt niet altijd gelukkig uit, omdat bijvoorbeeld onder de noemer gedragsproblematiek ook een flink deel geestelijke gezondheidsproblematiek opgenomen is. De aanduiding gedragsproblematiek is dan ook geen classificatie van problemen, maar louter een verzamelbegrip.
41
Het schema hieronder geeft weer welke problemen horen bij welk profiel: Gedragsproblematiek
42
agressief, boos, ruziezoeker brutaal druk niet luisteren, zich niet aan regels houden komt afspraken niet na pesten leugenachtig gedrag onverantwoordelijk (niet aanspreekbaar op gedrag) beïnvloedbaar kan niet goed tegen kritiek geen zelfinzicht te laag empathisch vermogen, niet in kunnen leven in anderen wisselend gedrag / labiel niet leeftijdsadequaat gedrag onvoldoende impulscontrole eenzaam stil, gesloten faalangst weinig zelfvertrouwen (laag zelfbeeld) wordt gepest problemen met sociale contacten/sociale vaardigheden niet weerbaar, te weinig assertief depressief gedrag star/rigide communicatieproblemen problemen met conflicthantering stress/prikkelgevoeligheid angsten/paniek autoriteitsprobleem andere specifieke problemen gedragsproblemen / sociaal-emotionele problemen algemeen
Persoonlijke problematiek
problemen in thuissituatie/gezinssituatie gescheiden ouders gestorven ouder(s) agressieve ouder(s)/broer(s)/zus(sen) ziekte / handicap ouder(s)/broer(s)/zus(sen) (ook psychisch) verslavingsproblemen ouder(s)/broer(s)/zus(sen) (bv. alcohol, drugs) financiële problemen / schuldsanering thuis ouder(s)/broer(s)/zus(sen) in detentie veel ruzie in thuissituatie pedagogische onmacht bij ouder(s) gezin/opvoeding biedt geen structuur geen steun van thuis in crisisopvang (gezeten) gezinsvoogd leerling/student heeft kind zwangerschap of abortus andere specifieke problemen problemen in thuissituatie algemeen problemen in lichamelijke situatie (medisch/gezondheid) chronische ziekte motorische beperking (bijv. in rolstoel, verlamming, spasmes, evenwichts/stoornis) visuele beperking (bijv. (gedeeltelijk) blind) auditieve beperking (bijv. (gedeeltelijk) doof) energetische beperking (bijv. vermoeidheidsklachten) beperking in spreken of taalgebruik (bijv. stotteren, afasie) geheugenbeperking chronische pijn Niet Aangeboren Hersenletsel (NAH) Aangeboren Hersenletsel andere specifieke klachten problemen / klachten met gezondheid algemeen problemen met verslaving alcoholverslaving drugsverslaving computer/ game verslaving (bv. internet, chatten, (online) games) gokverslaving andere specifieke verslaving verslaving algemeen problemen met financiën schulden onvoldoende inkomen andere specifieke financiële problemen problemen met financiën algemeen
43
Problemen in de studiehouding / studievaardigheden
Niveauproblematiek
problemen met Nederlandse taal leerachterstand(en) taal (technisch lezen, begrijpend lezen, spelling ≥ 0.25) leerachterstand rekenen (≥ 0.25) andere specifieke problemen
Loopbaanproblematiek
problemen met studie/beroepskeuze andere specifieke loopbaanproblemen loopbaanproblemen algemeen
motivatieproblemen concentratieproblemen nooit op tijd werk af (tempo) verzuimt / spijbelt veel weinig doorzettingsvermogen onzelfstandig problemen/moeite met plannen heeft geen structuur andere specifieke problemen problemen met studiehouding algemeen
Figuur 1 – Overzicht hiërarchische ordening problematiek
44
Bijlage 2 – Toelichting cohortbenadering bij instroom
Een cohort omvat alle instroom gedurende een schooljaar. In de eerste en tweede meting was het nog niet mogelijk afzonderlijke cohorten te registreren. Hieronder volgt een overzicht van de tot nu toe verrichte metingen: 1. De eerste meting omvat alle leerlingen die bij het begin van het schooljaar 2009-2010 stonden ingeschreven (peildatum 1 oktober 2009). Het gaat om leerlingen die ingestroomd zijn bij het begin van dat schooljaar, maar voor een groot deel ook in de voorgaande jaren. 2. De tweede meting alle leerlingen die na 1 oktober 2009 zijn ingestroomd in schooljaar 2009-2010, plus de groep die nieuw is ingestroomd bij de start van schooljaar 2010-2011 (peildatum 1 oktober 2010). 3. De derde meting omvat twee cohorten: cohort 2010-2011 (gehele groep, incl. het deel uit de tweede meting) en cohort 2011-2012. Alle instroom gedurende een schooljaar wordt bij elkaar genomen als één cohort. Cohort 2010-2011 bestaat uit 436 nieuwe leerlingen en cohort 2011-2012 uit 401 nieuwe leerlingen.16 4. De vierde meting bestaat uit alle instroom in het schooljaar 2012-2013. Het gaat in totaal om 400 nieuwe leerlingen.
16 Leerlingen die zijn doorgestroomd/geswitcht van programma, worden bij het betreffende programma niet als nieuwe instroom meegerekend. Het zijn immers leerlingen die al eerder op het Flex College zijn gestart.
45
Het Samenwerkingsverband VO-VSO Nijmegen e.o. heeft de verantwoordelijkheid om zorgleerlingen in de regio passend onderwijs en passende ondersteuning te bieden. Voor leerlingen (12+) waarbij dit niet binnen de setting van regulier voortgezet onderwijs geboden kan worden, maar die ook niet voldoen aan de criteria om toegelaten te worden tot een vorm van speciaal onderwijs is er het Flex College. Het Flex College is een onderwijsvoorziening van de gezamenlijke besturen van het Samenwerkingsverband. Het onderwijs richt zich op de terugkeer naar het reguliere onderwijs, het behalen van een startkwalificatie of toeleiding naar arbeid. De leerlingen van het Flex College worden gevolgd in de VSV-monitor regio Nijmegen. In dit rapport wordt verslag gedaan van de vierde meting; deze heeft betrekking op het schooljaar 2012-2013. In het onderzoek is bekeken in hoeverre de leerlingen van het Flex College voldoen aan het profiel van zware en gestapelde problematiek. Daarnaast is net als in eerdere metingen naar het extern rendement gekeken. Dit verwijst naar behaalde diploma’s, het vervolgen van de schoolloopbaan in vo of mbo en het (op termijn) behalen van een startkwalificatie. Door de jaarlijkse monitoring zijn inmiddels vier jaargroepen te vergelijken. In de rapportage wordt een doorkijk gegeven op de invoering van Passend Onderwijs: welke rol en positie neemt het Flex College in het geheel van (lichte en zware) ondersteuning in? En wat zijn kansen en bedreigingen met betrekking tot de instroom in het Flex College en de doorstroom naar vervolgonderwijs?
Gemeente Nijmegen Afdeling Maatschappelijke Ontwikkeling
Bijlage 1: Doel subsidie Doel subsidie Mogelijk maken dat het Flex College in 2015 aan overbelaste jongeren afkomstig van de Nijmeegse VO scholen passend maatwerk biedt, zodat wordt voorkomen dat deze jongeren uitvallen uit het onderwijs.
Producten/activiteiten: De subsidie is bestemd voor: met name groepsverkleining.
Te leveren prestaties Over de activiteiten die u gaat uitvoeren hebben wij het volgende afgesproken: Ten behoeve van de overbelaste leerling verstrekt de gemeente in 2015 een subsidie aan het Samenwerkingsverband VO-VSO. De beschikbare middelen moeten exclusief besteed worden aan het Flex College. Het Flex College levert in 2015 de volgende prestaties: 1. Het Flex College verzorgt passende maatwerk trajecten voor ruim 150 overbelaste leerlingen (gemiddelde bezetting op jaarbasis) op de locatie S20, Streekweg 20, Nijmegen (Pro -> VMBO) en de locatie Eigenwijs, Dobbelman weg 7, Nijmegen (VMBO-t -> VWO), De gemeente verstrekt een aanvullende bijdrage: aanvullend op de bekostiging van ‘geld volgt leerling’ 2. Het ‘geld volgt leerling’ principe wordt voor 100% gehanteerd. 3. Er moet gestreefd worden naar zo min mogelijk leerlingen op het Flex College. Opvang van de overbelaste leerling moet zo veel mogelijk plaatsvinden binnen het reguliere onderwijs. De verblijfsduur op het Flex College is zo kort mogelijk. 4. Het Flex College zorgt voor goede aansluiting op de zorgstructuur van het (vervolg)onderwijs. 5. Het Flex College maakt de prestaties inzichtelijk aan de hand van de rendementsmonitor die 2 is ontwikkeld door KBA . Dit betekent dat de volgende aspecten zichtbaar worden gemaakt: • Extern rendement Flex College • Intern rendement Flex College • Omgevingsrendement Flex College De uitstroom van de leerlingen op het Flex College (zowel tussentijdse uitstroom als aan het eind van een schooljaar) wordt in kaart gebracht aan de hand van de monitor, waarbij in beginsel de onderstaande zes genoemde resultaten als succesvol gelden. Het percentage leerlingen dat één van de zes succesvolle resultaten behaalt moet minimaal gelijk blijven, dan wel elk jaar toenemen: • Het behalen van het diploma van het gevolgde programma • Het succesvol schakelen naar een vervolgopleiding (Mbo, vmbo, havo/vwo) • Het succesvol schakelen naar betaald werk, mogelijk via de Entree-opleiding of in samenwerking met andere partijen. • Het in het vervolgtraject behalen van een startkwalificatie (Havo, VWO,Mbo niveau 2) • Het in het vervolgtraject behalen van een diploma (havo/vwo) • Het in het vervolgtraject behouden van betaald werk, mogelijk via de Entree-opleiding of in samenwerking met andere partijen.
2
Rapport Rendement van het Flex College, Nulmeting en evaluatie (KBA maart 2010) SAMC01
Gemeente Nijmegen Afdeling Maatschappelijke Ontwikkeling
Vervolg te leveren prestaties 6. Het Flex College zorgt voor een heldere begroting van het Flex College als geheel. 7. Het Flex College werkt loyaal mee aan het behalen van een maximale declaratie van de oude ESF subsidies. Zij voert hiertoe – voor zolang als de huidige regeling dit vraagt - een ESF proof administratie.
Overige afspraken Conform de afspraken tussen gemeente Nijmegen en VO-besturen in het kader van de Onderzoeksopdracht Onderwijs & Ondersteuning Jeugd, maken de gemeente Nijmegen en het Samenwerkingsverband VO-VSO Nijmegen e.o. uiterlijk oktober 2015 afspraken over de meerjarige subsidieverlening van het Flex College voor 2016 en verdere jaren.
SAMC01
Gemeente Nijmegen Afdeling Maatschappelijke Ontwikkeling
Bijlage 2: Verplichtingen Verantwoording Tijdens de subsidieperiode is er een aantal momenten waarop u zich moet verantwoorden. In onderstaand overzicht leest u wat u wanneer moet aanleveren. Insturen vóór:
Wat insturen?
15 jan.
2016
Gerealiseerde prestaties
1 juni
2016
Verslag van de gerealiseerde activiteiten en de jaarrekening
1 juni
2016
Goedkeurende controleverklaring
Specificatie van de tabel Vóór 1 september moet u een schriftelijke rapportage aanleveren over de activiteiten in de eerste zes maanden van het jaar. Voor de 2e helft van het jaar moet u een prognose afgeven. Vóór 15 januari moet u een kort overzicht van de uitgevoerde activiteiten aanleveren. Vóór 1 juni moet u een verantwoording over het voorgaande subsidiejaar insturen. Aan de hand van deze verantwoording wordt het definitieve subsidiebedrag vastgesteld. De volgende stukken moeten door het bestuur worden ondertekend en ingediend: een verslag van de gerealiseerde activiteiten met daarin een beschrijving van de werkwijze en het resultaat; een financieel overzicht waaruit blijkt hoe de subsidie is besteed; een jaarrekening over het subsidiejaar, met daarin minimaal een staat van baten en lasten, een balans en een toelichting. In het verslag van de gerealiseerde activiteiten moet u ingaan op de prestaties en afspraken die in de subsidiebeschikking zijn opgenomen. Controleverklaring Bij een totaal aan subsidies boven de € 100.000,00 per jaar moet u bij de verantwoording een controleverklaring voegen. Hierin geeft de accountant een oordeel over: hoe u de Nijmeegse Kaderverordening Subsidieverstrekking (2011) en het Uitvoeringsvoorschrift subsidies Directie Inwoners gemeente Nijmegen 2011 heeft nageleefd; hoe u de nadere voorschriften en aanwijzingen van de subsidiebeschikking heeft nageleefd; of u de subsidie heeft besteed voor het doel waarvoor deze is verleend. Meldingsplicht Op het moment dat duidelijk is dat u niet of niet geheel aan de subsidieverplichtingen kunt voldoen, moet u dat schriftelijk melden bij: College van burgemeester en wethouders Gemeente Nijmegen Postbus 9105 6500 HG Nijmegen Overschotten, tekorten en reservevorming Voor overschotten, tekorten en reservevorming, die verband houden met het gemeentelijk subsidiedeel, gelden de volgende regels: Exploitatieoverschotten en -tekorten komen voor rekening van uw instelling. Deze worden toegevoegd of onttrokken aan de algemene (egalisatie)reserve. Wanneer het eigen vermogen op 31 december van het subsidiejaar hoger is dan € 5.000,00 dan mag dit niet meer bedragen dan 10% van de omzet. Als dit het geval is dan wordt dit bij de vaststelling van de subsidie mee in overweging genomen.
SAMC01