Stuurgroep Noordzeekanaalgebied Projectgroep Scheepsafvalstoffen
Draaiboek handhaving afvalstoffen van de zeescheepvaart
Aan dit draaiboek en eventueel aangehechte bijlage(s) kunnen geen rechten worden ontleend.
Voorwoord.
Voor u ligt een eerste versie van een draaiboek “handhaving afvalstoffen van de zeescheepvaart”. Het is het resultaat van een projectgroep van toezichthouders uit de dagelijkse praktijk. Naar aanleiding van het incident rondom de Probo Koala, waarbij onvoldoende samenwerking tussen de verschillende diensten is geconstateerd, is op initiatief van de VROM-Inspectie Noord-West en onder de vlag van de regionale stuurgroep Noordzeekanaalgebied de reeds bestaande samenwerking aangewend om tot een praktisch uitvoerbaar draaiboek te komen. Daarbij is aansluiting gezocht met partners uit de regio Rotterdam en de Inspectie Verkeer en Waterstaat, om via gezamenlijke expertise te komen tot een landelijk gedeelde werkwijze. Dit is dus geknipte tekst uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. De problematiek rondom de Probo Koala had met name betrekking op afvalstoffen, afkomstig van residuen van vloeibare lading. De werkgroep heeft vanuit pragmatisch oogpunt de problematiek rondom afvalstoffen van zeeschepen breder benaderd en ook de afvalstoffen, die vrijkomen tijdens het reguliere bedrijf aan boord van een zeeschip, in beschouwing genomen. Ook omdat vanuit milieuoogpunt naast de case van de Probo Koala diverse malen de kwestie van reguliere bedrijfsafvalstoffen van zeeschepen in het kader van de zogenaamde HOI-richtlijn 2000/59/EC op de politieke agenda stond en nog steeds staat. Dit is dus geknipte tekst uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. Tijdens de sessies van de projectgroep ontstond al snel het inzicht, dat de problematiek rondom afvalstoffen van zeeschepen een ketenbenadering vereist. In elke fase van deze keten, onderscheiden in ontdoener (zeeschip), inzameling en verwerking, gelden namelijk verschillende wet- en regelgeving met verschillen in definities. Ook zijn andere bevoegde autoriteiten aan zet en is andere expertise benodigd. Een ketenbenadering veronderstelt samenwerking, onderlinge informatie-uitwisseling en het besef dat in elke fase van de keten andere begrippen en definities gelden. Dit is dus geknipte tekst uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. De projectgroep heeft vanuit het doel van voorkoming van illegale lozingen, vervuiling van het milieu en mogelijke gezondheidsrisico’s in elke fase van de keten gekozen voor een benadering van risico gestuurd toezicht, waarbij vanuit de aanwezige expertise en ervaringen de risicomomenten in deze fases zijn benoemd. Dit is dus geknipte tekst uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. De benadering van afvalstoffen afkomstig van zeeschepen via dit model heeft gevolgen voor de benodigde capaciteit en middelen van de betrokken diensten en kent enige belemmeringen als het gaat om benodigde bevoegdheden om op deze wijze te werken. Daarnaast is dit model een inschatting van de werkgroep vanuit de aanwezige expertise; toetsing aan de praktijk dient echter nog plaats te vinden. Werken volgens dit model voorziet in samenwerken met de verschillende partners in de keten en bewerkstelligt dat dubbele controles worden voorkomen en er effectief en efficiënt wordt gehandhaafd. Wel zal het aantal inspecties, dat door de overheid moet worden gedaan bij deze werkwijze naar inschatting van de projectgroep toenemen, hetgeen zoals al genoemd extra capaciteit en middelen (en dus extra kosten) zal vergen. Dit is dus geknipte tekst uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart.
Alvorens er een beslissing genomen kan worden om het voorgestelde model als reguliere werkwijze te gaan hanteren, zal het in de praktijk moeten worden getoetst. De projectgroep stelt daarom voor een aantal pilots uit te voeren op basis van dit draaiboek. De pilots zouden zowel in de regio’s Amsterdam als Rotterdam moeten plaatsvinden en zowel betrekking moeten hebben op afval afkomstig van residuen van vloeibare lading als de reguliere bedrijfsafvalstoffen van zeeschepen. Tijdens de uitvoering van de pilots kunnen de veronderstelde verbeterpunten beter in kaart worden gebracht en de schattingen van benodigde capaciteit en middelen in de praktijk worden getoetst. Bovenal zal een beeld ontstaan of werken via dit model resultaten oplevert vanuit de beoogde doelstelling: voorkoming van illegale lozingen, vervuiling van het milieu en mogelijke gezondheidsrisico’s. Dit is dus geknipte tekst uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. Commitment van de directies van de betrokken toezichthoudende instanties zal nodig zijn, om over te gaan tot uitvoering van de beoogde pilots, aangezien dit beslag zal leggen op capaciteit en middelen en de uitvoering zal moeten passen in de jaarplannen van deze instanties. Dit is dus geknipte tekst uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. Daarnaast zal na de uitvoering van de pilots politiek commitment nodig zijn ten aanzien van het feit, dat uit de evaluatie van de pilotprojecten resultaten naar voren kunnen komen, die gevolgen hebben voor een wijziging van de bestaande reguliere werkwijzes en gestelde prioriteiten, alsmede mogelijke aanpassingen van verantwoordelijkheden en bevoegdheden in vigerende wetgeving. Aangezien afvalstoffen van de zeescheepvaart een bredere reikwijdte hebben dan alléén de Nederlandse zeehavens, zal bij deze politieke overweging in ieder geval aandacht moeten zijn voor de situatie met betrekking tot regelgeving en handhavingsniveau’s in andere Europese zeehavens. Dit is dus geknipte tekst uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. De projectgroep
Management samenvatting. Na het incident met afval afkomstig van de Probo Koala is o.a. geconstateerd dat er onvoldoende samenwerking bestaat tussen de verschillende inspectiediensten. Om deze reden is op initiatief van de VROM-Inspectie Noord-West een praktisch uitvoerbaar draaiboek opgesteld voor de betrokken inspectiediensten. Het “Draaiboek handhaving afvalstoffen van de zeescheepvaart” is een product van een projectgroep van toezichthouders uit de dagelijkse praktijk uit de regio’s Amsterdam en Rotterdam. De projectgroep heeft van februari 2007 tot 6 juni 2007 onderzocht welke samenwerking nodig is om de kans op milieucalamiteiten (door illegale lozing, vervuiling, gezondheidsrisico’s, verkeerd inzamelen of verwerken) op het gebied van afvalstoffen van zeeschepen te beperken. Om dit te bereiken zal de samenwerking tussen partners verbeterd dienen te worden door het opstellen van dit draaiboek en dit in de praktijk toetsen met pilots. Daarnaast zijn de rollen van de inspectiediensten geïnventariseerd en zijn de huidige risico’s in beeld gebracht tijdens de handhaving. De projectgroep beoogt een landelijke afstemming en harmonisatie bij de inspectiediensten. Wetgeving en handhaving In het draaiboek wordt beschreven welke wetgeving en handhaving van toepassing is in de keten van scheepsafvalstoffen. Hieruit blijkt onder meer dat er 5 verschillende categorie indelingen zijn voor 12 verschillende afvalstromen. De verschillende indelingen zijn opgenomen in regelgeving die in de verschillende fasen van de keten van toepassing zijn. Zo is de internationale wetgeving van toepassing bij de afgifte door het zeeschip, maar ook nationale wetgeving voor het transport en verwerking van het afval beschreven. In dit draaiboek worden de urgentie van handhaving beschreven in 4 handhavingniveaus (normaal, aandacht, verdenking en afbouw). Bij een (dreigende) crisis wordt opgeschaald naar de crisisorganisaties. Keten De keten van afvalstoffen van de zeescheepvaart kent een drietal duidelijk te onderscheiden fasen: de ontdoener (het zeeschip), de inzamelaar en de be-/verwerker van afvalstoffen. Iedere fase kent afzonderlijke wet- en regelgeving, verschillende bevoegde gezagen en dus verschillende toezichthoudende instanties. De eerste fase is een zeeschip dat afval genereert. Dit kan afval zijn afkomstig door de normale bedrijfsvoering van het schip (bijvoorbeeld machinekamerolie, huisvuil en sanitair afvalwater), of door de lading. De meeste koopvaardijschepen dienen de bezoekende havenautoriteit vooraf te informeren over de aanwezige hoeveelheid afval en welke afvalstromen het schip af gaat geven in de haven. De havenautoriteit heeft hierin een administratieve functie en is niet aangewezen als toezichthouder. Het toezicht op de naleving in de haven voor de afgifte van afval door zeeschepen is een taak van de Inspectie Verkeer en Waterstaat. Onder haar toezichttaak vallen zeeschepen onder Nederlandse vlag, maar ook zeeschepen onder vreemde vlag die een Nederlandse zeehaven aandoen. Indien zeeschepen afval willen afgeven in een Nederlandse haven, dient dit te gebeuren aan een havenontvangstvoorziening (HOV). Alle Nederlandse zeehavens hebben HOV’s aangewezen voor het inzamelen van afvalstoffen van zeeschepen. De inzamelaars van scheepsafvalstoffen dienen tevens te
beschikken over een inzamelvergunning op grond van de Wet milieubeheer (Wm), welke door de Minister van VROM wordt verleend. In de inzamelfase (Wm) zijn alle afvalstoffen die van een schip komen scheepsafvalstoffen; hierin wordt geen onderscheid gemaakt tussen ladingresiduen en afvalstoffen die vrijkomen uit de bedrijfsvoering van het zeeschip, zoals in de internationale wetgeving voor zeeschepen. De feitelijke acceptatie is het moment waarop de afvalstoffen via de afgifteflens het schip verlaten en de inzamelaar alle verantwoordelijkheden overneemt van de ontdoener. De VROM-Inspectie heeft op grond van de Wm tot taak toe te zien op het vervoeren, inzamelen, verhandelen en bemiddelen van of in afvalstoffen aan de landzijde. Uiteindelijk moeten de afvalstoffen van de zeescheepvaart worden be- en/of verwerkt. Bedrijven die zich bezighouden met de opslag en be- en verwerking of verwijdering van buiten de inrichting afkomstige afvalstoffen moeten beschikken over een provinciale Wm vergunning en een Wvo vergunning verleend door de waterkwaliteitsbeheerder. Het beleid voor de doelmatigheidsbeoordeling van een Wm vergunningaanvraag voor het opslaan, be- en verwerken of vernietigen van gevaarlijke afvalstoffen is nader uitgewerkt in het Landelijk afvalbeheers Plan (LAP). In principe verleent Gedeputeerde Staten een Wm-vergunning aan dergelijke bedrijven (provincie Noord-Holland en provincie Zuid-Holland). De bevoegdheid vergunning te verlenen voor afvalverwerkende bedrijven te Amsterdam, is gedelegeerd aan het College van Burgemeester en Wethouders van Amsterdam (Dienst Milieu en Bouwtoezicht). Voor Rotterdam-Rijnmond ligt deze verantwoordelijkheid bij de DCMR Milieudienst Rijnmond, namens de provincie Zuid-Holland. Risico analyse Met het inzicht in de keten is vervolgens een risicoanalyse uitgevoerd. De keten kent een aantal duidelijke risicomomenten waar de handhaving op moet worden toegespitst. Als een schip binnenkomt in de haven is er een verhoogd risico, indien: ☻ het schip op een lijst van veroordeelden voorkomt; ☻ geen of een onvolledige melding doet betreffende haar afvalstoffen; ☻ als de voorgaande of de komende haven onbekend, of buiten de EU is; ☻ als de laatste haven van afgifte een langere periode terug is; ☻ wel een melding heeft gedaan maar toch besluit niet af te geven. Bij de inzameling bestaan de volgende risico’s: ☻ geen inzamelvergunning; ☻ niet naleven van de vergunningvoorschriften (m.n. acceptatievoorschriften en rapporteren of leveren van onjuiste informatie); ☻ geen vooracceptatie bij inzameling van scheepsafvalstoffen en ontbreken van wettelijke grondslag. Monstername is daarom in de inzamelvergunning niet voorgeschreven; ☻ de vooracceptatie vindt meestal plaats per fax of per e-mail. De samenstelling van het scheepsafval inclusief een schatting van de hoeveelheden en de parameters worden vooraf door een scheepsagent (namens de kapitein van het zeeschip) opgegeven. Bij de be- en verwerking bestaan de volgende risico’s: ☻ het afval kan al zijn opgeslagen in een opslagtank van het bedrijf, voordat de analyseresultaten bekend zijn. Het verwerkende bedrijf (van vloeibare afvalstromen) neemt, als het inzamelvaartuig aan de kade ligt, altijd een monster van de af te geven partijen; ☻ de opgegeven parameters door de scheepsagent niet altijd overeen met de gegevens van verwerkers. Hetzelfde geldt voor de partijen die worden afgegeven door een inzamelaar. ☻ in 99% van de gevallen worden afvalstoffen van de zeescheepvaart ingezameld als een laag risicohoudende afvalstof terwijl in veel gevallen de eigenaar onbekend is. Eén scheepsagent kan veel rederijen bedienen en bekend zijn met een veelvoud aan charteraars, waardoor tijdens één reis de lading en daarmee ook het afval diverse keren van eigenaar kan wisselen. Het is dan bijna onmogelijk om de oorspronkelijke ontdoener nog te achterhalen voor de betrokken inspectiediensten. Uitgangspunt moet zijn dat bij een onbekende ontdoener de afvalstof als hoog risico moet worden ingeschat en niet als een laag risico houdende afvalstof.
Verander en verbeterpunten Voor de werkzaamheden van de toezichthouders zijn verbeterpunten geformuleerd ten opzichte van de situatie voor de Probo Koala: ☻ Uitbreiden bevoegdheden havenbeheerder voor de afvalstoffenmelding en controlebevoegdheden; ☻ Afstemming van definities in de gehele keten van afvalstoffen van zeeschepen; ☻ Een duidelijke positionering van het Landelijke Afval Plan, m.n. acceptatiebeleid en privaatrechterlijke contracten die inzamelaars en verwerkers sluiten met ontdoeners; ☻ Status van het S-formulier vastleggen in wetgeving. Tevens is een inschatting gemaakt van de mogelijke consequenties van het doorvoeren van deze verbeterpunten. Een aantal verbeterpunten kan niet door de inspectiediensten worden doorgevoerd, maar ligt op het terrein van beleidsdirecties van de departementen van VROM en Verkeer & Waterstaat. Ten wille van de volledigheid zijn deze in onderliggend draaiboek genoemd. Communicatie De samenwerkende handhavingsafdelingen staan open voor signalen ter verbetering en zullen pro-actief optreden in de pilots. Voor de goede uitvoering van de pilots wordt voorgesteld om workshops te houden voor de betrokken medewerkers van de inspectiediensten. Daarnaast zal de projectgroep een signaalfunctie hebben naar de beleidsdirecties voor ervaringen die op worden gedaan met inhoud en overlap van regelgeving. Pilots Om te beoordelen of de risicobenadering in de praktijk werkt, worden in de periode september 2007 t/m april 2008, maximaal 5 pilots uitgevoerd. De pilots zouden zowel in regio Amsterdam als Rotterdam moeten plaatsvinden en zowel betrekking moeten hebben op afval afkomstig van residuen van vloeibare lading als wel de reguliere bedrijfsafvalstoffen van zeeschepen. Tijdens de uitvoering van de pilots kunnen de veronderstelde verbeterpunten geëvalueerd worden en in kaart gebracht wat de benodigde capaciteit en middelen zijn. Tijdens de voorgenomen pilots zal duidelijk worden of met de voorgestelde verander- en verbeterpunten een vergelijkbaar incident als met het scheepsafval van de Probo Koala wordt voorkomen.
Dit is dus geknipte tekst uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart.
VOORWOORD
MANAGEMENT SAMENVATTING
1
INLEIDING..........................................................................................................................................................11 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
2
LEESWIJZER ....................................................................................................................................................11 AANLEIDING ...................................................................................................................................................11 DOEL PROJECT ................................................................................................................................................12 STATUS EN REIKWIJDTE..................................................................................................................................13 NIVEAUS IN DE HANDHAVING .........................................................................................................................14
BESCHRIJVING VAN DE KETEN ..................................................................................................................16 2.1 INLEIDING .......................................................................................................................................................16 2.2 GEOGRAFIE EN TOPOGRAFIE ...........................................................................................................................16 2.3 ONTDOENER (HET ZEESCHIP) ..........................................................................................................................17 2.3.1 Algemeen................................................................................................................................................17 2.3.2 Meldingen door zeeschepen ...................................................................................................................17 2.3.3 Inhoud van de melding...........................................................................................................................18 2.3.4 Financiering...........................................................................................................................................18 2.3.5 Afgifteplicht............................................................................................................................................18 2.3.6 Afgifte.....................................................................................................................................................18 2.3.7 S-formulier .............................................................................................................................................19 2.3.8 Rol havenbeheerder ...............................................................................................................................19 2.3.9 Rol Inspectie Verkeer en Waterstaat......................................................................................................20 2.4 INZAMELAAR ..................................................................................................................................................21 2.4.1 Algemeen................................................................................................................................................21 2.4.2 Inzamelnetwerk ......................................................................................................................................21 2.4.3 S-formulier voor scheepsafvalstoffen .....................................................................................................22 2.4.4 Acceptatie door inzamelaars..................................................................................................................22 2.4.5 Rol van VROM inspectie ........................................................................................................................23 2.5 BE- EN VERWERKER ........................................................................................................................................24 2.5.1 Algemeen................................................................................................................................................24 2.5.2 Activiteiten van de HOI..........................................................................................................................25 2.5.3 Acceptatie van scheepsafvalstoffen door een HOI .................................................................................25 2.5.4 Be- en verwerken van scheepsafvalstoffen door een HOI ......................................................................25 2.5.5 Rol bevoegd gezag .................................................................................................................................26 2.6 DE VERSCHILLEN IN DE FASES ........................................................................................................................26
3
RISICOANALYSE ..............................................................................................................................................30 3.1 ALGEMEEN .....................................................................................................................................................30 3.2 ONTDOENER (HET ZEESCHIP) ..........................................................................................................................30 3.2.1 Algemeen................................................................................................................................................30 3.2.2 Stroomschema fase I ..............................................................................................................................32 3.2.3 Tabel Fase I ...........................................................................................................................................33 3.3 INZAMELAAR ..................................................................................................................................................34 3.3.1 Algemeen................................................................................................................................................34 3.3.2 Stroomschema Fase II............................................................................................................................36 3.3.3 Tabel fase II ...........................................................................................................................................37 3.4 BE- EN VERWERKER ........................................................................................................................................38 3.4.1 Inleiding .................................................................................................................................................38 3.4.2 Vooracceptatie scheepsafvalstoffen .......................................................................................................38 3.4.3 Hoog, matig en laagrisicohoudende afvalstoffen...................................................................................38 3.4.4 Afvoeren van een afvalstof die niet verwerkt kan worden......................................................................38 3.4.5 Tijdelijke opslag van een afvalstof die niet verwerkt kan worden..........................................................39 3.4.6 Risicomomenten .....................................................................................................................................39 3.4.7 Stroomschema fase III............................................................................................................................40 3.4.8 Tabel fase III ..........................................................................................................................................41
4
VERANDER- EN VERBETERPUNTEN..........................................................................................................42 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5
5
INLEIDING .......................................................................................................................................................42 FASE 1: ONTDOENER (HET ZEESCHIP)..............................................................................................................42 FASE 2: INZAMELAAR .....................................................................................................................................44 FASE 3: BE- EN VERWERKER ...........................................................................................................................45 ALGEMENE VERBETERPUNTEN........................................................................................................................46
COMMUNICATIE..............................................................................................................................................47 5.1 ALGEMEEN DRAAIBOEK .................................................................................................................................47 5.1.1 Positionering..........................................................................................................................................47 5.2 UITWERKING PER FASE ...................................................................................................................................48 5.2.1 Fase 1 (ontdoener, het zeeschip)............................................................................................................48 5.2.2 Fase 2 (inzamelaar) ...............................................................................................................................49 5.2.3 Fase 3 (be- en verwerker) ......................................................................................................................50
6
PILOTS.................................................................................................................................................................51 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6 6.7
INLEIDING .......................................................................................................................................................51 UITWERKING PILOTS ......................................................................................................................................51 PERSONELE CAPACITEIT..................................................................................................................................51 INTERDISIPLINAIRE COÖRDINATIE...................................................................................................................52 EXPERTTEAM ..................................................................................................................................................52 BEHEER DRAAIBOEK EN OVERIGE DOUCMENTEN ............................................................................................52 EVALUATIE .....................................................................................................................................................53
BIJLAGE 1: WET- EN REGELGEVING ................................................................................................................54 BIJLAGE 2: MELDNUMMERS................................................................................................................................56 BIJLAGE 3: AV AO/IC ..............................................................................................................................................57 BIJLAGE 4: S-FORMULIER ....................................................................................................................................58 BIJLAGE 5: DEFINITIES .........................................................................................................................................61 BIJLAGE 6: DEELNEMERS PROJECTGROEP ...................................................................................................68 BIJLAGE 7: MELDEN AFVALSTOFFEN ..............................................................................................................69
1
1.1
Inleiding
Leeswijzer
Hoofdstuk 1 beschrijft de aanleiding en het doel van het project, de status en reikwijdte en de niveau’s van handhaving die zijn te onderscheiden. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. In hoofdstuk 2 wordt beschreven hoe de keten van afvalstoffen van de zeescheepvaart er uit ziet. In hoofdstuk 3 worden op basis van voorgaande punten in de keten de risicomomenten geanalyseerd en benoemd. Hierbij worden stroomschema’s gebruikt. In hoofdstuk 4 worden verander- en verbeterpunten en concrete afspraken tussen de handhavingspartners genoemd. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. Hoofdstuk 5 beschrijft de onderlinge communicatie. Tot slot bevat hoofdstuk 6 een uitwerking van de pilots.
1.2
Aanleiding
Bij het “incident” met de Probo Koala kwam heel duidelijk naar voren dat er onvoldoende signalering van aandachtssituaties tussen de verschillende diensten plaats vindt en dat er geen momentum bestaat om deze situaties gezamenlijk aan te pakken. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. De voormalige staatssecretaris van milieu Van Geel, heeft in de debatten met de Tweede Kamer aangegeven naar de toekomst te willen kijken, waarbij een belangrijk verbeterpunt is om samen met de handhavingpartners de risico’s op herhaling te verkleinen en door samenwerking tussen die partners de handhaving in de havens te verbeteren. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. Voor de verwezenlijking van de verbeterpunten is het Dossierteam Probo Koala (PK) ingesteld bestaande uit medewerkers van de ministeries van VROM en Verkeer en Waterstaat. Het Dossierteam PK heeft als doel inzicht te krijgen in uitvoeringsaspecten waardoor de kwaliteit van de implementatie en uitvoering van de regelgeving verbeterd kan worden. Het opstellen van een protocol “ongewone situaties” ten behoeve van verbetering van de samenwerking tussen de Inspectiediensten van bovengenoemde ministeries is één van de actiepunten. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. In het Noordzeekanaalgebied is de problematiek opgepakt door de Stuurgroep Noordzeekanaal. De Stuurgroep Noordzeekanaal is een overlegorgaan dat in 2004 tot stand is gekomen na een initiatief van de provincie Noord-Holland om samen met de verschillende handhavingspartners de mogelijkheden te onderzoeken de handhavingssamenwerking in het Noordzeekanaalgebied te verbeteren. De Stuurgroep bestaat uit eindverantwoordelijken van het bevoegd gezag voor het product handhaving in het
Noordzeekanaalgebied, te weten: de VROM-Inspectie Noord-West, de provincie Noord-Holland, Haven Amsterdam, Rijkswaterstaat directie Noord-Holland, Waternet, de Dienst Milieu en Bouwtoezicht Amsterdam, de Milieudienst IJmond en de gemeente Zaanstad. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. In december 2006 heeft de Stuurgroep besloten gezamenlijk met de locale handhavingspartners in het Noordzeekanaalgebied, een draaiboek te maken voor handhaving van afvalstoffen van zeeschepen. Op voorstel van de VROM-Inspectie is deze opdracht neergelegd bij een projectgroep die naast de relevante deelnemende partners in de Stuurgroep is uitgebreid met de Inspectie Verkeer en Waterstaat (Inspectie Verkeer en Waterstaat) en de partners in het zeehavengebied Rotterdam: VROM-Inspectie Zuid-West, Havenbedrijf Rotterdam N.V. en de DCMR, milieudienst Rijnmond. Deelnemers aan de projectgroep Scheepsafvalstoffen zijn: ☻ Inspectie Verkeer en Waterstaat; ☻ VROM Inspectie Noord-West; ☻ VROM Inspectie Zuid-West; ☻ Provincie Noord-Holland; ☻ Haven Amsterdam; ☻ Havenbedrijf Rotterdam N.V.; ☻ DCMR Milieudienst Rijnmond; ☻ Milieudienst IJmond; ☻ Dienst Milieu en Bouwtoezicht Amsterdam Het resultaat moet een bijdrage leveren aan de vergroting van veiligheid, leefbaarheid, duurzaamheid en verbetering van het milieu door een efficiënte en effectieve handhaving.
1.3
Doel project
De projectgroep Scheepsafvalstoffen heeft van half februari 2007 tot 6 juni 2007 onderzoek gedaan naar de wijze van samenwerking die noodzakelijk is om het risico op milieucalamiteiten op het gebied van afvalstoffen van zeeschepen te verkleinen. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. De projectgroep heeft zich ten doel gesteld het voorkomen van: illegale lozingen, vervuiling van het milieu en gezondheidsrisico’s ten gevolge van het vervoeren, aanbieden en be- en verwerken van afvalstoffen van zeeschepen. Hiertoe dient: ☻ de samenwerking tussen partners te verbeteren, d.m.v. het maken van een draaiboek en oefenen van aandachtssituaties (pilots). Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. N.B. Het Dossierteam PK heeft het initiatief van de Stuurgroep om te komen tot een blauwdruk voor een draaiboek handhaving van scheepsafvalstoffen, opgeschaald tot landelijke verbeteractie zoals genoemd door de staatssecretaris in zijn toezeggingen aan de Tweede Kamer. De Inspectie Verkeer en Waterstaat/PSC (Port State Control) neemt initiatief tot het opstellen van soortgelijke draaiboeken in de andere havenregio’s. ☻ er een inventarisatie van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de toezichthouders en handhavers met betrekking tot scheepsafvalstoffen in de verschillende schakels van de keten gemaakt te worden; Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. ☻ er een risicoanalyse plaats te vinden waardoor inzicht ontstaat in de huidige risico’s ten aanzien van de keten van scheepsafvalstoffen. Dit draaiboek beoogt: ☻ de regionale handhavingstrategie praktisch te organiseren bij ernstige verdenkingen van niet naleven van de regels; het draaiboek onderscheidt 5 niveaus in de handhaving te weten het normale-, het aandachts-, het verdenkings-, het crisis- en het afbouw niveau. Daarnaast worden 3 handhavingsfasen in de keten onderscheiden te weten de aankomst/binnenkomst van het zeeschip, de inzameling- en de be- en verwerkingsfase. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen v ☻ landelijke afstemming en harmonisatie in de te nemen maatregelen te bewerkstelligen; ☻ dynamisch van karakter te zijn, zodat bijvoorbeeld ervaringen van handhavers, veranderende regelgeving en veranderende opvattingen, snel en makkelijk in het draaiboek opgenomen kunnen worden; Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart.
1.4
Status en Reikwijdte
Het draaiboek handhaving afvalstoffen van de zeescheepvaart geeft naast, een algemene invulling voor de praktische handhaving en communicatie bij potentiële incidenten ook een voorstel voor een proactieve benadering van de toezichtsobjecten op basis van meldingen. Zowel de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de handhavers (juridische basis) als de wijze van opschaling zijn geregeld in relatie tot de verschillende fasen ter voorkoming en afhandeling van incidenten. Dit draaiboek is regionaal specifiek (per samenwerkende regio in te vullen), maar wel met een landelijk format. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. Het draaiboek is op dit moment alleen opgesteld voor afvalstoffen afkomstig van de zeescheepvaart. Dit betekent dat de binnenvaart en de visserijvaart buiten beschouwing zijn gelaten. Reden hiervoor is dat deze drie deelsectoren van de scheepvaart niet te vergelijken zijn voor wat betreft wetgeving en financiëring. Bovendien heeft alleen de zeescheepvaart een mondiaal karakter. Elke sector vraagt een eigen aanpak. Uitgangspunt hierbij is de voor deze stromen geldende nationale en internationale wet- en regelgeving. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. Het “Draaiboek handhaving afvalstoffen van de zeescheepvaart” zal ter vaststelling worden aangeboden aan de Stuurgroep Noordzeekanaal. Daar deze Stuurgroep als overlegorgaan in de regio echter geen gelegitimeerde besluitvormende status heeft, is ambtelijk commitment niet bij voorbaat gegarandeerd. Na vaststelling van het draaiboek door de Stuurgroep zal het daarom ook separaat worden toegezonden aan de betrokken handhavingspartners in de regio met het verzoek de in het draaiboek vastgelegde werkwijze goed te keuren en de inzet ten behoeve van de pilotprojecten te leveren. Aangezien ook de handhavingspartners uit de regio Rotterdam en Inspectie Verkeer en Waterstaat medeopstellers zijn van dit draaiboek, zal in lijn van het kabinetsstandpunt een zelfde verzoek worden gedaan aan deze diensten, om de uitvoering van de pilots mogelijk te maken en een breder landelijk karakter te geven. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. Tegelijkertijd zal het door de Stuurgroep geaccordeerde draaiboek als eindconcept worden toegezonden aan het Dossierteam Probo Koala. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. De deelnemende regionale handhavingspartners, die dit draaiboek hebben opgesteld, zullen het vervolgens ter kennisname verspreiden naar hun collega-diensten in de overige van toepassing zijnde regio’s in Nederland.
1.5
Niveaus in de handhaving
In dit draaiboek worden verschillende niveaus onderscheiden. Bij de indeling in tabellen en schema’s hebben de bij de beschrijving gebruikte kleuren een signaalfunctie (verkeerslicht) naar de lezer. GROEN GEEL
Het groene niveau is de normale situatie, waarbij geen problemen zijn te verwachten. Op dit niveau zijn er signalen die erop duiden dat er risico’s zijn. De handhaver zal extra alert worden. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. ROOD Op het rode niveau zijn er mogelijk overtredingen geconstateerd; de handhaver treedt op. BLAUW Crisisniveau. Valt niet binnen de scope van dit draaiboek, dan wordt opgeschaald naar bestaande crisismanagement structuren. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de z LICHTGROEN Vanuit een alert niveau wordt teruggegaan naar de normale fase.
Niveau
Normale niveau
Aandachts niveau
Omschrijving Het groene niveau is de normale situatie, waarbij geen problemen zijn te verwachten. Hierbij is er geen sprake van een mogelijk ongewone situatie. In het normale niveau werken de partners volgens hun eigen werkwijzen en jaarplannen. Indien er signalen zijn dat er risico’s zijn zal de handhaver extra alert worden. Het aandachtsniveau gaat in op het moment dat er signalen zijn dat een ongewone situatie dreigt. Dit kan onder andere door analyse van de eigen informatie of door informatie van externen uit binnen- en buitenland. Er vindt verdere beoordeling en verdieping van het voorval plaats. Hiervoor kan beroep gedaan worden op experts bij de verschillende instanties. Ook kan een expertteam bijeengeroepen worden, die de situatie beoordeelt en eventueel al tot maatregelen kan besluiten.
Verdenkings niveau
Er zijn mogelijk overtredingen geconstateerd; de handhaver treedt op. Bij het verdenkingsniveau is er sprake van een ernstige verdenking dat een ongewone situatie zich zal voordoen. In het verdenkingsniveau moet een expertteam worden gevormd en vastgesteld wordt wie de regierol heeft bij de verdere afhandeling van het voorval.
Crisis niveau
Valt niet binnen de scope van dit draaiboek, dan wordt opgeschaald naar bestaande crisismanagement structuren. De regievoerder bevestigt dat het ongewone voorval is overgegaan in een crisis. De crisisorganisaties van de verschillende handhavende instanties nemen de bestrijding van de (dreigende) crisis over.
Afbouw niveau
Vanuit het aandacht- of verdenkings niveau wordt teruggegaan naar het normale niveau. De afbouw gaat in op het moment dat de dreiging van een calamiteit is genormaliseerd en de crisis onder controle is. De afbouw kan ook plaatsvinden zodra een verdenking niet langer aanwezig is door bv laboratoriumuitslagen die negatief zijn.
2
Beschrijving van de keten
2.1
Inleiding
Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. Bij de beschrijving van de keten van afvalstoffen afkomstig van zeeschepen zijn 3 fases te onderscheiden op basis van wet- en regelgeving, daaruit voortvloeiend de verschillende toezichthouders en actoren, de verschillen in definities en de verschillende risicomomenten. Fase 1 (2.2) beschrijft de aankomst/ binnenkomst van het zeeschip tot de afgifte. Fase 2 (2.3) beschrijft de inzameling en fase 3 (2.4) de be- en verwerking. In 2.5 worden de verschillen in de fases (met name verschillen in definities) beschreven. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart.
2.2
Geografie en topografie
Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. Zeehavens. De Nederlandse havens zijn verdeeld in vier grote zeehavengebieden. Het grootste nationale zeehavengebied is het Rotterdam, Rijn- en Maasmondgebied, met daarin de havens van Rotterdam, Schiedam, Vlaardingen en Maassluis, die nauwe beheersrelaties onderhouden met het Havenbedrijf Rotterdam (HBR). Ook de havens van Dordrecht, Moerdijk en Scheveningen horen bij dit gebied. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. In het Noordzeekanaalgebied gaat het om de havens van Amsterdam, Velsen/IJmuiden, Beverwijk en Zaanstad. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. Het havengebied in het Scheldebekken dat Zeeland Seaports beheert, is qua grootte het derde havengebied in Nederland. Het haven- en industrieel complex is gelegen op het grondgebied van de gemeenten Vlissingen, Borssele en Terneuzen. De noordelijk havens zijn in overslagvolume het vierde nationale zeehavengebied. Het gebied omvat het door Groningen Seaports beheerde havengebied van Delfzijl, de Eemshaven, Harlingen en Den Helder. Totaal zijn in Nederland in 2006 55.292 zeeschepen binnengekomen waarvan 31.077 in Rotterdam en 9027 in het Noordzeekanaalgebied. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. In totaal is er door de zeeschepen circa 300.000 ton afval afgegeven. Inzamelaars In Nederland zijn 22 inzamelaars van scheepsafvalstoffen met een VROM inzamelvergunning. De inzamelaars zijn niet gebonden aan een locatie daar deze vergunning landelijk is afgegeven. Naast inzamelaars met een vergunning is voor het inzamelen van huisvuil geen vergunning noodzakelijk van VROM. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. Naast de inzamelvergunning van VROM kunnen havenbeheerders operationele vergunningen afgeven om te waarborgen dat er voldoende inzamelcapaciteit van afvalstoffen is in de betreffende haven. Inzamelaars dienen de ingezamelde stoffen af te geven aan een erkende inrichting. Be- en verwerkers In Nederland is een aantal verwerkingsinrichtingen dat een Wm vergunning heeft voor het be- en verwerken van afvalstoffen afkomstig uit de zeescheepvaart.
2.3
Ontdoener (het zeeschip)
2.3.1
Algemeen
Een zeeschip genereert afval: scheepsafval en/of ladingresiduen. Een schip doet een zeehaven aan en meldt gegevens aan de havenbeheerder omtrent dit afval. Daarnaast betaalt een schip in Europese havens een financiële bijdrage voor scheepsafval aan de havenbeheerder. In de betreffende haven geeft het schip al dan niet het afval af. Dit gebeurt aan een door de havenbeheerder aangewezen ontvangstvoorziening (inzamelaar). Het zeeschip krijgt in dat geval een bewijs van afgifte. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. De Inspectie Verkeer en Waterstaat doet steekproefsgewijs controles aan boord van de zeeschepen. Hieronder volgt een nadere toelichting van de algemene procesbeschrijving. Wetgeving Het internationale MARPOL-verdrag bevat milieuhygiënische en scheepvaarttechnische eisen. Het verdrag kent een aantal Annexen, waarin regels en voorschriften zijn opgenomen ter voorkoming van de verontreiniging van de zee ten gevolge van lozingen van schadelijke stoffen vanaf zeeschepen. Naar aanleiding van een aantal incidenten heeft de EU de richtlijn 2000/59/EC (havenontvangstvoorzieningen voor scheepsafval en ladingresiduen) aangenomen. In deze richtlijn wordt de afgifte verplichting, de melding en de financiele bijdrage geregeld. Het verschil met MARPOL is dat de schepen een afgifte verplichting hebben i.p.v. een recht. Zowel het MARPOL-verdrag als de richtlijn 2000/59/EU zijn in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd in de Wvvs en een op deze wet gebaseerde AmvB’s: Besluit voorkoming verontreiniging door schepen (Stb. 2006, 693) en het Besluit havenontvangstvoorzieningen. In de Wvvs en de richtlijn wordt onderscheidt gemaakt in: ☻ Scheepsafval (afval dat tijdens normale bedrijfsvoering aan boord ontstaat) ☻ Ladingresiduen (restanten van lading, achterblijvend na lossing in tanks of ruimen van een schip, al dan niet vermengd met water en schoonmaakmiddelen) Concreet resulteert dit in: Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. MARPOL Annex I : Annex I : Annex II: Annex III: Annex IV: Annex V:
Annex V: Annex VI: 2.3.2
Wvvs/richtlijn scheepsafval: sludge, afgewerkte olie en lenswater (bilge) ladingresiduen: oliehoudend waswater en ballastwater (slops Annex I) ladingresiduen: waswater afkomstig van chemicaliën (slops Annex II) verpakte gevaarlijke stoffen (hier verder niet van belang) scheepsafval: sanitair afval (sewage) scheepsafval: huishoudelijk afval, voedselresten, plastic, klein gevaarlijk afval (zoals batterijen, verfrestanten, poetsdoeken) en ladinggebonden afval (bv. stuwhout) ladingresiduen: droge ladingrestanten (bv graan, kolen) emissies van zeeschepen (hier verder niet van belang) Meldingen door zeeschepen
De kapitein van een schip op zee dat een haven wenst aan te doen dient vast te stellen of het vaartuig onder de meldverplichting valt in de zin van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen (Wvvs). Indien dit het geval is informeert de kapitein de havenbeheerder via een melding afvalstoffen. De inhoud van de melding is opgesloten in bijlage 3 van de Regeling havenontvangstvoorzieningen. In de Wvvs is bepaald dat schepen hun scheepsafval dienen af te geven aan een havenontvangstvoorziening (HOV) voor vertrek uit de haven, tenzij het schip ontheffing heeft van de afgifteplicht, of het schip beschikt over voldoende opslag capaciteit voor de betreffende afvalstoffen.
Elk zeeschip dat een zeehaven aandoet, dient over het algemeen 24 uur voor aankomst een aantal wettelijk verplichte meldingen te doen aan de havenbeheerder. De afvalstoffenmelding is één van deze meldingen. Deze melding moet gedaan worden door of namens alle zeeschepen, met uitzondering van de volgende categorieën: ☻ overheidsvaartuigen, inclusief marine ☻ visserijschepen Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. ☻ zeegaande pleziervaartuigen met maximaal 12 personen ☻ zeeschepen met ontheffing1 Voor deze genoemde categorieën geldt, dat de afgifte van hun afval op een andere wijze is gereguleerd. In de beschrijving van de procedure in deze fase wordt de focus gericht op de zeeschepen, die een melding afvalstoffen moeten doen. 2.3.3
Inhoud van de melding
Het zeeschip moet melden: ☻ soort afval (gedefinieerd volgens MARPOL-verdrag) ☻ hoeveelheid afval aan boord ☻ voorgenomen afgifte (geheel, deels, géén) ☻ opslagcapaciteit aan boord Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. ☻ laatste haven en datum van afgifte per afvalsoort ☻ volgende haven van afgifte per afvalsoort ☻ hoeveelheid afval die ontstaat tussen de melding en de volgende aanloophaven 2.3.4
Financiering
Scheepsafval Elk zeeschip dat een afvalmelding moet doen, betaalt aan de havenbeheerder vooraf een financiële bijdrage, ongeacht wel of géén afgifte van afvalstoffen plaatsvindt. Voor deze bijdrage krijgt het schip het recht om haar scheepsafval af te geven, gebonden aan bepaalde limieten (hoeveelheden). Dit systeem heet indirecte financiering. Afgiftes van scheepsafval boven de limiet worden rechtstreeks betaald door het schip aan de havenontvangstvoorziening (directe financiering). Ladingresiduen Voor ladingresiduen geldt altijd een systeem van directe financiering. Dat wil zeggen, in de financiële bijdrage zit géén recht voor afgifte van deze afvalstoffen. 2.3.5
Afgifteplicht
Scheepsafval Elk zeeschip dat deze melding moet doen, is in beginsel verplicht haar scheepsafval af te geven in de aanloophaven. Een kapitein kan besluiten hiervan geheel of gedeeltelijk af te zien, indien er aan boord voldoende opslagcapaciteit aanwezig is voor de betreffende scheepsafvalstoffen, inclusief de verwachte toename hiervan tijdens de reisduur naar de volgende haven. Tevens dient de volgende aanloophaven te beschikken over adequate ontvangstvoorzieningen voor deze scheepsafvalstoffen. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. Ladingresiduen Indien deze ladingresiduen niet conform MARPOL geloosd mogen worden, geldt een afgifteplicht. Deze afgifteplicht is niet gebonden aan de aanloophaven, maar mag elke haven op de route van het schip zijn, die beschikt over adequate voorzieningen. Op deze regel is slechts één uitzondering, namelijk de restanten van bepaalde Annex II ladingen (prewash-plichtige stoffen) dienen na lossing in de aanloophaven afgegeven te worden. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. 2.3.6
Afgifte
Indien de zeeschepen afval willen afgeven, dient dit te gebeuren aan een havenontvangstvoorziening (inzamelaar). Naast de milieuvergunningen, die een dergelijke voorziening ingevolge de Wet Milieubeheer dient te hebben, kan de havenbeheerder vanwege operationele voorwaarden (beschikbaarheid en operationele veiligheidseisen) en administratieve voorwaarden besluiten om voorzieningen aan te wijzen. Dit is de aanwijzing als havenontvangstvoorziening door de havenbeheerder.
1
Schepen die volgens een dienstregeling veelvuldig en regelmatig bepaalde havens aandoen kunnen deze ontheffing aanvragen bij Inspectie Verkeer
en Waterstaat
2.3.7
S-formulier
De havenontvangstvoorziening (inzamelaar) maakt na inname van de afvalstoffen (scheepsafval en/of ladingresiduen) samen met de kapitein (ontdoener) een S-formulier op. Voor het schip geldt dit als bewijs van afgifte en voor de havenontvangstvoorziening (inzamelaar) is dit een begeleidingsbrief, zoals voorgeschreven op grond van de Wet Milieubeheer. Voor de havenbeheerder speelt het S-formulier (kopie daarvan) een belangrijke rol in het administratieve proces. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. 2.3.8
Rol havenbeheerder
De havenbeheerders van de op grond van artikel 10 van de Regeling havenontvangstvoorzieningen aangewezen havens dragen in hun haven zorg voor toereikende havenontvangstvoorzieningen voor het in ontvangst nemen van de in bijlage I bij deze Regeling aangewezen categoriën scheepsafval, overige schadelijke stoffen of restanten van schadelijke stoffen. Artikel 6, eerste lid, van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen bepaalt verder dat een havenontvangstvoorziening zodanig is dat aan de schepen die er gebruik van maken geen onnodig oponthoud wordt veroorzaakt. Daarnaast zijn er diverse zaken geregeld in de lokale (haven)verordeningen. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. Concreet betekent dit: ☻ Ontvangst van de afvalstoffenmelding van de zeeschepen Conform de Regeling Communicatie en Loodsaanvragen Zeevaart ontvangt de havenbeheerder de afvalstoffenmelding van de zeeschepen ☻ Inning financiële bijdrage en afwikkeling indirecte financiering De havenbeheerder heft van een schip bij iedere aanloop een bijdrage in de kosten van de in die haven in ontvangst te nemen, opslaan en verwerken van scheepsafval. ☻ Aanwijzing havenontvangstvoorzieningen - De havenbeheerder wijst inzamelaars aan, die afvalstoffen van zeeschepen mogen ontvangen, uit het oogpunt van garandering van continuïteit (7 x 24 uur) en capaciteit alsmede vanwege operationele voorwaarden in de betreffende haven. - Controle op naleving van operationele voorschriften met betrekking tot afvalstoffenafgiftes. ☻ Controle op de in de aanwijzing gestelde voorschriften.Loketfunctie naar Inspectie Verkeer en Waterstaat - Conform het handhavingsplan van Inspectie Verkeer en Waterstaat meldt de havenbeheerder aan Inspectie Verkeer en Waterstaat: o Géén voormelding afval ontvangen van een schip o Monitoring afgifteplicht opgelegd aan een schip door Inspectie Verkeer en Waterstaat o Klachten over inzamelstructuur ☻ Opstellen havenafvalplan en jaarlijkse cijferrapportage (operationeel/financieel) - Een beschrijving van operationele en financiële procedures over de organisatie en structuur van de inzameling en verwerking van afvalstoffen van zeeschepen in de haven conform de Wvvs. Rapportage aan het Ministerie van Verkeer en Waterstaat ☻ Uitvoering beperkte toezichthoudende taken namens Inspectie Verkeer en Waterstaat In de haven van Rotterdam voert de Divisie Havenmeester het toezicht op Annex I en II aan boord van zeeschepen uit namens de Inspectie Verkeer en Waterstaat. Hiertoe is via Ministriële regeling een samenwerkingsovereenkomst gesloten tussen Inspectie Verkeer en Waterstaat en het HbR. De Divisie Havenmeester kan hierop geen interventie of handhaving toepassen. Deze rol is voorbehouden aan Inspectie Verkeer en Waterstaat. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. In de havenverordeningen worden aanwijzingen havenontvangstvoorzieningen geregeld, de verplichtingen van de houders van een havenontvangstvoorziening (HOV) en de melding afgifte van schadelijke stoffen. De Wm-vergunning en de aanwijzing havenontvangstvoorziening hebben overeenkomende voorschriften, maar de aanwijzing kent daarnaast aanvullende (plaatselijke) voorschriften. Deze voorschriften hebben betrekking op de operationele meldplicht, de inlevertermijnen van de verschillende formulieren en de inzet van inzamelmiddelen anders dan de bedrijfseigen inzamelmiddelen. Daarnaast bevat de aanwijzing voorschriften omtrent het vervoer van (gevaarlijke) scheepsafvalstoffen.
2.3.9
Rol Inspectie Verkeer en Waterstaat
Het toezicht op de naleving van de Wvvs en de bijbehorende AmvB’s is een taak van de Inspectie Verkeer en Waterstaat. Onder haar toezichtstaak vallen zeeschepen onder Nederlandse vlag – waar ook ter wereld – alsmede zeeschepen onder vreemde vlag die een Nederlandse zeehaven aandoen. Het toezicht op Nederlandse schepen wordt uitgevoerd via diverse inspecties. De Inspectie Verkeer en Waterstaat voert de inspecties niet alle zelf uit, wwn aantal certificerende taken zijn overgedragen aan de zogeheten classificatiebureaus, ook wel klassebureaus genoemd. Een van de inspecties die de Inspectie Verkeer en Waterstaat uitvoert zijn de havenstaatcontroles of port state control. Bij de havenstaatcontrole wordt op grond van de Wet havenstaatcontroles, buitenlandse schepen die Nederland aan doen gecontroleerd op de naleving van de Marpol, Solas en ILO conventies. Deze inspecties worden uitgevoerd binnen de richtlijnen van het Paris Memorandum of Understanding on Port State Control (PMOU). Een verbond waar 24 landen bij zijn aangesloten, de meeste EU landen. De landen van het Paris MOU maken gebruik van een gezamenlijke databank over zeeschepen (SIRENAC) waarin zij de uitkomsten invoeren van hun havenstaatcontroles alsmede een groot aantal andere gegevens over zeeschepen die hun regio hebben bezocht. Op basis van deze gegevens kent het systeem aan elk van deze schepen een zogeheten target factor toe. Door de target factor te gebruiken als selectiemiddel voor havenstaatcontrole kunnen de inspecties worden gericht op schepen die een hoog risico met zich meebrengen aan deze schepen kent het systeem een hoge target factor toe. Inspectie Verkeer en Waterstaat voert de zogenoemde 25% verplichting uit op de buitenlandse schepen. Dit komt neer op 1500 inspecties per jaar of 5 à 6 schepen per dag. In de afgelopen jaren heeft Nederland steeds voldaan, aan de deze verplichting. Deze verplichting is neergelegd in de EU-richtlijn over havenstaatcontrole, en tevens in het Paris MOU. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. Bij de Port State Control inspecties aan boord van schepen worden tevens de inspecties uitgevoerd op de afgifte van afvalstoffen conform richtlijn 2000/59/EC.
Bij een havenstaatcontrole wordt het volgende uitgevoerd m.b.t. ladingresiduen: Annex 1: Het IOPP (International Oil Pollution Prevention) certificaat wordt gecontroleerd. Hier staat tevens in wat voor dit schip van toepassing is voor wat betreft de mogelijkheden voor verwerking en opslag van olie houdende residuen. Het Oil Record Book, Part 1 – Machinery Space Operations wordt gecontroleerd. Hier wordt door de bemanning in bijgehouden hoeveel er aan olie houdende resuduen wordt gegenereerd en afgegeven en verwerkt. Deze hoeveelheden moeten in balans zijn. Als een schip een OFE (Oil Filtering Equipment) heeft; dan wordt deze gecontroleerd. Als een schip een verbrandingsoven of een hulpboiler heeft waar oliehoudende residuen in kunnen worden verbrand; wordt deze gecontroleerd. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. De opslag van oliehoudenderesiduen wordt gecontroleerd en de mogelijkheid dit af te geven. Annex 2: Het COF (Certificate Of Fittness) wordt gecontroleerd. Hier staat o.a. op welke stoffen de tanker mag vervoeren. Het cargo record book wordt gecontroleerd; hier staat in welke lading operaties er zijn geweest. De hoeveelheden slops (ladingresiduen) worden gecontroleerd en de manier waarop ze gegenereerd zijn. Richtlijn 2000/59/EC: Bij een inspectie aan boord van een schip wordt het volgende gecontroleerd: Oil Record Book, IOPP, Sewage book en Garbage record book. Sludge en bilge tanken worden gepeild. Hoeveelheid vuilnis (Annex 5) wordt bepaald. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart.
2.4 2.4.1
Inzamelaar Algemeen
Voor de inzameling is artikel 10.45 van de Wet milieubeheer uitgangspunt. Dit artikel verbiedt bedrijven afvalstoffen in te zamelen zonder vermelding op de lijst van inzamelaars of zonder vergunning van de Minister van VROM. Op grond van het Besluit Inzamelen Afvalstoffen is voor de stroom scheepsafvalstoffen een inzamelvergunning noodzakelijk: Vooropgesteld moet worden dat inzamelen een technologisch arm proces is. Inzamelen is grotendeels transporteren. In de inzamelfase zijn alle afvalstoffen die van een schip komen is scheepsafvalstoffen, daarin wordt geen onderscheid gemaakt tussen ladingresiduen en afvalstoffen die vrijkomen uit de bedrijfsvoering van het zeeschip. 2.4.2
Inzamelnetwerk
Er is een heel scala aan middelen in bedrijf om afval van schepen in te nemen. Onderstaande tabel somt ze op. Niet alle middelen zijn voor ons van direct belang; sommige nemen geen gevaarlijk afval in, anderen zamelen niet in, maar bieden innamefaciliteit aan de wal. Bilgeboten, schoonmaakvaartuigen, sloplichters, tankwagens en havenontvangstvoorzieningen (HOV’s) nemen vooral vloeibare scheepsafvalstoffen in. Daarnaast nemen bilgeboten, bunkerbedrijven en HOV’s ook klein gevaarlijk afval (KGA) in. KGA van schepen behoort tot de definitie van scheepsafvalstoffen conform het Besluit inzamelen afvalstoffen (Bia) onder de noemer overige gevaarlijke afvalstoffen. Voor KGA van schepen geldt dat een inzamelvergunning verplicht is.
ejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. Vuilophaalschepen halen huisvuil en grof huishoudelijk afval op van zeeschepen. Dit is nietgevaarlijk afval. Soms zal er KGA tussen zitten. Huisvuil van schepen valt niet onder de definitie van het Bia en een inzamelvergunning is daarom niet verplicht. Inzamelaars van huisvuil van schepen moeten wel geregistreerd staan. Havenontvangstvoorzieningen Indien de zeeschepen afval willen afgeven dient dit te gebeuren aan een havenontvangstvoorziening (inzamelaar). Naast de milieuvergunningen, die een dergelijke voorziening ingevolge de Wet milieubeheer dient te hebben, kan de havenbeheerder vanwege operationele voorwaarden (beschikbaarheid en Fase 2 Annex V (huisvuil) inzameling operationele veiligheidseisen) en administratieve voorwaarden besluiten om voorzieningen aan te wijzen. Dit is de aanwijzing als havenontvangstvoorziening door de havenbeheerder. Vergunningen voor het uitsluitend opslaan van huisvuil en grof huishoudelijk afval van schepen worden tevens verleend aan HOV’s teneinde een totaalpakket aan te kunnen bieden. 2.4.3
S-formulier voor scheepsafvalstoffen
Tijdens het transport van afvalstoffen moet op grond van de Wet milieubeheer altijd een begeleidingsbrief aanwezig zijn. Dat geldt voor vervoer over land, maar ook over water.Wanneer een schip zich ontdoet van afvalstoffen die aan boord van dat schip zijn ontstaan, moet het S-formulier als begeleidingsbrief worden gebruikt. Dat geldt zowel voor gevaarlijke als niet-gevaarlijke afvalstoffen. Ook hier geldt dat de ingevulde en ondertekende begeleidingsbrief moet worden bewaard om te voldoen aan de registratieverplichting(en). Voor de havenbeheerder speelt het S-formulier een belangrijke rol in het administratieve proces. Het afgifte deel speelt ook een rol bij de afgifte van de afvalstoffen aan een be- en verwerker. Een uitgebreide beschrijving van de status en werking van het S-formulier is bijgevoegd als bijlage. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. Bij inzamelen met vaartuigen doet zich de situatie voor dat afval wekenlang aan boord van het inzamelmiddel (schip, vrachtwagen, opslagtank) kan blijven. Zolang een inzamelmiddel ingezamelde afvalstoffen bij zich heeft, moet dat afval in alle situaties vergezeld gaan van de bijbehorende begeleidingsbrief. Dat betekent dat een inzamelmiddel dat gedurende één tot meer dagen afvalstoffen aan boord houdt, van al die ingezamelde partijen de doorslag S-3 aan boord moet houden 2.4.4
Acceptatie door inzamelaars
In deze paragraaf worden de uitgangspunten van het acceptatie- en verwerkingsbeleid en de omvang van het acceptatieonderzoek en het verwerkingsbeleid beschreven. Deze uitgangspunten zijn uitgewerkt in richtlijnen. Een bedrijf dient aan de hand van deze minimale eisen en richtlijnen zelf een acceptatieprocedure op te stellen die op de eigen bedrijfssituatie is toegesneden. Indien de specifieke situatie van een bedrijf daartoe aanleiding geeft, kan in overleg met het bevoegd gezag van deze minimale eisen gemotiveerd worden afgeweken. De VROM-Inspectie zal er bij controle van de inzamelvergunninghouders op toezien dat de AV AO/IC (Acceptatie- en Verwerkingsbeleid, Administratieve Organisatie en Interne Controle) van de betreffende inzamelaars wordt nageleefd. De feitelijke acceptatie is het moment waarop de inzamelaar alle verantwoordelijkheden overneemt van de ontdoener. In principe is dit het moment waarop de partij fysiek is aangeleverd op de inrichting dan wel in het inzamelmiddel is samengevoegd en de gehele acceptatieprocedure is doorlopen, tenzij: 1. het acceptatieonderzoek dusdanig veel tijd in beslag neemt dat wordt besloten de partij voorlopig separaat in opslag te nemen, zonder deze aanlevering feitelijk te accepteren; 2. het om afvalstoffen gaat die door het bedrijf zelf worden ingezameld en reeds in het inzamelmiddel worden samengevoegd met afvalstoffen van andere ontdoeners; 3. het om een kleine partij afval gaat die voor afronding van het acceptatieonderzoek met vergelijkbare afvalstromen wordt samengevoegd tot een bepaald volume (< 200 liter). Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart.
Bij inzameling van kga en afgewerkte olie is er een voor-acceptatiefase, waarin monsters genomen en geanalyseerd kunnen worden. Dit is karakteristiek voor de ontvangst van afval van mobiele ontdoeners. Bij inzameling van scheepsafvalstoffen is er geen voor-acceptatiefase. Inzamelaars van scheepsafvalstoffen nemen in de praktijk geen monsters alvorens de afvalstoffen te accepteren. Wanneer zij monsters nemen, doen zij dat om eventuele schade als gevolg van onverwacht hoge verwerkingskosten op de ontdoener te kunnen verhalen. Scheepsafvalstoffen afkomstig uit ladingtanks van chemicaliëntankers waren voorheen per definitie gevaarlijk afval. Op grond van de Eural is dat niet altijd meer het geval. Voor deze afvalstoffen is alleen een inzamelvergunning verplicht, indien het gevaarlijke afvalstoffen betreft. Afgewerkte olie (gevaarlijk afval) en bilgewater (vaak niet-gevaarlijk afval) mogen niet samengevoegd (vermengd) worden, tenzij dit in de inzamelvergunning expliciet is toegestaan. Risico-indeling van afvalstoffen Uitgangspunt is dat iedere eerste aanlevering van een partij of een klant in beginsel wordt ingedeeld als een afvalstof met een hoog risico. Op basis van tijdens de vooracceptatie verzamelde gegevens over aard, eigenschappen en samenstelling van de afvalstof, de ontdoener en de procestechnisch voorwaarden waaronder de verwachte wijze van be-/verwerking of verwijdering, kan vervolgens een indeling in een andere risicogroep plaatsvinden. Definitieve acceptatie en vervolgaanleveringen kunnen vervolgens worden uitgevoerd conform de vastgestelde risico-indeling: hoog risico: onbekende klant en/of afvalstof of negatieve ervaringen bij eerdere aanleveringen. matig risico: acceptatie onder procestechnische voorwaarde mogelijk of afvalstoffen die gescheiden moeten worden gehouden in verband met externe verwerking. laag risico: reguliere, verwerkbare partijen en visueel controleerbaar afval. 2.4.5
Rol van VROM inspectie
De VROM-Inspectie heeft op grond van artikel 18.2.b van de Wet milieubeheer, in samenhang met de mandaatbesluiten (o.a. Besluit inzamelen afvalstoffen, het BIA), tot taak toe te zien op het vervoeren, inzamelen, verhandelen en bemiddelen van of in afvalstoffen: Artikel 18.2b Wm Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. 1. Onze Minister heeft tot taak zorg te dragen voor de bestuursrechtelijke handhaving van de bij of krachtens hoofdstuk 10 gestelde verplichtingen, voor zover zij betrekking hebben op: a. preventie en nuttige toepassing als bedoeld in titel 10.3; b. overbrengen van afvalstoffen als bedoeld in titel 10.7; c. het inzamelen van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen als bedoeld in artikel 10.45; d. verhandelen, bemiddelen of vervoeren als bedoeld in artikel 10.55. De VROM-Inspectie is als eerstelijns toezichthouder bevoegd zowel voor bestuurlijke handhaving als opsporing. (Nb. artikel 1.1a Wm, het zorgplichtartikel, is uitsluitend bestuursrechtelijk te handhaven). Voor bepaalde artikelen geldt dat de provincie is aangewezen voor bestuurlijke handhaving, bijvoorbeeld de begeleidingsdocumenten, maar de VROM-Inspectie kan in die gevallen wel strafrechtelijk op treden. In ieder geval maakt de VROM-Inspectie bij het toezicht houden gebruik van de in die artikelen verplicht gestelde registratie, transportbegeleidingsbrief en meldingen. Voor enkele specifieke in te zamelen afvalstromen wordt door de Minister van VROM vergunning verleend. Scheepsafvalstoffen is één van deze afvalstromen. Het BIA verstaat onder scheepsafvalstoffen: Artikel 1 Bia d. scheepsafvalstoffen: afvalstoffen die bij het in bedrijf zijn of het onderhoud van een schip aan boord ontstaan, bestaande uit: 1 °. bilgewater, afgewerkte olie en overige olie- en vethoudende afvalstoffen, 2 °. gevaarlijke afvalstoffen die vrijkomen bij reinigingswerkzaamheden, 3 °. andere afvalstoffen dan bedoeld onder 1 ° of 2 °, voorzover het gevaarlijke afvalstoffen betreft; (…)Gejat u KGA van schepen behoort tot de definitie van scheepsafvalstoffen conform het Bia onder de noemer overige gevaarlijke afvalstoffen. Ook voor KGA geldt dat hiervoor alleen een inzamelvergunning verplicht is als het onder de definitie van KGA valt en het gevaarlijke afvalstoffen betreft op grond van de Eural. it het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. De controle van de vergunninghouders voor deze inzameling van scheepsafvalstoffen behoort tot de 1elijnstaak van de VROM-Inspectie.
Het doel van de handhaving is naleving van de regelgeving, die is bedoeld om de beleidsdoelen met betrekking tot inzameling en vervoer van en handel en bemiddeling in bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen, te bereiken. De feitelijke bestuursrechtelijke handhavingsstrategie van VI is als volgt: Bij de eerste overtreding van een kernbepaling wordt gewezen op de constatering en gemeld dat bij herhaling een dwangsombeschikking volgt. Blijkt bij hercontrole de overtreding voort te duren, dan volgt een brief waarin zienswijze wordt gevraagd. De dwangsombeschikking volgt dan direct zonder hercontrole. Bij een overtreding die zeer spoedeisend is, bijvoorbeeld wanneer er directe milieuschade is of deze nog kan worden voorkomen, past de VI zogenaamde rauwelijkse bestuursdwang toe (artikel 5.24 lid 6 Awb). Rauwelijkse bestuursdwang mag alleen worden toegepast met (telefonische) machtiging van de inspecteur of de plaatsvervangend inspecteur. Zoals bij alle uitvoering van taken wordt er prioriteit gesteld. Bepaald moet worden onder welke omstandigheden door de VROM-Inspectie zal worden ingegrepen. De kaders hiervoor zijn gesteld door de VROM nalevingsstrategie enerzijds en de landelijke handhavingsstrategie als vastgesteld in het BLOM/ALOM. Tegen overtredingen waar een hoog risico bestaat voor de leefomgeving wordt zeker opgetreden. Maar ook bij politieke, sociale en economische risico’s. Naast de meest voorkomende situaties, zijn er altijd bijzondere gevallen: uitzonderingen, moeilijk handhaafbare voorschiften en gevallen waarover wet- en regelgeving zich niet duidelijk of eenduidig uitspreken. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. Naar verwachting zal een overtreding van art. 10.45 Wm lid 1 onder b (inzamelen zonder vergunning van de minister van VROM) snel gesignaleerd worden door bedrijven met vergunning. Zij zullen immers hun markt willen beschermen, daarin gesteund door de wetgever. De VROM-Inspectie verwacht daarom dat het op zoek gaan naar niet-vergunninghouders niet nodig zal zijn. Uiteraard treedt de VROM-Inspectie wel op wanneer zij stuit op bedrijven die zonder vergunning inzamelen en wanneer er signalen komen die daar op duiden. De nadruk van de handhavingsinspanning zal liggen op handhaving van artikel 18.18 Wm, (de verplichting vergunningvoorschriften na te leven) waarin tevens de zorgplicht wordt meegenomen. De inzamelplicht is als voorschrift opgenomen in de inzamelvergunningen. Voor de handhaving van de inzamelplicht is de VROM-Inspectie vooral aangewezen op eventuele klachten van ontdoeners van afvalstoffen waarvoor de inzamelplicht geldt. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. Via conventanten zijn uitwisselingsafspraken tot stand gebracht tussen de VROM-Inspectie en de Douane en met het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD). Het betreft afspraken omtrent de samenwerking inzake de Europese Verordening voor overbrenging van afvalstoffen (EVOA). De Douane is naast de VROM-Inspectie als toezichthouder voor de EVOA aangewezen.
2.5
Be- en verwerker
2.5.1
Algemeen
Bedrijven die zich bezighouden met de opslag en be- en verwerking of verwijdering van buiten de inrichting afkomstige afvalstoffen moeten beschikken over een provinciale Wm vergunning en een WVO vergunning verleend door de waterkwaliteitsbeheerder. Het beleid voor de doelmatigheidsbeoordeling van een Wm vergunningaanvraag voor het opslaan, be- en verwerken of vernietigen van gevaarlijke afvalstoffen is nader uitgewerkt in het Landelijk afvalbeheers Plan (LAP). Om de risico’s op niet verantwoorde be- en verwerking te minimaliseren is het van belang dat de Wm- en Wvo-vergunningen van de bedrijven goed op elkaar zijn afgestemd, eenduidige en controleerbare voorschriften bevatten en adequaat invulling geven aan de vereisten ten aanzien van acceptatie, verwerking en administratie. Daarnaast is van belang dat afvalverwerkende bedrijven een adequaat acceptatie- en verwerkingsbeleid (A&V-beleid) en toereikende procedures met betrekking tot administratieve organisatie en interne controle (AV AO/IC) in de vergunningaanvragen opnemen. Het AV AO/IC moet zijn getoetst aan het rapport “De Verwerking Verantwoord” van de Commissie Hoogland. Dit rapport is tot stand gekomen na de Tanker Cleaning Rotterdam affaire in de jaren 90. Deze paragraaf gaat in op de activiteiten van een HOI en beschrijft de diverse procedurestappen bij het verwerken van scheepsafvalstoffen.
Nota bene in de be- en verwerkingsfase is alles wat van een schip of inzamelaar komt een scheepsafvalstof, daarin wordt geen onderscheid gemaakt tussen ladingresiduen en afvalstoffen die vrijkomen uit de bedrijfsvoering van het zeeschip. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. 2.5.2
Activiteiten van de HOI
In de Wet ter Voorkoming van Verontreiniging door Schepen (Wvvs) is ieder inzamelvaartuig een havenontvangstvoorziening (HOV). In het Landelijk afvalstoffen plan staat vervolgens dat een havenontvangstinstallatie (HOI) ook een be- en verwerker van afvalstoffen is. Een HOI zorgt niet alleen voor de inname en opslag van scheepsafvalstoffen maar beschikt ook over een installatie voor de verdere be- en verwerking van deze afvalstoffen. Daarnaast accepteren en be- en verwerken HOI’s ook afvalstoffen die zijn vrijgekomen bij landactiviteiten en offshore. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. De activiteiten van een verwerkende HOI zijn grofweg in twee delen te splitsen, namelijk: ☻ het accepteren, opslaan en be- en verwerken van afvalstoffen; ☻ het verlenen van diensten die hiermee samenhangen (bijvoorbeeld reinigen van tanks, boord/boord overslag en het gelijktijdig leveren van water en stoom). In het onderstaande wordt respectievelijk ingegaan op acceptatie en be- en verwerken van scheepsafvalstoffen. 2.5.3
Acceptatie van scheepsafvalstoffen door een HOI
De feitelijke acceptatie is het moment waarop het bedrijf alle verantwoordelijkheden voor een afvalstof overneemt van de ontdoener. In principe is dit het moment waarop de partij fysiek is aangeleverd op de inrichting. In het A&V-beleid heeft het bedrijf uitgewerkt welke afvalstoffen na acceptatie door het bedrijf gemengd worden en op welke wijze acceptatie en verwerking van die afvalstoffen plaatsvindt. Daarbij wordt uitgegaan van een indeling van afvalstoffen op basis van hoog, matig of laag risico bij acceptatie. Voor iedere risicocategorie zijn randvoorwaarden geformuleerd waaraan bij acceptatie dient te worden voldaan. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. Naast het A&Vbeleid dient een bedrijf een AV AO/IC te hebben gebaseerd op een risicoanalyse van de handelingen die met afvalstoffen worden uitgevoerd, met behulp waarvan interne beheersingsmaatregelen worden geformuleerd teneinde de risico’s te verminderen. Deze maatregelen worden verder uitgewerkt in het AV AO/IC. De risicomomenten bij de acceptatie van scheepsafvalstoffen door een HOI staan beschreven in hoofdstuk 3. 2.5.4
Be- en verwerken van scheepsafvalstoffen door een HOI
Een door een verwerkende HOI geaccepteerde afvalstof bevat een organische fractie, een waterfractie en een sedimentfractie. Dit zijn de hoofdstromen. De be- en verwerking van afvalstoffen wordt voorafgegaan door monstername, analyse en opslag. Het be-en verwerkingsproces is in eerste instantie gericht op het scheiden in drie fracties (de organische fracties, de sedimenten en het water). Vervolgens worden de fracties in combinatie met andere afvalstoffen geschikt gemaakt voor verdere in- of externe verwerking. De geaccepteerde afvalstoffen kunnnen zeer divers zijn, afhankelijk van wat in de milieuvergunning is aangevraagd. Deze afvalstoffen zijn onder te verdelen in de volgende stromen: ☻ afval dat vrijkomt bij de reiniging van scheepstanks en ladingruimten van vaartuigen; ☻ bedrijfsafval en gevaarlijk afval dat vrijkomt bij het in bedrijf houden Haven Ontvangst Installatie Amsterdam van het schip; ☻ ladinggebonden gevaarlijke afvalstoffen die afkomstig zijn van de lading van het schip;
afval dat vrijkomt bij reiniging van landinstallaties; overige afvalstoffen afkomstig van land- of offshore-activiteiten. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. De HOI’s beschikken voor de acceptatie, opslag en be- en verwerking van afvalstoffen over de volgende installaties: ☻ tanks, bassins en putten voor de acceptatie of het samenvoegen van afvalstoffen; ☻ depot en/of vatenopslag voor de opslag en het ompakken van afvalstoffen in emballage; ☻ kade- en steigerfaciliteiten voor het innemen van ladingsrestanten van schepen en het reinigen van (lading)ruimten; Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. De be- en verwerking van afvalstoffen door een verwerkende HOI heeft de volgende eindstations: ☻ lozing van het gezuiverde water; ☻ afvoer van gevaarlijke afvalstoffen naar externe verwerkers in binnen- en buitenland; ☻ verkoop van behandelde olie (als brandbare afvalstof of brandstof) in binnen- en buitenland; ☻ verbranding van behandelde olie voor eigen gebruik, bijvoorbeeld voor de productie van stoom. ☻ ☻
2.5.5
Rol bevoegd gezag
Op grond van de Wet milieubeheer en hieruit voortvloeiend het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Ivb) is de provincie het bevoegd gezag voor inrichtingen behorende tot de categorie 28.4, de afvalstoffenbedrijven. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. Op grond van het bovenstaande verleent Gedeputeerde Staten een Wet milieubeheervergunning aan dergelijke inrichtingen en voeren ze ook het toezicht uit. De vigerende Wet milieubeheervergunning is dan de grondslag voor dergelijk toezicht en handhaving. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. Een uitzondering is dat de bevoegdheden betreffende de provinciale afvalverwerkende bedrijven te Amsterdam, zijn gedelegeerd aan Burgemeester en Wethouders van Amsterdam.
2.6
De verschillen in de fases
Uit de beschrijvingen in 2.2, 2.3 en 2.4 (ontdoener, inzamelaar, be- en verwerker) blijkt dat er een duidelijke scheidslijn qua wet- en regelgeving ligt tussen de fase 1 en de fase 2+3. In het algemeen geldt verder, dat er in elke aparte fase van de keten géén onduidelijkheid bestaat over de in die fase gehanteerde begrippen en definities. Het probleem onstaat wel, indien er afstemming plaats moet vinden tussen de verschillende fases in de keten. Het blijkt dat vertaalslagen van begrippen en definities noodzakelijk zijn, omdat de betekenis ervan niet éénsluidend is in de gehele keten. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. Fase 1: de ontdoener (het zeeschip) In fase 1 geldt voor afval afkomstig van zeeschepen de ”natte regelgeving”, de Wet Voorkoming Verontreiniging door Schepen (Wvvs). De Wvvs implementeert in onze nationale regelgeving hiermee zowel het MARPOL-verdrag als mede de EU-richtlijn havenontvangstvoorzieningen 2000/59/EC. Met de komst van de EU-richtlijn zijn in de Wvvs de in de MARPOL onbekende begrippen scheepsafval en ladingresiduen geïntroduceerd, waarover in paragraaf 2.2.4 nadere uitleg werd gegeven: voor de actoren in fase 1 zijn deze begrippen echter goed hanteerbaar en voldoende duidelijk.
Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. Afval aan boord van zeeschepen: 3 gevallen ☻ Het afval van zeeschepen waarover in de Wvvs gepraat wordt betreft dus enerzijds afval wat ontstaat tijdens de normale bedrijfsvoering van een schip en anderzijds afval dat achterblijft na lossing van lading of vrijkomt bij schoonmaakwerkzaamheden na lossing van de lading: respectievelijk scheepsafval en ladingresiduen. ☻
☻
Het betreft dus géén afval dat als lading wordt vervoerd van A naar B met een “bill of lading”. In dat geval gelden internationale vervoersvoorschriften, als ook de EVOA. Op dit moment is nog onduidelijk, onder welke wettelijke noemer afval, dat aan boord ontstaat uit (semi)-raffinageprocessen op zee, geschaard moet worden: hier lijkt een internationale wettelijke leemte te onstaan, omdat in géén
van de internationale verdragen Fase 1 Manifold voor o.a. de afvoer van afvalstoffen (MARPOL, BASEL-conventie) aan boord van een schip uitleg gegeven wordt aan het begrip “normale bedrijfsvoering”. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. Havenontvangstvoorziening In deze fase 1 wordt onder een ontvangstvoorziening verstaan een vaste, drijvende of mobiele voorziening die geschikt is voor de ontvangst van scheepsafval en ladingresiduen van zeeschepen. De havenbeheerder geeft een dergelijk bedrijf onder voorwaarden een “aanwijzing” als havenontvangstvoorziening. In fase 2 heet een dergelijk bedrijf “inzamelaar”. Fase 2 en 3: de inzamelaar en de be- en verwerker In fase 2 en 3, nadat het afval door het zeeschip is afgegeven, geldt de “droge regelgeving”, de Wet Milieubeheer (Wm). Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. In fase 2 en 3 wordt géén onderscheid gemaakt tussen zee- en binnenvaart. Afval dat afkomstig is van schepen, wordt volgens de Wet Milieubeheer gedefinieerd als scheepsafvalstoffen. Deze definitie is niet dezelfde als die in fase 1. Voorbeeld: Oliehoudend afval uit de ladingzone van een zeeschip (slops) valt in fase 1 onder de definitie ladingresiduen van de Wvvs, maar in fase 2 en 3 onder de definitie scheepsafvalstoffen van de Wm.
Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. Fase 2: inzamelen Bedrijven, die scheepsafvalstoffen als gedefineerd in het BIA willen ophalen, moeten beschikken over een inzamelvergunning op grond van de Wm, afgegeven door VROM. In deze inzamelvergunning worden tevens eisen gesteld in het kader van het AV AO/IC (acceptatiebeleid). Bedrijven, die bijvoorbeeld alléén huisvuil van zeeschepen willen ophalen, hebben géén inzamelvergunning van VROM nodig, omdat huisvuil niet valt onder de definitie van scheepsafvalstoffen uit het BIA. Deze bedrijven moeten wel vermeld staan op de landelijke VIHB-lijst als bedrijf, dat zich met afvalstoffen bezig mag houden. Bedrijven die actief zijn als vervoerder, handelaar, inzamelaar en/of bemiddelaar moeten zich op grond van art. 55 Wm en het BIA/RIA laten vermelden op deze VIHB lijst.
Fase 2 Inzamelvaartuig Annex I en II Zowel de bedrijven met een inzamelvergunning als ook de bedrijven die slechts een VIHB-vermelding hebben, zijn voor fase 1 havenontvangstvoorzieningen als bedoeld in de Wvvs, als zij van de havenbeheerder afval van zeeschepen op mogen halen. Hiertoe verstrekt de havenbeheerder op basis van lokale havenverordeningen “aanwijzingen als havenontvangstvoorziening”, waarin naast de verwijzing naar de eisen gesteld volgens de Wm ook operationele en administratieve eisen aan het bedrijf gesteld worden. Fase 3: be- en verwerken Bedrijven, die afvalstoffen van schepen (zee- en binnenvaart) be- en verwerken, krijgen van het bevoegd gezag (provincie of gemeente) een milieuvergunning op basis van de Wm. Deze bedrijven zijn dus gevestigd op een vaste lokatie en worden, verwarrend genoeg, ook wel HOI’s genoemd (havenontvangstinstallaties). In de milieuvergunning is net als in fase 2 sprake van een AV AO/IC (acceptatiebeleid). Dit AV AO/IC beleid kan afwijken van het AV AO/IC beleid als genoemd in fase 2, aangezien er handelingen met de stoffen plaats gaan vinden en er niet louter sprake is van inzamelen. Indien een schip rechtstreeks afgeeft aan een vaste installatie, met als doel de verwerking op die lokatie, fungeert dit bedrijf dus zowel als havenontvangstvoorziening en havenontvangstinstallatie. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. Samenvattend: Definities/begrippen, die duidelijk in de context van elke fase moeten worden bezien: ☻ Scheepsafval en ladingresiduen ☻ Scheepsafvalstoffen ☻ Zeevaart of binnenvaart ☻ Havenontvangstvoorziening ☻ Havenontvangstinstallatie ☻ Inzamelaar ☻ Be- en verwerker ☻ AV AO/IC-beleid ☻ Aanwijzing ☻ Inzamelvergunning ☻ Milieuvergunning
Ter illustratie een tabel met definities van afvalstoffen gehouden tegen de verschillende wetgevingen in de verschillende fases. Soort afvalstroom
Ladingresidu Marpol LAP of scheeps- Annex Sectorplan afval Wvvs Wm
Scheepvaart KCA/KGA
Scheepsafval
V
Huisvuil, vuilnis etc
Scheepsafval
V
Afgewerkte olie
Scheepsafval
I
Oliehoudende nietwaterige scheepsafvalstromen
Afhankelijk bron, scheepsafval of ladingresidu
I
23 oliehoudende afvalstoffen 24 PCB-houdende afvalstoffen 12 scheepsafvalstoffen
ja
Oliehoudende waterige scheepsafvalstoffen
Afhankelijk bron, scheepsafval of ladingresidu Ladingresidu
I
23 oliehoudende afvalstoffen 12 scheepsafvalstoffen
ja
I
12 scheepsafvalstoffen ja 27 industrieel afvalwater
Slops oliehoudend
Slops chemicaliënhoudend
Ladingresidu
II
Olie houdend ballastwater
Ladingresidu
I
Droge ladingrestanten
Ladingresidu
V
Sanitair afval
Scheepsafval
IV
Brandstofresten/sludge
Scheepsafval
I
Bilgewater/Lenswater
Scheepsafval
I
BIA Euralcode ScheepsAfvalstof fen Wm nee 20.01met * 15.01.10
17 KCA/KGA en chemicaliënverpakkingen 1 huishoudelijk nee restafval, 3 restafval van handel, diensten en overheden 18 papier en karton 23 oliehoudende ja afvalstoffen
20.01 20.03.99
13.02.04 t/m 13.02.08 13.01.01 t/m 13.01.13 13.03.06 13.08.02 13.08.99 16.01.07 16.01.09 16.02.09 16.02.10 13.04 16.07.08 16.07.09 16.10.01 16.10.02
16.10.01 16.10.02 16.10.01 16.10.02
12 scheepsafvalstoffen Alleen 27 industrieel afvalwater als gevaarlijk afval 12 scheepsafvalstoffen ja 16.10.01 16.10.02 12 scheepsafvalstoffen Alleen 16.07.08 als 16.07.09 gevaarlijk 16.07.99 afval 12 scheepsafvalstoffen Alleen 16.07.08 als 16.07.09 gevaarlijk 20.03.99 afval 23 oliehoudende ja 13.07.01 t/m afvalstoffen 13.07.03 12 scheepsafvalstoffen 16.07.08 12 scheepsafvalstoffen ja 16.10.01 16.10.02
3
Risicoanalyse
3.1
Algemeen
In dit hoofdstuk wordt per fase (ontdoen, inzameling en be- en verwerking) aangegeven waar de risico’s mogelijk kunnen ontstaan. De risicomomenten worden in de schema’s aangegeven met kleuren, (groen, geel en rood) wat een indicatie is voor de eventuele vervolgactie. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. In het kader van de optimalisering van het toezicht op afval van zeeschepen en de bevordering van de samenwerking van de toezichthouders in de gehele keten is de gewenste situatie volgens dit risicogestuurd toezicht hieronder beschreven. Op dit moment wordt nog niet standaard op deze wijze gewerkt. ☻ In het eerste geval (Groen) heeft elke handhavingspartner een eigen aandachtsfase en zal alleen in bepaalde gevallen informatie worden ingewonnen bij externen. ☻ In het tweede geval (Geel) zal contact worden gezocht bij een relevante handhavingspartner. ☻ In het laatste geval (Rood) volgt inspectie en wordt het expertteam bij elkaar geroepen: dit expertteam bestaat uit leden van de handhavingspartners, maar de samenstelling is afhankelijk van het onderwerp en de individuele expertise van de handhavingspartner. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. Naar aanleiding van diverse workshops zijn de volgende professional experts benoemd: ☻ Inspectie Verkeer en Waterstaat ☻ VROM Inspectie ☻ Provincie/Milieudiensten (DMB, DCMR en MDIJ) ☻ Havenbeheerders De communicatie tussen de partners wordt verder uitgewerkt in het Hoofdstuk Communicatie. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart.
3.2 3.2.1
Ontdoener (het zeeschip) Algemeen
In de eerste fase bij binnenkomst van het zeeschip zitten diverse risico momenten m.b.t. afvalstoffen en ladingresiduen. In het stroomschema onder 3.2.2. is inzichtelijk gemaakt hoe de melding loopt vanaf een zeeschip en waar deze risico’s zitten. De drie catagorien risico’s groen, geel en rood vertalen zich in deze fase als volgt: Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. I Groen : geen inspectie, het schip geeft alles af en valt niet binnen een risico groep. II Geel : nader onderzoek, afhankelijk van de resultaten, mogelijk een inspectie. Er hangt een gemiddeld risico aan het schip. III Rood: altijd een inspectie en naar gelang de uitkomst hiervan contact zoeken met de overige HH partners in de keten. Het is zeer waarschijnlijk dat dit schip afval aan boord heeft, maar dit b.v. niet af wil geven. Als een schip binnenkomt wordt dit gezien als een schip met verhoogd risico als zij op de lijst van veroordeelden (zwarte lijst) voorkomt van het Openbaar Ministerie. Bij reeds eerder veroordeelden is de
kans groter dan normaal dat er een overtreding begaan wordt. Bij de aanmelding van binnenkomst bij het Havenbedrijf wordt deze filtering toegepast. Als het schip op de lijst voorkomt, wordt dit doorgegeven en zal er een inspectie volgen door de Inspectie Verkeer en Waterstaat. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. Als een schip bij aanmelding van binnenkomst geen of geen volledige melding doet betreffende zijn scheepsafval, en bij navraag van het Havenbedrijf blijft dit uit, wordt dit gezien als een gemiddeld risico. Is er geen informatie, dan kan dit betekenen dat het schip afval aan boord heeft dat afgegeven zou moeten worden. In dit geval wordt nader onderzoek aan boord uitgevoerd door Inspectie Verkeer en Waterstaat of de havenbeheerder. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. Als het schip wel een volledige melding heeft gedaan is er op twee vlakken een risico aanwezig: Marpol Annex 1 en 5 : scheepsafval Marpol Annex 1 en 2 : ladingresiduen (slops) Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. Bij scheepsafval is er een verhoogd risico als de voorgaande of de komende haven onbekend of buiten de EU is. Het schip gaat dan een lange reis aan, of heeft een lange reis achter de rug en buiten de EU is er minder informatie over de afgifte mogelijkheden. In dit geval wordt deze informatie doorgegeven aan de Inspectie Verkeer en Waterstaat, deze voert dan een inspectie uit. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. Als het schip niet voornemens is om scheepsafval af te geven, maar de laatste haven van afgifte van Marpol Annex 1 (oliehoudende residuen) is langer dan een maand terug en Annex 5 (vuilnis) is langer dan een week terug, wordt deze informatie van de havenbeheerder aan de Inspectie Verkeer en Waterstaat doorgegeven. Deze voert dan een HOI inspectie uit. Uit ervaring is gebleken dat een gemiddeld schip voor Annex 1 afval niet langer dan een maand opslagcapaciteit heeft. Voor Annex 5 is dit een week. Bij ladingresiduen is de aanleiding van het risico anders. Als een schip binnenkomt en een volledige melding voor de hoeveelheid slops heeft gedaan en deze niet af wil geven, zit er altijd een risico aan. In het geval er lading residuen aan boord zijn bij binnenkomst en deze niet worden afgegeven, volgt een PSC inspectie. Als de reder aangeeft dat hij de ladingresiduen afgeeft in een volgende EU haven, volgt mogelijk een inspectie. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. Naast bovengenoemde risico’s zijn de offshore suppliers een risico categorie. Om dit af te dekken worden er PSC en HOI inspecties conform het Sirenac target systeem uitgevoerd. Bulkschepen met gegaste lading zijn een aparte categorie. Deze hebben vaak grote hoeveelheden afval in de vorm van fosfine residuen en zal er nader onderzoek aan boord moeten plaatsvinden als er geen afgifte plaatsvindt. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart.
3.2.2
Stroomschema fase I
3.2.3
Tabel Fase I
Uit dit stroomschema en de risico’s die daaruit vloeien is onderstaande tabel opgesteld. Hierin staat in de rechterkolom welke inspectie plaats zou moeten vinden. Waar in dit schema staat dat er (mogelijk) een HOI (havenontvangstinstallatie) inspectie moet worden uitgevoerd, doelen we hier op een inspectie aan boord van schepen voor de handhaving op de Richtlijn 2000/59/EG. De term HOI inspectie kan hier wat misleidend zijn, daar niet de havenontvangsinstallatie geinspecteerd wordt, maar het schip wat (wel of niet) afgeeft. Echter bij de Inspectie Verkeer en Waterstaat Toezichteenheid Zeevaart is dit een gangbare term voor deze inspecties. Item Geen melding
Afvalgege-vens
Geen melding
Afvalgege-vens
Zwarte lijst van rederijen/charte raars Scheepsafval Annex 1 Scheepsafval Annex 1 Scheepsafval Annex 5 Scheepsaf-val Annex 5 Scheepsaf-val Annex 1 en 5
Scheepsaf-val Annex 1 en 5 Lading residuen Annex I en 2
Lading residuen Annex I en 2
Lading residuen Annex I en 2
Bulkschip met gegaste lading Off-shore
Bijzonderheden Helemaal geen melding binnen van het schip en vloeibare bulk. Niet compleet en vloeibare bulk Helemaal geen melding binnen van het schip en geen vloeibare bulk Niet compleet en geen vloeibare bulk Schip staat op zwarte lijst
Wettelijke Toezicht basis houder Wvvs art. 12a, HB RCLZ 4a Wvvs art. 12a, RCLZ 4a Wvvs art. 12a, RCLZ 4a
Wvvs art. 12a, RCLZ 4a Wvvs
Risico
Doorgeven aan
III
Agent / IVW
HB
III
Agent / IVW
HB
III
Agent / IVW
HB
III
Agent / IVW
IVW
III
IVW
Wvvs art. 12b
IVW
III
IVW
Geen afgifte en laatste afgifte < 1 maand geleden Geen afgifte en laatste afgifte > 1 week geleden Geen afgifte en laatste afgifte < 1 week geleden laatste of volgende haven buiten EU/onbekend laatste of volgende haven binnen EU Ladingresi-duen aan boord, voornemens afgifte volgende haven binnen de EU Ladingresi-duen aan boord, voornemens afgifte volgende haven buiten de EU Ladingresidu-en aan boord en voornemens afgifte: nader onderzoek HB of schip leeg is binnengekomen Geen afgifte fosfine residuen
Wvvs art. 12b
IVW
I
IVW
Wvvs art. 12b
IVW
IIl
IVW
Wvvs art. 12b
IVW
I
IVW
Wvvs art. 12b
HB
III
HB
I
Voor gedeelte Lading residuen
Eerst door havenbeheerder contact agent, bij uitblijven van informatie P19 inspectie door havenbeheerder IVW doet PSC + HOI inspectie
IVW doet HOI inspectie
Geen actie
HOI inspectie IVW Geen actie IVW IVW meldt door aan volgende haven IVW
II
IVW
Wvvs art. 12c
IVW doet PSC en HOI inspectie IVW
III
IVW
Wvvs art. 12c
Wvvs art. 12b
Eerst door havenbeheerder contact agent, bij uitblijven van informatie doorgifte aan IVW Annex II inspectie Eerst door havenbeheerder contact agent, bij uitblijven van informatie P19 inspectie door havenbeheerder
Geen actie
Wvvs art. 12c
Wvvs art. 12b
Eerst door havenbeheerder contact agent, bij uitblijven van informatie doorgifte aan IVW Annex II inspectie
IVW doet HOI inspectie
Geen afgifte en laatste afgifte > 1 maand geleden
Wvvs art. 12b
Controle
Als er naar aanleiding onderzoek HB reden voor is; PSC inspectie IVW IVW
II
IVW
IVW
II
IVW
IVW
II
IVW
HB doet nader onderzoek aan boord naar soort gassing; afhankelijk hiervan mogelijk HOI inspectie IVW doet HOI en PSC inspectie op Sirenac target gebaseerd
3.3 3.3.1
Inzamelaar Algemeen
In het onderstaande stroomschema is inzichtelijk gemaakt hoe de melding loopt vanaf een xxxxx waar daarbij de risico’s zitten. Uit dit stroomschema en de risico’s die daaruit vloeien is tabel [x] opgesteld. Hierin staat in de rechterkolom welke inspectie plaats zou moeten vinden. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. Gescheiden inzameling Het uitgangspunt is dat door de ontdoener gescheiden aangeboden gevaarlijke afvalstoffen tijdens de inzameling gescheiden worden gehouden. Hiervan kan worden afgeweken als door het samenvoegen van de betreffende afvalstoffen niet de fysische en/of chemische eigenschappen wijzigen en er dus geen sprake is van bewerken buiten de inrichting. Bij de nieuwe vergunningprocedure van VROM is het zo, dat de inzamelaar bij de aanvraag kan aangeven dat hij bepaalde afvalstoffen wil samenvoegen tijdens de inzameling. Hij moet dit dan motiveren. Als de inzamelaar in de aanvraag heeft vermeld dat hij bepaalde afvalstoffen niet gescheiden wil gaan houden, dan zal in de vergunning van VROM aangegeven zijn welke afvalstoffen hij niet gescheiden hoeft te houden. Met ‘gescheiden houden’ wordt bedoeld: op zodanige wijze van elkaar afgezonderd houden dat geen vermenging kan plaatsvinden. Aan deze bepaling kan al worden voldaan door het betreffende afval te bewaren in afzonderlijke emballage. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. Acceptatie en administratie Er zijn nog drie verschillende manieren waarop eisen gesteld worden aan de acceptatie en de administratie. Sinds mei 2002 verleent VROM de vergunningen voor inzameling, maar er zijn nog oudere vergunningen geldig. Als een bedrijf een vergunningaanvraag indient bij VROM, moet het zijn procedures voor acceptatie, AV AO/IC meesturen. VROM heeft een set randvoorwaarden die als bijlage bij de beschikking zijn gevoegd, resp.: de Richtlijn Basis Acceptatie- en Verwerkingsbeleid en de Richtlijn opstellen administratieve organisatie en interne controle (AV AO/IC). Het bedrijf kan bij de aanvraag aangeven dat het wil afwijken van die randvoorwaarden. In de vergunningen van VROM staat het voorschrift dat de acceptatie en de AV AO/IC controle moeten voldoen aan de richtlijnen, met uitzondering van eventuele aangevraagde en door VROM goedgekeurde afwijkingen. Deze afwijkingen worden in het voorschrift genoemd. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. De Regeling scheiden en gescheiden houden geldt niet voor inzamelaars. Deze regeling is alleen rechtstreeks werkend via de Wm vergunning van de be- en verwerker. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. Volgens de standaard inzamelvergunning moeten de volgende afvalstoffen gescheiden gehouden worden: afgewerkte olie (cat I en II) oliehoudend afval met meer dan 0,5 mg/kg PCB per congeneer oliehoudend afval met org. halogeenverbindingen > 1000 mg/kg overig oliehoudend afval halogeenarme oplosmiddelen koudemiddelen (CFK’s en HCFK’S) overig chemicaliënhoudend afval Dit zou betekenen dat een olie- en chemicaliënhoudend mengsel ook apart moet worden gehouden. Maar zoals gezegd, in de vergunning zelf kan hiervan afgeweken worden. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. In de Wet milieubeheer, artikel 10.40, staat welke gegevens gemeld moet worden door de ontvanger: de datum van afgifte; de naam en het adres van degene van wie de afvalstoffen afkomstig zijn; de gebruikelijke benaming en de hoeveelheid van de afvalstoffen; de plaats waar en de wijze waarop die afvalstoffen worden afgegeven; de wijze waarop de afvalstoffen nuttig worden toegepast of worden verwijderd; ingeval de afgifte geschiedt door tussenkomst van een ander die opdracht had de afvalstoffen naar hem te vervoeren: diens naam en adres en de naam en het adres van degene in wiens opdracht het vervoer geschiedt. In lid 2 van artikel 10.40 staat verder dat de ontvanger de afvalstoffen niet in ontvangst mag nemen als hem geen begeleidingsbrief wordt verstrekt. In artikel 10.39 staat dat de begeleidngsbrief de gegevens moet bevatten die in artikel 10.38, lid 1 opgesomd zijn. Zo volgt uiteindelijk uit artikel 10.40 dat op het meldingsformulier ook de naam en het adres van degene aan wie de afvalstoffen worden afgegeven vermeld moeten zijn.
Op het S-formulier zijn vakken vermeld die bedoeld zijn om aan bovenstaande verplichtingen van de ontvanger te voldoen. In artikel 10.40 staat niets over ondertekening. Dat komt doordat slechts gesproken wordt over de te melden gegevens. Een ingevuld formulier zonder handtekening is echter geen ‘melding’, zodat ook een handtekening als verplicht beschouwd kan worden. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. Het inzamelbedrijf is een ‘secundaire ontdoener’ op het moment dat het afvalstoffen afgeeft aan een andere vergunninghouder. In artikel 10.39 van de Wet milieubeheer staat welke gegevens de ontdoener dan moet verstrekken aan de ontvanger. Dit zijn: a. een omschrijving van aard, eigenschappen en samenstelling van de afvalstoffen. b. een begeleidingsbrief, waarop de ontdoener geregistreerd heeft: de datum van afgifte; de naam en het adres van degene aan wie de afvalstoffen worden afgegeven; de gebruikelijke benaming en de hoeveelheid van die afvalstoffen; de plaats waar en de wijze waarop de afvalstoffen worden afgegeven; de voorgenomen wijze van beheer van de afvalstoffen; ingeval de afgifte geschiedt door tussenkomst van een ander die opdracht heeft de afvalstoffen te vervoeren naar degene voor wie deze zijn bestemd: diens naam en adres en de naam en het adres van degene in wiens opdracht het vervoer geschiedt. In de Wet milieubeheer is aangegeven dat hiervoor een formulier gebruikt moet worden dat is goedgekeurd door het Landelijk Meldpunt Afvalstoffen (LMA). Nergens is geregeld of hiervoor het WMB- of het S-formulier gebruikt moet worden. Wel is het zo, dat het S-formulier geen vakje bevat waarin naam en adres van de vervoerder kan worden aangegeven. Als de afgifte geschiedt door tussenkomst van een vervoerder, dan moet naam en adres van de vervoerder op het begeleidingsdocument staan. Dan is een S-formulier dus niet geschikt. Het heeft de voorkeur als een WMB-formulier gebruikt wordt voor de afgifte van de ene vergunninghouder aan de andere.
3.3.2
Stroomschema Fase II
3.3.3 Item
Tabel fase II
Wettelijk toezic Ris Doorge Controle e Basis hthou ico ven aan der Art. 10.45, VROM Haven- Maak onderscheid tussen inzamelaars die Inzamel Bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen in lid 1 sub b autoriteit schoonmaakbedrijven zijn en inzamelaars die verzamelen zonder vergunning. Wm en gunning geen schoonmaakbedrijf zijn. Het betreft provincie waterige afvalstromen: waswater en gemeent ballastwater, die afhankelijk van de en concentratieverontreinigingen al dan niet zijn aangewezen als gevaarlijk afval. De VI zal door monstername en analyse moeten onderzoeken of het om gevaarlijk afval gaat. VROM De definitie van scheepsafvalstoffen uit de MARPOL, Art. 1, Na de afgifteflens van een zeeschip treedt de onder 1, Wvvs en BIA verschilt definitie van scheepsafvalstoffen in werking.. sub d van Stel vast wanneer je mag spreken van een het BIA afvalstof in de zin van het BIA. Art. 10,45 VROM In de nalevingsstrategie (NLS ) van de VI heeft In het jaarplan 2007 van de VI betekent dit 40 handhaving van de vergunninghouders van afvalstoffen Wm mensdagen voor alle inzamelaars in het hele lage prioriteit gekregen. land.
Afgifte schip
Bijzonderheden
verlengde arm theorie van particuliere terminals en havenbeheerders. Afvalstoffen af geven aan een niet vergunninghouder
Art. 10.45 VROM Wm Art. 10.37 Alle lid 1 Wm toezichthouders
er is een inzamelplicht (via de inzamelvergunning)
BIA VROM vergunning ; Art. 18.18 Wm
Haven- De inzamelplicht is als voorschrift opgenomen in autoritete de inzamelvergunningen. Voor de handhaving n van de inzamelplicht is de VI vooral aangewezen
het S-formulier heeft geen milieuhygiënische status; geen meldingsformulier; alleen als begeleidend transport document: er ontstaat een “gat” tussen zeeschip en inrichting door ontbreken melding.
Art. 10.44 IVW Wm of Wvvs
SAS
Niet op Voor het inzamelen van niet-inzamelvergunningplichtige 10.45, lid 1 VROM VIHB afvalstromen moeten bedrijven zich laten vermelden op onder a Wm lijst de VIHB-lijst. BIA VROM Accepta Inzamelaar moet werken conform een AV/AO/IC inzamelver tie gunning; door art.18.18 inzamelWm middel Vooracceptatie bestaat in de praktijk niet bij inzameling Art. 10.39, Alle lid 1 toezichtvan scheepsafvalstoffen ivm de gevraagde houders handelingssnelheid bij zeeschepen. De inzamelaars zijn Wm niet in de gelegenheid om voor de acceptatie monsters van de afvalstoffen te analyseren. Eventuele schade als gevolg van onverwacht hoge verwerkingskosten moeten door de inzamelaar op de ontdoener worden verhaald. Monstername is in de inzamelvergunning niet voorgeschreven. ontdoener levert onjuiste informatie over samenstelling, Art.10.37, Alle lid 1 toezichtherkomst etc van het afval. Wm
acceptatieprocedure leidt niet tot juist vervolg in verwerkingsketen.
er wordt afval ingenomen dat de acceptatie niet heeft doorlopen. status van De verwerking verantwoord als regeling en daardoor niet handhaafbaar mengen en rondpompen op inzamelvaartuig
houders
Art. 18.18 Wm Inzamelvergunning LAP
BIA VROM inzamelVergunnin g Rsgh
Provincie Wanneer start de afgifte en wanneer eindigt de gemeent afgifte. en
op klachten van ontdoeners.
3.4 3.4.1
Be- en verwerker Inleiding
Hieronder worden de verschillende risico´s besproken in de overgang van inzamelaar naar be- en verwerker en in het uiteindelijk verwerken van de afvalstoffen. De risico’s bij het be- en verwerken van scheepsafvalstoffen liggen met name in het feit dat deze bedrijven vooraf niet de exacte samenstelling weten van de scheepsafvalstoffen.. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. 3.4.2
Vooracceptatie scheepsafvalstoffen
Een schip kan direct afgeven aan een be en -verwerker. Een groot risico zit in de vooracceptatie, die meestal plaats vindt per fax of per e-mail. De samenstelling van de scheepsafvalstof inclusief een schatting van de hoeveelheden en de parameters worden vooraf door een scheepsagent opgegeven. Het verwerkende bedrijf neemt, als het schip eenmaal aan de kade ligt, altijd een monster van de af te geven partijen, echter het afval kan al zijn opgeslagen in een opslagtank van het bedrijf, voordat de analyseresultaten bekend zijn. Een knelpunt zijn de opgegeven parameters door de scheepsagent (gebaseerd op aannames) en het komt voor dat be- en verwerkers weten dat de opgegeven waarden niet altijd kloppen. Bij het feitelijke inzamelen worden niet altijd monsters genomen of geanalyseerd. Bij inzameling van scheepsafvalstoffen is er geen vooracceptatiefase door de inzamelaar. Men loopt dan een risico. In alle gevallen speelt tijdsdruk ook een grote rol. Een zeeschip wil om de kosten te drukken zo snel mogelijk bediend worden en zal met dit argument zowel de inzamelaar of de be- en verwerker onder druk zetten. Is een verwerker tevens inzamelaar en heeft hij zelf inzamelvaartuigen, dan neemt hij bij iedere individuele afgifte een monster, zonder dit uitgebreid te laten analyseren. Dit zijn meer controlemonsters, om achteraf te herleiden wie ongewenste stoffen heeft afgegeven. Ook kunnen de opgegeven waarden van een scheepsagent gebruikt worden bij de vooracceptatie door een inzamelaar. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. 3.4.3
Hoog, matig en laagrisicohoudende afvalstoffen
Ieder afvalverwerkend bedrijf moet beschreven hebben hoe de Administratieve Organisatie (AO) is opgezet, hoe de Interne Controle (IC) is opgezet en wat het Afvalstoffenbeleid(AV) binnen het bedrijf is. Deze verplichting komt uit het rapport De Verwerking Verantwoord van de Commissie Hoogland en is tot stand gekomen na de TCR affaire in Rotterdam. In dit rapport worden de verschillende risico’s met betrekking tot afvalstoffen genoemd. Hoe hoger het risico hoe meer parameters gebruikt moeten worden om die stof te analyseren en is monstername verplicht. De Verwerking Verantwoord kent drie risico indelingen met de daarbij behorende parameters, namelijk hoog, matig en laag risico. Bij scheepsafvalstoffen gaan de verwerkers en inzamelaars ervan uit dat zowel de ontdoener als de afvalstof bekend is. Dus dat het dan om laag risico houdende afval gaat. Immers het is vaak dezelfde scheepsagent, die de gegevens voor de vooracceptatie levert . Daardoor worden scheepsafvalstoffen in 99% van de gevallen ingezameld als laag risicohoudende afvalstof. Wanneer we echter kijken naar één scheepsagent zien we dat deze agent heel veel rederijen kan bedienen. Daarnaast zien we ook dat deze rederijen weer een veelvoud aan charteraars kennen, waardoor tijdens één reis de lading en daarmee ook het afval wel diverse keren van eigenaar kan wisselen. Het is dan bijna onmogelijk om de oorspronkelijke ontdoener nog te achterhalen. In het rapport De Verwerking Verantwoord,staat dat bij een onbekende ontdoener de afvalstof als hoog risico moet worden ingeschat en niet als een laag risico houdende afvalstof. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. 3.4.4
Afvoeren van een afvalstof die niet verwerkt kan worden
Wanneer een scheepsafvalstof bij een verwerker komt die het wel mag accepteren, maar niet kan verwerken, omdat na analyse blijkt dat zijn installatie het niet aankan, zal de afvalstof afgevoerd moeten worden naar een verwerker, die deze afvalstof op basis van zijn Wm vergunning wel kan verwerken. Hier ligt een risico moment. Het kan voor de verwerker die het niet kan en mag verwerken aantrekkelijk zijn om de afvalstof te mengen en te blenden, om zodoende toch tot een bruikbaar product te komen. Het mengen van afvalstoffen is ingevolge het landelijk Afvalstoffenplan (LAP) niet toegestaan, tenzij de stoffen die gemengd worden éénzelfde minimum bewerkingstandaard hebben. Dat is bij een stof die een verwerker niet mag hebben niet het geval.
3.4.5
Tijdelijke opslag van een afvalstof die niet verwerkt kan worden
Een groot risico zijn de partijen scheepsafval, die een be- en verwerker op grond van zijn Wm-vergunning niet mag accepteren. Deze partijen mogen dan niet worden afgegeven en gaan met het schip mee naar de volgende haven, mits Inspectie Verkeer en Waterstaat zwaarwegende argumenten heeft, om het afval alsnog verplicht af te geven. Bij inzamelvaartuigen zal afgifte moeten geschieden bij een erkende be- en verwerker. Het kan bij een enkele verwerker voorkomen dat scheepsafvalstoffen die men niet mag accepteren toch tijdelijk worden opgeslagen. In een enkele Wm vergunning is het echter niet of niet goed opgenomen welke tanks gebruikt moeten worden voor tijdelijke opslag. Voor de toezichthouder is het dan moeilijk te zien waar en hoelang een opslag heeft geduurd en of er al dan niet sprake is van menging van afvalstoffen, met het doel om de kosten te drukken bij afvoer naar een verwerker, die deze afvalstof op basis van zijn Wm vergunning wel kan accepteren.In de Aanwijzing havenontvangstvoorziening is wel een plicht opgenomen tot het in ontvangst nemen van scheepsafvalstoffen door een aangewezen be- en verwerker, echter alleen voor zover de de Wm vergunning dit toestaat. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. 3.4.6
Risicomomenten
Uit bovenstaande zijn de volgende risicomomenten te onderkennen: ☻ Aanleveren van informatie door een scheepsagent aan een be- en verwerker inzake de vooracceptatie van scheepsafvalstoffen; ☻ Geen monstername of analyses tijdens het inzamelen van scheepsafvalstoffen; ☻ Tijdsdruk ingegeven door het zeeschip; ☻ Inschatting hoog, matig of laag risicohoudend afval; ☻ Tijdelijke opslag van scheepsafvalstoffen wanneer het niet door de desbetreffende be- en verwerker verwerkt kan worden; ☻ Afvoer van scheepsafvalstoffen dat niet verwerkt kan worden; ☻ Geweigerde partijen scheepsafvalstoffen.
Havenontvangstinstallatie Rotterdam
3.4.7
Stroomschema fase III
3.4.8
Tabel fase III
Item
Bijzonderheden
Vooracceptatie afval van zeeschepen Hoog risico
Het binnen krijgen van waarden Art.8.1 lid Wm betreffende de af te geven stof van een scheepsagent.
provincie/m ilieudienst
III
Toezichthouder, wanneer er verdenking bestaat op onjuiste informatie
Controleren door bedrijf op juistheid.
Van onbekende ontdoener en onbekende afvalstof
Art.18.18 Wm
provincie/m ilieudienst
III
Bij het niet mogen hebben van een afvalstof doorgeven aan toezichthouder.
Visueel en uitgebreide parameters
Art.18.18 Wm
provincie/m ilieudienst
III
Bij het niet mogen hebben van een afvalstof doorgeven aan toezichthouder.
Visueel en analytisch onderzoek naar specifieke parameters
Bekende ontdoener en bekende Art.18.18 Wm afvalstof. Veelal visiueel herkenbaar afval (b.v. accu’s)
provincie/m ilieudienst
II
Bij het niet mogen hebben van een afvalstof doorgeven aan toezichthouder.
Visueel en administratief onderzoek naar ontdoener en eerste
provincie/m ilieudienst
I
Bij afvoer naar provincie/m niet-verg.houder ilieudienst strafbaar ogv 10.37 lid 1 Wm 10.38-10.40 Wm provincie/m ilieudienst
III
Doorgeven aan toezichthouder
III
Eventueel OM-FP
Er zal verder in keten contact met de bevoegde gezagen gelegd worden of Begeleidingsbrief dient de afvoer van afvalstoffen tijdens transport te dekken
Middel risico Bekende ontdoener, maar bijzonder procstechnische maatregelen vereist Laag risico
Stoffen Ja, dan verwerking conform kunnen vergunning en AV AO/IC verwerkt worden. Stoffen Ja, afvoeren naar een kunnen niet vergunninghouder. verwerkt worden Afvoer Conform BIA en RIA
Wettelijke Basis toezichtho Risico Doorgeven aan uder
Art.18.18 Wm
Controle
4
Verander- en verbeterpunten
4.1
Inleiding
In dit draaiboek is een model beschreven op welke wijze de toezichthouders vanuit de dagelijkse praktijk via de benadering van risico-gestuurd toezicht en informatieoverdracht in en tussen de verschillende fases in de keten zo optimaal mogelijk toezicht kunnen houden. Daarnaast is het doel de kans op het in beeld krijgen van ‘ongewone situaties’ te vergroten. Hierbij is niet alléén gefocust op afvalstoffen afkomstig uit de ladingzone van zeeschepen, maar vanwege de Europese aandacht voor de evaluatie van het hele dossier inzake de HOI-richtlijn havenontvangstvoorzieningen is eveneens aandacht geschonken aan de reguliere afvalstoffenstroom, die afkomstig is uit de bedrijfsvoering van het zeeschip. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. Of dit model resultaten oplevert, zal getoetst moeten worden in de praktijk. Via het uitvoeren van een aantal pilots, waarin wel gefocust kan worden op bepaalde onderdelen van dit model, kunnen de praktijkervaringen in kaart gebracht worden. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. In onderstaande paragrafen wordt per fase beschreven, welke verbeterpunten er ten opzichte van de huidige situatie vanuit de optiek van de toezichthouders behaald kunnen worden. Daarnaast zal er per verbeterpunt een inschatting gemaakt worden van de mogelijke consequenties van het doorvoeren van deze verbeterpunten Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart.
4.2
Fase 1: ontdoener (het zeeschip)
Schakel in de keten Ontvangst Melding Wvvs (1)
Veranderpunten
Actor
Consequenties
Beoordeling melding volgens stroom-schema fase 1: kwantitatieve beoordeling op de volgende criteria: 1. Schip/reder/charter aar op “zwarte lijst” 2. Uitblijven cq onvolledigheid van de melding 3. Type schip 4. Scheepsafval of ladingresiduen 5. Tijdsbestek laatste afgifte 6. Vorige en volgende haven 7. Voorgenomen afgifte ja/nee
Havenbeheer- Ad 1: aanlevering van zwarte lijst door IVW aan der de havenbeheerder en het ter beschikking stellen aan de havenbeheerde van ICT-software om in relatie tot het schip de reder cq de charteraar te tracen. Ad 2: actieve benadering van het schip cq de agent om de afvalstoffenmelding te completeren op die punten, die voor het werken volgens het stroomschema absoluut noodzakelijk zijn: handhaving van de melding. (zie verder ontvangst van de melding Wvvs (2))
Noot 1: In een uit te voeren pilot kan onderscheid gemaakt worden in ladingresiduen en scheepsafval om in te zetten capaciteit te beperken. Noot 2: De kwantitatieve beoordeling van de meldingen zou bij het definitief werken volgens dit model ingepast kunnen worden in een ICT-applicatie ten einde dit proces te automatiseren.
Schakel in de keten Ontvangst Melding Wvvs (2)
Nader onderzoek tankschepen
Veranderpunten
Actor
Consequenties
Bestuurlijke instrumenten om complete melding Wvvs afvalstoffen vooraf af te dwingen door de ontvanger van de melding (havenbeheerder)
Havenbeheerder (na aanpassing wetgeving)
In bovenstaande kolom wordt onder ad 2 beschreven, dat een complete melding afvalstoffen voorafgaande aan de binnenkomst van een zeeschip noodzakelijk is om te kunnen werken volgens het voorgestelde stroomschema. De havenbeheerder heeft echter géén bestuurlijke middelen hiervoor, aangezien de havenbeheerder in het kader van de Regeling Communicatie Loodsaanvragen Zeevaart (RCLZ) slechts de ontvanger is van de melding. De verplichting tot het doen van de melding ligt verankerd in de Wvvs, waarvoor IVW de toezichthouder is en de bestuurlijke bevoegdheden heeft. De havenbeheerder kan slechts verzoeken om een volledige melding, en bij de constatering van het niet voldoen dit signaal doorgeven aan IVW. Strafrechterlijk optreden lijkt in deze situatie géén oplossing, omdat dit achteraf plaats vindt, terwijl beoordeling van de inschatting van de risico’s volgens het stroomschema juist vooraf plaats moet vinden. De optie om door IVW deze melding vooraf af te laten dwingen lijkt niet pragmatisch, aangezien dit veel extra overbodige communicatie tussen de afzonderlijke havenbeheerders en IVW met zich meebrengt. Decentralisatie van deze bestuurlijke bevoegdheid naar de ontvanger van de melding lijkt de meest eenvoudige oplossing.
Inschatting volgens risicomodel dat een tankschip waswater/slops aan boord zou moeten hebben, maar dit op de melding ontkent.
Ter vergelijk: de melding van de opgave van de lading gevaarlijke en schadelijke stoffen aan boord van zeeschepen gebeurt volgens het RCLZ ook aan de havenbeheerder. De wettelijke verplichting tot het doen van deze melding ligt verankerd in de Scheepvaartverkeerswet, waarvoor de havenbeheerder wel bestuurlijk bevoegd is. Hierdoor heeft de havenbeheerder bij een niet volledige melding van de opgave van de lading de bestuurlijke mogelijkheid de deelname aan het verkeer (toelatingsbeleid) van dit schip te weigeren, zolang de opgave niet volledig is. Havenbeheer- Controle door specialisten op vakgebied van der gevaarlijke stoffen en milieu in dienst van de havenbeheerder aan boord van het tankschip. Via een omweg van bevoegdheden van havenverordeningen dan wel via de wet op de economische delicten (werkwijze via zogenaamde P-19 procedure) ligt hier een mogelijkheid. Noot 1: IVW is de toezichthouder op basis van de Wvvs. Een oplossing naar de toekomst is om ingewikkelde procedures als P19 af te schaffen en de havenbeheerders te mandateren voor de Wvvs.
Schakel in de keten Communicatie binnen de fase 1 van deze keten Communicatie naar fase 2 van de keten
Inspectie zeeschip
Commun icatie: Terugkop - peling
Veranderpunten
Actor
Consequenties
Doormelding van te houden inspecties op basis van het risicomodel aan IVW, dan wel verzoek melding door IVW aan de volgende haven Doormelding alle voorgenomen en daadwerkelijke afgiftes aan VROM-inspectie, zodat op basis van het risicomodel van fase 2 een selectie voor inspectie gemaakt kan worden Inspectie volgens risicomodel in plaats van controle op afvalstoffen aan boord van zeeschepen mee te nemen in de reguliere PSC-inspecties. Resultaten van inspecties, bijzonderheden of monitoring van afgifte
Havenbeheer- Ook bij communicatie kan een ICT-applicatie der capaciteitsinzet beperken.
Havenbeheer- Ook bij communicatie kan een ICT-applicatie der capaciteitsinzet beperken.
IVW
Als gekozen wordt voor dit model, is capaciteit een belangrijke voorwaarde. IVW is de toezichthouder op basis van de Wvvs. Een oplossing naar de toekomst is de capaciteit uit te breiden of bevoegdheden van de Wvvs te mandateren.
Alle toezichthouders in de gehele keten
Bij het werken in de totale keten dienen resultaten van inspecties en meldingen aan elkaar teruggekoppeld te worden en bij bijzondere voorvallen dient opschaling plaats te vinden naar een team van experts met een benoeming van een regierol. In de pilotfase zal deze communicatie veelal per telefoon, fax of email plaatsvinden. Naar de toekomst toe kan ook een ICT-applicatie hierin uitkomst bieden.
4.3
Fase 2: inzamelaar
Schakel in de keten Melding inzamele n zonder vergunni ng BIA
Veranderpunten
Actor
Consequenties
Inzamelvergunningen met aanvraag (o.a. acceptatie- en registratiebeleid en contracten met derden) digitaal beschikbaar Koppeling Wvvs-HOV lijst met BIA lijst
VI DirSAS
Web-site van SenterNovem uitbreiden
Havenbeheer der VI DirSAS VI
SenterNovem neemt HOV aanwijzing op website op bij BIA lijst
(voor)ac Onderzoeken of ceptatiep zeeschip kan worden
schadeclaims
Schakel in de keten rocedure wordt niet gevolgd Monster name
Veranderpunten
Consequenties
IVW
Geen controle aan boord zeeschip door V
opgehouden voor onderzoek (Awb)
Voorwaarden bekend maken voor controle van het zeeschip. Regelen van het vervoer voor de controle van het zeeschip of controle via een handhavingspartner Contract afsluiten met bevoegd laboratorium voor monstername aan boord van het zeeschip en inzamelvaartuig Acceptati Mogelijkheden onderzoeken of status e van S-formulier gewijzigd kan worden Onderzoeken of mogelijkheden zijn tot instelling van een calamiteitenfonds of andere vorm van financiering bij hoger uitvallende verwerkingskosten.
4.4
Actor
VI Buiten Europese aanbesteding om VI
DirSAS
Bewijs van acceptatie
DirSAS
Nederlandse zeehavens krijgen alle wanbetalers op zich af.
Veranderpunten
Actor
Consequenties
Aandacht op vooracceptatie op basis van AV AO/IC Aandacht voor monstername plus analyses op basis van hoog, middel en laag risico. Aandacht voor accepeteren van scheepsafvalstoffen op het criterium laag risico houdende afvalstof Aandacht voor verwerking op grond van juiste analysegegevens Aandacht op afvoeren van afvalstoffen
Provincie/Mili eudiensten
Controle op het innemen van afvalstoffen. Met de focus op hoog, matig of laag risicohoudend
Be- en verwerker en Provincie/mili eudiensten
Controle door provincie en milieudiensten op analysegegevens.
Fase 3: be- en verwerker
Schakel in de keten Be en Verwerk er
Provincie/mili Controle op het analyseren van de juiste eudiensten en parameters VI
Provincie/Mili eudiensten
Volgen van binnenkomst tot en met verwerking. Illegale verwerking aan het licht brengen
Provincie/Mili Controle of afvalstoffen op juiste wijze naar een eudiensten en erkende verwerker gaan, inclusief evt. EVOA
Schakel in de keten
4.5
Veranderpunten
Actor
Consequenties
Aandacht op afvoeren van geweigerde partijen afval.
VI Provincie/Mili eudiensten en VI
beschikking. Controle of afvalstoffen op juiste wijze naar een erkende verwerker gaan, inclusief evt. EVOA beschikking.
Algemene verbeterpunten
Tijdens de tot standkoming van dit draaiboek door de toezichthouders uit de praktijk zijn reeds enige punten aan het licht gekomen, waarvan reeds op dit moment gesteld kan worden, dat zij verbetering behoeven. Een opsomming van deze punten volgt hieronder. ☻
☻
☻
☻
☻
Bevoegdheden in het kader van de Wvvs naar de havenbeheerder in relatie tot de ontvangst van de afvalstoffenmelding door de zeeschepen. Uitbreiding controlebevoegdheden van de havenbeheerders voor de Wvvs ter ondersteuning van Inspectie Verkeer en Waterstaat Afstemming van definities in de gehele keten van afvalstoffen van zeeschepen: o Tussen Internationale en Europese regelgeving, vertaald naar nationale regelgeving o Tussen nationale regelgeving, meer specifiek tussen de Wvvs en de Wet Milieubeheer Een duidelijke positionering van het LAP in relatie tot de Wet Milieubeheer, met name over de uitleg van het acceptatiebeleid, en mede daarin inbegrepen de relatie tot de privaatrechterlijke contracten die inzamelaars en verwerkers sluiten met ontdoeners Status van het S-formulier vastleggen in wetgeving
5
Communicatie
In dit hoofdstuk wordt een stappenplan gegeven voor de communicatie intern tussen de betrokken diensten en personen bij potentiële incidenten. Vanzelfsprekend is ook de voorlichting en communicatie richting externen zoals bewoners, bedrijven en de pers van groot belang. Hierover dienen nadere afspraken te worden gemaakt met de voorlichters van de samenwerkende instanties.
5.1 5.1.1
Algemeen Draaiboek Positionering
De samenwerkende handhavingsafdelingen gaan over het hoe, de beleidsafdelingen over het waarom: De beleidsafdelingen zijn verantwoordelijk voor de bekendmaking van de wet- en regelgeving en de achterliggende inhoudelijke motivatie. De handhavingsafdelingen zijn verantwoordelijk voor de naleving en handhaving. Daarbij wordt wel aandacht gevraagd van de handhavers zich meer te verdiepen in de belevingswereld van de doelgroepen om het naleefgedrag te begrijpen en doelgroepen eventueel te faciliteren. Dit betekent dat de handhavers naast handhaving ook inzet op het oplossen van problemen rond de naleving. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. De samenwerkende handhavingsafdelingen staan open voor signalen en zijn pro-actief: Eerste prioriteit bij de samenwerking rond afvalstoffen van de zeescheepvaart is het intern voor elkaar krijgen dat de huidige signalen van buiten goed worden vertaald. Met andere woorden of op de binnenkomende signalen de juiste actie wordt ondernomen en incidenten kunnen worden voorkomen. De handhavers kunnen niet elk probleem oplossen bv internationale aangelegenheden, maar zij zorgen er wel voor dat de informatie terecht komt waar ze hoort. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. Handhaving staat centraal, daarnaast faciliteren de handhavingsafdelingen oplossingen voor structurele problemen in de naleving: Om de naleving te verbeteren, staan verschillende middelen ter beschikking. Handhavend optreden (sancties zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk), feedback richting beleid bij strijdige of weinig praktische regelgeving of meedenkend in zoeken naar oplossingen. Voorwaarde in bovenstaande beschrijving is dat de functie van handhaver en de functie van zoeker naar oplossingen, in principe niet dezelfde persoon zijn. De handhaver wordt niet in de positie gebracht dat hij een dubbelfunctie heeft. Wel moet de handhaver goed luisteren en nadrukkelijk terugkoppelen aan zijn coördinator over het hoe en waarom van bepaalde gebreken in de naleving. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. Doelgroepen: Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. Intern: - handhavers deelnemende organisaties - piketambtenaren deelnemende organisaties - beleidsdirecties/-afdelingen - Dossierteam Probo Koala Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. - Management deelnemende organisaties
Extern: - Bedrijven, organisaties. Brancheverenigingen van die bedrijven en organisaties o.a. VOMS - Havenraad - Andere overheden: overige provincies en andere zeehavens - Samenwerkingspartners: Douane, KLPD, Arbeidinspectie - Openbaar Ministerie: functioneel Parket - Tweede Kamer via Dossierteam Probo Koala - Internationale partijen: TFS, PSC Voor communicatie richting externen moeten nog afspraken worden gemaakt met de afdelingen Voorlichting van de samenwerkende organisaties. De gedachte van de projectgroep is om met voorlichters gezamenlijk een strategie uit te zetten. Workshop Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. Om de maximale effectiviteit van de samenwerking te verkrijgen tussen de handhavers van de organisaties is het van groot belang dat de informatie uit dit draaiboek bij de interne doelgroepen handhavers en piketambtenaren bekend is. Voorstel is om een workshop te organiseren met als doel het uitwisselen van de informatie uit het draaiboek en reacties van medehandhavers te peilen. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart.
5.2
Uitwerking per fase
5.2.1
Fase 1 (ontdoener, het zeeschip)
Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. ☻ Er komt een melding binnen via de Havenbeheerder of Inspectie Verkeer en Waterstaat, afhankelijk van de in onderstaande tabel genoemde actie. ☻ De coördinator/handhaver van de eerstverantwoordelijke dienst meldt dit aan de in de tabel genoemde instanties. ☻ De eerstverantwoordelijke gaat direct informatie verzamelen. Via de melding is een eerste deel van de informatie verschaft, andere informatie wordt verkregen door navraag bij bevoegde gezagen, extern deskundigen, handboeken en eigen professionele inschatting. ☻ De coördinator schat het risiconiveau in aan de hand vande beschikbare gegevens. ☻ Na bepaling van het risiconiveau worden door de coördinator controleur(s) op pad gestuurd om tot een eerste veldbeoordeling te komen (geel) dan wel het besluit genomen tot het inzetten van het expertteam (team). ☻ Aan de hand van de eerste veldbeoordeling neemt de coördinator ter kantore de beslissing de aandachtsfase op te schalen tot een verdenkingsfase en het expertteam in te zetten (rood). ☻ De coördinator roept het expertteam bijeen. ☻ De coördinator vult de checklist in. Actie
Niveau
Eerstverantwoordelijke
informatie delen met
Geen melding door schip
aandacht
Havenbeheerder
Zwarte lijst met afgifte Annex I en II
verdenking
Inspectie Verkeer en Waterstaat
Natte bulk Annex I en II; ladingrestanten aan boord, geen afgifte Reisgegevens >1 maand, gedwongen tot afgifte
aandacht
Inspectie Verkeer en Waterstaat
Inspectie Verkeer en Waterstaat VI Havenbeheerder Wm-bevoegd gezag Havenbeheerder
verdenking
Inspectie Verkeer en Waterstaat
VI Havenbeheerder Wm-bevoegd gezag
Mogelijkheid Inschakelen externen/desku n-digen scheepsagent
laboratorium RIVM DCMR kenniscentrum
laboratorium RIVM DCMR kenniscentrum
In de tabel wordt gesproken over de zwarte lijst van redrijen/charteraars. De KLPD houdt een lijst van overtreders bij. Met het Openbaar Ministerie moeten afspraken worden gemaakt over het beschikbaar stellen van deze lijst. 5.2.2 ☻
☻ ☻
☻ ☻
☻
☻
Fase 2 (inzamelaar)
Er komt een melding binnen bij de VI via andere overheidsinstanties of bedrijven, afhankelijk van de in onderstaande tabel genoemde actie van een inzamelaar van afvalstoffen van de zeescheepvaart. De coördinator/handhaver van de VI meldt dit aan de in de tabel genoemde instanties. De VI gaat direct informatie verzamelen. Via de melding is een eerste deel van de informatie verschaft, andere informatie wordt verkregen door navraag bij bevoegde gezagen, extern deskundigen, handboeken en eigen professionele inschatting. De coördinator schat het risiconiveau in aan de hand vande beschikbare gegevens. Na bepaling van het risiconiveau worden door de coördinator alleen in een niveau van verdenking (rood) het besluit genomen tot het inzetten van het expertteam, controleur(s) op pad gestuurd. De controleur(s) komen tot een eerste veldbeoordeling welke handhavingsmiddelen moeten worden ingezet. Met name het mogelijk moeten ophouden van een schip voor onderzoek, moet zo snel mogelijk duidelijk worden. De coördinator vult de checklist in.
Actie
Niveau
Eerst verantwoordelijke
Informatie delen met
Inzamelen zonder vergunning Wm;vaststellen afval conform BIA (Voor)Acceptatieproce dure wordt niet gevolgd en leidt tot onjuiste verwerking Mengen en rondpompen in inzamelmiddel
verdenking
VI
verdenking
VI
verdenking
VI
Havenbeheerder Bevoegd gezag Wm Inspectie Verkeer en Waterstaat Havenbeheerder Bevoegd gezag Wm Inspectie Verkeer en Waterstaat Havenbeheerder Bevoegd gezag Wm
Afgifte 10.37Wm
verdenking
VI
Mogelijkheid inschakelen externen/desku n-digen Laboratorium RIVM DCMR kenniscentrum
Laboratorium RIVM DCMR kenniscentrum
Laboratorium RIVM DCMR kenniscentrum
Bevoegd gezag Wm
vergunninghoud er De centrale rol in deze fase is weggelegd voor de VI omdat zij bevoegd gezag is voor het inzamelen van bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen . De Wm treedt pas in werking nadat de afvalstoffen via de afgifteflens het zeeschip verlaten. Een duidelijke signaalfunctie is weggelegd voor Havenbeheerder en de Inspectie Verkeer en Waterstaat aangezien zij controles aan boord van het inzamelvaartuig uitvoeren. Controles aan boord van de inzamelvaartuigen behoort niet tot het normale niveau van handhaving door de VI.
5.2.3 ☻
☻
☻
☻ ☻
☻ ☻
Fase 3 (be- en verwerker)
Er komt een melding binnen bij het bevoegd gezag Wm, zijnde de DMB, DCMR of provincie NH, afhankelijk van de in onderstaande tabel genoemde actie door een be- en verwerker van afvalstoffen van de zeescheepvaart. De coördinator/handhaver van de eerstverantwoordelijke dienst meldt dit aan de in de tabel genoemde instanties. De eerstverantwoordelijke gaat direct informatie verzamelen. Via de melding is een eerste deel van de informatie verschaft, andere informatie wordt verkregen door navraag bij bevoegde gezagen, extern deskundigen, handboeken en eigen professionele inschatting. De coördinator schat het risiconiveau in aan de hand vande beschikbare gegevens. Door de coördinator wordt een controleur(s) op pad gestuurd om tot een eerste veldbeoordeling te komen. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. De coördinator roept het expertteam bijeen. De coördinator vult de checklist in.
Actie
Niveau
Eerst verantWoordelijke
Informatie delen met
Onbekende ontdoener en onbekende afvalstof Acceptatieproce dure wordt niet gevolgd en leidt tot onjuiste verwerking(stank ) Afgifte 10.37 Wm
verdenking
Bevoegd gezag Wm (provincie/geme ente) Bevoegd gezag Wm (provincie/geme ente)
Havenbeheerder VI
Bevoegd gezag Wm (provincie/geme ente)
Bevoegd gezag Wm (provincie/geme ente)
verdenking
verdenking
Havenbeheerder Brandweer politie
Mogelijkheid inschakelen externen/desku n-digen Laboratorium RIVM DCMR kenniscentrum Laboratorium RIVM DCMR kenniscentrum brandweer
De centrale rol in deze fase is weggelegd voor het bevoegd gezag Wm, provincie of gemeente. In principe is het bevoegd gezag voor inrichtingen voor de be- en/of verwerking van afvalstoffen, de provincie. In het geval van de gemeente Amsterdam zijn de provinciale taken gedelegeerd aan de DMB. In de rest van de regio Noordzeekanaalgebied is de provincie bevoegd gezag. In het geval van de regio Rotterdam zijn de provinciale taken gemandateerd aan DCMR.
6
6.1
Pilots
Inleiding
Onderdeel van het draaiboek "Handhaving afvalstoffen van de zeescheepvaart" is het toetsen van de in het draaiboek beschreven structuur in fasen en de opschaling tot de inzet van een expertteam bij potentiële incidenten, door middel van het uitvoeren van maximaal 5 pilots. De pilots zijn praktijktesten en leveren inzicht in het feitelijk samenwerkend vermogen van een regio bij handhavingszaken met afvalstoffen van de zeescheepvaart. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. In dit hoofdstuk wordt inzicht gegeven in de personele en jaarplan consequenties die bij de uitvoering van de voorgenomen pilots aan de orde zijn voor de verschillende samenwerkende organisaties. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart.
6.2
Uitwerking Pilots
Het draaiboek afvalstoffen van de zeescheepvaart beoogt vanuit een risicoanalyse, ketenhandhaving en samenwerking tussen handhavingsdiensten, het doel van voorkoming van illegale lozingen, vervuiling van het milieu en mogelijke gezondheidsrisico’s te bereiken. Om te kijken of de risicobenadering in de praktijk werkt, worden in de periode september 2007 t/m april 2008, maximaal 5 pilots uitgevoerd. Dit betekent 1 pilot in de 6 weken.De pilots zijn oefeningen met de werkwijze uit het draaiboek. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. De pilots zouden zowel in regio Amsterdam als Rotterdam moeten plaatsvinden en zowel betrekking moeten hebben op afval afkomstig van residuen van vloeibare lading als wel de reguliere bedrijfsafvalstoffen van zeeschepen. De pilots kunnen ook in verschillende fasen van de keten starten. Tijdens de uitvoering van de pilots kunnen de veronderstelde verbeterpunten beter in kaart worden gebracht en de schattingen van benodigde capaciteit en middelen in de praktijk worden getoetst. Bovenal zal een beeld ontstaan of werken via dit model resultaten oplevert vanuit de genoemde doelstelling.
6.3
Personele capaciteit
Bij de uitwerking van de benodigde personele capaciteit is rekening gehouden met de verwachting van de projectgroep dat door de werkwijze in het draaiboek te hanteren, het aantal inspecties voor alle samenwerkende diensten zal toenemen. Met name het analyseren van de meldingen van schepen zal bij de havenbedrijven en Inspectie Verkeer en Waterstaat capaciteit vragen. Met de geanalyseerde gegevens zal het aantal inspecties toenemen.
Organisatie Inspectie Verkeer en Waterstaat VI (NW en ZW) Havenbeheerder Amsterdam Havenbeheerder Rotterdam Gemeente Amsterdam Regio IJmond DCMR Provincie NH
Benodigde capaciteit/uren/week 80 72 80 80 36 8 36 25
piketdienst ja ja volcontinu volcontinu ja ja ja ja
Opkomsttijd piket
max 2 uur
max. 45 min max 1 uur max 2 uur
Tijdens kantooruren is er altijd een coördinator (voor ad hoc zaken) bereikbaar bij de verschillende diensten. Buiten kantooruren (tussen 17.00 uur en 09.00 uur) is dit anders. Piketcoördinatoren zijn dan verantwoordelijk voor de handhavingsstructuur al hoewel vaak vakinhoudelijk onbekend met de problematiek rond afvalstoffen van de zeescheepvaart. De piketfunctionarissen worden door hun eigen meldkamer gealarmeerd. De persoon die de coördinatie op zich heeft genomen op basis van dit draaiboek dient daarom heldere en duidelijke informatie achter te laten bij de meldkamer die de piketfunctionaris moet oproepen. Reden is dat dit vaak ook niet vakinhoudelijke personen zijn.
6.4
Interdisiplinaire coördinatie
In principe heeft de organisatie die bevoegd gezag is voor de fase waar het signaal ontstaat/binnenkomt, de coördinatie. Hier vindt aan de hand van de risicoanalyse uit dit draaiboek wel of geen opschaling plaats door het inzetten van het expertteam. Fase 1 2 3
Coördinatie Inspectie Verkeer en Waterstaat VI Bevoegd gezag Wm: gemeente Amsterdam of DCMR of provincie NH
Verder wordt een checklist ontwikkeld. In deze checklist kunnen zowel de belangrijkste gegevens van het incident worden bijgehouden als de voortgang van de opschaling worden bewaakt. Het proces wordt daardoor transparant. Het is de bedoeling dat de interdisciplinaire coördinator de checklist invult waarna deze opgenomen kan worden in de verschillende informatiesystemen van de diensten. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart.
6.5
Expertteam
Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. Er worden geen bijstandsconvenanten gesloten met de verschillende organisaties. Accordering van dit draaiboek door de betreffende leidinggevenden betekent automatisch dat het inzetten van het expertteam en de coördinatie daarvan zijn gewaarborgd. In het expertteam zitten deskundige handhavers van de verschillende organisaties waardoor alle fasen in de handhavingsketen van afvalstoffen uit de zeescheepvaart, zijn vertegenwoordigd met hun specifieke kennis en vaardigheden.
6.6
Beheer draaiboek en overige doucmenten
Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. De Stuurgroep handhavingssamenwerking is eigenaar van het Draaiboek afvalstoffen van de zeescheepvaart en bevoegd om het draaiboek te wijzigen en vast te stellen. Indien een wijziging van het draaiboek plaatsvindt, informeert de Stuurgroep eerst de directeuren cq inspecteurs van de van de deelnemende toezichthoudende instanties. Zij dienen hun goedkeuring te geven aan een bijgesteld draaiboek. Gedurende de uitvoeringsperiode van de pilots en de evaluatie daarvan, draagt de VI NW zorg voor het beheer van alle relevante documentatie op het gebied van de handhavingsuitvoering. Indien nodig maakt de VI afspraken met de andere instanties over het beheren van documentatie. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart.
Nog nader moet worden bepaald wie het beheer en onderhoud van de distributielijst en het Draaiboek en zorgt dat iedere toezichtsinstantie op de lijst een actuele versie heeft.
6.7
Evaluatie
Voor het verbeteren van het draaiboek dient na elke uitgevoerde pilot een evaluatie plaats te vinden. Deze evaluatie wordt georganiseerd door de interdisciplinaire coördinator. Na afronding van de 5 pilots wordt door de stuurgroep Noordzeekanaalgebied een evaluatiecommissie benoemd. Deze commissie heeft als taak onderzoek te verrichten naar de effectiviteit van de samenwerking rond afvalstoffen van de zeescheepvaart en de rol van het draaiboek daarbij. De evaluatie resulteert in het doen van aanbevelingen. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart.
Bijlage 1: wet- en regelgeving MARPOL en bijbehorende Bijlagen (1973/78): Dit internationale verdrag ter voorkoming van verontreiniging van het maritieme milieu door schepen bevat het verbod te lozen op zee en de mogelijkheid om te lozen onder voorwaarden, milieuhygiënische en scheepvaarttechnische voorschriften, en de verplichting voor lidstaten om te zorgen voor voldoende havenontvangstvoorzieningen. In 1996 is vervolgens het 1978 Protocol gewijzigd. MARPOL 73/78 is wederom gewijzigd via het 1997 Protocol. De doelstelling van MARPOL 73/78 is het verminderen van verontreiniging van de zee die het gevolg is van lozingen van schadelijke stoffen vanaf schepen. Er worden regels en voorschriften verbonden aan lozingen die op zee zijn toegestaan. Daarnaast worden specifieke eisen gesteld aan de bouw, de inrichting en de uitrusting van schepen. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. Bij het Marpol verdrag zitten de volgende Annexen waar de eisen voor de scheepvaart in staan: Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. Annex I : Eisen voor afval olietankers: sludge, afgewerkte olie, lenswater (bilge), en ladingrestanten zoals oliehoudend waswater en ballastwater (slops annex I) Annex II: Eisen voor ladingrestanten Chemiecalientankers: zoals waswater afkomstig van chemicaliën (slops Annex II) Annex III: Eisen voor het vervoer van verpakte gevaarlijke lading Annex IV: Eisen betreffende sanitair afval (sewage installaties) Annex V: Eisen betreffende huishoudelijk afval, voedselresten, plastic, klein gevaarlijk afval (zoals batterijen, verfrestanten, poetsdoeken) en ladinggebonden afval zoals stuwhout en droge ladingrestanten (bv graan, kolen) Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. Europese regelgeving De volgende Europese regelgeving speelt een rol: Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. ☻ Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautaire douanewetboek (Afgegeven scheepsafvalstoffen worden beschouwd als in het vrije verkeer te zijn gebracht in de zin van artikel 79 van deze Verordening); ☻ Verordening (EEG) Nr. 1836/93 van de Raad van 29 juni 1993 inzake de vrijwillige deelneming van bedrijven uit de industriële sector aan een communautair milieubeheeren milieuauditsysteem; ☻ Richtlijn 75/442/EEG van de Raad van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen; ☻ Richtlijn 75/439/EEG van de Raad van 16 juni 1975 inzake de verwijdering van afgewerkte olie; ☻ Richtlijn 91/689/EEG van de Raad van 12 december 1991 betreffende gevaarlijke afvalstoffen; ☻ Richtlijn 2000/59/EG betreffende havenontvangstvoorzieningen voor scheepsafval en ladingresiduen De richtlijn verplicht schepen hun afval vóór vertrek uit de haven af te geven aan een havenontvangstvoorziening, en verplicht de scheepvaart de voorgenomen afgifte van afvalstoffen te melden. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. Wvvs en daarop gebaseerde AMvB’s (1983): MARPOL 73/78met zijnAnnexen en de EU richtlijn 2000/59/EG zijn geïmplementeerd in de Nederlandse Wet voorkoming verontreiniging door schepen en de bijbehorende AMvB’s. Deze wet verplicht zeehavenbeheerders om bedrijven aan te wijzen met een havenontvangstvoorziening voor in het MARPOL-verdrag genoemde afvalstoffen. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. ☻ Besluit voorkoming verontreiniging door schepen Regeling van 12 december 2006, nr. HDJZ/SCH/2006-1945, Hoofddirectie Juridische Zaken, houdende nadere regels ter voorkoming van verontreiniging door schepen (Regeling voorkoming verontreiniging door schepen). ☻ Besluit havenontvangstvoorzieningen In dit besluit wordt nadere regels gesteld met betrekking tot de aanwijzing van havens, het havenafvalplan; de melding van tekortkomingen en klachtenprocedure; de indirecte financiering pleziervaartuigen en vissersvaartuigen en de vrijstelling Scheepsafvalstoffenbesluit Rijn- en binnenvaart.
De Havenverordening Rotterdam 2004 en Havenafvalstoffenplan NZKG 2006. Deze bevatten regels met betrekking tot de aanwijzing van bedrijven met ontvangstvoorzieningen. Mede ter uitvoering van het bepaalde bij of krachtens de Wvvs wijst de havenbeheerder op basis van artikel 7.2 HvR een zodanig aantal bedrijven aan als havenontvangstvoorziening dat kan worden voldaan aan de in artikel 6, eerste lid, Wvvs bedoelde opdracht om zorg te dragen voor voldoende voorzieningen. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. Nationale regelgeving Regeling communicatie en loodsaanvragen zeevaart; Besluit Jachthavens; Wet op de Economische Delicten; Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. Provinciale en lokale regelgeving Met betrekking tot afvalstoffen uit de zeescheepvaart is ook regelgeving op provinciale en lokaal niveau relevant zoals de Provinciale Milieuverordeningen, Gemeenschappelijke regelingen Centraal Nautisch Beheer, HavenVerordeningen, Algemene Plaatselijke verordeningen. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. Regeling havenontvangstvoorzieningen: In de Regeling worden havens aangewezen die moeten beschikken over toereikende ontvangstvoorzieningen. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. Wet milieubeheer: Alleen houders van een milieuvergunning voor het inzamelen, opslaan, be- en verwerken of verwijderen van afvalstoffen kunnen worden aangewezen als havenontvangstinstallatie. De havenontvangstinstallaties (HOI’s) hebben de plicht de afvalstoffen in ontvangst te nemen voor zover dit niet in strijd is met hun Wmvergunning. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. Wet Economische Delicten In de Wet economische delicten staan regels ten aanzien van de opsporing, vervolging en berechting van economische delicten Daarnaast regelt de wet welke ambtenaren met de opsporing van economische delicten zijn belast en welke bevoegdheden zij hebben. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. Rapport ‘De Verwerking Verantwoord’ (februari 2002): De primaire doelgroep van het rapport bestaat uit de (afval)verwerkende HOI’s, maar de in het rapport geformuleerde richtlijnen met betrekking tot het mengen van afvalstoffen, de acceptatie en verwerking (het A&V-beleid) en de administratieve organisatie en interne controle (AO/IC) zijn van toepassing op alle bedrijven die zich bezig houden met de inzameling, opslag, be- en verwerking of verwijdering van gevaarlijke en niet-gevaarlijke afvalstoffen. De richtlijnen zijn daartoe in het LAP 2002-2012 opgenomen. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. Regeling scheiden en gescheiden houden: Deze regeling (Staatscourant 1998, nr. 72) beoogt een zo hoogwaardig mogelijke verwerking van afvalstoffen te stimuleren door verschillende in de regeling genoemde categoriën van gevaarlijke afvalstoffen te scheiden en gescheiden te houden. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. Landelijk Afvalbeheersplan 2002-2012: In sectorplan 12 (scheepsafvalstoffen) van het LAP is het beleid uitgewerkt voor afvalstromen die vrijkomen tijdens of bij het in de vaart houden van vaartuigen, alsmede voor afvalstromen die ontstaan bij het gebruik van vaartuigen. Op grond van artikel 10.14 Wm moet bij de vergunningverlening met het beleidskader ingevolge het LAP rekening worden gehouden. Besluit inzamelen afvalstoffen (BIA), i.w.t. 1 mei 2004: Voor het inzamelen van afgewerkte olie, klein gevaarlijk afval en scheepsafvalstoffen is een inzamelvergunning van de Minister van VROM vereist. De meeste vergunninghouders zamelen ook niet-vergunningplichtige afvalstoffen in, waarvoor vermelding op de lijst van inzamelaars verplicht is. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. Regeling vervoerders, inzamelaars, handelaars en bemiddelaars van afvalstoffen (RIA), i.w.t. 1 mei 2004: Inzamelaars, vervoerders, handelaars en bemiddelaars moeten op een landelijke lijst vermeld staan en moeten voldoen aan de in de RIA genoemde criteria van vakbekwaamheid, betrouwbaarheid en kredietwaardigheid. Inzamelaars worden niet meer als ontvanger/ontdoener gezien. Zij hoeven geen ontvangstmeldingen meer te doen.
Bijlage 2: meldnummers Dienst
Binnen kantooruren
Buiten kantoor uren
Milieudienst IJmond 0251-263863
zie opmerkingen
Opmerking datum 5/4/2007 piketmedewerker is bekend bij brandweer en politie.
VROM Inspectie Noord-West
070-3393098 of 070-3393098 of 070-3393099 070-3393099
Milieucalamiteiten.
Provincie NH
0800-6586734
0800-6586734
24 uurs bereikbaarheid Milieu Klachten telefoon (MKT)
Dienst Milieu en Bouwtoezicht (Gemeente Amsterdam) Port of Amsterdam
020-5513456
020-5513456
voor klachten over bedrijven en milieucalamiteiten is dit nummer 24 uur per dag bereikbaar
020-6239130
020-6239130
Haven Amsterdam, afdeling gevaarlijke stoffen & Milieu
Inspectie Verkeer en 070-4564650 Waterstaat
010-2668650
Buiten kantooruren bandje met daarop piketinfo Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart.
DCMR
010-47 33 333 010-47 31 887 010-24 68 686 010-411 88 88
010-47 33 333 010-47 31 887 010-24 68 686 010-411 88 88
Meldkamer (klachten) Meldkamer (voor instanties) Meldkamer (bedrijfsmeldingen) Meldkamer (CIN-meldingen)
Port of Rotterdam
010-2521000
010-2521000
Centrale Meldkamer Havenmeester Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart.
Bijlage 3: AV AO/IC
Bijlage 4: S-formulier Het S-formulier wordt gebruikt wanneer een schip zich ontdoet van afval dat aan boord van dat schip is ontstaan, door afgifte aan een ontvangstvoorziening die daartoe bevoegd is. De kapitein/schipper of diens vertegenwoordiger en de ontvanger van de afvalstoffen ondertekenen beiden het S-formulier. Bij afgifte van scheepsafvalstoffen door schepen die zijn afgemeerd bij een scheepsreparatiebedrijf, liggen in een droogdok of liggen op een scheepshelling alsmede bij afgifte van scheepsafvalstoffen door schepen aan een ontvangstvoorziening op of aan de wal moet eveneens een S-formulier worden gebruikt. Het S-formulier bestaat uit vier doorslagen: ☻ Formulier S1, (geel), bestemd voor het afgevend schip (ontdoener). Dit is het bewijs van afgifte. ☻ De ontdoener bewaart dit 5 jaar aan boord van het afgevende schip. ☻ Formulier S2, (roze), bestemd voor de havenmeester. Binnen 8 dagen na de overdracht van de afvalstoffen van zeeschepen stuurt de ontvanger S2 naar de Havenautoriteit van de haven waar de overdracht plaatsvond. ☻ Formulier S3, (blauw), bestemd voor de inzamelaar/ontvanger. Dit is de wettelijk verplichte begeleidingsbrief bij vervoer naar het adres van het ontvangende bedrijf. Bij inzameling geldt dat S3 aan boord van het inzamelmiddel moet blijven zolang de bijbehorende afvalstoffen aan boord zijn. Daarna bewaart de ontvanger S3 5 jaar in zijn administratie. ☻ Formulier S4, (groen), bestemd voor de verwerker. Als de ontvanger afval afkomstig van een zeeschip heeft ingezameld en dat afval valt onder de indirecte financieringsregeling van de Havenregio Rotterdam-Rijnmond, overhandigt hij S4 aan de verwerker. Het S-formulier wordt niet gebruikt als meldingsformulier. Een afvalstroomnummer is voorbehouden aan meldingsformulieren. Vandaar dat op het S-formulier het afvalstroomnummer is vervangen door een ’Snummer’. Een uniek nummer per formulier is noodzakelijk vanwege de eisen die aan de administratie van de ontvanger worden gesteld op grond van de Richtlijn AV AO/IC (administratieve organisatie en interne controle). Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. Het stoffenregistratieformulier moet steeds worden ingevuld en bijgehouden indien aan boord afvalstoffen ontstaan dan wel schadelijke of afvalstoffen aan boord worden genomen of worden gelost. Na het invullen en ondertekenen van het S-formulier moet het inname deel (A) van het stoffenregistratie formulier worden ingevuld. Na afgifte lading aan een be- of verwerker moet het afgifte deel (B) worden ingevuld. Dus als de ontvangst of schoonmaakhandeling beëindigd is moet het stoffenregistratieformulier worden bijgewerkt. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. Het formulier is verdeeld in 2 gedeelten namelijk het INNAME deel (A) en het AFGIFTE deel (B). De balans van de 2 delen moet overeenstemmen met de werkelijke inhoud (lading) die op een bepaald moment aan boord is. De rubrieken die op het formulier voorkomen zijn: Deel A Volgnummer formulier; Naam ophaalschip; Naam vergunninghouder; Datum ontstaan/ophalen afvalstof; Code volgens afvalcodelijst (zie achterzijde stoffenregistratieformulier of S formulier); Naam van het afval (moet corresponderen met naam betreffende S formulier); Afvalstroomnummer (moet corresponderen met betreffende S formulier); Zee- of binnenvaartuig (Z of B moet omcirkeld zijn); Hoeveelheid (vloeibaar in m³, vast in m³, liters of kilogrammen); Opslagplaats (tanknummer of nummer of kenteken ruim, container of vat); Deel B Datum afgifte aan ontvanger/verwerker; Naam ontvanger/verwerker (bestemming afval vermeld op S-formulier); Afvalstroomnummer landstroom (zonder /S zie hiervoor bijlage 7 meldprocedure landstroom); Naam schipper ophaalschip en handtekening.
Voor een sluitende administratie dienen gegevens van de aan boord aanwezige afvalstoffen op een volgend formulier te worden overgenomen. Verschil (A) - (B) en betreffende tanknummers overnemen (transporteren) naar volgend formulier. Als één stoffenregistratieformulier onvoldoende ruimte biedt om de totale aan boord aanwezige lading te registreren moeten gegevens ook naar een volgend formulier worden overgebracht. Ook wanneer niet al het aan boord aanwezig afval werd afgegeven aan een be- en verwerker dient het verschil tussen het ingenomen afval en aan een verwerker afgegeven afval (A-B) naar een volgend formulier te worden getransporteerd en daarop geregistreerd. De hoeveelheid en opslagplaats(en) over vloeibare- en/of vaste afvalstoffen van een vorig formulier moeten worden overgenomen op de eerste regel achter 'Transport vorig formulier'. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. Aan het eind van een kalendermaand moet het orgineel, door de schipper ingevulde stoffenregistratieformulier, door de vergunninghouder aan de Havenbeheerder worden gestuurd. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart. Begeleidingsbrief
Inzamelmiddel - Eigen inrichting De S4-doorslagen blijven aan boord totdat de bijbehorende afvalstoffen uit het inzamelmiddel worden overgebracht in een opslagfaciliteit in of bij de inrichting van de inzamelaar. Een complicatie hierbij is dat niet precies duidelijk is welke oorspronkelijke ingezamelde partijen worden overgebracht, omdat die partijen in de inzamelmiddel in de verzameltanks vaak vermengd zijn geraakt met andere gelijksoortige partijen van andere herkomst. Inzamelmiddel - Andere inrichting De S4-doorslagen blijven aan boord totdat de schipper of chauffeur besluit de bijbehorende afvalstoffen naar een andere dan de eigen inrichting te brengen. Vanaf dat moment is de eindbestemming bekend, is het inzamelbedijf een “secundaire ontdoener en kan het WMB-formulier worden ingevuld. Dit doet dan tevens dienst als begeleidingsbrief. Hierop wordt per soort afvalstof dan aangegeven hoeveel men er van gaat afgeven. Bij aankomst wordt door de ontvangende verwerker de precieze hoeveelheid en de ontvangstdatum ingevuld. Ook hier speelt mee dat niet precies duidelijk is welke oorspronkelijke ingezamelde partijen worden overgebracht, omdat die partijen in de inzamelmiddel in de verzameltanks vaak vermengd zijn geraakt met andere gelijksoortige partijen van andere herkomst. Formeel is het vervoer van scheepsafvalstoffen dus gedekt door het S-formulier (bij vervoer 'naar huis'), het Fase 2 Ingezameld Annex V (huisvuil) WMB-formulier bij vervoer naar een andere vergunninghouder, meestal een verwerker. In een circulaire heeft de Minister van VROM voorgesteld de Euralcode te vermelden in de vrije ruimte op de begeleidingsbrief. Door middel van de asterisk * kan men dan aangeven of het vervoerde afval gevaarlijk is (codes met *), of niet (codes zonder *). Handhaving S-formulier
Hieronder staan de toepasselijke artikelen m.b.t. de vraag wie bevoegd gezag is (minister VROM of provincie) voor het zonder volledig ingevuld S-formulier (scheepsafval-begeleidingsbrief) in ontvangst nemen door de scheepsafvalinzamelaar van scheepsafvalstoffen. Wat i.c. niet was ingevuld was: De vlag van het afgevend schip, naam, nummer of kenteken van het ontvangstmiddel, vaarwegnummer, en naam en functie namens de ontvanger. Artikel 10.40 lid 2 Wm is overtreden. Hoofdstuk 18 Wm bepaalt wie handhavend bevoegd gezag is. Voor het inzamelen (10.45) en vervoeren (10.55) is dat VROM, voor het aanwezig hebben van een begeleidingsbrief (10.44) is dat de provincie. Voor art. 10.40 is in hoofdstuk 18 geen bevoegd gezag
aangewezen. Het onvolledig invullen van de begeleidingsbrief kan met verschillende juridische argumenten aan (een van) beide instanties worden toegewezen. Het betreft inzamelen/vervoeren zonder volledig ingevuld S-formulier, dus minister is bevoegd. Of: Het betreft het niet aanwezig hebben tijdens transport van een volledig ingevuld S-formulier, dus provincie is bevoegd.
Bijlage 5: Definities Term
Omschrijving
Wetsartikel
Bevoegde autoriteit
Aanwijzing
Een door het college genomen besluit met operationele voorschriften over welke bedrijven scheepsafvalstoffen en overige schadelijke stoffen dan wel restanten van schadelijke stoffen (ladingresiduen) in ontvangst mogen nemen.
Havenverordening
College van B&W
Acceptatie
De uiteindelijke acceptatie van de afvalstoffen.
Acceptatieprocedure
De procedure die de inzamelaar en verwerker volgens de Wm vergunning moeten doorlopen bij de acceptatie van afvalstoffen.
Administratieve Organisatie – Haven Afvalstoffen Plan
Organisatie belast met het verwerken van meldingen en de financiële afhandeling die in het kader van dit plan benodigd zijn (AO HAP).
Administratieve organisatie en interne Controle
AO/IC een begrip in de bij de vergunningverlening van de inzamelvergunning en de inrichtingsvergunning voor afvalbedrijven.
Afgifteplicht
Afgifteplicht van scheepsafval, tenzij voldoende opslagcapaciteit en geschikte voorzieningen volgende haven
Afval
Onder afval wordt in dit plan altijd verstaan scheepsafval/ scheepsafvalstoffen en/of (restanten van) schadelijke stoffen.
Afvalbeheersplan
Elke haven stelt een afvalbeheersplan op waarin is aangegeven hoe de organisatie van de afgifte is geregeld.
Afvalmelding (voormelding)
Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart.
Wvvs, artikel 12 b, lid 1 en 2
Inspectie Verkeer en Waterstaat
Verplichte melding door de kapitein omtrent scheepsafval en ladingresiduen aan de havenbeheerder
Wvvs, art 12a RCLZ, art 4a
Inspectie Verkeer en Waterstaat
Afvalmelding administratief achteraf (S-formulier)
Na 8 dagen dient de inzamelaar S-formulier op te sturen.
Besluit melden van Wet Milieubeheer en aanwijzing via havenverordening
Afvalmelding afgifte operationeel
Melding door inzamelaar daadwerkelijke inname.
(inzamelmoment)
Aanwijzing via havenverordening
Havenbeheer der Havenbeheer der
Term
Omschrijving
Wetsartikel
Afvalstoffen
Stoffen als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet Milieubeheer: alle stoffen, preparaten of andere producten die behoren tot de categorieën die zijn genoemd in bijlage I bij richtlijn nr. 75/442/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen, waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen.
Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart.
ALOM/ BLOM
Bestuurlijk en Ambtelijk Landelijk Overleg Milieuhandhaving (BLOM/ALOM). Samenwerkingsstructuur tussen de overheden die de milieuwetgeving handhaven.
Annex
Indeling van afvalstoffen volgens het MARPOL 73/78. Oliehoudende afvalstoffen (Annex I), chemicaliën (Annex II), Nast afval (Annex IV) en sanitair afval (Annex V) afkomstig van zeeschepen.
AO/IC
Administratieve organisatie en interne Controle.
Begeleidingsformulier
Formulier dat een transport van afvalstoffen begeleid.
Bewerken
Veranderen van de aard of hoedanigheid van de afvalstof door het behandelen met fysische en/of chemische of biologische methoden voor nuttige toepassing of verwijdering.
Bijdrage
De definitie wordt ontleend aan de beschrijving van de bijdrage voor scheepsafval in artikel 8 van de EG-richtlijn 2000/59: Alle schepen die een haven in een lidstaat aandoen dragen substantieel bij in de kosten van de havenontvangstvoorzieningen, met inbegrip van de behandeling en verwijdering van scheepsafval. Substantieel is later in een aparte EGverordening bepaald op een derde van de totale kosten (30%).
Bilgewater
Verontreinigd water dat in de bilgeruimte (onder in de machinekamer) van schepen ontstaat.Kan naast olie vaak ook nog andere verontreinigingen bevatten, zoals schoonmaak- en oplosmiddelen, koelvloeistoffen en vetten.
Binnen - buiten schepen
Schepen met zowel een zee- als binnenvaart meetbrief.
Bevoegde autoriteit
Provincie
Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart.
Term
Omschrijving
Wetsartikel
Bevoegde autoriteit
Buitenlands schip
Een schip, dat daartoe gerechtigd, een andere vlag dan de Nederlandse voert.
Directe financiering
Het rechtstreeks, door een exploitant van een schip aan de ontvanger van scheepsafval en (restanten van) schadelijke stoffen, betalen van de kosten van die afgifte.
Directe financiering
Alle kosten die niet onder de indirecte financiering vallen.
Exploitant
De eigenaar, rompbevrachter of ieder ander die de zeggenschap heeft over het gebruik van een schip.
Wvvs Artikel 1 onder s.:
---
HAP
Haven Afvalstoffen Plan
Haven
Een rede, pier of steiger en in het algemeen iedere plaats, al of niet in zee, waar schepen ligplaats kunnen hebben of waar opvarenden en zaken ingescheept of ontscheept kunnen worden.
Wvvs artikel 1 onder r.:
Haven Afvalstoffen Plan
Elke door de Wet voorkoming verontreiniging door schepen (hierna: Wvvs) aangewezen haven beschikt over een beschrijving van de organisatie van de inzameling en verwerking van scheepsafvalstoffen. Op grond van artikel 6, vierde lid, van de Wvvs, kunnen onder bepaalde voorwaarden ook twee of meer havenbeheerders gezamenlijk een HAP vaststellen.
Wvvs Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart.
Havenbeheerder
De beheerder van een bij of krachtens AMVB aangewezen haven.
Wvvs, artikel 6, lid 1
Havenbeheerder
De plaatselijke autoriteit, in wiens gebied de haven ligt en die bevoegd is de nodige publiekrechtelijke regels te stellen ter waarborging van een goed verloop van de dagelijkse gang van zaken en goede outillage in die haven.
Havenontvangst -installatie (HOI)
Een bedrijf dat een havenontvangstinstallatie exploiteert. Een verwerkende HOI zorgt niet alleen voor de inname en opslag van scheepsafvalstoffen maar ook voor de verdere be- en verwerking van deze afvalstoffen.
Havenbeheer der
LAP
--
Term
Omschrijving
Wetsartikel
Havenontvangst voorziening (HOV)
De beheerder van een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen haven draagt zorg voor een toereikende voorziening, geschikt voor het in ontvangst nemen van; a. scheepsafval en overige schadelijke stoffen dan wel restanten van schadelijke stoffen, afkomstig van schepen die de desbetreffende haven gewoonlijk aandoen; b. bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen stoffen of uitrusting die deze stoffen bevat en die van schepen worden verwijderd; c. bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen stoffen, afkomstig van schepen.
Wvvs Artikel 6, eerste lid, eerste volzin. Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart.
Bevoegde autoriteit
Een havenontvangstvoorziening is zodanig dat aan de schepen die er gebruik van maken geen onnodig oponthoud wordt veroorzaakt. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere voorschriften worden gesteld met betrekking tot havenontvangstvoorzieningen. Havenontvangst voorziening (HOV)
Vaste, drijvende of mobiele voorziening, die geschikt is voor de ontvangst van scheepsafval en ladingresiduen.
Havenstaatcontroles
Het toezicht op buitenlandse schepen.
HOI
Havenontvangstinstallatie.
HOV
Havenontvangstvoorziening.
Indirecte financiering
Het door een exploitant van een schip, ongeacht of het scheepsafval afgeeft of niet, bijdragen in de kosten voor inzameling en verwerking van het scheepsafval door een heffing. Criteria voor de bepaling van de bijdrage hebben betrekking op scheepsgrootte en andere relevante factoren voor de hoeveelheid door het schip gegenereerde afvalstoffen.
richtlijn 2000/59/EC.
--
Term
Omschrijving
Wetsartikel
Indirecte financiering
Bijdrage die wordt bedoeld in artikel 6a, eerste lid van de Wvvs: De havenbeheerder heft van de exploitant van een schip dat zijn haven aandoet, bij iedere aanloop van dat schip een bijdrage in de kosten van het in die haven in ontvangst nemen, opslaan en verwerken van scheepsafval. Voor de berekening van de tarieven wordt met name uitgegaan van het aantal bemanningsleden en/of het motorvermogen
Wvvs artikel 6a, eerste lid
Inzamelen
Het ophalen van afvalstoffen bij degene die zich daarvan wenst te ontdoen, waarbij de verantwoordelijkheid voor de afvalstoffen overgaat van de ontdoener naar de inzamelaar.
Inzamelmiddel
Een vervoermiddel waarme de afvalstoffen worden ingezameld.
Inzamelvergunning
Een vergunnig die door VROM wordt verleend voor het inzamelen van scheepsafvalstoffen.
Kapitein
De gezagvoerder of schipper van een schip dan wel degene die deze vervangt. Als in de tekst wordt vermeld dat het schip een handeling uitvoert dan wordt hiermee de kapitein bedoeld.
Ladinggebonden afvalstoffen
Al het materiaal dat aan boord bij de stuwage en verwerking van lading als afval overblijft, met inbegrip van stuwmateriaal, schoorpalen, laadborden, verpakkingsmateriaal, houten platen, papier, karton, draad en stalen banden.
Wvvs Artikel1 onder n.
Ladingresiduen
De restanten van lading in ruimen of tanks aan boord die na het lossen en schoonmaken achterblijven, met inbegrip van restanten na lading en morsingen.
Wvvs, Artikel 1 onder o.:
LAP
Landelijk afvalbeheerplan. Beschrijft het afvalbeheer voor de periode 2002-2006 en blikt vooruit op (mogelijke) ontwikkelingen in het afvalbeheer tot 2012. Het beleidskader bevat de hoofdlijnen van het beleid.
Lozen
Elk vrijkomen (ook bij een calamiteit) van schadelijke stoffen van een schip, hoe ook veroorzaakt, waaronder begrepen ontsnappen, overboord zetten, wegvloeien, weglekken, pompen of ledigen.
Bevoegde autoriteit
Term
Omschrijving
Wetsartikel
Meldplicht
Elk schip dat een haven in een lidstaat nadert doet melding van alle afvalstoffen, soort en hoeveelheid die zich aan boord bevinden, met inbegrip van de totale opslagcapaciteit voor het afval.
Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart.
Milieuvergunning
Een vergunning op basis van de Wet milieubeheer voor bedrijfsmatige activiteiten die ee risico vormen voor het milieu.
Nautisch beheer
Het coördineren, optimaliseren, begeleiden en handhaven van een veilige,vlotte, ordelijke en milieuverantwoorde afwikkeling van het scheepvaartverkeer en het scheppen van voorwaarden hiervoor binnen het beheersgebied.
Ontdoener
Zeeschip waar afval ontstaat en waarvan de kapitein zich van het afval wil ontdoen door het afval af te geven aan een inzamelaar dan wel be- of verwerker.
Restanten van schadelijke stoffen
De restanten van schadelijke stoffen van lading in ruimen of tanks aan boord die na het lossen en schoonmaken achterblijven, met inbegrip van restanten na lading of lossing en morsingen.
S- formulier
Formulier voor de afgifte van scheepsafvalstoffen. Tevens begeleidingsformulier.
Schadelijke stof
Een stof die, indien zij in zee terecht komt, gevaar kan opleveren voor de gezondheid van de mens, schade kan toebrengen aan het mariene milieu, de recreatiemogelijkheden die de zee biedt kan schaden of storend kan werken op enig ander rechtmatig gebruik van de zee en die bij of krachtens algemene maatregel van bestuur is aangewezen.
Wvvs Artikel 1 onder H.:
Scheepsafval
Afval, met inbegrip van residuen, niet zijnde restanten van schadelijke stoffen, en sanitair afval, dat ontstaat tijdens de bedrijfsvoering van een schip en valt onder de reikwijdte van de Bijlagen I, IV en V van het Verdrag, alsmede ladinggebonden afval, zijnde al het materiaal dat aan boord bij de stuwage en verwerking van lading als afval overblijft, met inbegrip van stuwmateriaal, schoorpalen, laadborden, verpakkingsmateriaal, houten platen, papier, karton, draad en stalen banden.
Wvvs Artikel 1, onder n.:
Bevoegde autoriteit
Term
Omschrijving
Wetsartikel
Scheepsafvalstoffen
Afvalstoffen die bij het in bedrijf zijn of het onderhoud van een schip aan boord ontstaan, bestaande uit: 1 °. bilgewater, afgewerkte olie en overige olie- en vethoudende afvalstoffen, 2 °. gevaarlijke afvalstoffen die vrijkomen bij reinigingswerkzaamheden, 3 °. andere afvalstoffen dan bedoeld onder 1 ° of 2 °, voorzover het gevaarlijke afvalstoffen betreft; (…)
BIA Artikel 1 onder d.: scheepsafvalstoffen
Scheepsagent
Degene die namens de rederij of de kapitein van een zeeschip optreedt in een bepaalde haven.
Schip
Elk vaartuig, van welk type ook, dat op zee wordt gebruikt waaronder begrepen draagvleugelboten, luchtkussenvoertuigen, afzinkbare vaartuigen en drijvend materieel, alsmede installaties gedurende de tijd dat zij drijven, behoudens wanneer het schip als hierboven bedoeld boven de zeebodem is geplaatst voor het instellen van een onderzoek naar de aanwezigheid van delfstoffen of voor het winnen daarvan. Een schip, niet zijnde een Nederlands schip.
Wvvs Artikel 1 1 onder i.:
Schip Nederlands
Een schip dat op grond van de Nederlandse rechtsregels gerechtigd is de vlag van het Koninkrijk te voeren.
Wvvs Artikel 1onder j.:
S-formulier
Begeleidingsdocument voor afvalstoffen van schepen.
Wet MB, 10.39 en artikel 6, lid 2 van het Besluit Melden. Via de voorschriften verbonden aan de aanwijzing.
Schip buitenlands
Administratief document voor financiële afwikkeling door de havenbeheerder.
Wvvs Artikel 1 onder k.:
Verwerken
Het nuttig toepassen of verwijderen van afvalstoffen, alsmede de handelingen die daartoe leiden.
LAP
Visserijvaartuig
Schip, uitgerust of met commercieel oogmerk gebruikt voor het vangen van vis of andere levende rijkdommen van de zee.
Wvvs Artikel 1 onder m.:
Vlaggestaatcontroles
Toezicht op Nederlandse schepen.
Vooracceptatie
Onderzoek met mogelijke monstername voorafgaande aan de acceptatie.
Gejat uit het draaiboek HH afvalstoffen van de zeescheepvaart.
Bevoegde autoriteit
VROM en Havenbeheer der. Havenbeheer der.
IVW
Bijlage 6: Deelnemers Projectgroep Haven Amsterdam http://www.amsterdamports.nl
Henri van der Weijden
Havenbedrijf Rotterdam N.V. http://www.portofrotterdam.nl
Ron Van Gelder, Maurits Prinssen
Dienst Milieu- en Bouwtoezicht Amsterdam Frans Gerritsen, Benjan Hunsche http://www.dmb.amsterdam.nl/ Milieudienst IJmond http://www.milieudienst-ijmond.nl
Nico Hulsman
DCMR Milieudienst Rijnmond www.dcmr.nl
Marcel Snoek
Provincie Noord-Holland http://www.noord-holland.nl
Feiko IJzer
Inspectie Verkeer en Waterstaat http://www.ivw.nl
Jaap van der Meer, Peter Harts
VROM-Inspectie http://www.vrom.nl
Francien van Bart, José Visser, Dick Vos
Bijlage 7: Melden afvalstoffen
Bedrijven die afval inzamelen of vervoeren zijn verplicht transporten met gevaarlijk afval en bedrijfsafval aan de overheid te melden. Hiermee wil de overheid onder andere zicht houden op deze afvalstromen om regels beter te handhaven en het beleid indien nodig aan te passen. Dit is geregeld in het 'Besluit melden van bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen' (AMvB Melden) dat in januari 2005 in werking is getreden. Ook is sinsdien het nieuwe geautomatiseerde meldsysteem Amice gereed. De 'AMvB Melden', officieel 'Besluit melden van bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen', bevat regels voor afgifte, ontvangst en vervoer van bedrijfs- en gevaarlijke afvalstoffen. Het besluit wordt van kracht op 1 januari 2005. Het besluit geeft regels voor onder andere de ontvangst- en afgiftemelding, het gebruik van het afvalstroomnummer en de begeleidingsbrief.. Amice is een nieuw geautomatiseerd meldsysteem voor bedrijfs- en gevaarlijk afval. In dit systeem melden afvalbedrijven elektronisch aan één meldpunt. Ondermeer handhavers, beleidsmakers en vergunningverleners kunnen via internet actuele informatie opvragen over afvalstromen. De meldplicht voor de ontvangst van bedrijfs- of gevaarlijke afvalstoffen geldt voor: ☻ Afvalbedrijven die onder de provincie vallen (op grond van de 'cat. 28.4 Inrichtingen- en vergunningenbesluit Wet milieubeheer'), zoals bijvoorbeeld verbrandingsinstallaties, stortplaatsen, composteerders, op- en overslagbedrijven, sorteerders en brekers. ☻ Gemeentelijke inrichtingen met een opslagcapaciteit van 50 m3 of meer voor het opslaan van verontreinigde grond. ☻ Gemeentelijke inrichtingen met een opslagcapaciteit van 50 m3 of meer voor het overslaan van afvalstoffen. Het gaat hierbij om afvalstoffen die de afvalketen verlaten zoals afvalstoffen die worden ingezet als bouw-, mest- of grondstof. Gemeld moet worden: bij ontvangen: De eerste ontvangstmelding bestaat uit de vaste gegevens (afvalstroomnummer, locatie van herkomst of bestemming en vervoerder) en het totaal gewicht (in kilo's) en aantal vrachten in de eerste maand. Een eerste melding kan pas worden ingestuurd als de melder de vracht heeft ontvangen. Daarna wordt alleen maandelijks het gewicht en het aantal vrachten gemeld. bij afgeven: Maandelijks moeten de locatie van herkomst, de ontvanger en de vervoerder worden gemeld. Amice is een nieuw geautomatiseerde meldsysteem voor bedrijfs- en gevaarlijk afval. Afvalbedrijven kunnen in Amice elektronisch bedrijfs- en gevaarlijk afval aan één meldpunt melden. Voor nadere informatie: https://amice.lma.nl/Amice.WebAppHome/