studielesmethode brugklas Trinitas College, locatie Han Fortmann
inhoudsopgave
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16.
agenda ....................................................................................................................... 3 het rooster op het Han Fortmann .............................................................................. 5 schoolregels .............................................................................................................. 6 huiswerk .................................................................................................................. 10 planformulier ............................................................................................................ 15 memoriseren ............................................................................................................ 17 opdrachten maken en corrigeren ............................................................................. 24 aantekeningen maken en samenvatten................................................................... 25 gedachtenkaarten maken: woordspin of mindmap .................................................. 30 toetsvragen maken .................................................................................................. 37 foutenanalyse .......................................................................................................... 38 je geheugen aan het werk ....................................................................................... 40 sfeer in de klas ........................................................................................................ 46 project vakantiereis .................................................................................................. 50 concentreer…. concentreer…… .............................................................................. 55 durf en zelfvertrouwen ............................................................................................. 58 na de brugklas: wat nu? .......................................................................................... 61
colofon Deze methode is geschreven door: -
Judith Abcouwer Rob de Boer Truus Doekes David Gosselaar José van Zantvliet
studielesmethode brugklas Han Fortmann
pagina 2 van 64
1. agenda Eén van je belangrijkste gereedschappen wordt dit jaar je agenda. Je hebt die op school nodig, thuis en op je werkplek. Reden genoeg om er vanaf het eerste begin voor te zorgen dat je er goed mee kunt werken. Daarover gaan we het dus eerst eens hebben. Je hebt kunnen kiezen uit een massaal aanbod en hopelijk heb je er één gekozen, die overzichtelijk is, want dat is erg belangrijk! In je agenda schrijf je alles op wat met school te maken heeft. Je kunt er ook je cijfers in opschrijven, maar die staan ook online. Je huiswerk schrijf je er kort en duidelijk in. Ook is het slim om je andere afspraken erin te zetten. Een aantal van die gegevens schrijf je er al vóór het begin van het schooljaar in: je naam, adres en telefoonnummer.
je moet je agenda altijd bij je hebben!!!
Het is erg belangrijk dat je je agenda zorgvuldig invult. Laten we daarom maar eens een overzicht maken voor de komende week waarin je op elk uur van de dag invult welk vak je hebt en in welk lokaal je zit. Je ziet dan in één oogopslag waar je bijvoorbeeld het volgende uur moet zijn en in welk lokaal. Omdat je niet alles voluit kunt schrijven vanwege ruimtegebrek, gebruiken we afkortingen voor vakken en soort huiswerk. Ook de docentennamen worden afgekort, maar die hoef je niet in het weekoverzicht van je agenda te schrijven.
afkortingen voor vakken: Vak Nederlands
Afkorting
Vak wiskunde
Frans
biologie
Engels
klassieke/culturele vorming
geschiedenis
techniek
aardrijkskunde
muziek
informatiekunde
tekenen
handvaardigheid
gym
studieles
levensbeschouwelijke vorming
studielesmethode brugklas Han Fortmann
Afkorting
pagina 3 van 64
afkortingen voor huiswerk Je krijgt op school verschillende soorten huiswerk. Daarom is het handig ook hier afkortingen te gebruiken. l lz m opg oef opdr hfdst bb aant vb
leren lezen maken opgaven(n) oefening opdracht hoofdstuk bronnenboek aantekening(en) voorbeeld
par of § blz t/m nr so pw sam wb lb
paragraaf bladzijde tot en met nummer schriftelijke overhoring proefwerk samenvatten werkboek leerboek
Je zult merken dat de meeste docenten diezelfde afkortingen ook gebruiken. Het zou fijn zijn als je docent ook het huiswerk op het bord schrijft! Je kunt hem/haar er ook op attent maken natuurlijk. Als je een telefoonlijst van de klas krijgt, kun je die thuis bewaren, maar je zou hem ook in je agenda kunnen plakken. Als je ziek thuis bent, kun je natuurlijk niet je agenda op school invullen. Het is verstandig om dan naar een klasgenoot te bellen en te vragen of die je het huiswerk van die dag kan doorgeven. Daarom is het ook van belang, dat je je huiswerk goed opschrijft in je agenda! Handig om ook te noteren: vakanties, huiswerkvrije dagen, disco etc. Fictieve week met opdrachten van docent naar leerling:
MAANDAG
DINSDAG
DONDERDAG
VRIJDAG
WOENSDAG
studielesmethode brugklas Han Fortmann
pagina 4 van 64
2. het rooster op het Han Fortmann Aan het begin van het schooljaar heb je van je mentor “je rooster” gekregen. Dan denk je misschien dat dit rooster voor het hele schooljaar zo zal zijn. Dat is helaas niet waar! Er zijn in zo’n grote school heel veel wijzigingen op het basisrooster omdat er gedurende het schooljaar nogal wat dingen veranderen. Denk bijvoorbeeld alleen maar aan een ziekmelding van één van de meer dan honderd docenten die er werken op het Han Fortmann! De meeste van die wijzigingen gelden maar voor één dag, sommige zijn permanent. Op het rooster staat informatie over de dag, van welke docent(e) je les hebt, in welk lokaal je moet zijn en het soort lessen dat je hebt. Erachter staan de lestijden vermeld. Hieronder even een voorbeeldje: 1a PTP -----------------------------------------------------------------ma1 VSS 115 wi 8.30 – 9.20 ma2 ELZ 262 ak 9.20 – 10.10 pauze 10.10 – 10.35 ma3 PTP 107 en 10.35 – 11.25 ma4 BRU 205 fa 11.25 – 12.15 pauze 12.15 – 12.45 ma5 LPK wg2 lo 12.45 – 13.35 ma6 LPK wg2 lo 13.35 – 14.25 ma7 PTP 205 sl 14.25 – 15.15 ma8 15.15 – 16.05
dagindeling De eerste twee lesuren zijn aaneensluitend, om 10.10 uur volgt de eerste pauze. Om 10.30 uur gaat dan de bel. Je gaat dan naar het lokaal toe van het derde lesuur en de les begint om 10.35 uur. Dan volgen weer twee lessen. De tweede pauze begint om 12.15 uur en die duurt dan tot 12.40 uur. Je hoort dan weer een bel: tijd om naar het lokaal van het vijfde lesuur te gaan. De les begint om 12.45 uur. Als je tot en met het 7e uur les hebt, ben je om 15.15 uur uit. Heb je echter nog een 8e uur, dan ben je pas om 16.05 uur uit L Omdat je zelf verantwoording draagt voor het op de hoogte zijn van al die wijzigingen, moet je regelmatig op de prikborden kijken! Dat begint ’s morgens als je op school aankomt (of thuis op Internet), in de pauzes en als je van lokaal wisselt en je langs het prikbord komt, is het handig om even te kijken of er niet tussentijds iets veranderd is. Ook aan het einde van de dag kijk je weer even wat er voor de volgende dag eventueel is aangepast. Al was het alleen maar om te zien of je de volgende dag misschien het eerste uur vrij bent… Wijzigingen die in de loop van de dag worden opgehangen (dus ná het eerste uur), worden op gekleurd papier gedrukt: groen, geel en oranje. Behalve op de de prikborden, kun je ook alle informatie over het rooster terugvinden op Internet. Op de site van het Trinitas College vind je links in het menu: Roosterwijzigingen HF. Daar worden ook alle roosterwijzigingen getoond. Halverwege het schooljaar wisselen de vakken tn/hv/te/lo, afhankelijk van in welke klas je zit, elkaar af. Je mentor vertelt je precies hoe dat in elkaar zit! studielesmethode brugklas Han Fortmann
pagina 5 van 64
3. schoolregels
1. Waarom zijn er verkeersregels, zoals: “Verkeer van rechts heeft voorrang.” en “Rijd niet door rood.”?
2. Waarom zijn er schoolregels nodig?
3. Lees nu de onderstaande tekst zorgvuldig door. Elke school heeft natuurlijk zijn eigen regels. Sommige zijn vanzelfsprekend, andere misschien niet. Hieronder vind je een aantal van die regels. Niet allemaal, want anders wordt de lijst te lang. Gebruik dus ook gewoon je gezond verstand. Als algemene regel geldt: doe niets bij een ander, waarvan je zelf niet zou willen dat het jou zou overkomen. 1. Je moet op tijd in de les zijn. Als je te laat bent, moet je een te-laatbriefje halen bij de receptie. Alleen met zo’n briefje mag je alsnog de les in. Als je een goede reden hebt waarom je te laat bent, krijg je natuurlijk geen straf. Als je geen goede reden hebt, kan je wel straf krijgen. Meestal moet je je dan de volgende dag vroeg melden op school. Let dus op de tijd én op de roosterwijzigingen. 2. Tijdens de pauze moet je naar de aula of ga je naar buiten. Je mag niet door de lesvleugels lopen of naar een Z-ruimte gaan zonder toestemming van een leraar. 3. Je mag niet zomaar van school wegblijven. Als je dat zonder goede reden doet, dan noem je dat spijbelen. Spijbelen wordt altijd bestraft. Soms is er wel een goede reden om niet op school te zijn, bijvoorbeeld als je ziek bent of naar de dokter moet. In zo’n geval moet je een absentiekaart door je ouders laten invullen. Die lever je in bij de receptie. 4. Soms word je ziek als je op school bent. Als het echt niet anders kan, dan mag je naar huis. Je moet je dan wel afmelden bij mevrouw Zijp in ruimte 103. Zij neemt dan contact op met je ouders. 5. Binnen de lesvleugels van het gebouw mag je geen jassen, petten en/of mutsen dragen. Ze gaan aan de kapstok of in de kluisjes. 6. Eten en drinken mag alleen in de aula. Kauwgom is overal in en om de school verboden. studielesmethode brugklas Han Fortmann pagina 6 van 64
7. Het gebruik van mobiele telefoon, iPod, mp-3 e.d. is alleen toegestaan in de aula’s. 8. Je moet je fiets altijd in de rekken achter de school zetten. Vergeet niet om je fiets op slot te zetten. 9. Let goed op je spullen. Als je ze kwijtraakt, moet je nieuwe spullen kopen en dat kost geld. Leg daarom je waardevolle zaken in je kluisje. Ook beschadig je andermans spullen niet. Als je dat toch doet, dan zijn de kosten voor jou. 10. Natuurlijk mag je niet pesten. Leerlingen die toch pesten, kunnen bij de directie terechtkomen. Pesten wordt altijd bestraft! 11. Een enkele leerling maakt het echt te bont in de les en kan dan door de leraar verwijderd worden. Als dat met jou gebeurt, ga je je onmiddellijk melden bij de receptie. Je maakt daar dan een afspraak voor een gesprek met iemand van de directie. Daarna ga je naar de mediatheek en ga je rustig aan het werk tot de bel gaat. Vervolgens ga je naar je volgende les. 12. Je zorgt ervoor dat je altijd het goede materiaal voor de les bij je hebt. In ieder geval zijn dat je agenda, boeken, schriften en een etui. Je mag niet tussen twee lessen door je boeken omwisselen, anders kom je te laat in de les. 13. Je moet natuurlijk altijd je huiswerk maken, maar soms kan het echt niet. Als je een goede reden hebt, dan neem je een door je ouders geschreven briefje mee en lever je dat in bij de receptie. Je krijgt dan een huiswerkvrijbriefje mee, dat je aan het begin van elke les aan je leraar laat zien. Ook kun je een huiswerkvrijbriefje krijgen de dag nadat je jarig bent geweest. 14. Hoewel het vanzelfsprekend is, zeggen we het toch maar: roken, alcohol, vuurwerk en dergelijke zijn op en om de school verboden.
4. Hierboven staan veertien schoolregels. Die staan in willekeurige volgorde. Schrijf nu de nummers van vijf van die regels op die jij het belangrijkste vindt. Schrijf er ook bij waarom jij dat vindt.
studielesmethode brugklas Han Fortmann
pagina 7 van 64
5. Zouden er nog meer regels moeten staan? Schrijf nu twee nieuwe, zelfbedachte regels op. Schrijf er ook bij wat er dan zo belangrijk aan is.
6. In elke klas gelden andere regels. Verzin nu drie regels waarvan jij vindt dat jouw klas zich eraan moet houden.
7. Welke schoolregel denk jij dat je ouders het belangrijkste vinden? Schrijf er ook bij waarom jij dat denkt.
studielesmethode brugklas Han Fortmann
pagina 8 van 64
huiswerkopdrachten 8. Laat thuis je ouders de schoolregels ook lezen. Vraag of zij ook een top vijf willen maken.
9. Komt jouw top vijf overeen met die van je ouders? Wat zijn de meest opvallende verschillen en overeenkomsten?
studielesmethode brugklas Han Fortmann
pagina 9 van 64
4. huiswerk Je zult je misschien wel eens afvragen: Wat is het nut van huiswerk? Het antwoord is niet zo moeilijk; leren bestaat voor een deel uit trainen en soms is daar op school te weinig tijd voor en moet je de rest dus thuis doen. Het is belangrijk dat je het huiswerk goed, maar ook zo snel mogelijk kan doen. Daar gaat dit hoofdstuk over.
hoe maak jij je huiswerk? Je zit nu al een tijdje op deze school en waarschijnlijk heb je ook al huiswerk gekregen. Huiswerk is werk dat je thuis maakt / leert, maar soms mag je er in de les al aan beginnen of heb je het in de les zelfs al af. Maar je ontkomt er niet altijd aan: er zal thuis werk gemaakt en geleerd moeten worden. Opdracht 1 Hoe maak / leer jij je huiswerk? Kruis aan wat bij je past. o Ik heb alle boeken op tafel liggen die ik die dag nodig heb. o Ik heb de televisie aan. o Mijn bureau is opgeruimd en ik heb alleen de spullen die ik op dat moment nodig heb, voor me liggen. o Ik doe leuke en minder leuke dingen om en om. o Ik maak / leer mijn huiswerk in de woonkamer. o Tussen elk vak, of om de zoveel tijd, neem ik een korte pauze. o Als er iets leuks op de tv is, maak / leer ik mijn huiswerk voor de tv. o Ik laat me overhoren. o Ik maak / leer mijn huiswerk ’s avonds voordat ik naar bed ga. o Ik maak / leer mijn huiswerk met muziek, want dan kan ik me beter concentreren. Opdracht 2 a. Waar maak / leer jij je huiswerk?
b. Waarom maak / leer jij je huiswerk zó (zie opdracht 1)?
Het kan wel eens een keer voorkomen dat je je huiswerk niet hebt gemaakt / geleerd. Daar kun je allerlei redenen voor hebben, maar vaak gebruik je een smoesje. Opdracht 3 Verzin samen met je buurman / -vrouw drie geloofwaardige smoesjes. 1. 2. 3.
studielesmethode brugklas Han Fortmann
pagina 10 van 64
Opdracht 4 Waarom heb jij je huiswerk wel eens niet gemaakt / geleerd? 1. 2. 3. Wat kunnen de gevolgen zijn van het niet maken / leren van huiswerk? 1. 2. 3.
plannen Wat moet je doen als je heel erg veel huiswerk hebt? Je kunt besluiten het niet te maken / je kunt tot tien uur ’s avonds doorwerken. Voor huiswerk moet je de tijd hebben. Je moet die tijd vaak plannen. Wanneer heb jij tijd om je huiswerk te doen? Opdracht 5 Er zijn van die momenten dat je denkt dat je het niet meer redt; vanavond moet je sporten en je moet ook nog twee proefwerken leren voor morgen. Wat is er verkeerd gegaan?
Misschien heb je geantwoord dat je beter in je agenda had moeten kijken. Of in ieder geval eerder en niet tot het laatste moment had moeten wachten. Als je al eerder weet dat je het op een bepaalde dag druk hebt, kun je ervoor zorgen dat je het werk verdeelt. Het is natuurlijk altijd beter om niet pas de dag van tevoren te beginnen met leren! Je leert het beste door veel te herhalen en iets dus vaak te zien. Opdracht 6 Kom jij wel eens in de problemen met je huiswerk? Vul nu voor jezelf de antwoorden op de volgende vragen in het schema in. 1.
a Je begint meestal op tijd met je huiswerk. b Ben je er tevreden over? c
ja / nee ja / nee
Wat wil je veranderen?
d Tips die jou kunnen helpen: 2.
a Je vindt huiswerk maken makkelijk. b Ben je er tevreden over?
studielesmethode brugklas Han Fortmann
ja / nee ja / nee pagina 11 van 64
c
Wat wil je veranderen?
d Tips die jou kunnen helpen: 3.
a Je besteedt voldoende tijd aan je huiswerk. b Ben je er tevreden over? c
ja / nee ja / nee
Wat wil je veranderen?
d Tips die jou kunnen helpen: 4.
a Je kunt je thuis meestal makkelijk herinneren waar de les over ging. b Ben je er tevreden over? c
ja / nee ja / nee
Wat wil je veranderen?
d Tips die jou kunnen helpen: 5.
a Vergeet je wel eens je huiswerk te maken? b Ben je er tevreden over? c
ja / nee ja / nee
Wat wil je veranderen?
d Tips die jou kunnen helpen:
voordat je een planning maakt… Hieronder zie je een schema met daarin de dagen van de week. In het voorbeeld zie je dat er huiswerktijd is tussen half vier en half vijf. Daarna een pauze en van zeven tot acht uur weer tijd voor huiswerk. Opdracht 7 Geef nu met kruisjes aan wanneer en hoe lang jij tijd hebt om je huiswerk te maken en te leren. Doe dat voor de hele week en gebruik hiervoor wel je agenda, zodat je rekening kunt houden met al gemaakte afspraken. Als je het schema ingevuld hebt, beantwoord je de vragen die erna komen. 14.00 voorbeeld maandag dinsdag woensdag donderdag vrijdag zaterdag zondag
15.00 ××
16.00 ××
studielesmethode brugklas Han Fortmann
17.00
18.00
19.00 ××××
20.00
21.00
22.00
pagina 12 van 64
1. Maak / leer jij iedere dag op hetzelfde tijdstip je huiswerk? Waarom wel / niet?
2. Werk je wel eens vooruit? ja/ nee a. Noem twee voordelen van vooruit werken.
b. Noem twee nadelen van vooruit werken.
Je krijgt nu een planboekje van je mentor en dit ga je invullen. Voor je hiermee begint, eerst nog wat tips: - Begin eerst met wat leerwerk; daar moet je fris en fit voor zijn. Als je voor meer vakken leerwerk hebt, is het goed om leerwerk af te wisselen met maakwerk. Dat maakt het minder saai. - Het gebeurt vast wel eens dat je Engelse en Franse woordjes moet leren. Doe dit niet vlak na elkaar, maar doe tussendoor eerst een heel ander vak. - Het is niet goed om lang achter elkaar huiswerk te maken / leren. Neem regelmatig een (korte) pauze. Opdracht 8 Wat zou je best even tussendoor kunnen doen? Bedenk samen met je buurman / -vrouw vijf dingen en schrijf deze hieronder op.
studielesmethode brugklas Han Fortmann
pagina 13 van 64
het invullen van het planboekje Hoe vul je je planboekje in? - Vul in de linkerkolom de data van deze week in. - Onder de data noteer je hoeveel uur je die dag aan je huiswerk kunt besteden (zie schema opdracht 7). - Kijk in je agenda of er een toets opgegeven is voor deze week / volgende week. - Wanneer ga je beginnen met leren voor deze toets? Schrijf nauwkeurig op in je planboekje wat je precies wanneer gaat leren! - Hoe lang denk je dat je hiervoor nodig hebt? Vul dit in de rechterkolom in. - Heb je nog huiswerk voor morgen dat nog niet af is? Noteer dit op je planformulier en vul ook weer in hoe lang je hier mee bezig bent. - Controleer nu of je niet langer bezig bent dan dat je de tijd hebt. - Heb je nog tijd over? Dan kun je alvast huiswerk gaan maken / leren voor overmorgen of de dag erna. Door regelmatig te herhalen, blijft de stof goed in je hoofd zitten.
studielesmethode brugklas Han Fortmann
pagina 14 van 64
planformulier datum
vak
m/l
gepland werk
totaal min.
maandag -
… … UUR
dinsdag -
… … UUR
woensdag -
… … UUR
studielesmethode brugklas Han Fortmann
pagina 15 van 64
planformulier datum
vak
m/l
gepland werk
totaal min.
donderdag -
… … UUR
vrijdag -
… … UUR
zaterdag -
… … UUR
zondag -
… … UUR
studielesmethode brugklas Han Fortmann
pagina 16 van 64
5. memoriseren In het woordenboek vind je bij memoriseren de volgende betekenissen: memoriseren me - mo - ri - se - ren [-` zeer ` (n)] («Frans) (memoriseerde, h. gememoriseerd) van buiten leren memoriseren 1) In het geheugen prenten 2) Onthouden 3) Uit het hoofd leren 4) Van buiten leren Memoriseren betekent dus ‘iets onthouden’. Onthouden wil zeggen dat je kennis opslaat in je geheugen en dat je het op een gewenst moment weer kunt oproepen. Er zijn vele manieren om informatie in je hoofd te stampen, en omdat niet iedereen op dezelfde manier leert, gaan we deze verschillende manieren in dit hoofdstuk bespreken. Wat voor elke manier in ieder geval belangrijk is, zijn de volgende punten: • Je aandacht volledig richten op de leerstof. • De leerstof herhalen. • Op tijd beginnen met leren; het is beter een week lang elke dag 15 minuten te leren, dan de dag van tevoren 4 uur achter elkaar. • Ezelsbruggetjes verzinnen bij moeilijke woordjes / begrippen.
wat is jouw manier van leren? Woorden leren is belangrijk bij het leren van een vreemde taal. Het helpt als je een manier van leren vindt die bij jou past. Opdracht 1 Zet een kruisje bij de uitspraken die kloppen met jouw manier van leren. o Ik lees de woorden een paar keer door. o Ik lees ze hardop. o Ik schrijf ze op. o Ik leer eerst een klein groepje, daarna een ander klein groepje. o Ik herhaal de woorden kriskras door elkaar. o Ik laat mij, na een tijdje, overhoren. o Ik luister naar de cd en zeg de woorden hardop na. o Ik zet de woorden die iets met elkaar te maken hebben bij elkaar, daarna ga ik leren. o Ik vraag me eerst af wat ik moet kennen en kunnen. o Ik zing of rap de woorden op een melodie die ik leuk vind. o Bij de Franse woorden maak ik eerst een andere volgorde; de woordjes met un bij elkaar, de woordjes met une bij elkaar.
studielesmethode brugklas Han Fortmann
pagina 17 van 64
Opdracht 2 De omgeving waarin je leert, is belangrijk. Zet een kruisje bij de uitspraken die kloppen met jouw manier van leren. o Ik sluit mij op in een kamer waar niemand komt. o Ik leer het liefst in een ruimte waar het gezellig druk is. o Ik leer het liefst in een ruimte waar iemand anders ook leert, bijvoorbeeld mijn broer / zus / vriend / vriendin. o Ik zet muziek op bij het leren of ik zet de tv aan. o Ik leer het beste als alles stil is. o Ik doe het anders, namelijk zo:
Opdracht 3 Hoe controleer jij of de woorden kent? Zet een kruisje bij de uitspraken die kloppen met jouw manier van leren. o Ik vraag iemand mij te overhoren. o Ik doe het samen met een klasgenoot; we overhoren elkaar. o Ik overhoor mezelf door de woorden in het Nederlands op te schrijven, daarna schrijf ik de woorden in het Frans / Engels erachter. De woorden die ik niet ken, leer ik opnieuw. o Ik doe het anders, namelijk zo:
Weet je wat je moet kennen en kunnen? Als je een overhoring of een proefwerk krijgt over de woorden, weet je dan wat je moet leren? • Moet je alleen de uitspraak kennen? • Moet je de woorden kunnen schrijven? • Worden de woorden mondeling / schriftelijk overhoord? • Moet je de woorden bijvoorbeeld E/N, N/E of allebei kennen? • Moet je de woorden in een zin kunnen gebruiken?
studielesmethode brugklas Han Fortmann
pagina 18 van 64
de kaartjesmethode Aanpak: - Zorg ervoor dat er een stapeltje kaartjes klaarligt. - Gebruik de woordenlijst; schrijf op elk kaartje aan de voorkant een woord in het Engels / Frans en op de achterkant de betekenis. Stappen: Stap 1 Pak een kaartje, kijk naar het Nederlandse woord, spreek het Engelse / Franse woord uit en schrijf het daarna op. Controleer jezelf door het kaartje om te draaien. Stap 2 Heb je het woord goed opgeschreven en uitgesproken, dan leg je het kaartje op een apart stapeltje. Stap 3 Als dit niet het geval is, dan leg je het kaartje op een ander stapeltje. Met dit stapeltje ga je nog een keer aan het werk totdat je alle kaartjes foutloos kunt uitspreken en schrijven. Stap 4 Werk op deze manier alle woorden door. Stap 5 Tot slot: alles nog een keer herhalen. Opdracht 4 Kijk in je agenda. Wanneer moet je voor een taal woordjes leren? Maak alvast kaartjes voor dit leerwerk en gebruik de kaartjes om deze woordjes te leren.
de handoplegmethode Het zal niet moeilijk te raden zijn wat hiermee bedoeld wordt. Waarschijnlijk gebruik je deze manier van leren al: je hand leggen op de woordjes die je moet leren. Opdracht 5 Hiernaast staan de woorden uit een Franse methode. Je moet de woorden in het Frans kunnen schrijven en kunnen zeggen in F/N en N/F. Schrijf op hoe jij aan het werk gaat als je de ‘handoplegmethode’ gebruikt.
lundi une heure arriver la cour entrer d’abord le secrétariat les autres manger alors tu dois acheter le repas
maandag een uur aankomen het schoolplein naar binnen gaan eerst de administratie de andere(n) eten dan jij moet kopen de maaltijd
Wat is de juiste aanpak? • Bedek de woorden die je gaat leren. • Spreek het Nederlandse woord uit en schrijf daarna het woord dat je moet leren op een blaadje. • Spreek daarna het woord in het Engels / Frans uit. • Controleer het geschreven woord en onderstreep eventuele fouten. Opdracht 6 - Is jouw aanpak dezelfde als hierboven? ja / nee - Nee? Wat doe jij anders? - Wat doe je met de woorden waarin je een fout hebt gemaakt? studielesmethode brugklas Han Fortmann
pagina 19 van 64
een woordnet Als je aan het leren bent, is het belangrijk om ook te begrijpen wat je leert. Je gaat nu leren hoe je een woordnet maakt. Een woordnet wordt ook wel een woordspin / woordveld genoemd. Een woordnet kun je ook gebruiken voor begrippen die je moet leren voor geschiedenis / aardrijkskunde / biologie / levo. Gebruik het woordnet alleen voor woorden die je moeilijk vindt om te leren. to wash Stel je voor; je krijgt het niet voor elkaar om het Engelse woord ‘launderette’ in je hoofd te krijgen. Hiernaast zie je een woordnet. Probeer eens om rondom het woord andere woorden te zetten. Deze woorden moeten te maken hebben met het woord. Op deze manier maak je een woordnet waarin het moeilijke woord centraal staat. Je krijgt meer houvast zodat het leren van het moeilijke woord sneller en gemakkelijker gaat.
launderette (wasserette)
Opdracht 7 Hieronder staan twee woorden waarmee je het maken van een woordnet kunt oefenen. Engels:
Frans:
dictionary
le chanteur
(woordenboek)
(de zanger)
studielesmethode brugklas Han Fortmann
pagina 20 van 64
de salamimethode Gebruik de salamitechniek: die worst eet jij toch ook in plakjes en niet in zijn geheel? Begrippen leren met de salamitechniek: Bedenk goed wat je niet begrijpt, bekijk desnoods zin voor zin of woord voor woord. Ken en begrijp je alle moeilijke woorden en begrippen? Zo niet, zoek ze op of laat ze je uitleggen. Kun je in je eigen woorden vertellen wat er staat? Zo ja, dan begrijp je het goed. Begrijp je het dan nog niet, zoek het terug in je boek, bekijk het nog een keer.
Woordjes leren met de salamitechniek: Overhoor jezelf eerst alle woordjes met 5-7 woordjes tegelijk. Welke ken je al? Zet daar een streepje voor. Wees blij met wat je al kent en verdeel de woordjes nu in: - Reuze makkelijk - Moeilijk - Zeer moeilijk Leer de woordjes nu op de volgende manier: Makkelijk Moeilijk Deze leer je waarschijnlijk 1. Kijk heel goed naar het door er één of twee keer woord, hoe wordt het goed naar te kijken en uit gespeld? 2. Lees de betekenis en je hoofd te zeggen. probeer een voorstelling ervan te maken. 3. Schrijf het woord daarna op, zonder in het boek te kijken. 4. Zie je het woord ook voor je als je niet naar je papier of boek kijkt? Zo niet, even opnieuw bekijken.
Zeer moeilijk Doe dezelfde stapjes als bij de moeilijke woorden en daarna: 5. Spreek het woord ook hardop uit. 6. Kleur / Arceer de letters die je niet goed spelt.
Lukt het nog niet helemaal? Doe de stapjes van hiernaast.
studielesmethode brugklas Han Fortmann
pagina 21 van 64
stampen: manier 1 Stampen en tussendoor herhalen: Voor de volgende manier van woordjes / begrippen leren heb je de volgende spullen nodig: - je boek waar de woordjes instaan - papier - pen - markeerstift / viltstift / kleurpotlood Hoe ga je leren? Stap 1: Doe je boek open op de bladzijde waar de woordenlijst staat die je moet leren. Schrijf eerst alle Nederlandse woorden (netjes!) onder elkaar op. LET OP: sla tussen elke vijf woorden een regel over. Stap 2: Als je daar mee klaar bent, schrijf je de Engelse / Franse woorden erachter. Zorg ervoor dat je de woorden foutloos overschrijft! Stap 3: Pak nu je markeerstift / viltstift / kleurpotlood. Hiermee ga je de spelling die jíj lastig vindt een kleurtje geven, zodat deze extra opvalt. Bijvoorbeeld het Engelse woord excellent. Als je denkt dat je de ‘c’ vergeet, dan geef je deze letter dus een kleurtje. Doe dit bij alle woorden die je moeilijk vindt. Stap 4: Leer de eerste 5 woorden, totdat je ze allemaal weet. Stap 5: Leer de volgende 5 woorden, ook nu totdat je ze allemaal weet. Stap 6: Herhaal de geleerde woordjes vanaf het begin. Stap 7: Leer de volgende 5 woorden, totdat je ze allemaal weet. Stap 8: Herhaal de geleerde woordjes vanaf het begin. Stap 9: Leer de volgende 5 woorden, totdat je ze allemaal weet. Stap 10 - …: enzovoorts. Overhoor jezelf, of laat jezelf door iemand anders, schriftelijk overhoren. De woordjes wel in een andere volgorde (laten) overhoren, op je toets krijg je ze natuurlijk ook in een andere volgorde.
stampen: manier 2 Wanneer je woordjes leert, moet je eigenlijk drie dingen leren: de betekenis, de spelling en de uitspraak. A. Bij het leren kunnen de volgende punten te pas komen. - Lees de woordjes hardop en aandachtig door. - Probeer ezelsbruggetjes te vinden. - Verdeel de woordjes in kleine groepen. B. Schrijf de woordjes op en lees ze hardop. - Dek de woordjes af en schrijf ze op. - Kijk ze na. De foute woordjes schrijf en lees je opnieuw. - Overhoor het groepje nog een keer. Doe dit ook met de andere groepjes. C. Overhoor nu alle groepjes samen. Foute woordjes weer opschrijven en uitspreken. D. Ga huiswerk voor een ander vak maken, of ga even iets anders doen. E. Laat je door iemand anders overhoren, maar nu met de woordjes in een andere volgorde. Foute woordjes weer opschrijven en uitspreken.
studielesmethode brugklas Han Fortmann
pagina 22 van 64
wrts / overhoor Je kunt woordjes natuurlijk ook leren op de computer. Er zijn diverse programma’s die je kunnen helpen bij het leren van en het oefenen met een woordenlijst. Op de trinitassite kun je beide programma’s vinden en je kunt ze hier vandaan gratis downloaden.
heb je ze op een rijtje? Je hebt nu kennisgemaakt met een aantal manieren om woordjes te leren. Schrijf alle manieren die zijn behandeld nog eens op. Welke voordelen hebben deze manieren van woordjes leren? Schrijf deze voordelen erachter. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Wat is volgens jou de beste manier om woordjes te leren? Waarom vind je dat?
studielesmethode brugklas Han Fortmann
pagina 23 van 64
6. opdrachten maken en corrigeren Hieronder vind je tips die je kunnen helpen bij het maken van de opdrachten. Het is natuurlijk ook heel belangrijk dat je opdrachten goed nakijkt, dus ook dit wordt behandeld. - Lees de instructies bij de opdracht goed door; snap je wat je precies moet invullen? - Als het nog niet helemaal duidelijk is, pak de uitleg er nog eens bij / vraag iemand je te helpen. - Staat er een voorbeeldzin bij de opdracht? Bestudeer deze dan goed! Hieruit kun je namelijk ook afleiden wat je precies moet invullen. - Werk netjes en leesbaar; prop niet alle opdrachten naast en onder elkaar, maar houd je schrift overzichtelijk en houd ruimte over voor correcties / kleine aantekeningen bij de opdrachten. - Let tijdens het nakijken goed op! - Nakijken doe je met een rode pen. - Laat duidelijk zien dat een opdracht is nagekeken, ook als de opdracht helemaal goed is. Zet er een rode krul bij. - Nakijken is meer dan alleen maar een rood streepje / kruisje voor een fout antwoord zetten. Zet het goede antwoord erachter en kijk in je boek waarom dit het goede antwoord moet zijn en waarom jouw antwoord fout was. - Snap je wat je fout hebt gedaan? Als dit niet het geval is, vraag het dan aan de docent / een klasgenoot / een ouder / een broer / etc. - Maak aan het eind van het hoofdstuk een lijst van jouw fouten, zodat je hier nog extra aandacht aan kunt besteden voor je proefwerk.
studielesmethode brugklas Han Fortmann
pagina 24 van 64
7. aantekeningen maken en samenvatten Tijdens een les vertelt je leraar een hoop informatie. En daar zitten vaak ook dingen bij die niet in je boek staan, zoals voorbeelden. Als je geluk hebt, schrijft de leraar de kernwoorden van zijn verhaal op het bord, maar het kan zijn dat je het zelf moet doen. Het maken van aantekeningen is moeilijker dan je denkt, want je doet meerdere dingen tegelijk. Je moet namelijk kijken, luisteren, het direct begrijpen en kort op kunnen schrijven. Meestal ligt het tempo hiervan ook nog op een hoog niveau.
Er zijn verschillende redenen om aantekeningen maken: (1)
Het helpt je bij het onthouden. Als je dingen opschrijft kun je ze beter onthouden, want je kan niet alles opschrijven. Als je dezelfde dag je aantekeningen nog een keer doorleest onthoud je ze ook beter.
(2)
Het helpt je bij het concentreren. Je leest of luistert niet alleen passief, maar je bent ook actief bezig: je moet iets doen met wat je hoort of leest. Als je aantekeningen maakt, moet je de belangrijke informatie opschrijven.
(3)
Je hebt iets wat je op een later moment helpt om je de stof te kunnen herinneren. Schrijf niet meer op dan wat je nodig hebt om je te herinneren. De meeste mensen schrijven te veel op.
Noem nog één andere reden, waarom je aantekeningen zou kunnen maken.
Denk eraan:
Als je weet waarom je aantekeningen maakt, zal het je helpen bij het maken van zinvolle aantekeningen waar je iets aan hebt.
Noem 3 dingen die je moeilijk vindt bij het maken van aantekeningen.
studielesmethode brugklas Han Fortmann
pagina 25 van 64
Structuur van je aantekeningen Aantekeningen van een vak houd je apart van gemaakte opdrachten! Zo kan je ze gemakkelijker terugvinden. Voordat je met een aantekening begint, zorg je dat je eerst de datum en het onderwerp of de paragraaf hebt opgeschreven. Zo kun je later gemakkelijker zien waar die aantekening bij hoort. Als je een goede structuur aanbrengt, zullen je aantekeningen overzichtelijker zijn. Je kunt die aanbrengen door in het begin goed te luisteren naar de docent. Misschien vertelt hij meteen wel wat er die les wordt besproken. Schrijf dit op en geef elk onderwerp een nummer. Zo hoef je het onderwerp niet telkens op te schrijven; je gebruikt gewoon het nummer. Voorbeelden hoef je vaak niet in je samenvatting op te nemen. Wees slim en laat je pols even bijkomen van al dat geschrijf. Wil je toch een voorbeeld opschrijven? Zet dan de afkorting vb. of bijv. in de kantlijn. Zo weet je later wat je ermee bedoelde. Schematisch aantekeningen maken Je kunt nooit alles woordelijk opschrijven wat er verteld wordt. Daarom moet je alle overbodige woorden weglaten. Schrijf bijvoorbeeld alleen de werkwoorden en de zelfstandige naamwoorden op. Dan kun je vaak nog goed achterhalen wat er wordt bedoeld. Je kunt de leesbaarheid nog verbeteren als je tekens gebruikt. Denk aan een à om een verband aan te geven. Of aan een : als een definitie begint. Je kunt zoveel pijlen, dubbele punten en zelfstandige naamwoorden opschrijven als je wilt, maar als je niet netjes werkt zie je door de bomen het bos niet meer. Zorg daarom dat je altijd netjes werkt en een goede schematische indeling maakt. à Laat na elk onderwerp een regel leeg, à onderstreep,
Markeer , of
omlijst
belangrijke woorden
à gebruik ** sterretjes ** of pijltjes à ► à en
maak
zonodig
rijtjes.
Het is namelijk zonde als je er na al dat schrijfwerk later niets meer aan hebt.
studielesmethode brugklas Han Fortmann
pagina 26 van 64
Aantekeningen maken terwijl je luistert Maak een aantekening van wat dat je docent je vertelt. Luister eerst goed naar het verhaal, zonder meteen iets op te schrijven. Als je docent het verhaal voor de tweede keer voorleest, pas dan begin je met een aantekening maken. Denk erom: wees kort en bondig in wat je opschrijft!!
Zo kun je op twee manieren een aantekening maken van een stukje tekst. Welke manier vind je het prettigst werken? Waarom vind je dat?
studielesmethode brugklas Han Fortmann
pagina 27 van 64
Samenvattingen maken van een lesboek: een andere vorm van aantekeningen maken Wat zijn de hoofd- en bijzaken? Als je veel informatie moet leren, kan het slim zijn om die voor jezelf samen te vatten. Zo lees je alles in ieder geval één keer en hoef je de volgende keer alleen nog maar je eigen samenvatting te leren. Het belangrijkste bij een samenvatting is het maken van onderscheid tussen hoofd- en bijzaken. Dat is niet altijd makkelijk, maar in een tekst zitten meestal allerlei aanwijzingen verstopt die het je iets gemakkelijker kunnen maken.
Titel en tussenkopjes Aan de titel kun je vaak al direct zien waar de tekst over gaat. De titel van dit hoofdstuk is: Samenvattingen maken. Je kunt er dus vanuit gaan dat dit hoofdstuk gaat over samenvatten. Ook tussenkopjes en anders (schuin) gedrukte woorden vertellen je ook een hoop.
Kernzin In de eerste zinnen van alinea’s vind je de belangrijkste informatie. Zulke zinnen noem je kernzinnen. Toch kan het voorkomen dat deze zin niet aan het begin van de alinea staat. Soms is ook de laatste zin de belangrijkste.
Eerste en laatste alinea Houd goed in de gaten dat de schrijver meestal de meest waardevolle informatie plaatst in de eerste en laatste alinea. In de eerste alinea wordt vaak verteld wat er besproken gaat worden en in de laatste alinea wordt de informatie vaak nog even samengevat. Kortom: een samenvatting is: een verkorte weergave ... in eigen woorden ... van de hoofdzaken ... van de oorspronkelijke leerstof. Denk om de onderstaande punten! à Maak geen aantekeningen terwijl je leest. Lees eerst één keer, lees dan nog een keer en schrijf de belangrijkste punten op. à Let op opsommingen. Soms worden er een aantal redenen, oorzaken of gevolgen genoemd. Die moet je in je samenvattingen verwerken, want heel vaak wordt daarnaar gevraagd tijdens een toets. Nummer deze redenen, oorzaken of gevolgen! à Gebruik afkortingen voor vaak terugkomende woorden. Welke afkortingen gebruik je zelf heel vaak?
studielesmethode brugklas Han Fortmann
pagina 28 van 64
Maak een samenvatting voor het vak geschiedenis. Gebruik hiervoor paragraaf 3.1 op bladzijde 48-49 in je boek.
3.1 Aparte stadsstaten Hoofdvraag: In wat voor soort samenleving leefden de oude Grieken? De Griekse leefwereld
Polis
Slavernij
Bron 5 Bron 7 Bron 8 Bron 9
studielesmethode brugklas Han Fortmann
pagina 29 van 64
8. gedachtenkaarten maken: woordspin of mindmap Terwijl je thuis praat over je dag op school of denkt aan de afgelopen lessen, dan zijn je hersenen ook met een heleboel andere dingen bezig. Je hersenen zijn tegelijkertijd bezig met wat je nu aan het doen bent, maar ook alvast met de toekomst. Hoe gaat dat gesprek verder lopen of wat zou je kunnen doen vanmiddag als je vrij bent bijvoorbeeld. Je komt van het één op het ander. Dat noem je associatie. Associaties tussen begrippen zijn bij het leren een heel belangrijk hulpmiddel, omdat je hersenen de begrippen ook aan elkaar koppelen. Een woordspin of mindmap maak je door sleutelwoorden (belangrijke begrippen uit de leerstof) op te schrijven en alle dingen die daarbij horen eromheen te zetten. Je kunt een mindmap maken: - voor het maken van aantekeningen - voor het maken van een planning - voor het samenvatten voor een toets ….. en voor nog vele andere mogelijkheden. Opdracht 1: Mini-mindmap maken Maak een mini-mindmap over het onderwerp ‘banaan’. Schrijf het woord banaan met mooie gekleurde letters in het midden. Waar doet het woord banaan je aan denken? Schrijf alle woorden die bij je opkomen in HOOFDLETTERS op de takken. Je leest een mindmap met de klok mee. Dus je kunt beginnen met het eerste woord op te schrijven op ongeveer 1 uur. Geef elke tak een eigen kleur en maak er tekeningetjes bij. Het gaat erom dat het leuk is om naar te kijken. Wat leuk is, kan je ook beter onthouden. Mindmap banaan
studielesmethode brugklas Han Fortmann
pagina 30 van 64
Bekijk het onderstaande filmpje over mindmaps maken op school: www.leraar24.nl/video/496/mindmappen Een mindmap kun je maken door middel van het gebruiken van sleutelwoorden. Dit zijn woorden/ begrippen die, wanneer je daaraan denkt, een groot gedeelte van de door jou te leren tekst weer oproepen. Hoe vind je goede sleutelwoorden? • • • • • •
Waar gaat de tekst over? Wat speelt /wie spelen de hoofdrol? Wat gebeurt er? Wanneer gebeurt dat? Hoe gebeurt dat? Welke nieuwe begrippen worden er besproken in deze leertekst?
Beter onthouden Een mindmap maken heeft een groot voordeel: de standaardmanier (aan elkaar dus) van aantekeningen maken helpt je maar weinig bij het onthouden van wat je schrijft. Een mindmap maken past veel beter bij de manier waarop je hersenen informatie opslaan. Door meerdere kleuren, plaatjes en verbindingen te maken leg je sterkere associaties aan - ook jouw geheugen werkt voornamelijk door associaties. Opdracht 2: Een uitgebreide mindmap maken. Je gaat nu een uitgebreide mindmap maken. Dit keer ga je het onderwerp ‘vakantie’ gebruiken. Schrijf de woorden die als eerste in je opkomen met HOOFDLETTERS op de dikke lijnen. Daarna schrijf je op de dunnere lijnen de woorden die in je opkomen als je de woorden op de dikke lijnen leest. Voor de dunnere lijnen kan je kleinere letters gebruiken. Geef de takken weer verschillende kleuren
Mindmap vakantie
studielesmethode brugklas Han Fortmann
pagina 31 van 64
Een stamboom is ook een voorbeeld van een mindmap. Lees de tekst en probeer de familierelaties in een stamboom te vatten: Ik kom uit Brazilië, maar ik woon nu al een hele tijd in Nederland. Mijn schoonfamilie heeft er nog steeds moeite mee om mijn naam goed uit te spreken. Zelfs mijn man Wout zegt liever “schat” dan Rosaelena. Nou moet ik ook zeggen dat mijn schoonouders niet veel fantasie gebruikt hebben toen ze hun kinderen doopten of vind je de namen Jos, Wout en Ank iets bijzonders? Dat is echter eigenlijk ook het enige probleem dat ik met mijn schoonfamilie heb. Vooral schoonzus Kaatje was in het begin een grote steun en ze kan heel goed omgaan met onze kinderen Rolf en Mara. Ze nodigt hen heel vaak uit om bij haar te komen logeren. Dat zij en Jos geen kinderen hebben heeft er zeker ook mee te maken. Ank zie ik niet zo vaak, ik weet dat ze het heel druk heeft met haar werk en de vier kinderen. Haar man Bob helpt haar nooit. “Chiara kan je helpen, ze is oud genoeg”, zegt hij dan, maar een veertienjarige kan toch niet altijd maar op drie kleine jongens passen. “Met Mark en Daan kan ik goed overweg”, vertelde ze me een keer, “maar Rick is een ....!” Nou, dat herhaal ik liever niet. Opdracht 3: Maak een stamboom met de namen uit het verhaal, begin met de grootouders. Een mindmap zou je soms ook een boomschema kunnen noemen, maar dan is de boom van boven gefotografeerd!
Grootouders
studielesmethode brugklas Han Fortmann
pagina 32 van 64
Zelf een mindmap maken, hoe doe je dat? 1. Papier • Neem een leeg vel papier zonder lijntjes. Dit kan met een A-4 of A-3 vel, wat jij prettiger vindt werken. • Leg het papier in de breedte voor je. 2. Kleuren • Zorg dat je verschillende kleuren pennen bij de hand hebt om de woorden op de takken te schrijven. • Met viltstiften kan je de takken kleuren en (eventueel) tekeningetjes maken. 3. Onderwerp van je mindmap • Schrijf of teken in het midden van het blad het onderwerp van je mindmap. • Gebruik hiervoor (verschillende) kleuren. • Teken er daarna met een kleurtje een kadertje, wolkje of iets wat erbij past omheen. 4. Dikke takken • Teken de takken met de klok mee. De dikke takken teken je als dikke, golvende lijnen. Zorg dat ze vast zitten aan het onderwerp in het midden van het blad. • Teken de eerste tak op de plaats waar de wijzers van de klok 1 uur aangeven. • Maak de tak even lang als het woord dat je er op wilt schrijven. • Schrijf op elke tak één sleutelwoord met hoofdletters. De woorden op de dikke takken zijn de hoofdthema’s van je onderwerp. • Geef elke dikke tak een andere kleur. • Probeer zoveel mogelijk tekeningetjes en kleuren te gebruiken. 5. Dunnere takken • Teken dunnere golvende takken aan de dikke takken. • Teken de dunnere takken in de schrijfrichting van het blad, zodat het makkelijk leesbaar blijft. • Op iedere dunne tak schrijf je met kleinere (blok) letters een woord/ kort zinnetje dat met het woord op de dikke tak te maken heeft. • Één dikke tak kan meerdere dunnere takken hebben, dus zorg voor voldoende ruimte tussen de takken! • Als je iets extra goed moet onthouden, zet er dan een kadertje/wolkje omheen. Opdracht 4: Maak de mindmap voor aardrijkskunde bij hoofdstuk 2: Natuurlijke zones. Op de volgende bladzijde is deze voorgestructureerd. Je krijgt van je mentor een A-3 vel, zodat je voldoende ruimte hebt. Gebruik hierbij par. 5 en 6 in je lesboek, B71 en het uittreksel op blz. 117 in je basisboek.
studielesmethode brugklas Han Fortmann
pagina 33 van 64
studielesmethode brugklas Han Fortmann
pagina 34 van 64
Opdracht 5: Maak de mindmap voor biologie hoofdstuk 2: Het skelet. Op de volgende bladzijde is deze voorgestructureerd. Je krijgt van je mentor weer een A-3 vel, zodat je voldoende ruimte hebt. Gebruik hierbij par. 2.1 op blz. 30 t/m 34 uit je lesboek.
studielesmethode brugklas Han Fortmann
pagina 35 van 64
studielesmethode brugklas Han Fortmann
pagina 36 van 64
9. toetsvragen maken Dan gaan we nu verder met de tips die je kunnen helpen bij het maken van toetsvragen. - Lees de instructies bij de opdracht goed door; snap je wat je precies moet invullen? - Staat er een voorbeeldzin bij de opdracht? Bestudeer deze dan goed! Hieruit kun je namelijk ook afleiden wat je precies moet invullen. - Bereid je goed voor; zorg ervoor dat je potlood is geslepen en dat je rekenmachine het doet. Zo hoef je je alleen met de proefwerkvragen bezig te houden. - Als je een vraag niet weet, sla die dan over en ga naar de volgende vraag. Probeer het later opnieuw. - Begin met de makkelijke vragen. Zo word je steeds zekerder van jezelf en kun je daarna aan de slag met de moeilijkere vragen. - Je kunt je docent tijdens een toets natuurlijk niet vragen om het goede antwoord, maar als een opgave niet duidelijk is, zeg het dan meteen. - Praat niet vlak van tevoren met je klasgenoten als je weet dat je daar zenuwachtig van wordt. - Let tijdens de toets niet op anderen. Dat zij eerder klaar zijn, betekent niet dat ze het beter doen dan jij! - Doe zo goed mogelijk je best, maar wees niet boos op jezelf als het niet lukt. Een keer een slecht cijfer is niet erg. Volgende keer gaat het vast beter!
studielesmethode brugklas Han Fortmann
pagina 37 van 64
10. foutenanalyse In dit hoofdstuk komt de foutenanalyse aan de orde. Dit is heel belangrijk, want met een goede foutenanalyse kun je je studieresultaten flink verbeteren, maar weet je ook wat het is? Opdracht 1 Wat denk je dat een foutenanalyse is?
Voor het maken van een foutenanalyse, heb je je toetsen / opdrachten nodig. Je bekijkt ze aandachtig en telkens je een fout ziet, vraag je jezelf af hoe het komt dat je die gemaakt hebt. Zoek dan in het schema hieronder of je de oorzaak kunt vinden en zet daar een kruisje achter. Bij oorzaken waar veel kruisjes achter staan, moet je actie ondernemen! Markeer het idee dat aangeboden wordt en vergeet niet er volgende keer op te letten, als je weer een toets moet maken. Oorzaken Mijn notities waren onvolledig.
x
Ik wist niet dat we dat moesten leren. De leraar kon mijn handschrift niet lezen. Ik vergat een onderdeel van de vraag te beantwoorden. Ik liet een vraag onbeantwoord. De begrippen zijn niet correct.
Ik heb nieuwe woorden niet voldoende leren schrijven / ik maak veel fouten in de spelling. Ik had niet alle kopieën die de docent had uitgedeeld. Ik was vergeten dat de docent had gezegd dat die leerstof zo belangrijk was. Ik herkende de opdracht op de toets wel, maar wist niet meer hoe ik die moest maken. Ik begreep de leerstof nog niet goed. Ik dacht dat ik goed geleerd had, studielesmethode brugklas Han Fortmann
Ideeën ter verbetering Ik vergelijk mijn aantekeningen met die van een vriend(in). Ik vul mijn agenda nauwkeuriger in. Ik doe beter mijn best om leesbaar te schrijven. Beantwoorde vragen vink ik voortaan aan op mijn proefwerkblaadje. Voor ik de toets inlever, controleer ik of alle vragen aangevinkt zijn. Voortaan probeer ik toch iets te noteren. Misschien een definitie of een formule die erbij kan horen. Ik ga de begrippen beter leren; eerst goed begrijpen en dan hardop oefenen. Nog eens schriftelijk controleren. Op mijn proefwerk controleer ik of ik de begrippen perfect heb opgeschreven. Ik leer nieuwe woordjes eerst mondeling en oefen dan schriftelijk de schrijfwijze. Ik controleer voortaan mijn map en zorg ervoor dat mijn map netjes blijft. Missende aantekeningen / informatie kopieer ik van een klasgenoot. Tijdens de les noteer ik zulke opmerkingen snel in mijn schrift. Voortaan herlees ik niet alleen mijn oefeningen, maar ga ik ze nog eens maken om zo mijn proefwerk goed te leren. Ik stel mijn vraag aan de docent / ouder / broer / klasgenoot. Voortaan controleer ik beter of ik de stof pagina 38 van 64
maar de toets viel echt tegen. Ik verwar le en la steeds bij de Franse woordjes / heb andere dingen met elkaar verwisseld.
Ik was te suf wegens te weinig slaap. Ik heb mijn proefwerk achteraf niet gecontroleerd, daardoor zitten er onnodige fouten in.
echt goed ken. Ik overhoor mezelf of ik laat me overhoren. Ik schrijf de woordenlijsten vanaf morgen in afzonderlijke kolommen met elk een eigen kleur. Mannelijke woorden in een kolom in het rood, vrouwelijke woorden in het groen. Zo onthoud ik bij een toets gemakkelijker welke kleur het woord had en weet ik meteen weer of het mannelijk / vrouwelijk is. Ik plan mijn werk beter zodat ik tijdig kan afronden en / of ik blijf niet zo lang voor de tv of computer hangen. Ik controleer mijn proefwerken voortaan goed en neem ze mee naar huis, als dat mag van de leraar. Zo kan ik mijn fouten nog eens inzien. Als ik mijn proefwerk niet mee naar huis mag nemen, dan maak ik aantekeningen van mijn fouten in mijn schrift.
Misschien is de lijst volgens jou nog niet volledig. Als je nog oorzaken mist, vul deze dan aan met nog meer mogelijke oorzaken. Vergeet de ideeën ter verbetering niet! Misschien krijg je ook interessante tips van je mentor / docenten / klasgenoten. Schrijf deze meteen op in de laatste kolom.
studielesmethode brugklas Han Fortmann
pagina 39 van 64
11. je geheugen aan het werk zaagsel in je hoofd? Opdracht 1: Hier staan een aantal alledaagse bezigheden en gevoelens. Zet een kruisje voor die bezigheden waarbij je je hersens gebruikt. slapen douchen je tas inpakken “Tot vanmiddag!” zeggen fietsen de roosterwijziging op het prikbord lezen aan de pauze denken iets opschrijven uit het raam kijken kauwgom kauwen luisteren naar de uitleg die een leraar geeft je blij voelen Je hoort van je mentor het goede antwoord. De hersenen, ofwel het brein, kun je zien als de centrale regelkamer of het besturingssysteem van de computer van ons lichaam. Maar.... de ingewikkeldste, modernste computer ter wereld stelt nog niets voor vergeleken met wat onze hersenen allemaal kunnen. Die anderhalve kilo “grijze stof” in je hoofd bevat ongeveer 100 miljard zenuwcellen (ook wel hersencellen of neuronen genoemd). Die zenuwcellen kunnen razendsnel allerlei berichten doorgeven, aan elkaar, maar ook aan alle andere delen van je lichaam. Dat gebeurt bij alles wat je bewust of onbewust doet. Als je een bal wilt wegtrappen, zijn er al ongelooflijk veel signalen verstuurd vanuit je hersenen naar je ogen, je benen en terug, voordat je je voet optilt en die bal echt een knal geeft. Maar dat gebeurt ook als je iets zegt, als je loopt, als je eet, als je zit te dromen, als je slaapt...... de hele dag en de hele nacht, zonder dat je het zelf in de gaten hebt, werken de neuronen in je hersenen op volle toeren. Binnen de hersenen hebben onderzoekers ook verschillende delen ontdekt met elk hun eigen taken. Hier zijn er een paar: - Een deel achter je voorhoofd, de prefrontale cortex, waar het vermogen zit om te plannen en gevaren in te schatten. Dit deel is nog volop in de groei als je in de brugklas zit; - De buitenste laag van je hersenen, de hersenschors. Hierin bevindt zich onder andere het langetermijngeheugen. - Een klein orgaan met de vorm van een zeepaardje, de hippocampus. Dit zorgt onder meer voor het kortetermijngeheugen en het verminderen van stress; je hebt er twee van. - Een nog kleiner orgaantje, niet groter dan een pinda, dat te maken heeft met je gevoelens, bijvoorbeeld of je ergens zin in hebt of bang voor bent. Dit heet de amygdala.
studielesmethode brugklas Han Fortmann
pagina 40 van 64
prefrontale cortex
hippocampus
amygdala
training maakt je slimmer De seintjes die de neuronen versturen, zijn kleine elektrische prikkels. Wordt er zo’n sein verstuurd, dan heet dat ook wel “vuren”. Als je nieuwe dingen beleeft of leert, vuren de neuronen meer, dan wanneer je altijd hetzelfde meemaakt. En hoe meer ze vuren, hoe meer en hoe betere verbindingen er tussen de hersencellen ontstaan. Vergelijk het maar met een pad in een bos: als er bijna nooit iemand loopt, blijft het paadje smal of groeit het misschien wel dicht. Maar als er vaak veel wandelaars overheen lopen, wordt het uiteindelijk een breed pad, waarover je snel vooruit kunt komen. En dat heeft alles met leren in en buiten school te maken: je kunt je hersens trainen om leerstof beter en sneller te begrijpen en te onthouden. Natuurlijk, het is ook een kwestie van aanleg. Maar net zoals in de sport of in de muziek: je kunt nog zo veel talent hebben, als je niet oefent, traint, oefent, traint, bereik je niet veel. Zo is het ook met leren. Door (op een slimme manier) te leren, leer je steeds beter te leren. Opdracht 2 en 3: Je mentor geeft je twee geheugenopdrachten. De bespreking gaat onder meer over de vraag: hoe kun je makkelijk dingen onthouden? In de volgende paragraaf vind je daarover meer. studielesmethode brugklas Han Fortmann
pagina 41 van 64
____________________________________________________________________________ ____________________________________________________________________________ ____________________________________________________________________________ ____________________________________________________________________________ ____________________________________________________________________________ ____________________________________________________________________________ ____________________________________________________________________________ ____________________________________________________________________________ ____________________________________________________________________________ ____________________________________________________________________________ ____________________________________________________________________________ ____________________________________________________________________________ ____________________________________________________________________________ ____________________________________________________________________________ ____________________________________________________________________________ ____________________________________________________________________________ ____________________________________________________________________________ ____________________________________________________________________________ ____________________________________________________________________________ ____________________________________________________________________________ ____________________________________________________________________________ ____________________________________________________________________________ ____________________________________________________________________________ ____________________________________________________________________________ ____________________________________________________________________________ ____________________________________________________________________________ ____________________________________________________________________________
studielesmethode brugklas Han Fortmann
pagina 42 van 64
tips en trucs Wat kan je helpen om met plezier en met succes te leren? Hier komen een aantal adviezen. a. Vooraf: Zorg dat je genoeg geslapen hebt, zodat je fit bent. Gezond eten en drinken is daarbij natuurlijk ook belangrijk! Probeer ontspannen aan het leren te beginnen. Ben je gestrest, dan werkt je geheugen minder goed. Afleiders uit de buurt, zodat je je goed kunt concentreren! b. Probeer je voor te stellen wat je leert: bedenk er een beeld bij, een filmpje of geluiden. c. Verbind stukjes leerstof zoveel mogelijk met elkaar of met iets anders: - Bedenk wat je al weet van dit onderwerp; - Combineer woorden die je moet leren in een gek verhaaltje dat je verzint; - Ga na waar het woord of de leerstof je aan doet denken. Een woord dat erop lijkt, iets geks dat je hebt meegemaakt, de naam van iemand die je kent.... Zulke gedachten heten associaties en zijn een heel goed hulpmiddel voor het geheugen. e. Schakel zo veel mogelijk zintuigen in en wees zo actief mogelijk tijdens het leren. Wat niet goed werkt: alleen maar stil met je boek voor je zitten en de leerstof doorlezen. Wat wel goed werkt: Hardop lezen, aan jezelf of aan een ander navertellen wat je hebt gelezen, heen en weer lopen en intussen opzeggen wat je geleerd hebt, woorden opschrijven, liefst met verschillende kleuren Hoe actiever je leert, hoe vlotter en hoe steviger de leerstof in je geheugen wordt opgenomen. f. “Voor u, voor o, voor a, klinkt de c als k” “ ’t sexy fokschaap” “TV-tas: Texel – Vlieland – Terschelling - Ameland – Schiermonnikoog.” En..... welke rijmpjes en ezelsbruggetjes ken jij? Ze zijn heel handig als je losse namen of regels moet onthouden. Mensen maken al eeuwen gebruik van allerlei ezelsbruggetjes en verhalen stonden in de middeleeuwen zelfs altijd op rijm: zo konden vertellers – die vaak niet konden lezen – ze makkelijker uit hun hoofd leren. Opdracht 4: Zoek via Google naar ezelsbruggetjes op internet. Noteer er drie die je nog niet kende en die je handig vindt. ____________________________________________________________________________ ____________________________________________________________________________ ____________________________________________________________________________ ____________________________________________________________________________ ____________________________________________________________________________ ____________________________________________________________________________ ____________________________________________________________________________
studielesmethode brugklas Han Fortmann
pagina 43 van 64
g. Zorg voor een goede nachtrust na het leren. Waarom? Tijdens je slaap wordt alles wat je geleerd hebt, vastgelegd in je langetermijngeheugen. Slaap je te kort, dan lukt dat niet goed. Dan ben je op de dag van de toets weer veel vergeten van wat je hebt geleerd! h. Voor leren geldt: “3 keer 10 is meer dan 1 keer 30.” Dat lijkt gek, maar het betekent: Als je iets 3 keer 10 minuten oefent, onthoud je het beter en langer dan als je er één keer een half uur aan werkt. HERHALEN is nodig om de geheugensporen, die paden in je hersenen, breed en sterk te maken. Alles wat je als klein kind hebt geleerd, heb je eindeloos vaak herhaald. Denk maar aan leren lopen, praten, zwemmen, fietsen. Het is dus logisch, dat je ook de schoolse leerstof moet herhalen om die echt onder de knie te krijgen. Herhaal natuurlijk niet steeds alles, maar die woorden of regels die je nog niet goed kent.
Opdracht 5: Je mentor geeft je een geheugenopdracht. ____________________________________________________________________________ ____________________________________________________________________________ ____________________________________________________________________________ ____________________________________________________________________________ ____________________________________________________________________________ ____________________________________________________________________________ ____________________________________________________________________________ ____________________________________________________________________________ ____________________________________________________________________________ ____________________________________________________________________________ ____________________________________________________________________________ ____________________________________________________________________________ ____________________________________________________________________________ ________________________________________________
studielesmethode brugklas Han Fortmann
pagina 44 van 64
Opdracht 6: Pak een schoolboek van geschiedenis, aardrijkskunde, levo of biologie. Kies een bladzijde uit die jullie nog niet in een les besproken hebben. Je moet de inhoud daarvan aan een klasgenoot navertellen. Lees de bladzijde goed door en leer de leerstof met gebruikmaking van de tips uit dit hoofdstuk. Van je mentor hoor je, aan wie je de bladzijde moet uitleggen. Bespreek na afloop, of je dat goed hebt gedaan. Vul in: Ik heb uit het boek ______________________________ (vak) blz.______ bestudeerd. Die heb ik naverteld aan _________________________________________________ Dat ging (niet zo) goed, want______________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________
studielesmethode brugklas Han Fortmann
pagina 45 van 64
12. sfeer in de klas Waarom is dat belangrijk? En voel jij je eigenlijk wel prettig in de klas? Opdracht 1 Waarom is een goede sfeer in de klas volgens jou belangrijk?
Opdracht 2 Schrijf op wanneer je jezelf op je gemak voelt en wanneer niet. Ik voel mij op mijn gemak als:
Ik voel mij niet op mijn gemak als:
Welke reactie roept jouw actie op? Natuurlijk erger je je wel eens aan anderen. Vooral als je met een groep mensen bent, overkomt je dat. In de klas zullen ook dingen gebeuren die je irriteren. Het vervelende van ergernis is, dat je wel eens boos wordt en niet meer normaal reageert. Door jouw reactie ontstaat dan weer ergernis bij een ander en voor je het weet, knallen de ruzies door de klas. Dat maakt school en dus ook leren een stuk minder leuk. Opdracht 3 Waar erger je jezelf het meest aan in de klas?
Opdracht 4 Actie en reactie Wat doe jij als je achterbuurman de hele tijd op tafel zit te tikken tijdens het maken van een moeilijke wiskundesom? Je draait je om en zegt boos dat hij op moet houden met dat stomme getik. Hoe reageert jouw buurman? studielesmethode brugklas Han Fortmann
pagina 46 van 64
Je probeert het te negeren. Wat gebeurt er dan, denk je?
Je draait je om en zegt op normale toon dat je last hebt van het getik, want je kunt je er niet door concentreren. Je vraagt je buurman vriendelijk of hij ermee op wil houden. Wat gebeurt er dan, denk je?
Opdracht 5 Thuis of op straat heb je vast ook wel eens situaties waaraan je je ergert. Schrijf zo’n situatie op. Bedenk daarna drie manieren om te reageren (actie) en wat het gevolg daarvan zal zijn (reactie). Ik vind het vervelend als:
Ik kan dan reageren door:
Het gevolg daarvan zal zijn:
1.
2.
3.
TIP: Mensen zullen eerder naar je luisteren als je vriendelijk zegt dat je ergens last van hebt en waarom je er last van hebt. Er is een verband tussen jouw actie en iemands reactie!!! Gedragsregels Respect hebben voor mensen, dieren en dingen is belangrijk. Iedereen wil gerespecteerd worden, dus zul je zelf ook respect moeten tonen voor anderen! Respect gaat niet altijd vanzelf, soms zul je er afspraken over moeten maken. Op de volgende bladzijde volgt een voorbeeld van zo’n afspraak.
studielesmethode brugklas Han Fortmann
pagina 47 van 64
Artikel 1 van de Grondwet ‘Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, politieke gezindheid, ras geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.’ Opdracht 6 Het bovenstaande artikel is best moeilijk te lezen. Vertel in je eigen woorden wat er in dit artikel wordt afgesproken.
Waarom zijn er school- en gedragsregels? Op iedere school zijn regels. Deze regels zijn niet ‘zomaar’ verzonnen. Op school werken dagelijks honderden mensen. De regels zijn bedoeld om het leven op school zo goed mogelijk te laten verlopen. Op de meeste scholen zijn de afspraken vastgelegd in een reglement, zodat iedereen ze kan lezen. Maar ook in je eigen klas / omgeving gelden afspraken. Een regel gaat soms ook over hoe je met elkaar omgaat. Je noemt dit omgangsregels. Daarin staat hoe je je zou moeten gedragen tegenover andere mensen. Dit soort regels gaat vaak over niet pesten, niet schelden, niet vechten enz. Ze hebben te maken met respect hebben voor een ander. Opdracht 7 Lees de onderstaande stellingen eens goed door. Ben je het hier wel of niet mee eens? Waarom wel of waarom niet? Bespreek dit met de klas. - Gepest worden maakt je uiteindelijk een sterker persoon. - Als je ze negeert, stopt het vanzelf. - Gepeste kinderen vragen er zelf om. - Je moet tegen een geintje kunnen. Opdracht 8 Schrijf vijf omgangsregels op die jij belangrijk vindt. 1. 2. 3. 4. 5.
studielesmethode brugklas Han Fortmann
pagina 48 van 64
Kies nu met de klas de tien belangrijkste omgangsregels uit. Deze afspraken worden op een groot vel geschreven, dat in de klas opgehangen wordt. Om het helemaal officieel te maken, plaatst elke leerling (en de mentor) zijn / haar handtekening. Je spreekt dan met elkaar af dat je zult proberen respect te hebben voor anderen. Want, als jij gerespecteerd wil worden, zul jij een ander ook moeten respecteren. Eigenlijk is het heel eenvoudig: doe een ander niet aan, wat jij ook niet wilt meemaken.
studielesmethode brugklas Han Fortmann
pagina 49 van 64
13. project vakantiereis
De leukste vakantie Vakantie! Tijd om dingen te doen die je zo graag wilt doen. Wat zou jij het liefste gaan doen? Iedere dag winkelen? Of ga je vissen, voetballen en naar pretparken toe? Misschien een leuke stad of een popfestival bezoeken? Of naar het buitenland? Keuzes genoeg! Wat is de leukste vakantie? In dit project bedenk je in tweetallen het antwoord op deze vraag. Aan het eind van dit project presenteren jullie je 5-daagse vakantie aan de klas.
Stap voor stap In dit project gaan jullie dus de leukste vakantie presenteren. Dat doe je natuurlijk niet zomaar. Daarom krijg je stap voor stap uitleg hoe je zo’n project aanpakt. Je krijgt bijvoorbeeld ideeën voor verschillende vakanties.
And the winner is … Wie verzint de leukste vakantie in jouw klas? Dat hangt helemaal van jullie zelf af. Bedenk dus niet alleen een leuke vakantie, maar zorg er ook voor dat jullie de vakantie op een prachtige manier presenteren.
Een meervakkenproject Het bijzondere van dit project is dat je er meerdere vakken in verwerkt. Taalvakken, wiskunde, aardrijkskunde, geschiedenis, ICT….. kunnen allemaal aan bod komen. Veel reisplezier! En maak er de allerleukste vakantie van!
De vakantiereis in het kort Waar gaat het om? Presenteer een 5-daagse vakantie naar een Frans-, Engels-,of Nederlandstalig land. Aan het eind kiezen jullie de origineelste, de meest afwisselende en dus de meest fantastische vakantie van de klas. Met wie? In tweetallen. Hoe? Loop de stappen één voor één door. Lees wat er van jullie verwacht wordt en voer de stappen samen uit. studielesmethode brugklas Han Fortmann
pagina 50 van 64
Hoeveel tijd heb je? Ongeveer 4 studielessen. Wat laat je aan het eind zien? Een presentatie van jullie vakantiereis door middel van een powerpointpresentatie.
Voorbereiden Stap 1 Ik werk samen met … Schrijf op wie er in jouw groepje zitten. Noteer de voornaam en de achternaam! 1 __________________________________2_____________________________________ Stap 2 Vakantie is … 1 Leg een A3-papier op jullie tafel. 2 Schrijf in grote letters het woord VAKANTIE in het midden. 3 Schrijf zo veel mogelijk woorden op die met vakantie te maken hebben. 4 Beschrijf samen in enkele zinnen wat een vakantie voor jullie de moeite waard maakt. Een vakantie is pas de moeite waard als: ________________________________________ __________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________ Stap 3 Soorten vakanties Je weet het: er zijn verschillende soorten vakanties. 1 Zonvakantie 2 Actieve vakantie 3 Stedentrip 4 Wintersportvakantie Stap 4 Gekozen vakantie Welk soort vakantie past het beste bij jullie droomvakantie? 0 een zonvakantie, omdat _____________________________________________________ 0 een actieve vakantie, omdat _________________________________________________ 0 een stedentrip, omdat ______________________________________________________ 0 een wintersportvakantie, omdat _______________________________________________ Noem zo veel mogelijk redenen waarom jullie deze soort vakantie het leukste vinden. __________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________ Schrijf op welke bestemming (gebied of stad) jullie het leukst vinden en waarom. ____________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________ Stap 5 Vul het schema in Beschrijf kort jullie favoriete vakantie. Waar gaan jullie heen? _______________________________________________________ Wat gaan jullie doen? ________________________________________________________ Wat voor soort vakantie is het? ________________________________________________ studielesmethode brugklas Han Fortmann
pagina 51 van 64
Waarom is dit volgens jullie zo’n geweldige vakantie? _______________________________ __________________________________________________________________________ Hoe / waar overnachten jullie? _________________________________________________
Uitvoeren Stap 6 Wie doet wat? (Plannen en taken verdelen) 1 Hieronder zie je wat je stap voor stap gaat doen. Per stap verdelen jullie straks de taken en vullen jullie het formulier in. 2 Heb je een stap uitgevoerd? Laat het zien aan je begeleider en vraag om een paraaf. Stap 7 Informatie verzamelen A Informatie zoeken over de bestemming: - waar ligt het precies? - wat voor gebied/plaats is het? B Informatie zoeken over het klimaat. C Informatie zoeken over het vervoer (hoe je er kunt komen) en de kosten van de reis. D Informatie zoeken over waar je overnacht en de kosten. E Informatie zoeken over de activiteiten en de kosten. Stap 8 Bespreken en selecteren van informatie F Lezen en bespreken van alle informatie die jullie samen hebben gevonden. 1 Deze stap doe je samen. 2 Lees alle informatie. 3 Besluit samen welk materiaal jullie gaan gebruiken: - vergelijk het materiaal en gooi informatie die je dubbel hebt weg - gebruik alleen informatie die je goed begrijpt - gebruik niet alleen tekst, maar ook plaatjes 4 Vergelijk de kosten. (Is dit voor jullie een belangrijk punt in het kiezen van een vakantie? Je wilt zo veel mogelijk leuke dingen doen, voor zo weinig mogelijk, toch?) 5 Verzamel alle informatie en plaatjes die je gaat gebruiken en gooi wat je niet gaat gebruiken weg. G Beslissen welke informatie jullie gaan gebruiken in de presentatie. Geef in jullie presentatie informatie over: > de vakantiebestemming > de vakantie-activiteiten > het vervoer ernaartoe en de kosten > waar je overnacht en de kosten > uitleg waarom dit een fantastische vakantie is Stap 9 Kiezen van de presentatievorm H Beslissen welke opmaak je in powerpoint gebruikt. Gebruik naast beeldmateriaal ook inschuivende teksten en een automatisch doorlopende diavoorstelling. Stap 10 Voorbereiden van de presentatie I Maken van de powerpoint. J Bedenk vragen die je tijdens de presentatie gesteld kunnen worden K Houden van de presentatie. Als je de presentatie gaat houden 1 Zorg dat je de presentatie een paar keer geoefend hebt. 2 Zorg dat je alle spullen voor de presentatie bij de hand hebt. studielesmethode brugklas Han Fortmann
pagina 52 van 64
3 Geef een flitsende show. 4 Bedenk van te voren welke vragen je kunt verwachten en oefen je antwoord een paar keer. Schrijf de vragen die je verwacht hieronder op. ____________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________
Terugkijken Stap 11 Check it out! Geef iedere zin een waardering van 1 tot en met 3. De cijfers betekenen dit: 1 = oneens 2 = weet ik niet 3 = eens Onderdeel De presentatie
waardering
1 Wij hebben informatie gegeven over de eindbestemming van de vakantie. 2 Wij hebben informatie gegeven over de activiteiten tijdens de vakantie. 3 Wij hebben informatie gegeven over de kosten van de vakantie. 4 Wij hebben informatie gegeven over de reis- en verblijfsmogelijkheden. 5 Wij hebben uitgelegd waarom dit een geweldige vakantie is. 6 Wij konden de meeste vragen beantwoorden. 7 We hebben de te verwachten vragen goed voorbereid. 8 De presentatie was een succes. De samenwerking en taakverdeling 9 We hebben goede afspraken gemaakt wie wat zou doen. 10 Ieder van ons heeft ongeveer evenveel werk verricht. 11 We hebben goed met elkaar overlegd. De powerpoint 12 Die zag er goed uit, alle geleerde kennis over powerpoint is verwerkt. Totaal aantal punten: Aantal punten x 2 + 16 = eindcijfer Checklist Beoordeling groep Beoordeling begeleider Gemiddeld cijfer
studielesmethode brugklas Han Fortmann
pagina 53 van 64
Stap 12 Terugkijken Wat ging goed in jullie groepje? Kruis de juiste antwoorden aan: 0 het kiezen van een vakantie 0 het maken van een planning 0 het verdelen van de taken 0 het kiezen van informatiebronnen
0 het vinden van goede informatie 0 het maken van de presentatie 0 het invullen het de formulieren 0 het beoordelen door middel van de checklist
Noem drie dingen die jullie de volgende keer zeker anders of beter gaan doen. __________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________
studielesmethode brugklas Han Fortmann
pagina 54 van 64
14. concentreer…. concentreer…… Een korte opdracht om mee te beginnen. Je mentor vertelt wat de bedoeling is. Schrijf pas op het moment dat dat mag, je antwoorden hieronder op. __________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________ 1. De bespreking gaat niet alleen over hoeveel en welke antwoorden je hebt, maar ook over de vraag: waardoor heeft (bijna) iedereen deze opdracht heel goed uitgevoerd?
2. Concentratie betekent: je volle aandacht aan iets geven zonder je te laten afleiden. Wie zich goed kan concentreren op wat zij / hij wil leren, zal betere resultaten halen dan iemand die telkens afgeleid is. Maar concentratievermogen is beslist niet iets wat je hebt of niet hebt. Een leerling die zich nog geen vijf minuten kan concentreren op een bladzijde uit z’n aardrijkskundeboek, kan zich misschien moeiteloos uren concentreren op een computerspelletje. “Ja, logisch,” zul je zeggen, “dat spelletje is veel leuker dan wat er in dat leerboek staat.” Dat klopt, maar dit voorbeeld bewijst wel, dat het niet alleen maar van je persoonlijkheid afhangt of je je aandacht goed op iets kunt richten . Nu is schoolwerk natuurlijk niet altijd leuk. Maar ook daarop kun je leren je goed te concentreren, zodat je vlotter en beter kunt werken. Want het goede nieuws is, dat je je concentratievermogen zelf enorm kunt verbeteren, door het te trainen, ..... als je het echt wilt. Hoe? Daarover verderop in dit hoofdstuk meer.
studielesmethode brugklas Han Fortmann
pagina 55 van 64
3. Een kleine enquête. Vul de hokjes in bij de zinnen die voor jou (meestal) gelden. 0. Ik kan op school mijn aandacht goed bij de les houden. 0. Ik kan thuis, als ik aan het leren ben, mijn aandacht er goed bij houden. 0. Ik kan thuis, als ik huiswerkopdrachten maak, mijn aandacht er goed bij houden. 0. Ik laat me snel afleiden door wat ik om me heen hoor: muziek, stemmen, verkeer, etc. 0. Ik laat me snel afleiden door wat ik zie: uit het raam, spullen in mijn kamer, etc. 0. Ik maak of leer huiswerk afgewisseld met Hyves, MSN, etc. 0. Ik maak of leer huiswerk voor de tv (en die staat aan) 0. Ik loop heel vaak met een smoesje naar beneden als ik boven met mijn huiswerk bezig ben. 0. Wat mij afleidt, zijn mijn eigen gedachten over allerlei andere dingen dan het huiswerk dat voor me ligt. 0. Ik ben vaak te moe om me goed te kunnen concentreren. 0. Ik kan me vaak niet concentreren omdat ik te gespannen ben. 0. Als ik me beter zou kunnen concentreren, zou ik vast veel hogere cijfers halen. 0. Ik wil graag veel te weten komen en later een interessante baan krijgen; als ik mezelf daaraan herinner, is het makkelijker om me te concentreren.
4. Wat is goed voor je concentratievermogen? Ga eens na aan welke van de volgende tips jij iets hebt – en doe er je voordeel mee! -Tip A: Wie veel talent heeft, bijvoorbeeld voor drummen, zeilen, voetballen of dammen, bereikt pas een hoog niveau, als hij of zij met dat talent aan het werk gaat: trainen, trainen en nog eens trainen. Daar is ambitie, maar vooral motivatie en zelfdiscipline voor nodig. Zo is het ook met jouw talent om te leren. Pak je werk dus goed aan en ga ervoor! Tip B: Zorg dat je fit bent door gezond te eten en genoeg te slapen. Tip C: Er is lang gedacht dat de mens van de 21e eeuw kan “multitasken”: veel dingen tegelijk kan doen. Intussen is gebleken dat daar niets van klopt. Als je gaat leren of huiswerk gaat maken, zorg dan voor zo weinig mogelijk afleiders. Voordelen: de kwaliteit van je werk verbetert en je hebt er minder tijd voor nodig! Tip D: Leer zo actief mogelijk, dat is veel leuker en effectiever dan stil zitten met een boek voor je neus. Maak uit jezelf aantekeningen, maak mindmaps in verschillende kleuren, lees en leer hardop, overhoor jezelf, ijsbeer daarbij door je kamer, schrijf woorden in de lucht, verzin zelf ezelsbruggetjes of verhalen bij de leerstof. Tip E: Neem na twintig à dertig minuten telkens een korte pauze, waarin je even in beweging komt en je hoofd rust gunt. Tip F: Bedenk bij elk onderwerp of je er al iets van weet uit eigen ervaring of van de basisschool; bedenk ook waarom het handig is dat mensen dit weten of kunnen. Praat thuis over wat je hebt geleerd. VEEL SUCCES!
studielesmethode brugklas Han Fortmann
pagina 56 van 64
5. De STROOP-test. Nee, dit heeft niets met dat kleverige zoete spul te maken. Een zekere meneer Stroop, een psycholoog, heeft het volgende testje bedacht: op een blad papier staan twintig woorden, steeds de naam van een kleur. Maar elk woord is afgedrukt in een andere kleur. Het woord “blauw” is bijvoorbeeld afgedrukt met groene inkt, “roze” met zwarte inkt, enz.. Als je nu een rij van zulke woorden vlot kunt lezen zonder in de war te raken door de kleur waarin de woorden zijn afgedrukt, kun je je nog goed concentreren. Bergbeklimmers doen deze test wel voor zichzelf om te testen of ze nog geen concentratieproblemen hebben door hoogteziekte. Gebruik de lege ruimte op deze bladzijde. Kies zelf vier à zes kleuren pennen of stiften en schrijf twintig à vierentwintig keer de namen van kleuren op, bijv. vier keer het woord “rood”, zeven keer het woord “geel”, enz. Schrijf het woord steeds op met een “verkeerde” kleur. Is je STROOP-test klaar? Geef hem dan aan je buurvrouw / buurman. Die leest de woorden voor, terwijl jij kijkt of hij / zij zich niet vergist. Daarna andersom.
studielesmethode brugklas Han Fortmann
pagina 57 van 64
15. durf en zelfvertrouwen 1. Michelle, Tim en Bas hebben altijd bij elkaar in de klas gezeten op dezelfde basisschool. Ze hadden daar weinig moeite met de leerstof en kwamen altijd met goede rapporten thuis. In groep 8 kregen ze alle drie het advies havo / vwo. Maar al in de eerste maanden in de brugklas zie je grote verschillen tussen hun cijfers: Tim haalt meestal goede cijfers voor alle vakken, terwijl Michelle en Bas (te) vaak onvoldoendes krijgen. Hoe kan dat? - Voor Michelle is het nooit nodig geweest om ergens moeite voor te doen. Alles ging vanzelf wel goed en ze rekent er eigenlijk op, dat dat zo zal blijven. Ze let maar half op in de les, schrijft haar huiswerk vaak niet in haar agenda en is er thuis meestal binnen een kwartier mee klaar. De bezorgdheid van haar ouders en haar mentor wuift ze weg. Maar in haar hart vindt ze het toch wel erg, al die slechte cijfers. Daarom bekijkt ze haar toetsen niet. - Bas maakt zich voortdurend zorgen om zijn cijfers. Soms kan hij ’s ochtends geen hap door zijn keel krijgen van de zenuwen. Hij zit uren aan zijn huiswerk, maar heeft het gevoel dat hij niets onthoudt. En tijdens een toets is dat ook echt zo. Dan trillen zijn handen en ziet hij de letters van de opgaven voor zijn ogen dansen. Als hij een toets slecht gemaakt heeft, denkt hij: zie je wel, ik kan het niet. - Tim heeft het op de basisschool prima gedaan dankzij zijn inzet. Hij wist dat de brugklas havo / vwo lastig zou zijn, maar dat hij het zou redden, als hij op school goed oplet en zijn huiswerk slim aanpakt. Heeft hij een keer een toets verknald, dan denkt hij: volgende keer beter ...... maar hij zoekt wel goed uit wat hij fout heeft gedaan.
2.
Schrijf hieronder op, wat je Michelle en Bas zou adviseren, als ze hun problemen willen oplossen.
Advies aan Michelle:_________________________________________________________ __________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________ Advies aan Bas:_____________________________________________________________ __________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________
studielesmethode brugklas Han Fortmann
pagina 58 van 64
3. Behalve aanleg of intelligentie zijn ook andere eigenschappen nodig om goed te leren en goede prestaties te leveren: - Zelfvertrouwen. Wie genoeg zelfvertrouwen heeft, is niet voortdurend bang voor mislukkingen en durft ook moeilijke taken aan. Mislukt iets, dan verlies je niet niet direct de moed, maar probeert het nog eens of denkt: je kunt niet overal goed in zijn. - Zelfkennis. Dat betekent: een goed beeld van wat je kunt en wat je (nog) niet kunt, en jezelf niet onderschatten, maar ook niet overschatten. Je weet wat je zelf moet doen om goed te presteren. - Een realistische kijk op de werkelijkheid: niet te optimistisch (te rooskleurig), niet te pessimistisch (te somber). Geloof niet in fabeltjes, zoals “Als je maar wilt, kun je alles” of “Uiteindelijk komt alles vanzelf helemaal goed.” Maar wel in waarheden: “Als ik het wil en ervoor ga, kan ik heel veel” en “Als er één ding niet goed gaat, ben ik nog geen totale mislukkeling”. - Kunnen ontspannen. Wie steeds maar in angst zit voor wat er komen gaat, heeft het heel zwaar: door al die stress werkt je geheugen minder goed en ook je gezondheid kan eronder lijden. Sporten en in het algemeen: in beweging komen, kan helpen. Ook: eens even lekker lachen!
4. Iedereen is weleens zenuwachtig en / of gespannen. Voor een spreekbeurt is dat bijvoorbeeld heel normaal. Maar als je bijna elke dag zenuwachtig naar school gaat, als je wakker ligt, doordat je steeds maar ligt te piekeren, als toetsen mislukken doordat je van de zenuwen niets meer weet, terwijl je juist heel goed hebt geleerd en thuis alles kende..... dan is de spanning jou de baas. Je hebt dan last van faalangst. Denk niet: Dat hoort nou eenmaal bij mij, want er valt iets aan te doen! Die angst ontstaat vaak door negatieve gedachten over jezelf diep binnenin je. Bijvoorbeeld: Ik ben een sukkel. Of: Alles wat ik probeer, mislukt nou eenmaal. Je zult je veel beter gaan voelen, als je leert om zulke verkeerde gedachten uit je hoofd te verjagen en zelf weer de baas te worden over je gevoel! Daar heb je waarschijnlijk wel hulp bij nodig.Praat daarom over je probleem met je ouders en / of je mentor. Zij kunnen je goede raad geven.
studielesmethode brugklas Han Fortmann
pagina 59 van 64
Probeer intussen ook jezelf vooruit te helpen: - Bedenk waar je goed in bent. - Steek extra tijd in wat je moeilijk vindt, zodat je je zekerder gaat voelen. Herhaling helpt! - Probeer eens iets nieuws; ook al gaat het niet direct goed, je hebt toch weer een nieuwe ervaring opgedaan. - Wees niet te perfectionistisch: een fout maken mag, daar zijn we mensen voor. - Verzin een geruststellende zin voor jezelf, die je zachtjes in jezelf kunt zeggen als je je onzeker voelt worden. Bijvoorbeeld: “Dit kan ik aan, want ik heb het goed geleerd.” - Bedenk dat ook anderen zich onzeker kunnen voelen en aan zichzelf twijfelen. Natuurlijk er zijn er ook die een en al zelfvertrouwen uitstralen, maar jij bent niet de enige die zich vaak te onzeker voelt. Maar de meeste mensen stoppen die gevoelens diep weg.
Tot slot: Je vindt het vast zelf plezierig, als je een (eerlijk gemeend) compliment krijgt en als anderen graag met jou willen samenwerken. Dat voelt als een cadeau. Geef zo’n cadeautje ook zelf geregeld aan anderen. Ook dat is goed voor het zelfvertrouwen!
studielesmethode brugklas Han Fortmann
pagina 60 van 64
16. na de brugklas: wat nu? Aan het einde van het schooljaar zul je een keuze moeten maken: wat ga je volgend jaar doen? De keuze lijkt simpel: vmbo-tl, havo of vwo. Er zijn natuurlijk verschillen tussen die drie. Je ziet het al een klein beetje aan de woorden zelf. Vmbo-tl betekent voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs, theoretische leerweg. Als je dus vmbo-tl hebt gedaan, word je opgeleid om door te stromen naar het mbo. Mbo wordt meestal gegeven op een roc (regionaal opleidingscentrum). Op het mbo zijn verschillende niveaus: een diploma vmbo-tl geeft toegang tot het hoogste niveau op het roc. Op een roc worden beroepsopleidingen gegeven, zoals een opleiding tot bakker, schoonheidsspecialist, kok, dierenverzorger, doktersassistent, verpleger, automonteur en nog veel meer. Ook bestaat de mogelijkheid om met je tl-diploma door te stromen naar de vierde klas havo, maar dat is alleen onder bepaalde voorwaarden mogelijk. Havo betekent hoger algemeen voortgezet onderwijs of voorbereidend hoger beroepsonderwijs. Als je havo hebt gedaan, mag je naar het hbo. Het verschil tussen mbo en hbo is, dat je op het hbo in het hoger onderwijs zit. Je krijgt dan een zogenaamde academische opleiding. Als je je hbo-diploma hebt gehaald, krijg je ook een titel: je mag dan bachelor achter je naam zetten. Op het hbo word je opgeleid voor beroepen zoals architect, hoofdverpleegkundige, leraar, bouwkundige, fysiotherapeut , ict-specialist en nog veel meer. Ook kun je soms na het behalen van je diploma verder leren aan een post-hbo-opleiding. Als je dat gedaan hebt, krijg je ook een hogere titel: master. Ook bestaat de mogelijkheid om met je havo-diploma door te stromen naar de vijfde klas vwo, maar dat is alleen onder bepaalde voorwaarden mogelijk. Vwo betekent voorbereidend wetenschappelijk onderwijs. Als je vwo hebt gedaan, mag je naar het wo, oftewel de universiteit. Ook het wo is een vorm van hoger onderwijs. Je krijgt dan ook een zogenaamde academische opleiding. Als je je wo-diploma hebt gehaald, krijg je ook een titel: je mag dan bachelor (na drie jaar studie) of master (na vier jaar studie) achter je naam zetten. Op het wo word je opgeleid voor beroepen zoals arts, advocaat taalkundige, orthopedagoog, sterrenkundige, ingenieur en nog veel meer.
studielesmethode brugklas Han Fortmann
pagina 61 van 64
Op het HF kun je twee vwo-opleidingen doen: atheneum en gymnasium. Het verschil tussen die twee is dat atheneum een “gewone” vwo-opleiding is en gymnasium een klassieke opleiding is. Dat wil zeggen dat je dan naast het gewone vwo-programma de extra vakken Latijn, Grieks en klassieke culturele vorming volgt. Een gymnasiumopleiding is dan ook nadrukkelijk bedoeld voor de leerlingen die een extra uitdaging wel kunnen gebruiken en geïnteresseerd zijn in taal, geschiedenis, kunst en cultuur. Je hebt overigens géén gymnasiumdiploma nodig om een medische opleiding te gaan doen. Met een atheneumdiploma kun je dat namelijk ook. Er is dus een verschil tussen havo en vwo. Ook op het HF is dat verschil aanwezig. Ten eerste duurt havo vijf jaar en vwo zes jaar. Hoewel bij beide opleidingen veel zelfstandigheid wordt verwacht, moet je nóg zelfstandiger werken op het vwo dan op het havo. Daarnaast ligt er op het vwo nog meer de nadruk op inzicht. Voor beide opleidingen geldt echter dat je gemotiveerd en gedisciplineerd moet werken. Hieronder alles nog even schematisch weergegeven:
wo (duurt drie of vier jaar)
hbo (duurt vier jaar)
vwo 6
mbo niveau 4 (duurt vier jaar)
havo 5
vwo 5
vmbo-tl 4
havo 4
vwo 4
vmbo-tl 3
havo 3
vwo 3
vmbo-tl 2
havo 2
vwo 2
brugklas studielesmethode brugklas Han Fortmann
pagina 62 van 64
Hieronder staan de belangrijkste bevorderingsregels op het Han Fortmann. Natuurlijk zijn dit niet alle regels en ze staan hier ook als vereenvoudigde versie. Als je alle regels precies wilt weten, kijk dan op de site van het Trinitas College, onder organisatie en daarna onder regelingen. havo:
-
bij geen onvoldoendes*
-
bij één tekortpunt **
-
bij twee tekortpunten en minimaal 86 punten in totaal; dus naast die twee tekortpunten moet je minimaal vier zevens of twee achten, etc. hebben en voor de rest allemaal zessen op je rapport.
-
bij drie tekortpunten en minimaal 87 punten in totaal; dus naast die drie tekortpunten moet je minimaal zes zevens of drie achten, etc. hebben en voor de rest allemaal zessen op je rapport. Let op: je mag maar twee van die drie tekortpunten hebben bij Nederlands, Engels, Frans en/of wiskunde. Dus je mag bijvoorbeeld een vier voor Frans en een vijf voor geschiedenis hebben, maar niet een vier voor Frans en een vijf voor wiskunde.
vwo:
-
bij geen onvoldoendes en minimaal 102 punten in totaal (voor de gymnasiumbrugklassen is dat 109 punten)
-
bij een havo/atheneum-, een atheneum- of een gymnasiumadvies van het HF én maximaal twee tekortpunten, waarvan er maar één bij Nederlands, Engels, Frans en/of wiskunde
* Het gaat in dit hele stukje om de afgeronde cijfers van het eindrapport. ** tekortpunt: een vijf is één tekortpunt, een vier of lager is twee tekortpunten.
studielesmethode brugklas Han Fortmann
pagina 63 van 64
Opdracht 1 Bekijk je cijferlijst eens. Als dit jouw eindrapport zou zijn, waar zou je dan naar toe mogen? a. vmbo-tl b. havo c. vwo (= atheneum én gymnasium) Opdracht 2 Ben je daar tevreden mee? Leg uit waarom (niet). ____________________________________________________________________________ ____________________________________________________________________________ ____________________________________________________________________________ ____________________________________________________________________ Opdracht 3 Heb je al nagedacht over wat je later wilt worden? Zoek eens uit welke diploma je nodig hebt om de studie voor dat beroep te mogen doen. ____________________________________________________________________________ ____________________________________________________________________________ ____________________________________________________________________________ ____________________________________________________________________
Opdracht 4 Vraag thuis eens aan je ouders wat zij denken dat goed bij jou past. ____________________________________________________________________________ ____________________________________________________________________________ ____________________________________________________________________________ ____________________________________________________________________
studielesmethode brugklas Han Fortmann
pagina 64 van 64