Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen College of Child Development and Education
Nieuwe Prinsengracht 130 1018 VZ Amsterdam
[email protected]
Studiehandleiding Sociaal-emotionele ontwikkeling in opvang en onderwijs (70120210AT) bachelorjaar: 2 (Pedagogische wetenschappen) en 3 (Onderwijskunde & Universitaire Pabo van Amsterdam) cursusjaar: 2012-2013 semester: 1e semester
coördinator/contactdocent: dr. F. C. Jellesma uitvoerende docenten: dr. F. C. Jellesma, drs. K.O.W. Helmerhorst, dr. P. Hoffenaar Amsterdam, oktober 2012
1
1. Deelname aan het onderwijs en tentamen Deelname onderwijs/tentamen Om deel te kunnen nemen aan het onderwijs en/of eerste afsluitingsgelegenheid (tentamen) in deze module moet je je binnen de voorgeschreven periode aanmelden conform de door de onderwijsbureau voorgeschreven procedure Bij niet-tijdige aanmelding en/of onjuiste inschrijving kan deelname aan het onderwijs/tentamen op praktische gronden worden geweigerd. Zie voor de aanmeldingsprocedure www.student.uva.nl/pw of /owk
Deelname herkansing Als je wilt deelnemen aan de herkansing dien je je minimaal 8 dagen voor de herkansing aan te melden via Student Self Service (SIS). Aanmelden kan nadat de uitslagen van de eerste afsluitingsgelegenheid bekend zijn gemaakt. Indien de aanmelding niet of niet tijdig heeft plaatsgevonden, kan deelname aan de herkansing op praktische gronden worden geweigerd, of kan het werk niet worden nagekeken en/of beoordeeld.
2. Inleiding
Introductie module
In deze module wordt ingegaan op de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen in de kinderopvang en in het onderwijs. Ingegaan wordt op het relationeel functioneren van het kind, de taakbetrokkenheid en de sociaal-emotionele problematiek die je kunt tegenkomen. Er wordt in de module telkens een verbinding gemaakt tussen wat speelt bij het jonge kind en wat er speelt bij het kind in de basisschoolleeftijd. Dit wordt enerzijds door de docenten gedaan binnen de colleges en/of door de volgorde waarin de onderwerpen worden behandeld. In college 10 staat de vroege beïnvloeding van de ontwikkeling in de kinderdagopvang op het later functioneren op school centraal. Anderzijds wordt de student gestimuleerd om zelf na te denken over overeenkomsten, verschillen en verbindingen tussen de kinderopvang en basisschool bij de diverse thema’s. Dit is ook terug te vinden in de werkgroepen.
Doel en plaats van de module in het studieprogramma
De module is een verplicht studieonderdeel voor bachelorstudenten. De behandelde onderwerpen en thema's worden in het vervolg van de studie bekend verondersteld. Er wordt een beroep gedaan op kennis over de grote ontwikkelingslijnen van het kind zoals die in de module ‘Psychologie: ontwikkeling, persoonlijkheid en leren’ zijn behandeld.
Doelgroep en voor welke categorie studenten de module ook relevant zou kunnen zijn
De module is primair bedoeld voor bachelorstudenten Onderwijskunde en Pedagogiek en de Universi2
taire Pabo van Amsterdam.
Relevantie van de module met betrekking tot de beroeps- en wetenschapsbeoefening.
De module is van direct belang voor alle studenten die later werkzaam willen zijn in de kinderopvang of in het onderwijs. Daarnaast geldt dat kinderopvang en school zo’n wezenlijk deel van het leven van kinderen uitmaken dat de meeste pedagogen in ieder geval indirect bij de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen in deze settings betrokken zijn.
3. Voorkennis en aansluiting met andere modulen Wat betreft voorkennis: het is wenselijk dat de module ‘Psychologie: ontwikkeling, persoonlijkheid en leren’ is afgerond voordat begonnen wordt met de module ‘Studiehandleiding Sociaal-emotionele ontwikkeling in opvang en onderwijs’. Wat betreft aansluiting bij andere modules kan verder worden opgemerkt dat terwijl in deze module de sociaal-emotionele ontwikkeling van het kind wordt behandeld, de cognitieve ontwikkeling op school wordt behandeld in de module ‘Cognitieve Ontwikkeling & Leerproblemen’. Mogelijkheden om te interveniëren worden in de onderhavige module globaal behandeld. In de mastermodule Interventie in de Orthopedagogiek wordt dieper ingegaan op interventies. Ook ligt er een raakvlak met de nieuwe Orthopedagogogiek-module ‘Ontwikkeling van Baby’s en Kleuters en Methodologische Aspecten van Baby-, Peuter- en Kleuteronderzoek’ en met het internationale kinderopvang-keuzevak (Childcare quality, research and recent developments; International Teaching Series on Early Childhood Education).
4. Leerdoelen Kennis en inzicht (Dublindescriptor): • Kennis over en inzicht in de voornaamste theorieën en onderzoeksbenaderingen op het gebied van de normale en stagnerende sociaal-emotionele ontwikkeling •
Kennis over en inzicht in belangrijke aspecten van sociaal-emotionele competentie
•
Kennis over en inzicht in interacties met leeftijdgenoten in de context van opvang en onderwijs en de invloed hiervan op het sociaal-emotioneel functioneren van kinderen
•
Kennis over en inzicht in interacties en relaties met professionele opvoeders (pedagogisch medewerkers en leerkrachten) en de invloed hiervan op het sociaal-emotioneel functioneren
•
Kennis over en inzicht in belangrijke aspecten van diversiteit, zoals de invloed van etnische en sekseverschillen in opvang en onderwijs
•
Kennis over en inzicht in methoden om aspecten van sociaal-emotioneel functioneren en interacties / relaties met professionele opvoeders en leeftijdgenoten te meten
3
•
Kennismaking met interventies - en hun theoretische en empirische basis - ter bevordering van de sociaal-emotionele ontwikkeling en behandeling van problemen in opvang en onderwijs
Oordeelsvorming (Dublindescriptor): •
In staat om een zelfstandig na te denken over methoden om aspecten van sociaal-emotioneel functioneren en interacties / relaties met professionele opvoeders en leeftijdgenoten te meten
•
In staat om een zelfstandig na te denken over maatregelen en interventies van de sociaalemotionele ontwikkeling en behandeling van problemen in opvang en onderwijs
Toepassen van kennis en inzicht (Dublindescriptor): • In staat om bij sociaal-emotionele problemen in de kinderopvang en het onderwijs oplossingen te formuleren op basis van de theorie
Communicatie (Dublindescriptor): •
In staat om een mening op heldere en wetenschappelijke wijze te presenteren
Leervaardigheden (Dublindescriptor):: • In staat op met medestudenten relevante literatuur te vinden en te verwerken
5. Inhoud Professionele aandacht voor het sociaal-emotioneel functioneren van kinderen is niet alleen cruciaal voor het welbevinden en andere aspecten van de ontwikkeling en het leren van kinderen zelf. Het beïnvloedt ook de ontwikkelingsmogelijkheden en het welbevinden van groepsgenoten en opvoeders. Zo hebben gedragsproblemen een ongunstige uitwerking op interactie- en leerprocessen in de groep en veroorzaken ze ook stress bij pedagogisch medewerkers en leerkrachten. De geschiedenis van de kinderopvang laat zien dat er altijd veel zorgen zijn geweest om de sociaal-emotionele ontwikkeling van het (vooral jonge) kind in de kinderopvang. Een onderzoekslijn met een rijke traditie heeft duidelijk gemaakt welk gedrag van pedagogisch medewerkers het welbevinden en de ontwikkeling van kinderen positief of juist negatief beïnvloedt. Kinderen hebben echter niet alleen ‘verticale’ relaties met volwassenen maar ook ‘horizontale’ relaties met andere kinderen in de groepsopvang, die van belang zijn voor de ontwikkeling. Ook is bekend welke andere aspecten van de pedagogische kwaliteit van kinderopvang in de voorschoolse periode samenhangen met de ontwikkeling van kinderen. Minder onderzoek is verricht naar de buitenschoolse opvang (bso) en hier zijn de inzichten schaarser al is er ook hier een en ander bekend over de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen, de relaties met de staf en de pedagogische kwaliteit van de bso. Ook in de basisschoolleeftijd is het sociaal-emotionele domein een belangrijk aandachtsgebied. In deze leeftijdsperiode kan onderscheid worden gemaakt tussen schooltaakgericht en relationeel functioneren van kinderen. Wat betreft het schooltaakgerichte functioneren zijn motivatie en taak4
werkhouding belangrijke begrippen en kan bij stagnatie bijvoorbeeld gedacht worden aan faalangst en stress. Met betrekking tot het relationeel functioneren wordt voortgebouwd op onderwerpen uit de voorschoolse periode en onder meer aandacht besteed aan de rol van sociaal-cognitieve en emotieprocessen binnen de individuele ontwikkeling, verschillende typen emotionele en gedragsproblemen, groepsprocessen in de klas, en interacties en relaties met leerkrachten en medeleerlingen. Bijzondere aandacht wordt besteed aan de wijze waarop op school, in het bijzonder door de leerkracht, tegemoet kan worden gekomen aan pedagogische behoeften van kinderen. Onderwerpen in dit verband zijn aspecten van effectief klasmanagement en gedragsmanagement en emotionele ondersteuning van zorgleerlingen. Daarnaast volgt een eerste kennismaking met (a) instrumenten waarmee verschillende aspecten van het sociaal-emotionele functioneren en de interacties en relaties met leeftijdgenoten en professionele opvoeders in kaart gebracht kunnen worden en (b) manieren om de sociaal-emotionele ontwikkeling te bevorderen en problemen te behandelen in de context van opvang en onderwijs.
6. Literatuur
Verplichte tentamenliteratuur: De Jong, P. F., Jellesma, F. C., & Plakas, A. (2010). Onder-
wijsleerproblemen (4e editie). Pearson Custom Publishing. ISBN 978-1-84959-936-8 Let op: alleen de in het rooster vermelde hoofdstukken!
Aanvullende literatuur: wordt beschikbaar gemaakt via Blackboard en zie rooster
7. Onderwijsvormen
Hoorcolleges
Wekelijks vinden er een hoorcollege plaats op de maandag (9:00-11:00) en woensdag (9:00-11:00). In de colleges worden diverse onderwerpen (zie Inhoud en Rooster) behandeld vanuit de theorie, verdiept en geïllustreerd met voorbeelden. Wat in de colleges wordt behandeld, kan naast de verplichte literatuur getentamineerd worden. De power-point presentaties van de colleges komen via Blackboard beschikbaar.
Responsiecollege
Het college in week 13 is een responsiecollege (tijd en locatie is te vinden in het online rooster). Indien studenten vragen hebben voor het responsiecollege, dan moeten zij deze vraag vooraf in dienen via blackboard (zie hieronder voor instructies). Het indienen van een vraag is niet verplicht. Dit kan een vraag zijn over de stof omdat hij/zij dit deel van de stof niet begrijpt of een vraag zijn waarvan de student vindt dat het een interessante en uidagende tentamenvraag kan zijn. Het indienen van de vraag gaat via Blackboard (digitale dropbox). Studenten moeten hun file op Blackboard als volgt opslaan: Achternaam_studentennummer_type vraag (voor type vraag kan dan leerstofvraag of tentamenvraag worden ingevuld). De vraag moet uiterlijk ingeleverd zijn vóór donderdag 6 december 14:00. Tijdens het responsiecollege worden alleen de vragen behandeld die tijdig zijn ingeleverd. De vragen 5
over de stof en (een deel van) de door de studenten geformuleerde tentamenvragen zullen tijdens het responsiecollege behandeld worden. Ook zullen er tijdens het responsiecollege een aantal voorbeeld tentamenvragen worden besproken.
Werkgroepen
Net als in Bachelorjaar 1 maken werkgroepen in Bachelorjaar 2 onderdeel uit van de cursussen. De werkgroepen hebben als doel studenten te laten oefenen met academische vaardigheden en het toepassen van kennis en inzicht. Om deze doelen te bereiken voeren studenten opdrachten uit. Er worden 2 typen opdrachten onderscheiden: academische opdrachten en casusopdrachten. Bij de academische opdracht staat een theoretische vraag centraal, bij de casusopdrachten een praktische vraag. Tijdens de werkgroepen geeft de docent instructie over de opdrachten, wordt de uitwerking van de opdrachten besproken en krijgen studenten begeleiding bij het schrijven van teksten en het maken van presentaties. Studenten ontvangen van zowel van de docent als van medestudenten feedback op de presentaties en teksten. Casusopdrachten Casusopdrachten zijn gericht op het beantwoorden van praktische vraagstukken uit de pedagogische of onderwijskundige praktijk. Aan de hand van specifieke praktijkinformatie en relevante theorie formuleer je een antwoord op de vraag. Voor een module van 6 EC maak je 3 oefencasusopdrachten. Deze opdrachten worden niet beoordeeld, je dient de opdrachten wel in te leveren op Blackboard, uiterlijk de dag voor de werkgroep om 9.00 uur. Met andere woorden: Studenten die de werkgroep hebben op een dinsdag moeten de opdracht maandag voor 9:00 inleveren en studenten die de werkgroep op donderdag volgen moeten de opdracht voor woensdag 9:00 inleveren. Neem je uitgewerkte opdracht mee naar de werkgroep. De 3 oefen-casusopdrachten die voor de werkgroepen gemaakt worden bereiden voor op een casusopdracht die onderdeel is van het tentamen.
Academische opdrachten De academische opdrachten zijn gericht op het beantwoorden van theoretische vragen of het beoordelen van wetenschappelijke producten. De academische opdracht is een opdracht die je stapsgewijs maakt, waar je feedback op krijgt en waar je voor de definitieve versie een cijfer voor krijgt. Voor de academische opdracht staan ook vaste inlevermomenten (zie onder Rooster). Heb je een inlevermoment van de academische opdracht gemist, dan kun je geen aanspraak maken op de feedback die voor die fase gepland stond. De academische opdracht voor het vak Sociaal Emotionele Ontwikkeling in Opvang en Onderwijs maak je samen met een medestudent (duo-opdracht). De omvang van de opdracht is 1200 tot 1500 woorden.
Tijdens de laatste werkgroep-bijeenkomst geef je een mondelinge presentatie op basis van de schriftelijke academische opdracht die je hebt gemaakt. Deze presentatie geldt als oefening en wordt niet beoordeeld met een cijfer. Wel ontvangt de student feedback van medestudenten en/of de docent. 6
Brief aan de beoordelaar Om je schrijfvaardigheid te verbeteren is het belangrijk dat je de feedback die je ontvangt op teksten gebruikt bij het schrijven van volgende teksten. Op de academische opdracht ontvang je feedback van de docent en van medestudenten. Het is de bedoeling dat je als bijlage bij de academische opdracht een “brief aan de beoordelaar” toevoegt”, waarin je toelicht hoe je deze feedback hebt verwerkt (zie document op Blackboard voor verdere uitleg). De wijze waarop je de feedback verwerkt wordt beoordeeld, en bepaald 10% van het cijfer voor de academische opdracht.
8. Rooster Overzicht van belangrijke data:
Datum
Tijd
Activiteit
29-10-2012
9: 00 – 11:00u
Introductie college
6-11-2012 of
Zie rooster.uva.nl
Werkgroep 1
Zie rooster.uva.nl
Werkgroep 2
Zie rooster.uva.nl
Werkgroep 3
21-12-2012
Zie rooster.uva.nl
Werkgroep 4
10-12-2012
9: 00 – 11:00u
Responsie college
17-12-2012
9: 00 – 12:00u
TENTAMEN
12-03-2013
9: 00 – 12:00u
HERTENTAMEN
8-11-2012 20-11-2012 of 22-11-2012 4-12-2012 of 6-12-2012
7
Rooster
Maandag 9.00-11.00
Woensdag 11.00-13.00
Opdracht werkgroep
Wk 44
Wk 45
Wk 46
Wk 47
Wk 48
Wk 49
Wk 50
Wk 51
29 okt
5 nov
12 nov
19 nov
26 nov
3 dec
10 dec
17 dec
1. Inleiding in de sociaalemotionele ontwikkeling van kinderen op school
3. Motivatie in de klas
5. Thema geluk bij kinderen
7. De leerkracht-leerling relatie en beïnvloeding van motivatie door de leerkracht
9. Relaties tussen klasgenoten en beïnvloeding van motivatie door klasgenoten
11. De rol van mannen in de kinderopvang
Responsiecollege
F. Jellesma
F. Jellesma
P. Hoffenaar
F. Jellesma
F. Jellesma
31 okt
7 nov
14 nov
21 nov
28 nov
Gastdocent: L. Tavecchio
2. Zorgen over de sociaalemotionele ontwikkeling van kinderen in de kinderopvang
4. Welbevinden & betrokkenheid in de kinderopvang
6. De pedagogisch medewerker-kind relatie in de kinderopvang
8. Kind-kind relaties in de kinderopvang
10. Sociaal emotionele ontwikkeling buiten schooltijd
12. Invloeden en relaties tussen kinderopvang en school
K. Helmerhorst
K. Helmerhorst
K. Helmerhorst
K. Helmerhorst
P. Hoffenaar
K. Helmerhorst
Casus 1 over college 2
Casus 2 over college 7
5 dec
Casus 3 over college 5 of 12
-
TENTAMEN 9.00-12.00
-
Academische vaardigheid
8
Week 44 College 1 Maandag 29-10-2012, 9:00 – 11:00
Docent: Francine Jellesma Onderwerp: Inleiding in de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen op school Introductie College -
Praktische punten
-
Algemene inleiding vak
-
Inleiding in de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen op school
Literatuur: Onderwijsleerproblemen. Social, emotional, and behavioral problems (uit Hallahan et al.) Onderwijsleerproblemen. Sociocultural influences (uit Schunk et al.). Rose A. J., Rudolph K. D. (2006). A review of sex differences in peer relationship processes: Potential trade-offs for the emotional and behavioral development of girls and boys. Psychological Bulletin, 132, 98–131
College 2 Woensdag 31-10-2012, 11:00 – 13:.00
Docent: Katrien Helmerhorst
Onderwerp: Zorgen over sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen in kinderopvang
Literatuur: Belsky, J. (2001). Emanuel Miller Lecture Developmental risks (still) associated with early child care. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 42, 845-859. Vandell, D. L. (2004). Early child care: The known and the unknown. Merrill-Palmer Quarterly, 50, 387-414.
9
Week 45 College 3 Maandag 5-11-2012, 9:00 – 11:00
Docent: Francine Jellesma
Onderwerp: Interesse en motivatie van leerlingen voor school
Literatuur: Onderwijsleerproblemen. Hoofdstuk 9. Interest and affect (uit Schunk et al.). Onderwijsleerproblemen. Hoofdstuk 10. Intrinsic and extrinsic motivation (uit Schunk et al.). Martin, A.J. & Dowson, M. (2009). Interpersonal relationships, motivation, engagement, and achievement: Yields for theory, current issues, and educational practice. Review of Educational Research, 79(1), 327-365.
College 4 Woensdag 7-11-2012, 11:00 – 13:00
Docent: Katrien Helmerhorst
Onderwerp: Betrokkenheid en welbevinden van kinderen in de kinderopvang
Literatuur: De Kruif, R. E. L., Vermeer, R. G., Fukkink, R. G., Riksen-Walraven. J. M. A., Tavecchio, L. W. C., Van IJzendoorn, M. H., & Van Zeijl, J. (2007). De nationale studie pedagogische kwaliteit kinderopvang: Eindrapport project 0 en 1. Amsterdam: NCKO. Te verkrijgen via (maar zie ook Blackboard): http://www.kinderopvangonderzoek.nl/drupal/sites/default/files/field/textfile/Validatie%2 0project%200%20en%201_0.pdf LET OP: alléén p.29-31, 51-57 (tot discussie en conclusie) Vermeer, H. J., & Van IJzendoorn, M. H. (2006). Children’s elevated cortisol levels at childcare: A review and meta-analysis. Early Childhood Research Quarterly, 21, 390-401.
10
Week 46 College 5 Maandag 12-11-2012, 9:00 – 11.00
Docent: Peter Hoffenaar
Onderwerp: Thema geluk. Met specifieke aandacht voor positieve interventies, oftewel oefeningen en werkwijzen die schoolgaande kinderen gelukkiger zouden kunnen maken.
Literatuur:
Kurtz, J. L., & Lyubomirsky, S. (2011). Positive psychology. In M. R. Mehl & T. S. Conner (Eds.), Handbook of research methods for studying daily life (553-568). New York: The Guilford Press.
Parks, A. C., & Biswas-Diener, R. (in press). Positive interventions: Past, present and future. To appear in T. Kashdan & J. Ciarrochi (Eds.), Bridging acceptance and commitment therapy and positive psychology: A practitioner’s guide to a unifying framework. Oakland, CA: New Harbinger. Zundert, R. van (2012). Onderwijs kan mentale gezondheid vergroten In: Campen, C. van, A. Bergsma, J. Boelhouwer, J. Boerefijn & L. Bolier (red.) (74-80 ). Sturen op geluk. Geluksbevordering door nationale overheden, gemeenten en publieke instellingen. Den Haag, Sociaal en Cultureel Planbureau.
11
College 6 Woensdag 14-11-2012, 11:00 - 13:00
Docent: Katrien Helmerhorst
Onderwerp: De pedagogisch medewerker- kind relatie in de kinderopvang
Literatuur: Ahnert, L., Pinquart, M., & Lamb, M. E. (2006). Security of children’s relationships with nonparental care providers: A meta-analysis. Child Development, 74, 664-679. De Kruif, R. E. L., Riksen-Walraven. J. M. A., Gevers Deynoot-Schaub, M. J. J. M., Helmerhorst, K. O. W., Tavecchio, L. W. C.,& Fukkink, R. G. (2009). Pedagogische kwaliteit van de opvang voor 0- tot 4-jarigen in Nederlandse kinderdagverblijven in 2008. Amsterdam: NCKO. Te verkrijgen via (maar zie ook Blackboard): http://www.kinderopvangonderzoek.nl/drupal/sites/default/files/field/textfile/Kwaliteitsme ting%202008_0.pdf LET OP: alléén p. 26-33 (zie Blackboard) Riksen-Walraven, J. M. A. (2004). Pedagogische kwaliteit in de kinderopvang: doelstellingen en kwaliteitscriteria. In: M. H. Van IJzendoorn, L. W. C. Tavecchio, & J. M. A. RiksenWalraven (Eds.). De kwaliteit van de Nederlandse kinderopvang (p.100-123). Amsterdam: Boom LET OP: alléén p. 116-121 (zie Blackboard)
12
Week 47 College 7 Maandag 19-11-2012, 9:00 – 11:00
Docent: Francine Jellesma
Onderwerp: Leerkracht-leerling relatie en beïnvloeding van motivatie door de leerkracht
Literatuur: Onderwijsleerproblemen Hoofdstuk 13. Teacher influences (uit Schunk et al.). Koomen, H.M.Y. & Thijs, J.C. (2004). Sociaal-emotioneel functioneren en de leerkracht-leerling relatie. Jaarboek Ontwikkelingspsychologie, Orthopedagogiek en Kinderpsychiatrie, 6, 62-81. Martin, A.J. & Dowson, M. (2009). Interpersonal relationships, motivation, engagement, and achievement: Yields for theory, current issues, and educational practice. Review of Educational Research, 79(1), 327-365.
College 8 Woensdag 21-11-2012, 11:00 – 13:00
Docent: Katrien Helmerhorst
Onderwerp: Kind-kind relaties in de kinderopvang
Literatuur: Gevers Deynoot-Schaub, M. J. J. M., & Riksen-Walraven, J. M. A. (2006). Peer contacts of 15-montholds in childcare: links with child temperament, parent-child interaction and quality of childcare. Social Development, 15, 709-729. Rose-Krasnor, L. K., & Denham, S. (2009). Social-emotional competence in early childhood. In: K. H. Rubin, W. M. Bukowski, & B. Laursen (Eds.), Handbook of Peer Interactions, Relationships, and Groups (162-179). New York, NY: The Guilford Press. NICHD Early Child Care Research Network (2001). Child care and children’s peer interactions at 24 and 36 months: The NICHD Study of Early Child Care and Youth Development. Child Developmental Sciences, 4, 116-135.
13
Week 48 College 9 Maandag 26-11-2012, 9:00 – 11:00
Docent: Francine Jellesma
Onderwerp: Relaties tussen klasgenoten en beïnvloeding van motivatie door klasgenoten Literatuur: Parker, J.G., Rubin, K.H., Erath, S., Wojslawowicz, J.C., & Buskirk, A. (2006). Peer relationships, child development, and adjustment: A developmental psychopathology perspective. In D. Cicchetti (Ed.), Developmental Psychopathology: Vol. 2: Risk, disorder, and adaptation. New York: Wiley. Martin, A.J. & Dowson, M. (2009). Interpersonal relationships, motivation, engagement, and achievement: Yields for theory, current issues, and educational practice. Review of Educational Research, 79(1), 327-365.
College 10 Woensdag 28-11-2012, 11:00 – 13:00
Docent: Peter Hoffenaar
Onderwerp: Sociaal emotionele ontwikkeling buiten schooltijd: de buitenschoolse opvang en andere georganiseerde activiteiten voor kinderen en adolescenten.
Bohnert, A., Fredricks, J., & Randall, E. (2010). Capturing unique dimensions of youth’s organized activity involvement: Theoretical and methodological considerations. Review of Educational Research, 80, 576610. doi: 10.3102/0034654310364533
Riggs, N.R., & Greenberg, M.T. (2004). After-school youth development programs: a developmentalecological model of current research. Clinical Child and Family Psychology Review, 7, 177-190. doi: 10.1023/B:CCFP.0000045126.83678.75
14
Week 49 College 11 Maandag 3-12-2012, 9:00 – 11:00
Docent: gastdocent Louis Tavecchio
Onderwerp: De rol van mannen in de kinderopvang
Literatuur:
Paquette, D. & Bigras, M. (2010). The risky situation: a procedure for assessing the father–child activation relationship. Early Child Development and Care, 180, 3350. Newland, L.A. & Coyl, D.D. (2010). Fathers’ role as attachment figures: an interview with Sir Richard Bowlby. Early Child Development and Care, 180, 25-32. Grossmann, K., Grossmann, K.E., Fremmer-Bombik, E., Kindler, H., Scheuerer-Englisch, H., & Zimmermann, P. (2002). The uniqueness of the child-father attachment relationship: Fathers' sensitive and challenging play as a pivotal variable in a 16-year longitudinal study. Social Development,
College 12 Woensdag 5-12-2012
Docent: Katrien Helmerhorst
Onderwerp: Invloeden en relaties tussen kinderopvang en school
Literatuur: NICHD Early Child Care Research Network (2003). Does amount spent in child care predict socioemotional adjustment during the transition to kindergarten? Child Development, 74, 976-1005. Vandell, D., Belsky, J., Burchinal, M., Steinberg, L., Vandergrift, N., & the NICHD Early Child Care Research Network (2010). Do effects of early child care extend to age 15 years? Results from the NICHD study of Early Child Care and Youth Development. Child Development, 81, 737-756.
15
Week 50 College 13 Maandag 10-12-2012, 9:00 – 11:00
Docent: Francine Jellesma
Onderwerp: Responsie college
Literatuur:
Alle eerder voorgeschreven literatuur Let op: woensdag 12 december is geen college, maar bedoeld als voorbereidingstijd op het tentamen
TENTAMEN Maandag 17 december 2012 9:00 – 12:00
HERTENTAMEN Dinsdag 12 maart 2013 9:00-12:00
16
9. Van de student verwachte activiteiten Van de studenten wordt verwacht dat zij actief deelnemen aan de hoorcolleges en dat ze de literatuur grondig bestuderen volgens de planning die in het rooster staat weergegeven. Zie voor de eisen om af te ronden onderstaande paragraaf 10 (Beoordeling).
Voor de werkgroepen geldt een aanwezigheidsplicht, wat wil zeggen dat je maximaal 1 bijeenkomt mag missen. Bij afwezigheid dien je voor de bijeenkomst de docent te informeren en dien je een geldige reden te hebben. Indien je niet aan de aanwezigheidsplicht voldoet kun je uitgesloten worden voor verdere deelname aan de cursus die aan de werkgroepen verbonden is.
10.
Beoordeling
Het eindcijfer wordt voor reguliere studenten (die het vak voor 6 EC volgen) als volgt berekend: •
Het tentamen (inclusief tentamen-casusopdracht): 85%
•
Academische opdracht (inclusief “brief aan beoordelaar): 15%
Voor schakel studenten (die het vak voor 5 EC volgen) : • Het tentamen (inclusief tentamen-casusopdracht): 100%
Voor de schriftelijke academische opdracht moet minimaal een 4 worden behaald om voor de cursus te kunnen slagen. Wanneer studenten niet aan deze inspanningsverplichting voldoen, kunnen zij eenmalig de academische opdracht herkansen.
Studenten mogen de academische opdracht ook herkansen om een onvoldoende tentamencijfer te kunnen compenseren, ook als zij reeds een voldoende hebben behaald voor de academische opdracht. Hetzelfde geldt omgekeerd: het tentamen mag worden herkanst om een onvoldoende voor de academische opdracht te compenseren, mits minimaal een 4 is behaald voor de opdracht.
Herkansing betekent voor de schriftelijke academische opdracht het inleveren van een bijgestelde versie van de eerder ingeleverde tekst. Herkansingen van de academische opdracht worden ingeleverd en beoordeeld in blok 3 (semester 1) of blok 6 (semester 2). Bij de beoordeling van herkansingsopdrachten wordt er rekening mee gehouden dat studenten – vergeleken met studenten die geen herkansing doen – steken in het proces hebben laten vallen en / of extra feedback hebben ontvangen. De “brief aan de beoordelaar” wordt beoordeeld met een 1, voor de beoordeling van de tekst worden dezelfde beoordelingscriteria en weging aangehouden als voor een eerste definitieve versie. Studenten
17
die voor de herkansingsopdracht lager dan een 4 halen of in combinatie met het tentamencijfer een onvoldoende hebben, zakken voor de cursus
Naast de casus opdracht zal het tentamen bestaan uit meerkeuze vragen.
11. Feedback Studenten kunnen, indien gewenst, de resultaten van het tentamen inzien. Voor het inzien van het tentamen moet men zich aanmelden via Blackboard.
Voor vragen rondom organisatie dan wel inhoud van de werkgroepen kun je contact opnemen met de werkgroepdocent of de coördinator van de werkgroepen (M. van Langen:
[email protected]). Echter ook hier geldt: Lees eerst de studiehandleiding, check eerst of er een mededeling op blackboard is geplaatst, en vraag het eerst aan een medestudent. Als je dan nog geen antwoord hebt, vraag het dan eerst aan je werkgroepdocent voordat je een email naar de werkgroep coördinator stuurt.
12. Belangrijk Evaluatie van het onderwijs Docenten en het onderwijsinstituut hebben behoefte aan feedback van de studenten op de kwaliteit van het gegeven onderwijs. Waar nodig kan een betreffende module verbeterd worden voor de volgende groep studenten. Maar evalueren kan ook een goed leermoment zijn voor jou als student, omdat je zo extra nadenkt over je eigen leerproces en nagaat hoe je achteraf kijkt naar de inhoud van een module.
Binnen de FMG wordt gewerkt met een vragenlijst die UvA-breed wordt toegepast. Bij het laatste college of na afloop van het tentamen zal je gevraagd worden deze vragenlijst in te vullen. Vul deze vragenlijst zo eerlijk mogelijk in, de resultaten ervan hebben geen consequenties voor de uitslag van het tentamen. Bovendien blijf je bij het invullen van de vragenlijst anoniem. Indien uit de resultaten van de vragenlijst blijkt dat toelichting nodig is op de evaluatie van de betreffende module, organiseert het Onderwijsinstituut een panelgesprek. Hiertoe worden een aantal studenten uitgenodigd en wordt samen met de docent en de onderwijsdirecteur of studieadviseur gesproken over het verloop en de inhoud van de betreffende module. Studenten kunnen indien gewenst ook zelf een panelgesprek aanvragen.
Fraude Onder fraude wordt verstaan het handelen of nalaten van de student dat erop gericht is het vormen van een juist oordeel door de examinator omtrent kennis, inzicht en vaardigheden van de student geheel of gedeeltelijk onmogelijk te maken. Een voor iedereen duidelijk herkenbare vorm van fraude is bijv. het 18
op enigerlei wijze ‘spieken’ tijdens het tentamen. Een helaas vaak voorkomende vorm van fraude, die in de wetenschappelijke wereld zeer zwaar wordt aangerekend, is het plegen van plagiaat.
Plagiaat Een wetenschappelijke tekst moet controleerbaar zijn en daarom dien je gebruikte (internet)bronnen altijd vermelden in een zogenaamde bronvermelding. Als je een stuk tekst of tabel van iemand overneemt geef je precies aan wie de auteur is en waar je de tekst of tabel hebt gevonden. Doe je dat niet en wek je dus de indruk dat die tekst of die gegevens van jezelf zijn, dan wordt dat plagiaat genoemd. Het plegen van plagiaat in een paper of scriptie betekent altijd uitsluiting van de betreffende tentamen- of scriptiegelegenheid. Bovendien kan de examencommissie nog zwaardere straffen opleggen. Zorg dus dat je altijd goed je bronnen vermeldt en niet zomaar stukken tekst of gegevens van anderen overneemt.
Zie
ook
Serviceplein
voor
studenten,
Fraude-
en
plagiaatregeling,
http://www.student.uva.nl/fraude-plagiaat/voorkomen.cfm, en OER bachelor- en masteropleiding Pedagogische Wetenschappen en Onderwijskunde, artikel 5.14.
Beroepsmogelijkheden Als je het niet eens bent met een beslissing van een examinator, is het verstandig om je eerst te wenden tot de Examencommissie POW met het verzoek om een uitspraak te doen over je eventuele klacht. Na die uitspraak kun je besluiten om binnen 4 weken beroep aan te tekenen bij de COBEX. Raadpleeg de studieadviseurs voor advies en de procedure.
19
Bijlage 1. Dublindescriptoren kennis en inzicht
toepassen van kennis en inzicht
oordeelsvorming
communicatie
leervaardigheden
Bachelor Heeft aantoonbare kennis en inzicht van een vakgebied, waarbij wordt voortgebouwd op het niveau bereikt in het voortgezet onderwijs en dit wordt overtroffen, functioneert doorgaans op een niveau met ondersteuning van gespecialiseerde handboeken, enige aspecten voorkomen waarvoor kennis van de laatste ontwikkelingen in het vakgebied vereist is. Is in staat om zijn/haar kennis en inzicht op een dusdanige wijze toe te passen, dat dit een professionele benadering van zijn/haar werk of beroep laat zien, en beschikt verder over competenties voor het opstellen en verdiepen van argumentaties en voor het oplossen van problemen op het vakgebied. Is in staat om relevante gegevens te verzamelen en interpreteren (meestal op het vakgebied) met het doel een oordeel te vormen dat mede gebaseerd is op het afwegen van relevante sociaalmaatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten. Is in staat om informatie, ideeën en oplossingen over te brengen op een publiek bestaande uit specialisten en niet-specialisten.
Bezit de leervaardigheden die noodzakelijk zijn om een vervolgstudie die een hoog niveau van autonomie veronderstelt aan te gaan.
Master Heeft aantoonbare kennis en inzicht, gebaseerd op de kennis en het inzicht op het niveau van Bachelor en deze te overtreffen en/of verdiepen, als mede een basis of kans bieden om een originele bijdrage te bieden aan het ontwikkelen en/of toepassen van ideeën, vaak in onderzoeksverband.
Is in staat om kennis en inzicht en probleemoplossende methodes toe te passen in nieuwe of onbekende omstandigheden binnen een bredere (of multidisciplinaire) context die gerelateerd is aan het vakgebied; is in staat om kennis te integreren en met complexe materie om te gaan. Is in staat om oordelen te formuleren op grond van onvolledige informatie en daarbij rekening te houden met sociaalmaatschappelijke en ethische verantwoordelijkheden, die zijn verbonden aan het toepassen van de eigen kennis en oordelen. Is in staat om conclusies, alsmede de kennis, motieven en overwegingen die hieraan ten grondslag liggen, duidelijk en ondubbelzinnig over te brengen op een publiek van specialisten en niet-specialisten. Bezit de leervaardigheden die hem of haar in staat stellen een vervolgstudie aan te gaan met een grotendeels zelfgestuurd of autonoom karakter.
20
Bijlage 2 Eindtermen van de opleidingen, zoals beschreven in de OER. OPLEIDING PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN Eindtermen Bachelor Pedagogische Wetenschappen Kennis en inzicht De afgestudeerde heeft kennis van en inzicht in: 1. de voornaamste theorieën en onderzoeksmethoden met betrekking tot pedagogiek, pedagogische processen en –middelen 2. pedagogische processen in verschillende cultureel en historisch gesitueerde opvoedingscontexten 3. de ontwikkeling, opbouw en structuur van het pedagogisch beroepsveld en van de organisatie en werkwijze van pedagogische zorgsystemen 4. de beginselen van relevante nevenwetenschappen, zoals psychologie, onderwijskunde, neurologie en filosofie 5. beschikbare methoden voor de verschillende fasen van de diagnostische beoordeling van pedagogische situaties 6. de belangrijkste interventiemodellen en –strategieën en de belangrijkste methodieken voor begeleiding van beroepsopvoeders 7. methoden van evaluatieve, waaronder beroepsethische, afweging met betrekking tot pedagogiek en de praktische beroepsuitoefening als pedagoog Toepassen kennis en inzicht De afgestudeerde heeft: 8. actieve en toepasbare kennis op het gebied van de pedagogische wetenschappen om toelating te verwerven tot een masteropleiding Pedagogische Wetenschappen Oordeelsvorming De afgestudeerde is in staat om: 9. een pedagogisch probleem te formuleren, analyseren en relevante informatie hieromtrent te verzamelen 10. sociaalwetenschappelijke publicaties zowel in theoretisch als in empirisch opzicht kritisch te evalueren 11. de analyse van eenvoudig empirisch onderzoek uit te voeren 12. het eigen vakgebied vakinhoudelijk en wetenschapsfilosofisch te plaatsen ten opzichte van andere maatschappij- en gedragswetenschappen en ten opzichte van de eigen historische ontwikkeling 13. methoden van evaluatieve, waaronder ethische, afweging toe te passen met betrekking tot pedagogiek en de praktische beroepsuitoefening als pedagoog De afgestudeerde heeft: 14. basisvaardigheden gespreksvoering, observatie en rapportage, testafname en interventieplanning 15. een open en kritische houding tegenover de eigen kennisaanspraken en die van anderen 16. een open en kritische houding tegenover eigen ethische en sociaal-politieke aanspraken en die van anderen Communicatie De afgestudeerde is in staat om: 17. (de resultaten van een analyse van) een pedagogisch probleem schriftelijk en mondeling te presenteren, zowel aan vakgenoten als aan een breder publiek 18. de analyse van een eenvoudig empirisch onderzoek te presenteren 19. zelfstandig en in (multidisciplinair) groepsverband te werken De afgestudeerde heeft: 20. verantwoordelijkheid en respect jegens anderen (collega’s, cliënten) Leervaardigheden De afgestudeerde heeft: 21. vaardigheden die noodzakelijk zijn voor de verwerving en ontwikkeling van vakspecifieke kwalificaties [zoals 10,11,13,14,19]
21
OPLEIDING ONDERWIJSKUNDE Eindtermen Bachelor Onderwijskunde Kennis en inzicht De afgestudeerde heeft kennis van en inzicht in: 1. hoofdproblemen op onderwijskundig gebied en de theoretische oriëntaties die daarbij in het geding zijn 2. de ontwikkeling, sturing, opbouw en structuur van het Nederlands onderwijssysteem (inclusief de verzorgingsstructuur en de opleiding en scholing in arbeidsorganisaties) 3. tenminste twee basisdisciplines van de onderwijskunde 4. ontwikkelingen in en evaluatie van educatieve functies in de samenleving 5. onderwijs- en leerprocessen in scholen en arbeidsorganisaties 6. methoden van evaluatieve, waaronder beroepsethische, afweging met betrekking tot de praktische beroepsuitoefening als onderwijskundige 7. problemen die zich voordoen bij het opzetten en uitvoeren van onderwijskundig wetenschappelijk onderzoek en de ethische vraagstukken die daarbij een rol spelen Toepassen kennis en inzicht De afgestudeerde is in staat om: 8. onderwijsbehoeften te benoemen, duiden en vertalen naar de inrichting, besturing en institutionele vormgeving van onderwijs en opleiding De afgestudeerde heeft: 9. ICT-vaardigheden 10. actieve en toepasbare kennis op het gebied van de Onderwijskunde om toelating te verwerven tot een masteropleiding Onderwijskunde Oordeelsvorming De afgestudeerde is in staat om: 11. een sociaalwetenschappelijk probleem te formuleren en te analyseren 12. eenvoudige empirische vraagstukken verantwoord te analyseren 13. sociaalwetenschappelijke publicaties zowel in theoretisch als in empirisch opzicht kritisch te evalueren 14. diagnoses, plannen en adviezen uit te werken op het gebied van onderwijsbeleid, schoolorganisaties, onderwijs- en opleidingsprogramma’s 15. de eigen discipline te plaatsen ten opzichte van andere disciplines, de eigen historische ontwikkeling, en de wetenschapsfilosofische achtergronden van andere wetenschappelijke kennisontwikkelingen Communicatie De afgestudeerde is in staat om: 16. schriftelijk en mondeling te rapporteren over (de analyse van) een sociaalwetenschappelijk probleem, zowel aan vakgenoten als aan een breder publiek 17. zelfstanding en in (multidisciplinair) groepsverband te werken 18. (de analyse van) eenvoudige empirische vraagstukken verantwoord te presenteren Leervaardigheden De afgestudeerde heeft: 19. vaardigheden die noodzakelijk zijn voor de verwerving en ontwikkeling van vakspecifieke kwalificaties [zoals 9,12,13,17]
Eindtermen Master Onderwijskunde Kennis en inzicht De afgestudeerde heeft grondige en specialistische kennis van en inzicht in: 1. theorieën en bevindingen én van methoden en technieken binnen de onderwijskunde alsmede van onderwerpen binnen of buiten de onderwijskunde die voor gebruik van genoemde theorieën en bevindingen van belang zijn. Toepassen kennis en inzicht De afgestudeerde is in staat tot: 2. het toepassen van onderwijskundige kennis binnen een voor de onderwijskunde relevant werkterrein en dit te relateren aan empirisch onderzoek en theoretische posities binnen de onderwijskunde. Oordeelsvorming De afgestudeerde is in staat om: 3. nieuwe kennis met betrekking tot de sturing en inrichting van onderwijs te produceren; 4. zelfstandig empirisch onderwijskundig onderzoek uit te voeren;
22
5.
complexe onderwijskundige vraagstukken vanuit verschillende theoretische perspectieven te analyseren en empirisch te onderbouwen.
Communicatie De afgestudeerde is in staat om: 6. te rapporteren over (de analyse van) complexe onderwijskundige vraagstukken, aan vakgenoten en aan een breder publiek. Leervaardigheden De afgestudeerde heeft: 7. bereidheid tot het herzien van eigen standpunten in de beroepssituatie.
23