Studiehandleiding Kind in Ontwikkeling
Hogeschool Rotterdam Instituut Sociale Opleidingen Opleiding Modulecode Studiebelasting Bestemd voor Versie Modulebeheerder
: : : : : :
Pedagogiek PEDKOA02RV (deel A) en PEDKOA01RV (deel B) 5 Jaar 1, semester 1 voltijd 2015-2016 Irina Nojoredjo
Inhoudsopgave
1.
Algemene omschrijving van de module 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.7
2.
3.
Inleiding Relatie met andere onderwijseenheden Kwalificaties/competenties en leerdoelen, Inhoud Verplicht studiemateriaal Overige bronnen
Programmaoverzicht 2.2 2.3
3.4
3.5
5
Wekenschema Verantwoording studielast
Toetsing en beoordeling 3.1 3.2 3.3
3
7
Deelnamevereisten toetsing Toetsprocedure Toetsvereisten o Technische en inhoudelijke vereisten Beoordeling o Beoordelingscriteria o Vaststellen cijfer en toekenning studiepunten o Inzage in toetsresultaat Herkansing
4.
Beschrijving van de lessen en opdrachten
8
5.
Bijlagen bij de opdrachten
25
Studiehandleiding Kind in Ontwikkeling 2015-2016
2
1.
Algemene omschrijving van de module
1.1 Inleiding De studenten leren in deze module hoe de normale ontwikkeling verloopt van geboorte tot en met de adolescentie. Hierbij wordt uitgegaan van verschillende ontwikkelingsgebieden: fysiek, cognitief en psychosociaal. Verder worden verschillende psychologische stromingen besproken, om binnen het pedagogisch werkveld vanuit verschillende referentiekaders naar gezinnen te kunnen kijken. Deze kennis kan worden gebruikt om als pedagoog binnen de normale opvoedingssituatie vanuit verschillende visies voorwaarden te kunnen scheppen voor een kansrijke ontwikkeling. 1.2
Relatie met andere onderwijseenheden
Deze module is ondersteunend voor in principe alle modules, maar met name de modules ‘Over opvoeden gesproken’ en ‘Als opvoeden niet vanzelf gaat’. In deze modules wordt gekeken naar hoe kinderen opgroeien en hoe de opvoeding verloopt, zowel in normale situaties als in problematische situaties. Om dit opvoeden en opgroeien te kunnen plaatsen en begrijpen is het nodig om te weten hoe de normale ontwikkeling van kinderen verloopt en vanuit welke verschillende visies er naar de mens en dus ook een kind en een gezin gekeken kan worden. Dit komt in deze module aan de orde. 1.3 Kwalificaties /competenties en leerdoelen Door het volgen van deze module wordt met behulp van de inhoud en de leerdoelen van de module een bijdrage geleverd aan het verwerven van een aantal competenties. Hieronder staan deze competenties genoemd en zijn gespecificeerd naar algemene HBOcompetenties en beroepsspecifieke competenties. De leerdoelen van deze module zijn ook hieronder te vinden.
Competenties, kerntaken, prestatie-indicatoren Competentie 1 Analyseren van de pedagogische vraag Kerntaak 1.1 Verkent en analyseert de opvoedingssituatie en de achtergrond van het kind / de jongere en verheldert de pedagogische vraag. Prestatie-indicatoren: 1.1.1.b: Heeft kennis van ontwikkelings- en levenslooppsychologie, in het bijzonder van jongeren van 0-23. 1.1.2.f Kent verschillende psychologische stromingen en visies op de ontwikkeling van kinderen/jongeren. Competentie 4 Voorwaarden scheppen voor de ontwikkeling en opvoeding Kerntaak 4.1 Voorwaarden scheppen voor ontwikkeling en opvoeding van kinderen en jongeren, met name in een grootstedelijke context. Prestatie-indicator: 4.1.1.a Kent de basisbehoeften van kinderen/jongeren in de relatie met de ouder/opvoeder.
Studiehandleiding Kind in Ontwikkeling 2015-2016
3
Leerdoelen deel A De student kent de ontwikkeling van het kind/jongere 0-23 op fysiek, cognitief en psychosociaal gebied. De student kent theorieën en visies op de ontwikkeling van kind/jongere 0-23 jaar: De student kent verschillende vormen van wetenschappelijk onderzoek binnen de ontwikkelingspsychologie Leerdoelen deel B De student kent verschillende psychologische stromingen: psychoanalyse, behaviorisme, humanistische psychologie, cognitieve psychologie, systeemtheorie, biologische psychologie. De student heeft kennis van hoe de ouder/opvoeder binnen de normale opvoedingssituatie een kansrijke ontwikkeling kan bevorderen
1.4
Inhoud
De in deze module behandelde onderwerpen zijn: Deel A •
Psychoanalyse
•
Behaviorisme
Theoretische perspectieven en onderzoek
•
Humanistische psychologie
Fysieke ontwikkeling
•
Cognitieve psychologie
Cognitieve ontwikkeling
•
Systeemtheorie
Sociale ontwikkeling
•
Biologische psychologie
Persoonlijkheidsontwikkeling
Algemene ontwikkeling
Deel B 1.6 Verplicht studiemateriaal Studiehandleiding: Ontwikkeling van kind en jongere Boeken: Feldman, R. (2012). Ontwikkelingspsychologie, 5e editie. Pearson Education Benelux. ISBN: 9789043024259 LET OP: Alle hoofdstukken kunnen worden getoetst, behalve paragraaf 2.1 Rigter, J. (2008). Het palet van de psychologie. Stromingen en hun toepassingen in de hulpverlening en opvoeding. Bussum, Nederland: Uitgeverij Coutino LET OP: Alle hoofdstukken kunnen worden getoetst, behalve hoofdstuk 7
Studiehandleiding Kind in Ontwikkeling 2015-2016
4
2. 2.1.
Programmaoverzicht Wekenschema
Week
Thema
1.1
STARTWEEK
1.2/ 1.6
DINSDAG 6 X 50
BABY
WOENSDAG 4 X 50 1.3/ 1.7
DINSDAG 6 X 50
JONGE KIND
WOENSDAG 4 X 50 1.4/ 1.8
DINSDAG 6 X 50
ADOLESCENT
Activiteiten
-
Inleiding module deel A Focus: Cognitieve ontwikkeling van Piaget Verwerkingsopdrachten
-
Expertgroep Praktijkopdracht
-
Bespreken actualiteiten aan de hand van krantenknipsels Focus: Taalontwikkeling Verwerkingsopdrachten
-
Expertgroep Praktijkopdracht
-
-
Bespreken actualiteiten aan de hand van krantenknipsels Focus: Psychosociale theorie van Erik Erikson en Identeitsontwikkeling volgens James Marcia Verwerkingsopdrachten
-
Expertgroep Praktijkopdracht
-
DONDERDAG 4 X 50 1.5/ 1.9
2.1/ 2.5
DINSDAG 2 X 50 2 X 50 WOENSDAG 2 X 50 6X50 HOOR/WERK COLLEGE
MC-TOETS
MC-TOETS 40 vragen
PRESENTATIES
PRAKTIJKOPDRACHT Inzage en nabespreking toets
GESLOTEN VS OPEN: Freud en Rogers
WOENSDAG 4 X 50 2.2/ 2.6
6X50 HOOR/WERK COLLEGE
GEDRAG VS GEDACHTEN: Behaviorisme en Cognitieve psychologie
WOENSDAG 4 X 50 2.3/ 2.7
6X50 HOOR/WERK COLLEGE
INTERN VS EXTERN: Biologische psychologie en Systeemtheorie
WOENSDAG 4 X 50 2.4/ 2.8
DINSDAG 3 x 50 WOENSDAG
MC+OV TOETS
Studiehandleiding Kind in Ontwikkeling 2015-2016
-
-
Inleiding module deel B Focus Psychodynamische theorie Focus Humanistische psychologie Verwerkingsopdrachten
-
Expertgroep Verdieping
-
Focus: Behaviorisme Focus: Cognitieve psychologie Verwerkingsopdrachten
-
Expertgroep Verdieping
-
Focus: Biologische psychologie Focus: Systeemtheorie Verwerkingsopdrachten
-
Expertgroep Verdieping
MC-TOETS 25 VRAGEN + OV
Studiemateriaal
Lezen ter voorbereiding: Boek ‘ontwikkelingspsychologie‘ en handleiding H1 t/m7 (behalve §2.1)
Lezen ter voorbereiding: Boek ‘ontwikkelingspsychologie‘ en handleiding H8 t/m 13
Lezen ter voorbereiding: Boek ‘ontwikkelingspsychologie‘ en handleiding H14 t/m 18
Boek ‘ontwikkelingspsychologie‘
Lezen ter voorbereiding: Het palet: H1, H2 en H4 en handleiding
Lezen ter voorbereiding: Het palet: H3 en H5 en handleiding
Lezen ter voorbereiding: Het palet: H6, H8 en H9 en handleiding
Boek ‘het palet’
Inzage en nabespreking toets
5
2.2. Studielast van de module
Studieactiviteit
Uren
Contacttijd
Hoor-werkcollege: 6 x 500 min
=50 uur
Leestijd
Boeken: 775 á 10 pagina’s per uur
=77,5 uur
Schrijftijd eindopdrachten
Opdrachten
Toetstijd
Buiten de voorbereiding eindopdracht presentatie 1x100 MC dl A
= 3 uur
les; = 4 uur en
= 3,3 uur
1x100 MC+OV dl B
Overig
Ruis
= 2,3 uur
totaal
5 ec
140 uur
module
Studiehandleiding Kind in Ontwikkeling 2015-2016
6
3.
Toetsing en beoordeling
3.1
Deelnamevereisten toetsing
Er is een inspanningsverplichting
3.2 Toetsprocedure Toetsnaam
School/ Thuis
Toetsvorm MC,OV, etc.
Toetsduur (x 50 min)
Weging (%)
Toets Deel A Toets Deel B
School School
MC MC + OV
100 min 100 min
100% 100%
Tijdstip schooltoets Week v. kwart 5 of 9 1 4 of 8 2
Deel A De toets bij deel A van de module is een toets met meerkeuzevragen over de verplichte literatuur. Voldaan aan de eisen van de verplichte opdrachten; Expertgroep en de praktijkopdracht ‘De ontwikkeling in beeld’ is voorwaarde om de studiepunten te krijgen. Deel B De toets bij deel B van de module is een toets met meerkeuzevragen en open vragen over de verplichte literatuur. De literatuur van deel A wordt bekend verondersteld, en er kan een beroep gedaan worden op deze kennis bij het beantwoorden van de open vragen van de toets van deel B. Voldaan aan de eisen van de verplichte opdrachten; Expertgroep en de praktijkopdracht ‘De psychologische analyse van…’ is voorwaarde om de studiepunten te krijgen. Assessment Kennis van deze module zal gebruikt worden bij assessment 1 3.3 Toetsvereisten Technische en inhoudelijke vereisten De toets zal worden gemaakt aan de hand van de verplichte literatuur en de vooraf gestelde leerdoelen.
3.4 Beoordeling De studiepunten worden toegekend bij een 5,5 of hoger, mits de student voldaan heeft aan de verplichte opdrachten. Inzage in het toetsresultaat Het streven is om in dezelfde week dat de toets is gemaakt de resultaten bekend te maken en een gezamenlijke inzage te plannen. Maar daar kan door omstandigheden van afgeweken worden, en dan zal de officiële nakijktijd zoals deze in het OER is opgenomen, dat is drie weken na het maken van de toets, worden gehandhaafd.
3.5 Herkansing De herkansingen vinden plaats in het volgende kwartaal.
Studiehandleiding Kind in Ontwikkeling 2015-2016
7
4.
Beschrijving lessen en opdrachten
Elke week zijn er twee lesdagen: - dinsdag 6 x 50 minuten - woensdag 4 x 50 minuten De lesdag is opgebouwd uit een aantal elementen. De docent kan variëren in de volgorde van de elementen en in de keus van de opdrachten.
Focus Hoorcollege over een belangrijke theorie.
Verwerkingsopdrachten Verschillende opdrachten die horen bij het thema van de week.
Integratie-opdrachten Deze opdrachten maken een koppeling van de theorie naar de praktijk
Daarnaast zijn er een aantal verplichte opdrachten, die ook als voorwaarde dienen om de studiepunten te krijgen. Deze opdrachten worden in de bijlage uitgelegd.
Expertgroep (zie bijlage) Opdracht voor deel A en deel B. Elke week heeft een groepje studenten de verantwoordelijkheid om een begrippenlijst te maken van de kernbegrippen van die week, en op een interactieve manier te toetsen hoe goed deze begrippen zijn blijven hangen.
Praktijkopdrachten (zie bijlage) Elk deel wordt afgesloten met een eindopdracht waarbij de kennis van de module geïntegreerd wordt.
Facebookgroep Bij deze module hoort een facebookgroep. Lid worden is geen verplichting, maar deze facebookgroep is een aanvulling op het reguliere programma. Extra verrijkende studiematerialen zoals links naar artikelen, video’s of sites kunnen hier gepost worden. Studenten kunnen ook onderling extra materialen uitwisselen, discussiëren en reageren op posts, wat het leren zal bevorderen. Als extra steuntje in de rug zal de modulebeheerder een dag voor de toets een responsie-uurtje houden op FB. Meer info daarover zal in de klas gegeven worden. De modulebeheerder is niet verantwoordelijk voor de inhoud van de posts, maar behoudt wel het recht om posts te verwijderen.
https://www.facebook.com/groups/2015KIOgroep1/ https://www.facebook.com/groups/2015KIOgroep2/
Studiehandleiding Kind in Ontwikkeling 2015-2016
8
DEEL A: ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGIE Week 1
BABY
Thema Deel A staat in het teken van Ontwikkelingspsychologie. In deze week staat de babytijd centraal. Je krijgt uitleg over de lesactiviteiten van de komende weken, en met name de Praktijkopdracht. De focus wordt deze week gelegd op de Cognitieve Ontwikkelingstheorie van Piaget en de verwerkingsopdrachten zullen je leren over de zintuigen van een baby. Ook komt het nature-nurturedebat aan bod, als we gaan kijken of persoonlijkheid is aangeboren of is aangeleerd. Wie van jullie kan zich nog veel herinneren over zijn/haar eigen kindertijd? En wie heeft kinderen in de nabije omgeving? Broertjes, zusjes, neefjes, nichtjes, buurkindjes of misschien wel eigen kindjes? Probeer steeds bij het lezen van de literatuur een koppeling te maken naar jezelf en je eigen ontwikkeling of naar de ontwikkeling van kinderen die je ziet in je nabije omgeving. Leerstof: Boek Ontwikkelingspsychologie H1 t/m 7 behalve §2.1 Voorbereiding: Lees de bijbehorende literatuur en maak een samenvatting/mindmap/vul het begrippenformulier in/of gebruik een andere studievaardigheidstechniek Indeling lesdag dinsdag: De docent mag afwijken van de volgorde van de lesactiviteiten. Inleiding en uitleg deel A Focus Het begin van het leven en de ontwikkelingsgebieden Uitleg Expertgroep en praktijkopdracht en indeling groepjes Focus Cognitieve Ontwikkelingspsychologie van Piaget Verwerkingsopdrachten Indeling lesdag donderdag: o Expertgroep (zie bijlage 1) o Werken aan de praktijkopdracht (zie bijlage 2) Verwerkingsopdrachten BABY 1. Prenatale ontwikkeling 50 minuten (Literatuur)onderzoek en presentatie De eerste drie maanden van de zwangerschap zijn het meest belangrijk. In deze periode worden alle belangrijke organen gevormd. Wat weten jullie van deze prenatale periode? Welke gevaren zijn er voor het kind? En welke tips krijgen zwangere moeders vaak?
-
-
De opdracht Lees in de literatuur (H3) over de prenatale periode, en schrijf op wat je nog niet wist. Iedereen moet bij de nabespreking een ’weetje’ delen. (Bijv: Ik heb geleerd dat de vlokkentest wordt uitgevoerd tussen de 8e en 11e week van de zwangerschap) Welke gevaren zijn er voor het kind in deze periode (denk aan teratogene effecten) Welke tips voor moeders vind je op internet (welke zijn WAAR en welke zijn RAAR)
2. Stimuleren van ontwikkeling 50 minuten Documentaire en vragen Integratie eigen ervaring
Studiehandleiding Kind in Ontwikkeling 2015-2016
9
In de Randstad wonen veel gezinnen van verschillende culturen. Niet iedereen gaat hetzelfde om met een baby. De verschillen in omgang worden duidelijk tijdens het kijken van de documentaire. Beantwoordt onderstaande vragen. Deze worden klassikaal nabesproken Documentaire: http://metropolistv.nl/en/search/watch-episode-babies 1. Wat doen de ouders om de ontwikkeling van hun kind te stimuleren? En welke ontwikkelingsgebieden worden er gestimuleerd? 2. Welke manier van omgang spreekt jou het meeste aan? 3. Ken jij voorbeelden van (opvallende) manieren om de ontwikkeling te stimuleren? Denk aan rituelen en gewoontes. 4. Zintuiglijke ontwikkeling 50 minuten Onderzoek en presentatie In het boek worden de vijf zintuigen beschreven. In deze opdracht ga je één zintuig nader bekijken. De vijf zintuigen zijn: 1. Zien 2. Horen 3. Proeven 4. Ruiken 5. Voelen De opdracht Vorm 5 groepjes. Elk groepje gaat één zintuig nader bekijken. De vragen die je moet beantwoorden zijn: Wat zijn de kenmerken van het zintuig? Wat kunnen baby’s met dit zintuig? Hoe kan je de ontwikkeling van dit zintuig bevorderen? (oa door oefeningen, spelletjes, etc) Maak gebruik van minimaal 2 bronnen (boeken, tijdschriften, internetsites) NAAST het boek van Kohnstamm. Schrijf de bronnen op. Presenteer je bevindingen aan de klas in een korte presentatie mbv een flipoverblad. Extra benodigdheden Flipovervellen Stiften
5. Persoonlijkheid: Nature of Nurture? 50 minuten Documentaire en vragen Het Nature/Nurture-debat is al jaren aan de gang. Aan de ene kant zeggen aanhangers van de Evolutietheorie dat de mens is gevormd door wat er vroeger is gebeurd, alles in aangeboren. Aan de andere kant zeggen Behavioristen dat de mens als ‘lege pagina’ wordt geboren, alles is aangeleerd. Maar wie heeft er gelijk? In deze film wordt persoonlijkheid onder de loep genomen. Is persoonlijkheid aangeboren (Nature) of aangeleerd (Nurture)?
Studiehandleiding Kind in Ontwikkeling 2015-2016
10
Documentaire Tweelingen (te vinden op mijn med.site) Bedenk voordat je de video gaat kijken: 1. Is persoonlijkheid aangeboren of aangeleerd? 2. Hoe wordt dat onderzocht? Bekijk de film en beantwoord de volgende vragen: 3. Hoe is omgeving van invloed op het vormen van de persoonlijkheid? 4. Hoe zou je de persoonlijkheid van de tweeling Philipo en Pietro typeren? 5. Wat is er interessant aan de tweeling Daphne en Barbara? 6. Wat is in ieder geval NIET genetisch bepaald (muzikanten-tweeling) 7. Wat is wel genetisch bepaald (en is onderbouwd met onderzoeksresultaten) 8. En de hamvraag: Vind je dat persoonlijkheid aangeboren is of aangeleerd, en waarom? Week 2
JONGE KIND
Thema Deze week staat het jonge kind centraal. We kijken naar de Peuter-en –Kleutertijd. Ook komt de leeftijdsfase van het basisschoolkind aan bod. In deze fasen gaat de ontwikkeling van het kind heel snel. Weten jullie wat er allemaal verandert? Kunnen jullie je je basisschooltijd nog herinneren? Je eerste woordje, je eerste schooldag, je eerste beste vriend of vriendin? We gaan kijken hoe het zit met de taalontwikkeling, en met intelligentie. Ook ga je leren over het verschil tussen jongens en meisjes en de genderidentiteit. Leerstof: Boek Ontwikkelingspsychologie H8 t/m 13 Voorbereiding: Lees de bijbehorende literatuur en maak een samenvatting/mindmap/vul het begrippenformulier in/of gebruik een andere studievaardigheidstechniek. Zoek actualiteiten (krantenknipsels, artikelen, blogs, websites), tv etc over de ontwikkeling van het kind; wat speelt er in de wereld? Waar maken we ons zorgen over, of wat gaat er juist heel goed? Indeling lesdag dinsdag: De docent mag afwijken van de volgorde van de lesactiviteiten. Bespreken actualiteiten Focus taalontwikkeling met eventueel video ‘Oetsiekoetsie’ Verwerkingsopdrachten Indeling lesdag donderdag: o Expertgroep (zie bijlage 1) o Werken aan de praktijkopdracht (zie bijlage 2)
Verwerkingsopdrachten JONGE KIND 1. Thema-avond ouders: Iedereen is intelligent! 100 minuten Discussie, onderzoek, presentatie
Studiehandleiding Kind in Ontwikkeling 2015-2016
11
Wat is intelligentie? Wanneer vind JIJ iemand intelligent? Kan je dat meten met een test? Ook bij jonge kinderen? Is intelligentie aangeboren, of aangeleerd, stabiel of veranderbaar? Jullie gaan een thema-avond organiseren voor ouders op de basisschool, waarin jullie uitleg geven over de verschillende visies op intelligentie. Er worden vijf groepjes gemaakt die elk een wetenschapper of onderdeel nader gaan bekijken: 1 2 3 4 5
Binet (inclusief Stanford-Binet test) Gardner Sternberg Spearman (g-factor) Etnische verschillen in IQ en tweetaligheid
Elk groepje krijgt de tijd om een mini-presentatie voor te bereiden over een theorie over intelligentie. Het boek van Feldman mag als uitgangspunt gebruikt worden, maar daarnaast moet nog minimaal 1 bron gebruikt worden. Op een flipover worden de belangrijkste aspecten van de theorie weergegeven. De hoofdvraag die beantwoordt moet worden is ‘Wanneer is mijn kind intelligent volgens deze wetenschapper?’ Groepje 5 moet de vraag beantwoorden: ‘wat zijn de etnische verschillen in IQ en waarom?’ De presentatie duurt ongeveer 5-7 minuten. Daarna hebben jullie kennis van de verschillende theorieën over IQ. Elk groepje maakt een foto van de flipover en post deze eventueel in de facebookgroep. Extra benodigdheden Flipovervellen Stiften 2. Hoe intelligent ben ik? 60 minuten Test en reflectie Vind jij jezelf intelligent? Wat vind je intelligent aan jezelf? Hoe scoor jij ten opzichte van de normgroep, onder/boven gemiddeld? We gaan een online IQ test doen, en we bespreken gezamenlijk de ervaringen. Voorbeeld van een IQtest: https://opentest.nl/affiliate/intelligentietest/iq-test.php http://www.randstad.nl/werknemers/carriere/testen/intelligentietest.xml
3. Genderidentiteit: De verschillen tussen mannen en vrouwen in de ontwikkeling 60 minuten Onderzoek en discussie We weten allemaal dat meisjes en jongens verschillen van elkaar. Ook in de ontwikkelingspsychologie is dat veel onderzocht. Waarom houden jongens van stoeien en meisjes van bordspelletjes? Waarom zijn jongens competitief en meisjes coöperatief? In het boek ‘ontwikkelingspsychologie’ vind je heel veel voorbeelden van zulke verschillen. -
Je vormt een groepje van 5 studenten Je krijgt 2 kleuren post-its, voor jongens en voor meisjes
Studiehandleiding Kind in Ontwikkeling 2015-2016
12
-
Je probeert zoveel mogelijk verschillen op te schrijven, en je gebruikt daarbij het HELE boek van Feldman. Het groepje dat de meeste verschillen heeft weten te vinden is de winnaar van de week en krijgt een eervolle vermelding op Facebook Als er tijd over is gaan we discussiëren over de gevonden verschillen
Extra benodigdheden: - Flipovervellen - 2 kleuren post-its Week 3
ADOLESCENT
Thema Het thema van deze week is de leeftijdsfase Adolescent. Dit wordt een makkelijke week voor jullie, want jullie zijn allemaal adolescenten! Dit gaat over de fase waarin jullie je nu bevinden. Klopt het wat ‘men’ zegt over pubers, dat het allemaal een groot drama is, een periode van Storm en Crisis? Dat jullie losgeslagen Neanderthalers zijn die geen zelfbeheersing hebben? Of valt het allemaal wel mee? Leerstof: Boek Ontwikkelingspsychologie H14 t/m 16 Voorbereiding: Lees de bijbehorende literatuur en maak een samenvatting/mindmap/vul het begrippenformulier in/of gebruik een andere studievaardigheidstechniek. Zoek actualiteiten (krantenknipsels, artikelen, blogs, websites), tv etc over de ontwikkeling van het kind; wat speelt er in de wereld? Waar maken we ons zorgen over, of wat gaat er juist heel goed? Extra voorbereiding: neem een uitgeprinte foto van je vriendengroep mee (1 foto waar een groep op staat), of zorg dat er een foto op je laptop/mobiel staat die je kan laten zien Indeling lesdag: De docent mag afwijken van de volgorde van de lesactiviteiten. 1 Bespreken actualiteiten 2 Focus Identiteitstheorie van Erik Erikson en James Marcia 3 Verwerkingsopdrachten Indeling lesdag donderdag: o Expertgroep (zie bijlage 1) o Werken aan de praktijkopdracht (zie bijlage 2)
Verwerkingsopdrachten ADOLESCENT 1. Lawrence Kohlberg’s theorie van de Morele ontwikkeling 45 minuten Theorie en toepassing De wetenschapper Lawrence Kohlberg heeft onderzoek gedaan naar de ontwikkeling van het geweten. Hij gebruikte hierbij verschillende morele dilemma’s om inzicht te krijgen in welke fase van de morele ontwikkeling een persoon zich bevindt. In welke fase bevind jij je? Studenten die een laptop bij zich hebben mogen deze opdracht online doen. De andere studenten kunnen gebruik maken van het uitgeprinte verhaal.
Studiehandleiding Kind in Ontwikkeling 2015-2016
13
2. Puberbrein: De hersenen van adolescenten volgens Eveline Crone 45 minuten Video en discussie Eveline Crone heeft de afgelopen jaren onderzoek gedaan naar de hersenen van adolescenten. Waarom vertonen pubers risicovol gedrag? Zijn het de hormonen, of is het meer? In de video wordt het duidelijk.
3. Seksuele opvoeding: nodig of niet nodig? 45 minuten Video en discussie Weten jullie nog wie je heeft verteld over de bloemetjes en de bijtjes? Hoe oud was je toen? En vond je het leerzaam? Vinden jullie seksuele opvoeding nodig, en zo ja, wanneer zou je dat doen? Hoe zit dat in verschillende landen en culturen? Bekijk de video en vorm je mening. 4. Vriendschappen: Forever of voor even? 30 minuten Theorie en toepassing Jullie gaan de meegenomen foto’s van je vriendengroep(en) analyseren aan de hand van de theorie in het boek van Feldman. Sinds wanneer zijn jullie vrienden? Is jullie vriendschap meegegroeid met jullie ontwikkeling, of was het tijdelijk? Waarom zijn jullie vrienden en wat is de aard van jullie onderliggende relatie? Gebruik hierbij de theorie die Feldman en bespreek je analyse in kleine groepjes 5. Wetenschappelijk artikel over het Puberbrein 60 minuten (of 30 minuten) Theorie en leesvaardigheid Deze opdracht kan als alternatief gebruikt worden voor opdracht 2 (60 min) of als aanvulling op opdracht 2 (30 minuten) Eveline Crone heeft vorig jaar een nieuw artikel gepubliceerd waar zij een overzicht geeft van de recente ontwikkelingen sinds haar artikel van 2009. https://www.dejongeakademie.nl/shared/resources/documents/publicatie-natureeveline-crone.pdf Lees het artikel en haal de belangrijkste conclusies eruit. OF volg onderstaande stappen. Hoe lees je een wetenschappelijk artikel? Stap 1: moeilijke woorden eruit halen en opzoeken Stap 2: Lees de samenvatting (bovenaan het artikel). Daarin staat de belangrijkste informatie Stap 3: Lees de inleiding. Daarin staat WAAROM het artikel is geschreven (vaak nieuw onderzoek, overzicht nieuwe inzichten). Daarin staat ook wat de ACHTERGROND is van het artikel (oude onderzoeken, oude hypothesen) Stap 3: Lees de kern. Wat zijn de RECENTE INZICHTEN (en ook vaak hoe is dat gemeten) en wat is de RELEVANTIE. Dus waar kan je de nieuwe inzichten voor gebruiken? Waarom zijn deze inzichten nuttig?
Studiehandleiding Kind in Ontwikkeling 2015-2016
14
Stap 4: Lees de conclusie. En wat zijn de AANBEVELINGEN voor verder onderzoek op dit onderwerp Ga eerst zelf of in een klein groepje aan de slag. Daarna is er een klassikale nabespreking Extra benodigdheden - Artikel
6. Geweten: Zou jij… 60 minuten Video en discussie Zou jij een gewapende overval kunnen plegen waarbij je iemand onder schot houdt en koffers met geld steelt? Soms doen wij mensen slechte dingen die we normaal nooit zouden doen. Heb je dan geen geweten? Ben je dan vastgelopen in je morele ontwikkeling? Of is het misschien iets anders? Deze video gaat over zo’n situatie. http://vimeo.com/1677179
Week 4
Toets en evaluatie
In deze lesweek staat de toets centraal. Op dinsdag wordt de MC-toets afgenomen met 40 vragen. Na een pauze worden de praktijkopdrachten gepresenteerd en wordt de bijbehorende factsheet ingeleverd. Voldaan aan de praktijkopdracht is een voorwaarde voor het krijgen van de studiepunten.
Studiehandleiding Kind in Ontwikkeling 2015-2016
15
DEEL B: STROMINGEN IN DE PSYCHOLOGIE Week 1 :
GESLOTEN VS OPEN: Freud en Rogers
Thema: In deze les wordt ‘psychologie’ als hulpwetenschap geïntroduceerd. In deel B van deze module bekijken we de belangrijkste stromingen in de psychologie. Binnen elke stroming komt aan de orde hoe er naar de mens en zijn ontwikkeling kan worden gekeken. door de stromingen met elkaar te vergelijken krijgt de pedagoog verschillende ‘brillen’ in handen waarmee hij zijn werk kan begrijpen, interpreteren en vormgeven. Deze week staan de theorieën van Freud en Rogers centraal. Beiden hebben een eigen visie op de mens en zijn persoonlijkheid. In deze les worden ze met elkaar vergeleken. Leerstof: Het palet: H1, 2 en 4 Voorbereiding: Lees de bijbehorende literatuur en beantwoord de volgende vragen: Hoofdstuk 1: - Wat zijn de kenmerken van psychologische stromingen? - Wat zijn de drie mensbeelden in de psychologie? Hoofdstuk 2 en 4: Beantwoord per stroming: - Wat zijn de uitgangspunten? - Wat is het mensbeeld? - Wie is de belangrijkste persoon binnen de stroming? - Beschrijf in één zin waar de stroming om draait. Indeling lesdag dinsdag: Inleiding (30 min) Focus Freud (30 min) Verwerkingsopdrachten bij theorie van Freud (60 min) Lunch (30 min) Focus Rogers (30 min) Verwerkingsopdrachten bij theorie van Rogers (60 min) Integratieopdracht en afsluiting (60 min) Indeling lesdag donderdag o Expertgroepje (zie bijlage 1) o Integratieopdracht o Werken aan de praktijkopdracht (zie bijlage 2)
Verwerkingsopdrachten PSYCHOANALYSE 1. Het onbewuste Het bestaan van het onbewuste is niet ‘hard’ te bewijzen. Freud leverde een aantal argumenten om het bestaan aannemelijk te maken. - Welke argumenten noemt Freud en welke bezwaren kun je er eventueel tegen aanvoeren? - Zijn jouw bezwaren zo stevig dat je niet in het onbewuste ‘gelooft’? - Als je wel in het onbewuste ‘gelooft’, wat zijn jouw overwegingen dan? 2.De psychische structuur Id-ego-superego Bekijk het filmpje (http://www.youtube.com/watch?v=dTNVlh4mjLQ) en beantwoord de volgende vragen: - Hoe zit de psychische structuur volgens Freud in elkaar? Gebruik id – ego – superego. - Op welke manier zie je deze onderdelen terug in het filmpje?
Studiehandleiding Kind in Ontwikkeling 2015-2016
16
- Wat is de rol van het onbewuste in hoe mensen handelen? - Hoe verklaard Freud het ontstaan van pscychische problemen en wat was zijn oplossing hiervoor?
3.Psychoseksuele ontwikkeling - Geef een overzicht van de 5 fasen in de psychoseksuele ontwikkeling. Bij welke leeftijd hoort de fase? Welk thema staat er in centraal? - Is er een fase bij de psychoseksuele ontwikkeling die Freud het belangrijkste vond of zijn ze allemaal even belangrijk? Motiveer je antwoord. - Bekijk het korte fragment als toelichting op het Oedipus complex: https://www.youtube.com/watch?v=PB3U9ZmK9X0. In de tekst (p. 85) wordt het voorbeeld van Jan gegeven. Zijn vader was bij een autoongeluk omgekomen toen hij vijf jaar oud was. In de tekst staat dat het omkomen van de vader door Jan beleefd kan zijn als de vervulling van zijn (onbewuste) oedipale agressieve wensen. Leg uit waarom de therapeute tot deze interpretatie komt. -Wat was voor jou een belangrijke fase uit de psychoseksuele ontwikkeling? Wat herinner je je nog van deze fase? Op welke manier speelt dit nu nog een rol in je leven? Bespreek met een medestudent. 4. Verdedigingsmechanismen De studenten spelen de quiz: herken de verdedigingsmechanismen (zie bijlage 3) - Welke verdedingsmechanismen zijn nog niet aan bod gekomen? Verzin er zelf een voorbeeld bij en bespreek deze met een medestudent. - Lees kader 6 (Een sociale fobie: je eigen naam niet durven noemen, p. 81). In dit verhaal is een drietal verdedigingsmechanismen te herkennen en wel: verplaatsing, projectie en vermijding. Op welke manier herken je de drie verdedigingsmechanismen in deze casus? 5. Overdracht en tegenoverdracht - Wat is overdracht? En wat is tegenoverdracht? Geef van beide een voorbeeld. - In de psychoanalytische psychotherapie wordt de volgende vuistregel gehanteerd: In geval van negatieve overdracht moet deze direct door de therapeut bespreekbaar gemaakt worden. In geval van positieve overdracht moet de therapeut deze (voorlopig) laten rusten. Waarom is dit? 6.Vragen van de website Er zijn verschillende manieren om de verplichte literatuur te bestuderen en je voor te bereiden op het tentamen. Gebruik maken van de website (http://www.coutinho.nl/palet) is een van deze manieren. De resterende tijd wordt gebruikt om te werken met de controlevragen van de website. Deze zijn representatief voor de mc-vragen bij het tentamen. Extra Lunchopdracht Representeren onze dromen onze diepste verlangens? Freud denkt van wel, maar niet alle moderne wetenschappers zijn het met hem eens. Discussieer tijdens de lunch over deze vraag. Je kunt hierbij gebruik maken van het artikel in bijlage 4. Verwerkingsopdrachten HUMANISTISCHE PSYCHOLOGIE 1. Goedheid van de mens De humanistische psychologie gaat uit van de goedheid van de mens. Een slecht mens zou het product zijn van zijn opvoeding. Innerlijk zou een mens in principe goed zijn. In het boek wordt aangegeven dat daar vraagtekens bij zijn te zetten.
Studiehandleiding Kind in Ontwikkeling 2015-2016
17
-Wat is jouw mening over dit vraagstuk? Wordt de slechthedid van (sommige) mensen veroorzaakt door maatschappelijke omstandigheden en de opvoeding of zijn er nog andere verklaringen? Hoe verhoudt dit zich tot de theorie van Freud? Bespreek in groepjes van 4 studenten.
2.Piramide van Maslov -Teken de piramide van Maslow en leg uit wat de theorie van Maslow inhoudt. - Beantwoord de vragen bij de casus (bijlage 5) - Waarom behoort Maslov tot de humanistische stroming? 3. Echtheid -Waarom wordt echtheid van de hulpverlener als de belangrijkste van de drie grondhoudingen gezien? - Is echtheid, zoals in Het palet van de psychologie wordt beweerd, altijd de belangrijkste grondhouding of zijn daar uitzonderingen op te maken? Bedenk een situatie waarin jij echtheid niet het belangrijkste is. 4. Empathie Er zijn drie lagen van empathie: 1. empathische verstandhouding: respect, vriendelijkheid, begrip, erkenning 2. persoonsempathie: hoe voelt het om de cliënt te zijn, wat zijn zijn beweegredenen 3. procesempathie: diepgaand psychologisch contact Welke laag kan jij bereiken in de volgende situaties, bespreek in groepjes van vier: • gedetineerden die een gewelddadige overval hebben gepleegd waarbij vuurwapens zijn getrokken (niet gebruikt); • gedetineerden die een bloedige moord gepleegd hebben; • kinderen die hun vader hebben verloren bij een verkeersongeluk; • politieke vluchtelingen uit een ander land die slachtoffer zijn geweest van vervolging en geweldpleging; • een adolescent die zijn ‘coming out’ heeft en vertelt verliefd te zijn op iemand van hetzelfde geslacht. En zou jij je kunnen inleven in een Irakese terrorist die een bomaanslag heeft gepleegd? Bekijk het Ted-filmpje: http://www.ted.com/talks/sam_richards_a_radical_experiment_in_empathy.html 5.Rogers als hulpverlener Rogers heeft veel gezegd over de houding van de hulpverlener naar de cliënt. Welke dingen vind je belangrijk en wil je als toekomstig hulpverlener ook gaan inzetten? Welke verschillen zie je met de visie van Freud? Bespreek in groepjes van vier. 6. Toepassing: Gordonmethode Thomas Gordon heeft de Rogeriaanse grondhoudingen uit de psychotherapeutische hulpverlening vertaald naar de pedagogische situatie. Zijn werk wordt gebruikt in verschillende pedagogische settings. - Ga in drietallen op zoek naar toepassingen van de Gordonmethode in de pedagogische praktijk. Integratie-opdracht en evaluatie Freud en Rogers geven in hun theorie allebei hun visie op de mens en zijn psyche, op hoe de mens zich ontwikkelt, hoe er problemen kunnen ontstaan en hoe de hulpverlener met deze problemen om moet gaan. Hun theorieën verschillen van elkaar, maar er zijn ook overeenkomsten.
Studiehandleiding Kind in Ontwikkeling 2015-2016
18
- Maak een vergelijking tussen de theorie van Freud en van Rogers. Wat zijn verschillen? Wat zijn overeenkomsten? Maak hierbij gebruik van bijlage 6. - Met welke theorie heb jij affiniteit? Waarom?
Afsluiting en evaluatieopdracht
Er hangen vier verschillende flappen. De studenten krijgen post-its en hierop schrijven ze hun antwoorden op de volgende vier vragen: - Wat heb je vandaag gedaan? - Wat heb je vandaag geleerd? - Wat voor gevoel had je bij vandaag? - Wat ga je in de praktijk gebruiken? Voorbereiding volgende week Lezen literatuur en beantwoorden bijbehorende vragen.
Week 2 :
GEDRAG VS GEDACHTEN: Behaviorisme en Cognitieve psychologie
Thema: Deze week worden het behaviorisme en de cognitieve psychologie besproken. Deze stromingen worden in de aanpak van psychische klachten vaak gecombineerd, maar hebben elk hun eigen visie op hoe de mens zich ontwikkelt en hoe zijn persoonlijkheid in elkaar zitten. Ook is er een duidelijk verschil in hoe psychische problemen kunnen worden verklaard aangepakt. Beide stromingen worden onder de loep genomen en daarna met elkaar vergeleken. Centrale vraag is: Gaat het om gedrag of om gedachten? Leerstof: Het palet: H3 en H 5 Voorbereiding: Lees de bijbehorende literatuur en beantwoord de volgende vragen per stroming: - Wat zijn de uitgangspunten? - Wat is het mensbeeld? - Wie zijn de belangrijkste personen binnen de stroming? - Beschrijf in één zin waar de stroming om draait. Indeling lesdag dinsdag: 1. Focus Behaviorisme (30 min) 2. Verwerkingsopdrachten bij behaviorisme (60 min) 3. Lunchopdracht (30 min) 4. Focus cognitieve psychologie (30 min) 5. Verwerkingsopdrachten bij cognitieve psychologie (60 min) 6. Integratieopdracht en afsluiting (60 min) Indeling lesdag donderdag o Expertgroepje (zie bijlage 1) o Integratieopdracht o Werken aan de praktijkopdracht (zie bijlage 2)
Opdrachten Verwerkingsopdrachten BEHAVIORISME 1. Verschillende leerprocessen
Studiehandleiding Kind in Ontwikkeling 2015-2016
19
A. De studenten maken 4 groepen. Per groep wordt een van de leerprocessen uitgewerkt: habituatie, klassiek conditioneren, operant conditioneren, model-leren. Noem per vorm: Hoe verloopt het leerproces? Welke onderzoeker hoort erbij? Illustreer met een eigen voorbeeld en filmpje(s) en/of plaatje(s) B. Bekijk de aflevering van Schatjes (http://www.uitzendinggemist.nl/afleveringen/1123964). Welke vormen van leren herken je? 2. Tweefactorenmodel - Wat is het tweefactorenmodel - Bespreek in groepjes iets waar een van jullie bang voor is? Hoe kan je deze angst verklaren aan de hand van het tweefactorenmodel? 3. Beloningsschema’s In opvoeding en hulpverlening wordt vaak gebruikgemaakt van beloningssystemen. Bij een beloningssysteem wordt nauwkeurig omschreven welk gedrag van een kind of cliënt een positieve beloning oplevert. Hierbij is het gebruikelijk dat deze beloningen niet direct worden verzilverd, maar dat ze gespaard worden in de vorm van tokens (stempels of fiches) en dat een bepaalde hoeveelheid tokens de echte beloning oplevert. Ook kan het zo zijn dat bij ongewenst gedrag het kind of cliënt een aantal van zijn verworven tokens moet inleveren. Lees de casus in bijlage 7 en ontwerp een beloningssysteem voor het gezin. 4. Gedragsanalye Maak een gedragsanalyse aan de hand van de casus in bijlage 8 voor zowel de cliënt als voor het verplegend personeel.
Extra lunchopdracht
Binnen het behaviorisme wordt benadrukt dat mensen blanco op de wereld komen (tabula rasa). Pas na je geboorte wordt je ingekleurd door je omgeving, door wat je meemaakt. Dit kan je een optimistisch mensbeeld noemen, je bent immers te kneden en te vormen. Anderen noemen dit pessimistisch, omdat het een nogal technische benadering is van hoe een mens in elkaar zit. De mens wordt met een machine vergeleken en is afhankelijk van welke knoppen er worden ingedrukt. Hoe zien jullie het mensbeeld volgens het behaviorisme? Positief of negatief? Verwerkingsopdrachten COGNITIEVE PSYCHOLOGIE 1. Cognitieve schema’s - Wat zijn cognitieve schema’s? Bekijk het fragment over anorexia (6 -9 min): http://www.uitzendinggemist.nl/afleveringen/1126512 - Het verstoorde zelfbeeld van anorexiapatiënten is in feite een cognitief schema. Hoe zou je de inhoud van dit cognitieve schema kunnen omschrijven? -Als jij aan meisjes van ca. 11 à 12 jaar oud voorlichting zou moeten geven over hun komende puberale ontwikkeling, hoe zou je dat dan aanpakken? Maak daarbij gebruik van de inhoud uit paragraaf 5.5.1. 2.Het maken van een mindmap De cognitieve psychologie stelt het denken centraal. Binnen deze stroming wordt besproken hoe je geheugen werkt en hoe informatie verwerkt wordt, taken die bij het studeren van bepaalde stof aan bod komen. Deze week wordt gewerkt met de mindmap,
Studiehandleiding Kind in Ontwikkeling 2015-2016
20
een hulpmiddel om gedachten visueel te maken, om je geheugen te ondersteunen en om overzicht te creëren. Een hulpmiddel dat daarmee past binnen de cognitieve psychologie. Opdracht: maak een mindmap van H5. Gebruik de instructie/toelichting uit bijlage 9. Integratie-opdracht en evaluatie Het behaviorisme en de cognitieve psychologie worden vaak gecombineerd ingezet in de aanpak van psychische problemen (cognitieve gedragstherapie). In bijvoorbeeld programma’s ter bevordering van sociale vaardigheden bij kinderen komen verschillende technieken naar voren die te herleiden zijn naar de stromingen. Opdracht: -Bekijk de werkbladen uit het VRIENDEN-programma (training om kinderen sociale vaardigheden aan te leren, bijlage 10). Welke toepassingen herken je? - Ga op zoek naar andere voorbeelden waarin de gedragsbenadering en de cognitieve psychologie naar voren komen.
Evaluatieopdracht
Er hangen vier verschillende flappen. De studenten krijgen post-its en hierop schrijven ze hun antwoorden op de volgende vier vragen: - Wat heb je vandaag gedaan? - Wat heb je vandaag geleerd? - Wat voor gevoel had je bij vandaag? - Wat ga je in de praktijk gebruiken? Voorbereiding volgende week Lezen literatuur en beantwoorden bijbehorende vragen.
Week 3:
INTERN VS EXTERN: Systeemtheorie en Biologische psychologie
Thema: Deze week worden de systeemtheorie en de biologische psychologie besproken. De systeemtheorie focust zich op de invloed van de omgeving (het gezin) op het individu. Binnen de pedagogiek komen de uitgangspunten van deze stromingen op veel verschillende manieren steeds weer terug. Daartegenover stellen we de biologische psychologie. Deze stroming gaat uit van de invloed van biologische processen in ons lichaam. Het gaat in deze les dan ook om de tegenstelling: Extern vs. Intern. Aan het eind van de dag wordt teruggeblikt op alle behandelde stromingen. Leerstof: Het palet: H3, H5, H9 Voorbereiding: Lees de bijbehorende literatuur en beantwoord de volgende vragen per stroming: - Wat zijn de uitgangspunten? - Wat is het mensbeeld? - Wie zijn de belangrijkste personen binnen de stroming? - Beschrijf in één zin waar de stroming om draait. Indeling lesdag dinsdag: 1. Focus Systeemtheorie (30 min) 2. Verwerkingsopdrachten bij systeemtheorie (30 min) 3. Focus biologische psychologie (30 min) 4. Lunchopdracht (30 min) 5. Verwerkingsopdrachten bij biologische psychologie (60 min) 6. Integratieopdrachten (60 min)
Studiehandleiding Kind in Ontwikkeling 2015-2016
21
7. Vooruitblik op toets: quiz (60 min) Indeling lesdag donderdag o Expertgroepje (zie bijlage 1) o Integratieopdracht o Werken aan de praktijkopdracht (zie bijlage 2)
Verwerkingsopdrachten SYSTEEMTHEORIE 1. Memory Benodigdheden: 100 blanco kaartjes in twee kleuren
Stap 1: voorbereiden Klas verdelen in 5 groepen met elk een deel van hoofdstuk 6: 1. Strategische stroming (P237-242) 2. Communicatietheorie (243-246) 3. Ecologische systeemtheorie (247-251) 4. Nieuwe ontwikkelingen en verklaren psychische stoornissen (252-260) 5. Praktische toepassingen (260-267) Iedere groep krijgt 2x10 blanco kaarten. De groepen bedenken tien vragen naar aanleiding van het onderwerp. Deze vragen worden op één kleur kaartje geschreven. De antwoorden op de vragen worden op de andere kleur kaartjes geschreven. Stap 2: spelen De docent haalt de kaarten van de groep op, schudt ze per kleur en geeft de twintig kaartjes door aan een andere groep. Net zolang tot alle groepen nieuwe vragen en antwoorden hebben. Per groep worden de twintig kaartjes met de rug naar boven op tafel uitgespreid. De deelnemers draaien om de beurt een vraag om en proberen het antwoord te formuleren. Dan proberen ze het bijpassende antwoord te vinden door een antwoordkaartje om te draaien. Als het past, mag je het kaartje houden, anders is de volgende. Wie de meeste kaartjes heeft, wint. Er kunnen meerdere rondes gespeeld worden door de kaartensetjes door te geven aan een andere groep. Stap 3: nabespreken Tijdens de nabespreking vraagt de docent over welke vragen met antwoorden discussie is gevoerd in de groepen. Verwerkingsopdrachten BIOLOGISCHE PSYCHOLOGIE 1. De anatomie van ons brein Ter introductie van het thema bekijken we een filmpje over de anatomie van de hersenen en het zenuwstelsel: http://www.youtube.com/watch?v=aboVLnsCH44 2. DNA en erfelijkheid De studenten bekijken een kort filmpje over DNA en erfelijkheid http://www.youtube.com/watch?v=zJTwgb1p4CQ Beantwoord individueel de volgende vragen: - Wat is DNA - Wat zijn chromosomen? - Wat zijn genen? - Wat is het verschil tussen fenotype en genotype? - Hoe wordt bepaalt hoe je er uiteindelijk uitziet en wat je karakter is? - Wat heb jij van je moeder geërfd en wat van je vader? In het hoofdstuk staat een aantal voorbeelden van gen-omgevinginteracties. Geef zelf nieuwe voorbeelden van het ontstaan van angstproblemen, gedragsproblemen, (top)sporten en volharding. Kun je ook voorbeelden geven van gen-omgevinginteracties voor de geboorte van een kind?
Studiehandleiding Kind in Ontwikkeling 2015-2016
22
Bespreek je antwoorden met een medestudent 3. Zijn wij ons brein? Dick Swaab is neurowetenschapper. Een van zijn belangrijkste conclusies is dat wij geen hersenen hebben, maar dat we onze hersenen zijn. Dit beschrijft hij in zijn boek ‘Wij zijn ons brein (2010). Bekijk het fragment waarin hij zijn visie toelicht: http://www.youtube.com/watch?v=udOqYOL0ql4 Bespreek in groepjes de volgende stellingen en vragen: Je karakter is aangeboren, het zijn eigenschappen waar je weinig aan kunt veranderen. Aanleg bepaalt hoe je je later gaat gedragen. Iedereen kan alles worden, als je maar je best doet. Welke oude hypothesen over invloed van de opvoeder op de ontwikkeling van het kind hoor je? Waarom zijn deze hypothesen ‘onzin’? Hoe is dit onderzocht? Welke rol heeft omgeving? Wat zegt Dick Swaab over plasticiteit van de hersenen? Vind je dat Dick Swaab een positieve blik op de mens heeft of een negatieve blik? Waarom? Welke toepassingen van de biologische psychologie in de pedagogiek ken je? 4. Toepassing in de praktijk: Ritalin - Psychofarmaca worden in de hulpverlening veel toegepast. De hoeveelheid voorgeschreven psychofarmaca neemt nog steeds toe, denk daarbij aan de antidepressiva en Ritalin, en dus waarschijnlijk ook de acceptatie ervan. Bekijk het volgende fragment over ADHD en Ritaling (http://www.uitzendinggemist.nl/afleveringen/1243304, vanaf 18 min.) en beantwoord de volgende vragen. - Hoe werkt Ritalin? Wat is het werkzame bestanddeel? - Hoe zou het komen dat het voorschrijven van Ritalin steeds meer gebeurt? - Wat zijn de voor- en nadelen van Ritalin-gebruik? - Hoe belangrijk vind je psychofarmaca in de hulpverlening? Wat is jouw (toekomstige) rol als pedagoog hierin? - Hoe zou jij ouders met een kind met ADHD dat medicatie-gebruik overweegt begeleiden?
Extra opdracht
In de systeemtheorie wordt de focus gelegd op de ontwikkeling van het kind binnen de omgeving waarin het opgroeit. De eigen speelruimte van het individu is klein. Wat zijn jullie ideeën hierover? Kan bijvoorbeeld een kind ‘ontsnappen’ aan de invloed van het gezin waarin het opgroeit? Van welke factoren is het volgens jou afhankelijk of een kind meer of minder aan de invloed van het gezin kan ontsnappen? Denk daarbij zowel aan gezinskenmerken als aan individuele kenmerken. Betrek deze theorie eens op jezelf. Op welke manier is het gezin waarin jij bent opgegroeid bepalend geweest voor hoe je nu bent? Integratie-opdracht en evaluatie 1. Intern of extern? Stap 1: inleiding In deze les zijn twee stromingen besproken. De systeemtheorie benadrukt de invloed van de omgeving op hoe een mens zich ontwikkeld (extern). In de biologische psychologie wordt juist gekeken naar de biologische processen in het lichaam als oorzaak van hoe je als mens bent (intern). Hoe kijken jullie hier tegenaan? Stap 2: debatteren
Studiehandleiding Kind in Ontwikkeling 2015-2016
23
Maak 3 groepen in 3 hoeken van het lokaal. In iedere hoek staat een bordje met ‘inten’ en ‘extern’. Iedere deelnemer bepaalt zijn standpunt en gaat bij het bijbhorende bordje zitten. Nu is de opdracht om de personen met een andere mening jouw kamp in te lokken. Aanwijzingen bij debatteren: - Bepaal eerst goed je standpunt (wie, wat, waar, wanneer) - Ga daarna in op argumenten (waarom, waardoor, hoe) - Formuleer vervolgens tegenargumenten (je zegt dus..., maar stel nu dat...) Stap 3: nabespreking Per groep worden de belangrijkste argumenten voor beide kanten genoteerd en plenair met elkaar besproken. 2. Stromingen in kaart brengen De studenten vormen groepen van 4 studenten. Iedere groep krijgt een leeg schema op A3 formaat (zie bijlage 11). De studenten vullen het schema in. Nabespreking: Over welke onderdelen zijn nog vragen? Waar liggen duidelijke overeenkomsten en verschillen? Met welke stromingen hebben de studenten affiniteit en waarom?
3. Quiz De studenten spelen de quiz en krijgen hiermee een beeld van hoe goed ze zijn voorbereid op het tentamen. De quiz wordt door de docent beschikbaar gesteld. 4. Voorbereiding tentamen: top 5 Volgende week maken de studenten de toets. In deze les wisselen ze met elkaar tips uit over hoe zich voor te bereiden op de toets. Dit doen ze door een top 5 te maken. Bijvoorbeeld: Onderstreep de belangrijkste termen in een hoofdstuk, maak een mindmap. De studenten vormen groepjes van 5 en maken elk hun top 5 tips en schrijven deze op een flap. De flappen worden opgehangen en met elkaar vergeleken. De beste items worden verzameld in een Gouden top 5. Week 4
Toets en evaluatie
In deze lesweek staat de toets centraal. De toets bestaat uit een mix van MC-vragen en open vragen. De open vragen in deze toets kunnen inzicht vragen in de literatuur van deel A. De MC-vragen gaan uitsluitend over de literatuur van deel B.
Studiehandleiding Kind in Ontwikkeling 2015-2016
24
BIJLAGEN BIJ DE VERWERKINGSOPDRACHTEN Bijlage 1 Expertgroep Jullie krijgen heel veel nieuwe informatie te verwerken. Het is daarom belangrijk dat je elke week de hoofdstukken leest die op het programma staan. Er wordt veel zelfstudie gevraagd van jullie. Aan de Expertgroep van de week de taak om te ‘toetsen’ of jullie klasgenoten de belangrijke begrippen ook wel echt begrijpen. Doel De Expertgroep toetst of de klas weet wat de belangrijke begrippen van de week zijn en of ze zijn blijven hangen. Toetsmiddel Hierin mogen jullie creatief zijn. Denk aan een proeftoets, speurtocht, debat, quiz, spelshow, filmpje, casus, hints, verboden woorden, etc. Maak het uitdagend voor jezelf en voor de klas! Criteria Elke week een andere groep; als een student niet aanwezig is en geen bijdrage heeft geleverd aan de presentatie, dan moet de student in overleg met de docent op een andere manier aan de inspanningsverplichting voldoen Minimaal 20 minuten, maximaal 40 minuten. Maar mochten jullie een geweldig idee hebben dat meer tijd gaat kosten, dan is dat in overleg (van tevoren) met de docent die de module geeft ook mogelijk. Minimaal tien begrippen worden behandeld Er wordt afgesloten met een stimulerende stelling en discussie De Expertgroep vult het Begrippenformulier in en deelt deze met de andere studenten, al dan niet op Facebook
Expertgroepen: Schrijf je naam achter het thema dat je interessant lijkt. 1. Groep 1 Baby
2. Groep 2 Jonge kind
3. Groep 3 Adolescent
4. Groep 4 Gesloten vs open
5. Groep 5 Gedrag vs gedachten
6. Groep 6 intern vs extern
Studiehandleiding Kind in Ontwikkeling 2015-2016
25
BEGRIPPENLIJST
Thema Hoofdstukken Begrip
Studiehandleiding Kind in Ontwikkeling 2015-2016
Betekenis
Bron (blz nr)
26
Bijlage 2 Praktijkopdrachten Deel A ‘De ontwikkeling in beeld’ Als pedagoog moet je kunnen beoordelen waar het kind zich bevindt in zijn ontwikkeling. Is hij ‘snel voor zijn leeftijd’, ‘ligt hij op schema’ of ‘loopt hij achter.’ In deel A van de module Kind in Ontwikkeling leer je over de normale ontwikkeling van kinderen tussen de 0 en 23 jaar. We maken daarbij onderscheid tussen drie ontwikkelingsgebieden; lichamelijk, cognitief en sociaal-emotioneel. Je leert over mijlpalen die horen bij de verschillende leeftijdsgebieden. Je leert over verschillende testjes die je kan doen om te zien of een kind zich normaal ontwikkelt, of een afwijkende ontwikkeling heeft. Met deze opdracht breng je je kennis in de praktijk, en breng je de ontwikkeling in beeld! Opdracht Video en factsheet Jullie gaan de ontwikkeling van kinderen in je omgeving in beeld brengen. Per groepje bekijk je de drie ontwikkelingsgebieden bij kinderen in verschillende leeftijdsfasen. Per persoon breng je de ontwikkeling van een kind uit jouw in beeld door middel van een filmpje waarin je laat zien waar een kind zich bevindt in zijn ontwikkeling. Doel Theoretische kennis in de praktijk brengen. Wat is volgens de theorie normaal gedrag en wat zijn de mijlpalen die horen bij de leeftijdsfasen, en wat voor gedrag vertonen kinderen in jullie omgeving? Is dit in lijn met de theorie, of is er een afwijking? En waarom? Om jullie een eind op weg te helpen volgen hier een paar stappen die jullie moeten doorlopen: STAP 1: BRAINSTORM - Groepjes maken van 5/6 studenten. - Brainstorm over welke kinderen jullie kennen uit je omgeving en of zij gefilmd mogen worden - Brainstorm over wie welke ontwikkelingsgebied (lichamelijk, cognitief, sociaal-emotioneel) gaat onderzoeken - Mijlpalen opzoeken en brainstorm over hoe de ontwikkeling van het kind visueel gemaakt kan worden op film.
STAP 2: VOORBEREIDING EN FILMEN - Per persoon één kind filmen - Per groep moeten alle drie de ontwikkelingsgebieden minimaal één keer aan bod komen - Duidelijk moet worden wat de normale ontwikkeling is volgens de theorie (bronvermelding!) en of het kind snel is, op schema is, of achter loopt en waarom - Alle filmpje per groepje moeten in één filmpje aan bod komen, eventueel editen en op YouTube zetten (mag private, zodat verder niemand het ziet) STAP 3: PRESENTATIE - Conclusie. Wat kan je zeggen over de gefilmde kinderen? Wel/niet op schema volgens de theorie? Bespreek het met je groep - Presentatie. filmpjes worden laten zien.
Studiehandleiding Kind in Ontwikkeling 2015-2016
27
STAP 4: FACTSHEET Elke student schrijft een factsheet van maximaal één A4tje waarin staat:
Inleiding: Achtergrondinformatie kind: naam, sekse, leeftijd, in welke groep, intelligentieniveau (zwak, normaal, hoog), bijzonderheden (denk aan stoornissen of belemmeringen of andere zaken die de ontwikkeling zouden kunnen beïnvloeden) Ontwikkelingsmijlpaal: Uitleg welk ontwikkelingsgebied je hebt onderzocht en wat volgens de theorie (bronvermelding!) een normale ontwikkeling is Hypothese: Wat was je verwachting van de ontwikkeling van het kind en waarom? Conclusie: Is je hypothese bevestigd of niet, en waarom? Wat vind je van de theorie, klopt het in de praktijk of niet?
Voorbeelden van mijlpalen o o o
Mijlpaal cognitieve ontwikkeling: objectpermanentie Piaget met een testje waarbij je een speeltje verstopt Mijlpaal lichamelijke ontwikkeling: fijne motoriek, waarbij je gaat kijken hoe goed een kind een figuur kan uitknippen Mijlpaal sociaal-emotionele ontwikkeling: in welke morele fase zit een kind, wat vindt hij goed en fout?
De presentaties en de factsheet worden beoordeeld met een Voldaan of Niet Voldaan. Bij een Niet Voldaan moet de student de opdracht, of een gedeelte ervan, opnieuw uitvoeren. Deze factsheet lever je in op n@tschool
Studiehandleiding Kind in Ontwikkeling 2015-2016
28
Deel B ‘De psychologische analyse van…’ Justin Bieber? Nelson Mandela? Je moeder? Adolf Hitler? Jay-z? Homer Simpson? Elk mens is uniek, want niemand heeft dezelfde ontwikkeling meegemaakt. Ieder mens heeft zijn eigen verhaal, en daarom is elk mens een goed studie-object. Waarom zijn mensen wie ze zijn en waarom doen ze de dingen die ze doen? Mensen kunnen zich extreem goed gedragen, of extreem slecht. Iedereen is bijzonder. In deel B leer je om door verschillende brillen te kijken naar het gedrag van de mens. Met deze opdracht leer je om door verschillende brillen te kijken naar een persoon van jouw keuze. Opdracht Jullie gaan een psychologische analyse maken van een individu. Wie? Dat morgen jullie zelf weten, maar: - Het moet een mens zijn die in jouw ogen bijzonder gedrag heeft vertoond - Het gedrag mag bijzonder goed zijn of bijzonder slecht - Dat mag een bekende persoon zijn, of bekend voor jou - Dat mag een fictief persoon zijn of een bestaand persoon - Dat mag een persoon zijn die leeft, of die dood is Je schrijft een verslag van maximaal 2 bladzijden met daarin: Waarom je hebt gekozen voor deze persoon Een beschrijving van de persoon en het bijzondere gedrag Een korte analyse per psychologische visie. In de laatste les lever je het verslag in, en bespreken we in kleine groepjes wie jullie hebben geanalyseerd. Aan een aantal studenten zal worden gevraagd om hun analyse klassikaal te presenteren. Doel Theoretische kennis toepassen in een psychologische analyse van een individu. Je leert uit te zoeken hoe de zes psychologische stromingen het gedrag van het individu kunnen verklaren. De verslagen worden beoordeeld met een Voldaan of Niet Voldaan. Bij een Niet Voldaan moet de student de opdracht, of een gedeelte ervan, opnieuw uitvoeren. Dit verslag lever je in op n@tschool
Studiehandleiding Kind in Ontwikkeling 2015-2016
29
Bijlage 3 Quiz verdedigingsmechanismen
Mark doet niets aan zijn gewoonte om 3 pakjes sigaretten per dag te roken. Hij beweert dat hij waarschijnlijk eerder doodgaat aan een ongeluk dan aan kanker.
Na nogal frustrerende en oneerlijke kritiek te hebben ontvangen van haar stagebegeleider, begint Sandra een ruzie met haar vriendin tijdens de lunch.
Dave heeft geen herinnering aan zijn zevende klas toneelvoorstelling die gekenmerkt werd door het huilend van het toneel afrennen nadat hij zijn tekst was vergeten.
Jack verklaart zijn slechte cijfer op zijn examen door op te merken dat hij de nacht vóór het examen een lang telefoongesprek van zijn ouders had.
Suzanne, die een paar maanden geleden nog bekend stond als een “feestbeest”, verzoekt de faculteits-voorzitter losbandige studenten te verwijderen van de faculteit.
Johan gebruikt zijn woede over een menings- verschil met een vriend om een record te vestigen in de 100 meter schoolslag.
Na een nogal traumatische dag, waarin zij drie tentamens met een onvoldoende terugkreeg, ging Lisa naar huis, ging opgerold onder een deken liggen en wiegde zichzelf in slaap.
Studiehandleiding Kind in Ontwikkeling 2015-2016
30
Bijlage 4 Freud en dromen Schuilt er werkelijk een diepere betekenis in dromen? Modern hersenonderzoek lijkt Sigmund Freud, honderd jaar na de verschijning van diens ‘Traumdeutung’, alsnog ten dele gelijk te geven. Je moet er maar zin in hebben, slapen in een pet-scanner. Allan Braun, hersenonderzoeker aan het National Institute for Deafness and other Communication Disorders in Bethesda, USA, kreeg een flink aantal proefpersonen zover dat ze zich een nachtje leenden voor zijn onderzoek. Met het hoofd vastgebonden – bewegen mag immers niet, voor de foto – en twee infusen in hun onderarm brachten ze een nachtje in zijn laboratorium door. Braun maakte opnames van de stofwisseling in hun hersenen tijdens hun droom. Als het brein van de proefpersonen het remstadium had bereikt – het stadium waarin de meeste dromen plaatsvinden – kregen ze via één van de infusen een beetje licht radioactief water ingespoten. Negentig seconden later lichtte hun brein op, en gedurende de daarop volgende vier minuten konden de onderzoekers hun plaatjes maken van de gebieden die het meest actief waren tijdens het dromen. Het onderzoek leverde verschillende verrassende resultaten op. Zo bleek onder meer dat het korte-termijngeheugen niet actief is tijdens het dromen. Vandaar dat merkwaardige opeenvolgingen van gebeurtenissen in een droom ook zomaar ‘kunnen’: een sigaar kan heel goed in een locomotief veranderen als je je niet herinnert dat die locomotief eerst een sigaar was. En wellicht dat je door dit geheugenverlies dromen ook zo slecht kunt onthouden. Ook de primaire visuele cortex, een hersengebiedje achter in het brein dat de binnenkomende impulsen uit de ogen registreert, blijkt niet mee te doen tijdens het dromen. Niet verwonderlijk natuurlijk, want met gesloten ogen is er weinig te zien. De plaats waar beelden verwerkt worden en in een context worden geplaatst – de secundaire visuele cortex – blijkt tijdens het dromen echter zeer actief. En hier, speculeert Braun, zien we de verbeeldingsmachine aan het werk: je ‘ziet’ van alles, zonder je ogen te gebruiken. Het meest interessante resultaat uit het onderzoek van Allan Braun is dat de voorhoofdshersenen tijdens het dromen niet actief zijn. Dit gebied speelt een belangrijke rol bij planning, zelfreflectie en impulscontrole. Overdag houdt deze prefrontale cortex ons als het ware in het gareel, maar ’s nachts lijken alle remmen dus los te gaan. Bovendien blijken dieper gelegen structuren die betrekking hebben op emotie en motivatie – het limbisch systeem – juist buitengewoon actief. Wensen, behoeftes en verlangens zouden zo, ongehinderd door de doorgaans zo strak in het pak zittende voorhoofdshersenen, tijdens onze nachtelijke droomuitstapjes, alsnog hun uitweg kunnen vinden. Heeft Freud dus misschien toch een beetje gelijk, met zijn uitspraak dat dromen onze diepste verlangens representeren? Braun, droogjes: “Ons onderzoek is er in elk geval niet mee in tegenspraak.”
Studiehandleiding Kind in Ontwikkeling 2015-2016
31
In de Noorderlicht-aflevering over dromen die hiernaast in Real Video is te bekijken, komt naast Braun ook John Allan Hobson aan het woord, hoogleraar psychiatrie aan de Harvard Medical School. Volgens Hobson kunnen we van dromen veel leren over geestesziektes zoals schizofrenie en psychoses. Want een psychose, dat is eigenlijk dromen met open ogen, meent Hobson. De overeenkomsten zijn immers duidelijk: in beide gevallen treden desoriëntatie, hallucinaties, en vervorming van de werkelijkheid op. Zie je een vliegende knakworst in je droom, dan heb je gewoon een droom. Zie je hem overdag, met open ogen, dan is er duidelijk iets met je mis. Hobson probeert vooral de chemie van het dromen te ontrafelen. Dierexperimenten hebben uitgewezen dat tijdens de droom twee belangrijke boodschappermoleculen in de hersenen, serotonine en norepinefrine, grotendeels afwezig zijn: de productie van deze neurotransmitters ligt tijdens de remslaap – de droomfase - volledig stil. Een derde neurotransmitter, acetylcholine, wordt tijdens de droom juist in sterk verhoogde mate aangemaakt. De hersenen baden als het waren in acetylcholine, volgens Hobson te vergelijken met een gecontroleerde epileptische aanval. Een klein groepje zenuwcellen diep in de hersenstam is verantwoordelijk voor deze acetylcholine-vloedgolf; als een soort knipschakelaar brengen ze het brein ermee in dromenland. In het gezonde brein herhaalt deze chemische hersenspoeling zich ongeveer elke negentig minuten. Fases van rem- en niet-remslaap wisselen elkaar met die frequentie af. Maar wat zou er gebeuren als de acetylcholine-schakelaar in de hersenstam bij klaarlichte dag om zou klappen? Hobson vermoedt dat een dergelijk mechanisme weleens ten grondslag zou kunnen liggen aan psychiatrische ziektebeelden als schizofrenie. Allan Hobson schreef een aantal boeken over dromen. The Dreaming Brain verscheen in 1989 bij BasicBooks; in 2001 verscheen zijn meest recente The Dream Drugstore, bij MIT Press. http://www.wetenschap24.nl/nieuws/artikelen/2004/januari/freud-in-de-pet-scan.html
Studiehandleiding Kind in Ontwikkeling 2015-2016
32
Bijlage 5 Casus humanistische psychologie Gezinssamenstelling Moeder: Erna Soebatri (43 jaar), parttime werkzaam bij Thuiszorg Vader: Ramon Aboni (47 jaar), twee jaar geleden overleden Dochter: Maaike (5 jaar) Voorgeschiedenis Ramon is van Surinaams-Creoolse afkomst en Erna is een Surinaams-hindoestaanse. Ramon is tien jaar geleden voor de tweede keer getrouwd, nu met Erna. Uit zijn eerste huwelijk heeft Ramon twee kinderen, nu18 en 19 jaar, wonend bij zijn eerste vrouw. Ze hebben alle contact met Ramon verbroken. Uit de relatie met Erna is Maaike geboren. Vanaf de geboorte zijn er grote zorgen rond Maaike, zij blijft overduidelijk achter in haar ontwikkeling. Uit onderzoek is naar voren gekomen dat Maaike een IQ heeft van rond de 50. Erna is zeer gericht op Maaike en stimuleert haar om bezig te zijn met de dingen die zij kan. Sinds een jaar krijgt Maaike bezoek van een medewerker ‘spel aan huis’. Maaike heeft veel moeite om contact te leggen met de medewerker. Erna wil daarom in dezelfde ruimte blijven als de spelleidster met Maaike speelt. Ook Maaike wil bij haar moeder blijven nu haar vader er niet meer is. De spelleidster heeft veel last van de aanwezigheid van Erna. Alle activiteiten die zij met Maaike wil doen om haar uit te dagen worden door Erna bekritiseerd. Erna wil dat zij alleen dingen met Maaike onderneemt die ze al kan. Sinds het overlijden van vader Ramon valt de zorg voor Maaike Erna erg zwaar. De spelleidster heeft haar aangeraden om Maaike overdag op een kinderdagcentrum te plaatsen. Zij wil daar echter niets van weten omdat zij denkt dat Maaike daar niet gelukkig van zal worden. Maaike kan immers niet zonder de aanwezigheid van haar moeder. Vragen: Welke behoeften uit de behoeftehiërarchie van Maslow worden in het geval van Maaike wel bevredigd, en welke niet? Hoe kun je Maaike en haar moeder helpen ervoor te zorgen dat Maaike de hoogst mogelijke trede van de behoeftehiërarchie bereikt? In hoeverre zal Maaike toekomen aan ‘hogere’ behoeften?
Studiehandleiding Kind in Ontwikkeling 2015-2016
33
Bijlage 6 Freud vs Rogers The Difference Between Freud's & Rogers' Personality Theories By Michel Charles, eHow Contributor Personality is what defines a person through his expression of emotions, relationship building and his patterns of behavior. Two theories on the formation of personalities were developed by neurologist Sigmund Freud and psychologist Carl Rogers. Freud and Rogers worked in psychotherapy, the area of therapy that focuses on fostering a positive mental well-being. Rogers is recognized for his approach to therapy, where the client has a more direct role in therapy and the therapist takes the backseat, and Freud is best known for his work on the unconscious mind. 1. What Makes the Human Personality? Sigmund Freud opined that human behavior can be understood by studying the past experiences of a person -- especially the childhood -- and how the person perceived these circumstances at various developmental stages of his life. This is also known as psychoanalytic theory of personality. On the other hand, Carl R. Rogers stated that human behavior can be understood exclusively by studying how the person perceives himself internally. This is known as humanistic personality theory. 2. What Defines Human Nature? Freud's theory says that if it was socially acceptable, people would basically lead selfish, violent and incestuous lives. They would completely and blindly pursue pleasure and attain it at any cost. This is because according to Freud, human nature is basically driven by sexual instincts. Rogers' theory, while agreeing that human nature has a tendency toward aggressiveness and violence, says that human nature is driven by the inherent desire for positive selfactualization, such as positive reinforcement and appreciation from society. 3. What Influences Human Behavior? Freud's theory maintains that humans are driven by their unconscious minds, and therefore they are basically irrational and alogical. This theory says that human behavior is the result of unconscious instincts that are uncontrollable; their manifestation results in day-to-day behavior of a human being. The behavior is controlled by the norms of the society. Rogers' theory says that human behavior is controlled by rationality and reason. The behavior is controlled by the need for actualization; when it is stopped by psychosocial conditions, it converts into destructive and antisocial behavior. 4. What is the Unconscious? Freud's theory says that humans are driven by the unconscious mind, where thoughts, memories and ideas are hidden from someone's immediate attention. People do not realize that they have these drives; instead, it is manifested through personalities. This is, according to Freud, the root of all behavior, feelings, reactions and perceptions. The unconscious moves beyond cognitive awareness and is the basis of all personality traits. Rogers' theory says that the unconscious mind is not part of the personality, let alone the basis. Rather, it is only a part of the process. The unconscious, according to Rogers, is what the mind construes as perception, and not the main driver of human behavior. http://www.ehow.com/print/info_8600988_difference-freuds-rogers-personalitytheories.html
Studiehandleiding Kind in Ontwikkeling 2015-2016
34
Bijlage 7: Beloningssysteem Casus Stel dat je als pedagoog met de volgende hulpvraag te maken krijgt. Je krijgt bezoek van een ouderpaar dat sinds een jaar gescheiden is. Zij wonen beiden in dezelfde grote stad en hebben twee kinderen: een dochtertje van tien en een zoontje van acht. Samen voeden zij hun kinderen als co-ouders op. Ze hebben goede afspraken over de taakverdelingen. De kinderen wonen om de beurt enkele dagen bij hun moeder of vader. Hun hulpvraag is gericht op hun zoontje Roger. Met de dochter Sandra gaat alles goed. Al voor de scheiding was Roger een druk kind. Hij was moeilijk te sturen in zijn gedrag. De ouders dachten dat dit mede kwam door de spanning rond de echtscheiding, maar ook na de scheiding bleef dit problematische gedrag bestaan en is zelfs in frequentie en intensiteit toegenomen. Roger zoekt de grenzen van zijn gedrag op. Hij kijkt tot hoever hij kan gaan. Vooral moeder heeft het hier moeilijk mee, maar ook vader geeft aan dat hij soms ‘spuugzat wordt van het irritante gedrag’. De ouders geven aan dat ze het doorgaans met elkaar eens zijn hoe ze met dit gedrag van hun zoon moeten omgaan, maar dat Roger probeert hen tegen elkaar uit te spelen. Als vader of moeder iets verbiedt zegt hij geregeld dat dit gedrag bij de ander wel geoorloofd is. De conflicten met Roger gaan over van alles: zijn bedtijd, het gedrag aan de eettafel, hoe lang hij tv mag kijken, hoe lang hij met een computerspelletje mag spelen, zijn gedrag als hij samen met een van de ouders op straat loopt et cetera. Het moeilijke gedrag van Roger illustreren we aan de hand van twee voorbeelden. • De ouders wonen in een drukke stad. Voor beiden zijn zowel de basisschool van Roger als de winkels waar de boodschappen worden gedaan op loopafstand. Maar het zijn wel drukke straten met gevaarlijke oversteekpunten. Op straat wil Roger zijn ouders meestal geen hand geven. Hij mag van hen ‘vrij’ lopen, maar moet wel dicht bij hen blijven. Het komt geregeld voor dat ze hem beetpakken omdat hij op een gevaarlijke plek niet luistert naar hun aanwijzingen. Op het verzoek om op de stoep te lopen, gaat Roger vaak op de stoeprand lopen, met al het gevaar van dien. Als zijn vader of moeder hem daarop aanspreekt, is zijn antwoord: ‘Maar ik loop toch op de stoep?’. • Bij het naar bed gaan spelen soortgelijke kleine conflicten. Hij kan bijvoorbeeld tergend langzaam zijn pyjama aantrekken. Als zijn vader of moeder hem maant op te schieten zegt hij: ‘Maar ik ben toch bezig? Opdracht Uit het gesprek met de ouders blijkt dat zij erg gemotiveerd zijn te leren adequater met het gedrag van Roger om te gaan en blijkt dat zijn gedrag vooralsnog hanteerbaar lijkt. Je stelt voor om te werken met een beloningssysteem. Ontwerp de uitgangspunten van zo’n beloningssysteem: Waarmee moet allemaal rekening gehouden worden? Wat wil je aan de ouders voorstellen om mee te beginnen? Wat wil je allemaal van hen en/of Roger weten? Welke afspraken moeten gemaakt worden? Enzovoorts.
Studiehandleiding Kind in Ontwikkeling 2015-2016
35
Bijlage 8: Gedragsanalyse Casus Piet is een 50-jarige ernstig verstandelijk gehandicapte bewoner die in een instelling woont waar verschillende afdelingen zijn en waar veel centrale activiteiten worden georganiseerd. Piet komt niet uit eigen beweging van zijn afdeling en gaat evenmin naar creatieve of recreatieve activiteiten die elders in de instelling in groepsverband georganiseerd worden. Wanneer dit gedrag wel van hem verlangd wordt, reageert hij met heftig protest: gooien met objecten, op de grond gaan liggen, zijn ontlasting laten lopen en agressief gedrag tegenover zijn medebewoners. Gegevens over Piet zijn schaars; hij heeft het grootste gedeelte van zijn leven thuis bij zijn ouders gewoond. Over deze periode is bij het personeel weinig meer bekend dan dat hij daar vermoedelijk zeer is verwend. Uit medische bron zijn evenmin relevante gegevens te vinden. Er is geen enkele aanwijzing dat Piet over verbaal gedrag beschikt. Een periode van observatie voorafgaande aan de eigenlijke modificatieprocedure (dat is het veranderen van het gedrag door middel van operante conditioneringstechnieken) toont dat Piet een vrijwel vaste dagelijkse routine heeft, die bestaat uit het dwalen over de afdeling, afgewisseld met korte rustpauzes. Tijdens deze rustperioden zit hij meestal aan tafel bij twee blinde medebewoners, die hij op onregelmatige tijden aanvalt door zijn voorhoofd met grote kracht op de schedel van een van hen te laten neerkomen, of in de nek te bijten of in de ogen te krabben. Ook slaat hij geregeld zijn hoofd krachtig tegen een van de ramen of glazen afscheidingen op de afdelingsruimte. Dit heeft grote onrust tot gevolg. Nadat Piet aangevallen heeft, komt steeds een lid van het team aansnellen. Deze straft Piet door hem hardhandig van de tafel weg te halen en hem boos toe te spreken. Bij de gemeenschappelijke maaltijden wordt hij geholpen bij het eten van voedsel waar bestek bij nodig is; als er door het personeel bij hem op wordt aangedrongen dit zelf te proberen, schuift hij steeds weer het bord met inhoud van de tafel. Aan de hand van de observatie kan een gemeenschappelijk aspect in zijn ongewenste gedrag worden vastgesteld: Het gedrag van Piet wordt stelselmatig gevolgd door intense aandacht van het personeel, in een zeer persoonlijke vorm, zoals die hem buiten de ‘incidenten’ niet ten deel valt. Zolang hij namelijk ‘gewoon’ doet, dat wil zeggen ‘niet lastig is’, is er voor het personeel zelden een aanleiding zich met hem bezig te houden. Opdracht Maak een gedragsanalyse van bovenstaande casus en zet het gedrag van bewoner Piet in een S-R-C-schema. Wat voor stimuli lokken zijn gedrag uit? Wat is het gedrag en welke consequenties volgen erop? Geef bij de consequenties aan wat voor een soort het volgens jou is (bijvoorbeeld positieve beloning, negatieve straf et cetera). Het handigste bij een gedragsanalyse is het starten met de omschrijving van het gedrag, dus met de R. Maak ook een gedragsanalyse van het verplegend personeel in bovenstaande casus. Je maakt dus uiteindelijk een analyse van het ritssluitingseffect.
Studiehandleiding Kind in Ontwikkeling 2015-2016
36
Bijlage 9: Mindmappen, een slimme aanpak
Wil jij actiever studeren met meer overzicht? Dan is mindmappen wat voor jou.
Mindmappen is een visuele techniek om je gedachten en informatie te structuren en te organiseren. Door het gebruik van kleuren, afbeeldingen, lijnen en sleutelwoorden kun je informatie beter onthouden. Daarnaast kun je makkelijker onderscheid maken tussen de hoofd- en bijzaken van de stof, bespaart het je tijd omdat je alleen sleutelwoorden noteert en is het vooral leuk om op deze manier met de stof te werken. Uiteraard heb ik voor het maken van deze tekst ook eerst een mindmap gemaakt:
Basisregels van het mindmappen!
Het onderwerp van je mindmap zet je in het midden van je papier vergezeld van een plaatje. Dit plaatje helpt je om de informatie makkelijker te herinneren. Het onderwerp is het centrale idee en is vergelijkbaar met de titel van een boek.
Hoofd- en subtakken. Bij een mindmap wordt alle informatie op hoofdtakken of zijtakken geschreven. De hoofdtakken sluiten direct aan op het centrale idee en bevatten de hoofdthema’s van een mindmap. De hoofdtakken zijn vergelijkbaar met de hoofdstukken van een boek. Subtakken bevatten de onder- en detailinformatie
Studiehandleiding Kind in Ontwikkeling 2015-2016
37
van de mindmap. Let op wanneer een tak een subtak maakt, dan sluit deze op de achterkant van de tak aan (zie afbeelding).
Sleutelwoorden in plaats van zinnen.
Dit is een belangrijk verschil met traditionele aantekeningen waarbij vaak hele zinnen worden gebruikt. Wist je dat je brein helemaal niet denkt in termen van zinnen? Weet jij nog één zin te herinneren uit een boek dat je onlangs hebt gelezen? Een sleutelwoord is een speciaal gekozen woord dat dient als een uniek referentiepunt voor wat je wilt onthouden. Een sleutelwoord wordt nog krachtiger als ze worden vervangen of vergezeld worden door sleutelafbeeldingen. Op deze manier worden beide hersenhelften gestimuleerd waardoor het makkelijker is om de informatie te onthouden. Zo is de linkerhelft vooral bezig met het verwerken van logische, rationele, analytische en lineaire informatie terwijl de rechterhersenhelft vooral werkt met beelden, kleuren, fantasie, ruimtelijk inzicht en intuïtie.
Visuele elementen. Het mindmappen werkt met de volgende grafische elementen: Kleuren: Elke hoofdtak en de subtakken die daaraan hangen worden in één kleur getekend. Dit is effectief bij het voor een snel visueel onderscheid tussen de thema’s. Gebruik minimaal drie kleuren in je mindmap (zie afbeelding). Symbolen: Een symbool kun je toevoegen ter verduidelijking van een sleutelwoord of je kunt het symbool op een eigen tak plaatsen. Vaak gebruikte symbolen zijn = voordelen, =nadelen, ↑ = neemt toe of ↓= neemt af, ◘ = bron. Door de visuele vorm vallen de symbolen sneller op ten opzichte van de geschreven tekst. Ook voegen ze extra betekenis toe. Afbeeldingen: Eén beeld zegt meer dan duizend woorden. Clichés zijn vaak raak.
Kaders:Takken die je extra belangrijk vindt kun je met gebruik van kaders of wolken
Studiehandleiding Kind in Ontwikkeling 2015-2016
38
accentueren. Pijlen: Bij het maken van een mindmap kan het voorkomen dat op verschillende takken, rondom het centrale idee, dezelfde informatie staat geschreven. Dit is helemaal niet erg. Het wordt aangeraden om deze takken met behulp van pijlen met elkaar te verbinden. Dit geeft juist nieuwe inzichten en laat visueel zien welke onderwerpen met elkaar te maken hebben. http://studietips.weblog.leidenuniv.nl/2013/02/14/mindmappen-een-slimme-aanpa/
Studiehandleiding Kind in Ontwikkeling 2015-2016
39
Bijlage 10 Werkbladen VRIENDEN-programma
Studiehandleiding Kind in Ontwikkeling 2015-2016
40
Studiehandleiding Kind in Ontwikkeling 2015-2016
41
Bijlage 11 Overzicht stromingen Systeem Psychoanalys e
Behaviorisme
Cognitieve
Humanistisch
gerichte
Biologische
psychologie
e psychologie
benaderingen
psychologie
Kern van de stroming:
Mensbeeld
Bio- PsychoSociaal Model
Aangeboren of aangeleerd
Rol hulpverlening
Visie op stoornis
Studiehandleiding Kind in Ontwikkeling 2015-2016
42
Nieuwe ontwikkeling
Toepassing in de praktijk
Gedrag bepaald door
Studiehandleiding Kind in Ontwikkeling 2015-2016
43