Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen College of Child Development and Education Graduate School of Child Development and Education Nieuwe Prinsengracht 130 1018 VZ Amsterdam
[email protected]
Studiehandleiding Sociale Pedagogiek – Kinderen in Context (B1806) Bachelorjaar Cursusjaar: 2012/2013 Semester:2e semester
Coördinator/contactdocent: Dr. Elly Singer Uitvoerende docenten: Dr. Elly Singer en Dr. Ernst Mulder Gastdocenten Prof. Dr. Wiel Veugelers, MSc Kirti Zeijmans en Drs. Adimka Uzozie
Amsterdam, maart 2013 1
1. Deelname aan het onderwijs en tentamen Standaard invoegen: Deelname onderwijs/tentamen Om deel te kunnen nemen aan het onderwijs en/of eerste afsluitingsgelegenheid (tentamen) in deze module moet je je binnen de voorgeschreven periode aanmelden conform de door de onderwijsbureau voorgeschreven procedure. Bij niet-tijdige aanmelding en/of onjuiste inschrijving kan deelname aan het onderwijs/tentamen op praktische gronden worden geweigerd. Zie voor de aanmeldingsprocedure en controle eventuele roosterwijzigingen www.student.uva.nl/pw of /owk. Roosterwijzigingen worden ook op blackboard geplaatst bij mededelingen. Deelname herkansing Als je wilt deelnemen aan de herkansing dien je je minimaal 8 dagen voor de herkansing aan te melden via Student Self Service (SIS). Aanmelden kan nadat de uitslagen van de eerste afsluitingsgelegenheid bekend zijn gemaakt. Indien de aanmelding niet of niet tijdig heeft plaatsgevonden, kan deelname aan de herkansing op praktische gronden worden geweigerd, of kan het werk niet worden nagekeken en/of beoordeeld.
2. Inleiding
Introductie module
Kinderen en jongeren groeien op in vele sociale verbanden, zoals gezin, school, buurt, straat, voetbalclub en vriendschappen. Tegelijk maken zij ook deel uit van grotere sociale netwerken, zoals cultuuren taalgemeenschap, sociale klasse, streek, natie en werelddeel. Al deze sociale systemen beïnvloeden de manier waarop kinderen en jongeren opgroeien, soms in dezelfde richting en soms tegengesteld. Kinderen en jongeren op hun beurt oefenen ook weer invloed uit op de sociale verbanden waarvan ze deel uitmaken. In deze module worden manieren behandeld waarop wetenschappers deze sociale contexten en hun onderlinge verhouding bestuderen en hoe zij de vraag beantwoorden hoe deze verband houden met de ontwikkeling van kinderen en jongeren.
Doel en plaats van de module in het studieprogramma
De module Sociale Pedagogiek is een verplicht studieonderdeel. De behandelde onderwerpen en thema's worden in het vervolg van de studie bekend verondersteld. In de module Sociale Pedagogiek wordt een beroep gedaan op vaardigheden die in de module Academische Vaardigheden zijn geoefend. Dit betreft vooral vaardigheden in analyse en redenering.
Doelgroep en voor welke categorie studenten de module ook relevant zou kunnen zijn
De module is primair bedoeld voor propedeusestudenten Onderwijskunde en Pedagogiek.
Relevantie van de module met betrekking tot de beroeps- en wetenschapsbeoefening.
De module draagt – als één van de onderdelen uit de propedeuse – bij aan de vorming van pedagogische kennis. De studenten krijgen een eerste kennismaking met belangrijke onderwerpen uit het pedagogische veld. De studenten oefenen daarnaast academische vaardigheden die in de latere studie en beroepsuitoefening relevant zijn.
2
3. Voorkennis en aansluiting met andere modulen •
sociale en communicatieve vaardigheden, nodig om adequaat in subgroepen te kunnen functioneren
•
lees- en schrijfvaardigheden, zoals verwacht mag worden op universitair niveau
De module is onderdeel van de propedeuse en bereidt voor op de verdere studie.
4. Leerdoelen Zo concreet mogelijk aangeven wat de student aan het eind van de module heeft geleerd (leerdoelen) in termen van de zogenaamde Dublindescriptoren (bijlage 1): Kennis en inzicht - Kennis van en inzicht in de sociale contexten waarin kinderen en jongeren opgroeien. Hierbij wordt aandacht besteed aan diversiteit in gezinssamenstelling, culturele achtergronden, financiële situatie, sociaal-politieke situatie. (PW: 2,4; OWK: 2) - Kennis van en inzicht in de wijze waarop deze sociale verbanden hun ontwikkeling kunnen beinvloeden en van de wijze waarop zij hun omgeving kunnen beïnvloeden Hierbij wordt zowel aandacht besteed aan de rol van diverse volwassenen (ouders, familie, professionele opvoeders), media en kinderen en jongeren (broers en zussen, vrienden, leeftijdsgenoten). (PW: 2,4; OWK: 3,5) - Kennis van en inzicht in de samenhang van (veranderingen in) sociale structuren en de opvoedings- en onderwijsarrangementen die er deel van uitmaken. (PW: 3,4; OWK: 2,5) - Kennis en inzicht van diverse perspectieven van waaruit onderzoek kan worden gedaan en diverse onderzoeksmethodes.(PW: 1,6; OWK: 4,6,7).
-
Toepassen kennis en inzicht Kennis van en inzicht in de invloed van sociale contexten op ontwikkeling en opvoeding van kinderen en jongeren geeft de noodzakelijke bouwstenen voor de masteropleiding Pedagogische Wetenschappen en Onderwijskunde (PW: 8; OWK: 10).
Oordeelsvorming - Vaardigheden om diverse perspectieven van waaruit onderzoek kan worden gedaan te onderscheiden en voor- en nadelen van diverse onderzoeksmethodes te onderkennen.(PW: 12,13; OWK: 11,15). - Ontwikkelen van een analytische benadering bij het benaderen van sociaal pedagogische verschijnselen (PW: 9,10,12; OWK: 11,13,15)
Communicatie - Ontwikkelen van het vermogen om mondeling en schriftelijk te rapporteren over wetenschappelijke vraagstellingen (PW: 17,20; OWK: 16) - Gebruiken en toepassen van verschillende informatiedragers (PW: 20; OWK: 15,16)
Leervaardigheden - Ontwikkelen van een analytische benadering bij het benaderen van sociaal pedagogische verschijnselen (PW: 9,10,12; OWK: 11,13,15) - Ontwikkelen van een wetenschappelijke houding die tot uitdrukking komt in een kritische houding ten opzichte van gepresenteerde kennis (PW: 15,16; OWK: 15).
3
5. Inhoud Deze module biedt studenten inzicht in de manier waarop sociologen, sociaal psychologen en pedagogen kijken naar de context waarbinnen de opvoeding en ontwikkeling van kinderen en jongeren plaats vindt. Er is aandacht voor vergelijking en verandering in het leven van kinderen in Amerika, Nederland en andere landen van de wereld. De rode draad van deze collegeserie bestaat uit deze drie componenten die de mogelijkheid bieden analyses te maken van de patronen in het sociale leven van kinderen. Analyses aan de hand van: de sociale omgeving waarin kinderen zich bevinden; vergelijkingen tussen kinderen en de kindertijd in verschillende groepen en maatschappijen en tenslotte verandering: zowel transities die plaatsvinden tijdens het kind-zijn alsook historische veranderingen van de kindertijd. Aan bod komen onder andere: verschillende sociologische benaderingen; verschillende onderzoeksmethoden voor het bestuderen van kinderen/jeugd en de daarmee samenhangende dilemma’s; demografische ontwikkelingen en de impact hiervan op het welbevinden van kinderen; het socialisatieproces en de betekenis van de gezinssituatie, school en leeftijdgenoten hierbij en tenslotte de betekenis van de verschillende sociale klassen en sekseverschillen op de ontwikkeling van kinderen. Studenten worden uitgedaagd een visie te ontwikkelen op de invloed van sociologische structuren en patronen op de ontwikkeling van kinderen en de wijze waarop kinderen hun omgeving beïnvloeden.
6. Literatuur
Verplichte tentamenliteratuur: Boocock, S.S., Scott, K.A. (2005). Kids in context. The sociological study of children and childhoods. Lanham, MD: Rowman & Littlefield. (Hoofdstuk 1 t/m 11 worden behandeld). Aanvullende verplichte literatuur (zie Rooster)
7. Onderwijsvormen Hoorcollege en, werkgroepen Bij deze module worden hoorcolleges gegeven en nemen studenten verplicht deel aan bijbehorende practicumgroepen. In deze practicumgroepen worden academische vaardigheden geleerd en geoefend door opdrachten te maken die gekoppeld zijn aan één van de twee modulen die tegelijkertijd worden gegeven. Verder wordt aan de hand van inhoudelijke opdrachten de stof van de module verwerkt. De werkgroepen bestaan uit ongeveer 20 studenten en worden begeleid door een docent. Deze docent begeleidt dezelfde groep gedurende een heel semester, bij de verschillende modulen tijdens dat semester. De werkgroepdocent leert vaardigheden aan, begeleidt studenten bij het maken van de opdrachten en beoordeelt de gemaakte opdrachten. Hij of zij is ook een eerste aanspreekpunt voor vragen over de studie. Daarnaast zijn de studieadviseurs er voor vragen over planning, studievoortgang of problemen die de studievoortgang beïnvloeden.
4
8. Rooster hoorcolleges Maandag 11.00- 13.00 in JWS zaal 2 Woensdag 9.00-11.00 in JWS zaal 2 College 1: woensdag 3 april 9.00- 11.00 Dhr. Dr. Ernst Mulder: Theoretische benaderingen Hoofdstuk 1 & 2 Kids in context In dit eerste college worden n.a.v. hoofdstuk 1 en 2 van het boek 'Kids in context' ingegaan op de vraag: hoe kunnen we kijken naar kinderen, vanuit welke theoretische perspectieven kun je 'childhoods' bestuderen? Aan de hand van casussen werken we deze ideeën concreet uit. Aan het einde van het eerste college is duidelijk welke wetenschappelijke theorieën we verlaten hebben (en waarom) en welke theorieën veelbelovender lijken als we de wereld(en) van kinderen willen verkennen. Verder komen in dit openingscollege praktische zaken aan bod en wordt een overzicht gegeven van de module. Aanvullende verplichte literatuur
-
Mayall, B. (2001). The sociology of childhood in relation to children’s rights. The International Journal of Children’s Rights,8, 243–259. Daalen, R. van. (2010). Children and Childhood in Dutch Society and Dutch Sociology. Current Sociology, 58(2), 351–368.
College 2: maandag 8 april 11.00 – 13.00 uur Dhr. Dr. Ernst Mulder: Methoden van onderzoek naar kinderen en ouders in sociale contexten In de wetenschappen waarin kinderen en jongeren worden bestudeerd, gebruiken wetenschappers uiteenlopende manieren (of: methoden) om hun onderwerp te onderzoeken. Vaak worden deze verdeeld in kwantitatieve en kwalitatieve methoden. In dit college komen de verschillen tussen beide groepen methoden aan bod, zullen de meest gebruikte soorten kwalitatieve methoden worden besproken en zal de vraag aan de orde hoe geschikte methoden kunnen worden gekozen. In het college en in de aanvullende literatuur worden enkele voorbeelden gegeven van bovenstaande kwesties.
Aanvullende verplichte literatuur
-
Hunleth, J. (2011). Beyond on or with: Questioning power dynamics and knowledge production in ‘child-oriented’ research methodology. Childhood, 18(1), 81–93.
College 3: woensdag 10 april 9.00 – 11.00 uur Dhr. Prof. Dr. Wiel Veugelers: Jongeren en ‘burgerschap’ Hoofdstuk 8 Kids in Context Iedere jongere ontwikkelt een eigen identiteit. Via opvoeding en onderwijs wordt geprobeerd deze ontwikkeling te beïnvloeden. Tegenwoordig wordt dit burgerschapsvorming genoemd. Hoe is die verhouding tussen burgerschapsvorming, met name via het onderwijs, en de persoonlijke identiteitsontwikkeling van jongeren? Prof. Dr. Wiel Veugelers is hoogleraar educatie aan de Universiteit voor Humanistiek in Utrecht en onderzoeker bij het Instituut voor de Lerarenopleiding van de Universiteit van Amsterdam. Aanvullende verplichte literatuur: - Veugelers, W. (2007). Creating Critical Democratic Citizenship Education: Empowering Humanity and Democracy in Dutch Education. Compare, 37, 1, 105-119. College 4: maandag 15 april 11.00 – 13.00 uur Dr. Elly Singer: Gezinnen en baby’s in verschillende culturen Baby’s lijken puur natuur. Maar vanaf het allereerste begin, vanaf de conceptie, spelen culturele invloeden een rol. Baby’s zijn heel erg knap in het oppikken van signalen die relevant zijn voor de 5
cultuur waarin ze opgroeien. In relatie met hun ouders en andere volwassenen en kinderen ontwikkelen ze zich. Doordat bij mensen de hersenen na de geboorte een enorme ontwikkeling doormaken, wordt aanpassing en ingroeien in verschillende culturen mogelijk. Tijdens het college wordt een video getoond van de manieren waarop baby’s in 4 verschillende culturen opgroeien: Namibië, Mongolië, Japan en Verenigde Staten.
Verplichte aanvullende literatuur: - Göncü, A, Mistry, J. & Mosier, C. (2000). Cultural variations in the play of toddlers. Interna-
tional Journal of Behavioral Development, 24; 321-329. Rogoff, B., Paradise, R., Arauz, R.M., Correa-Chávez, M., & Angelillo, C. (2003). Firsthand learning through intent participation. Annual Review of Psychology, 54, 175-203.
College 5: woensdag 17 april 9.00 – 11.00 Mw. Drs. Elly Singer: (Jonge) kinderen en jongeren in groepen Hoofdstuk 6 en 7 Kids in Context In de opvoedkunde heeft traditioneel de rol en invloed van de ouder op het kind centraal gestaan. Maar onderzoek naar het gedrag van kinderen in groepen toont aan dat kinderen een eigen wereld maken relatief onafhankelijk van hun ouders, leerkrachten of pedagogisch medewerkers. Dit college gaat over leerervaringen van kinderen van 0-14 jaar binnen kindergroepen door: vriendschap, conflicten, populariteit, binnen- en buitensluiten, pesten, verzet tegen volwassenen. Welke rol en middelen hebben ouders, pedagogisch medewerkers en leerkrachten om de relaties van kinderen onderling te beïnvloeden? Wat is de relatieve invloed van kinderen op elkaar en wat is de relatieve invloed van ouders en andere opvoeders op kinderen? Aanvullende verplichte literatuur - Singer, E., & Haan, D. de (2007). Social life of Young children. Coconstruction of shared meanings and togetherness, humor, and conflicts in child care centers. In In B. Spodek & O. N. Saracho (Eds.), Contemporary Perspectives on Research in Early Childhood Social learning (pp. 309-332). Charlotte NC: Information Age Publishers. (zie Blackboard voor pdf-file) - Singer, E., Hoogdalem, A. van, Haan, van D., & Bekkema, N. (2012). Day care experiences and the development of conflict strategies in young children. Early Child Development and Care, 182, 1661–1672 Dinsdag 23 april 12.00 – 15.00 9.00 – 12.00: DEELTENTAMEN 1 IWO 4.04A (blauw) College 6: woensdag 24 april 9.00-11.00 Mw. Dr. Elly Singer: Plaats van werk en spelen in de opvoeding van (jonge) kinderen Hoofdstuk 5, 7 en 10 Kids in Context Verlichte pedagogen sinds de 18e eeuw hebben de nadruk gelegd op het belang van spelen in de ontwikkeling van kinderen: spelen = leren. Maar dit is voor veel ouders uit verschillende bevolkingsgroepen – met name met een niet-Westerse achtergrond - niet vanzelfsprekend. In sommige culturen is spelen van kinderen vermaak, en moeten kinderen al jong helpen in het huishouden en bij de activiteiten van volwassenen. Veel volwassenen vinden spelen iets van kinderen, en vinden het niet hun taak om mee te spelen. Onder invloed van toenemende druk op cognitief presteren en een kindonvriendelijke omgeving krijgen kinderen ook in Westerse culturen steeds minder ruimte en tijd om te spelen. In dit college wordt ingegaan op de maatschappelijke achtergronden van de opkomst van en veranderingen binnen de spelpedagogiek. Hoe leren kinderen in verschillende culturen? Welke rol spelen rurale en urbane omgevingen?
-
Nicolopoulou, A. (2010). The alarming disappearance of play from early childhood educa6
tion. Human Development, 53, 1-4. Singer, E. (2005). The liberation of the child: a recurrent theme in the history of education in western societies. Early Childhood Development and Care, 175, 611-620. - Izumi-Taylor, S., Pramling Samuelsson, I., & Steele Rogers, C. (2010). Perspectives of play in three nations: a comparative study in Japan, the United States, and Sweden. Early Childhood Research and Practice, 10, 2. College 7: Maandag 6 mei 11.00-13.00 MSc Gabriel Beusekom en Mw. Dr. Elly Singer: Gender constructie en ontwikkeling Hoofdstuk 9 Kids in context
-
In dit hoorcollege zal uiteengezet worden wat er onder 'gender development' wordt verstaan en hoe volgens verschillende theoretische perspectieven deze ontwikkeling verloopt. Kinderen spelen een actieve rol in het construeren van gender rollen. Ook wat er gekeken naar wat de impact voor kinderen en jongeren is als zij zich buiten gender stereotyperende gedragingen begeven en wat de pedagogische praktijk kan doen tegen het buitensluiten van jongeren vanwege gender nonconformiteit. Aanvullende verplichte literatuur: - Horn, S. S. (2006). Adolescents’ Acceptance of Same-Sex Peers Based on Sexual Orientation and Gender Expression. Journal of Youth and Adolescence, 36, 363-371. - Kane, E. W. (2006). “No Way My Boys Are Going to Be Like That!”: Parents’ Responses to Children's Gender Nonconformity. Gender & Society, 20, 149-176. College 8: woensdag 8 mei 9.00 – 11.00 uur Dhr. Dr. Ernst Mulder: Racisme, etniciteit, sociale status en identiteitsontwikkeling Hoofdstuk 8 Kids in Context In het sociale verkeer zijn er verschillende manieren waarop kinderen (en ook volwassenen) in sociale groepen worden ingedeeld. Dit is niet alleen van belang vanwege de sociale positie die kinderen krijgen toegeschreven, maar ook omdat we aannemen dat de kindertijd de periode is waarin kinderen belangrijke elementen van dergelijke indelingscriteria zich eigen maken. Twee belangrijke manieren van indeling worden in dit college besproken: onderverdelingen naar etniciteit en naar sociale klasse (sociaaleconomische status). Aanvullende verplichte literatuur
-
Pels, T. (2010). Oratie: Opvoeden in de multi-etnische stad. Pedagogiek, 30, 211235. Kraaykamp, G. (2009). Culturele socialisatie: een zegen en een vloek. Verbreding en verdieping in het sociologisch onderzoek naar langetermijneffecten van culturele opvoeding. Nijmegen (oratie).
College 9: maandag 13 mei 11.00 – 13.00 Mw. Drs. Adimka Uzozie en mw. MSc. Kirti Zeijlmans: Participatie van kinderen en jongeren in onderzoek en beleid. Hoofdstuk 7 en 12 Kids in Context De ratificering van de rechten van het kind introduceerden een tijdperk waarin de participatie van kinderen en jongeren belangrijk werd gevonden. De artikelen 12 en 13 hebben betrekking op de mening van jongeren en het recht van jongeren om informatie te verzamelen. Dit college gaat in op het belang van kinderen en jongeren betrekken bij onderzoek en jeugdbeleid. Er wordt verteld over de geschiedenis van het participatief jongerenonderzoek en de implicaties van een participatiecultuur in 7
Nederland op onderzoek en jeugdbeleid. Aan de hand van een tweetal voorbeelden worden verschillende manieren van het luisteren naar kinderen geëxploreerd. •
Jurrius, K.H.M. (2013). Uit de spagaat! Naar een kwaliteitsraamwerk voor Participatief Jongeren Onderzoek (proefschrift, Universiteit Utrecht). Retrieved from http://igiturarchive.library.uu.nl/dissertations/2012-1128-200453/jurrius.pdf
•
Spyrou, S. (2008). Researching Children’s Voices: From Reification to Critical Representation. Unpublished paper presented at the Conference on Child and Youth Research in the 21st Century: A Critical Appraisal, Nicosia, Cyprus
De teksten worden geplaatst op Blackboard. College 10 woensdag 15 mei 9.00 – 11.00 uur Dhr. Dr. Ernst Mulder: Kinderen en jongeren in een snel veranderende wereld Hoofdstuk 10 en 11 Kids in Context Kinderen en jongeren leven niet alleen in sociale verbanden in hun directe omgeving (gezin, wijk, gemeente, natie), maar ook in bovennationale gemeenschappen. In dit college wordt besproken op welke wijze deze wereldwijde sociale verbanden het leven van kinderen beïnvloeden en hoe kinderen hierin een actieve rol spelen. Daarbij komen aan de orde de terreinen gezondheid, arbeid, migratie, trafficking, kinderen in conflictsituaties en oorlog en kinderen als consumenten, alles in verband met globalisering. Aanvullende verplichte literatuur - Schäfer, W. (2005). The uneven globality of children. Journal of Social History, 38, 10271040. - Denov, M. (2010). Coping with the trauma of war: Former child soldiers in post-conflict Sierra Leone. International Social Work, 53, 791–806. College 11 maandag 22 mei 9.00 – 11.00 uur Dhr. Dr. Ernst Mulder: Rechten van kinderen en jongeren Hoofdstuk 12 Kids in Context Pedagogen en onderwijskundigen zijn er i.h.a. op uit om de positie van kinderen en jongeren te verbeteren. Sinds een jaar of twintig is dit streven wereldwijd vastgelegd en ondersteund door het Internationaal Verdrag Inzake de Rechten van het Kind. In dit college worden de uitgangspunten van dit verdrag besproken en wordt nagegaan hoe de aanwijzingen worden nageleefd over hoe de positie van kinderen moet worden beschermd en verbeterd en welke rechten kinderen kunnen doen gelden. Ook komt het kindbeeld dat erin lijkt te zijn verwerkt aan de orde. In de aanvullende literatuur is er aandacht voor de kinderrechten in Nederland en voor onderzoek naar implementatie en handhaving van het Verdrag in internationaal verband. Aanvullende verplichte literatuur - Burr, R. (2002). Global and Local Approaches to Children's Rights in Vietnam. Childhood, 9, 49–61. - C. Brinkgreve & R.M. van Daalen (2006). Kinderen en hun rechten in Nederland: Grensverschuivingen. In B. Stappers-Karpinska (Ed.), Het eerste decennium van kinderrechten in Nederland - Tien essays over tien jaar Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind in Nederland 1995-2005. Amsterdam: Kinderrechtencollectief. -
8
Deeltentamen 2: Dinsdag 28 mei 13.00 – 16.00 World Fashion Centre Oosthal
HERKANSING TENTAMEN: 7 Augustus 9.00 – 12.00 REC-M 3.01 zowel de stof voor Tussentoets 1 als Tussentoets 2 kunnen hier herkanst worden (maar ook alleen 1 of 2 als één van beide reeds gehaald is)
9 Rooster werkgroepen De casusopdrachten, academische opdracht en beoordelingsformulieren zijn te vinden in de aparte blackboardomgeving: ‘Pract. propedeuse vakken Pedagogische Wetenschappen & Onderwijskunde’.
Datum 05-04-2013
Werkgroep Cursus specifieke bijeenkomst
10-04-2013 17-04-2013
Algemene bijeenkomst Algemene bijeenkomst
19-04-2013
Cursus specifieke bijeenkomst
24-04-2013 03-05-2013
Algemene bijeenkomst Cursus specifieke bijeenkomst
08-05-2013
Algemene bijeenkomst
15-05-2013 22-05-2013 31-05-2013
Algemene bijeenkomst Algemene bijeenkomst Presentatiebijeenkomst
Voorbereiding Maken van oefencasusopdracht 1 (inleveren op blackboard op 04-04 voor 13:00 uur) en lezen van studiehandleiding Inleveren ‘opzet’ academische opdracht (inleveren op blackboard op 16-04, voor 13:00 uur) Maken van oefencasusopdracht 2 (inleveren op blackboard op 18-04 voor 13:00 uur) Maken van oefencasusopdracht 3 (inleveren op blackboard op 02-05 voor 13:00 uur) Inleveren ‘complete concepttekst’ academische opdracht (inleveren op blackboard op 02-05, voor 13:00 uur)
Inleveren ‘definitieve versie’ academische opdracht (inleveren op blackboard op 16 mei, voor 13:00 uur)
* Deelname aan alle bijeenkomsten is verplicht. Bij afwezigheid dien je een geldige reden te hebben en een vervangende opdracht maken dan wel een bijeenkomst in te halen. Indien niet aan de aanwezigheidsplicht wordt voldaan, kun je worden uitgesloten voor verdere deelname aan de cursus. Studenten die het vak Sociale Pedagogiek volgen als bijvakstudent of het vak dit jaar dienen te herkansen, zijn niet verplicht de algemene bijeenkomsten bij te wonen. De locatie van het onderwijs vind je op http://rooster.uva.nl. Houd de website www.student.uva.nl/pw of www.student.uva.nl/owk in de gaten voor roosterwijzigingen. 9
10. Van de student verwachte activiteiten
11.
Bestuderen van de literatuur De module van 6 studiepunten heeft een totale studielast van 98 uur, 48 uur hoorcolleges (12 weken met 2 bijeenkomsten van 2 uur); 50 uur zelfstudie (lezen) Actieve participatie in de werkgroepen Casusopdrachten en de academische opdracht voor Sociale Pedagogiek worden gemaakt in het kader van de werkgroepen. Aanwezigheidsverplichting geldt voor de werkgroep; de hoorcolleges worden gebruikt als voorbereiding op de inhoudelijke opdrachten van de practicumgroepen
Beoordeling
Tentamenstof Deze module wordt door verschillende onderdelen getoetst: 1) Een academische vaardigheid opdracht die behandeld en begeleid wordt in de werkgroepen en gekoppeld is aan deze module. Dit is de eindopdracht van de werkgroepen. 2) Kennis en inzichten op basis van verplichte literatuurstudie en collegestof.De casus en academische vaardigheid opdrachten staan beschreven op blackboard.
Toetsvormen Hoorcollege - Twee deeltentamens: op 23 april 2013 en op 28 mei 2013. Deze deeltentamens bestaan uit open vragen die betrekking hebben op theoretische begrippen, kennis en inzichten uit de verplichte literatuur. Het tweede deeltentamen bevat tevens een casusvraag. Eindopdracht van de werkgroepen, bestaande uit een essay waarin de student blijkt geeft van inzicht in de invloed van de sociale context op de opvoeding en gebruikt maakt van wetenschappelijke literatuur. Relatie toetsvormen met leerdoelen. - Het tentamen toetst theoretische kennis en inzichten. - De eindopdracht kiest het zelfstandig toepassen van kennis en schriftelijk uitdrukken. Weging van de toetsen Bij de berekening van het eindcijfer voor deze module worden de verschillende onderdelen als volgt gewogen: - eindopdracht practicumgroepen: 30% - tentamen(s): 70% Daarbij gelden de volgende voorwaarden: a) Indien het gemiddelde van cijfer over tentamen (70%) en academische opdracht (30%) minder dan 5.5 bedraagt, kunnen tentamen en/of opdracht herkanst worden. b) Wanneer de student voor de academische opdracht een cijfer lager dan een 4 behaald, kan deze opdracht maximaal eenmaal worden herkanst, dit behelst een revisie van het ingeleverde stuk. Bij de beoordeling van herkansingsopdrachten wordt er rekening mee gehouden dat studenten – vergeleken met studenten die geen herkansing doen – steken in het proces hebben laten vallen en / of extra feedback hebben ontvangen. De “brief aan de beoordelaar” wordt beoordeeld met een 1, voor de beoordeling van de tekst worden dezelfde beoordelingscriteria en weging aangehouden als voor een eerste definitieve versie.
c) de tentamens dienen met gemiddeld een voldoende (minimaal 5,5) te worden afgesloten; in het geval van een onvoldoende kan een hertentamen over de gehele stof worden gemaakt bij de herkansingsmogelijkheid. d) de datum van de herkansingsmogelijkheid voor het tentamen staat in het tentamenrooster (zie www.student.uva.nl/pw of .../owk) en in deze studiehandleiding.
10
Voorbeeld tentamenvragen. - Verschijnen aan het begin van deze module op Blackboard. Tevens wordt tijdens het practicum geoefend met beantwoorden van tentamenvragen. Aanwezigheidsverplichting en consequenties indien niet aan de verplichting voldaan wordt. - Aanwezigheidsverplichting geldt voor de werkgroepen. - Het bijwonen van de hoorcolleges is niet verplicht. Maar de collegestof geldt wel als tentamenstof Geldigheidsduur van deeluitslagen. (zie OER artikel 5.9: De resultaten van de deeltoetsen zijn uitsluitend geldig bij de eerste tentamengelegenheid van het desbetreffende onderdeel. Indien na de eerste tentamengelegenheid niet is voldaan aan alle afsluitingsvereisten van het onderdeel, vervallen de resultaten van de deeltoetsen. Er zal binnen het studiejaar moeten worden deelgenomen aan een herkansing die de totale cursus omvat, of in het daarna volgend studiejaar zal wederom moeten worden deelgenomen aan alle afsluitingsvormen. In uitzonderlijke gevallen kan een deelresultaat gehandhaafd blijven, mits dit vooraf door de examencommissie is goedgekeurd, in de studiehandleiding is opgenomen en een maximale duur betreft van hooguit een extra studiejaar.) Tentamendatum en tijdstippen: - Twee deeltentamens: op 23 april 2013 en op 28 mei 2013. - Responsiecollege datum staat op Blackboard
12. Feedback Geef hier aan op welke wijze de feedback zal plaatsvinden; een omschrijving van de wijze waarop feedback op opdrachten en tentamens zal worden gegeven. Papers/verslagen/onderzoeksvoorstel - Tijdens de werkgroepbijeenkomsten krijgen de studenten feedback op hun gemaakte opdrachten. Mondelinge presentaties - De studenten geven een mondelinge prestatie tijdens de werkgroepbijeenkomsten. Deze wordt van feedback voorzien door de begeleider en besproken met medestudenten (peerfeedback). Tentamens Feedback op het gemaakte tentamen wordt op tweeërlei wijzen gegeven: o Individueel Studenten kunnen hun tentamens na beoordeling inzien na afspraak. De data worden bekend gemaakt op Blackboard.. o Collectief in een responsiecollege Voorafgaande aan de deeltentamens wordt geoefend tijdens de practicumbijeenkomsten. Na het tentamen staat op Blackboard een datum waarop de studenten vragen kunne stellen over het tentamen
11
13. Belangrijk Evaluatie van het onderwijs Docenten en het onderwijsinstituut hebben behoefte aan feedback van de studenten op de kwaliteit van het gegeven onderwijs. Waar nodig kan een betreffende module verbeterd worden voor de volgende groep studenten. Maar evalueren kan ook een goed leermoment zijn voor jou als student, omdat je zo extra nadenkt over je eigen leerproces en nagaat hoe je achteraf kijkt naar de inhoud van een module. Binnen de FMG wordt gewerkt met een vragenlijst die UvA-breed wordt toegepast. Bij het laatste college of na afloop van het tentamen zal je gevraagd worden deze vragenlijst in te vullen. Vul deze vragenlijst zo eerlijk mogelijk in, de resultaten ervan hebben geen consequenties voor de uitslag van het tentamen. Bovendien blijf je bij het invullen van de vragenlijst anoniem. Indien uit de resultaten van de vragenlijst blijkt dat toelichting nodig is op de evaluatie van de betreffende module, organiseert het Onderwijsinstituut een panelgesprek. Hiertoe worden een aantal studenten uitgenodigd en wordt samen met de docent en de onderwijsdirecteur of studieadviseur gesproken over het verloop en de inhoud van de betreffende module. Studenten kunnen indien gewenst ook zelf een panelgesprek aanvragen. Fraude Onder fraude wordt verstaan het handelen of nalaten van de student dat erop gericht is het vormen van een juist oordeel door de examinator omtrent kennis, inzicht en vaardigheden van de student geheel of gedeeltelijk onmogelijk te maken. Een voor iedereen duidelijk herkenbare vorm van fraude is bijv. het op enigerlei wijze ‘spieken’ tijdens het tentamen. Een helaas vaak voorkomende vorm van fraude, die in de wetenschappelijke wereld zeer zwaar wordt aangerekend, is het plegen van plagiaat. Plagiaat Een wetenschappelijke tekst moet controleerbaar zijn en daarom dien je gebruikte (internet)bronnen altijd vermelden in een zogenaamde bronvermelding. Als je een stuk tekst of tabel van iemand overneemt geef je precies aan wie de auteur is en waar je de tekst of tabel hebt gevonden. Doe je dat niet en wek je dus de indruk dat die tekst of die gegevens van jezelf zijn, dan wordt dat plagiaat genoemd. Het plegen van plagiaat in een paper of scriptie betekent altijd uitsluiting van de betreffende tentamen- of scriptiegelegenheid. Bovendien kan de examencommissie nog zwaardere straffen opleggen. Zorg dus dat je altijd goed je bronnen vermeldt en niet zomaar stukken tekst of gegevens van anderen overneemt. Zie ook Serviceplein voor studenten, Fraude- en plagiaatregeling, http://www.student.uva.nl/fraude-plagiaat/voorkomen.cfm, en OER bachelor- en masteropleiding Pedagogische Wetenschappen en Onderwijskunde, artikel 5.14. Beroepsmogelijkheden Als je het niet eens bent met een beslissing van een examinator, is het verstandig om je eerst te wenden tot de Examencommissie POW met het verzoek om een uitspraak te doen over je eventuele klacht. Na die uitspraak kun je besluiten om binnen 4 weken beroep aan te tekenen bij de COBEX. Raadpleeg de studieadviseurs voor advies en de procedure.
12
Bijlage 1. Dublindescriptoren kennis en inzicht
toepassen van kennis en inzicht
oordeelsvorming
communicatie
leervaardigheden
Bachelor Heeft aantoonbare kennis en inzicht van een vakgebied, waarbij wordt voortgebouwd op het niveau bereikt in het voortgezet onderwijs en dit wordt overtroffen, functioneert doorgaans op een niveau met ondersteuning van gespecialiseerde handboeken, enige aspecten voorkomen waarvoor kennis van de laatste ontwikkelingen in het vakgebied vereist is. Is in staat om zijn/haar kennis en inzicht op een dusdanige wijze toe te passen, dat dit een professionele benadering van zijn/haar werk of beroep laat zien, en beschikt verder over competenties voor het opstellen en verdiepen van argumentaties en voor het oplossen van problemen op het vakgebied. Is in staat om relevante gegevens te verzamelen en interpreteren (meestal op het vakgebied) met het doel een oordeel te vormen dat mede gebaseerd is op het afwegen van relevante sociaalmaatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten. Is in staat om informatie, ideeën en oplossingen over te brengen op een publiek bestaande uit specialisten en niet-specialisten.
Bezit de leervaardigheden die noodzakelijk zijn om een vervolgstudie die een hoog niveau van autonomie veronderstelt aan te gaan.
Master Heeft aantoonbare kennis en inzicht, gebaseerd op de kennis en het inzicht op het niveau van Bachelor en deze te overtreffen en/of verdiepen, als mede een basis of kans bieden om een originele bijdrage te bieden aan het ontwikkelen en/of toepassen van ideeën, vaak in onderzoeksverband.
Is in staat om kennis en inzicht en probleemoplossende methodes toe te passen in nieuwe of onbekende omstandigheden binnen een bredere (of multidisciplinaire) context die gerelateerd is aan het vakgebied; is in staat om kennis te integreren en met complexe materie om te gaan. Is in staat om oordelen te formuleren op grond van onvolledige informatie en daarbij rekening te houden met sociaalmaatschappelijke en ethische verantwoordelijkheden, die zijn verbonden aan het toepassen van de eigen kennis en oordelen. Is in staat om conclusies, alsmede de kennis, motieven en overwegingen die hieraan ten grondslag liggen, duidelijk en ondubbelzinnig over te brengen op een publiek van specialisten en niet-specialisten. Bezit de leervaardigheden die hem of haar in staat stellen een vervolgstudie aan te gaan met een grotendeels zelfgestuurd of autonoom karakter.
13
Bijlage 2 Eindtermen van de opleidingen, zoals beschreven in de OER. OPLEIDING PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN Eindtermen Bachelor Pedagogische Wetenschappen Kennis en inzicht De afgestudeerde heeft kennis van en inzicht in: 1. de voornaamste theorieën en onderzoeksmethoden met betrekking tot pedagogiek, pedagogische processen en –middelen 2. pedagogische processen in verschillende cultureel en historisch gesitueerde opvoedingscontexten 3. de ontwikkeling, opbouw en structuur van het pedagogisch beroepsveld en van de organisatie en werkwijze van pedagogische zorgsystemen 4. de beginselen van relevante nevenwetenschappen, zoals psychologie, onderwijskunde, neurologie en filosofie 5. beschikbare methoden voor de verschillende fasen van de diagnostische beoordeling van pedagogische situaties 6. de belangrijkste interventiemodellen en –strategieën en de belangrijkste methodieken voor begeleiding van beroepsopvoeders 7. methoden van evaluatieve, waaronder beroepsethische, afweging met betrekking tot pedagogiek en de praktische beroepsuitoefening als pedagoog Toepassen kennis en inzicht De afgestudeerde heeft: 8. actieve en toepasbare kennis op het gebied van de pedagogische wetenschappen om toelating te verwerven tot een masteropleiding Pedagogische Wetenschappen Oordeelsvorming De afgestudeerde is in staat om: 9. een pedagogisch probleem te formuleren, analyseren en relevante informatie hieromtrent te verzamelen 10. sociaalwetenschappelijke publicaties zowel in theoretisch als in empirisch opzicht kritisch te evalueren 11. de analyse van eenvoudig empirisch onderzoek uit te voeren 12. het eigen vakgebied vakinhoudelijk en wetenschapsfilosofisch te plaatsen ten opzichte van andere maatschappij- en gedragswetenschappen en ten opzichte van de eigen historische ontwikkeling 13. methoden van evaluatieve, waaronder ethische, afweging toe te passen met betrekking tot pedagogiek en de praktische beroepsuitoefening als pedagoog De afgestudeerde heeft: 14. basisvaardigheden gespreksvoering, observatie en rapportage, testafname en interventieplanning 15. een open en kritische houding tegenover de eigen kennisaanspraken en die van anderen 16. een open en kritische houding tegenover eigen ethische en sociaal-politieke aanspraken en die van anderen Communicatie De afgestudeerde is in staat om: 17. (de resultaten van een analyse van) een pedagogisch probleem schriftelijk en mondeling te presenteren, zowel aan vakgenoten als aan een breder publiek 18. de analyse van een eenvoudig empirisch onderzoek te presenteren 19. zelfstandig en in (multidisciplinair) groepsverband te werken De afgestudeerde heeft: 20. verantwoordelijkheid en respect jegens anderen (collega’s, cliënten) Leervaardigheden De afgestudeerde heeft: 21. vaardigheden die noodzakelijk zijn voor de verwerving en ontwikkeling van vakspecifieke kwalificaties [zoals 10,11,13,14,19]
14
Eindtermen Master Pedagogische Wetenschappen Kennis en inzicht De afgestudeerde heeft grondige en specialistische kennis van en inzicht in: 1. theorieën en bevindingen én van methoden en technieken van de gekozen specialisatie alsmede van onderwerpen binnen of buiten die specialisatie die voor gebruik van genoemde theorieën en bevindingen van belang zijn; 2. de psychodiagnostiek en behandelingsmethoden, dan wel van de pedagogische probleemformulering en handelings- of interventiemethoden. Toepassen kennis en inzicht De afgestudeerde is in staat tot: 3. het toepassen van pedagogische kennis binnen een voor de pedagogisch relevant werkterrein en dit te relateren aan empirisch onderzoek en theoretische posities binnen de pedagogiek. Oordeelsvorming De afgestudeerde is in staat tot: 4. het hanteren van geavanceerde technieken voor pedagogisch onderzoek; 5. het zelfstandig opstellen en uitvoeren van een onderzoeks- of beïnvloedingsplan in verschillende fasen, zoals het verzamelen van relevante literatuur en het verzamelen, verwerken en interpreteren van gegevens; 6. het plannen, nemen van beslissingen en dragen van verantwoordelijkheid in de beroepssituatie. De afgestudeerde heeft: 7. specialistische vaardigheid op het gebied van psychodiagnostiek en behandeling dan wel van pedagogische probleemformulering en handelingstrategie of interventie; 8. specialistische vaardigheid op het gebied van gesprekvoering, observatie en rapportage; 9. inzicht in de consequenties van het eigen handelen voor anderen in de beroepssituatie; 10. besef van de ethische aspecten van de beroepsmatige omgang met anderen, zowel cliënten als proefpersonen, met inbegrip van de bredere consequenties van eigen onderzoeksresultaten en praktijkbeoefening; 11. besef van eigen beperkingen, d.w.z. op het juiste moment inroepen van deskundigheid van anderen en het zich op het juiste ogenblik onthouden van handelen. Communicatie De afgestudeerde heeft: 12. vaardigheid in het omgaan met anderen, het werken in teamverband. Leervaardigheden De afgestudeerde heeft: 13. bereidheid tot het herzien van eigen standpunten in de beroepssituatie.
15
OPLEIDING ONDERWIJSKUNDE Eindtermen Bachelor Onderwijskunde Kennis en inzicht De afgestudeerde heeft kennis van en inzicht in: 1. hoofdproblemen op onderwijskundig gebied en de theoretische oriëntaties die daarbij in het geding zijn 2. de ontwikkeling, sturing, opbouw en structuur van het Nederlands onderwijssysteem (inclusief de verzorgingsstructuur en de opleiding en scholing in arbeidsorganisaties) 3. tenminste twee basisdisciplines van de onderwijskunde 4. ontwikkelingen in en evaluatie van educatieve functies in de samenleving 5. onderwijs- en leerprocessen in scholen en arbeidsorganisaties 6. methoden van evaluatieve, waaronder beroepsethische, afweging met betrekking tot de praktische beroepsuitoefening als onderwijskundige 7. problemen die zich voordoen bij het opzetten en uitvoeren van onderwijskundig wetenschappelijk onderzoek en de ethische vraagstukken die daarbij een rol spelen Toepassen kennis en inzicht De afgestudeerde is in staat om: 8. onderwijsbehoeften te benoemen, duiden en vertalen naar de inrichting, besturing en institutionele vormgeving van onderwijs en opleiding De afgestudeerde heeft: 9. ICT-vaardigheden 10. actieve en toepasbare kennis op het gebied van de Onderwijskunde om toelating te verwerven tot een masteropleiding Onderwijskunde Oordeelsvorming De afgestudeerde is in staat om: 11. een sociaalwetenschappelijk probleem te formuleren en te analyseren 12. eenvoudige empirische vraagstukken verantwoord te analyseren 13. sociaalwetenschappelijke publicaties zowel in theoretisch als in empirisch opzicht kritisch te evalueren 14. diagnoses, plannen en adviezen uit te werken op het gebied van onderwijsbeleid, schoolorganisaties, onderwijs- en opleidingsprogramma’s 15. de eigen discipline te plaatsen ten opzichte van andere disciplines, de eigen historische ontwikkeling, en de wetenschapsfilosofische achtergronden van andere wetenschappelijke kennisontwikkelingen Communicatie De afgestudeerde is in staat om: 16. schriftelijk en mondeling te rapporteren over (de analyse van) een sociaalwetenschappelijk probleem, zowel aan vakgenoten als aan een breder publiek 17. zelfstanding en in (multidisciplinair) groepsverband te werken 18. (de analyse van) eenvoudige empirische vraagstukken verantwoord te presenteren Leervaardigheden De afgestudeerde heeft: 19. vaardigheden die noodzakelijk zijn voor de verwerving en ontwikkeling van vakspecifieke kwalificaties [zoals 9,12,13,17]
Eindtermen Master Onderwijskunde Kennis en inzicht De afgestudeerde heeft grondige en specialistische kennis van en inzicht in: 1. theorieën en bevindingen én van methoden en technieken binnen de onderwijskunde alsmede van onderwerpen binnen of buiten de onderwijskunde die voor gebruik van genoemde theorieën en bevindingen van belang zijn. Toepassen kennis en inzicht De afgestudeerde is in staat tot: 2. het toepassen van onderwijskundige kennis binnen een voor de onderwijskunde relevant werkterrein en dit te relateren aan empirisch onderzoek en theoretische posities binnen de onderwijskunde.
16
Oordeelsvorming De afgestudeerde is in staat om: 3. nieuwe kennis met betrekking tot de sturing en inrichting van onderwijs te produceren; 4. zelfstandig empirisch onderwijskundig onderzoek uit te voeren; 5. complexe onderwijskundige vraagstukken vanuit verschillende theoretische perspectieven te analyseren en empirisch te onderbouwen. Communicatie De afgestudeerde is in staat om: 6. te rapporteren over (de analyse van) complexe onderwijskundige vraagstukken, aan vakgenoten en aan een breder publiek. Leervaardigheden De afgestudeerde heeft: 7. bereidheid tot het herzien van eigen standpunten in de beroepssituatie.
17