Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen College of Child Development and Education Graduate School of Child Development and Education Nieuwe Prinsengracht 130 1018 VZ Amsterdam
[email protected]
Studiehandleiding Inleiding Pedagogiek (70110111AY) Bachelorjaar: 1 Cursusjaar: 2013-2014 Semester: 1 (blok 1)
Coördinatoren Cursus: Eveline van Vugt/ Arna van Beek Uitvoerende docenten: Arna van Beek, Susan Bögels, Ruben Fukkink, Mirjana Majdandzic, Xavier Moonen, Geert Jan Stams, Eveline van Vugt Coördinator Werkgroeponderwijs: Mieke Konings
Amsterdam, Augustus 2013
1
16.
1. Deelname aan het onderwijs en tentamen Deelname onderwijs/tentamen Om deel te kunnen nemen aan het onderwijs en/of eerste afsluitingsgelegenheid (tentamen) in deze module moet je je binnen de aanmeldingsperiode aanmelden via het Studenteninformatiesysteem (SIS). De aanmeldingsperiode van het eerste semester loopt van 17 juni t/m 01 juli 2013. De aanmeldingsperiode van het tweede semester loopt van 02 december t/m 16 december 2013. Mocht je problemen hebben bij het aanmelden voor de vakken via SIS neem dan tijdens de aanmeldingsperiode contact op met de onderwijsadministratie via
[email protected]. De onderwijsadministratie zoekt dan samen met jou uit wat het probleem is en lost het samen met jou op. Zie voor meer informatie www.student.uva.nl/pow in de A-Z lijst Vak- en tentamenaanmelding en SIS. Let op: na de aanmeldingsperiode kun je je niet meer zelf via SIS voor vakken aanmelden. De aanmelding is dan gesloten. Na de aanmeldingsperiode kun je uitsluitend via de onderwijsadministratie worden aangemeld voor vakken op een vaste na-aanmeldingsdag* onder de volgende voorwaarden: 1. uiterlijk tot en met de eerste week waarin het vak is gestart 2. uitsluitend dan wanneer er nog plaats beschikbaar is 3. én tegen betaling van 70 euro administratiekosten * datum van de na-aanmeldingsdag moet nog worden vastgelegd. Deze datum wordt t.z.t. doorgegeven door de onderwijsadministratie via een e-mailbericht aan alle studenten. Deelname herkansing De aanmelding geldt voor het onderwijs alsmede voor de eerste afsluitingsgelegenheid. Studenten die het vak niet bij de eerste afsluitingsgelegenheid hebben behaald worden door de onderwijsbalie voor de herkansing aangemeld. Meld je op tijd af voor vak(ken) waar je niet aan gaat deelnemen.
2. Inleiding Introductie module. “Mensen worden niet geboren, maar gevormd”, stelde Desiderius Erasmus. In deze module zal worden ingegaan op het belang van opvoeding voor de ontwikkeling van kinderen. Allereerst zullen we ingaan op wat opvoeding is en in welke vormen opvoeding voorkomt (opvoedingsstijlen). Verder zal ook aandacht worden besteed aan diversiteit in opvoeding, waaronder opvoeding in verschillende culturen, één-oudergezinnen, gezinnen met een kind met een beperking etc. We zullen laten zien waar de pedagogische wetenschappen verschillen van andere sociaal wetenschappelijke disciplines en ingaan op de belangrijkste begrippen, theorieën en wetenschappelijke inzichten waarop de pedagogische wetenschappen zijn gestoeld en die leidend zijn voor het denken en handelen van (ortho)pedagogen. Een van de belangrijkste theorieën van waaruit orthopedagogen werken, is het biopsychosociaal ontwikkelingsmodel. Vanuit dit model wordt duidelijk dat kinderen zich ontwikkelen in een context, de zogenaamde interactie tussen kind en omgeving, en dat interventies bij probleemgedrag zich dienen te richten op deze verschillende contexten, waaronder het gezin, de school en het domein van vrienden en vrije tijd. Belangrijk hierbij is de identificatie van risico en protectieve (beschermende) factoren in de diverse contexten. Verder zal er een overzicht gegeven worden van de additionele kaders en het empirisch pedagogische onderzoek van de diverse werkvelden van de pedagogische wetenschappen, zoals de (forensisch) orthopedagogische zorg, de opvoedingsondersteuning en de gehandicaptenzorg. Doel en plaats module. Deze module is het eerste vak voor studenten Pedagogische Wetenschappen en Onderwijskunde en biedt een basis voor het volgen van de andere modules in het eerste studiejaar. Doelgroep.
2
16.
De module is relevant voor studenten van alle sociaal wetenschappelijke disciplines. Relevantie module. In deze module wordt een eerste kader geschetst op grond waarvan (ortho)pedagogen handelen.
3. Voorkennis en aansluiting met andere modulen Voor deze module is geen voorkennis vereist. Eventuele specifieke toegangseisen voor studenten die dit vak volgen in het kader van een bijvak worden verwezen naar de OER hoofdstuk 2. Het vak Inleiding Onderwijskunde (propedeusevak), dat volgt op dit vak, besteedt specifieke aandacht aan onderwijspedagogiek. Verder is dit vak inhoudelijk verbonden met het vak Sociale Pedagogiek (propedeuse), waarin de specifieke opgroeicontexten worden uitgelicht en de interacties tussen diverse sociale contexten en ontwikkeling en opvoeding van kinderen aan bod zullen komen. Ook is er enig raakvlak met het vak Psychologie (propedeuse), nl. dit vak zal ingaan op de belangrijkste ontwikkelingstheorieën van kinderen. In de bachelor, beginnend vanaf de propedeuse, komen de studenten zo op verschillende manieren in aanraking met de ecologische benadering die in het verdere onderwijs en onderzoek van POWL een prominente rol speelt.
4. Leerdoelen De volgende leerdoelen staan centraal tijdens de hoorcolleges. Kennis en inzicht • De student heeft kennis en inzicht in de centrale begrippen en de gangbare theoretische kaders van de pedagogische wetenschappen (PW: 1). • De student heeft zicht op de verschillende werkgebieden van (ortho)pedagogen en hun specifieke vraagstukken (PW: 2) en hoe deze zich verhouden tot andere sociaal wetenschappelijk disciplines (PW: 7, OWK: 5) Oordeelsvorming • De student neemt actief deel aan discussies en baseert zijn of haar standpunt op de kennis uit de colleges en literatuur (PW:16). De student heeft een accepterende doch kritische houding ten aanzien van standpunten van anderen (PW: 18) Leerdoelen die specifiek bij de werkgroepen horen zijn: Onderzoek uitvoeren • De student kan een gegeven onderzoeksvraag verder specificeren (formulering hoofdvraag specificeren en/of deelvragen formuleren) (eindtermen PW: 9; OWK: 11) Onderzoek beoordelen • De student kan (aanvullende) literatuur zoeken en zijn of haar selectie verantwoorden (eindtermen PW: 8; OWK: 9) Academisch schrijven • De student kan een inleiding van een literatuuronderzoek schrijven (met gegeven vraag) (eindtermen PW: 19; OWK: 16) Presenteren • De student kan een eigen academische opdracht presenteren aan de docent en medestudenten (eindtermen PW: 20; OWK: 16) Leervaardigheden • De student kan feedback geven en weet deze te benutten
3
16.
Inleiding orthopedagogiek
Inleiding Pedagogiek
5. Rooster hoorcolleges Week
Datum
Bijeenkomst
Onderwerp
36
2/09/2013
1e College
Grote denkers over de noodzaak tot opvoeding
36
4/09/2013
2e College
Wat is opvoeding?
37
9/09/2013
3e College
37
11/09/2013
4e College
Gedragsgenetica: De wisselwerking tussen nature en nurture. Opvoeden: een complexe aangelegenheid
38
16/09/2013
5e College
38
18/9/2013
6e College
Opvoeden doen we allemaal (tweede en derde leefmilieu) Diversiteit in opvoeding
39
23/9/2013
7e College
Responsiecollege
39
25/9/2013
Tentamen
Multiple Choice Tentamen
40
30/09/2013
8e College
Transitie in de Jeugdzorg
40
2/10/2013
9e College
Gehandicaptenzorg
41
7/10/2011
10e College
Opvoedingsondersteuning
41
9/10/2011
11e College
Orthopedagogiek
42
14/10/2011
12e College
Forensische Orthopedagogiek
42
16/10/2013
13e College
Responsiecollege
43
24/10/2013
Tentamen
Multiple Choice Tentamen en Casusopdracht
De locatie van het onderwijs en tentamens vind je op http://rooster.uva.nl. Houd de Mededelingen op de studentenwebsite www.student.uva.nl/pow en/of de blackboardomgeving van Inleiding Pedagogiek in de gaten voor roosterwijzigingen.
5. Inhoud Voor de verplichte literatuur per hoorcollege zie blackboard. College 1: Grote denkers over de noodzaak tot opvoeding Door dr. Eveline van Vugt Gedurende de eeuwen heen hebben verschillende mensen zich bezig gehouden met de vraag wat er nodig is om kinderen optimaal te laten ontwikkelen. Tijdens dit eerste college zullen we een reis maken langs een aantal invloedrijke grondleggers en practici van de pedagogische wetenschappen waaronder Langeveld en Boddaert. Over een ding zijn al deze mensen het eens, namelijk dat opvoeding noodzakelijk is voor een optimale ontwikkeling van het kind. Verder zullen we ingaan op wat (ortho)pedagogen doen en waar ze verschillen van andere sociaal wetenschappelijke disciplines.
4
16.
College 2: Wat is opvoeding Door dr. Eveline van Vugt In het vorige college is het belang van opvoeding voor de ontwikkeling van kinderen duidelijk geworden. In dit college zullen we ingaan op wat er nu precies onder opvoeding wordt verstaan en zullen de belangrijkste ontwikkeltaken van kinderen en opvoedingsdoelen van ouders worden besproken. Tevens zal er worden ingegaan op de vier basisdimensies van opvoeden, namelijk ondersteuning beiden, instructie geven, controle uitoefenen en grenzen stellen. Deze dimensies helpen ons om verschillende opvoedingsstijlen te categoriseren en gezinnen te typeren die mogelijk een risico lopen op opvoedproblemen. College 3: Gedragsgenetica: De wisselwerking tussen nature en nurture Door dr. Mirjana Majdandzic In dit college wordt een inleiding gegeven in de gedragsgenetica, het onderzoeksgebied dat de invloed onderzoekt van genetische factoren, gedeelde omgeving en unieke omgeving op verschillen in eigenschappen. Dit heeft dus te maken met de invloed van nature en nurture. Ook wordt kort besproken wat DNA, genen en chromosomen zijn. Aan de orde komen o.a. de interactie tussen genen en omgeving, de berekening van de erfelijkheidsfactor bij gedragsgenetisch onderzoek, en de beperkingen van dit type onderzoek. College 4: Opvoeden: een complexe aangelegenheid Door dr. E.S. van Vugt Opvoeden is een complexe aangelegenheid. Een kind groeit namelijk niet op in isolatie, maar in een omgeving waarbij verschillende factoren elkaar beïnvloeden. In dit college zullen we ingaan op het belangrijkste theoretische model van waaruit de pedagogische wetenschappen, maar ook andere sociaal wetenschappelijke disciplines, werken, namelijk het bio-psychosociaal ontwikkelingsmodel van Bronfenbrenner. In het model zijn verschillende contexten opgenomen waaronder gezin, school, vrienden, en de sportvereniging. We zullen het model doorlopen en hierbij bekijken hoe factoren een positieve (beschermende factor) dan wel risicoverhogende (risico factor) bijdrage kunnen hebben. Als laatste zullen we ingaan op de wisselwerking tussen factoren. College 5: Opvoeden doen we allemaal: Door dr. Eveline van Vugt & Prof. Dr. Rubben Fukkink Opvoeden doen we allemaal. Oftewel, it takes a village to raise a child. Tijdens dit college zullen we specifiek ingaan op het tweede en derde leefmilieu. Onderzoek uit drie belangrijke contexten zullen worden besproken namelijk: de kinderopvang, school en sport. In het eerste gedeelte zal geïllustreerd worden hoe schoolklimaat en sport kunnen bijdragen aan prosociaal gedrag van kinderen. In het tweede gedeelte komt een pedagogisch kwaliteitsmodel aan bod voor de kinderopvang (zie hoofdstuk Riksen-Walraven) en de vertaling hiervan naar een kwaliteitspeiling (zie NCKO-rapport). Verder bespreken we de actuele stand van zaken in verschillende vormen van kinderopvang: kinderdagverblijven (0-4 jaar), peuterspeelzalen (2-4 jaar) en de buitenschoolse opvang (4-12 jaar).Geïnteresseerde lezers kunnen overigens een kijkje nemen op www.kinderopvangonderzoek.nl College 6: Diversiteit in opvoeding Door dr. E.S. van Vugt Geen enkele opvoeding is hetzelfde. Als orthopedagoog krijg je te maken met diverse gezinsvormen zoals eenoudergezinnen, gezinnen met een kind of een ouder met een (verstandelijke en of lichamelijke) beperking, en gezinnen met een andere culturele achtergrond. In dit college zullen kijken naar de risico- en protectieve factoren die deze diverse gezinsvormen met zich mee kunnen brengen. We zullen ook ingaan op wat diversiteit in opvoeding voor jouw handelen als orthopedagoog betekent. College 7: Responsiecollege Door dr. Eveline van Vugt
5
16.
Tijdens dit college zullen de belangrijkste vragen worden besproken die vorens het college zijn ingezonden. Ook zullen er een aantal oefenvragen aan bod komen en zullen tips worden gegeven hoe je je het beste kunt voorbereiden op het tentamen. College 8: Transitie in de Jeugdzorg Door prof. Dr. Geert Jan Stams De laatste decennia is jeugdzorg steeds meer versnipperd geraakt. Er is daarom besloten dat jeugdzorg een taak wordt van de Nederlandse gemeente. Tegelijk met deze verschuiving is er meer aandacht gekomen voor eigen kracht van kinderen en gezinnen en dat opvoeden niet alleen meer een taak is van ouders alleen, maar dat alle burgers verantwoordelijk zijn voor het opgroeien en opvoeden van kinderen en jeugdigen (pedagogische civil society). In dit college zullen we ingaan op de belangrijkste uitdagingen die deze veranderingen voor ons beroepenveld mee zullen brengen. College 9: Gehandicaptenzorg Door dr. Xavier Moonen In dit college zal de geschiedenis van en ontwikkelingen in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking centraal staan. Allereerst zal er een kennismaking plaatsvinden met mensen met een verstandelijke beperking. Verder zal er worden ingegaan op de diverse oorzaken van een verstandelijke beperking, de kenmerken van mensen met een licht verstandelijke beperking en hoe deze beperking kan worden vastgesteld. Voorts, in het licht van de verschuivingen van de zorg naar de gemeenten, zal worden gekeken naar de plannen van het huidige kabinet aangaande mensen met een verstandelijke beperking. College 10: Opvoedingsondersteuning Door prof. dr. Ruben Fukkink In dit college staat opvoedingsondersteuning centraal. We beginnen met de historische wortels van dit vakgebied in Nederland en eindigen met een recent Europees overzicht van ‘parental support’. Eén concrete methodiek, ‘The Happiest Baby’ van dr. Karp, dient als casus in dit college: hoe kunnen we ouders helpen om te gaan met een excessief huilende baby? Bestudeer ook de posters op Blackboard om een idee te krijgen van het vakgebied van de opvoedingsondersteuning (een poster is hier de naam voor een kort overzicht van lopend of recent afgerond onderzoek op conferenties). College 11: Orthopedagogiek Door Prof. dr. Susan Bögels. In dit college wordt allereerst een overzicht gegeven van de belangrijkste problemen van kinderen, zoals die bestudeerd en behandeld worden binnen de orthopedagogiek, en beschreven worden in de DSM-5. Het categorieel versus dimensioneel meten van deze problemen wordt besproken. Vervolgens wordt ingegaan op wat we weten over het ontstaan van deze problemen (de etiologie) en de behandeling ervan. De rol van de omgeving (baarmoeder, ouders en het gezin, peers, school) in het ontstaan en de behandeling van ontwikkelingspsychopathologie komt uitgebreid aan de orde, omdat dit een belangrijk werkveld is van de orthopedagoog. College 12: Forensische Orthopedagogiek Door dr. Prof. Dr. Geert Jan Stams & MSc. Arna van Beek Forensische orthopedagogen werken met kinderen en gezinnen die zich bevinden in het civielrechtelijk als het strafrechtelijke kader. Het veld van forensisch orthopedagogen is de afgelopen jaren onderhevig geweest aan verschillende veranderingen van denkbeelden en werkwijzen. Het huidige handelen is met name gestoeld op ‘what works’ . Vanuit dit model wordt een inschatting gemaakt van het risico dat een cliënt loopt op terugval in delinquentie, factoren waarop zorg moet worden ingezet om het risico te verlagen en specifieke kenmerken van de dader waar rekening mee moet worden gehouden zoals bij voorbeeld de cliënt zijn leerbaarheid. Verder zal worden ingegaan op de verschillende instanties en zorgvormen die belangrijk zijn voor de forensische zorg, te denken aan het Algemeen Meldpunt Kindermishandeling, Raad voor de Kinderbescherming, Jeudzorgplus en Justitiële Jeugdinrichtingen.
6
16.
College 13: Responsiecollege Door dr. Eveline van Vugt Tijdens dit college zullen de belangrijkste vragen worden besproken die vorens het college zijn ingezonden. Ook zullen er een aantal oefenvragen aan bod komen en zullen tips worden gegeven hoe je je het beste kunt voorbereiden op het tentamen.
6. Literatuur
Deze cursus maakt gebruikt van losse artikelen en hoofdstukken. Alle literatuur is op blackboard, de digitale leeromgeving, te vinden onder het betreffende college. Voor een aantal colleges is de literatuur nog niet duidelijk. De coördinator zal bij plaatsing van een extra artikel, dit vermelden op de pagina ‘announcements’ van blackboard. Tevens zal de coördinator dit noemen tijdens college. Houd blackboard daarom regelmatig in de gaten Voor het tentamen geldt dat zowel de literatuur als de colleges moeten worden bestudeerd. Voor de werkgroepen is de volgende literatuur verplicht: American Psychological Association. (2010). Publication Manual of the American Psychological Association (6th ed.). Washington, DC: American Psychological Association. Starreveld, P. A. (2009). Verslaglegging van psychologisch onderzoek. Den Haag: Boom. Voor de werkgroepen wordt de volgende literatuur aanbevolen: De Jong, J. (2011). Handboek academisch schrijven. In stappen naar een essay, paper of scriptie. Bussum: Coutinho.
7. Onderwijsvormen Dit vak maakt gebruik van hoorcolleges en werkgroepen.. De colleges zijn interactief wat betekent dat de studenten worden uitgenodigd om deel te nemen aan discussies. Verder zal er gebruik worden gemaakt van filmmateriaal. Naast de hoorcolleges zijn er werkgroepen (zie voor informatie hieronder). De tijdsinvestering van deze cursus beslaat 168 uur in totaal. De cursus beslaat 11 colleges, 2 responsiecolleges en twee tentamenmomenten. Dit betekent dat er gemiddeld 11 uur per week aan de cursus moet worden besteed. Voor het bestuderen van literatuur gelden als normen: 5 p. per uur . Alle informatie betreffende de cursus is te vinden op blackboard. Vragen met betrekking tot de colleges dienen uitsluitend tijdens het college/responsiecollege te worden gesteld. Mocht je met een vraag rondlopen bekijk dan 1) of hier al iets over op blackboard is gecommuniceerd, 2) of een collega-student het antwoord op je vraag weet. Mochten beide stappen niet leiden tot een antwoord op je vraag email dan Arna van Beek,
[email protected]. Voor vragen met betrekking tot de inhoud van de werkgroepen, contact je werkgroep docent of de coördinator van het werkgroep onderwijs Mieke Konings,
[email protected]. Werkgroepen Parallel aan de colleges zijn er werkgroepen. In de cursusspecifieke bijeenkomsten staan casusopdrachten centraal, die gericht zijn op het toepassen van kennis en inzichten (uit deze module). Daarnaast wordt er gedurende de module gewerkt aan een academische opdracht, om academische vaardigheden te ontwikkelen. Feedback op/ begeleiding bij die opdracht en het oefenen van academische vaardigheden vinden voornamelijk in de algemene bijeenkomsten plaats. De casusopdrachten, academische opdracht en beoordelingsformulieren zijn te vinden in de aparte blackboardomgeving: ‘Pract. propedeuse vakken Pedagogische Wetenschappen & Onderwijskunde’. Zoals de naam al zegt, vereisen werkgroepen een actieve werkhouding van studenten. Dat wil niet alleen zeggen dat je bereid bent om je in te zetten, maar ook dat je voorbereid verschijnt. Zie onderstaand rooster en de instructies van je docent.
7
16.
Rooster werkgroepen Datum 06-09-2013
Werkgroep Cursusspecifieke bijeenkomst
Voorbereiding - Inleveren casus 1 (voor 6 september 16.00) - Lezen academische opdracht
11-09-2013
Algemene bijeenkomst
- VERVALT vanwege bibliotheekinstructie die week met eigen groep en docent (zie blackboard)
18-09-2013
Algemene bijeenkomst
- inleveren schriftelijke opzet academische opdracht (voor 17 september 13:00)
20-09-2013
Cursusspecifieke bijeenkomst
- inleveren casus 2 (voor 19 september 16.00)
25-09-2013 02-10-2013
Algemene bijeenkomst Algemene bijeenkomst
04-10-2013
Cursusspecifieke bijeenkomst
09-10-2013
Algemene bijeenkomst
-Inleveren complete concepttekst academische opdracht (voor 26 september 13:00) - inleveren casus 3 (voor 3 oktober 16.00) -Inleveren definitieve tekst academische opdracht via Ephorus (voor 10 oktober 13:00)
16-10-2013 25-10-2013
Algemene bijeenkomst Cursusspecifieke bijeenkomst
- voorbereiden presentatie
Aanwezigheid bij de bijeenkomsten is verplicht.* Bij afwezigheid loop je het risico de module niet te kunnen afronden. Consequentie voor afwezigheid bij een bijeenkomst is dan ook het maken van een vervangende opdracht, die je aan het einde van de module ontvangt van en inlevert bij je docent. Je kan de module niet afronden wanneer je meer dan 1 bijeenkomst hebt gemist. Ook bij afwezigheid bij meer dan 1 algemene bijeenkomst per blok kan je 1 van beide modules uit dat blok niet meer afronden. * voor studenten die het vak herkansen of als bijvak volgen zijn de algemene bijeenkomsten niet verplicht.
9. Van de student verwachte activiteiten
Bestuderen van de literatuur Actieve participatie tijdens het college en de werkgroepbijeenkomsten
10. Beoordeling Afsluiting module Om de module met goed gevolg af te sluiten moet aan de volgende verplichtingen worden voldaan: 1. Een schriftelijk tentamen maken over de literatuur/ collegesheets die in deze studiehandleiding wordt genoemd. 8
16.
2. Binnen de gestelde termijn de academische opdracht inleveren. 3. Voldaan hebben aan de aanwezigheidsplicht van de werkgroep. Het tentamencijfer (inclusief tentamencasus) telt voor 70% mee, de academische opdracht telt voor 30% mee. Het deelcijfer voor de academische opdracht kan worden gecompenseerd met het tentamencijfer van de cursus mits de student minimaal een 4 behaald voor de academische opdracht. De tentamencasus telt voor 15% mee in het tentamencijfer van het tweede deeltentamen. Herkansing Om voor de toetsen te slagen dient het gemiddelde van de twee deeltoetsen voldoende (minimaal 5,5) te zijn; in het geval van een onvoldoende kunnen hertentamens worden gemaakt bij de herkansingsmogelijkheid (zie rooster.uva.nl); dit hertentamen gaat over de stof van de hele module. Ook de academische opdracht kan maximaal eenmaal worden herkanst (zie de blackboardomgeving van de werkgroepen voor de deadline). Onderwijs- en Examenregeling In de Onderwijs- en Examenregeling (OER) vind je meer algemene informatie over toetsing, bijvoorbeeld over de voorwaarden om aan tentamens te mogen deelnemen, herkansingen en de geldigheidsduur van uitslagen. Zorg ervoor dat je van deze informatie op de hoogte bent! Je vindt de OER in de digitale studiegids, en op www.student.uva.nl/pow onder Onderwijs- en examenregeling (OER). De OER bevat ook andere belangrijke informatie, zoals over volgordeverplichtingen, aanwezigheidsverplichtingen, keuzepunten en minoren. NB. In de OER is het volgende vastgelegd: Deel A, artikel 3.3.: In geval van een paper, verslag, opdracht of scriptie, zoals beschreven in deel A van deze regeling, artikel 3.4, lid 3, is de herkansing in de vorm van revisie. Indien een paper, verslag, opdracht of scriptie met een voldoende beoordeeld is, zoals in artikel 3.6, lid 2, is vastgelegd, mag deze eveneens herkanst worden. Deel A, artikel 3.6.2: De eindbeoordeling van een onderdeel is voldoende bij een 5,5 of hoger. Eindbeoordelingen tussen 5,0 en 6,0 worden in de registratie afgerond op hele cijfers. Deel A, artikel 3.6.3: Bij deeltoetsingen wordt de eindbeoordeling bepaald op basis van een (gewogen) gemiddelde van de samenstellende delen. Daarbij worden geen minimumeisen gesteld aan het niveau waarop de afzonderlijk deeltoetsen worden afgesloten, tenzij deze voor aanvang van het onderdeel zijn goedgekeurd door de examencommissie en zijn opgenomen in de studiehandleiding. Deel A, artikel 3.7.5: Indien de afsluiting van een onderdeel bestaat uit meerdere tentamenvormen, worden deze afzonderlijk beoordeeld en bepalen deze deelresultaten tezamen het eindcijfer. Deelresultaten zijn geldig gedurende één studiejaar. Uitzondering hierop zijn resultaten van schriftelijke deeltentamens, zoals beschreven in deel A, artikel 3.4, lid 3. Deelresultaten van schriftelijke tentamens vervallen indien bij de eerste tentamengelegenheid deze gezamenlijk een onvoldoende resultaat opleveren en het eindcijfer van het onderdeel onvoldoende is. De herkansing van deeltentamens in de vorm van schriftelijke tentamens is altijd overkoepelend; schriftelijke tentamens kunnen niet in delen worden herkanst. In uitzonderlijke gevallen kan een deelresultaat langer gehandhaafd blijven, mits dit vooraf door de examencommissie is goedgekeurd, in de studiehandleiding is opgenomen en een maximale duur betreft van hooguit een extra studiejaar.”
11. Feedback Tentamens Na het tentamen zal er, op een nader te bepalen datum, een inzage worden gepland. Tijdens deze inzage kunnen studenten kijken welke vragen zij verkeerd hebben beantwoord en eventuele vragen stellen aan de coördinatoren van de cursus. 9
16.
12. Belangrijk Evaluatie van het onderwijs Docenten en het onderwijsinstituut hebben behoefte aan feedback van de studenten op de kwaliteit van het gegeven onderwijs. Waar nodig kan een betreffende module verbeterd worden voor de volgende groep studenten. Maar evalueren kan ook een goed leermoment zijn voor jou als student, omdat je zo extra nadenkt over je eigen leerproces en nagaat hoe je achteraf kijkt naar de inhoud van een module. Binnen de FMG wordt gewerkt met een vragenlijst die UvA-breed wordt toegepast. Bij het laatste college of na afloop van het tentamen zal je gevraagd worden deze vragenlijst in te vullen. Vul deze vragenlijst zo eerlijk mogelijk in, de resultaten ervan hebben geen consequenties voor de uitslag van het tentamen. Bovendien blijf je bij het invullen van de vragenlijst anoniem. Indien uit de resultaten van de vragenlijst blijkt dat toelichting nodig is op de evaluatie van de betreffende module, organiseert het Onderwijsinstituut een panelgesprek. Hiertoe worden een aantal studenten uitgenodigd en wordt samen met de docent en de onderwijsdirecteur of studieadviseur gesproken over het verloop en de inhoud van de betreffende module. Studenten kunnen indien gewenst ook zelf een panelgesprek aanvragen. Op Blackboard vind je onder Studenten POW de cursusevaluaties van afgelopen jaar. Je kunt hierin lezen welke cursusaanpassingen plaatsvinden naar aanleiding van de evaluaties door de studenten en de docent(en). Fraude Onder fraude wordt verstaan het handelen of nalaten van de student dat erop gericht is het vormen van een juist oordeel door de examinator omtrent kennis, inzicht en vaardigheden van de student geheel of gedeeltelijk onmogelijk te maken. Een voor iedereen duidelijk herkenbare vorm van fraude is bijv. het op enigerlei wijze ‘spieken’ tijdens het tentamen. Een helaas vaak voorkomende vorm van fraude, die in de wetenschappelijke wereld zeer zwaar wordt aangerekend, is het plegen van plagiaat. Plagiaat Een wetenschappelijke tekst moet controleerbaar zijn en daarom dien je gebruikte (internet)bronnen altijd vermelden in een zogenaamde bronvermelding. Als je een stuk tekst of tabel van iemand overneemt geef je precies aan wie de auteur is en waar je de tekst of tabel hebt gevonden. Doe je dat niet en wek je dus de indruk dat die tekst of die gegevens van jezelf zijn, dan wordt dat plagiaat genoemd. Het plegen van plagiaat in een paper of scriptie betekent altijd uitsluiting van de betreffende tentamen- of scriptiegelegenheid. Bovendien kan de examencommissie nog zwaardere straffen opleggen. Zorg dus dat je altijd goed je bronnen vermeldt en niet zomaar stukken tekst of gegevens van anderen overneemt. Zie ook de studentenwebsite www.student.uva.nl/pow, in de A-Z lijst onder Fraude, plagiaat en bronvermeldingen en OER en bachelor- en masteropleiding Pedagogische wetenschappen en Onderwijskunde, deel A, artikel 3.11. Beroepsmogelijkheden Als je het niet eens bent met een beslissing van een examinator, is het verstandig om je eerst te wenden tot de Examencommissie POW met het verzoek om een uitspraak te doen over je eventuele klacht. Na die uitspraak kun je besluiten om binnen 4 weken beroep aan te tekenen bij de COBEX. Raadpleeg de studieadviseurs voor advies en de procedure. Je kunt hen bereiken via een e-mailbericht aan
[email protected]. Onderwijs- examenregeling (OER) Algemene en specifieke informatie die geldig is voor de bachelor- en mastervakken kan gevonden worden in de Onderwijs- en examenregeling (OER). De OER is gepubliceerd op de studentenwebsite in de A-Z lijst onder OER en in de UvA Studiegids 2013-2014.
10
16.
Bijlage 1. Dublindescriptoren kennis en inzicht
toepassen van kennis en inzicht
oordeelsvorming
communicatie
leervaardigheden
Bachelor Heeft aantoonbare kennis en inzicht van een vakgebied, waarbij wordt voortgebouwd op het niveau bereikt in het voortgezet onderwijs en dit wordt overtroffen, functioneert doorgaans op een niveau met ondersteuning van gespecialiseerde handboeken, enige aspecten voorkomen waarvoor kennis van de laatste ontwikkelingen in het vakgebied vereist is. Is in staat om zijn/haar kennis en inzicht op een dusdanige wijze toe te passen, dat dit een professionele benadering van zijn/haar werk of beroep laat zien, en beschikt verder over competenties voor het opstellen en verdiepen van argumentaties en voor het oplossen van problemen op het vakgebied. Is in staat om relevante gegevens te verzamelen en interpreteren (meestal op het vakgebied) met het doel een oordeel te vormen dat mede gebaseerd is op het afwegen van relevante sociaalmaatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten. Is in staat om informatie, ideeën en oplossingen over te brengen op een publiek bestaande uit specialisten en niet-specialisten.
Bezit de leervaardigheden die noodzakelijk zijn om een vervolgstudie die een hoog niveau van autonomie veronderstelt aan te gaan.
Master Heeft aantoonbare kennis en inzicht, gebaseerd op de kennis en het inzicht op het niveau van Bachelor en deze te overtreffen en/of verdiepen, als mede een basis of kans bieden om een originele bijdrage te bieden aan het ontwikkelen en/of toepassen van ideeën, vaak in onderzoeksverband.
Is in staat om kennis en inzicht en probleemoplossende methodes toe te passen in nieuwe of onbekende omstandigheden binnen een bredere (of multidisciplinaire) context die gerelateerd is aan het vakgebied; is in staat om kennis te integreren en met complexe materie om te gaan. Is in staat om oordelen te formuleren op grond van onvolledige informatie en daarbij rekening te houden met sociaalmaatschappelijke en ethische verantwoordelijkheden, die zijn verbonden aan het toepassen van de eigen kennis en oordelen. Is in staat om conclusies, alsmede de kennis, motieven en overwegingen die hieraan ten grondslag liggen, duidelijk en ondubbelzinnig over te brengen op een publiek van specialisten en niet-specialisten. Bezit de leervaardigheden die hem of haar in staat stellen een vervolgstudie aan te gaan met een grotendeels zelfgestuurd of autonoom karakter.
11
16.
Bijlage 2 Eindtermen van de opleidingen, zoals beschreven in de OER. OPLEIDING PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN Eindtermen Bachelor Pedagogische Wetenschappen Kennis en inzicht De afgestudeerde heeft kennis van en inzicht in: 1. wetenschappelijke theorieën en onderzoeken over vraagstukken die betrekking hebben op de opvoeding van kinderen en jonge volwassenen 2. (de actuele en historische ontwikkelingen van) opvoedingspraktijken, en het pedagogische onderzoeks- en beroepenveld 3. methoden om opvoedingssituaties te diagnosticeren 4. methoden voor het plannen van interventies om problematische opvoedingssituaties te verbeteren 5. methoden van sociaalwetenschappelijk onderzoek 6. ethische vraagstukken die een rol spelen in de pedagogische onderzoeks- en beroepspraktijk 7. de disciplines psychologie, onderwijskunde, neurologie en filosofie in relatie tot de pedagogische wetenschappen Toepassen kennis en inzicht De afgestudeerde is in staat om: 8. relevante wetenschappelijke theorie en praktijkinformatie te gebruiken om opvoedingsvraagstukken te formuleren en te analyseren 9. wetenschappelijk literatuuronderzoek uit te voeren over pedagogische vraagstukken 10. onder begeleiding empirisch sociaalwetenschappelijk onderzoek uit te voeren 11. onder begeleiding (simulaties van) opvoedingssituaties te diagnosticeren 12. onder begeleiding interventies te plannen om (simulaties van) problematische opvoedingssituaties te verbeteren Oordeelsvorming De afgestudeerde is in staat om: 13. sociaalwetenschappelijk onderzoek te beoordelen 14. op basis van sociaalwetenschappelijk onderzoek een oordeel te vormen over algemene pedagogische vraagstukken en benaderingen 15. op basis van relevante praktijkinformatie en sociaalwetenschappelijk onderzoek een oordeel te vormen over specifieke problemen uit de pedagogische beroepspraktijk 16. eigen standpunten te formuleren en te onderbouwen 17. de onderbouwing van standpunten van anderen te beoordelen De afgestudeerde heeft: 18. een open en kritische houding tegenover de eigen standpunten en die van anderen Communicatie De student is in staat om: 19. schriftelijk te rapporteren over (de analyse van, of onderzoek naar) pedagogische vraagstukken, zowel aan vakgenoten, als aan (gesimuleerde) cliënten en een breder publiek 20. mondeling te rapporteren over (de analyse van, of onderzoek naar) pedagogische vraagstukken, zowel aan vakgenoten, als aan (gesimuleerde) cliënten en een breder publiek 21. in groepsverband te werken Leervaardigheden De student is in staat om: 23. het eigen leerproces te sturen 24. zelfstandig de interesse in het eigen vakgebied te verdiepen en te verbreden
12
16.
Eindtermen Master Pedagogische Wetenschappen Kennis en inzicht De afgestudeerde heeft grondige en specialistische kennis van en inzicht in: 1. theorieën en bevindingen én van methoden en technieken van de gekozen specialisatie alsmede van onderwerpen binnen of buiten die specialisatie die voor gebruik van genoemde theorieën en bevindingen van belang zijn; 2. de psychodiagnostiek en behandelingsmethoden, dan wel van de pedagogische probleemformulering en handelings- of interventiemethoden. Toepassen kennis en inzicht De afgestudeerde is in staat tot: 3. het toepassen van pedagogische kennis binnen een voor de pedagogisch relevant werkterrein en dit te relateren aan empirisch onderzoek en theoretische posities binnen de pedagogiek. Oordeelsvorming De afgestudeerde is in staat tot: 4. het hanteren van geavanceerde technieken voor pedagogisch onderzoek; 5. het zelfstandig opstellen en uitvoeren van een onderzoeks- of beïnvloedingsplan in verschillende fasen, zoals het verzamelen van relevante literatuur en het verzamelen, verwerken en interpreteren van gegevens; 6. het plannen, nemen van beslissingen en dragen van verantwoordelijkheid in de beroepssituatie. De afgestudeerde heeft: 7. specialistische vaardigheid op het gebied van psychodiagnostiek en behandeling dan wel van pedagogische probleemformulering en handelingstrategie of interventie; 8. specialistische vaardigheid op het gebied van gesprekvoering, observatie en rapportage; 9. inzicht in de consequenties van het eigen handelen voor anderen in de beroepssituatie; 10. besef van de ethische aspecten van de beroepsmatige omgang met anderen, zowel cliënten als proefpersonen, met inbegrip van de bredere consequenties van eigen onderzoeksresultaten en praktijkbeoefening; 11. besef van eigen beperkingen, d.w.z. op het juiste moment inroepen van deskundigheid van anderen en het zich op het juiste ogenblik onthouden van handelen. Communicatie De afgestudeerde heeft: 12. vaardigheid in het omgaan met anderen, het werken in teamverband. Leervaardigheden De afgestudeerde heeft: 13. bereidheid tot het herzien van eigen standpunten in de beroepssituatie.
13
16.
OPLEIDING ONDERWIJSKUNDE Eindtermen Bachelor Onderwijskunde Kennis en inzicht De afgestudeerde heeft kennis van en inzicht in: 1. hoofdproblemen op onderwijskundig gebied en de theorievorming over deze problemen 2. de ontwikkeling, sturing, opbouw en structuur van het Nederlands onderwijssysteem (inclusief de verzorgingsstructuur) 3. onderwijsbeleid en schoolorganisatie 4. onderwijs- en leerprocessen in formele onderwijssettings 5. de disciplines pedagogiek, filosofie, psychologie en sociologie in relatie tot de onderwijskunde 6. de historische ontwikkelingen van het onderwijs, het denken over onderwijs en de onderwijskunde 7. opzetten en uitvoeren van sociaalwetenschappelijk onderzoek 8. ethische vraagstukken die een rol spelen in de onderwijskundige praktijk Toepassen kennis en inzicht De afgestudeerde is in staat om: 9. theorie te gebruiken om vraagstukken op het gebied van onderwijsbeleid, schoolorganisaties, onderwijs- en opleidingsprogramma’s en onderwijsleerprocessen te benoemen, te analyseren en te interpreteren 10. deze analyse vervolgens te vertalen in adviezen, handelingsaanwijzingen en onderzoeksplannen met betrekking tot de inrichting, besturing en vormgeving van onderwijs en opleiding 11. eenvoudig onderwijskundig onderzoek uit te voeren Oordeelsvorming De afgestudeerde is in staat om: 12. een sociaalwetenschappelijk probleem (in het bijzonder op het terrein van de onderwijskunde) te formuleren en te analyseren 13. onderwijskundig onderzoek kritisch te beoordelen 14. sociaalwetenschappelijke publicaties zowel in theoretisch als in empirisch opzicht kritisch te evalueren 15. de onderwijskunde te positioneren ten opzichte van andere disciplines en wetenschapsfilosofische tradities Communicatie De afgestudeerde is in staat om: 16. schriftelijk en mondeling te rapporteren over (de analyse van, of onderzoek naar) een sociaalwetenschappelijk probleem, zowel aan vakgenoten als aan een breder publiek 17. zelfstandig en in groepsverband te werken Leervaardigheden De afgestudeerde heeft: 18. vaardigheden die noodzakelijk zijn om zich als onderwijskundige professioneel te blijven ontwikkelen.
14
16.
Eindtermen Master Onderwijskunde Kennis en inzicht De afgestudeerde heeft grondige en specialistische kennis van en inzicht in: 1. theorieën en bevindingen én van methoden en technieken binnen de onderwijskunde alsmede van onderwerpen binnen of buiten de onderwijskunde die voor gebruik van genoemde theorieën en bevindingen van belang zijn. Toepassen kennis en inzicht De afgestudeerde is in staat tot: 2. het toepassen van onderwijskundige kennis binnen een voor de onderwijskunde relevant werkterrein en dit te relateren aan empirisch onderzoek en theoretische posities binnen de onderwijskunde. Oordeelsvorming De afgestudeerde is in staat om: 3. nieuwe kennis met betrekking tot de sturing en inrichting van onderwijs te produceren; 4. zelfstandig empirisch onderwijskundig onderzoek uit te voeren; 5. complexe onderwijskundige vraagstukken vanuit verschillende theoretische perspectieven te analyseren en empirisch te onderbouwen. Communicatie De afgestudeerde is in staat om: 6. te rapporteren over (de analyse van) complexe onderwijskundige vraagstukken, aan vakgenoten en aan een breder publiek. Leervaardigheden De afgestudeerde heeft: 7. bereidheid tot het herzien van eigen standpunten in de beroepssituatie.
15
16.