Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen College of Child Development and Education Graduate School of Child Development and Education Nieuwe Prinsengracht 130 1018 VZ Amsterdam
[email protected]
Studiehandleiding Schoolorganisatie (70220366AY) Bachelorjaar: 3, Onderwijskunde Cursusjaar: 2013-2014 Semester: 2
coördinator/contactdocent: dr. Hein Broekkamp uitvoerende docenten: dr. Hein Broekkamp en drs. Wouter Schenke
Amsterdam, januari 2014 1
1. Deelname aan het onderwijs en tentamen Deelname onderwijs/tentamen Om deel te kunnen nemen aan het onderwijs en/of eerste afsluitingsgelegenheid (tentamen) in deze module moet je je binnen de aanmeldingsperiode aanmelden via het Studenteninformatiesysteem (SIS). De aanmeldingsperiode van het eerste semester loopt van 17 juni t/m 01 juli 2013. De aanmeldingsperiode van het tweede semester loopt van 02 december t/m 16 december 2013. Mocht je problemen hebben bij het aanmelden voor de vakken via SIS neem dan tijdens de aanmeldingsperiode contact op met de onderwijsadministratie via
[email protected]. De onderwijsadministratie zoekt dan samen met jou uit wat het probleem is en lost het samen met jou op. Zie voor meer informatie www.student.uva.nl/pow in de A-Z lijst Vak- en tentamenaanmelding en SIS. Let op na de aanmeldingsperiode kun je je niet meer zelf via SIS voor vakken aanmelden. De aanmelding is dan gesloten. Na de aanmeldingsperiode kun je uitsluitend via de onderwijsadministratie worden aangemeld voor vakken op een vaste na-aanmeldingsdag onder de volgende voorwaarden: 1. uiterlijk tot en met de eerste week waarin het vak is gestart 2. uitsluitend dan wanneer er nog plaats beschikbaar is 3. én tegen betaling van 70 euro administratiekosten Deelname herkansing De aanmelding geldt voor het onderwijs alsmede voor de eerste afsluitingsgelegenheid. Studenten die het vak niet bij de eerste afsluitingsgelegenheid hebben behaald worden door de onderwijsbalie voor de herkansing aangemeld. Meld je op tijd af voor vak(ken) waar je niet aan gaat deelnemen.
2. Inleiding Wat de leraar doet in de klas staat niet op zichzelf, maar wordt voor een groot deel bepaald door hoe de school is georganiseerd. Er zijn verschillende organisatiestructuren. Daarnaast is er een schoolcultuur die bepaalt vanuit welke waarden, normen en gedragsregels leraren en schoolleiders werken. In de laatste decennia is er veel veranderd met betrekking tot schoolorganisaties. Scholen zijn maatschappelijke ondernemingen geworden met eigen missies, visies, doelen en strategieën. Scholen kunnen steeds vaker beschouwd worden als lerende organisaties, waarin niet alleen leerlingen, maar ook leraren, samenwerkend in teams, leren van elkaar. Scholen zijn groter geworden en de management- en leiderschapstaken complexer. Het eigenaarschap van de leraar over de onderwijskwaliteit is daarmee ter discussie komen te staan en spreiding van leiderschap in de school is een belangrijk thema geworden. Tenslotte is de externe gerichtheid van scholen sterk toegenomen. Scholen moeten zich meer rekenschap geven van hun prestaties (‘accountability’) en de integrale wijze waarop zij verantwoordelijkheden en beslissingsprocessen vormgeven (‘governance’) . In de module Schoolorganisatie krijg je inzicht in organisatiekundige theorieën en leer je deze toe te passen op schoolcontexten. Je leert schoolorganisaties te typeren en strategieën te herkennen waarmee schoolleiders de organisatie vormgeven en veranderingen doorvoeren. Deze module is interessant voor iedereen die professioneel met schoolorganisaties in aanraking komt en zijn/haar inzicht in processen van deze organisaties wil vergroten, bijvoorbeeld (toekomstige) docenten, schoolleiders, beleidsadviseurs en/of onderzoekers. 2
3. Voorkennis en aansluiting met andere modulen De module maakt deel uit van de bacheloropleiding Onderwijskunde en het schakelprogramma Onderwijskunde. Daarnaast is de module ook een keuzeonderdeel binnen de minor Onderwijskunde. De inhoud van de module staat op zichzelf, maar enige kennis van beleid en organisatie van onderwijs wordt bekend verondersteld. De module sluit daarmee aan op onder meer de propedeusemodule Beleid en Organisatie van Onderwijs en Opvoeding (voorheen: Beleid) en de bachelormodule Onderwijsbeleid, beleidsvoering en media.
4. Leerdoelen De leerdoelen sluiten aan bij verschillende eindtermen van Onderwijskunde (OWK, die zijn geformuleerd in termen van Dublin descriptoren (zie Bijlagen). Kennis en inzicht: • Kennis en inzicht ten aanzien van verschillende typen schoolorganisaties. • Kennis en inzicht ten aanzien van de structuur en cultuur van een schoolorganisatie. • Kennis en inzicht ten aanzien van processen van leren, communiceren, motiveren, beslissen, plannen en veranderen die op het niveau van de schoolorganisatie plaatsvinden. • Inzicht in de relatie die deze organisatieprocessen hebben met de processen die in de klas plaatsvinden en in de omgeving buiten de school. (eindtermen OWK 1, 2, 3) Toepassen kennis en inzicht: • Het opzetten en uitvoeren van onderwijskundig onderzoek (eindtermen OWK 7, 11) • Het toepassen van wetenschappelijke theorieën bij het interpreteren en analyseren van vraagstukken met betrekking tot schoolorganisaties, en deze aanwenden voor het formuleren van verbetervoorstellen en adviezen (eindtermen OWK 9, 10) Oordeelsvorming: • Op basis van relevante wetenschappelijke theorie en praktijkinformatie een oordeel vormen over schoolorganisatorische vraagstukken (eindtermen OWK 12) Communicatie: • Schriftelijk en mondeling rapporteren over de aard en analyse van een schoolorganisatorisch vraagstuk en de mogelijke aanpak daarvan (eindtermen OWK 16) • Zelfstandig en in groepsverband werken (eindtermen OWK 17)
5. Inhoud De bijeenkomsten zijn thematisch zijn opgebouwd en volgen de hoofdstukken van het cursusboek (zie ook het rooster onder 8). Het cursusboek biedt naast een overzicht van algemene en schoolspecifieke organisatiekundige theorieën ook concrete casussen waar de student deze theorieën op kan toepassen. Tijdens de bijeenkomsten worden de theorieën en de casussen besproken. Er vindt verdere verdieping plaats aan de hand van onderzoeksartikelen, die in 3
veel gevallen case studies betreffen. Ten slotte vindt verdieping plaats aan de hand van een authentieke opdracht, waarbij studenten, in opdracht van de gemeente Amsterdam, een organisatievraagstuk van verschillende scholen onderzoeken en een beleidsadvies voor betrokkenen formuleren. Het vraagstuk betreft de maatschappelijke stage in het voortgezet onderwijs (zie voor verdere toelichting Paragraaf 7, Onderwijsvormen, opdrachtbeschrijving).
6. Literatuur Verplichte tentamenliteratuur: • Chance, P. L. (2009). Introduction to educational leadership and organizational behavior: Theory into practice (2nd ed.). Eye On Education. • Chrispeels Janet H., & Martin, Kathleen J. (2002). Four school leadership teams define their roles within organizational and political structures to improve student learning. School Effectiveness and School Improvement, 13(3), 327-365. • Foster, R. (2004). Leadership and secondary school improvement: Case studies of tensions and possibilities. International Journal of Leadership in Education 8(1), 35– 52. • Koliba, C. J., Campbell, E. K., & Shapiro, C. (2006). The practice of service learning in local school-community contexts. Educational Policy, 20(5), 683-717. • Koyama, J. (2013). Principals as Bricoleurs Making Sense and Making Do in an Era of Accountability. Educational Administration Quarterly, 0013161X13492796. • Priestley, M. (2011). Schools, teachers, and curriculum change: A balancing act?. Journal of Educational Change, 12(1), 1-23 • Schenke, W., & M. L. L. Volman, J. H. van Driel, F. P. Geijsel en H.W. Sligte (2012). Cross-professionele samenwerking in de context van ontwikkel- en onderzoeksprojecten in het voortgezet onderwijs. Pedagogische Studiën, 89, 350-363. • Spillane, J. P., Parise, L. M., & Sherer, J. Z. (2011). Organizational routines as coupling mechanisms policy, school administration, and the technical core. American Educational Research Journal, 48(3), 586-619. • Thoonen, E. E., Sleegers, P. J., Oort, F. J., Peetsma, T. T., & Geijsel, F. P. (2011). How to improve teaching practices the role of teacher motivation, organizational factors, and leadership practices. Educational Administration Quarterly, 47(3), 496-536. • Yamagata-Lynch, L. S., & Haudenschild, M. T. (2009). Using activity systems analysis to identify inner contradictions in teacher professional development. Teaching and Teacher Education, 25, 507–517.
7. Onderwijsvormen De module bestaat uit zeven wekelijkse colleges van drie uur. De bijeenkomsten beginnen met een hoorcollege, gewijd aan de bespreking en verdieping van de literatuur die studenten vooraf hebben bestudeerd aan de hand van leesvragen, die direct na afloop van het voorgaande college op Blackboard worden geplaatst. Er is veel ruimte voor vragen, aanvulling en discussie vanuit de groep. Het tweede gedeelte van de bijeenkomsten heeft het karakter van een werkcollege, waarin de lesstof verwerkt en toegepast wordt aan de hand van verschillende opdrachten en werkvormen, waarbij groepswerk en plenaire uitwisseling elkaar afwisselen. In het werkcollege wordt ook feedback gegeven op een authentieke opdracht waaraan studenten gedurende de cursus werken. Het aantal te besteden uren aan colleges, tentamens, litera-
4
tuur lezen en werken aan de authentieke opdracht bedraagt respectievelijk 30, 3, 85 en 42 uur (hierna gespecificeerd). Beschrijving authentieke opdracht Het onderwerp van de authentieke opdracht is de maatschappelijke stage van leerlingen in het voortgezet onderwijs. Deze stages zijn momenteel verplicht (zie http://www.maatschappelijkestage.nl). Vanaf 2015-2016 is dat echter niet meer het geval en krijgen scholen van het rijk geen extra financiering meer om de stages te organiseren. Bij een groot deel van de Amsterdamse scholen en ook bij de Amsterdamse gemeente bestaat de wens om de maatschappelijk stages te continueren. Onduidelijk is echter op welke wijze en onder welke voorwaarden scholen deze stages willen voortzetten. Om deze reden heeft De Dienst Maatschappelijk Ontwikkeling van de gemeente Amsterdam (DMO) via bemiddeling van de stichting Academie van de Stad (AvdS) (zie www.academievandestad.nl) het College Child Development and Education van de Universiteit van Amsterdam (CCDE) gevraagd om studenten een behoefte-onderzoek te laten uitvoeren. Het CCDE is akkoord gegaan met de opdracht en heeft haar ingepast in de cursus Schoolorganisatie van de opleiding Onderwijskunde. De vorm wordt hieronder beschreven. Groepjes van circa 4 studenten voeren een case study uit, waarbij ze een contactpersoon van een Amsterdamse vo-school interviewen over de vragen of, hoe en waarom de school in 2015-2016 wil doorgaan met maatschappelijke stages (vanaf 2015-2016 is dit niet meer verplicht). De studenten analyseren hun eigen gegevens en betrekken als achtergrondinformatie (a) een gezamenlijke presentatie in het eerste werkcollege van AvdS, DMO en de Vrijwilligers Centrale Amsterdam (VCA; zie http://vca.nu/vrijwilligers/maatschappelijkestage.html) (b) een wetenschappelijke artikel over maatschappelijke stages dat in het werkcollege is besproken (Koliba et al., 2006), (c) de organisatiekundige concepten die centraal staan in de cursus. De groepjes rapporteren de resultaten van hun case study in een schriftelijk onderzoeksverslag van 1000 woorden met als onderdeel (a) de typering van de school in termen van de structuur en de cultuur van de schoolorganisatie, (b) relevante (historische) processen binnen deze organisatie m.b.t. de maatschappelijke stage, (c) de behoeften van de school om in 2015-2016 door te gaan met maatschappelijke stages, (d) een toelichting van deze behoeften in termen van de organisatiedoelen en de interne en externe voorwaarden die de school verbindt aan het realiseren van deze doelen. De groepjes bestuderen vervolgens de verslagen van elkaar en bespreken de resultaten onderling in parallelle ronde-tafelbijeenkomsten met aan elke tafel een vertegenwoordiger van elk van de groepjes. De originele groepjes voeren vervolgens een cross-case analyse uit, waarbij ze de resultaten van de verschillende groepen systematisch vergelijken en algemene conclusies trekken conform de indeling van de afzonderlijke casestudies (a-d). De groepjes rapporteren de resultaten van de cross case analyse schriftelijk in een onderzoeksverslag van 1000 woorden. Ten slotte schrijven de groepjes een schriftelijk advies aan de school van 500 woorden en een schriftelijk advies aan de gemeente van 500 woorden, dat betrekking heeft op respectievelijk de interne en de externe voorwaarden om door te gaan met de maatschappelijke stage. In de zevende week van de acht weken durende cursus leveren studenten definitieve versies van de vier deelopdrachten in, die worden beoordeeld door de docent met cijfers. De weging van deze deelcijfers voor het cursuscijfer is: case study 15 procent, meervoudige case 5
study 15 procent, advies aan de school 5 procent en advies aan DMO 5 procent (het tentamen van de cursus telt 60 procent mee). De verslagen, waarin de scholen zijn geanonimiseerd, worden verspreid onder de deelnemende scholen en de gemeente. Aan het eind van de achtste week vindt een conferentie plaats met als deelnemers de studenten en contactpersonen van de verschillende scholen, de DMO, VCA en AvdS. De groepjes bespreken op hetzelfde moment aan verschillende tafels de case study met de contactpersoon van school (de contactpersonen van DMO, VCA en AvdS schuiven ook aan bij een tafel). Vervolgens geeft een van de groepjes een mondelinge presentatie over de meervoudige case study en de adviezen aan de DMO, waarbij ook de contactpersonen van de verschillende scholen zijn uitgenodigd. Ten slotte vindt een plenaire discussie plaats. Criteria van de case study en meervoudige case study zijn: (a) focus op de opdracht (aansluiting bij de gegeven structuur en inhoud), (b) theoretische kwaliteit (zinvolle en inzichtelijke toepassing van concepten die centraal staan in de cursus), (c) methodologische kwaliteit (onderbouwing en nuancering van conclusies met oog voor tegenargumenten). Criteria voor de adviezen aan de school en de gemeente zijn: (a) aansluiting bij het onderzoeksresultaten (b) toegankelijke rapportage. Planning authentieke opdracht week 1 2 3 4 5
6 7
8 8
activiteiten Ontwerpen interviewleidraad Afnemen en uittypen interview Analyseren interview en betrekken achtergrondinformatie Schriftelijk rapporteren case study
wanneer? 5-7 feb 9-14 feb tot 23 feb
uren 5 5 5
Complete conceptversies 5 op Blackboard plaatsen uiterlijk 28 feb Voorbereiding conferentie bij UvA: bestu- tot 5 mrt 5 deren case studies van andere groepen Conferentie (tijdens college) 5 mrt Cross case analyse tot 14 maart 5 Schriftelijk rapportage: meervoudige case Definitieve versies op 5 study, adviezen aan school en gemeente Blackbord plaatsen uiter(onderzoeksverslagen en adviezen worden lijk 21 mrt doorgestuurd aan scholen en gemeente) Voorbereiding conferentie bij gemeente tot 27 mrt 5 Conferentie bij de gemeente: presenteren 27 mrt 2 adviezen 42
6
8. Rooster Hoorcolleges vinden steeds plaats in M3.01 van 15:00 tot 16:15. De werkcolleges, waarvoor studenten in twee groepen worden gedeeld, vinden plaats van 16:30 tot 18:00 in GS08 (onder begeleiding van Hein Broekkamp) en GS14 (onder begeleiding van Wouter Schenke). Literatuur ter voorbereiding van colleges Week
College
Docent
Thema
Artikel
Organisatiestructuren
Boekhfd (Chance) 1,2
Aant pag. 61
uren
1
5 feb
Hein Broekkamp
2
12 feb
Hein Broekkamp
Systeemtheorieën
3
Spillane et al. (2011) Koliba et al (2006)
67
13,4
3
19 feb
Wouter Schenke
Cultuur en leren
4
Schenke et al. (2012) YamagataLynch (2009)
40
8
4
26 feb
Hein Broekkamp
Leiderschap en contingentietheorieën
5,6
Chrispeels et al. (2002)
80
16
5
5 mrt
6
12 mrt
7
19 mrt
8
26 mrt OMHP D109 11 jun GS14
Hein Broekkamp Hein Broekkamp Hein Broekkamp Tentamen
Motivatie en communicatie Beslissen en kwaliteitszorg Organisatieverandering
7,8
87
17,4
9
Thoonen (2011) Koyama (2013)
50
10
10
Foster (2004)
42
8,4
Herkansing tentamen
Priestley (2011)
12,2
3 3
De locatie van het onderwijs en tentamens vind je op http://rooster.uva.nl. Houd de Mededelingen op de studentenwebsite www.student.uva.nl/pow en/of de blackboardomgeving Schoolorganisatie 2013-2014 in de gaten voor eventuele roosterwijzigingen.
9. Van de student verwachte activiteiten Verwacht wordt: • Inzet voor de cursus conform de studienorm van 20 uur per week (zie urenspecificatie in paragraaf 7 en 8). • Goede voorbereiding van de colleges: bestuderen literatuur (zie rooster paragraaf 8) aan de hand van gegeven leesvragen (zie Blackboard). • Actieve participatie aan hoorcollege en werkgroepbijeenkomsten • Aanleveren concept- en definitieve versies opdrachten volgens planning en inleverinstructies (zie opdrachtomschrijving paragraaf 7). 7
• Afwezigheid moet van tevoren worden gemeld bij de docent. Bij afwezigheid tijdens het college dient de student schriftelijke antwoorden op leesvragen bij de literatuur in te leveren bij de docent.
10.
Beoordeling
Beoordeling vindt plaats aan de hand van: • Een tentamen met schriftelijke open vragen, individueel (60 procent) • Onderzoeksverslagen en beleidsadviezen die groepjes in relatie tot de authentieke opdracht maken (40 procent) Herkansing is mogelijk van het tentamen en/of het geheel van de authentieke opdracht. Voor de herkansingsdatum van het tentamen zie Rooster (par. 8). Herkansing van de authentieke opdracht betekent bijstelling van de teksten binnen twee weken na ontvangst van de eerste beoordeling. Bij de beoordeling van de herkansing van de authentieke opdracht wordt ook de mate waarin studenten profiteren van de feedback als criterium meegenomen. Tentamenvragen zijn gericht op kennis van de theorieën uit Chance (2009) en toepassing van deze theorie op de casussen uit Chance en de onderzoeksartikelen. Voor beoordelingscriteria van de authentieke opdracht, zie opdrachtomschrijving (zie paragraaf 7). De student is geslaagd voor de module indien het gewogen gemiddelde van het tentamen en de onderzoeksverslagen een 5,5 of hoger is. Eindbeoordelingen tussen 5,0 en 6,0 worden in de registratie afgerond op hele cijfers. In de Onderwijs- en Examenregeling (OER) vind je meer algemene informatie over toetsing, bijvoorbeeld over de voorwaarden om aan tentamens te mogen deelnemen, herkansingen en de geldigheidsduur van uitslagen. Zorg ervoor dat je van deze informatie op de hoogte bent! Je vindt de OER in de digitale studiegids, en op www.student.uva.nl/pow onder Onderwijsen examenregeling (OER). De OER bevat ook andere belangrijke informatie, zoals over volgordeverplichtingen, aanwezigheidsverplichtingen, keuzepunten en minoren. NB. In de OER is het volgende vastgelegd: Deel A, artikel 3.3.: In geval van een paper, verslag, opdracht of scriptie, zoals beschreven in deel A van deze regeling, artikel 3.4, lid 3, is de herkansing in de vorm van revisie. Indien een paper, verslag, opdracht of scriptie met een voldoende beoordeeld is, zoals in artikel 3.6, lid 2, is vastgelegd, mag deze eveneens herkanst worden. Deel A, artikel 3.6.2: De eindbeoordeling van een onderdeel is voldoende bij een 5,5 of hoger. Eindbeoordelingen tussen 5,0 en 6,0 worden in de registratie afgerond op hele cijfers. Deel A, artikel 3.6.3: Bij deeltoetsingen wordt de eindbeoordeling bepaald op basis van een (gewogen) gemiddelde van de samenstellende delen. Daarbij worden geen minimumeisen gesteld aan het niveau waarop de afzonderlijk deeltoetsen worden afgesloten, tenzij deze voor aanvang van het onderdeel zijn goedgekeurd door de examencommissie en zijn opgenomen in de studiehandleiding. 8
Deel A, artikel 3.7.5: Indien de afsluiting van een onderdeel bestaat uit meerdere tentamenvormen, worden deze afzonderlijk beoordeeld en bepalen deze deelresultaten tezamen het eindcijfer. Deelresultaten zijn geldig gedurende één studiejaar. Uitzondering hierop zijn resultaten van schriftelijke deeltentamens, zoals beschreven in deel A, artikel 3.4, lid 3. Deelresultaten van schriftelijke tentamens vervallen indien bij de eerste tentamengelegenheid deze gezamenlijk een onvoldoende resultaat opleveren en het eindcijfer van het onderdeel onvoldoende is. De herkansing van deeltentamens in de vorm van schriftelijke tentamens is altijd overkoepelend; schriftelijke tentamens kunnen niet in delen worden herkanst. In uitzonderlijke gevallen kan een deelresultaat langer gehandhaafd blijven, mits dit vooraf door de examencommissie is goedgekeurd, in de studiehandleiding is opgenomen en een maximale duur betreft van hooguit een extra studiejaar.”
11. Feedback en beantwoording van vragen Inzage en nabespreking van het schriftelijk tentamen geschiedt op aanvraag bij de coördinerend docent na afloop van de module. Feedback op de tussentijdse opdrachten wordt in de colleges gegeven door de eigen werkgroepdocent. Feedback op eindversies van de opdrachten wordt schriftelijk gegeven door de eigen werkgroepdocent, die de opdrachten ook beoordeelt met een cijfer. Verwacht wordt dat studenten vragen over de opdracht en de cursus stellen in het college. In dringende gevallen kan dit ook buiten het college. Contactgegevens: Hein Broekkamp:
[email protected], Kamer G0.41a. Wouter Schenke:
[email protected].
12. Belangrijk Evaluatie van het onderwijs Docenten en het onderwijsinstituut hebben behoefte aan feedback van de studenten op de kwaliteit van het gegeven onderwijs. Waar nodig kan een betreffende module verbeterd worden voor de volgende groep studenten. Maar evalueren kan ook een goed leermoment zijn voor jou als student, omdat je zo extra nadenkt over je eigen leerproces en nagaat hoe je achteraf kijkt naar de inhoud van een module. Binnen de FMG wordt gewerkt met een vragenlijst die UvA-breed wordt toegepast. Bij het laatste college of na afloop van het tentamen zal je gevraagd worden deze vragenlijst in te vullen. Vul deze vragenlijst zo eerlijk mogelijk in, de resultaten ervan hebben geen consequenties voor de uitslag van het tentamen. Bovendien blijf je bij het invullen van de vragenlijst anoniem. Indien uit de resultaten van de vragenlijst blijkt dat toelichting nodig is op de evaluatie van de betreffende module, organiseert het Onderwijsinstituut een panelgesprek. Hiertoe worden een aantal studenten uitgenodigd en wordt samen met de docent en de onderwijsdirecteur of studieadviseur gesproken over het verloop en de inhoud van de betreffende module. Studenten kunnen indien gewenst ook zelf een panelgesprek aanvragen.
9
Op Blackboard vind je onder Studenten POW de cursusevaluaties van afgelopen jaar. Je kunt hierin lezen welke cursusaanpassingen plaatsvinden naar aanleiding van de evaluaties door de studenten en de docent(en). Fraude Onder fraude wordt verstaan het handelen of nalaten van de student dat erop gericht is het vormen van een juist oordeel door de examinator omtrent kennis, inzicht en vaardigheden van de student geheel of gedeeltelijk onmogelijk te maken. Een voor iedereen duidelijk herkenbare vorm van fraude is bijv. het op enigerlei wijze ‘spieken’ tijdens het tentamen. Een helaas vaak voorkomende vorm van fraude, die in de wetenschappelijke wereld zeer zwaar wordt aangerekend, is het plegen van plagiaat. Plagiaat Een wetenschappelijke tekst moet controleerbaar zijn en daarom dien je gebruikte (internet)bronnen altijd vermelden in een zogenaamde bronvermelding. Als je een stuk tekst of tabel van iemand overneemt geef je precies aan wie de auteur is en waar je de tekst of tabel hebt gevonden. Doe je dat niet en wek je dus de indruk dat die tekst of die gegevens van jezelf zijn, dan wordt dat plagiaat genoemd. Het plegen van plagiaat in een paper of scriptie betekent altijd uitsluiting van de betreffende tentamen- of scriptiegelegenheid. Bovendien kan de examencommissie nog zwaardere straffen opleggen. Zorg dus dat je altijd goed je bronnen vermeldt en niet zomaar stukken tekst of gegevens van anderen overneemt. Zie ook de studentenwebsite www.student.uva.nl/pow, in de A-Z lijst onder Fraude, plagiaat en bronvermelding, , en OERen bachelor- en masteropleiding Pedagogische wetenschappen en Onderwijskunde, deel A, artikel 3.11. Beroepsmogelijkheden Als je het niet eens bent met een beslissing van een examinator, is het verstandig om je eerst te wenden tot de Examencommissie POW met het verzoek om een uitspraak te doen over je eventuele klacht. Na die uitspraak kun je besluiten om binnen 4 weken beroep aan te tekenen bij de COBEX. Raadpleeg de studieadviseurs voor advies en de procedure. Je kunt hen bereiken via een e-mailbericht aan
[email protected]. Onderwijs- examenregeling (OER) Algemene en specifieke informatie die geldig is voor de bachelor- en mastervakken kan gevonden worden in de Onderwijs- en examenregeling (OER). De OER is gepubliceerd op de studentenwebsite in de A-Z lijst onder OER en in de UvA Studiegids 2013-2014.
10
Bijlage 1. Dublindescriptoren kennis en inzicht
toepassen van kennis en inzicht
oordeelsvorming
communicatie
leervaardigheden
Bachelor Heeft aantoonbare kennis en inzicht van een vakgebied, waarbij wordt voortgebouwd op het niveau bereikt in het voortgezet onderwijs en dit wordt overtroffen, functioneert doorgaans op een niveau met ondersteuning van gespecialiseerde handboeken, enige aspecten voorkomen waarvoor kennis van de laatste ontwikkelingen in het vakgebied vereist is. Is in staat om zijn/haar kennis en inzicht op een dusdanige wijze toe te passen, dat dit een professionele benadering van zijn/haar werk of beroep laat zien, en beschikt verder over competenties voor het opstellen en verdiepen van argumentaties en voor het oplossen van problemen op het vakgebied. Is in staat om relevante gegevens te verzamelen en interpreteren (meestal op het vakgebied) met het doel een oordeel te vormen dat mede gebaseerd is op het afwegen van relevante sociaalmaatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten. Is in staat om informatie, ideeën en oplossingen over te brengen op een publiek bestaande uit specialisten en niet-specialisten.
Bezit de leervaardigheden die noodzakelijk zijn om een vervolgstudie die een hoog niveau van autonomie veronderstelt aan te gaan.
Master Heeft aantoonbare kennis en inzicht, gebaseerd op de kennis en het inzicht op het niveau van Bachelor en deze te overtreffen en/of verdiepen, als mede een basis of kans bieden om een originele bijdrage te bieden aan het ontwikkelen en/of toepassen van ideeën, vaak in onderzoeksverband.
Is in staat om kennis en inzicht en probleemoplossende methodes toe te passen in nieuwe of onbekende omstandigheden binnen een bredere (of multidisciplinaire) context die gerelateerd is aan het vakgebied; is in staat om kennis te integreren en met complexe materie om te gaan. Is in staat om oordelen te formuleren op grond van onvolledige informatie en daarbij rekening te houden met sociaalmaatschappelijke en ethische verantwoordelijkheden, die zijn verbonden aan het toepassen van de eigen kennis en oordelen. Is in staat om conclusies, alsmede de kennis, motieven en overwegingen die hieraan ten grondslag liggen, duidelijk en ondubbelzinnig over te brengen op een publiek van specialisten en niet-specialisten. Bezit de leervaardigheden die hem of haar in staat stellen een vervolgstudie aan te gaan met een grotendeels zelfgestuurd of autonoom karakter.
11
Bijlage 2. Eindtermen Bachelor Onderwijskunde Kennis en inzicht De afgestudeerde heeft kennis van en inzicht in: 1. hoofdproblemen op onderwijskundig gebied en de theorievorming over deze problemen 2. de ontwikkeling, sturing, opbouw en structuur van het Nederlands onderwijssysteem (inclusief de verzorgingsstructuur) 3. onderwijsbeleid en schoolorganisatie 4. onderwijs- en leerprocessen in formele onderwijssettings 5. de disciplines pedagogiek, filosofie, psychologie en sociologie in relatie tot de onderwijskunde 6. de historische ontwikkelingen van het onderwijs, het denken over onderwijs en de onderwijskunde 7. opzetten en uitvoeren van sociaalwetenschappelijk onderzoek 8. ethische vraagstukken die een rol spelen in de onderwijskundige praktijk Toepassen kennis en inzicht De afgestudeerde is in staat om: 9. theorie te gebruiken om vraagstukken op het gebied van onderwijsbeleid, schoolorganisaties, onderwijs- en opleidingsprogramma’s en onderwijsleerprocessen te benoemen, te analyseren en te interpreteren 10. deze analyse vervolgens te vertalen in adviezen, handelingsaanwijzingen en onderzoeksplannen met betrekking tot de inrichting, besturing en vormgeving van onderwijs en opleiding 11. eenvoudig onderwijskundig onderzoek uit te voeren Oordeelsvorming De afgestudeerde is in staat om: 12. een sociaalwetenschappelijk probleem (in het bijzonder op het terrein van de onderwijskunde) te formuleren en te analyseren 13. onderwijskundig onderzoek kritisch te beoordelen 14. sociaalwetenschappelijke publicaties zowel in theoretisch als in empirisch opzicht kritisch te evalueren 15. de onderwijskunde te positioneren ten opzichte van andere disciplines en wetenschapsfilosofische tradities Communicatie De afgestudeerde is in staat om: 16. schriftelijk en mondeling te rapporteren over (de analyse van, of onderzoek naar) een sociaalwetenschappelijk probleem, zowel aan vakgenoten als aan een breder publiek 17. zelfstandig en in groepsverband te werken Leervaardigheden De afgestudeerde heeft: 18. vaardigheden die noodzakelijk zijn om zich als onderwijskundige professioneel te blijven ontwikkelen.
12