Ontwikkeling van het kind
Zilkerbinnenweg 72 A ▪ 2191 AE De Zilk ▪ 0252-528 658 ▪
[email protected] ▪ www.kindercath.nl Kamer van Koophandel Amsterdam 34085729 ▪ Landelijk Register Kinderopvang 213457398
Inhoudsopgave Inleiding
3
Ontwikkeling 0 - 4 jaar 0 - 1 jaar Lichamelijke ontwikkeling .............................................................................
4
Cognitieve ontwikkeling ...............................................................................
5
1 - 2 jaar Lichamelijke ontwikkeling .............................................................................
6
Cognitieve ontwikkeling ...............................................................................
7
2 - 3 jaar Lichamelijke ontwikkeling .............................................................................
8
9
Cognitieve ontwikkeling ...............................................................................
3 - 4 jaar Lichamelijke ontwikkeling ...........................................................................
10
11
Cognitieve ontwikkeling .............................................................................
Ontwikkeling 4 - 13 jaar 4 - 6 jaar Lichamelijke ontwikkeling ...........................................................................
12
Cognitieve ontwikkeling .............................................................................
13
Sociaal-emotionele ontwikkeling ................................................................
13
7 - 9 jaar Lichamelijke ontwikkeling ...........................................................................
14
Cognitieve ontwikkeling .............................................................................
15
Sociaal-emotionele ontwikkeling ................................................................
15
10 - 13 jaar ..................................................................................................
Lichamelijke
ontwikkeling ..............................................................................................................
16
Cognitieve ontwikkeling .............................................................................
17
Sociaal-emotionele ontwikkeling ................................................................
17
Ontwikkeling van het kind – Kindercath 2015 Bron: Nederlands Jeugd Instituut i.s.m. Kohnstamm Instituut
Pagina 2
Inleiding Kinderen doorlopen een aantal ontwikkelingsfasen. Het tempo waarmee dit gebeurt, is voor ieder kind verschillend. Het is dus heel normaal als een kind al eerder of pas later toe is aan bepaalde activiteiten. Elk kind is uniek en daarom is elke ontwikkeling ook uniek. Daarnaast heeft ieder kind zijn eigen voorkeur: de een is dol zijn op zijn blokken, maar zal nooit een puzzel aanraken en een ander kind zal veel in boeken bladeren, maar bijvoorbeeld niet van zingen houden. Je kunt de ontwikkeling van het kind stimuleren door hem de mogelijkheid te bieden zich te ontwikkelen. Bied leuk speelgoed aan, maak de speelomgeving kindvriendelijk, zodat hij lekker zijn gang kan gaan. Stimuleer het kind positief bij wat hij onderneemt, maar geef ook de grenzen aan. Kinderen in de basisschoolleeftijd hebben andere behoeften. De wereld om hen heen gaat een steeds belangrijker rol spelen, vriendschappen worden gesloten en ze ontwikkelen zich tot meer zelfstandigheid. Zij willen dingen zelf uitproberen en ontdekkingen doen en gaan een eigen identiteit ontwikkelen. Praten, luisteren en beredeneren gaat vooral bij de oudere kinderen een grotere rol spelen. Bied meer uitdaging op spelgebied, stimuleer sociale vaardigheden en geef duidelijk en consequent aan wat wel en niet kan. Voor een goed overzicht zijn de ontwikkelingsfasen uitgesplitst in twee hoofdgroepen. De leeftijdsgroep 0 - 4 jaar is onderverdeeld in drie leeftijdsgroepen omdat elke leeftijdsfase zijn eigen specifieke kenmerken en behoeften heeft. Per fase wordt onderscheid gemaakt tussen lichamelijke ontwikkeling en cognitieve ontwikkeling. De leeftijdsgroep 4 - 13 jaar is eveneens onderverdeeld in leeftijdsgroepen. Ook hier worden drie leeftijdsfasen onderscheiden, waarbij de ontwikkelingsgebieden worden uitgesplitst in lichamelijke ontwikkeling, cognitieve ontwikkeling en sociaal-emotionele ontwikkeling.
Ontwikkeling van het kind – Kindercath 2015 Bron: Nederlands Jeugd Instituut i.s.m. Kohnstamm Instituut
Pagina 3
Ontwikkeling 0 - 4 jaar 0 - 1 jaar Lichamelijke ontwikkeling 3 maanden De baby kan nu zijn hoofdje ononderbroken rechtop houden en is druk bezig de bewegingen van zijn handjes te bestuderen. Hij ontdekt dat hij die roze dingen die af en toe zijn gezichtsveld kruisen, zelf kan laten bewegen! Dit is van belang om de oog-hand coördinatie te ontwikkelen. Betrek de baby bij het dagelijks leven door hem af en toe in een wipstoeltje te laten zitten. De rugleuning mag al wat omhoog, maar nog niet helemaal. Hij krijgt zo veel nieuwe indrukken. Hij begint te slaan naar speeltjes in de buurt. Voorwerpen vastpakken kan pas als de grijpreflex helemaal verdwenen is.
4 - 5 maanden Met behulp van jouw steun kan het kind op je schoot zitten en het hoofdje van links naar rechts draaien. Vanaf vier maanden kunnen de meeste baby's goed diepte zien. De baby zal tussen de 3 en de 6 maanden flink kwijlen. Dit hoeft niet te betekenen dat er al een tandje gaat komen (kan wel). Dit kwijlen heeft te maken met het ontwikkelen van de speekselklieren en de mondspieren. De baby gaat gerichter naar allerlei speeltjes slaan en probeert misschien zelfs al wat te pakken. Beide handjes beginnen steeds meer samen te werken. Alles gaat onmiddellijk naar het mondje. Hiermee voelt en ontdekt de baby het voorwerp. Ook kun je rond deze tijd de eerste echte traantjes zien. Hiervoor huilde de baby nog alleen met geluid.
6 - 8 maanden De meeste baby's kunnen nu met een licht steuntje een tijdje rechtop zitten. Op zijn buik liggend kan de baby zijn gewicht dragen door op zijn onderarmen te steunen en als je hem vasthoudt kan hij zich rechtop houden met gestrekte heupen en knieën. De meeste baby's kunnen nu gericht dingetjes pakken. Alles gaat onmiddellijk naar het mondje. Hiermee voelt en ontdekt de baby het voorwerp. De baby begint nu rammelaars te pakken en er bewegingen mee te maken of zijn eigen flesje vast te houden. Als de baby een speeltje vasthoudt en je biedt hem een tweede speeltje aan, zal hij het eerste laten vallen. Hij zal nu aanstalten gaan maken om te gaan rollen: eerst op zijn zij en na een paar weekjes oefenen ook helemaal van rug naar buik en weer terug.
9 maanden Als de baby zit, schommelt hij met zijn lijfje voor- en achterwaarts. Dit doet hij om zijn evenwicht te ontwikkelen. Ook gaat het kindje steeds meer spelen; hij kan met beide handen tegelijk een speeltje vasthouden en het van de ene hand naar de andere brengen. Ook kan hij bijvoorbeeld een autootje vasthouden en met het andere handje aan het wieltje draaien. Als de baby goed stevig rechtop zit, kan hij in een winkelwagentje of fietsstoeltje zitten. Bouw het langzaam op, want het is in het begin erg vermoeiend. Als het kindje eenmaal kan zitten, zal hij niets liever willen dan dat. Het is verstandig om het kind toch regelmatig op de buik te laten spelen om de verdere motorische ontwikkeling te stimuleren. Help de baby bij het leren kruipen door hem aan te moedigen in zijn pogingen. Zo vergeet hij sneller zijn frustraties. Bij de meeste baby’s heeft eerste tandje zich ook al laten zien. Ontwikkeling van het kind – Kindercath 2015 Bron: Nederlands Jeugd Instituut i.s.m. Kohnstamm Instituut
Pagina 4
10 - 12 maanden Aan het eind van het eerste jaar kan de baby goed zitten. Ook zal hij in deze periode gaan kruipen. Aanvankelijk nog schuivend op de buik (eerst achteruit), maar later ook op handen en knieën. Sommige baby's doen dit niet op de klassieke manier, maar hebben een andere variant ontwikkeld. Bijvoorbeeld met een voetje opgetrokken onder zich of schuivend op de billen. Ook begint de baby zich in de box of met behulp van een tafeltje zich optrekken tot staan. Eerst tot op zijn knietjes en later helemaal tot staan. Met behulp van deze steun zullen straks de eerste voorzichtige stapjes komen. De motoriek wordt steeds verfijnder: heel precies kan de baby met zijn wijsvingertje en zijn duimpje een koekkruimeltje oppakken, om dat vervolgens gelijk in zijn mondje te stoppen. Datzelfde wijsvingertje gaat nu naar alles wijzen (inclusief stopcontact gaten!). Let daarom op veiligheid.
0 - 1 jaar Cognitieve ontwikkeling 4 - 8 maanden Na 4 maanden kan de baby meer zien, horen en bewegen. Hij weet dat er objecten buiten hem zijn. Omdat hij zich meer kan bewegen, begint hij op te letten op wat hij doet. Hij beweegt zich en kijkt naar zijn bewegingen. Na 6 maanden let hij ook op wat de buitenwereld van zijn bewegingen vindt, maar hij heeft nog geen inzicht. Hij zwaait bijvoorbeeld met een speelgoedje, waardoor er een geluid uitkomt. Door herhaling snapt hij dat hij zelf dat geluidje kan maken. De baby heeft iets geleerd! Stap voor stap verkent hij op deze manier de buitenwereld. Je kunt de baby helpen door een rijke, stimulerende omgeving te creëren, waarin hij zoveel mogelijk indrukken kan op doen. Let er wel op dat de omgeving niet te druk wordt en breng slechts minimaal veranderingen aan, zodat de kindje altijd in een vertrouwde omgeving vertoeft.
8 - 12 maanden De baby begint nu echt onderscheid te maken tussen zijn bewegingen en de gevolgen daarvan. Hij weet bijvoorbeeld dat als hij geluid wil horen, hij op en neer moet zwaaien met dat speelgoed. Een andere ontwikkeling die zich nu voordoet, is de objectpermanentie. Dat wil zeggen dat de baby weet dat de dingen om hem heen blijven bestaan, als hij ze niet meer kan zien. Hij kan dus in zijn hoofd eventjes de beelden vasthouden, van dat wat hij niet meer kan zien. Rond deze tijd is daarom 'kiekeboe spelen' goed om veel te doen. De baby begrijpt dan dat als jij weg bent, je nog steeds blijft bestaan en altijd weer terugkomt.
Ontwikkeling van het kind – Kindercath 2015 Bron: Nederlands Jeugd Instituut i.s.m. Kohnstamm Instituut
Pagina 5
1 - 2 jaar Lichamelijke ontwikkeling Bij een normale ontwikkeling zal het kind zich in het tweede jaar van zijn leven ontwikkelen van een nog niet lopende baby tot een zelfverzekerd lopende, klimmende en rennende peuter. Maak je geen zorgen als het kind de verschillende fasen anders doorloopt dan hieronder staat beschreven. Er zijn hoogbegaafde volwassenen die pas op hun derde leren lopen. Binnen de peutertijd is er een overgang. Het kind beweegt zich niet meer alleen maar om te voelen wat er vervolgens gebeurt. Hij begint zijn hersenen te gebruiken als hij iets wil doen. In eerste instantie waren zijn bewegingen alleen maar reflexmatig. Hij wist niet wat er zou gebeuren als hij op een bepaalde manier zou bewegen. Nadat hij voorgaande fases heeft doorlopen, weet hij ongeveer wat de gevolgen kunnen zijn van zijn bewegingen. Na het eerste jaar groeit het kind niet meer zo spectaculair snel. Tot zijn vierde verjaardag zal je kind nu gemiddeld nog 30 cm langer worden en ongeveer 8 kilogram zwaarder. Ook zul je zien dat de lichaamsverhoudingen veranderen. De mollige baby met verhoudingsgewijs een groot hoofd verandert in een verhoudingsgewijs langere, slankere kleuter.
1 - 1,5 jaar De baby loopt, terwijl hij zich vasthoudt aan de bank of tafel. De eerste losse stapjes komen er nu aan, met de armpjes omhoog om het evenwicht te bewaren. Geef het kind vertrouwen door achter hem te staan en je beide handen te geven. Langzaam aan kun je hem dan aan één hand laten lopen. Uiteindelijk, als hij zijn evenwicht heeft gevonden, kun je voorzichtig je hand wegtrekken. Een loopkar is ook heel stimulerend om te leren lopen. Dit is een karretje dat het kind kan voortduwen. De zogenaamde loopstoel, waar het kindje in kan zitten en op die manier zich kan voortbewegen, wordt door deskundigen afgeraden. Deze loopstoelen zijn niet goed voor de rug en de heupen van het kindje. Bovendien is een loopstoel onveilig: de wereld van het kind wordt groter dan op dat moment bij zijn ontwikkeling past. Daarnaast leert het kind niet sneller lopen door een loopstoel. Het is beter dat hij dit op eigen kracht leert doen. Rond 15 maanden hebben de meeste baby's het lopen onder de knie. De meeste kindjes van deze leeftijd vinden het erg leuk om dingen ergens in te stoppen en het er weer uit te halen. Ook vindt hij het leuk om dingetjes aan je te geven. Je kunt dan ook allerlei spelletjes doen om zijn fijne motoriek te stimuleren, zoals blokjes bouwen en hem zelf te laten eten met een lepeltje. Rond 1,5 jaar kan het kind de trap opkruipen, hoewel hij nog steun en aandacht nodig heeft. Het kind vindt het heerlijk om overal op onderzoek uit te gaan. Het kindje ziet inmiddels even scherp als een volwassene.
1,5 - 2 jaar De mobiliteit van het kind ontwikkelt zich nu zeer snel. Hij is erg actief met lopen en perfectioneert zijn evenwichtsgevoel hierdoor. Help hem door balspelletjes te doen en spelletjes waarbij hij moet klimmen. Geef hem ook speelgoed met wieltjes, knopjes en belletjes. Ook kun je het kind laten bouwen met grote, eenvoudige bouwsteentjes, die op elkaar moeten worden gedrukt (duplo). Hierdoor ontwikkelt hij de motoriek. Geef hem ook eens een kleurkrijtje met een papiertje: hij zal het effect van zijn bewegingen met het krijtje prachtig vinden. Vanaf een jaar of twee wil het kind alles nadoen wat jij doet. Betrek hem zoveel mogelijk bij dagelijkse karweitjes. Als je schoonmaakt, geef je hem ook een doekje en bij het wassen, geef je hem zelf een washandje en zijn tandenborstel. Het kind vindt het heerlijk om op muziek te bewegen. Zet regelmatig muziek op en dans samen met het kind.
Ontwikkeling van het kind – Kindercath 2015 Bron: Nederlands Jeugd Instituut i.s.m. Kohnstamm Instituut
Pagina 6
Ontwikkeling van het kind – Kindercath 2015 Bron: Nederlands Jeugd Instituut i.s.m. Kohnstamm Instituut
Pagina 7
1 - 2 jaar Cognitieve ontwikkeling De intellectuele ontwikkeling in het eerste jaar is enorm. Dat doe je je leven lang niet meer na, zoveel leren in zo'n korte periode. Als het kindje één jaar is, gaat deze ontwikkeling nog steeds razendsnel. Maak je niet druk als de ontwikkeling even is 'gestopt', want dit is heel normaal. Ontwikkeling is namelijk geen geleidelijk proces, maar verloopt sprongsgewijs.
1 - 1,5 jaar Vanaf een jaar begint het kindje de relatie tussen oorzaak en gevolg te begrijpen. Ook zegt hij de eerste woordjes met betekenis en begint hij eenvoudige vragen te begrijpen. Nu het kind iets ouder is, wordt het steeds duidelijker dat zijn geheugen zich ontwikkelt. Je kunt hem daarbij helpen door bijvoorbeeld 'klap eens in je handjes' te zingen en hem daarbij leren welke bewegingen hij moet maken. Voorlezen van babyboekjes en wat later mooie, kleurige prentenboeken is één van de beste manieren om het geheugen te trainen, vooral door eindeloos te herhalen. Op een gegeven moment weet het kindje namelijk precies welk woord je gaat zeggen.
1,5 - 2 jaar Je kunt de dreumes nu eenvoudige taken opdragen, zoals helpen met afruimen of iets voor je laten halen. Zo stimuleer je het gevoel dat hij iets kan. Bedenk dat het kind het meest stimuleert door hem te laten spelen met wat hij het leukst vindt. Probeer hem uit te dagen door speelgoed aan te bieden waarin hij kan laten zien dat hij iets goed kan, bijvoorbeeld puzzeltjes. Stimuleer altijd positief en zet hem nooit onder druk. Een goede manier om het speelgoedaanbod uit te proberen, is lid te worden van een speel-o-theek. Dit is goedkoop en je kunt je dan laten adviseren over goed speelgoed voor de juiste leeftijd en ontwikkelingsfase. Vaak is het echter zo dat simpele en alledaagse dingen het meest aanslaan: pollepels en bakjes uit de keuken, lapjes, papier etc. Complimenteer het kindje royaal bij al zijn pogingen.
Ontwikkeling van het kind – Kindercath 2015 Bron: Nederlands Jeugd Instituut i.s.m. Kohnstamm Instituut
Pagina 8
2 - 3 jaar Lichamelijke ontwikkeling De lichamelijke ontwikkeling gaat in de overgang van peuter naar kleuter nog steeds razendsnel, hoewel de verschillende fasen nu niet meer zo opvallen en zich duidelijk onderscheiden van elkaar. Het tempo waarin kinderen zich ontwikkelen, verschilt van kind tot kind. Sommige aspecten van de ontwikkeling hebben ook te maken met hoe vaak het kind iets oefent. Een kind dat thuis elke dag meerdere malen de trap op moet, zal dit eerder kunnen dan een kind dat geen trap heeft. Artsen zullen heel uiteenlopende zaken als normaal beschouwen. Toch is er een klein aantal kinderen dat zich in een ander tempo ontwikkelt dan de meeste kindjes. Dat hoeft niet alleen ongewoon langzaam te zijn, maar kan ook buitengewoon snel zijn. Houd dus in je achterhoofd dat het tempo enorm kan verschillen, maar raadpleeg de ouders als je zorgen maakt over de ontwikkeling van het kind.
2 - 2,5 jaar Het kind kan op zijn eigen manier dansen en daarbij verschillende bewegingen maken. Ook kan hij hurken. Met de bal wordt hij steeds handiger (schoppen en gooien). Het kind kan nu ook goed andere richtingen aannemen bij het rennen. Hij kan de trap op en af lopen met beide voetjes op een tree of op handjes en knietjes. Probeer het kind een veilige manier van traplopen aan te leren en maak de trap zo veilig mogelijk. Neem het kind eens mee naar een speeltuintje voor peuters, daar kan hij prima zijn mogelijkheden verkennen. Het kind leert een paar eenvoudige plaatjes aan te wijzen in een boekje. Soms kan hij zichzelf al een beetje uitkleden. Blokken bouwen doet hij nu met steeds meer blokken. De peuter begint interesse te krijgen in het vormenstoofje (een stoofje met verschillende soorten openingen, waar blokjes van verschillende vormen in gestopt kunnen worden) en komt met proberen vaak al een heel eind.
Van 2,5 tot 3 jaar Het kind kan leren fietsen op een driewieler en op één beentje staan. De peuter springt van een kleine verhoging af, dit is het begin van springen. Heeft het kindje het vormenstoofje door, dan is hij toe aan eenvoudige puzzeltjes. Moedig de peuter aan om ingewikkelde bouwwerken van blokken en duplo steentjes te bouwen. Dat is goed voor de handspieren en de oog-hand coördinatie. Betrek het kind nog steeds zoveel mogelijk bij dagelijkse activiteiten, zoals schoonmaken, wassen en traplopen.
Ontwikkeling van het kind – Kindercath 2015 Bron: Nederlands Jeugd Instituut i.s.m. Kohnstamm Instituut
Pagina 9
2 - 3 jaar Cognitieve ontwikkeling In deze fase staat het kind voor de taak zich te ontwikkelen tot een zelfstandig persoon. Hij moet leren zich soepel te gedragen in de omgang met anderen. Eerst oefent de peuter door imitatie van wat hij volwassenen ziet doen. Later kan hij dat bijvoorbeeld naspelen met poppen en beren. Later gaat hij steeds meer vanuit zichzelf oefenen in de regels van het met elkaar omgaan. Hij leert rekening te houden met anderen en zijn gedrag op anderen af te stemmen. Hij weet inmiddels via de lichaamstaal heel duidelijk hoe het humeur van de belangrijke personen uit zijn omgeving is. Ook leert hij zich steeds beter in te leven in de gevoelstoestand van anderen.
2 - 2,5 jaar Vanaf zijn tweede jaar begrijpt het kind hoe dingen groepen vormen. Dit kun je zien doordat hij dingen gaat sorteren, bijvoorbeeld de blokken apart van de puzzels. Ook begint het kind nu fantasiespelletjes te spelen als je hem daarbij helpt. Hij kan bijvoorbeeld doen alsof een banaan de hoorn is van een telefoon en zo met oma praten. Er kan nog steeds verwarring optreden tussen fantasie en werkelijkheid, want een kind kan in deze fase nog niet logisch en zakelijk met inhouden omgaan.
2,5 - 3 jaar Het kind kan nu details toevoegen aan algemene concepten. Dit betekent dat hij bijvoorbeeld kan zeggen dat een huis groot is of een boek zwaar. Ook kan hij nu horizontale en verticale lijnen trekken en probeert hij een rondje na te tekenen dat jij hebt getekend. Hij krijgt een idee van getallen en kan misschien al een beetje tellen. Ook kan hij een rijmpje opzeggen en kent hij een paar kleuren. Het kind vindt het prachtig om te helpen met eenvoudige klusjes in het huis, want hij doet nu niets liever dan zijn ouders nadoen. Hij begint het steeds leuker te vinden om met andere kinderen te spelen. Probeer het fantasiespel van je kind te verrijken. Dit kun je doen door bijvoorbeeld eens om een kopje koffie te vragen als het kind steeds kopjes thee voor je zet.
Ontwikkeling van het kind – Kindercath 2015 Bron: Nederlands Jeugd Instituut i.s.m. Kohnstamm Instituut
Pagina 10
3 - 4 jaar Lichamelijke ontwikkeling 3 - 3,5 jaar Het kind kan nu zonder hulp een deur openen en sluiten. In het tekenen doet zich rond deze leeftijd meestal een belangrijke ontwikkeling voor. Waar het kind eerst alleen nog wat zat te krassen, ziet hij nu dat het gekras ergens op lijkt. Hij zal zomaar ergens beginnen en dan enthousiast roepen: "Kijk, een auto!". Hij bouwt nu bruggen en torens van acht à negen blokken. In dit jaar heeft het kind al een duidelijk beeld van zijn eigen mogelijkheden en ontdekt hij de grenzen van wat veilig en haalbaar is. Het is belangrijk dat het kindje steeds zekerder wordt van zijn eigen lichamelijke bewegingen. Laat het kind daarom lekker veel buiten spelen (glijbaan, schommelen).
3,5 - 4 jaar Het kind kan nu met twee voeten tegelijk omhoog springen. Nu zal hij ook toe zijn aan een fiets met twee wieltjes. Ook kan hij al aardig met de step overweg. De kleuter wordt echt handig in bijvoorbeeld tafel dekken, zichzelf wassen en bed opmaken. Ook kan hij nu goed een klimrek opklimmen. Zijn fijne motoriek kun je stimuleren door hem te laten knutselen (knippen, plakken, tekenen), maar bijvoorbeeld ook inkleuren binnen de lijntjes. Meestal tegen zijn vierde verjaardag zal het kind van tevoren bedenken wat het gaat tekenen, vaak een gezichtje. Het plan kan tijdens de uitvoering nog zonder probleem worden bijgesteld als je kind merkt dat zijn tekening meer op iets anders lijkt. Als het kind van tekenen houdt, kunnen ook de eerste 'kopvoet'-tekeningetjes ontstaan. Merk je dat het kind op deze leeftijd zich thuis begint te vervelen en uitgekeken raakt op de glijbaan om de hoek, denk dan eens aan bijvoorbeeld peutergym, (ballet)dansen of zwemmen. Ook een speel-o-theek kan uitkomst bieden.
Ontwikkeling van het kind – Kindercath 2015 Bron: Nederlands Jeugd Instituut i.s.m. Kohnstamm Instituut
Pagina 11
3 - 4 jaar Cognitieve ontwikkeling 3 - 3,5 jaar De kleuter kan nu steeds ingewikkelder puzzels maken en bijvoorbeeld plaatjes in de goede volgorde leggen of een patroon namaken. Ook eenvoudige spelletjes vind het kind soms al leuk. Denk verder eens aan memory of domino. Deze interesse komt door zijn toenemende begrip van vormen en reeksen. Ook kan hij zichzelf steeds langer bezighouden. Zijn wereld wordt levendiger en fantasierijker, want hij verzint mensen en voorwerpen die hij in steeds ingewikkeldere situaties plaatst. Hij begint te begrijpen dat sommige leuke dingen uitgesteld moeten worden.
3,5 - 4 jaar Het kind wordt nu steeds zelfstandiger, maar ook meer en meer op zichzelf gericht. Langzamerhand begrijpt hij de concepten 'verleden', 'heden' en 'toekomst', hoewel het belangrijk is om de ervaringen van een kleuter zo tastbaar mogelijk te houden. Zeg bijvoorbeeld niet 'nog 100 meter', maar 'nog drie huizen'. Spelletjes waarmee hij kan winnen en verliezen leert hem om te gaan met teleurstelling. De volgende keer doet hij dan beter zijn best en geniet hij van het succes als hij gewonnen heeft. Let erop dat je niet teveel aandacht besteedt aan winnen; daar kan het kind later agressief en competitief van worden. Vrijwel alle kinderen vinden tekenen en muziek maken leuk, evenals tellen. Help het kind zijn telvaardigheid en wiskundig vermogen te ontwikkelen, door speelgoed en boekjes aan te bieden die deze vaardigheid stimuleren. Het kind zal je nu ook steeds meer vragen stellen. Denk dan aan het oude Chinese spreekwoord: 'ik hoor en vergeet, ik zie en onthoud en ik doe en begrijp'. Geef dus niet gelijk het goede antwoord, maar stel hem een tegenvraag, laat hem goed kijken, ga het samen opzoeken in een boek etc. Dit laat hem het antwoord beter onthouden en stimuleert zijn probleemoplossend en creatief vermogen. Het (rollen)spel begint een belangrijke activiteit te worden. Door middel van spel komt een kind allerlei situaties uit de werkelijkheid tegen met alle begrippen en problemen die daar mee te maken hebben: de winkel, de bus, de raket, etc.
Ontwikkeling van het kind – Kindercath 2015 Bron: Nederlands Jeugd Instituut i.s.m. Kohnstamm Instituut
Pagina 12
Ontwikkeling 4 - 13 jaar 4 - 6 jaar Lichamelijke ontwikkeling Kleuters hebben een spontane drang tot bewegen en veel plezier en geduld bij het oefenen van allerlei bewegingen. Dat geldt voor grote, grove bewegingen, maar evenzeer voor kleine, verfijnde bewegingen. Bewegen helpt kinderen bij het ontwikkelen van hun waarnemingsvermogen en begrip. Ook leren ze hun eigen lichaam beter kennen. Wat is ver weg en dichtbij? Hoe lang is mijn eigen arm? Wat is hard en zacht? Wat is hoog en laag? Het kind wordt slanker, en het wordt nu duidelijk of een kind rechts- of linkshandig is.
Motorische ontwikkeling Bij vierjarigen is de ontwikkeling van de grove motoriek goed op gang. Kleuters kunnen zelfstandig lopen, springen, rennen, soepel gaan zitten en weer opstaan. Ze bewegen graag en veel, maar nog niet altijd zo gecontroleerd; hun hele lichaam doet mee met hun bewegingen. Bij het gooien van een bal vallen ze zelf weleens naar voren. Rond het vijfde jaar krijgen de bewegingen meer verfijning en neemt het coördinatievermogen neemt toe. Hinkelen en huppelen lukt nu ook. Zij ontwikkelen meer spierkracht, een betere balans en coördinatie, ook van de fijnere bewegingen zoals bij tekenen.
Seksuele ontwikkeling Vanaf drie jaar weten kinderen of zij een jongen of een meisje zijn. Zij zijn zich er nog niet helemaal van bewust dat dat ook altijd zo zal blijven. Kleutermeisjes kunnen uitspraken doen zoals: “Later, als ik een jongen ben”. Bij een normale ontwikkeling gaan kleuters heel vanzelfsprekend om met hun eigen lijf en dat van anderen. Ze zijn nieuwsgierig en onderzoekend. Dat kan betekenen dat zij elkaars lijf eens goed bekijken en voelen. Ze zijn bezig met het verkennen van hun eigen lichaam en dat van andere kinderen als ze doktertje spelen. Ze zijn zich daarbij nog niet bewust van wat volgens de volwassenen wel of niet hoort. Voor pedagogisch medewerkers en ouders is dat soms schrikken. Maar onderzoeken hoort bij kleuters; daar hoort ook onderzoek van eigen en andermans lichaam bij. Ook komt het soms voor dat je kinderen in het openbaar ziet masturberen: ze rijen op een stoeltje of ze zitten met hun handje in hun broek op de bank. Verder zijn kleuters vaak heel geïnteresseerd in van alles over de voortplanting. Ze willen bijvoorbeeld weten hoe die baby nu in en uit de buik komt. Niet alle kinderen vragen daar letterlijk naar, maar ze zijn meestal wel nieuwsgierig. Opvoeders kunnen hen rustig op hun eigen niveau informatie geven.
Ontwikkeling van het kind – Kindercath 2015 Bron: Nederlands Jeugd Instituut i.s.m. Kohnstamm Instituut
Pagina 13
4 - 6 jaar Cognitieve ontwikkeling Deze fase kenmerkt zich door een flinke groei van de woordenschat en zinsbouw. Het kind leert sorteren en ordenen, en wordt steeds beter in het herkennen van vormen, kleuren en geluiden. Later gaat het kind ook symbolen zoals letters en cijfers herkennen en leren gebruiken. Eenvoudige liedjes en opdrachten worden steeds beter begrepen en onthouden. Als iets hem interesseert kan een kleuter zich lang en goed concentreren op een activiteit. In deze periode willen kinderen graag zelf alles leren, weten en kunnen.
Taalontwikkeling Vierjarige kleuters die van huis uit Nederlands spreken, kennen gemiddeld 3000 woorden. De meeste van die woorden kunnen ze ook zelf gebruiken. Verder maken de meeste kinderen grammaticaal goede zinnen, al doen zij dat nog niet helemaal foutloos. Ook kunnen ze bijna alle klanken goed uitspreken, al is de ‘R’ nog weleens lastig. Tussen hun vierde en zesde jaar maakt de omvang van hun woordenschat een forse groei door en leren zij ingewikkelder zinnen te maken. In deze periode raken kinderen steeds meer geïnteresseerd in letters, boeken en zelf schrijven. Het kan voorkomen dat zij heel serieus een reeks tekens achter elkaar ‘krabbelen’ en dan vragen: “Wat staat hier?”. Om kleuters te helpen bij hun taal- en denkontwikkeling kun je samen kijken naar gebeurtenissen, of samen een boekje lezen en er over praten. Praten met volwassenen is heel belangrijk. Het geeft kinderen de kans om nieuwe woorden en begrippen, nieuwe zinsbouwconstructies te horen en ook zelf eens uit te proberen. Ook voorlezen en fantasiespel helpen het kind om zijn taalvaardigheid verder uit te breiden.
4 - 6 jaar Sociaal-emotionele ontwikkeling Vanaf het vierde jaar hebben kinderen meer contact met anderen: ze sluiten vriendschappen en zijn steeds beter in staat zich te verplaatsen in de ander. Het kind kan de eigen emoties zoals blij, boos of verdrietig, herkennen en (enigszins) beheersen en zich aanpassen aan de situatie als dat nodig is. Hij begrijpt nog niet alles van de wereld om hem heen, en gebruikt fantasie om de ontbrekende kennis aan te vullen tot een ‘logisch’ geheel: fantasie en werkelijkheid lopen door elkaar. Er is een duidelijk besef van een eigen ik en hieruit ontstaat de wens om dingen zelf te doen en zelf te ontdekken. Straf en beloning maken duidelijk wat nu precies wel en niet mag. Kinderen van vier jaar kunnen zich al in andere kinderen verplaatsen. Ze kunnen bijvoorbeeld een ander kind troosten als het huilt of pijn heeft. Tussen 4 en 6 jaar neemt het vermogen van kinderen om zich in anderen in te leven enorm toe. Dit empathisch vermogen is een belangrijke voorwaarde voor het aangaan van sociale relaties en vriendschappen. Wie zich kan voorstellen hoe een ander zich voelt, is eerder geneigd tot sociaal gedrag zoals samenwerken, voor iemand opkomen, delen, iemand helpen. Naast empathie is zelfcontrole een voorwaarde voor het sluiten van vriendschappen. In de kleuterleeftijd leren kinderen om hun eerste impulsen te beheersen. Die zelfcontrole is vooral van belang om agressief handelen tegen te gaan: speelgoed afpakken, schelden, voor je beurt gaan. Kinderen die regelmatig agressief zijn tegen hun leeftijdgenoten worden meestal niet als vrienden uitgekozen. Deze kinderen hebben baat bij coaching door volwassenen. Je kunt het kind helpen door suggesties voor gedrag te geven (“om de beurt!”) en in de buurt te blijven tijdens de speelcontacten. Zo kun je beter ingrijpen bij agressie en zorgen dat het spelen voor beiden leuk blijft. Ontwikkeling van het kind – Kindercath 2015 Bron: Nederlands Jeugd Instituut i.s.m. Kohnstamm Instituut
Pagina 14
Ontwikkeling van het kind – Kindercath 2015 Bron: Nederlands Jeugd Instituut i.s.m. Kohnstamm Instituut
Pagina 15
7 - 9 jaar Lichamelijke ontwikkeling Tussen de 7 en 9 jaar neemt de spierkracht, het coördinatievermogen en de balans verder toe. Op deze leeftijd kan een kind bewust bewegingen gaan oefenen en krijgt het belangstelling voor lichamelijke activiteiten zoals sporten. Op deze leeftijd zijn kinderen sterk op elkaar gericht. De groep is uitgangspunt voor wat er gespeeld wordt. Ook gaan kinderen hun vaardigheden met elkaar vergelijken en er ontstaat competitie onderling. Regels worden opgesteld en naar believen veranderd. Jongens en meisjes spelen wel met elkaar maar vaak zoeken ze ook hun eigen seksegenoten op.
Motorische ontwikkeling Kinderen van 7 tot 9 jaar zijn vooral bezig met het uitbouwen van de bewegingspatronen die zij al hebben ontwikkeld: ze worden er steeds beter, sneller, soepeler in. Daarnaast gaan ze oefenen om nieuwe bewegingen onder de knie te krijgen, zoals touwtjespringen, skaten, kopje duikelen op het klimrek. Bovendien gaan zij zich vergelijken met anderen. Dat leidt tot nieuwe uitdagingen en competitie in het spel. Ze gaan wedstrijdjes doen in wie het hardst kan rennen of wie het sterkst is. Ze willen ontdekken en uitproberen en graag met echt gereedschap of echte kookspullen bezig zijn.
Seksuele ontwikkeling Rond deze leeftijd lijken kinderen niet erg geïnteresseerd in seksualiteit. Op lichamelijk gebied verandert er in dit opzicht ook niet zoveel in deze periode, maar onder de oppervlakte zijn ze er wel degelijk mee bezig. Ze verkennen de grenzen: hoe ver kun je gaan met praten over seksualiteit? Ze maken opmerkingen of vertellen moppen om volwassenen uit te dagen tot een reactie. Verliefdheid vinden ze interessant en er wordt onderling vaak in groepjes over zoenen en zo gepraat. Daarnaast doen ze ook groepsspelletjes met elkaar zoals meidenpakkertje. Kinderen van deze leeftijd zijn zich sterk bewust van het verschil tussen jongens en meisjes. Ze spelen dan ook vaak strikt gescheiden. Verliefd zijn komt wel voor, en bij de jongste kinderen in deze leeftijdsgroep is dat ook heel openlijk: dan ben je ‘op iemand’. Kinderen van negen vinden het vaak prettig als hun verliefdheid een beetje geheim blijft. De rol van de opvoeder in deze fase is vooral uitleg en informatie geven. Niet alleen over de technische kanten van seksuele ontwikkeling. Ook leren praten en denken over gevoelens die erbij horen maakt deel uit van seksuele opvoeding.
Ontwikkeling van het kind – Kindercath 2015 Bron: Nederlands Jeugd Instituut i.s.m. Kohnstamm Instituut
Pagina 16
7 - 9 jaar Cognitieve ontwikkeling Rond deze leeftijd wordt begonnen met het ontwikkelen van schoolse vaardigheden als lezen, schrijven, rekenen en later ook wereldoriëntatie. Kinderen beginnen logisch te denken en leren verbanden leggen. Nu worden ook de verschillen in leerstijlen zichtbaar. Je kunt nu onderscheiden of een kind een doener, een denker, een dromer, een uitvinder of een regelaar is.
Taalontwikkeling Vanaf het zevende jaar worden kinderen beter in het leggen van logische verbanden en het aanbrengen van systematische ordeningen. Zo weten ze nu bijvoorbeeld dat een mus een soort vogel is, dat vogels dieren zijn (en geen mensen), en dat dieren ‘levende wezens’ zijn (en geen planten), dat bepaalde dinosauriërs planteneters waren enzovoort. Kinderen leren en gebruiken taal niet meer alleen voor het alledaagse leven, om te kunnen praten met andere kinderen en volwassenen. Taal wordt in deze periode ook een middel om nieuwe kennis te verwerven. Lezen en schrijven geeft hen steeds meer toegang tot de wereld van volwassenen, en de kennis die daar te vinden is. Veel kinderen zijn daarin ook mateloos geïnteresseerd. Het is op deze leeftijd dat sommige kinderen alles blijken te weten over dinosauriërs. Soms is die toegang tot de volwassen wereld wel eens te veel, met name het zien van geweld of seks. Kinderen zien op televisie en internet veel dat zij interessant vinden maar nog niet kunnen begrijpen. Aan opvoeders is de taak om vragen van kinderen daarover te beantwoorden, maar ook vooral ook om grenzen te stellen aan wat zij mogen zien.
7 - 9 jaar Sociaal-emotionele ontwikkeling Een kind is in deze leeftijdsfase sterk gericht op de omgang met leeftijdgenoten. Rond een jaar of zeven worden vriendschappen enorm belangrijk, ook voor de ontwikkeling van de eigen identiteit. Kinderen willen graag ergens bij horen en zich geaccepteerd voelen. Ze gaan het ook belangrijker vinden om te weten “hoe het hoort”. Tegelijkertijd vergelijken zij zichzelf juist steeds met anderen om te ontdekken wie ze nu eigenlijk zelf zijn. Dit vergelijken van zichzelf met anderen, draagt bij aan de ontwikkeling van de identiteit. Het bij de groep willen horen, betekent ook dat op deze leeftijd buitensluiting en pesten een rol kunnen gaan spelen. Het is belangrijk alert te zijn op het negeren of afwijzen van kinderen door de groep. Uit onderzoek blijkt dat kinderen die veel zijn gepest, later vaker depressief zijn en meer te maken krijgen met ongewenst gedrag van anderen. Vanaf de leeftijd van ongeveer zeven jaar spelen kinderen vooral met andere kinderen van dezelfde sekse en leeftijd: meisjes spelen met meisjes, jongens met jongens. Dit is de leeftijd waarin echte vriendschappen zich gaan ontwikkelen, gebaseerd op wederzijdse acceptatie en het elkaar bijstaan en steunen. Kinderen zijn nu nog aan het ontdekken met wie ze het best kunnen opschieten en met wie ze het prettigst samen spelen. De combinaties kunnen dus nog weleens wisselen.
Ontwikkeling van het kind – Kindercath 2015 Bron: Nederlands Jeugd Instituut i.s.m. Kohnstamm Instituut
Pagina 17
10 - 13 jaar Lichamelijke ontwikkeling In deze leeftijdsgroep worden de verschillen tussen jongens en meisjes en kinderen onderling steeds duidelijker. Ook wordt het verschil tussen motorisch sterkere en zwakkere kinderen goed zichtbaar. De prepuberteit (bij de een veel vroeger dan bij de ander)kenmerkt zich door een sterke groei die de coördinatie kan ontregelen en een toenemende belangstelling voor seksualiteit. Na een groeispurt is er veel behoefte aan beweging om het eigen lichaam te leren kennen in de nieuwe verhoudingen. Sporten in teamverband past goed bij de toenemende sociale belangstelling.
Motorische ontwikkeling Kinderen van 10 tot 13 jaar verfijnen hun motorische vaardigheden steeds verder: ze kunnen steeds ingewikkelder bewegingen uitvoeren en hebben als ze gezond zijn meer uithoudingsvermogen. Ze spelen graag buiten, en oefenen daar allerlei sporten zoals dans, straatvoetbal of tennis. Op deze leeftijd zie je verschillen ontstaan tussen kinderen die motorisch vaardig of minder vaardig zijn. Sommige kinderen hebben duidelijk belangstelling voor sport en beweging, doen dat ook graag en worden er dus ook steeds beter in. Deze kinderen maken in deze periode dan ook vaak een bewuste keuze voor een sport en worden lid van een club. Andere kinderen zijn minder sterk of behendig, en hebben minder interesse in bewegen. Zij hebben een extra stimulans nodig, om toch voldoende in beweging te komen.
Seksuele ontwikkeling Vanaf een jaar of tien krijgen kinderen steeds meer belangstelling voor volwassen vormen van seksualiteit, al is het moment waarop dat gaat spelen enorm verschillend tussen kinderen onderling. Sommigen zijn er nog helemaal niet mee bezig of giechelen alleen wat, anderen kunnen al flink verliefd zijn. De waarden en normen die kinderen op het gebied van seksualiteit van thuis meekrijgen kunnen enorm verschillend zijn. Ook dat speelt mee in de manier waarop kinderen zich gedragen en in hoe zij praten over de veranderingen van hun lijf en hun gevoelens. Meisjes en jongens trekken nog steeds vooral op met kinderen van hun eigen sekse. Deels is dat omdat hun interesses verschillend zijn, maar ook onder de sociale groepsdruk: al gauw wordt gezegd dat je ‘met elkaar gaat’ als jongens en meisjes samen spelen. Je ziet dat vooral 11- en 12-jarigen elkaar ook lichamelijk wel opzoeken en via spel gaan duwen, trekken en aan elkaar hangen. Uit onderzoek is bekend dat zo’n 10 tot 40% van de kinderen vanaf tien jaar (of zelfs al eerder) masturbeert en daarbij ook een orgasme kan hebben. Jongens van acht tot twaalf trekken veel met elkaar op en doen spelletjes met elkaar; ze bekijken wie het verst kan plassen en wie er stijf kan worden. Op die manier doen ze veel informatie op. Meisjes van dezelfde leeftijd lijken wat minder met elkaar te experimenteren maar praten wel samen over seksualiteit en verliefdheid. Als opvoeder is het in deze fase belangrijk om door te gaan op de informatie die de jongere leeftijdsgroepen al hebben. Naast het geven van feitelijke kennis over lichamelijke ontwikkeling gaat het over verwoorden van gevoelens en het bewaken en accepteren van grenzen in de omgang met elkaar.
Ontwikkeling van het kind – Kindercath 2015 Bron: Nederlands Jeugd Instituut i.s.m. Kohnstamm Instituut
Pagina 18
10 - 13 jaar Cognitieve ontwikkeling De wereld van het kind wordt steeds groter. Het kan complexere structuren en relaties begrijpen, zowel in taal als in de werkelijkheid, en leert strategieën toe te passen waarmee het meer en beter kan onthouden. Het kind krijgt een grotere belangstelling voor de wereld om zich heen en zijn eigen plaats daarin.
Taalontwikkeling Als kinderen eenmaal voldoende kunnen lezen, schrijven en rekenen, kunnen ze die vaardigheden ook gebruiken om de wereld om hen heen verder te verkennen. Dat gebeurt op school, maar kinderen hebben vooral ook vanuit zichzelf interesse in allerlei onderwerpen. Oudere kinderen stellen veel vragen of het hoe en waarom van dingen en hebben een brede interesse. Ze kunnen belangstelling hebben voor een verscheidenheid aan onderwerpen: ridders en kastelen, dieren, ontdekkingsreizen, het weer en klimaat, techniek, enzovoort. Langzaam maar zeker leren kinderen op deze leeftijd om na te denken over zaken die verder weg liggen en situaties die zij niet zelf hebben ervaren. Zij gaan nadenken over onrecht in de wereld of zich zorgen maken. Ze kunnen gericht vragen stellen over onderwerpen die zij bijvoorbeeld in het Jeugdjournaal zien. “Waarom maken mensen zeehondjes dood? Waarom moet Mohamed weg uit Nederland? Komt de oorlog ook hier?”.
10 - 13 jaar Sociaal-emotionele ontwikkeling Rond het tiende jaar gaan kinderen nadenken over wat het betekent om een ‘goed mens’ te zijn en ontwikkelen een grotere maatschappelijke belangstelling. Ze krijgen meer aandacht voor waarden en normen, en leren gaandeweg begrijpen dat een situatie twee kanten heeft. Kinderen zijn geneigd een standpunt te kiezen waarvan zij weten of vermoeden dat ze erom gewaardeerd zullen worden, vooral door volwassenen en degenen die zij autoriteit toekennen of belangrijk vinden. Tegelijkertijd kunnen ze doordat hun hersenen veranderingen ondergaan, juist weer impulsiever worden. Voor kinderen vanaf tien jaar is de omgang met leeftijdgenoten van groot belang. Kinderen van deze leeftijd zijn erg bezig met hun eigen identiteit: Wie ben ik? Wat kan ik? Het vergelijken met andere kinderen is belangrijk: dit biedt een steun voor zelfbewustzijn en zelfwaardering. De groep is een belangrijke ondersteuning voor de identiteitsvorming omdat het kind zichzelf kan vergelijken met anderen in de groep. Ze willen hetzelfde zijn of juist niet: ‘Ik wil net zulk lang haar’ of ‘Ik ben sterker dan hij’. Enerzijds wil een kind voldoen aan de normen van de groep, anderzijds wil hij zich profileren door zelf iets te ondernemen. Kinderen worden op deze leeftijd echter wel kritischer in hun vergelijkingen en beoordelingen: ze zien ook hoe ze niet willen zijn. Vergelijkingen kunnen het eigen gedrag bepalen of veranderen. In een groep krijgt een kind feedback van leeftijdgenoten. Er wordt gelachen om je grap of je wordt juist uitgelachen. De meisjes uit je groep vinden je nieuwe kleren mooi of juist niet. In groepsverband leren kinderen hoe de sociale wereld in elkaar steekt. Vriendschappen worden nu steeds hechter, en zijn in sterkere mate gebaseerd op vertrouwen en loyaliteit: je vrienden val je niet af! Het ‘erbij horen’ in een groep geeft een gevoel van veiligheid. Tegelijkertijd kan het zo zijn dat de eigen voorkeuren en interesses die het kind juist op deze leeftijd sterker begint te ontdekken, botsen met de normen van de groep. Dat kan leiden tot lastige keuzes voor een kind: toegeven aan de groepsdruk, of Ontwikkeling van het kind – Kindercath 2015 Bron: Nederlands Jeugd Instituut i.s.m. Kohnstamm Instituut
Pagina 19
kiezen voor eigenheid? Juist omdat ‘erbij horen’ zo belangrijk is, moeten opvoeders in deze fase alert zijn op pesten, machtspelletjes en onderdrukking in de groep. Kinderen die toegeven aan de groepsdruk doen vaak dingen die zij eigenlijk niet willen: meedoen met het pesten van een ander kind of liegen tegen volwassenen.
Ontwikkeling van het kind – Kindercath 2015 Bron: Nederlands Jeugd Instituut i.s.m. Kohnstamm Instituut
Pagina 20