School of Education
Studiehandleiding Minor Ontwikkelingsgericht Onderwijs Cursusjaar: 2008 – 2009
Inhoudsopgave
1.
Algemeen Titel Studiebelasting Inleiding Doelstellingen Beginvereisten Literatuur Begeleiding Blackboard Aanwezigheidsverplichting Toetsing Rooster voor de seminars
Pag. 3
Project 1: Thematisch ontwerpen Overzicht Projectopdracht & Toelichting op de opdracht Werkplan en ondersteuning Literatuur en andere hulpmiddelen Toetsing/ beoordeling
7 7 7 11 12 13
Project 2: Handelingsgericht observeren Overzicht Projectopdracht & Toelichting op de opdracht Werkplan en ondersteuning Literatuur en andere hulpmiddelen Toetsing/ beoordeling
15 15 15 17 17 18
Project 3: Praktijkonderzoek Overzicht Projectopdracht & Toelichting op de opdracht Werkplan en ondersteuning Literatuur en andere hulpmiddelen Toetsing/ beoordeling
19 19 19 21 22 23
Samenstelling van de studiehandleiding: Henriëtte van Ameyde, Cobie Bruin & Frans Teunissen, i.s.m. het Lectoraat Ontwikkelingsgericht Onderwijs Docenten: Marian Blankman, Cobie Bruin, Dorian de Haan, Contactpersoon: Dorian de Haan Bijlage 1 Relatie met competenties, Dublin descriptoren en HBOkenmerken
4
5 6
24
1.
Titel Ontwikkelingsgericht Onderwijs
2.
Studiebelasting 15 credits, waarvan 5 EC gepland in onderwijsperiode in periode 9 en 10, dus in het derde opleidingsjaar.
3.
Inleiding Welkom bij ‘Ontwikkelingsgericht onderwijs’ (OGO), de minor die voorbereidt op het lesgeven op scholen die de ontwikkeling van kinderen serieus nemen. De minor is zelf ook ontwikkelingsgericht. Binnen de brede doelstellingen heb je veel ruimte om eigen invullingen te geven en op jouw manier te werken. De minor speelt zich voor het grootste deel af in of dicht bij de onderwijspraktijk. Je draait als junior-collega mee met de dagelijkse praktijk op een OGO-school of je onderzoekt vragen die voor de school van belang zijn. Zo ontwikkel je competenties die je nodig hebt als je later op een OGO-school wilt gaan lesgeven. Je kunt kiezen om de hele minor op de onderbouw te concentreren, op de bovenbouw of beide. Naast het werk in en rond de opleidingsschool kom je naar Haarlem om het OGO-seminar te volgen. Het seminar is bedoeld om je te helpen bij de voorbereiding van je werk op school en om ervaringen uit te wisselen met andere studenten. Soms is er een workshop waarin je algemene vaardigheden centraal staan, soms geeft een medestudent een presentatie, een enkele keer is er een gastspreker die een onderwerp uitdiept. Een seminar is dus een verzamelnaam voor verschillende werkvormen die allemaal te maken hebben met je werk op school. De minor bestaat uit drie onderwijseenheden van 5 EC elk. Elke onderwijseenheid staat in het teken van een project. Er zijn dus drie projecten: - Project 1, in onderwijsperiode 9, gaat over thematisch ontwerpen (OE 1) - Project 2, in onderwijsperiode 10, gaat over handelingsgericht observeren (OE2) - Project 3, in onderwijsperiode 10, staat in het teken van een praktijkonderzoek (OE3). Iedere OE wordt afzonderlijk beoordeeld. In de volgende delen van deze studiehandleiding wordt elk project verder uitgewerkt.
4.
Doelstellingen Ontwikkelingsgericht onderwijs is een verdiepende differentiatieminor voor studenten van de School of Education. Je zult in deze minor veel nieuws leren, maar tegelijkertijd ervaren dat je alle competenties nodig hebt die je tot nu toe in de majorstudie verworven hebt. Wel zullen die competenties vaak in een ander kader toegepast worden. Steeds meer basisscholen in Nederland willen kinderen en hun ontwikkeling een plaats geven in het onderwijs. Ofschoon OGO hierin een specifieke plaats inneemt, zul je toch veel competenties kunnen ontwikkelen die ook op andere kindgerichte basisscholen van pas komen. Maar de minor is toch vooral gericht op het werken op een OGO-school. Dit vertaalt zich in enkele ‘brede bedoelingen’ waar de OGO-minor op gericht is. We verwachten dat je competent(er) wordt in het - ontwerpen van onderwijs dat kinderen ruimte verschaft om te leren en dat pedagogische stimulerend is; - observeren van kinderen en hun ontwikkeling op zodanige wijze dat de gegevens die je verzamelt direct gebruikt kunnen worden om kinderen nieuwe perspectieven te geven; - onderzoeken van een stuk onderwijspraktijk op zodanige wijze dat de resultaten toepasbaar zijn in dat onderwijs. In de bijlage kun je zien welke algemene leraarscompetenties in de minor aan de orde komen.
5.
Beginvereisten
3
Studiehandleiding differentiatieminor Ontwikkelingsgericht Onderwijs
De minor Ontwikkelingsgericht Onderwijs sluit aan op de competenties die in de eerste twee leerjaren van de major verworven zijn, daarbij inbegrepen de praktijkcompetenties. Voorwaarde voor deelname is dat je stage loopt op een Ogo-school. 6.
Literatuur Aanschaffen: o Janssen-Vos, F. (1997). Basisontwikkeling in de onderbouw. Assen:Van Gorcum. (Liefst editie vanaf 2003). o Pompert, B. (2004). Thema’s en taal. Assen:Van Gorcum. o De Haan, D en Kuiper, E (red). (2008) Leerkracht in beeld. Assen: Van Gorcum Op Blackboard: o De Haan, D. & Teunissen, F. (2007) Gids voor Praktijkonderzoek. Alkmaar: Hogeschool Inholland, Lectoraat Ontwikkelingsgericht Onderwijs. In de bibliotheek van de opleiding en op de opleidingsschool: o Janssen-Vos, F., B. Pompert & T. Schiferli (1997). HOREB. Handelingsgericht Observeren, Registreren en Evalueren in Basisontwikkeling. Utrecht:APS. o Kallenberg,T. e.a. (2007). Ontwikkeling door onderzoek. Utrecht/Zutphen: ThiemeMeulenhoff. Naslag/inspiratie: o Janssen-Vos, F. (2004). Spel en ontwikkeling. Assen:Van Gorcum. Werkgroep Kleuters Centraal. (2000). Hoekenwerk. Baarn:Bekadidact. o Zone, Tijdschrift voor Ontwikkelingsgericht Onderwijs. Overige uitgaven uit de serie Ontwikkelingsgericht onderwijs: zie blz. 2 van Basisontwikkeling. Door via Van Gorcum een licentie te nemen op Sherpa Pro krijg je een jaar lang alle titels van Van Gorcum (waaronder de serie Ontwikkelingsgericht onderwijs) digitaal tot je beschikking mét zoekfunctie. De kosten zijn € 75,-.
7.
Begeleiding Algemeen De positie van de opleidingsschool is in de minor van wezenlijk belang: de minor is ontwikkeld vanuit enkele principes van het ‘Opleiden in de school’ concept waarin de samenwerking tussen school en opleiding het uitgangspunt is. Je loopt twee dagen stage. Teamleden van de basisschool en docenten van de opleiding zijn in verschillende rollen als opleiders betrokken bij de minor. o De mentor. Namens de OGO-school treden, afhankelijk van het aantal studenten, een of meer leerkrachten – de mentoren- op als praktijkbegeleiders. De mentor treedt als model op voor de student bij de uitvoering van het thema, geeft de student gelegenheid om een eigen uitvoeringsbijdrage te leveren, draagt bij aan het reflectieproces van de student en is betrokken bij de beoordeling van het werk van de student. - Zo mogelijk een tweede teamlid van de school. Dit kan een directielid zijn, stagecoordinator, leerkracht uit de betreffende bouw enz. De rol van dit teamlid is een verdere verankering van de stageactiviteiten in het kader van schoolontwikkeling. De betrokkenheid van dit teamlid is meer op afstand. o De docenten die de seminars verzorgen. Voor de verschillende projecten – educatief ontwerpen, handelingsgericht observeren en praktijkonderzoek doen - informeren deze docenten de studenten over specifieke achtergronden, geven workshops en ondersteunen zij de activiteiten op de school. o De docent die de coordinatie verzorgt.Deze is de contactpersoon voor de stagescholen en de studenten tijdens de duur van de minor. o De docent/stagebegeleider/ SLB’er die de gesprekken met de school voert.
4
Studiehandleiding differentiatieminor Ontwikkelingsgericht Onderwijs
Deze docent bespreekt met de mentor en student de verwachtingen en mogelijkheden van betrokkenen bij de minor en overlegt over de eindbeoordeling. Specifiek rol van de mentor: Project 1 (OE 1): Thematisch ontwerpen De mentor/praktijkbegeleider maakt samen met de student een keuze voor een geschikt onderwerp voor een thema en overlegt over het ontwerp en de uitvoering. Hij/zij bespreekt één keer per week het verslag dat de student in zijn/haar logboek heeft gemaakt. De mentor maakt met de student de tussen- en eindstand op wat betreft de OGOcompetenties die in de project beoefend zijn. Waar heeft de student kwaliteit getoond, waar groei en wat heeft zij/hij nog niet getoond? Toetsing: tenslotte geeft de mentor een beoordeling volgens een checklist die in de handleiding is opgenomen. Een goed hulpmiddel voor ondersteuning is het in beeld brengen door de mentor van een aantal activiteiten die de student vanuit de vijf impulsen heeft ontworpen met video en/of fotocamera. Project 2 (OE 2) Handelingsgericht observeren De student kiest in overleg met de mentor een kind uit voor een “kindstudie”. De mentor geeft wekelijks feedback op de gemaakte observaties en helpt bij het interpreteren van deze observaties. De mentor (en docent van de opleiding) leren de student hoe hij/zij zorgvuldig gebruik dient te maken van bewijsmateriaal. De mentor beoordeelt het eindproduct en bespreekt het advies over de ontwikkelingsmogelijkheden van het kind en de wijze waarop hoe dit kind het best begeleid kan worden. Toetsing: de mentor beoordeelt de werkwijze van de student, het inzicht in het kind dat de student geeft en de waarde van de aanbevelingen (40% van de totale beoordeling) aan de hand van reeks aandachtspunten (in de handleiding opgenomen). Project 3 (OE3) Praktijkgericht onderzoek De student overlegt met de mentor en de docent van de opleiding over een mogelijke probleemstelling voor het praktijkonderzoek dat de student moet uitvoeren. De mentor verleent medewerking bij de dataverzameling voorzover mogelijk. Toetsing: de mentor en betrokken andere teamleden beoordelen het onderzoeksverslag en de presentatie door de student van de resultaten aan de hand van een checklist beoordeling onderzoek (40% van de totale beoordeling) (in de handleiding). 8.
Blackboard Alle voor deze minor belangrijke gegevens staan in principe in deze studiehandleiding. In geval van veranderingen of aanvullingen zal gebruik gemaakt worden van Blackboard. Ook zullen documenten zoals checklists op Blackboard worden geplaatst. De student moet Blackboard en de mail minstens éénmaal per week raadplegen voor actuele informatie.
9.
Aanwezigheidsverplichting Verwacht wordt dat je twee dagen per week stage loopt op een OGO-school en bij elk onderdeel van de seminars aanwezig zult zijn. Mocht je hier door overmacht onverhoopt niet toe in staat zijn, dan geldt het volgende: Ben je ziek of denk je anderszins een goede reden te hebben afwezig te zijn dan - bespreek je met je mentor hoe je de activiteiten kunt inhalen - leg je dit vóór de bijeenkomst van het seminar voor aan je docent.Je krijgt dan een aanvullende opdracht, zoals het schriftelijk uitwerken van je opdracht of het geven van een samenvatting van de literatuur. Ben je vaker afwezig dan loop je het risico dat de coördinator in overleg met je mentor en de docenten besluit dat verdere deelname niet
5
Studiehandleiding differentiatieminor Ontwikkelingsgericht Onderwijs
langer zinvol is. Uitsluiting betekent dat je het vak dit studiejaar in zijn geheel niet meer kunt halen. 10.
Toetsing Per project zijn nadere richtlijnen gegeven. De opdrachten kun je alleen tijdens de duur van de seminars van de minor maken .
11.
Rooster van de seminars De seminars vinden plaats op woensdagmiddag het 7e en 8e uur (13.15 – 14.45 u.), en het 9e en 10e uur (15.00 – 16.30u.).
Programma en rooster Minor OGO (DMVPK216) Periode 1 sept-nov 2008 OE1 Thematiseren Woensdagmiddag Week Lesweek Datum Programma en docent 7de en 8ste uur (13.15 – 14.45 uur) 36 1 3 september Algemene inleiding op de minor (OE1) Marian Blankman 37
2
10 september
Wat is thematiseren (a.h.v. voorbeelden uit de praktijk) Marian Blankman (of gastdocent)
38
3
17 september
39
4
24 september
Opzet van een thema: hoe pak je dat aan? (OE1) Uitwisseling eerste eigen ervaringen , tools, voorbeeld van een aanpak (formulieren) Marian Blankman WO in de bovenbouw, hoe zorg je voor een goede integratie? (OE1) Marian Blankman
40
5
1 oktober
Rol van de leerkracht (OE1) Gastdocent
41 42
6
15 oktober
Consultatie (OE1) Marian Blankman
43 44
7
29 oktober
45
Toetsweek
5 november
OGO in de onderbouw gastdocent Bespreking 1e versie onderzoeksvraag (OE3) Dorian de Haan
stageweek
Periode nov 2008 - januari 2009 Week Lesweek Datum
6
9de en 10de uur (15.00 – 16.30 uur) Wat is ontwikkelingsgericht onderwijs? (a.h.v startactiviteit door de studenten) (OE1) Gastdocent Start onderzoeksvraag (OE3) Dorian de Haan
46 47
1 2
48 49
3 4
50 51 2 3 4 5
5
Bespreking definitieve onderzoeksvraag (OE3) Dorian de Haan
herfstvakantie Reserve/ voorbereiding eindactiviteit Presentatie eindactiviteit (OE1) Marian Blankman
OE2 en 3 Handelingsgericht Observeren en Praktijkgericht Onderzoek Woensdagmiddag Programma en docent 7de en 8ste uur (13.15 – 14.45 uur) 9de en 10de uur (15.00 – 16.30 uur)
Stageweek 6 Toetsweek Toetsweek
Studiehandleiding differentiatieminor Ontwikkelingsgericht Onderwijs
Minor Ontwikkelingsgericht Onderwijs Project 1 (OE 1)
Thematisch ontwerpen
Overzicht In dit onderdeel van de minor Ontwikkelingsgericht Onderwijs ga je in onderwijsperiode 11 ontwikkelingsgericht onderwijs ontwerpen en uitvoeren. Ontwikkelingsgericht onderwijs bestaat uit sociaal-culturele activiteiten die voor kinderen persoonlijk zinvol zijn en die betekenis voor hen hebben en/of kunnen krijgen. Er wordt daarom binnen ontwikkelingsgericht onderwijs vanuit thema’s gewerkt. Thema’s zijn betekenisvolle inhouden die zorgen voor samenhang tussen activiteiten. Thema’s lokken uit tot activiteiten: tot het verkennen van de wereld en daarin steeds beter leren handelen. In de onderbouw vormen spelactiviteiten de leidende activiteiten waar vanuit de thema’s vorm krijgen. In de bovenbouw vormen onderzoeksactiviteiten de leidende activiteiten bij het opzetten en uitvoeren van thema’s. Maar spelactiviteiten en onderzoeksactiviteiten zijn natuurlijk niet de enige activiteiten binnen een thema. Er zijn ook gespreksactiviteiten, lees/schrijfactiviteiten, reken/wiskunde activiteiten, constructieve en beeldende activiteiten die aan elkaar worden verbonden vanuit de leidende activiteiten spel en onderzoek. Activiteiten kunnen worden uitgevoerd door individuele kinderen, een groepje kinderen of heel de groep. Ze kunnen eenmalig worden uitgevoerd of gedurende het gehele thema. Om voor echte verdieping van het thema te zorgen en kinderen voldoende kans te geven voor inbreng, wordt er langere tijd (6 tot 8 weken) aan een thema gewerkt.
De opdracht Samen met je praktijkbegeleider maak je een keuze voor een geschikt onderwerp voor een thema en in overleg ontwerp je het thema voor de komende periode van 6 tot 8 weken. In die periode zorg je dat je minimaal twee dagen per week stage loopt. Op de dagen dat jij niet aanwezig bent, werkt je praktijkbegeleider verder aan de uitvoering van het thema.
Toelichting van de opdracht Wanneer je een thematisch aanbod gaat ontwerpen, dan zul je daar de volgende stappen voor moeten doorlopen. De stappen 1 t/m 4 zet je op papier voordat je je thematisch aanbod uit gaat voeren. De stappen 5 en 6 werk je tijdens en na de uitvoering van je aanbod uit. Wat ga je doen? 1. Het vaststellen van het thema
2. Het vaststellen van betekenissen en bedoelingen
7
Toelichting: Je kunt op verschillende manieren aan suggesties voor thema’s komen. De concrete leefsituatie van kinderen, de actualiteit, interesses van kinderen en leerkrachten, buitenschoolse projecten en interessante jeugdboeken etc. Daarnaast kunnen bepaalde onderwijsbedoelingen die je hebt, je op een idee voor een thema brengen. Bij de keuze van een thema moeten die twee in balans zijn. Dit overdenk je ook bij stap 2 van je opzet. Bij stap 1 geef je een verantwoording van jouw themakeuze. Ideeën voor thema’s in de onderbouw kun je o.a. vinden in hoofdstuk 4 van Basisontwikkeling in de onderbouw, in Spel en ontwikkeling en in Hoekenwerk. Ideeën voor thema’s in de bovenbouw kun je o.a. vinden in Thema’s en taal , bijv. Hoofdstuk 2.3. Voor het vaststellen van de precieze inhoud maak je op twee punten een afweging. Je zet deze kort op papier bij stap 2: welke betekenissen verlenen kinderen nu aan het thema (wat vinden ze er interessant aan, wat weten ze er al
Studiehandleiding differentiatieminor Ontwikkelingsgericht Onderwijs
3. Het ontwerpen van een activiteitenaanbod
8
vanaf, hoe zijn ze er al mee in aanraking gekomen?) en welke liggen er in het verschiet; welke activiteiten zullen bij kunnen dragen aan uitbreiding en verdieping die de betekenisverlening voor kinderen vergroten? je eigen bedoelingen: wat van de wereld kan ingebracht worden en op welke manier ? Welke ontwikkelings- en leerprocessen wil je vooral stimuleren? Hierbij spelen de doelen van de verschillende vak-vormingsgebieden een rol naast de brede ontwikkelingsdoelen (Basisontwikkeling Hoofdstuk 3.3) die je wilt gaan realiseren in dit aanbod. In diverse methoden kun je overzichten vinden van te realiseren doelen en ontwikkelingen bij kinderen. Maak voor je thema een overzicht van de specifieke bedoelingen waaraan je wilt werken. Voor de bovenbouw kun je daarvoor ook de kerndoelen raadplegen (zie Thema’s en taal, Hoofdstuk 2.3.2, 2.3.3 en 2.3.8, en http://www.kerndoelen.kennisnet.nl voor de nieuwe kerndoelen). Bij het ontwerpen heb je vooral activiteiten op het oog die de inhoud van het thema voor de kinderen dichterbij brengt en duidelijk maakt. De wereld komt de klas in of de leerkracht gaat met de kinderen de wereld in. De activiteiten zijn erop gericht het thema tot leven te brengen door handelend en pratend in rijke en levensechte situaties aan de gang te gaan; betekenisvol, interessant en de moeite waard. Vooral de aandacht voor brede ontwikkeling en basiskenmerken zoals: zelf invloed hebben, zelf keuzen maken, initiatieven kunnen nemen. Daarom is de planning half-open, om de kinderen veel invloed te geven op keuze, uitbreiding en verandering van activiteiten. Het ontwerpschema (ook wel het WEB-model) is bedoeld om het thema nader in te vullen en aan relevante activiteiten te verbinden. Als leerkracht denk je na over het activiteitenaanbod en noteert dat alvast om samenhang tussen de verschillende kernactiviteiten in het vizier te krijgen en om al enig idee te krijgen van mogelijke startactiviteiten. In de onderbouw kan al gewerkt worden met onderzoeksactiviteiten (de wereld in, of een gast in de klas). Spelactiviteiten vormen de leidenden activiteiten. Neem daarom altijd één of meer hoeken voor rollenspel op in je activiteiten. In de bovenbouw worden spelactiviteiten als leidende activiteiten vervangen door onderzoeksactiviteiten. Vul bij stap 3 jouw ideeën voor het activiteitenaanbod in aan de hand van de kernactiviteiten (je kunt hiervoor het WEB-model gebruiken). Lees-schrijfactiviteiten Reken/wiskunde-activiteiten Thema: Spelactiviteiten en Inhouden: onderzoeksactiviteiten Constructieve en beeldende activiteiten Gespreksactiviteiten Aanwijzingen voor een relevant activiteitenaanbod voor de onderbouw vind je in de activiteiten-overzichtslijsten in de
Studiehandleiding differentiatieminor Ontwikkelingsgericht Onderwijs
4. De planning van de activiteiten
HOREB-map en in Basisontwikkeling Hoofstuk 4. In Thema’s en Taal kun je aanwijzingen vinden voor een relevant activiteitenaanbod voor de bovenbouw (zie o.a. 2.3.4). De activiteiten in het thema worden in de onderbouw vaak als volgt opgebouwd: 1e fase: introductie van het thema, met kinderen op ideeën komen: de wereld in/op onderzoek uit; activiteiten in de groepskring; spelactiviteiten; verhalen en prentenboeken. Met elkaar vaststellen waar naartoe gewerkt gaat worden: een voorstelling, een tentoonstelling, een viering, een presentatie, een product ect…. Door dit vast te stellen, kom je samen met de kinderen op ideeën voor activiteiten die nodig zijn om daar naartoe te werken. 2e fase: ook beeldende en constructieve activiteiten, leesschrijfactiviteiten en reken-en wiskundige activiteiten. Een verdere verdieping van het thema 3e fase: de afronding en afsluiting In de bovenbouw zie je een soortgelijke opbouw: 1e fase:De oriëntatiefase 2e fase: De uitvoeringsfase 3efase: De afrondingsfase Meer daarover kun je lezen in Thema’s en taal blz 62-70 Maak voor je thema een planningsoverzicht om de activiteiten die je wilt gaan ondernemen vast te leggen, verdeeld over de 3 fasen (zie Basisontwikkeling 4.6.3 en Thema’s en taal 6.1). Dit is echter een half-open planning. Je kunt een thema niet vooraf helemaal ‘dichttimmeren’, het groeit namelijk door datgene wat de kinderen inbrengen en de mogelijkheden die jij daarin ziet voor verdere ontwikkeling. Een meer gedetailleerde planning van activiteiten van dag tot dag maak je in het logboek, in de uitvoeringsperiode (zie stap 5). Je start me de introductie van je thema. Samen met de kinderen kom je op ideeën voor de verdere invulling waarbij je je bedoelingen in de gaten houdt, maar ook ruimte geeft voor de initiatieven waar kinderen zelf mee komen. Op grond daarvan bepaal je per dag welke activiteiten er uitgevoerd gaan worden. Dit bereid je voor in het logboek waarin je aangeeft welke activiteiten je uit wilt gaan voeren, met wie, welke bedoelingen (observatiepunten) je daarbij hebt en wat jouw rol daarin is (zie Basisontwikkeling 6.4 en Thema’s en taal 6.4). Wat betreft jouw rol gaat het erom dat je de vijf impulsen van het pedagogisch/didactisch handelingsmodel leert te gebruiken (Basisontwikkeling Hoofdstuk 5.4, Thema’s en taal Hoofdstuk 1.4) en dat je daarop kunt reflecteren. Je reflecties schrijf je ook in je logboek onder verslag en reflectie. Je geeft daarin aan hoe de activiteiten verliepen, welke specifieke activiteiten je hebt ondernomen na de eerste oriëntatie. welke ontwikkeling je hebt gezien, hoe je terugkijkt op jouw begeleiding en welke ideeën je hebt voor het aanbod in het volgende thema. In deze minor moet je dus in het byzonder aandacht besteden aan impuls 2 en 4 :
5. De uitvoering: Begeleiden, organiseren, observeren en registreren
9
Studiehandleiding differentiatieminor Ontwikkelingsgericht Onderwijs
6. Evalueren
verbeteren en verdiepen van de activiteit en toevoegen van nieuwe handelingsmogelijkheden. Wat zijn uitkomsten van de oriëntatie bij impuls 1? Wat heb je na de oriëntatiefase met de groep gedaan om: - de activiteit te ordenen - nieuwe elementen aan de activiteit toe te voegen - handelingen of vaardigheden van de kinderen te verbeteren heb je voor verschiillende (groepen) kinderen specifieke activiteiten ondernomen? Wat waren ‘gouden momenten’ (Basisontwikkeling, p. 151)? Bespreek je verslag en reflectie minimaal één keer per week met je praktijkbegeleider. Breng een aantal activiteiten (in samenwerking met je medestudenten en/of praktijkbegeleider) ook in beeld met video en/of fotocamera waarbij vooral zichtbaar moet worden hoe jij de activiteit begeleidt vanuit de vijf impulsen. Na de uitvoeringsperiode evalueer je het thematisch aanbod als geheel. Hierbij gebruik je je logboek (verslag en reflectie) als geheugensteun. Maak zoveel mogelijk gebruik van concrete voorbeelden en illustreer ze waar mogelijk met aanschouwelijk materiaal: - Waaruit is gebleken dat het thema betekenisvol was voor de kinderen? - Welke bedoelingen zijn bereikt? Waar is dat uit gebleken? - Hoe verliep de start van het thema? Welke inbreng hadden de kinderen daarin? - Welke activiteiten heb je uitgevoerd? Welke activiteiten zijn ontstaan vanuit de inbreng van de kinderen? - Hoe kijk je terug op jouw rol? Hoe heb je de vijf impulsen toegepast? Wat leverde dat op? - Hoe is het thema afgesloten? - Welke bevindingen neem je mee voor de opzet van een volgend thematisch aanbod? Leg je verslag voor aan je praktijkbegeleider en spreek het met hem of haar door. Maak met hem of haar de tussenstand op wat betreft de OGO-competenties die je in de project beoefend hebt. Waar heb je kwaliteit getoond, waar groei en wat heb je nog niet getoond? Voeg haar op- en aanmerkingen toe als apart onderdeel van het verslag. Voeg je logboekformulieren toe als bijlage aan het evaluatieverslag.
OGO-competenties binnen Project 1 (zie ook bijlage 1) A Een onderwijsaanbod kunnen ontwerpen: - Thematiseren en thematisch ontwerpen - Planningen voor weken en periodes opstellen - Voorbereiden van thematische activiteiten B Leren mogelijk maken door te begeleiden, met name: - Bij (een groep van) kinderen authentieke leervragen kunnen aanboren in relatie tot een thema. - Faciliterend meedoen met leerlingen terwijl deze een zelfgeplande activiteit uitvoeren: ‘meespelen’, ‘meelezen’, ‘meedenken’. - Kunnen beoordelen waar voor een kind kansen op ontwikkeling liggen: het gouden moment kunnen vangen.
10
Studiehandleiding differentiatieminor Ontwikkelingsgericht Onderwijs
-
E -
En vooral: de vijf impulsen voor doelgericht didactisch handelen kunnen inzetten: 1)oriënteren, 2)verbeteren en verdiepen van activiteiten, 3)verbreden van activiteiten, 4)toevoegen van nieuwe handelingsmogelijkheden en 5)samen met het kind reflecteren op het leerproces. Samenwerken binnen en buiten de eigen groep Partner kunnen zijn in de ontwikkeling van team en school: Kunnen samenwerken met de praktijkbegeleider in het ontwerpen van onderwijs.
Werkplan Week* Activiteit 6 Oriënteren op de minor als geheel en project 1 in het bijzonder. Kennismaking op de stageschool. Start met opzet van thematisch aanbod (uitwerken stap 1 t/m 4).
7
Werken aan opzet thematisch aanbod in overleg met praktijkbegeleider. Maak een verslag van de ontwerpactiviteiten in week 6 waarin je tevens een verantwoording geeft van - de keuze van het thema - de betekenis voor de leerlingen - de bedoelingen van de leerkracht - het ontwerp van het aanbod van activiteiten
8
Opzet thematisch aanbod stap 1 t/m 4 af.
9 10
11
11
Seminar 3 lesuren Inleiding over de minor Workshop over verschillende aspecten van thematisch ontwerpen. Daarbij worden spelactiviteiten als leidende activiteiten voor de onderbouw en onderzoeksactiviteiten als leidende activiteiten voor de bovenbouw uitgesplitst. Uitwisseling studenten onderling aan de hand van reeks aandachtspunten (Raadpleeg Blackboard). In tweetallen formuleren van gezamenlijke vragen voor week 8 en per mail doorsturen naar de docent met een cc. naar de coördinator.
3 lesuren 2 uur Presentatie van opzetten thematisch aanbod. Verdieping in begeleiding/ de vijf impulsen.
Start uitvoering thematisch aanbod. Dagelijkse voorbereiding in logboek. Vraag je praktijkbegeleider een video-opname te maken. Selekteer relevante fragmenten voor het in beeld brengen van begeleidersvaardigheden (stap 5). Minimaal twee dagen stage per week. Voorjaarsvakantie Voortgang uitvoering thematisch aanbod. Dagelijkse voorbereiding en reflectie in logboek. Vraag je praktijkbegeleider een videoopname te maken. Selekteer relevante fragmenten voor het in beeld brengen van begeleidersvaardigheden (stap 5). Minimaal twee dagen stage per week. Doorsturen naar de docent. Voortgang uitvoering thematisch aanbod. Uitwisseling/ reflectie studenten Dagelijkse voorbereiding en reflectie in onderling over logboek. begeleidersvaardigheden aan de
Studiehandleiding differentiatieminor Ontwikkelingsgericht Onderwijs
Vraag je praktijkbegeleider een videoopname te maken. Selekteer relevante fragmenten voor het in beeld brengen van begeleidersvaardigheden (stap 5). Minimaal twee dagen stage per week.
12
13
14
Afsluiting thematisch aanbod. Minimaal twee dagen stage per week; voltijd stageweek. Eventueel: bijstelling probleemstelling van het onderzoek, doorsturen naar de docent. Evalueren van aanbod als geheel (stap 6) en voorbereiden van presentatie thematisch aanbod. Evalueren van aanbod als geheel. Doorspreken van evaluatieverslag en OGOcompetenties met praktijkbegeleider. Presenteren van thematisch aanbod.
hand van reeks aandachtspunten en m.b.v. meegebracht videomateriaal (Raadpleeg Blackboard). Aandacht voor afsluiting van thema. Feedback over de tweede probleemstelling van het onderzoek van de docent via de mail.
Feedback/ goedkeuring probleemstelling van het onderzoek van de docent via de mail. 3 lesuren Presentatie thematisch aanbod als geheel. Je maakt daarbij gebruik van de gegevens uit je evaluatieverslag maar ook van videobeelden. Het gaat om het aanschouwelijk maken van de uitvoering van je aanbod en je reflectie op de kernpunten uit het aanbod zoals weergegeven in je opzet.
* Uitgaande van de kalenderweken Zie voor het Werkplan Formuleren onderzoeksvraag in blok 1: Project 3: Praktijkonderzoek Data van de bijeenkomsten in deze periode zijn: 10 september, 1 en 15 october (15.00 – 16.30). Inleveren definitieve onderzoeksvraag: 29 october
Literatuur en andere hulpmiddelen Het Jonge Kind -
Janssen-Vos, F. (2008). Basisontwikkeling in de onderbouw. Assen:Van Gorcum. (Liefst editie vanaf 2003). Janssen-Vos, F. (2004). Spel en ontwikkeling. Assen:Van Gorcum. Werkgroep Kleuters Centraal. (2000). Hoekenwerk. Baarn:Bekadidact.
Het Oudere Kind - Pompert, B. (2004). Thema’s en taal voor de bovenbouw. Assen:Van Gorcum. Algemeen - Janssen-Vos, F., B. Pompert & T. Schiferli (1997). HOREB. Handelingsgericht Observeren, Registreren en Evalueren in Basisontwikkeling. Utrecht:APS. - Zone, Tijdschrift voor Ontwikkelingsgericht Onderwijs. - Overige uitgaven uit de serie Ontwikkelingsgericht onderwijs: zie blz. 2 van Basisontwikkeling. Door via Van Gorcum een licentie te nemen op Sherpa Pro krijg je een jaar lang alle titels van Van Gorcum (waaronder de serie Ontwikkelingsgericht onderwijs) digitaal tot je beschikking mét zoekfunctie. De kosten zijn € 75,-.
12
Studiehandleiding differentiatieminor Ontwikkelingsgericht Onderwijs
Toetsing / beoordeling Voor Project 1 (OE 1) kun je 5 EC’s verdienen. Je wordt beoordeeld op onderstaande onderdelen. In totaal kun je daar 100 punten voor halen. Voor elk onderdeel mag je niet minder dan de helft van de maximaal te behalen punten halen.
Onderdeel:
Opzet thematisch aanbod
Maximaal aantal punten: 30
Evaluatieverslag 30 thematisch aanbod Presentatie thematisch 40 aanbod
13
Beoordeeld door:
Wanneer:
Docent in samenspraak met Lesweek 8 praktijkbegeleider (lijst met aandachtspunten) Docent; met schriftelijke Lesweek 15 reactie van praktijkbegeleider. Docent in samenspraak met Lesweek 15 praktijkbegeleider (lijst met aandachtspunten)
Studiehandleiding differentiatieminor Ontwikkelingsgericht Onderwijs
Beoordelingsformulier voor de mentor project 1: Thematisch Ontwerpen Competentie: De student kan een thema ontwerpen, uitvoeren en evalueren. Meer in het bijzonder kan de student Ontwerp Een thema bedenken dat een rijke en betekenisvolle leeromgeving biedt voor de leerlingen.
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
Uitvoering Een thema-introductie leiden: leerlingen ‘op verhaal’ laten komen.
1
2
3
4
5
Op grond van het verloop van de introductie een weekplanning opstellen van activiteiten en observatiepunten voor het begeleiden.
1
2
3
4
5
Activiteiten van (groepjes) leerling(en) organiseren.
1
2
3
4
5
De vijf didactische impulsen toepassen bij het begeleiden van (groepjes) leerling(en). - gezamenlijk orienteren op de activiteit - verbeteren en verdiepen van de activiteit - verbreden naar andere activiteiten - toevoegen van nieuwe handelingsmogelijkheden - reflecteren op de activiteit
1 1 1 1 1
2 2 2 2 2
3 3 3 3 3
4 4 4 4 4
5 5 5 5 5
Zinvolle observaties over leerlingen en reflecties op het eigen didactisch 1 handelen noteren in een logboek.
2
3
4
5
2
3
4
5
Binnen het thema een goed evenwicht vinden tussen de betekenissen van de leerlingen en de bedoelingen van de leerkracht. Een activiteitenaanbod opstellen waarin de volgende kernactiviteiten zijn uitgewerkt: - Lees-schrijfactiviteiten; - Reken/wiskunde activiteiten; - Spel- (onderbouw) of onderzoeks- (bovenb.) activit.; - Constructieve en beeldende activiteiten; - Gespreksactiviteiten. Een globaal uitvoeringsplan voor de themaperiode opstellen.
Evaluatie Een thema na afloop evalueren en conclusie trekken over een volgend thematisch aanbod, zowel over de opzet.
1
Toelichting en aanvullingen:
14
Studiehandleiding differentiatieminor Ontwikkelingsgericht Onderwijs
Minor Ontwikkelingsgericht Onderwijs Project 2 (OE 2):
Handelingsgericht observeren Overzicht In dit deel van de minor Ontwikkelingsgericht Onderwijs ga je uitdiepen wat je in project 1 geleerd en ervaren hebt. Leerkrachten op ontwikkelingsgerichte scholen zorgen ervoor dat door de kernactiviteiten beoogde ontwikkelings- en leerprocessen tot stand komen. Een OGO-leerkracht moet niet alleen zorgen voor een sterke pedagogische basis en het ontwerpen en leiden en begeleiden van een betekenisvol aanbod, maar ook in staat zijn om heel goed te observeren en te reflecteren. Binnen ontwikkelingsgericht onderwijs heet dit “handelingsgericht observeren en begeleiden”. Deze term maakt duidelijk dat de observaties van leerkrachten altijd op het handelen ten opzichte van de kinderen zijn gericht. Je wilt achterhalen of activiteiten die kinderen ondernemen voldoende ontwikkelingswaarde hebben. Handelingsgericht observeren heeft twee functies, die aan elkaar verbonden zijn. De ene functie is gericht op het ontwerpen en uitvoeren van het onderwijsaanbod: activiteiten voor kinderen en het aandeel van de leerkracht daarin. Deze functie is gericht op de leerkracht: observeren en registreren om toekomstig onderwijs beter te kunnen vormgeven. De andere functie is de evaluatie van het ontwikkelingsverloop. Gaat het goed met dit kind? Vindt de gewenste ontwikkeling daadwerkelijk plaats? Hoe kan ik in het vervolgaanbod voor versterking en uitbreiding zorgen? Deze functie van handelingsgericht observeren is gericht op de kinderen: observeren en registreren om beter vorm te kunnen geven aan de ontwikkeling (HOREB-map). Om de kracht van handelingsgericht observeren te leren kennen ga je je in dit project concentreren op één kind. Je verzamelt informatie over allerlei aspecten van dat kind en zijn ontwikkeling. Sommige staan dicht bij het leren op school, andere liggen iets verder daarvan weg. Het resultaat is een Kindstudie, een overzicht van gegevens met aanbevelingen voor de verdere begeleiding van dit kind en misschien ook voor veranderingen in de aanpak van de leerkracht. Ook voor de ouders zou de kindstudie iets te bieden moeten hebben.
De opdracht Maak een “kindstudie”. Kies in overleg met je praktijkbegeleider een kind uit, breng relevante aspecten van de ontwikkeling in kaart, leg dit neer in een kinddossier met aanbevelingen en presenteer dit aan je praktijkbegeleider en eventueel aan de ouders van het betreffende kind.
Toelichting van de opdracht “Waar ik voor mijn werk hier het meest aan gehad heb is de cursus Observeren en registeren op de pabo. We moesten een bepaald kind een tijd lang heel precies volgen en alles vastleggen in een portfolio. Het was een boel werk, maar absoluut de moeite waard. Een van de beste dingen die je kunt doen is kinderen van dichtbij observeren en te proberen te begrijpen waarom ze doen wat ze doen. Nu ik voor de klas sta heb ik er nog dagelijks plezier van dat ik die kindstudie heb gemaakt“ (Darling-Hammond e.a., 2005, blz. 119). Aan het woord is Jean Jahr, een succesvolle leerkracht in een arme buurt van New York. Ze is in staat om kinderen die van huis uit weinig cultureel kapitaal meekrijgen evenveel te leren als kinderen uit meer bevoorrechte gezinnen. Onderzoekers zochten haar op en vroegen Jean aan welke onderdelen van de pabo-opleiding ze veel gehad had. Wat wij ‘handelingsgericht observeren’ noemen kwam als een van de hoogtepunten naar voren.
15
Studiehandleiding differentiatieminor Ontwikkelingsgericht Onderwijs
Door het maken van een “kindstudie” leer je observatie- en registratie-technieken te beheersen die je in je latere beroepspraktijk goed kunt gebruiken. Je leert om gegevens, verkregen uit verschillende invalshoeken, te combineren tot een ‘foto’ van het kind. Verder kun je een koppeling leggen tussen ontwikkelingstheorie en dit specifieke kind. En zo vind je aanknopingspunten om de ontwikkelingsmogelijkheden van dit kind te verbeteren. Je kunt de sterke punten van dit kind opsporen, je kunt de vooruitgang vaststellen, je weet wat invloed heeft op zijn/haar ontwikkeling, je weet welke behoeften en tekortkomingen dit kind heeft. Dit alles stelt je in staat om voor dit kind goede betekenisvolle activiteiten te bedenken. Als je een kindstudie maakt, speur je naar ontwikkelingssignalerende gegevens. Deze gegevens zeggen iets over de motieven, de belangstelling en de actuele mogelijkheden van het betreffende kind. Ze laten zien hoe de huidige activiteiten van het kind te plaatsen zijn in de ontwikkelingsperspectieven van de kernactiviteiten. Verder maken die gegevens ook duidelijk hoe het kind vordert in de ontwikkelings- en leerprocessen die ontwikkelingsgericht onderwijs voor ogen heeft. Een kindstudie gaat dus niet speciaal over problematische aspecten bij een kind. Alle aspecten die van belang zijn om een kind beter te leren begrijpen in zijn ontwikkeling zijn van belang. Voorbeelden hiervan zijn: De manier waarop het kind zich opstelt tijdens het leren op school: hoe leert het kind, hoe is zijn werkhouding, hoe pakt het leertaken aan? Motieven die het kind sturen: is het vooral gericht op omgaan met mensen, is het een onderzoekertje in de dop, is het een sporttype? Hoe vlot de ontwikkeling op bepaalde gebieden verloopt: is het tekenen, de motoriek of het taalgedrag op leeftijdsniveau? Waar liggen de mogelijkheden en beperkingen bij dit kind? De leervorderingen van dit kind binnen de kernactiviteiten. Als er stagnaties zijn, waar ligt dit dan aan? Op deze wijze wordt het doel bereikt: aanknopingspunten voor de verdere begeleiding van dat kind. Kies dus niet speciaal een kind met een leer- en of gedragsprobleem maar overleg met je praktijkbegeleider over een kind met een brede, ook positieve informatievraag. Dit kind breng je dan in kaart. De gegevens die je verzamelt, verwerk je in een onderzoeksverslag. Dit onderzoeksverslag bevat in ieder geval de volgende onderdelen: Een korte, wekelijkse schoolobservatie van het kind; Een beschrijving van dit kind in bredere context: omgang met leeftijdsgenoten, de thuissituatie) Een beschrijving van dit kind in het licht van ontwikkelingstheorieën die te maken hebben met de kernactiviteiten (age-level-study); Een beschrijving van de leerresultaten van dit kind binnen één van de kernactiviteiten. Een portfolio van dit kind. In het portfolio verzamel je eigen werk van dit kind dat representatief is voor je observaties (foto’s van activiteiten, waaraan het kind heeft deelgenomen, tekeningen, teksten, spel- en gespreksprotocollen, geluidsbandjes, videofragmenten, ontwerpen van presentaties, eigen reflecties op plannen en uitvoeringen e.d.) Op grond van deze gegevens noteer je conclusies over de ontwikkelingsmogelijkheden van dit kind en schrijft een advies aan je praktijkbegeleider over hoe dit kind het best begeleid kan worden. Dit advies licht je toe in een gesprek met de leerkracht. Aan het eind van deze periode lever je het onderzoeksverslag in. Het verslag bestaat uit de volgende onderdelen: 1. Inhoudsopgave 2. Inleiding: een persoonlijke verantwoording 3. Kinddossier: o Introductie van het kind aan de hand van basisgegevens, (interview, tekening, foto e.d.) o Beschrijving van de context van dit kind (gezin / familie / buurt / vriendjes / hobby’s
16
Studiehandleiding differentiatieminor Ontwikkelingsgericht Onderwijs
o Beschrijving van ontwikkelingsgegevens van dit kind o Beschrijving van de leerresultaten van dit kind o Portfolio van dit kind 4. Aanbevelingen voor handelingen om voor dit kind een bepaalde kernactiviteit zo betekenisvol mogelijk te laten zijn
Werkplan kindstudie Je werk aan dit project bestaat uit verschillende fasen: 1. Oriëntatie:
A Inlezen over handelingsgericht observeren binnen ontwikkelingsgericht onderwijs B. Kiezen van het doelkind voor je kindstudie C. Beeldvorming over de opdracht in een gesprek met je praktijkdocent: precies weten wat de bedoeling is D. Plan van aanpak maken: wat, wanneer, hoeveel tijd beschikbaar A. Gegevens verzamelen: Observaties uitvoeren, gesprekken voeren. B. Informatie uitwerken: protocollen, gespreksnotities, samenvattingen van informatieve stukken C. Portfolio samenstellen, verzorgen A. Eindverslag schrijven: conclusies en aanbevelingen B. Adviesgesprek(ken) voeren C. Beoordelingsgesprek voeren.
2. Uitvoering:
3. Afronding:
Tijdens het project volg je vier seminars (workshops)die betrekking hebben op dit onderdeel. Hierin krijg je steun van de docent en van je medestudenten en worden allerlei instrumenten toegelicht. In de workshops kun je oefenen met observatie- en registratietechnieken en helder krijgen hoe het ook alweer zat met de ontwikkelingslijnen. Je krijgt wekelijks individueel feedback van je mentor of docent op je gemaakte observaties. Zij helpen je bij het interpreteren van deze observaties. Ze leren je hoe je zorgvuldig gebruik dient te maken van bewijsmateriaal. Werkplan Week 46 48 50 2 3
lesweek 1 3 5 6 toetsweek
Datum 12 nov 26 nov 10 dec 7 jan 14 jan
Activiteit
Seminar 13.15-14.45 Seminar 13.15-14.45 Seminar 13.15-14.45 Consultatie (op afspraak) Seminar 13.15-14.45 Seminar 13.15-14.45
Literatuur en andere hulpmiddelen Delen uit OGO-literatuur: - Janssen-Vos, F. (2003/ 2008). Basisontwikkeling in de onderbouw. Assen:Van Gorcum.
17
Studiehandleiding differentiatieminor Ontwikkelingsgericht Onderwijs
-
Janssen-Vos, F., Pompert, B. (2007a) HOREB- PO. Handelingsgericht observeren, registreren en evalueren van basisontwikkeling. Handleiding. Assen: Van Gorcum. Janssen-Vos, F. en Pompert, B. (2007b) De nieuwe Horeb. Nog beter werken aan Basisontwikkeling. Zone, 6(1), 4-8. De Haan, D. en Kuiper, E. (red) (2008), Leerkracht in beeld. Assen: Van Gorcum. Hoofdstuk 22: Handelingsgericht Observeren en Evalueren – Ester van Oers. Janssen-Vos, F. (2004). Spel en ontwikkeling. Assen:Van Gorcum. Pompert, B. (2004). Thema’s en taal voor de bovenbouw. Assen:Van Gorcum. Zone, Tijdschrift voor Ontwikkelingsgericht Onderwijs.
(Als je geabonneerd bent op SherpaPro, heb je alle Van Gorcumuitgaven digitaal beschikbaar.) Videofragmenten: (Tenzij anders vermeld gaat het altijd om banden van het APS Project Onderbouw) Spelactiviteiten: o Werken en dromen in hoeken o Weer op de rails zetten o Tussen Beiden –B- In een rijdende trein o Stenenhoek en zeepaleis o Educatieve toer – 1998 (Afd. nascholing) – Kappershoek Reken/wiskunde activiteiten: o Wiskundige activiteit n.a.v. thema “Kastelen” o Een schooldag van Bart o De ruimte pakken Constructieve/beeldende activiteiten: o Bouwen op het kleed Lees/schrijfactiviteiten: o Educatieve toer – 1998 (Afd. nascholing) Kappershoek o Een schooldag van Unchi Artikelen uit Zone, Tijdschrift voor Ontwikkelingsgericht Onderwijs
Toetsing De beoordeling bestaat uit twee elementen: 1 Beoordeling door de praktijkbegeleider van je werkwijze, het inzicht dat je geeft in het kind en de waarde van de aanbevelingen (40% van de totale beoordeling) aan de hand van reeks aandachtspunten. 2 Beoordeling door de docent van het onderzoeksverslag (60% van de totale beoordeling).
Minor Ontwikkelingsgericht Onderwijs
18
Studiehandleiding differentiatieminor Ontwikkelingsgericht Onderwijs
Beoordelingsformulier voor de mentor project 2 (OE2): Handelingsgericht observeren Competenties die specifiek naar voren komen: De student maakt gebruik van relevante theoretische inzichten binnen zijn/haar handelen De student toetst de leerresultaten en manier van werken van leerlingen zodanig dat adequate sturing van het leerproces wordt bevorderd De student registreert en administreert de vorderingen van leerlingen adequaat, zodat ze overdraagbaar zijn De student informeert ouders/collega’s over ontwikkeling van leerlingen en verantwoordt zijn/haar werkwijze
Het onderzoeksverslag Oriëntatie De student heeft zich verdiept in handelingsgericht observeren, d.w.z. heeft relevante literatuur gelezen.
1
2
3
4
5
De student heeft in overleg met de mentor een kind uitgekozen voor de “kindstudie”. De student heeft een plan van aanpak (wat, wanneer en hoe ga ik observeren) gemaakt en deze met de mentor besproken.
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
De student heeft het kind in een bredere context gezet (bijv. een beschrijving van de omgang met leeftijdgenoten, een beschrijving van de thuissituatie)
1
2
3
4
5
De student heeft een “age-level-study” van het kind gemaakt, d.w.z. heeft het kind beschreven in het licht van ontwikkelingstheorieën die te maken hebben met de kernactiviteiten.
1
2
3
4
5
De student heeft een beschrijving gemaakt van de leerresultaten van het kind binnen één kernactiviteit.
1
2
3
4
5
De student heeft een portfolio van dit kind aangelegd, d.w.z. dat de gemaakte observaties van het kind ondersteund worden, bijv. met eigen werk van dit kind of met foto’s van activiteiten van dit kind.
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
De student heeft een advies geschreven voor de mentor waarin zij/hij aanbevelingen doet voor handelingen om voor het gekozen kind een bepaalde kernactiviteit zo betekenisvol mogelijk te laten zijn.
1
2
3
4
5
De student heeft over dit advies een gesprek gevoerd met de mentor.
1
2
3
4
5
Uitvoering .De student heeft het kind wekelijks geobserveerd.
Afronding De student heeft een eindverslag (onderzoeksverslag) geschreven met daarin conclusies en aanbevelingen.
19
Studiehandleiding differentiatieminor Ontwikkelingsgericht Onderwijs
Toelichtingen en aanvullingen:
Handtekening mentor:
20
Studiehandleiding differentiatieminor Ontwikkelingsgericht Onderwijs
Beoordelingsformulier voor de docent project 2 (OE2): Handelingsgericht observeren Competenties die specifiek naar voren komen: De student maakt gebruik van relevante theoretische inzichten binnen zijn/haar handelen De student toetst de leerresultaten en manier van werken van leerlingen zodanig dat adequate sturing van het leerproces wordt bevorderd De student registreert en administreert de vorderingen van leerlingen adequaat, zodat ze overdraagbaar zijn De student informeert ouders/collega’s over ontwikkeling van leerlingen en verantwoordt zijn/haar werkwijze
Het onderzoeksverslag Naam student: Studentnummer: Slb’er:
Het verslag bevat een inhoudsopgave
Aanwezig / Niet aanwezig
In het verslag is een literatuurlijst opgenomen.
Aanwezig / Niet aanwezig
Er is een “algemene” beschrijving van het kind aanwezig (naam, leeftijd, interview, foto)
1
2
3
4
5
Er is een beschrijving van de “context” waarin het kind opgroeit (gezin, familie, buurt, vriendjes, hobby’s e.d.)
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
De student heeft een “age-level-study” van het kind gemaakt, d.w.z. heeft het kind beschreven in het licht van ontwikkelingstheorieën die te maken hebben met de kernactiviteiten. De student heeft gebruik gemaakt van de volgende theorieën: a. b. c. d. De student heeft een beschrijving gemaakt van de leerresultaten van het kind binnen één kernactiviteit, nl ……………. De student heeft een portfolio van dit kind aangelegd, d.w.z. dat de gemaakte observaties van het kind ondersteund worden, bijv. met eigen werk van dit kind of met foto’s van activiteiten van dit kind.
21
Studiehandleiding differentiatieminor Ontwikkelingsgericht Onderwijs
Afronding De student heeft een eindverslag (onderzoeksverslag) geschreven met daarin conclusies en aanbevelingen.
1
2
3
De student heeft een advies geschreven voor de mentor waarin zij/hij aanbevelingen doet voor handelingen om voor het gekozen kind een bepaalde kernactiviteit zo betekenisvol mogelijk te laten zijn.
1
2
3
4
5
De student heeft over dit advies een gesprek gevoerd met de mentor.
1
2
3
4
5
Toelichtingen en aanvullingen:
Handtekening mentor:
Eindcijfer:
Handtekening docent:
22
Studiehandleiding differentiatieminor Ontwikkelingsgericht Onderwijs
4
5
Minor Ontwikkelingsgericht Onderwijs Project 3 (OE 3):
Praktijkonderzoek Overzicht In dit onderdeel van de minor Ontwikkelingsgericht Onderwijs ga je een praktijkonderzoek uitvoeren. De bedoeling is dat de onderzoeksresultaten dienstbaar zijn aan de praktijk van je stageschool en wellicht ook voor andere OGO-scholen. Vanuit een vraag van de school en in overleg met de docenten van de opleiding formuleer je een onderzoeksvraag en ga je gegevens verzamelen om die vraag te beantwoorden. Als meerdere studenten op een school stage lopen is het mogelijk om het onderzoek in twee- of drietallen uit te voeren. In het seminar volg je workshops over onderzoeksmethoden. Het seminar is ook de plaats waar je met de andere studenten en de docen je vorderingen uitwisselt. Het is stimulerend om ook van medestudenten te horen waar ze mee bezig zijn en hoe ze het aanpakken. Naast het team van je opleidingsschool zijn mogelijke informanten voor het onderzoek: betrokkenen bij de ‘OGO-gemeenschap’ - docenten van INHolland Academy, de Academie voor Ontwikkelingsgericht Onderwijs, De Aciviteit en de OGO-specialisten van de Schoolbegeleidingsdiensten - en docenten van de School of Education INHolland.
De opdracht Je opdracht voor dit project is: “Voer een onderzoek uit waarvan de resultaten betekenis hebben voor de praktijk op ontwikkelingsgerichte basisscholen”.
Toelichting op de projectopdracht: Praktijkonderzoek Tot nu toe heb je regelmatig activiteiten uitgevoerd die een onderzoeksmatig karakter hadden. In het eerste en tweede jaar moest je vaak informatie verzamelen en soms informatie opnieuw ordenen, observaties uitvoeren, vraaggesprekken voeren e.d.. Zo leerde je de kracht kennen van een goede vraagstelling. Binnen de minor Ontwikkelingsgericht Onderzoek zijn we gericht op praktijkonderzoek, dat zijn onderzoeksactiviteiten die onmiddellijke betekenis hebben voor de onderwijspraktijk en die zich afspelen binnen de onderwijspraktijk in ruime zin. Het gaat om het beantwoorden van een goed afgebakende onderzoeksvraag door op een systematische manier gegevens te verzamelen in de werkelijkheid. Wat is praktijkonderzoek? Een praktijkonderzoek heeft altijd een doel: een probleem oplossen, een nieuwe stap maken in de schoolontwikkeling, en dergelijke. Er is telkens een kloof tussen de bestaande en een meer gewenste situatie. Onderzoek wordt ingezet om die kloof te overbruggen. Praktijkonderzoek heeft dus altijd een opdrachtgever: iemand die geïnteresseerd is in de kennis die het onderzoek oplevert, die daar potentieel iets mee kan doen. Naast een onderzoeksdoel is er altijd ook een onderzoeksvraag. Het onderzoeksdoel geeft aan wat we met het onderzoek beogen te bereiken, de onderzoeksvraagstelling zegt wat we moeten weten, of maken om het doel te bereiken. Als je het doel en de vraag van een onderzoek beschrijft, heb je een probleemstelling. Zie je het verschil tussen doel en vraag in de volgende probleemstelling? “De afgelopen jaren hebben we het ontwikkelingsgerichte onderwijs doorgetrokken naar de bovenbouw. Dat lukt aardig, op één punt na. We geven nu alle wereldoriëntatie en het grootste deel van het taalonderwijs in de vorm van onderzoeksgerichte thema’s. Om te controleren of we wel alle kerndoelen bereiken, hebben we doelenboeken waarin de leerkrachten per thema
23
Studiehandleiding differentiatieminor Ontwikkelingsgericht Onderwijs
afvinken welke kerndoelen gedekt worden. Ieder half jaar kijken we waar nog witte vlekken zitten, en dan zoeken we thema’s waarin die ontbrekende doelen aan de orde zijn. Voor natuuronderwijs, aardrijkskunde en taal gaat dat goed, maar niet voor geschiedenis. We hebben hiervoor geen doelenboek kunnen bedenken. Nu weten we niet of we de kerndoelen voor geschiedenis wel voldoende dekken. We zoeken al een tijdje naar een oplossing, maar geschiedenis is een heel ander vak dan bijvoorbeeld aardrijkskunde. Bestaat er een systeem om kerndoelen geschiedenis te bewaken binnen thematisch onderwijs? Het zou mooi zijn als jullie ons hierbij op weg kunnen helpen.” Als hier een onderzoek aan verbonden wordt, is het doel dat de school de zekerheid heeft dat ook de kerndoelen voor geschiedenis gedekt worden. De vraagstelling van het onderzoek zou kunnen zijn: Hoe leg je op een bruikbare manier vast in hoeverre de geschiedeniskennis die binnen thematisch onderwijs op de basisschool aan de orde is geweest voldoet aan de kerndoelen? Waarom praktijkonderzoek? In alle hbo-opleidingen wordt tegenwoordig een onderzoekscomponent opgenomen. Dat is nodig omdat de beroepsuitoefening telkens verandert. De initiële opleiding kan je niet voorbereiden op de nieuwe uitdagingen die je als leerkracht basisonderwijs zult tegenkomen. Voor die nieuwe uitdagingen zul je zelf of samen met je team oplossingen moeten bedenken. Onderzoek, en dan vooral praktijkgericht onderzoek, kan je helpen om bruikbare antwoorden te vinden op vragen die je nu nog niet kunt voorzien, maar die ongetwijfeld op je af zullen komen. Soorten onderzoek Jouw praktijkonderzoek vertrekt vanuit een probleemstelling die je samen met je OGOopleidingsschool en de docenten van de minor en/of het lectoraat Ontwikkelingsgericht Onderwijs ontwikkelt. Alle OGO-scholen zijn permanent bezig hun onderwijs te ontwikkelen en lopen tegen vragen en problemen aan die door middel van onderzoek aangepakt kunnen worden, maar waarvoor ze zelf te weinig tijd hebben of waarvoor ze deskundigheid missen. Globaal genomen komen OGO-scholen met twee soorten probleemstellingen: iets uitzoeken of iets maken. Bij uitzoekvragen gaat het vooral om kennis die nodig is om beslissingen te nemen of te handelen. Bij ‘maak’vragen gaat het om een ontwerp of een middel dat ingezet kan worden. Je kunt denken aan een toets, een leermiddel, een ontwerp voor een portfolio. De kennis zit hier besloten in het middel. Onderzoek dat gericht is op het ontwerpen van nieuwe oplossingen of hulpmiddelen wordt tegenwoordig ‘ontwerponderzoek’ (design study) genoemd. In het ‘geschiedenisvoorbeeld’ hierboven zijn beide aspecten aanwezig: - De school mist bepaalde kennis en inzicht (hoe kun je kerndoelen geschiedenis aan bod laten komen bij thematisch werken?), en - ze missen een hulpmiddel waarin de benodigde kennis op een bruikbare manier is neergelegd (hoe leg je vast wat er van geschiedenis wel en niet behandeld is, zodat je eventueel kunt bijsturen?). Natuurlijk is er ook kennis nodig om een hulpmiddel te kunnen maken, maar het onderzoek is primair gericht op het ontwerpen en produceren van een concreet ding. Er wordt alleen gezocht naar kennis die hiervoor nodig is. Je praktijkonderzoek start met het overleg over mogelijke probleemstellingen die op school spelen en waarop door middel van onderzoek wellicht antwoorden te vinden zijn. Wat je verder doet, is afhankelijk van de soort vraagstelling.
Werkplan praktijkonderzoek Start We beginnen met de voorbereidingen van het onderzoek al tijdens het seminar over thematisch ontwerpen. In dat seminar is de opdracht verkend en de informatie hierboven doorgenomen. Je
24
Studiehandleiding differentiatieminor Ontwikkelingsgericht Onderwijs
hebt op je opleidingsschool besproken welke mogelijke probleemstellingen voor onderzoek daar leven. Vanuit het lectoraat Ontwikkelingsgericht Onderwijs zijn misschien ook vraagstellingen ingebracht, gekoppeld aan onderzoek dat daar al loopt. Je hebt, samen met je mentor en de docent van de opleiding, de haalbaarheid beoordeeld. Het is de bedoeling dat je aan het begin van het seminar Praktijkonderzoek al een bruikbare onderzoeksvraag hebt, zodat het eigenlijke onderzoek dan kan starten. Een goedgekeurde onderzoeksvraag is een voorwaarde om aan dit seminar deel te nemen. Uitvoering Je werkwijze bij de uitvoering van het onderzoek hangt af van het soort onderzoek dat je doet. Die aanpak wordt uitvoerig uit de doeken gedaan in de Gids voor praktijkonderzoek van het Lectoraat Ontwikkelingsgericht Onderwijs. Hieronder geven we alleen de hoofdfasen aan. Je begeleider gebruikt deze fasen om je te ondersteunen bij de uitvoering van het onderzoek. Ook zijn er workshops die ingaan op technische kwesties zoals hoe je een interview opstelt en afneemt. Hieronder staat systematisch beschreven hoe het programma er in de tijd uitziet. Werkplan Project 3: Praktijkgericht onderzoek Blok 1 Week/datum 36 3 september 37 10 september
38 17 september
39 24 september 40 1 oktober
25
Formuleren onderzoeksvraag en maken onderzoeksontwerp Activiteit
Seminar 15.00-16.30
* Oriëntatie op praktijkgericht onderzoek. * Oefenen met onderzoeksvragen maken. Opdracht voor 1 oktober: Formuleren van eerste versie probleemstelling, doel en onderzoeksvraag Zelfstudie Werken aan opdracht voor 1 oktober: - lezen: Gids voor praktijkgericht onderzoek, hoofdstuk 1 en 2 t/m 2.1. - gesprek met mentor/andere betrokkenen op school over mogelijke probleemstelling - literatuurstudie: zie literatuurlijst hoofdstuk Algemeen van deze studiehandleiding (p. 4); eventueel publicaties in bibliotheek of opleidingsschool. Is er eerder of verwant onderzoek? - schrijven: omschrijving centrale begrippen - verkennen: voer een eerste verkenning van het probleem of de situatie uit - eventueel nadere gesprekken op school of daarbuiten. - formuleren eerste versie probleemstelling, doel en onderzoeksvragen. Zelfstudie: zie week 38 Tijdens seminar: bespreking van * eerste versies probleemstelling, doel en onderzoeksvragen * omschrijving centrale begrippen * relevante/gelezen literatuur Opdracht voor 15 oktober:
* Inleiding praktijkonderzoek * Workshop: van probleemstelling tot onderzoeksvraag
* Workshop: van probleemstelling tot onderzoeksvraag
Studiehandleiding differentiatieminor Ontwikkelingsgericht Onderwijs
41 8 oktober
42 15 oktober
43 22 oktober 44 29 oktober
45 5 november
- Formuleren van definitieve probleemstelling en onderzoeksvraag - Verslag van de gelezen literatuur (eerste versie) Zelfstudie Werken aan opdracht voor 15 oktober: - Formuleren van definitieve probleemstelling en onderzoeksvraag - Lezen: literatuur (zie 17 september) - Schrijven: eerste versie literatuurverslag Inleveren uiterlijk 13 oktober via de mail:
[email protected] Tijdens seminar: bespreking van * definitieve probleemstelling en onderzoeksvraag * eerste versie literatuurverslag Opdracht voor 29 oktober: - Eventueel bijstellen van definitieve probleemstelling en onderzoeksvraag - Schrijven van lijstje richtinggevende begrippen met uitleg - Definitieve versie literatuurverslag Zelfstudie Werken aan opdracht voor 29 oktober Inleveren definitieve onderzoeksvraag, met lijstje centrale begrippen en verslag literatuuronderzoek Inleveren uiterlijk 29 oktober via de mail:
[email protected] toetsweek
* Workshop
Werkplan Project 3: Praktijkgericht onderzoek Blok 2 Week/datum
46 12 november
47 19 november
26
Onderzoeksontwerp en uitvoering van het onderzoek Activiteit Ontwerpfase Zelfstudie Opdracht voor 19 november: - lezen Gids Praktijkonderzoek, Hfst 2.2 Stap 3, 4, 5, 6 - schrijf een eerste onderzoeksopzet in schema volgens stappen 3, 4, 5, 6 - kies één onderzoeksmethode en denk na over hoe je die wilt gebruiken: interviewvragen/observatieschema/enzovoorts Tijdens seminar: Bespreking van * eerste versies van onderzoeksopzet (in tweetallen met verwante vragen, onderbouw of bovenbouw) * uitwerking onderzoeksmethode. Opdracht voor 26 november: - definitieve uitwerking van de onderzoeksopzet - schrijven hoofdstuk Onderzoeksopzet - eerste opzet onderzoeksmethode: vragenlijst / interviewvragen / observatieschema + categorieën Inleveren hoofdstuk Onderzoeksopzet en eerste opzet
Seminar
Seminar 13.15 – 16.30 * Workshop: Van onderzoeksopzet naar dataverzameling * Consultatie en bespreking
Studiehandleiding differentiatieminor Ontwikkelingsgericht Onderwijs
48 26 november
49 3 december
50 10 december
51 17 december 2 7 januari
3 14 januari
4 21 januari
5 28 januari
onderzoeksmethode uiterlijk 24 november via de mail:
[email protected] Tijdens seminar: Bespreking van - hoofdstuk Onderzoeksopzet - eerste opzet onderzoeksmethode (interview, schriftelijke vragenlijst, observatie enz.) - interviewlijst, items vragenlijst, observatieschema etc.
Uitvoeringsfase dataverzameling 1 Voorbereiding: - lezen hoofdstuk Gids 2.3 stap 7 en 8 Voer het onderzoek uit: - observeer (observatie-instrument, video) / interview (opnemen op MP3, cassettebandje) / laat schriftelijke vragenlijst invullen / analyseer documenten Uitvoeringsfase dataverzameling 2 Voer het onderzoek uit: - uitschrijven van interview, videofragment observatie - ordenen van gegevens schriftelijke vragenlijst Resultaat: Verzameling onderzoeksgegevens Voorbereiding: - lezen Gids PO, Hfst 2.3, stap 9. Seminar: Oefenen met bewerking van gegevens Zelfstudie - voer databewerking en data-analyse uit - interpreteer de gegevens Resultaat: Verzameling geordende gegevens + beantwoording onderzoeksvragen Opdracht voor 14 januari: - lezen Gids PO, Hfst 2.4 - schrijven eerste versie onderzoeksverslag Inleveren eerste versie onderzoeksverslag uiterlijk 12 januari via de mail:
[email protected] Rapportagefase Tijdens seminar: * Bespreking eerste versie onderzoeksverslag Opdracht voor 28 januari: - Schrijven definitieve versie onderzoeksverslag Zelfstudie - Schrijven definitieve versie onderzoeksverslag - Bepaal vormgeving en verspreiding (ook stageschool) - Maak een inhoudsopgave (outline) - Maak een samenvatting * Presentatie en inleveren definitieve versie Onderzoekverslag inleveren bij de presentatie
Seminar 15.00- 16.30
In verband met stageweek in week 51 eventueel seminar van week 51 op 10 december i.p.v. 17 december Seminar: 13.15 – 16.30 Workshop: Van ruwe gegevens tot onderzoeksresultaten
Seminar 15.00-16.30 Van onderzoeksresultaat tot onderzoeksrapport
Seminar 13.15 – 16.30
Literatuur en andere hulpmiddelen De Haan, D. & Teunissen, F. (2007) Gids voor Praktijkonderzoek. Alkmaar: Hogeschool Inholland, Lectoraat Ontwikkelingsgericht Onderwijs. 27
Studiehandleiding differentiatieminor Ontwikkelingsgericht Onderwijs
De Haan,D. de & Kuiper,E. (2008). Leerkracht in Beeld. Assen: Van Gorcum. Voorbeelden van onderzoek: - Hoofdstuk 10 - Hoofdstuk 14 - Hoofdstuk 19 - Hoofdstuk 20 - Hoofdstuk 21 Ter aanvulling eventueel Kallenberg,T. , Koster,B., Onstenk,J. & Scheepsma,W. (2007). Ontwikkeling door onderzoek. Utrecht/Zutphen: ThiemeMeulenhoff.
Toetsing Beoordeling door docent aan de hand van een checklist beoordeling onderzoek (60%) en door de opdrachtgever (de school) over het onderzoek (40%).
28
Studiehandleiding differentiatieminor Ontwikkelingsgericht Onderwijs
Beoordelingsformulier Praktijkgericht Onderzoek voor de mentor Lectoraat Ontwikkelingsgericht Onderwijs Hogeschool INHOLLAND, minor OGO
Naam student: Stud.nr.: School:
Samenvatting: Is de probleem- en doelstelling helder verwoord? Zijn de opzet, resultaten en belangrijkste conclusies van het onderzoek bondig samengevat? Inhoud Hoofdstuk 1: Inleiding Is de aanleiding tot het onderzoek herkenbaar? Sluit de probleemstelling aan bij de behoefte van de klas of school? Hoofdstuk 2: Theoretisch kader Heldere bespreking van de literatuur? Hoofdstuk 3: Onderzoeksopzet Zijn de onderzoeksvragen duidelijk verwoord? Zijn de onderzoeksvragen relevant voor de OGOberoepspraktijk van de klas/school? Hoofdstuk 4: Resultaten Heeft het onderzoek voldoende opgeleverd? Hoofdstuk 5: Conclusie en discussie Geeft het onderzoek meer inzicht in het probleem? Zijn aanbevelingen duidelijk verwoord? Zijn aanbevelingen realiseerbaar? Taalgebruik: Is de tekst leesbaar en overzichtelijk? Algemeen commentaar:
Eindoordeel:
29
Studiehandleiding differentiatieminor Ontwikkelingsgericht Onderwijs
Checklist Onderzoeksverslag Lectoraat Ontwikkelingsgericht Onderwijs/ Pabo Haarlem Titelblad: - complete titel, evt. ondertitel - naam onderzoeker(s)/auteur(s) - datum & plaats - instituut - basisschool - naam begeleider Voorwoord: (niet verplicht) - dingen die te maken hebben met de totstandkoming van de scriptie - evt. bedankjes aan personen die hun medewerking hebben verleend - maakt GEEN deel uit van de hoofdstuknummering!! Samenvatting: - ong. 1 A4 - probleem- en doelstelling - opzet, resultaten en belangrijkste conclusies - relevante informatie - kort en bondig Inhoudsopgave: - indeling is logisch - indeling is systematisch - indeling is publieksgericht - titels dekken de lading Inhoud: Hoofdstuk 1: Inleiding - aanleiding tot het onderzoek - globale opbouw van het verslag Hoofdstuk 2: Theoretisch kader - bespreking van de literatuur - onderverdeling in paragrafen 2.1, 2.2. enz. - verwoording van overgang tussen paragrafen - toelichting van belangrijke begrippen - samenvatting en conclusie - verwoording van vragen die nog niet zijn beantwoord Hoofdstuk 3: Onderzoeksopzet - probleemstelling - doel van het onderzoek - onderzoeksvragen en eventueel deelvragen - heldere taal, concrete vragen - begripsafbakening - stuurt de probleemstelling de opzet van het onderzoek voldoende?
- methode van onderzoek - deelnemers (aantal, functie)/ onderzoekseenheden - dataverzamelingsmethoden - welke methode & verantwoording (interview: gestructureerd? gesloten/ open vragen, schalen, stellingen enz; observatie: pen en papier, video, observatiecategorieën; documenten noemen) - eventueel toelichting categorieën - verantwoording gebruik bestaande meetinstrumenten - eventueel vermelding apparatuur (video, casette of MP3) - verloop van dataverzameling (
- analyse van de gegevens - uitschrijven interviews, kwantitatieve verwerking (bv. bij gesloten vragen eventueel hoeveel geïnterviewden een bepaald antwoord
30
Studiehandleiding differentiatieminor Ontwikkelingsgericht Onderwijs
heben gegeven), indeling naar verschillende noemers/ sleutelbegrippen e.d.
Hoofdstuk 4: Resultaten - weergave van de resultaten, maar nog geen conclusies - in volgorde van de onderzoeksvragen - per onderzoeksvraag een aparte paragraaf Hoofdstuk 5: Conclusie en discussie - herhaling probleemstelling (vraag en doel) - koppeling van de resultaten aan de vraagstelling - antwoord op de probleemstelling - overige conclusies - evaluatie van de resultaten methodologisch (is het onderzoek uitgevoerd zoals gepland, verschillende technieken gebruikt? Zie box 2 van De gids voor praktijkgericht Onderzoek). Wat zijn de beperkingen van het onderzoek? - discussie over de uitkomsten - aanbevelingen - vragen voor vervolgonderzoek Opbouw / vormgeving - elk hoofdstuk op een nieuwe pagina ieder hoofdstuk begint met een kleine inleiding waarin staat: – de vraag/ het onderwerp van dat hoofdstuk (bijvoorbeeld: In dit hoofdstuk wordt de methode van het onderzoek besproken) – hoe het hoofdstuk opgebouwd is (bijvoorbeeld:Allereerstkomen in 3.1 de probleemstelling, doelstelling en onderzoeksvragen aan de orde. 3.2 gaat over de methoden van onderzoek en in 3.3 bespreek ik de manier waarop de gegevens zijn geanalyseerd)
- eventuele tabellen/diagrammen/of overzichten nummeren Voorbeeld tabel (bij personen altijd aangeven om hoeveel personen het gaat, bv. In voorbeeld; er doen 14 meisjes en 12 jongens mee aan het onderzoek) Tabel 1 Overleg over schrijfstrategieën in groep 8. Observaties van samenwerking in tweetallen. Overleg over Meisjes Jongens Totaal % (14) (12) (26) Schrijfplan 9 4 13 50 Inhoud Opbouw Taal: spelling en interpunctie Taal:woord-gebruik en grammaticaliteit Revisie na afronding Totaal
-
opmaak: consequent
Literatuurlijst: - alfabetische literatuurlijst - juiste opmaak - lit. lijst is volledig en precies - internetlijst is apart en datum is vermeld Bijlagen: - relevante achtergrondinformatie bijv. minder relevante tabellen, uitnodigingsbrieven, vragenlijsten, (fragmenten van) uitgeschreven interviews of transcripties van
31
Studiehandleiding differentiatieminor Ontwikkelingsgericht Onderwijs
video-opnames - genummerd Algemene aanwijzingen taalgebruik: - tekst is helder, overzichtelijk & eenduidig - citaten tussen “ ” - Let op correcte spelling - Let op grammaticaliteit Deze lijst is gebaseerd op: - Braas,C., Van Couwelaar, R., Kat, J. (2006). Taaltopics Rapporteren, Goningen: Wolters-Noordhoff - Haan, D.de & F. Teunissen (2007). Gids voor praktijkgericht Onderzoek. Lectoraat Ontwikkelingsgericht Onderzoek, Hogeschool INholland. - Verhoeven,N. (2006) Wat is onderzoek? Praktijkboek methoden en technieken voor het hoger beroepsonderwijs, Amsterdam: Boom
32
Studiehandleiding differentiatieminor Ontwikkelingsgericht Onderwijs
Beoordelingsformulier Praktijkgericht Onderzoek voor de docent Lectoraat Ontwikkelingsgericht Onderwijs
Naam student: Stud.nr.:
Titelblad: volledig? -
complete titel, evt. ondertitel naam onderzoeker(s)/auteur(s) datum & plaats instituut basisschool naam begeleider
Voorwoord: - verwoording van de totstandkoming van onderzoeksvragen - evt. bedankjes aan personen die hun medewerking hebben verleend
Samenvatting: - heldere verwoording probleem- en doelstelling - bondige samenvatting van opzet, resultaten en belangrijkste conclusies van het onderzoek
Inhoudsopgave: -
indeling is logisch indeling is systematisch indeling is publieksgericht titels dekken de lading
Inhoud Hoofdstuk 1: Inleiding - verwoording aanleiding tot het onderzoek Hoofdstuk 2: Theoretisch kader -
heldere bespreking van de literatuur toelichting van begrippen voldoende? overzichtelijke opbouw goede samenvatting, conclusie verwoording van nog te onderzoeken vragen
Hoofdstuk 3: Onderzoeksopzet - verwoording probleemstelling en doel van het onderzoek - verwoording onderzoeksvragen - relevant voor de OGO-beroepspraktijk - onderzoekbaar geformuleerd - begripsafbakening - relatie met de probleemstelling van het onderzoek? - goede en volledige uiteenzetting van methode van onderzoek - deelnemers - toelichting gebruik onderzoekstechnieken, meetinstrumenten - verloop - uitwerking analysemethoden
Hoofdstuk 4: Resultaten - overzichtelijke presentatie
Hoofdstuk 5: Conclusie en discussie -
herhaling probleemstelling (vraag en doel) koppeling van de resultaten aan de vraagstelling antwoord op de probleemstelling overige conclusies aanbevelingen evaluatie van de resultaten methodologisch discussie over de uitkomsten vragen vervolgonderzoek
Opbouw - indeling hoofdstukken volgens richtlijnen? - vormgeving tabellen/diagrammen/overzichten - consequente, systematische opbouw
Literatuurlijst: -
alfabetische literatuurlijst juiste opmaak lit. lijst is volledig en precies internetlijst is apart en datum is vermeld
Bijlagen: - relevante achtergrondinformatie - genummerd
Taalgebruik: -
tekst is helder, overzichtelijk & eenduidig spelling grammatica opmaak consequent
33
Studiehandleiding differentiatieminor Ontwikkelingsgericht Onderwijs
Algemeen commentaar:
Eindoordeel:
34
Studiehandleiding differentiatieminor Ontwikkelingsgericht Onderwijs
Bijlage 1 Relaties tussen de te ontwikkelen competenties binnen de differentiatieminor Ontwikkelingsgericht Onderwijs, het competentieprofiel van Bachelor of Education, de Dublin descriptoren en de HBOkenmerken. Competentie
Indicator
1. Pedagogisch en interpersoonlijk competent
Stimuleert het samengaan en samenwerken van leerlingen in een groep gericht Maakt gebruik van relevante theoretische inzichten binnen zijn/haar handelen
Dublin
Hbo
D2
H4
D1
H3
Kan gerichte interventies plegen die de kwaliteit van het pedagogisch klimaat verhogen
D2
H7
Creëert een situatie waarin verschillen tussen leerlingen worden gewaardeerd en benut
D2
H5
D4
H10
Kan groepsprocessen en relaties binnen de groep zichtbaar maken en op basis hiervan adequaat en gericht interveniëren
D2
H2
Kan sociaal-emotionele ontwikkelingsniveau van elke leerling beoordelen en er duidelijk over rapporteren
D4
H8
Draagt zorg voor pedagogische veiligheid van de fysieke leeromgeving en beschermt leerlingen tegen negatieve invloed in virtuele omgeving
D3
H9
Kan een handelingsplan opstellen op basis van gesignaleerde gedragsproblemen en dit plan uitvoeren en evalueren
D3
H6
Dublin
Hbo
Expliciteert eigen normen en waarden en helpt de leerlingen dit ook te doen
Competentie
Indicator
2. Vakinhoudelijk en didactisch competent
Beheerst [vakspecifieke] leerstof zodanig dat hij de leerinhouden duidelijk kan aanbieden
D1
H3
Geeft inzicht in de [vakspecifieke] leerstof en leerdoelen door middel van demonstratie en instructie en vertoont voorbeeldgedrag
D1
H7
Sluit bij [vakspecifeke] leerinhouden aan bij de belevingswereld van de leerlingen en creëert situaties voor ervaringsleren
D3
H7
D2
H2
Hanteert [vakspecifieke] leerstrategieën en sluit hierbij aan bij leerstijlen van leerlingen
D2
H4
Maakt gebruik van aansprekende, activerende en motiverende [vakspecifieke] werkvormen en verschillende didactische concepten
D1
H3
Kiest gevarieerde en op leerlingen afgestemde [vakspecifieke] speel- en leertaken, en benut tevens spontane leermomenten
D2
H6
Biedt [vakspecifieke] opdrachten aan die alle ruimte bieden tot meer dan één oplossing en stelt vragen die leerlingen stimuleren tot het doen van onderzoek
D1
H3
Houdt in zijn aanpak rekening met verschillen tussen leerlingen in aanleg, cultuur, motivatie en taalvaardigheid
D2
H2
Weet aan te sluiten bij niveaus van leerlingen en varieert waar nodig leertempo en de vorm van aanbieden en begeleiden
D2
H4
Toetst de leerresultaten en manier van werken van leerlingen zodanig dat adequate sturing van het leerproces wordt bevorderd
D3
H6
Signaleert en diagnosticeert leerproblemen, biedt hulp en past zijn strategie daarop aan
D3
H5
Maakt gebruik van geschikte [vakspecifieke] leermaterialen en kan indien nodig eigen leermateriaal ontwerpen, daarbij rekening houdend met behoefte aan structuur en mogelijkheden van de leerlingen
35
Studiehandleiding differentiatieminor Ontwikkelingsgericht Onderwijs
Competentie
Indicator
Dublin
Hbo
3. Organisatorisch competent
Hanteert een heldere lesopbouw, organiseert de lesovergangen adequaat en voert dat met aandacht voor alle leerlingen uit
D2
H2
Maakt aan leerlingen duidelijk wat het doel is van een les en wat er van hen wordt verwacht
D4
H4
Evalueert uitvoering van leeractiviteiten met leerlingen en stimuleert verantwoordelijkheid nemen bij leerlingen
D3
H7
Kiest leermiddelen en strategie die aansluiten bij de specifieke behoefte van alle leerlingen en maakt daarbij effectief gebruikt van ICT
D3
H5
Biedt bij uitleg en instructies houvast aan alle leerlingen om zelfstandig te werken
D2
H6
Betrekt zo mogelijk leerlingen bij het opstellen van regels, procedures en de organisatie van leeractiviteiten
D4
H8
Organiseert de leer- en onderwijstijd effectief en in aansluiting daarop eveneens de eigen werkzaamheden
D2
H9
Maakt adequaat gebruik van ICT toepassingen bij zowel de organisatie als de inrichting van de leeromgeving en volgt de ontwikkelingen op dat terrein actief
D1
H3
Zorgt voor een goede aansluiting tussen de fysieke -, de virtuele – en de buitenschoolse leeromgeving
D2
H10
Registreert en administreert de vorderingen van alle leerlingen adequaat, zodat ze goed overdraagbaar zijn
D4
H9
Dublin
Hbo
D4
H8
Competentie
Indicator
4. Competent in samenwerking
Gaat respectvol om met anderen in vormen van samenwerking binnen en buiten de school Kan zich inleven in anderen en communiceert adequaat met ouders en collega's
Competentie
36
D4
H8
Heeft zicht op zijn positie binnen het team en eigen vakbekwaamheid en handelt hiernaar
D3
H1
Is aanspreekbaar voor collega's en spreekt waar nodig collega's aan voor ondersteuning
D4
H1
Positioneert eigen handelen adequaat binnen de onderwijskundige en pedagogische visie van de school
D3
H1
Registreert gegevens van leerlingen zodanig dat ze overdraagbaar zijn en uitgewisseld kunnen worden
D4
H9
Levert constructieve bijdrage aan gesprekken over leerlingen in het team en zorgoverleg
D3
H8
Informeert ouders/collega's over ontwikkeling van leerlingen en verantwoordt zijn werkwijze
D4
H7
Maakt adequaat gebruik van ICT toepassingen in vormen van samenwerking en levert waar mogelijk een bijdrage aan de optimalisering van het gebruik van ICT
D2
H5
Expliciteert normen/waarden waar de school voor staat in contacten met ouders en derden
D4
H10
Draagt constructief bij aan ontwikkeling van de pedagogische en onderwijskundige visie van de school
D1
H3
Brengt gesignaleerde problemen bij leerlingen in binnen daartoe geëigende overlegvormen
D2
H6
Bemiddelt zo nodig tussen ouders en andere professionals in het belang van de leerling
D4
H8
Communiceert adequaat in conflictsituaties met teamleden, ouders, en anderen buiten de school
D4
H8
Maakt constructief gebruik van expertise van professionals en instellingen buiten de school
D1
H4
Dublin
Hbo
Indicator
Studiehandleiding differentiatieminor Ontwikkelingsgericht Onderwijs
5. Competent in reflectie en zelfsturing
Heeft inzicht in zijn persoonlijke kwaliteiten en beperkingen en handelt in overeenstemming daarmee
D5
H1
Benut relevante bronnen voor de persoonlijke ontwikkeling, te weten collega's, literatuur en het Internet
D1
H3
Is in staat kritisch naar het eigen handelen te kijken en vervolgens leervragen te formuleren
D5
H7
Kan leeractiviteiten plannen en uitvoeren op basis van persoonlijke leervragen
37
D5
H1
Is in staat inzicht te bieden in zijn leerproces en dit te sturen met behulp van een portfolio
D4
H8
Reflecteert systematisch op de resultaten van de door hem ondernomen leeractiviteiten
D3
H7
Kan omgaan met feedback en dit omzetten in relevante leer- en ontwikkelingsvragen
D5
H1
Volgt maatschappelijke ontwikkelingen en kan ze relateren aan de beroepspraktijk
D1
H10
Onderhoudt zijn kennis op de voor het beroep relevante terreinen en volgt ontwikkelingen
D1
H3
Heeft een persoonlijke visie op het beroep en kan die verantwoorden vanuit eigen normen en waarden en ook onderbouwen op basis van theoretische inzichten
D1
H3
Kan collega's ondersteunen/coachen bij hun professionele ontwikkeling en de opbrengst ervan beoordelen
D4
H9
Kan een bijdrage leveren aan organisatorisch en onderwijskundig beleid van de school
D3
H9
Studiehandleiding differentiatieminor Ontwikkelingsgericht Onderwijs