Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen College of Child Development and Education Graduate School of Child Development and Education Nieuwe Prinsengracht 130 1018 VZ Amsterdam
[email protected]
Studiehandleiding Gedragsproblemen en Jeugdzorg (70120225AT) Bachelorjaar 2 Cursusjaar: 2012 - 2013 Semester: 2
Coördinator/contactdocent hoorcolleges en module: Hanneke Creemers (
[email protected]) Coördinator/contactdocent werkgroepen en opdrachten: Marita van Langen (
[email protected]) Uitvoerende docenten hoorcolleges: Geert Jan Stams, Chrissy James, Inge Wissink, Peer van der Helm en gastdocenten Uitvoerende docenten werkgroepen: Anner Bindels, Renee Blaisse, Nynke Burgers, Peter Hoffenaar en Puck Winnubst
Amsterdam, januari 2013
1
1. Deelname aan het onderwijs en tentamen Deelname onderwijs/tentamen Om deel te kunnen nemen aan het onderwijs en/of eerste afsluitingsgelegenheid (tentamen) in deze module moet je je binnen de voorgeschreven periode aanmelden conform de door de onderwijsbureau voorgeschreven procedure. Bij niet-tijdige aanmelding en/of onjuiste inschrijving kan deelname aan het onderwijs/tentamen op praktische gronden worden geweigerd. Zie voor de aanmeldingsprocedure www.student.uva.nl/pw of /owk. Deelname herkansing Als je wilt deelnemen aan de herkansing dien je je minimaal 8 dagen voor de herkansing aan te melden via Student Self Service (SIS). Aanmelden kan nadat de uitslagen van de eerste afsluitingsgelegenheid bekend zijn gemaakt. Indien de aanmelding niet of niet tijdig heeft plaats-ge¬vonden, kan deelname aan de herkansing op praktische gronden worden geweigerd, of kan het werk niet worden nagekeken en/of beoordeeld.
2. Inleiding De module Gedragsproblemen en Jeugdzorg is een verplicht onderdeel voor Bachelor 2 studenten. Deze module, die verzorgd wordt door de programmagroep Forensische Orthopedagogiek, bestaat uit twee delen. In het eerste deel wordt een inleiding gegeven in de forensische orthopedagogiek, en staan onder andere het stelsel van justitieel ingrijpen, het gedwongen kader, en de effectiviteit van jeugdzorg centraal. In het tweede deel wordt dieper ingegaan op enkele specifieke thema’s binnen het terrein van de forensisch orthopedagogiek, zoals crisisinterventie, adoptie en pleegzorg, en psychopathologie onder jongeren in jeugdzorg-plus instellingen.
3. Voorkennis en aansluiting met andere modulen Deze module bouwt voort op de modules Sociale Pedagogiek en Psychologie uit de Propedeuse, en op de module Etiologie van opvoedings- en ontwikkelingsproblemen uit dit jaar. Deze module is een onderdeel van de minor Jeugdcriminaliteit en van het schakelprogramma Forensische Orthopedagogiek. De kennis opgedaan tijdens deze module vormt een basis voor de master Forensische Orthopedagogiek.
4. Leerdoelen Een student wordt geacht na afronding van de module de volgende vaardigheden te bezitten: Kennis en inzicht met betrekking tot: • het terrein van de forensische orthopedagogiek en de belangrijkste problemen die specifiek zijn voor dit terrein • oorzaken en achtergronden van ernstige gedrag- en opvoedingsproblemen die om justitieel ingrijpen vragen of waar justitieel ingrijpen dreigt (kindermishandeling, verwaarlozing en jeugddelinquentie) • risico- en protectieve factoren • het stelsel van justitieel ingrijpen • ernstige (gezins)problemen waarbij civielrechtelijk ingrijpen plaatsvindt (kindermishandeling) • de kwaliteit en effectiviteit van (justitiële) interventies (PW1,3,4,6,7)
2
Toepassen kennis en inzicht: • Literatuur in verband kunnen brengen met andere wetenschappelijke visies, met de beroepspraktijk en met de huidige samenleving en de problematiek die hierbij hoort (PW8,9,12,15) Oordeelsvorming: • Literatuur kunnen beoordelen op de wetenschappelijke criteria van betrouwbaarheid en validiteit. Verschil kunnen maken tussen empirische kennis en veronderstellingen (PW10) Communicatie: • Schriftelijk kunnen rapporteren over wetenschappelijke vraagstellingen. (PW17) Leervaardigheden: • Literatuur kritisch kunnen vergelijken en in verband kunnen brengen met eerder vergaarde kennis. (PW21) • Kritiek (of lof) aangaande de gelezen literatuur wetenschappelijk kunnen beargumenteren (PW21)
5. Inhoud Algemeen De forensische orthopedagogiek bestudeert de aanwezigheid en het ontstaan van ernstige problemen (jeugddelinquentie, trauma’s) van kinderen, jongeren en jongvolwassenen en de daarmee samenhangende opvoedings- en gezinsproblemen, waaronder kindermishandeling en -verwaarlozing. De problemen zijn zodanig ernstig dat justitieel ingrijpen dreigt of reeds is ingezet (kinderbeschermingsmaatregelen en strafrechtelijke interventies). Deze module vormt een inleiding in het terrein van de forensische orthopedagogiek. In de eerste twee colleges wordt aandacht geschonken aan wat forensische orthopedagogiek inhoudt, en wordt een casus gepresenteerd en besproken. Na aandacht voor het stelsel van justitieel ingrijpen wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste verklaringsmodellen voor het ontstaan en de ontwikkeling van ernstig probleemgedrag en delinquentie en komt de kwaliteit en effectiviteit van Jeugdzorg aan de orde. In de tweede helft van de module komen verschillende thema’s aan bod, zoals adoptie en pleegzorg, crisisinterventie, moeders in detentie, psychopathologie bij jongeren die in een justitiële jeugdinrichting verblijven en erkenningscommissies van (justitiële) gedragsinterventies. Werkgroepen Om de 2 weken zijn er voor reguliere studenten en minorstudenten die het vak voor 6 EC volgen werkgroepen voor de module Gedragsproblemen en Jeugdzorg. Deze werkgroepen zijn verplicht (je mag met geldige redenen 1 werkgroep missen). Tijdens de werkgroepen wordt er geoefend met casusopdrachten en krijg je in verschillende fases feedback op je academische opdracht. Voor iedere werkgroep moet je een oefen-casusopdracht voorbereid hebben en op tijd ingeleverd hebben (zie verder op in de studiehandleiding). Het is belangrijk om dit goed voor te bereiden en tijdens de werkgroep het ‘huiswerk’ goed door te nemen omdat een casusopdracht onderdeel is van het tentamen. De feedback die je krijgt op je academische opdracht kan uiteindelijk de kwaliteit van je definitieve versie bevorderen. Voor schakelstudenten geldt dat zij niet deelnemen aan werkgroepen en geen academische opdracht hoeven te maken; dit omdat zij het vak voor 5 EC volgen. Om schakelstudenten toch de mogelijkheid te geven om te oefenen met een casus (want ook voor hen geldt dat er een dergelijke vraag in het tentamen zit) worden de antwoorden van de casusopdrachten op Blackboard geplaatst.
3
Op donderdag 28 maart presenteren de reguliere studenten (die het vak voor 6EC volgen) hun academische opdracht. Deze presentatie geldt als oefening en wordt niet beoordeeld met een cijfer. Tot slot: Om de module met een cijfer te kunnen afsluiten moet je als student die het vak volgt voor 6 EC: • De werkgroepen actief en voorbereid bijgewoond hebben (je mag er één missen) • De academische opdracht gemaakt hebben en gepresenteerd hebben • De casusopdrachten hebben ingeleverd
6. Literatuur Verplichte tentamenliteratuur De verplichte literatuur bestaat uit het boek: Weijers, I. (2008). Justitiële jeugdinterventies: Voor jeugdige daders en risicojongeren. Den Haag: Boom Juridische Uitgevers. De hoofdstukken 2-6, 9-10, 13, 18, 21,22 en 24 zijn verplicht. Daarnaast zijn er aanvullende verplichte artikelen en boekhoofdstukken, die vermeld worden verderop in deze studiehandleiding. Aanbevolen literatuur Literatuur ter verdieping en/of verdere oriëntatie wordt vermeld verderop in deze studiehandleiding. Het basisboek dient te worden aangeschaft. Overige literatuur die niet op Blackboard wordt geplaatst is te verkrijgen via de digitale bibliotheek.
7. Onderwijsvormen Verdeling studiebelasting 5-puntsmodule: (140 uur) Colleges: 11 x 2 uur = 22 uur Tentamen: 1 x 3 uur = 3 uur Literatuurstudie: ongeveer 115 uur Werkgroeponderwijs (1 studiepunt): ongeveer 28 uur Hoorcolleges De module bestaat uit 11 hoorcolleges, die plaatsvinden op maandagen en donderdagen volgens onderstaand rooster. Het zalenrooster is te raadplegen via rooster.uva.nl. Tijdens de hoorcolleges, gegeven door een docent of een gastdocent die expert is op een bepaald gebied, zal een verdieping in de leerstof gegeven worden. De studenten kunnen tijdens of na de colleges vragen stellen aan de docenten. Van de studenten wordt verwacht dat de opgegeven literatuur bestudeerd is vóór de aanvang van elk hoorcollege Mits de betreffende docent hiermee akkoord gaat zullen de collegesheets op Blackboard geplaatst worden en zullen de colleges worden opgenomen. De opnamen kunnen enkele werkdagen later via streaming media op Blackboard worden bekeken. Ook de collegestof behoort tot de tentamenstof. Werkgroepen Alleen voor studenten die het vak volgen voor 6 EC geldt dat er verplichte werkgroepen zijn op de dinsdagen of de donderdagen (zie blackboard voor indeling). Ter voorbereiding op deze werkgroepen moet je zogenaamde oefen-casusopdrachten (2 individuele en 1 duo opdracht) en een academische opdracht (individuele opdracht) maken. De oefen-casusopdrachten zijn er om je voor te bereiden op een casusopdracht die je tijdens het tentamen moet maken voor een cijfer. De academische opdracht is een opdracht die je stapsgewijs maakt, waar je feedback op krijgt en waar je voor de definitieve versie een cijfer krijgt. Verderop in de studiehandleiding staat onder het kopje ‘Rooster’ opgenomen wat je moet doen voor de werkgroepen. Op blackboard is er een aparte link met daarin de beschrijving van de opdrachten, beoordelingsformulieren etc.
4
Inlever momenten Oefen-casusopdrachten dienen tijdig ingeleverd te worden. Dit wil zeggen: de dag voordat je de werkgroep hebt. Met andere woorden: Studenten die de werkgroep hebben op een dinsdag moeten de opdracht maandag voor 9:00 inleveren en studenten voor de donderdag werkgroep moeten de opdracht voor woensdag 9:00 inleveren. De reden hiervoor is dat de werkgroep begeleider dan de mogelijkheid heeft om alles goed door te nemen voor de werkgroep bijeenkomst; wat het oefenen alleen maar ten goede komt. Je neemt de uitgewerkte oefen-casus ook uitgeprint mee naar de werkgroep. Voor de academische opdracht staan ook vaste inlever momenten (zie academische opdracht). Heb je een inlever moment van de academische opdracht gemist, dan kun je geen aanspraak maken op de feedback die voor die fase gepland stond. Let op: Voor ASW studenten: Check vooraf (en tijdig) of je het vak voor 6 EC volgt. Zo ja, controleer of je ingedeeld bent voor een werkgroep; is dit niet het geval neem dan contact op met de coördinator van de werkgroepen:
[email protected] Documentaire voor oefen-casusopdracht Tijdens het eerste hoorcollege wordt een documentaire vertoond die tevens een casus is waarmee in de eerste werkgroep opdrachten verder gewerkt gaat worden. De documentaire wordt ook via Blackboard ter beschikking gesteld aan de studenten. Ben je van plan de documentaire via Blackboard te bekijken, zorg dan zelf voor toegang tot een PC waarop de op Blackboard geplaatste link werkt (bijvoorbeeld een UvA-PC). Email protocol Lees eerst de studiehandleiding als je een vraag hebt over organisatorische zaken rondom de module Gedragsproblemen en Jeugdzorg. Het kan ook zijn dat er al een announcement op blackboard over je vraag is geplaatst door de betreffende docent. Check dus daarom ook eerst je blackboard omgeving. Als je dan nog steeds vastloopt stel je vraag dan eerst aan een medestudent of stel je vraag in de werkgroep. Als je dan nog steeds geen antwoord hebt gekregen kun je een email sturen aan de coördinator van het vak, deze zal je email binnen drie werkdagen beantwoorden. Vragen rondom werkgroepen Voor vragen rondom organisatie dan wel inhoud betreffende de werkgroepen moet je zijn bij je werkgroepdocent of de coördinator van de werkgroepen (M. van Langen:
[email protected]). Echter ook hier geldt: Lees eerst de studiehandleiding, check eerst of er een mededeling op blackboard is gemaakt, en vraag het eerst aan een medestudent. Als je dan nog geen antwoord hebt, vraag het dan eerst aan je werkgroepdocent voordat je een email naar de werkgroep coördinator stuurt. Cursusevaluaties Op Blackboard vind je onder Studenten POW de cursusevaluaties van afgelopen jaar. Je kunt hierin lezen welke cursusaanpassingen plaatsvinden naar aanleiding van de evaluaties door de studenten en de docent(en).
5
8. Rooster Wk
Datum
Tijd
Bijeenkomst
Docent
DEEL 1 6
7
8
9
ma 04/02/2013 do 07/02/2013 ma 11/02/2013
13.00-15.00
di 12/02/2013
13.00– 15.00 Werkgroep 1 of A t/m L 15.00–17.00 15.00-17.00 Stelsel van justitiële zorg
do 14/02/2013 do 14/02/2013 ma 18/02/2013 wo 20/02/2013 do 21/02/2013 ma 25/02/2013 di 26/02/2013 do 28/02/2013 do 28/02/2013
10
11
15.00-17.00 13.00-15.00
9.00- 12.00
Introductie module en video besloten groep Risico- en protectieve factoren Residentiële Jeugdzorg COLLEGEVRIJ
13.00-15.00
Werkgroep 1 Groep P Ontwikkelingscriminologie
Voor 13.00 uur 15.00-17.00
Inleveren opzet academische opdracht COLLEGEVRIJ
13.00-15.00
Kindermishandeling
13.00– 15.00 Werkgroep 2 of A t/m L 15.00–17.00 15.00-17.00 Kwaliteit en effectiviteit van Jeugdzorg 9.00- 12.00 Werkgroep 2 Groep P DEEL 2
ma 04/03/2013 wo 06/03/2013 do 07/03/2013
13.00-15.00
Psychopathologie in jeugdzorg-plus
Voor 13.00 uur 15.00-17.00
Inleveren concept academische opdracht COLLEGEVRIJ
ma 11/03/2013 di 12/03/2013
13.00-15.00
Adoptie en Pleegzorg
do 14/03/2013 do 14/03/2013
13.00– 15.00 Werkgroep 3 of A t/m L 15.00–17.00 15.00-17.00 Crisisinterventie 9.00- 12.00
Geert Jan Stams Geert Jan Stams Peer van der Helm
Jack de Swart
Chrissy James
Geert Jan Stams en Inge Wissink
Geert Jan Stams
Maartje Kapteijns
Geert Jan Stams
Channa Al
Werkgroep 3 Groep P
6
12
13
Ma 18/03/2013 wo 20/03/2013 Do 21/03/2013 Wo 27/03/2013
13.00-15.00
Moeders in detentie
Anne-Marie Slotboom
15.00-17.00
Inleveren definitieve versie academische opdracht Erkenningscommissie
Jan Janssens
09.00-12.00
Tentamen
Do 28/03/2013
13.00-17.00
Werkgroep 4 (Presentaties)
De locatie van het onderwijs vind je op http://rooster.uva.nl. Houd de website www.student.uva.nl/pw of www.student.uva.nl/owk in de gaten voor roosterwijzigingen.
7
Deel I Forensische Orthopedagogiek: Een introductie
Bijeenkomst 1 4 februari 2013
Onderwerp
Introductie module en video besloten groep
Docent
Geert Jan Stams
Literatuur
Weijers, I. (2008). Justitiële jeugdinterventies: Voor jeugdige daders en risicojongeren. Den Haag: Boom Juridische Uitgevers. Hoofdstukken 21, 22 en 24. Kruithof, B. (2008). Overheid, kinderbescherming en ‘het belang van het kind’. Justitiële verkenningen, 34(8), 11-23. Christiaens, J., & Weijers, I. (2008). Een historisch perspectief op jeugdcriminaliteit. In I. Weijers & C. Eliaerts (Eds.), Jeugdcriminologie: Achtergronden van jeugdcriminaliteit (pp. 23-36). Den Haag: Boom Juridische Uitgevers.
Inhoud van het college In het eerste college zullen we gezamenlijk een video bekijken (de besloten groep) en op die manier kennis maken met het terrein van de Forensische Orthopedagogiek. De video betreft de verhuizing van een meisje van een justitiële jeugdinrichting (strafrechtelijk) naar een instelling in de gesloten jeugdzorg (civielrechtelijk). Het gaat om een meisje met 'ernstige gedragsproblemen', zoals men dat kwalificeert, en de wijze waarop hiermee wordt omgegaan door professionals in de jeugdzorg.
Bijeenkomst 2 7 februari 2013
Onderwerp
Risico en protectieve factoren Residentiële jeugdzorg
Docenten
Geert Jan Stams Peer van der Helm
Literatuur
Weijers, I. (2008). Justitiële jeugdinterventies: Voor jeugdige daders en risicojongeren. Den Haag: Boom Juridische Uitgevers. Hoofdstukken 6 en 9. Van der Helm, P & Hanrath, J. (2011). Wat werkt in de gesloten jeugdzorg? Amsterdam: SWP. Hoofdstuk 10. Van der Helm, G.H.P van der, Nijhof, K., Harder, A.T, van Dam, C. Stams, G.J.J.M & Knorth, E. (2012). De hardnekkige mythe dat niks werkt in de gesloten jeugdzorg. Tijdschrift voor Orthopedagogiek, 11, 470-480.
Aanbevolen
Van der Helm,P., & Hanrath, J. (2011). Wat werkt in de gesloten jeugdzorg? Amsterdam: SWP. Hoofdstukken 13 en 14. Van der Helm, G.H.P. (2011). Voorzichtig met het label psychopathie bij adolescenten. Kind & adolescent review, 4, 436439.
8
Groeneweg, M., van der Helm, G.H.P., & Stams, G.J.J.M. (2012). When I don’t get what I want, I take it because its mine. I-D compensation and Incarcerated adolescents in a delayed-return society: new evidence for Martin’s theory. Psychiatry, Psychology and Law. DOI:10.1080/13218719. 2012.730902
Inhoud van het college In de eerste helft van het college zal worden ingegaan op het ontstaan van gedragsproblemen (risicoen beschermende factoren) en de reactie van de maatschappij daarop. Vanuit deze benadering wordt een koppeling gemaakt met diagnostiek en mogelijke behandeling. Wanneer verschillende interventies niet of nauwelijks resultaat hebben gehad komen deze jongeren vaak in de gesloten jeugdzorg (justitiële of jeugdzorg plus) terecht. In de tweede helft van het college komen we terug op "de gesloten behandeling" en definiëren aan de hand daarvan wat de Forensische Orthopedagogiek voor deze jongeren kan betekenen aan de hand van praktijkvoorbeelden.
Bijeenkomst 3 14 februari 2013
Onderwerp
Stelsel van justitiële jeugdzorg
Docent
Jack de Swart
Literatuur
Weijers, I. (2008). Justitiële jeugdinterventies: Voor jeugdige daders en risicojongeren. Den Haag: Boom Juridische Uitgevers. Hoofdstuk 2-5, 20. Weijers, I., & Imkamp, F. (2008). Jeugdstrafrecht: In internationaal perspectief. Den Haag: Boom Juridische Uitgevers. Hoofdstukken 2 en 3.
Aanbevolen
Laan, P.H. van der (2005). Jeugd, criminaliteit, politie en justitie. Recente ontwikkelingen nader beschouwd. Delikt en delinkwent, 35, 986-1013. Weijers, I., & Imkamp, F. (2008). Jeugdstrafrecht: In internationaal perspectief. Den Haag: Boom Juridische Uitgevers. Hoofdstuk 4.
Inhoud van het college In dit college zal ingegaan worden op de juridische context van de forensische orthopedagogiek. Voor een goed begrip van het systeem zal eerst aandacht worden besteed aan de geschiedenis en grondslagen van het Nederlandse jeugdrechtsysteem. Vervolgens wordt het onderscheid in het civielrechtelijk en strafrechtelijk stelsel toegelicht waarbij de verschillende interventies en betrokken instanties worden besproken. Gedurende het hele college komen actuele ontwikkelingen en vraagstukken op dit terrein aan de orde.
9
Bijeenkomst 4 18 februari 2013
Onderwerp
Ontwikkelingscriminologie
Docent
Chrissy James
Literatuur
Dodge, K. A., & Pettit, G. S. (2003). A biopsychosocial model of the development of chronic conduct problems in adolescence. Developmental Psychology, 39, 349-371. Schwitters, R. (1993). Wat is Criminologie? Reader Criminologie (pp. 9-37). Heerlen: Open Universiteit.
Aanbevolen
Koops, W. & Slot, N. W. (2005). Van lastig tot misdadig:een ontwikkelingsbenadering van lastige en misdadige kinderen en adolescenten : diagnostiek, behandeling en beleid. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.
Inhoud van het college Hoe komt het dat jongeren delicten plegen en welke factoren verhogen of verlagen het risico op (herhaald) delinquent gedrag? Deze vraag staat centraal in dit college. Een aantal belangrijke theorieën met verklaringen voor het ontstaan en de ontwikkeling van criminaliteit bespreken, met name de modellen die bekend zijn vanuit de ontwikkelings- en levensloopcriminologie.
Bijeenkomst 5 25 februari 2013
Onderwerp
Kindermishandeling
Docenten
Geert Jan Stams Inge Wissink
Literatuur
Belsky, J. (1993). Etiology of child maltreatment: A developmental-ecological analysis. Psychological Bulletin, 114, 413-434. Euser, E., Van IJzendoorn, M., Cyr, C., Brilleslijper-Kater, S., & Bakermans-Kranenburg, M. (2008). Kindermishandeling en gehechtheid. In P. Prins, & C. Braet (Eds.) Handboek klinische ontwikkelingspsychologie (pp. 477-501). Houten: Bohn Stafleu Van Loghum. Douma, J., Van den Bergh, P., & Hoekman, J. (1998). Seksueel misbruik in het algemeen. In: J. Douma, P. van den Bergh, & J. Hoekman (Eds.) Verstandelijke handicap en seksueel misbruik (pp. 27 – 39). Rotterdam: Lemniscaat. Douma, J., Van den Bergh, P., & Hoekman, J. (1998). Seksueel misbruik en mensen met een verstandelijke handicap. In: J. Douma, P. van den Bergh, & J. Hoekman (Eds.) Verstandelijke handicap en seksueel misbruik (pp. 40 – 59). Rotterdam: Lemniscaat.
10
Inhoud van het college Kindermishandeling is een veel voorkomend probleem met verstrekkende gevolgen. Onderzoeken wijzen uit dat in Nederland 107.000 tot 160.000 kinderen per jaar mishandeld worden. De gevolgen hiervan zijn terug te vinden in de neurologische, cognitieve en psycho-sociale ontwikkeling van kinderen. In dit college wordt stilgestaan bij de vraag wat kindermishandeling is, hoe het ontstaat, hoe het herkend kan worden en hoe we er als professionals mee om kunnen gaan. Het tweede gedeelte is gericht op het onderwerp seksueel misbruik van kinderen, in het bijzonder van kinderen met een (lichte) verstandelijke beperking. Inge Wissink heeft een onderzoek geleid in opdracht van de commissie-Samson naar de omvang en aard van seksueel misbruik van deze kwetsbare groep jongeren en de reacties op dit soort gevallen binnen jeugdzorg instellingen en vanuit de overheid. Tijdens het college zal ingegaan worden op de literatuur voor deze week, de opdracht van de commissie-Samson, en de belangrijkste bevindingen van het onderzoek.
Bijeenkomst 6 28 februari 2013
Onderwerp
Kwaliteit en effectiviteit van jeugdzorg
Docent
Geert Jan Stams
Literatuur
Weijers, I. (2008). Justitiële jeugdinterventies: Voor jeugdige daders en risicojongeren. Den Haag: Boom Juridische Uitgevers. Hoofdstuk 10, 13 & 18. Stams, G. J. J. M. (2011). Het recht van de zwakste: De forensische jeugdzorg in orthopedagogisch perspectief. Orthopedagogiek: Onderzoek en Praktijk, 50, 243-258. Van Yperen, T., & Veerman, J. W. (2011). Bij bouwwerk komt een ladder van pas. Orthopedagogiek: Onderzoek en Praktijk, 50, 259-267. Konijn, C., Van den Berg, G., & van Brandenburg, M. (2011). Wetenschap versus praktijk: een onproductieve tegenstelling. Orthopedagogiek: Onderzoek en Praktijk, 50, 268-271. Stams, G. J. J. M. (2011). Het recht van de verstandigste: De (forensische) jeugdzorg bezien vanuit de ivoren toren van de wetenschap. Orthopedagogiek: Onderzoek en Praktijk, 50, 272-275. Stams, G. J. J. M., Asscher, J. J., & Hoeve, M. (2011). Waarom ROM nooit hetzelfde zal opleveren als RCT. Kind en Adolescent, 32, 116-118.
Inhoud van het college Tijdens het college Kwaliteit en Effectiviteit wordt stilgestaan bij verschillende methoden om kwaliteit en effectiviteit van jeugdzorg vast te stellen. Onderwerpen als het vaststellen van kwaliteitscriteria (what works prinicples) en toetsing daarvan (erkenningscommissies, toetsing effectiviteit) zullen besproken worden. Daarnaast zal aan de hand van een aantal praktijkvoorbeelden gekeken worden hoe individuele jeugdhulpverleningsprogramma’s aan hun kwaliteit werken en zal besproken worden in hoeverre kwaliteit ook effectiviteit garandeert.
11
Deel II Thema's in de forensische orthopedagogiek
Bijeenkomst 7 4 maart 2013
Onderwerp
Psychopathologie in jeugdzorg-plus
Docent
Maartje Kapteijns (De Koppeling)
Literatuur
Orobio de Castro, B. (2008). Agressieve en regelovertredende gedragsproblemen. In P. Prins & C. Braet (Eds.), Handboek klinische ontwikkelingspsychologie (pp. 297-323). Houten: Bohn Stafleu van Loghum.
Inhoud van het college In dit college wordt ingegaan op psychische problemen bij jongeren die in een jeugdzorgplusinrichting verblijven. Tijdens het college worden de meest voorkomende stoornissen in de jeugd zorginstellingen behandeld, o.a. de gedragsstoornissen en middelengebruik, en de prevalentie van deze stoornissen. Daarnaast wordt ingegaan op diagnostiek en behandeling van psychopathologie binnen deze setting.
Bijeenkomst 8 11 maart 2013
Onderwerp
Adoptie en pleegzorg
Docent
Geert Jan Stams
Literatuur
IJzendoorn, M. H. van, & Juffer, F. (2008). Adoptie als interventie (1): Historische, ethologische en ethische achtergronden. Kind en Adolescent, 29, 17-30. Juffer, F., & Van IJzendoorn, M. H. (2008). Adoptie als interventie (2): De opmerkelijke inhaalslag van adoptiekinderen en de plasticiteit van hun ontwikkeling. Kind en Adolescent, 29, 31-49. Bakermans-Kranenburg, M. J., Van IJzendoorn, M. H., & Juffer, F. (2008). Earlier is Better: A meta-analysis of 70 years of intervention improving cognitive development in institutionalized children. Monographs of the Society for Research of Child Development, 73, 279-293.
Inhoud van het college In dit college wordt aandacht besteed aan adoptie en pleegzorg als een van de meest vruchtbare pedagogische interventies. Ook zal gesproken worden over de ethische aspecten die gemoeid zijn met adoptie en (langdurige) pleegzorg. Daarnaast komt ook opvang in kindertehuizen aan de orde. Ten slotte zal worden ingegaan op factoren die van invloed zijn op een voortijdige beëindiging van pleegzorgplaatsingen.
12
Bijeenkomst 9 14 maart 2013
Onderwerp
Crisisinterventie
Docent
Channa Al
Literatuur
Al, C. M. W., Stams, G. J. J. M., Van der Laan, P. H., & Asscher, J.J. (2011). The role of crisis in family crisis intervention: Do crisis experience and crisis change matter? Children and Youth Services Review, 33, 991-998. Al, C. M. W., Stams, G. J. J. M., Bek, M. S., Damen, E. M., Asscher, J. J., & Van der Laan, P. H. A meta-analysis of intensive family preservation studies: Placement prevention and improvement of family functioning. Manuscript submitted for publication.
Aanbevolen
Tully, L. (2008). Family preservation services: Literatu re review. Ashfield: Centre for Parenting & Research Service System Development.
Inhoud van het college In dit college wordt stilgestaan bij hulpverlening voor gezinnen in crisis. Er is aandacht voor de vragen: Wat is een (gezins-)crisis? Hoe ziet crisishulpverlening er in de praktijk uit? en: Is crisisinterventie effectief? Onder andere deze vragen worden beantwoord met behulp van onderzoeksresultaten van een studie naar Spoedhulp, de crisisinterventie die al jaren geboden wordt bij de Jeugdhulpverleningsorganisatie Spirit en die nu ook landelijk wordt geïmplementeerd. In dit college worden ook, aan de hand van praktijkvoorbeelden, theoretische en praktische uitdagingen in interventie-onderzoek behandeld.
Bijeenkomst 10 18 maart 2013
Onderwerp
Moeders in detentie
Docent
Anne-Marie Slotboom
Literatuur
Murray, J., & Farrington, D.P. (2005). Parental imprison ment: effects on boys’ antisocial behaviour and delinquency through the life-course. Journal of Child Psychology and Psy chiatry, 46, 1269–1278. Murray, J., & Farrington, D.P. (2006). Evidence-based programs for children of prisoners. Criminology and Public Policy, 5, 721-735. Hissel, S., Bijleveld, C., & Kruttschnitt, C. (2011). The wellbeing of children of incarcerated mothers: An exploratory study for the Netherlands. European Journal of Criminology, 8, 346-360. Slotboom, A.-M., & Bijleveld, C. (2007). Wat er in je hoofd en je hart zit weet niemand: Gedetineerde vrouwen in Nederland. Justitiële Verkenningen, 33(4), 72-88.
13
Inhoud van het college Onderzoek heeft laten zien dat kinderen van gedetineerde ouders een vergroot risico hebben op antisociaal gedrag (zie o.a., Murray & Farrington, 2008). Bovendien zijn er indicaties dat de detentie van moeder meer risico geeft dan de detentie van de vader. In dit college wordt aandacht besteed aan de ervaringen en belevingen van moeders die gedetineerd raken, de problemen waar ze als ouder en opvoeder tegenaan lopen en mogelijke interventies die vanuit detentie kunnen plaatsvinden. Bovendien wordt niet alleen de kant van de moeder belicht, maar ook de ervaringen van de kinderen. Welke problemen ervaren kinderen als hun moeder gedetineerd raakt en wie is verantwoordelijk voor de zorg van deze kinderen als moeder vast zit.
Bijeenkomst 11 12 maart 2013
Onderwerp
Erkenningscommissies
Docent
Jan Janssens (Radboud Universiteit)
Literatuur
Er is geen verplichte literatuur bij dit college. De collegestof is tevens de tentamenstof. Let op: De opname van dit college zal pas kort voor het tentamen beschikbaar zijn op Blackboard!
Inhoud van het college Dit college gaat over de criteria die de Erkenningscommissie Interventies van het NJi (Nederlands Jeugdinstituut) hanteert om te beoordelen of interventies op het terrein van jeugd theoretisch goed onderbouwd zijn en/of door onderzoek effectiviteit van een interventie is aangetoond. Van beide beoordelingen worden concrete voorbeelden gegeven.
9. Van de student verwachte activiteiten Van de studenten wordt verwacht dat zij de verplichte literatuur die de betreffende week centraal staat hebben bestudeerd vóór aanvang van de colleges, en op die stof tijdens de colleges aangesproken kunnen worden. Er wordt gerekend op actieve deelname aan eventuele discussies tijdens de bijeenkomsten. Daarnaast dienen studenten op tijd aanwezig te zijn voor de hoorcolleges. Om de module af te sluiten dient men: Voor studenten die het vak voor 6 EC volgen: 1) De academische opdracht gemaakt te hebben en minimaal met een 4 afgesloten te hebben. 2) Minimaal een 5,5 te behalen voor het tentamen. 3) Aanwezig te zijn geweest bij minimaal 3 werkgroepen. 4) De casusopdrachten op tijd te hebben ingeleverd. 5) Minimaal een 5,5 te behalen als eindcijfer Voor schakelstudenten en keuzevakkers die het vak voor 5 EC volgen: 1) Minimaal een 5,5 te behalen voor het tentamen.
14
10. Beoordeling Het schriftelijke tentamen bestaat uit meerkeuzevragen en een casusopdracht. De meerkeuzevragen zijn voornamelijk gericht op kennis en inzicht (zie leerdoelen). De literatuur en de collegestof vormen samen de tentamenstof. De resultaten zullen op Blackboard gepubliceerd worden. De toetsing vindt plaats op de volgende data: Tentamen:
woensdag 27 maart 2012 (9:00-12:00 uur)
Herkansing:
donderdag 6 juni 2012 (9:00-12:00 uur)
Let op: Studenten moeten zich vooraf aangemeld hebben voor het tentamen. Dit wordt bij aanvang van het tentamen gecontroleerd. Studenten die zich niet vooraf hebben aangemeld kunnen het tentamen niet maken! Het eindcijfer wordt voor reguliere studenten (die het vak voor 6 EC volgen) als volgt berekend: •
Het tentamen (inclusief tentamen-casusopdracht): 85%
•
Academische opdracht (inclusief “brief aan beoordelaar”): 15%
Voor schakel studenten (die het vak voor 5 EC volgen): • Het tentamen: 100% Het deelcijfer voor de academische opdracht kan worden gecompenseerd met het tentamencijfer van de cursus mits de student minimaal een 4 behaalt voor de academische opdracht. Wanneer de student een cijfer lager dan een 4 behaalt voor de academische opdracht, kan deze opdracht maximaal eenmaal worden herkanst. Ook wanneer studenten voor de academische opdracht een 4 of hoger hebben gehaald en een 5,5 of hoger voor het tentamen, maar desondanks een onvoldoende als eindcijfer voor de cursus hebben, mogen zij de academische opdracht herkansen. Herkansing van de academische opdracht houdt het inleveren van een bijgestelde versie van een eerder ingeleverde tekst in. Herkansingen van de academische opdracht worden ingeleverd op donderdag 6 juni (datum herkansing tentamen). Bij de beoordeling van herkansingsopdrachten wordt er rekening mee gehouden dat studenten – vergeleken met studenten die geen herkansing doen – steken in het proces hebben laten vallen en / of extra feedback hebben ontvangen. De “brief aan de beoordelaar” wordt beoordeeld met een 1, voor de beoordeling van de tekst worden dezelfde beoordelingscriteria en weging aangehouden als voor een eerste definitieve versie. Studenten die voor de herkansing van de academische opdracht een cijfer lager dan een 4 behalen of in combinatie met het tentamencijfer een onvoldoende hebben, zakken voor de cursus. In de Onderwijs- en Examenregeling (OER) vind je meer algemene informatie over toetsing, bijvoorbeeld over de voorwaarden om aan tentamens te mogen deelnemen, herkansingen en de geldigheidsduur van uitslagen. Zorg ervoor dat je van deze informatie op de hoogte bent! Je vindt de OER in de digitale studiegids, en op www.student.uva.nl/pw of www.student.uva.nl/owk onder Studiegids -> Studiegids POW 2012-2013. De OER bevat ook andere belangrijke informatie, zoals over volgordeverplichtingen, aanwezigheidsverplichtingen, keuzepunten en minoren. NB. In de OER is het volgende vastgelegd: 5.3.3. In geval van een paper, verslag, opdracht of scriptie, zoals beschreven in artikel 5.5, lid 3, is de herkansing in de vorm van revisie.”
15
5.8.2. De eindbeoordeling van een onderdeel is voldoende bij een 5,5 of hoger. Eindbeoordelingen tussen 5,0 en 6,0 worden in de registratie afgerond op hele cijfers. 5.8.3. Bij deeltoetsingen wordt de eindbeoordeling bepaald op basis van een (gewogen) gemiddelde van de samenstellende delen. Daarbij worden geen minimumeisen gesteld aan het niveau waarop de afzonderlijk deeltoetsen worden afgesloten, tenzij deze voor aanvang van het onderdeel zijn goedgekeurd door de examencommissie en zijn opgenomen in de studiehandleiding.
5.9.5. Indien de afsluiting van een onderdeel bestaat uit meerdere tentamenvormen, worden deze afzonderlijk beoordeeld en bepalen deze deelresultaten tezamen het eindcijfer. Deelresultaten zijn geldig gedurende één studiejaar. Uitzondering hierop zijn resultaten van schriftelijke deeltentamens, zoals beschreven in artikel 5.5, lid 3. Deelresultaten van schriftelijke tentamens vervallen indien bij de eerste tentamengelegenheid deze gezamenlijk een onvoldoende resultaat opleveren en het eindcijfer van het onderdeel onvoldoende is. De herkansing van deeltentamens in de vorm van schriftelijke tentamens is altijd overkoepelend; schriftelijke tentamens kunnen niet in delen worden herkanst. In uitzonderlijke gevallen kan een deelresultaat langer gehandhaafd blijven, mits dit vooraf door de examencommissie is goedgekeurd, in de studiehandleiding is opgenomen en een maximale duur betreft van hooguit een extra studiejaar.”
11. Feedback Na het bekend maken van het tentamencijfer wordt er op blackboard een mededeling geplaatst over de procedure rondom feedback op het gemaakte tentamen. Er zullen 2 data bekend gemaakt worden waarop studenten zich kunnen inschrijven voor feedback. Het inschrijfformulier komt bij kamer G.04 te hangen en studenten die gebruik willen maken van een feedback gesprek moet zich hiervoor op dit formulier zelf inschrijven. Studenten kunnen dit doen tot 1 week na bekendmaking van de datum op blackboard. Om je schrijfvaardigheid te verbeteren is het belangrijk dat je de feedback die je ontvangt op teksten gebruikt bij het schrijven van volgende teksten. Op de academische opdracht ontvang je feedback van de docent en van medestudenten. Het is de bedoeling dat je als bijlage bij de academische opdracht een “brief aan de beoordelaar” toevoegt”, waarin je toelicht hoe je deze feedback hebt verwerkt (zie document op Blackboard voor verdere uitleg). De wijze waarop je de feedback verwerkt wordt beoordeeld, en bepaalt 10% van het cijfer voor de academische opdracht.
12. Belangrijk Evaluatie van het onderwijs Docenten en het onderwijsinstituut hebben behoefte aan feedback van de studenten op de kwaliteit van het gegeven onderwijs. Waar nodig kan een betreffende module verbeterd worden voor de volgende groep studenten. Maar evalueren kan ook een goed leermoment zijn voor jou als student, omdat je zo extra nadenkt over je eigen leerproces en nagaat hoe je achteraf kijkt naar de inhoud van een module. Binnen de FMG wordt gewerkt met een vragenlijst die UvA-breed wordt toegepast. Bij het laatste college of na afloop van het tentamen zal je gevraagd worden deze vragenlijst in te vullen. Vul deze vragenlijst zo eerlijk mogelijk in, de resultaten ervan hebben geen consequenties voor de uitslag van het tentamen. Bovendien blijf je bij het invullen van de vragenlijst anoniem. Indien uit de resultaten van de vragenlijst blijkt dat toelichting nodig is op de evaluatie van de betreffende module, organiseert het Onderwijsinstituut een panelgesprek. Hiertoe worden een aantal studenten uitgenodigd en wordt samen met de docent en de onderwijsdirecteur of studieadviseur gesproken over het verloop
16
en de inhoud van de betreffende module. Studenten kunnen indien gewenst ook zelf een panelgesprek aanvragen. Fraude Onder fraude wordt verstaan het handelen of nalaten van de student dat erop gericht is het vormen van een juist oordeel door de examinator omtrent kennis, inzicht en vaardigheden van de student geheel of gedeeltelijk onmogelijk te maken. Een voor iedereen duidelijk herkenbare vorm van fraude is bijv. het op enigerlei wijze ‘spieken’ tijdens het tentamen. Een helaas vaak voorkomende vorm van fraude, die in de wetenschappelijke wereld zeer zwaar wordt aangerekend, is het plegen van plagiaat. Plagiaat Een wetenschappelijke tekst moet controleerbaar zijn en daarom dien je gebruikte (internet)bronnen altijd vermelden in een zogenaamde bronvermelding. Als je een stuk tekst of tabel van iemand overneemt geef je precies aan wie de auteur is en waar je de tekst of tabel hebt gevonden. Doe je dat niet en wek je dus de indruk dat die tekst of die gegevens van jezelf zijn, dan wordt dat plagiaat genoemd. Het plegen van plagiaat in een paper of scriptie betekent altijd uitsluiting van de betreffende tentamen- of scriptiegelegenheid. Bovendien kan de examencommissie nog zwaardere straffen opleggen. Zorg dus dat je altijd goed je bronnen vermeldt en niet zomaar stukken tekst of gegevens van anderen overneemt. Zie ook Serviceplein voor studenten, Fraude- en plagiaatregeling, http://www.student.uva.nl/fraude-plagiaat/voorkomen.cfm, en OER bachelor- en masteropleiding Pedagogische wetenschappen en Onderwijskunde, artikel 5.14. Beroepsmogelijkheden Als je het niet eens bent met een beslissing van een examinator, is het verstandig om je eerst te wenden tot de Examencommissie POW met het verzoek om een uitspraak te doen over je eventuele klacht. Na die uitspraak kun je besluiten om binnen 4 weken beroep aan te tekenen bij de COBEX. Raadpleeg de studieadviseurs voor advies en de procedure.
17
Bijlage 1. Dublindescriptoren kennis en inzicht
toepassen van kennis en inzicht
oordeelsvorming
communicatie
leervaardigheden
Bachelor Heeft aantoonbare kennis en inzicht van een vakgebied, waarbij wordt voortgebouwd op het niveau bereikt in het voortgezet onderwijs en dit wordt overtroffen, functioneert doorgaans op een niveau met ondersteuning van gespecialiseerde handboeken, enige aspecten voorkomen waarvoor kennis van de laatste ontwikkelingen in het vakgebied vereist is. Is in staat om zijn/haar kennis en inzicht op een dusdanige wijze toe te passen, dat dit een professionele benadering van zijn/haar werk of beroep laat zien, en beschikt verder over competenties voor het opstellen en verdiepen van argumentaties en voor het oplossen van problemen op het vakgebied. Is in staat om relevante gegevens te verzamelen en interpreteren (meestal op het vakgebied) met het doel een oordeel te vormen dat mede gebaseerd is op het afwegen van relevante sociaalmaatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten. Is in staat om informatie, ideeën en oplossingen over te brengen op een publiek bestaande uit specialisten en niet-specialisten.
Bezit de leervaardigheden die noodzakelijk zijn om een vervolgstudie die een hoog niveau van autonomie veronderstelt aan te gaan.
Master Heeft aantoonbare kennis en inzicht, gebaseerd op de kennis en het inzicht op het niveau van Bachelor en deze te overtreffen en/of verdiepen, als mede een basis of kans bieden om een originele bijdrage te bieden aan het ontwikkelen en/of toepassen van ideeën, vaak in onderzoeksverband.
Is in staat om kennis en inzicht en probleemoplossende methodes toe te passen in nieuwe of onbekende omstandigheden binnen een bredere (of multidisciplinaire) context die gerelateerd is aan het vakgebied; is in staat om kennis te integreren en met complexe materie om te gaan. Is in staat om oordelen te formuleren op grond van onvolledige informatie en daarbij rekening te houden met sociaalmaatschappelijke en ethische verantwoordelijkheden, die zijn verbonden aan het toepassen van de eigen kennis en oordelen. Is in staat om conclusies, alsmede de kennis, motieven en overwegingen die hieraan ten grondslag liggen, duidelijk en ondubbelzinnig over te brengen op een publiek van specialisten en niet-specialisten. Bezit de leervaardigheden die hem of haar in staat stellen een vervolgstudie aan te gaan met een grotendeels zelfgestuurd of autonoom karakter.
18
Bijlage 2 Eindtermen van de opleidingen, zoals beschreven in de OER. OPLEIDING PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN Eindtermen Bachelor Pedagogische Wetenschappen Kennis en inzicht De afgestudeerde heeft kennis van en inzicht in: 1. wetenschappelijke theorieën en onderzoeken over vraagstukken die betrekking hebben op de opvoeding van kinderen en jonge volwassenen 2. (de actuele en historische ontwikkelingen van) opvoedingspraktijken, en het pedagogische onderzoeks- en beroepenveld 3. methoden om opvoedingssituaties te diagnosticeren 4. methoden voor het plannen van interventies om problematische opvoedingssituaties te verbeteren 5. methoden van sociaalwetenschappelijk onderzoek 6. ethische vraagstukken die een rol spelen in de pedagogische onderzoeks- en beroepspraktijk 7. de disciplines psychologie, onderwijskunde, neurologie en filosofie in relatie tot de pedagogische wetenschappen Toepassen kennis en inzicht De afgestudeerde is in staat om: 8. relevante wetenschappelijke theorie en praktijkinformatie te gebruiken om opvoedingsvraagstukken te formuleren en te analyseren 9. wetenschappelijk literatuuronderzoek uit te voeren over pedagogische vraagstukken 10. onder begeleiding empirisch sociaalwetenschappelijk onderzoek uit te voeren 11. onder begeleiding (simulaties van) opvoedingssituaties te diagnosticeren 12. onder begeleiding interventies te plannen om (simulaties van) problematische opvoedingssituaties te verbeteren Oordeelsvorming De afgestudeerde is in staat om: 13. sociaalwetenschappelijk onderzoek te beoordelen 14. op basis van sociaalwetenschappelijk onderzoek een oordeel te vormen over algemene pedagogische vraagstukken en benaderingen 15. op basis van relevante praktijkinformatie en sociaalwetenschappelijk onderzoek een oordeel te vormen over specifieke problemen uit de pedagogische beroepspraktijk 16. eigen standpunten te formuleren en te onderbouwen 17. de onderbouwing van standpunten van anderen te beoordelen De afgestudeerde heeft: 18. een open en kritische houding tegenover de eigen standpunten en die van anderen Communicatie De student is in staat om: 19. schriftelijk te rapporteren over (de analyse van, of onderzoek naar) pedagogische vraagstukken, zowel aan vakgenoten, als aan (gesimuleerde) cliënten en een breder publiek 20. mondeling te rapporteren over (de analyse van, of onderzoek naar) pedagogische vraagstukken, zowel aan vakgenoten, als aan (gesimuleerde) cliënten en een breder publiek 21. in groepsverband te werken Leervaardigheden De student is in staat om: 23. het eigen leerproces te sturen 24. zelfstandig de interesse in het eigen vakgebied te verdiepen en te verbreden
19
Eindtermen Master Pedagogische Wetenschappen Kennis en inzicht De afgestudeerde heeft grondige en specialistische kennis van en inzicht in: 1. theorieën en bevindingen én van methoden en technieken van de gekozen specialisatie alsmede van onderwerpen binnen of buiten die specialisatie die voor gebruik van genoemde theorieën en bevindingen van belang zijn; 2. de psychodiagnostiek en behandelingsmethoden, dan wel van de pedagogische probleemformulering en handelings- of interventiemethoden. Toepassen kennis en inzicht De afgestudeerde is in staat tot: 3. het toepassen van pedagogische kennis binnen een voor de pedagogisch relevant werkterrein en dit te relateren aan empirisch onderzoek en theoretische posities binnen de pedagogiek. Oordeelsvorming De afgestudeerde is in staat tot: 4. het hanteren van geavanceerde technieken voor pedagogisch onderzoek; 5. het zelfstandig opstellen en uitvoeren van een onderzoeks- of beïnvloedingsplan in verschillende fasen, zoals het verzamelen van relevante literatuur en het verzamelen, verwerken en interpreteren van gegevens; 6. het plannen, nemen van beslissingen en dragen van verantwoordelijkheid in de beroepssituatie. De afgestudeerde heeft: 7. specialistische vaardigheid op het gebied van psychodiagnostiek en behandeling dan wel van pedagogische probleemformulering en handelingstrategie of interventie; 8. specialistische vaardigheid op het gebied van gesprekvoering, observatie en rapportage; 9. inzicht in de consequenties van het eigen handelen voor anderen in de beroepssituatie; 10. besef van de ethische aspecten van de beroepsmatige omgang met anderen, zowel cliënten als proefpersonen, met inbegrip van de bredere consequenties van eigen onderzoeksresultaten en praktijkbeoefening; 11. besef van eigen beperkingen, d.w.z. op het juiste moment inroepen van deskundigheid van anderen en het zich op het juiste ogenblik onthouden van handelen. Communicatie De afgestudeerde heeft: 12. vaardigheid in het omgaan met anderen, het werken in teamverband. Leervaardigheden De afgestudeerde heeft: 13. bereidheid tot het herzien van eigen standpunten in de beroepssituatie.
20