STUDIEGIDS
Educatieve minor
2015 – 2016
ICLON Interfacultair Centrum voor Lerarenopleiding, Onderwijsontwikkeling en Nascholing
Afdeling Voortgezet Onderwijs
ICLON Afdeling Voortgezet Onderwijs Willem Einthovengebouw Wassenaarseweg 62A Postbus 905, 2300 AX Leiden tel. 071 – 527 4015
www.ICLON.Leidenuniv.nl
Inhoudsopgave studiegids ICLON Educatieve minor 2015 – 2016 Inleiding ......................................................................................................................... 3 Onderwijsmomenten .................................................................................................... 4 Elektronische leeromgeving ......................................................................................... 5 Educatieve minor in blokmodel (voltijd, 30 EC)..................................................... 6 Educatieve minor in lintmodel (deeltijd, 30 EC) .................................................... 6 Curriculum ..................................................................................................................... 7 Leren en Instructie ..................................................................................................... 7 Pedagogiek ................................................................................................................. 8 Vakdidactiek ............................................................................................................... 9 Praktijk ...................................................................................................................... 10 Beoordeling .................................................................................................................. 11 Data beoordelingsmomenten en inleverdata producten ..................................... 11 Beoordelingscriteria ............................................................................................... 13 Beoordelingstermijn ............................................................................................... 13 Cijfers........................................................................................................................ 13 Afronding ..................................................................................................................... 13 Geldigheidsduur van alle studieonderdelen ............................................................. 13 Uitsluiting van de opleiding of bepaalde onderdelen daarvan ................................ 13 Fraude, plagiaat en andere onregelmatigheden ....................................................... 14 Klachtencoördinator ................................................................................................... 14 Vrijstellingen en afwijkende trajecten....................................................................... 14 Examencommissie ....................................................................................................... 14 Kwaliteitszorg en Onderwijsevaluatie....................................................................... 15 Links ............................................................................................................................. 16 Bijlage 1 Eindtermen van de educatieve minor .............................................. 17 Bijlage 2 Praktijkdeel van de opleiding ........................................................... 18 Bijlage 3 Rubrics ................................................................................................ 19
Inleiding De educatieve minor is een lerarenopleiding, die opleidt tot de bevoegdheid les te geven in de onderbouw van havo, vwo en het VMBO-t. De educatieve minor bestaat voor de helft uit praktijk en voor de helft uit een instituutsdeel. Beide delen hangen nauw met elkaar samen. Kennis en opdrachten worden in de praktijk toegepast en vanuit het instituut uitgevoerd. Omgekeerd worden vragen uit de praktijk op het instituut met behulp van de relevante theorie onderzocht. Met andere woorden: alle studieonderdelen staan in verband met de praktijk op school van de student.
Centraal in deze educatieve minor staat de professionele ontwikkeling als docent. Tijdens de educatieve minor verwerft de student vaardigheden om ervaringen in de praktijk te kunnen verbinden met eigen overtuigingen en met wat anderen belangrijk vinden (theorie, school, begeleiders, medestudenten), en op basis hiervan het eigen leerproces te sturen en in te richten. In de educatieve minor komen achtereenvolgens de verschillende rollen waarin de docent opereert aan de orde: als regisseur van het leerproces van leerlingen, als vakdidacticus, als pedagoog, en als lid van de schoolorganisatie. Daarnaast vereist het beroep van leraar ook de rol van professional.
Maandag is de opleidingsdag voor alle studenten van het ICLON – studenten zijn de hele maandag beschikbaar voor de opleiding op het ICLON. De eerste zes weken is het contactonderwijs wekelijks ingeroosterd, daarna om de week. In de tussenliggende week is soms onderwijs ingeroosterd, maar er is ook ruimte om samen met medestudenten aan opdrachten en producten te werken, met docenten te overleggen of de mediatheek of bibliotheek te raadplegen. Het praktijkdeel bestaat uit een door het ICLON te regelen stage. Supervisie, ten slotte, is een integraal onderdeel van de studieonderdelen Leren en Instructie en Praktijk. Hierbij wordt de student gecoacht bij de inductie in de praktijk en de eigen professionele ontwikkeling als docent.
3
Onderwijsmomenten Het onderwijs in groepen vindt voor alle vakken plaats aan de Universiteit Leiden, in het Pieter de la Courtgebouw, Wassenaarseweg 52, Leiden. Individuele afspraken kunnen ook worden gemaakt op het ICLON, Willem Einthovengebouw, Wassenaarseweg 62A, Leiden.
Het rooster van de opleiding volgt het schooljaar van scholen voor voortgezet onderwijs in Zuid- Holland. Het rooster is te vinden op http://sites.google.com/a/iclon.leidenuniv.nl/roosters-lerarenopleiding/ Onderwijsvrije dagen/periodes vallen in het collegejaar 2015/16 op: kerstvakantie: 21 december 2015 tot 4 januari 2016 28 maart 2016 2e Paasdag 2e Pinksterdag 16 mei 2016
Opleiding start augustus/september 2015 De opleiding begint op maandag 17 augustus 2015 met een verplichte startweek.
4
Elektronische leeromgeving In de opleiding wordt gebruik gemaakt van de elektronische leeromgeving Blackboard voor het verstrekken van informatie, communicatie met docenten en medestudenten en het inleveren van de eindproducten bij de verschillende onderdelen (http://blackboard.leidenuniv.nl).
Binnen Blackboard zijn de volgende ‘courses’ aangemaakt; - Informatiecentrum (algemene en praktische informatie over de opleiding, technische handleidingen, rubrics, artikelen die elektronisch worden aangeboden). - Leren en Instructiegroep: Supervisie, L&I en Pedagogiek (communicatie binnen de eigen supervisiegroep en met de docenten van deze onderdelen, bijvoorbeeld studiewijzers, mogelijkheden een blog bij te houden en tips en vragen uit te wisselen, materialen bij de bijeenkomsten). - Vakdidactiekcourse per schoolvak (informatie, inhouden en communicatie binnen het eigen schoolvak). - Beoordelingscentrum (de plaats waar eindproducten van alle onderdelen dienen te worden ingeleverd en tezamen een digitaal portfolio vormen en waar de docenten feedback geven en beoordelen). In de Startreader die in de Startweek wordt uitgereikt staat een handleiding voor Blackboard en hoe je bij deze courses kunt komen.
5
Trajecten De educatieve minor wordt aangeboden in twee varianten: een voltijdopleiding van één semester en een deeltijdopleiding van twee semesters, beide varianten met een studielast van 30 EC. De eindtermen van de educatieve minor zijn opgenomen in Bijlage 1. Educatieve minor in blokmodel (voltijd, 30 EC)
maand 5
maand 4
Leren en Instructie Vakdidactiek Pedagogiek Praktijk
maand 3
maand 2
maand 1
augustus t/m januari (met een verplichte startweek half augustus) starweek half augustus
Septemberstart
5 EC 5EC 5 EC 15 EC
Educatieve minor in lintmodel (deeltijd, 30 EC)
maand 10
maand 9
maand 8
maand 7
maand 6
5 EC
maand 5
maand 4
maand 3
maand 2
maand 1
Leren en Instructie Vakdidactiek Pedagogiek Praktijk
augustus t/m begin juli (met een verplichte startweek half augustus) startweek half augustus
Septemberstart
5 EC 5 EC
15 EC
Voor beide modellen geldt dat gedurende de hele educatieve minor er supervisie- en intervisiebijeenkomsten zijn als onderdeel bij Leren en Instructie en de praktijk. De supervisor begeleidt de student bij het leerproces, legt een schoolbezoek af en voert (met de begeleider op school) de (tussentijdse) beoordelingsgesprekken. In de bijeenkomsten vindt aan de hand van de praktijkervaringen van de student, de rubrics en de zelfanalyse individuele en collectieve coaching plaats. De supervisor begeleidt de student bij het maken/verzamelen van de voor de praktijkbeoordeling noodzakelijke informatie.
6
Curriculum Leren en Instructie Docent(en): EC Niveau: Collegejaar Voertaal
diverse 5 300 2015-2016 Nederlands
Leerdoelen De student heeft kennis van en inzicht in de theorie en praktijk over klassenmanagement, algemene didactiek en schoolorganisatie.
Beschrijving Bij Leren en instructie staan theorieën op het gebied van klassenmanagement, algemene didactiek en schoolorganisatie centraal. Deze theorieën worden in supervisiebijeenkomsten verbonden met de onderwijspraktijk van de studenten. Werkvorm Hoorcollege, werkcolleges en zelfstudie.
Toetsing 1 • Tentamen: aan de hand van een aantal casussen wordt getoetst of de student theorie kan gebruiken bij het analyseren van de onderwijspraktijk •
Video-analyse regisseur (hierbij worden de rubrics professional, regisseur en vakdidacticus gebruikt)
Literatuur: • Ebbens & Ettekoven, Effectief leren: basisboek, Noordhoff, 2012 (derde druk), ISBN 9789001815448 • Teitler, P.I. (2013), Lessen in orde, Coutinho, 2013 (tweede druk), ISBN 9789046903544 • Reader ‘Leren en Instructie’
1
zie blz. 11 e.v. en bijlage 3
7
Pedagogiek Docent(en): EC: Niveau: Collegejaar Voertaal
diverse 5 400 2015-2016 Nederlands
Leerdoelen • De student heeft inzicht in recente theorie met betrekking tot psychologie van de adolescentie en pedagogisch handelen in de klas en in de school. • De student is in staat op een professionele manier gesprekken te voeren met leerlingen en ouders. • De student is in staat inzichten uit de theorie met betrekking tot psychologie van de adolescentie en pedagogisch handelen in de klas en in de school en ervaringen uit de onderwijspraktijk aan elkaar te verbinden. Beschrijving Gerelateerd aan recente theorie over de psychologie van de adolescentie komt het pedagogisch handelen in de klas en in de school aan de orde. Daarnaast worden gespreksvaardigheden in relatie tot communicatie met leerlingen en ouders getraind. Werkvorm Werkcolleges en zelfstudie.
Toetsing2 • Paper: aan de hand van een systematische benadering analyse van een casus over de eigen pedagogische praktijk (hierbij wordt het beoordelingsmodel casus pedagogiek gebruikt). • Verslag: analyse eigen gespreksvaardigheden.
Literatuur • Slot, W., & Aken, M. van. (2010) (red.). Psychologie van de adolescentie. Baarn: ThiemeMeulenhoff. ISBN 978 90 06 95101 1. • Diverse artikelen die via Blackboard worden verspreid. .
2
zie blz. 11 e.v.
8
Vakdidactiek Docent(en): EC: Niveau: Collegejaar: Voertaal:
diverse 5 400 2015-2016 Nederlands
Leerdoelen • De student kan met behulp van bestaand lesmateriaal vaklessen ontwerpen en uitvoeren. • De student heeft een didactisch repertoire ontwikkeld van eenvoudige varianten van activerende lessen. • De student kan evalueren in hoeverre doelstellingen van zijn lessen zijn gerealiseerd en kan op basis hiervan zo nodig zijn handelen bijstellen. • De student heeft op basis van onderwijservaring en vakdidactische theorieën, een vakdidactische praktijktheorie ontwikkeld en kan deze gebruiken voor het verantwoorden van de gegeven lessen en voor het formuleren en realiseren van voornemens op vakdidactisch gebied.
Beschrijving In vakdidactiek staat het maken van keuzes over het wat en hoe van vaklessen centraal, waarbij de student de cyclus doorloopt van ontwerpen, uitvoeren in de praktijk, evaluatie van lessen en theoretische analyse van de lessen. Voor de schoolvakken die zowel in onderbouw als bovenbouw worden gegeven staat het geven van lessen in de onderbouw centraal. Bovendien ligt het accent vooral op het ontwerpen en geven van eenvoudige varianten van activerende lessen aan de hand van het schoolboek
Werkvorm Werkcolleges, zelfstudie en uitproberen van lessen in de praktijk.
Toetsing 3 Beknopte beschrijving van de vakdidactische praktijktheorie en twee lessen, zo mogelijk in de onderbouw, van de student. De informatie over deze lessen bestaat uit: - lesontwerp en evaluatie-instrumenten, inclusief vakdidactische verantwoording - evaluatieresultaten van leerlingen - video-opname van een les - vakdidactische analyse van een les met onderbouwde suggesties voor verbetering van de les. Voor de toetsing wordt de rubric vakdidacticus gebruikt. Literatuur Wordt per schoolvak nader bekend gemaakt.
3
zie blz. 11 en bijlage 3
9
Praktijk Docent(en): EC: Collegejaar Voertaal
schoolbegeleiders en supervisoren (ICLON) 15 2015-2016 Nederlands
Leerdoelen • De student is in staat om met name voor leerlingen in de onderbouw van havo, vwo en vmbo-t vakonderwijs voor te bereiden, uit te voeren en te evalueren, leerlingen te begeleiden, leerstof te ontwikkelen en in de schoolorganisatie te participeren. • De student is in staat een veilige leeromgeving voor deze leerlingen tot stand te brengen. • De student is in staat deze leerlingen te helpen de basiskennis en principes van het schoolvak eigen te maken en hen vertrouwd te maken met de manier waarop deze kennis en principes worden gebruikt in het dagelijkse leven en in de wereld van het werken. • De student is in staat zijn opvattingen over het leraarschap en zijn bekwaamheid als leraar te onderzoeken, te expliciteren en te ontwikkelen.
Beschrijving Praktijk start aan het begin van de opleiding en beslaat de hele opleiding. Het omvat minimaal 120 klascontacturen, waarvan de student ten minste 60 uren zélf (deel)lessen geeft. Voor de schoolvakken die zowel in onderbouw als bovenbouw worden gegeven worden in praktijk 1, minimaal 40 van de 60 lessen in de onderbouw van havo, vwo en vmbo-t gegeven.
Daarnaast dient er op school een adequate begeleiding van de student te zijn en staat de school lesbezoek door de supervisor toe. Voor nadere informatie zie Bijlage 2, Het praktijkgedeelte van de opleiding.
Werkvorm Functioneren als docent waaronder verzorgen van onderwijs, observeren van lessen van collega’s, het voeren van gesprekken met leerlingen en ouders, bijwonen van vergaderingen, deelnemen aan schoolactiviteiten en ontwerpen van lesmateriaal. Daarnaast voert de student gesprekken met de begeleider op school (BOS) en met de supervisor.
Toetsing 4 Aan de hand van een zelfanalyse en informatie over het functioneren van de student in de praktijk (van leerlingen, vakcoach, BOS, schoolleiding) formuleert de supervisor een eindoordeel dat in het eindgesprek van Praktijk (eindevaluatie) met de BOS en de student wordt besproken. Hierbij worden alle rubrics gebruikt.
4
zie blz. 11 e.v. en bijlage 3
10
Beoordeling Data beoordelingsmomenten en inleverdata producten Blokmodel (voltijd) Beoordeling
Go nogo
Eindevaluatie
Datum beoordelingsgesprek / tentamen 12 -16 oktober 2015
11 januari 2016
25-29 januari 2016 7 maart 2016
Uiterste datum inleveren producten 5 oktober 2015
Product
Onderdeel
Bij wie?
Zelfanalyse
Go nogo beoordeling
Supervisor en BOS / vakcoach Docent pedagogiek
2 november 2015 9 november 2015
Verslag gespreksvaardigheden
18 januari 2016
Zelfanalyse
Leren en Instructie Praktijk 1
Casus pedagogiek
Pedagogiek
Eindproduct vakdidactiek Eindgesprekken Herkansing tentamen
Vakdidactiek
25 januari 2016 25 januari 2016
Video-analyse opdracht Tentamen
Pedagogiek Leren en Instructie
Docent Leren en Instructie 1 Supervisor en BOS / vakcoach Docent pedagogiek
Vakdidacticus
Leren & Instructie
11
Lintmodel (deeltijd) Beoordeling
Datum beoordelingsgesprek/ tentamen
Go nogo
12-16 oktober 2015
Eindevaluatie
30 mei 2016
Uiterste datum inleveren producten 5 oktober 2015
2 november 2015 8 februari 2016 11 april 2016
13 juni 2016 20 juni 2016 27 juni – 1 juli 2016
27 juni 2016
Product
Onderdeel
Bij wie?
Zelfanalyse
Go nogo beoordeling
Supervisor en BOS / vakcoach Docent pedagogiek
Verslag gespreksvaardigheden Casus Pedagogiek Video-analyse opdracht tentamen Herkansing tentamen Zelfanalyse Eindproduct vakdidactiek Eindgesprekken
Pedagogiek Pedagogiek Leren en Instructie Leren en Instructie 1 Leren & Instructie 1 Praktijk
Vakdidactiek
Docent pedagogiek Docent Leren en Instructie
Supervisor en BOS / vakcoach Vakdidacticus
12
Beoordelingscriteria Voor de beoordeling wordt bij elk studieonderdeel (uitgezonderd Leren en instructie) gebruik gemaakt van rubrics (zie Bijlage 3), die gebaseerd zijn op de eindtermen van de opleiding (zie Bijlage 1 en de studiewijzers bij elk studieonderdeel). Voor elk van de zes beroepsrollen waarvoor wordt opgeleid, is een rubric beschikbaar. Op basis van verzameld bewijsmateriaal wordt voor elk aspect in een rubric aangegeven op welk niveau de student dit beheerst. Elke ingevulde rubric geeft derhalve aan op welke niveau de student een bepaalde beroepsrol beheerst. Welke rubric bij welk studieonderdeel wordt gebruikt, staat vermeld bij de afzonderlijke studieonderdelen (blz. 7 t/m 10). Naast een oordeel over het niveau waarop de student presteert en functioneert, geeft de docent ook een korte schriftelijke verantwoording van het oordeel. Het studieonderdeel Leren en instructie wordt afgesloten met een tentamen. Beoordelingstermijn Voor het schriftelijk tentamen geldt dat de docent binnen 15 werkdagen een oordeel geeft en de administratie van de opleiding de nodige gegevens verschaft ter verwerking in USIS.
Cijfers De beoordeling van alle studieonderdelen worden uitgedrukt in een cijfer tussen 5 (staat voor onvoldoende) tot en met 10. Hieronder is nader toegelicht wat de relatie is tussen dit cijfer en het beheersniveau dat is bepaald aan de hand van de rubrics. Niveau 1 Niveau 1 à 2 Niveau 2 Niveau 2 à 3 Niveau 3 Niveau 3 à 4 Niveau 4
Afronding
5 5 6 7 8 9 10
De educatieve minor geeft in combinatie met het bachelordiploma van de betreffende opleiding een bevoegdheid voor het lesgeven in de onderbouw van havo, vwo en vmbo-t.
Geldigheidsduur van alle studieonderdelen
De examencommissie kan voor een onderwijseenheid 5, waarvan het tentamen langer dan 3 jaar geleden is behaald, een aanvullend dan wel vervangend tentamen opleggen of de geldigheidsduur verlengen. Dit betreft alle onderdelen van de opleiding.
Uitsluiting van de opleiding of bepaalde onderdelen daarvan
1. De opleiding kent geen bindend studieadvies, al kan er bij de go-no go beoordeling dringend worden geadviseerd de opleiding te beëindigen. 2. Als een student door zijn gedragingen of uitlatingen blijk heeft gegeven van ongeschiktheid voor de uitoefening van het beroep van docent, dan wel voor de praktische 5
Onderwijseenheid staat gelijk aan studieonderdeel
13
voorbereiding op de beroepsuitoefening, brengt de examencommissie desgevraagd advies uit aan het College van Bestuur omtrent de weigering dan wel het beëindigen van de inschrijving van de betrokken student voor de opleiding.
Fraude, plagiaat en andere onregelmatigheden
Regels ten aanzien van fraude, plagiaat en andere niet reglementaire zaken staan in het studentenstatuut: http://www.reglementen.leidenuniv.nl/onderwijsonderzoek/studentenstatuut.html De eindproducten voor elk studieonderdeel worden gecontroleerd op plagiaat.
Klachtencoördinator
De klachtencoördinator van het ICLON :
http://organisatie.leidenuniv.nl/stroomschema/
Vrijstellingen en afwijkende trajecten
Een verzoek voor een afwijkend traject of om vrijstelling voor een of meer onderdelen van de opleiding kan door de student met de docent worden besproken. De docent dient dit verzoek schriftelijk en met redenen omkleed in bij de ambtelijk secretaris van de examencommissie. De examencommissie vraagt advies bij 2 collega-examinatoren. Het advies wordt vervolgens voorgelegd aan de examencommissie. De examencommissie beslist gemotiveerd binnen twintig werkdagen na de indiening van het verzoek en informeert de student hierover.
Examencommissie
Voor het cursusjaar 2015/2016 bestaat de examencommissie uit: prof. dr. W.F. Admiraal, voorzitter, mw. drs. C. Bertona (bètacluster, vice-voorzitter), mw. drs. M. de Ferrante (alfacluster), drs A. van Haperen (gammacluster), drs. M. Kramer (onderwijskunde) en drs. N. de Bruin (extern lid), en mw. drs. M. Reuser, ambtelijk secretaris.
14
Kwaliteitszorg en Onderwijsevaluatie Evaluatie van de opleiding De opleiding heeft een opleidingscommissie die voor de helft uit studenten en voor de helft uit docenten van de opleiding bestaat. Voorzitter van de opleidingscommissie is mw. dr. J. Meirink. Bij de start van elk traject worden studenten uitgenodigd zitting te nemen in de opleidingscommissie. In de opleidingscommissie worden de resultaten besproken van de evaluaties van de afzonderlijke studieonderdelen, die verspreid over het jaar onder de studenten van de opleiding worden afgenomen. Daarnaast heeft de opleidingscommissie de taak de onderwijsdirecteur gevraagd en ongevraagd te adviseren over alle aangelegenheden die de opleiding betreffen. Ook vindt er regelmatig overleg plaats met de Begeleiders op School (in het BOS-Supervisor overleg) en rectoren van scholen (in het Raad van Rectorenoverleg).
15
Links 1.
2. 3. 4. 5.
6.
www. iclon.leidenuniv.nl - namen van medewerkers - contactgegevens - verdere algemene informatie over het ICLON
http://www.iclon.leidenuniv.nl/studenten/bachelor/
http://sites.google.com/a/iclon.leidenuniv.nl/roosters-lerarenopleiding/ - roosters en roosterwijzigingen Blackboard (elektronische leeromgeving): blackboard.leidenuniv.nl
www. leidenuniv.nl voor studentenvoorzieningen en –ondersteuning: - Informatiebalie ICS - PITSstop - Studiekeuze- en loopbaanservice (BUL) - Studentendecanen - Studentenpsychologen - Ombudsfunctionaris - (Seksuele) Intimidatie - Studentenstatuut
www.fsw.leidenuniv.nl voor: - openingstijden gebouw - openingstijden bibliotheek FSW - gebruik kopieerapparaten - verkoop onderwijsmaterialen Servicedesk - computergebruik door studenten
- openingstijden restaurant
16
Bijlage 1
Eindtermen van de educatieve minor
Eindtermen als beroepsrol
Omschrijving
De docent als professional
De leraar onderbouw havo/vwo en vmbo-t onderschrijft zijn verantwoordelijkheid voor zijn eigen professionele ontwikkeling. Hij onderzoekt, expliciteert en ontwikkelt zijn opvattingen over het leraarschap en zijn bekwaamheid als leraar.
De docent als regisseur
De docent als vakdidacticus
De docent als pedagoog
De docent als lid van de schoolorganisatie
De leraar onderbouw havo/vwo en vmbo-t onderschrijft zijn organisatorische verantwoordelijkheid. Hij heeft voldoende organisatorische kennis en vaardigheid om in zijn klas en zijn lessen een goed leef- en werkklimaat tot stand te brengen. Overzichtelijk, ordelijk en taakgericht. In alle opzichten voor hemzelf, zijn collega’s en vooral voor de leerlingen helder. En dat op een professionele, planmatige manier. Hij is zich bewust van zijn eigen houding en gedrag én van de invloed daarvan op de leerlingen. Hij heeft ook voldoende kennis en vaardigheid op het gebied van groepsprocessen en communicatie om een goede samenwerking met en tussen de leerlingen tot stand te brengen.
De leraar onderbouw havo/vwo en vmbo-t moet de leerlingen helpen zich de basiskennis en principes van het schoolvak eigen te maken en vertrouwd te raken met de manier waarop deze kennis in het dagelijkse leven en in de wereld van het werken gebruikt wordt. De leraar onderbouw havo/vwo en vmbo-t onderschrijft zijn pedagogische verantwoordelijkheid. Hij heeft voldoende pedagogische kennis en vaardigheid om een veilige leeromgeving tot stand te brengen. Voor een hele klas of groep maar ook voor een individuele leerling. En dat op een professionele, planmatige manier.
De leraar onderbouw havo/vwo en vmbo-t onderschrijft zijn verantwoordelijkheid in het samenwerken met collega’s. Hij heeft voldoende kennis en vaardigheden om een professionele bijdrage te leveren aan een goed pedagogisch en didactisch klimaat van zijn school, aan goede werkverhoudingen en een goede schoolorganisatie. De leraar onderbouw havo/vwo en vmbo-t onderschrijft zijn verantwoordelijkheid in het samenwerken met de omgeving van de school. Hij heeft voldoende kennis en vaardigheid om goed samen te werken met mensen en instellingen die betrokken zijn bij de zorg voor de leerlingen en bij zijn school.
17
Bijlage 2
Praktijkdeel van de opleiding
Praktijkcontract Het praktijkdeel, of het nu in de vorm van een stage dan wel middels een baan wordt ingevuld, wordt beschreven in een formele overeenkomst tussen de opleiding, de school, de betrokken begeleiders en de student. De in de overeenkomst gemaakte afspraken gelden als bewijs dat de student aan de wettelijke eisen voor het praktijkgedeelte heeft voldaan. Studentactiviteiten tijdens het praktijkdeel Tijdens het praktijkdeel voert de student op school activiteiten uit zoals: • het observeren van lessen, het voorbereiden en geven van lessen, het ontwerpen van toetsen, etc. • het voeren van gesprekken met (individuele) leerlingen, ouders en collega’s, etc. • het bijwonen van vergaderingen en het deelnemen aan allerlei (buitenschoolse) activiteiten, etc. • het schrijven van leerteksten, analyseren van schoolboeken, etc.
Om optimaal van deze activiteiten te kunnen leren, voert de student regelmatig gesprekken met zijn/haar begeleider over zijn/haar lessen en andere activiteiten.
De begeleider op school (BOS) en de supervisor (de begeleider vanuit het ICLON) stimuleren de student een relatie te leggen tussen de (les)ervaringen van de student en de meer theoretische achtergronden die daarbij behoren.
Begeleiding tijdens het praktijkdeel Op school wordt de student begeleid door een BOS en/of door een vakcoach. Een vakcoach is een vakdocent in het vak waarin de student de opleiding volgt. Dit is afhankelijk van de begeleidingsstructuur waar de school voor kiest.
De begeleider op school en de student maken afspraken over de dagelijkse gang van zaken op school in het kader van de opleiding, zoals: • lesobservaties door de schoolbegeleider; • lesobservaties door de student; • voor- en nabesprekingen van (deel)lessen(series) en andere activiteiten; • maken van video-opnamen van door de student te geven lessen; • schriftelijke lessenseries van de student laten evalueren door leerlingen.
Contacten tussen schoolbegeleider en supervisor De begeleider op school en de supervisor zullen met enige regelmaat telefonisch of via email/Blackboard contact met elkaar hebben over de vorderingen van de student. Daarnaast zien zij elkaar tijdens de zgn. BOS-Supervisorbijeenkomsten op het ICLON. De supervisor neemt contact op aan het begin van het praktijkdeel met de begeleider op school. Het streven is dat de supervisor de student tijdens het totale praktijkdeel minimaal één en zo mogelijk vaker op school bezoekt en lessen van de student bijwoont. Naast of soms in plaats van het schoolbezoek, worden de verrichtingen van de student in de praktijk ook via video-opnames bekeken.
18
Bijlage 3
Rubrics
Rubric Regisseur
Sturen
Helpen en Begrijpen
Ruimte bieden
Normen en regels stellen en handhaven
Niveau 1
Niveau 2
Niveau 3
Niveau 4
Het nemen van de leiding en het bieden van structuur lukt vaak niet.
Neemt de leiding en biedt structuur, incidenteel lukt dat niet.
Neemt de leiding en biedt structuur, maar moet zich daar wel voor inspannen.
Toont zich in de omgang met leerlingen gespannen.
Gaat op een vriendschappelijke manier met leerlingen om. Is nog teveel leerling met de leerlingen.
Toont zorg en belangstelling voor de leerlingen en is benaderbaar.
Het nemen van de leiding en het bieden van structuur kost geen inspanning. De leerlingen accepteren deze leiding als vanzelfsprekend.
Leerlingen gaan hun eigen gang of leerlingen hebben juist helemaal geen ruimte voor inbreng.
Staat open voor suggesties van de leerlingen.
Houdt rekening met de wensen en behoeften van leerlingen.
Maakt duidelijk wat wel en niet kan in de klas.
Maakt duidelijk wat wel en niet kan in de klas.
Beroept zich op de regels over wat wel en niet kan.
Corrigeert aarzelend of helemaal niet, of grijpt juist overdreven in.
Corrigeert meestal wel, maar soms gebeurt dat nog wat aarzelend.
Corrigeert tijdig zonder te overdrijven. Over het algemeen heeft dat het gewenste effect.
Toont zorg en belangstelling voor de leerlingen. De docent is iemand die door leerlingen in vertrouwen wordt genomen. Houdt rekening met de wensen en behoeften van leerlingen en geeft hen eigen verantwoordelijkheid.
Het is duidelijk en vanzelfsprekend wat wel en niet kan in deze klas.
Corrigeert de leerlingen goed getimed en op een evenwichtige manier. Daardoor lijkt het meestal bijna terloops te gebeuren.
19
Niveau 1 Legt de schuld Argumentatie voor ordeproblemen bij de leerlingen.
Niveau 2
Niveau 3
Niveau 4
Herkent de invloed van het eigen gedrag op communicatiepatronen in de klas. Ziet op basis van de theorie gevolgen van verschillende manieren van omgang met leerlingen.
Ziet hoe het eigen gedrag de communicatiepatronen in de klas beïnvloedt en kan dat verbinden aan theorie. Formuleert op basis daarvan voornemens.
Ziet hoe het eigen gedrag, ook op lange termijn, communicatiepatronen in de klas beïnvloedt en kan dat aan de hand van theorie verwoorden. Formuleert op basis daarvan doelen en kiest een genuanceerde benadering van de leerlingen om die doelen te bereiken.
20
Rubric Vakdidacticus Niveau 1
Niveau 2
Niveau 3
Niveau 4
Heeft geen, Leerdoelen onduidelijke of onhaalbare doelen voor leerlingen
Heeft voor de leerlingen haalbare doelen.
Geeft geen Behandelen betekenis aan van de vakbegrippen leerstof en legt geen verbanden.
Verbindt vakbegrippen met het eerder geleerde en buitenschoolse leefwereld van de leerlingen.
Heeft voor de leerlingen haalbare en toetsbare doelen, en heeft daarbij voor ogen welke leeractiviteiten van leerlingen verwacht worden om die doelen te realiseren.
Heeft voor de leerlingen haalbare en toetsbare doelen en heeft daarbij voor ogen welke leeractiviteiten van leerlingen verwacht worden om die doelen te realiseren. Houdt daarbij rekening met verschillen tussen de leerlingen.
Verbindt vakbegrippen met het eerder geleerde en buitenschoolse leerwereld van de leerlingen.
Is zich bewust van problemen die zich vaak voordoen bij het leren van vakinhouden en houdt daar rekening mee in de lesopzet.
Verbindt vakbegrippen met het eerder geleerde en buitenschoolse leerwereld van de leerlingen.
Is zich bewust van problemen die zich vaak voordoen bij het leren van vakinhouden en houdt daar rekening mee in de lesopzet. Gaat in de les na in hoeverre zich bij de leerlingen daadwerkelijk misconcepties ontwikkelen en gebruikt dan meerdere strategieën om hier flexibel, snel en adequaat op in te spelen.
21
Leerproces
Niveau 1
Niveau 2
Niveau 3
Niveau 4
Organiseert leerprocessen van leerlingen onvoldoende.
Organiseert leerprocessen die in principe tot het realiseren van de leerdoelen kunnen leiden.
Organiseert leerprocessen die tot het realiseren van de leerdoelen kunnen leiden. Signaleert wanneer dat niet lukt en past werkwijze dan aan.
Organiseert leerprocessen die tot het realiseren van de leerdoelen kunnen leiden. Bouwt activiteiten in om in een vroeg stadium te kunnen signaleren wanneer dat dreigt niet te lukken en past eventueel snel en adequaat werkwijze aan.
Gebruikt uiteenlopende werkvormen die gegeven de doelen functioneel zijn en voert die uit zoals beoogd.
Heeft een breed repertoire aan werkvormen. Gebruikt een breed repertoire van functionele werkvormen en voert die goed uit. Kan flexibel en snel van werkvorm wisselen indien de omstandigheden daar aanleiding toe geven en kan deze keuzes onderbouwen
Evalueert niet of leerprocessen tot het realiseren van leerdoelen heeft geleid.
Werkvorm
Argumentatie
Gebruikt een beperkt aantal werkvormen, ook als andere werkvormen meer voor de hand zouden liggen. Kan niet verwoorden welke doelen zijn gekozen, welke aanpak is gehanteerd en wat dat heeft opgeleverd.
Evalueert of leerprocessen tot het realiseren leerdoelen heeft geleid.
Gebruikt werkvormen die in principe tot het realiseren van de leerdoelen kunnen leiden. De uitvoering is soms nog niet zoals beoogd. Kan verwoorden welke doelen zijn gekozen, welke aanpak is gehanteerd, en wat dat heeft opgeleverd.
Evalueert of leerprocessen tot het realiseren van leerdoelen heeft geleid en kiest voor het evalueren de meest geschikte instrumenten.
Kan op basis van de behandelde theorie verwoorden welke doelen zijn gekozen, welke aanpak is gehanteerd, en wat dat heeft opgeleverd. Ziet alternatieven.
Evalueert of leerprocessen tot het realiseren leerdoelen heeft geleid en kiest daarvoor de meest geschikte instrumenten. Kan zelf instrumenten ontwerpen.
Heeft overzicht over de relevante theorie en kan op basis daarvan beargumenteren welke doelen zijn gekozen, welke aanpak is gehanteerd, en wat dat heeft opgeleverd. Overziet alternatieven en kan verwoorden waarom die meer of minder geschikt zijn.
22
Rubric Pedagoog
Recht doen aan cognitieve, sociaalemotionele, culturele en biologische verschillen tussen leerlingen Creëert een veilige leeromgeving waarin leerlingen zich leren ontwikkelen tot autonome, sociaal competente lerenden
Niveau 1
Niveau 2
Niveau 3
Niveau 4
Heeft geen oog voor de verschillen tussen leerlingen of voor het belang daarvan.
Heeft oog voor de verschillen tussen leerlingen en probeert daar ook rekening mee te houden.
Heeft oog voor de verschillen tussen leerlingen en anticipeert daar op.
Heeft oog voor de verschillen tussen leerlingen, anticipeert daarop, en speelt daar flexibel en adequaat op in.
Signaleert hoe de leerlingen met elkaar omgaan en de gevolgen daarvan voor de veiligheid van de klas als leeromgeving.
Stimuleert door de eigen, respectvolle en uitnodigende opstelling dat leerlingen verantwoordelijkheid kunnen en durven nemen voor hun eigen leerproces.
Signaleert hoe de leerlingen met elkaar omgaan en de gevolgen daarvan voor de veiligheid van de klas als leeromgeving.
Stimuleert door de eigen, respectvolle en uitnodigende opstelling dat leerlingen verantwoordelijkheid kunnen en durven nemen voor hun eigen leerproces.
Heeft geen oog voor het belang van een veilige leeromgeving.
Stimuleert door de eigen, respectvolle en uitnodigende opstelling, dat leerlingen inbreng kunnen en durven hebben.
Analyseert de sociale processen tussen de leerlingen en stuurt Neemt, indien die, indien nodig en nodig, initiatief eventueel met hulp, op om er voor te basis van die analyse zorgen dat planmatig bij. leerlingen Leerlingen leren respectvol met daarbij hun eigen elkaar omgaan aandeel in die zodat de sfeer processen te zien en verbetert. hun communicatie te verbeteren.
Signaleert hoe de leerlingen met elkaar omgaan en heeft inzicht in de gevolgen daarvan voor de veiligheid van de klas als leeromgeving Analyseert de sociale processen tussen de leerlingen en onderzoekt de achtergronden daarvan. Stuurt die, indien nodig, op basis daarvan planmatig bij. Leerlingen leren daarbij hun eigen aandeel in die processen te zien en hun communicatie te verbeteren.
23
Niveau 1 Geeft Bevorderen van waardeontwikkeli leerlingen geen ng ruimte om de eigen opvattinge n naar voren te brengen. Recht doen aan invloed identiteitsontwikk eling op leerproces van leerlingen
Heeft geen notie van invloeden van de identiteits ontwikkeli ng op het functioner en van leerlingen.
Niveau 2
Niveau 3
Niveau 4
Stimuleert leerlingen te praten over hun opvattingen en respectvol te reageren op opvattingen van anderen.
Helpt leerlingen hun mening te vormen en respectvol te reageren op opvattingen van anderen.
Ziet en begrijpt de invloeden van identiteitsontwikk eling op het functioneren van leerlingen en houdt daar ook rekening mee.
Ziet en begrijpt de invloeden van identiteitsontwikk eling op het functioneren van leerlingen en anticipeert daar planmatig op. Overlegt met collega’s en/of ouders indien zich problemen voordoen.
Helpt leerlingen hun mening te vormen, die beargumenteerd onder woorden te brengen, en respectvol te reageren op opvattingen van anderen.
Ziet en begrijpt de invloeden van identiteitsontwikk eling op het functioneren van leerlingen en anticipeert daar planmatig op. Gaat adequaat om met eventuele problemen in overleg met collega’s en ouders.
24
Argumentatie: verantwoorden van pedagogisch handelen
Heeft geen notie van de eigen pedagogisc he opvattinge n en de invloed daarvan op het eigen pedagogisc h handelen en op het leren van leerlingen.
Verwoordt de eigen pedagogische opvattingen en de consequenties daarvan voor het eigen pedagogisch handelen en maakt daarbij gebruik van de beschikbare theorie.
Verwoordt de eigen pedagogische opvattingen en de consequenties daarvan voor het eigen pedagogisch handelen. Ziet ook de alternatieven en kan met behulp van de theorie de eigen keuzes verantwoorden.
Verwoordt de eigen pedagogische opvattingen en de consequenties daarvan voor het eigen handelen. Ziet ook de alternatieven en kan met behulp van de theorie de eigen keuzes verantwoorden en stelt deze ter discussie. Draagt actief bij aan de ontwikkeling van de pedagogische visie op de school en bediscussieert de implicaties daarvan voor het functioneren leerlingen.
25
Rubric Lid Schoolorganisatie
Vertaling van kennis en keuzes inrichting van het onderwijs naar de dagelijkse praktijk
Samenwerking binnen schoolorganisatie als vakdocent
Samenwerking binnen schoolorganisatie als teamspeler
Niveau 1
Niveau 2
Niveau 3
Niveau 4
Ziet de relevantie van gemaakte keuzes in de inrichting voor het dagelijkse werk niet
Ziet de relevantie van gemaakte keuzes in de inrichting voor het dagelijks werk
Ziet de relevantie van gemaakte keuzes in de inrichting voor het dagelijks werk en kan daarin mogelijkheden voor verbetering aanwijzen
Werkt geïsoleerd
Maakt binnen de schoolorganisatie gebruik van de overlegstructuren om zich te ontwikkelen als vakdocent
Maakt binnen de schoolorganisatie gebruik van de bestaande overlegstructuren en kan aangeven waar die hem hinderen in zijn ontwikkeling als vakdocent
Ziet de relevantie van gemaakte keuzes in de inrichting voor het dagelijks werk, kan mogelijkheden voor verbetering aanwijzen en gaat in de theorie op zoek naar onderbouwing van de verbetering
Werkt geïsoleerd
Maakt binnen de schoolorganisatie gebruik van om zich te ontwikkelen in het begeleiden en opvoeden van leerlingen
Maakt binnen de schoolorganisatie gebruik van de bestaande overlegstructuren en kan aangeven waar die hem hinderen in zijn ontwikkeling als begeleider en opvoeder van leerlingen
Maakt gebruik van de bestaande overlegstructuren en denkt vanuit de theorie mee over aanpassing van die structuren, op zo’n manier dat die de prestaties van de school in het vakonderwijs verbeteren Maakt gebruik van de bestaande overlegstructuren en denkt vanuit de theorie mee over aanpassing van die structuren, op zo’n manier dat die de prestaties van de school als pedagogisch instituut verbeteren
26
Niveau 1
Is niet Verantwoording aanspreekbaar op gemaakte keuzes
Niveau 2
Niveau 3
Niveau 4
Is op de hoogte van opvattingen over kwaliteit en inrichting onderwijs van politiek, bestuurders, schoolleiders, zorginstellingen, ouders en leerlingen en is op gemaakte keuzes aanspreekbaar
Is op de hoogte van opvattingen over kwaliteit en inrichting van onderwijs van verschillende partijen, kan daarin keuzes maken die zijn eigen functioneren verbeteren en kan die verantwoorden
Is op de hoogte van opvattingen over kwaliteit en inrichting van onderwijs van verschillende patijen, kan daarin keuzes maken die zijn eigen functioneren verbeteren en kan zich verantwoorden met argumenten uit de theorie
27
Rubric Professional
Omgaan met feedback
Terugkijken op ervaringen en analyseren daarvan
Gebruik van bronnen
Niveau 1
Niveau 2
Niveau 3
Niveau 4
Stelt zich verdedigend op.
Gebruikt feedback als middel om beter zicht te krijgen op functioneren.
Vraagt actief aan verschillende betrokkenen feedback als middel om beter zicht te krijgen op functioneren.
Beschrijft ervaringen, somt op.
Beschrijft en evalueert ervaringen (dwz. gaat na of doelen gehaald zijn) en zoekt naar reden of verklaring.
Beschrijft en evalueert systematisch eigen ervaringen.
Vraagt actief en systematisch om feedback van alle betrokkenen (360°feedback) als middel om beter zicht te krijgen op functioneren.
Gebruikt min of meer toevallig theorie en praktijkkennis van collega’s om ervaringen te begrijpen en analyseren.
Gebruikt systematisch aangereikte theorie en praktijkkennis van collega’s om ervaringen te begrijpen en analyseren
Maakt geen gebruik van theorie en van praktijkkennis van collega’s.
Signaleert inconsistenties .
Beschrijft en evalueert systematisch eigen ervaringen.
Signaleert inconsistenties en analyseert ervaringen vanuit verschillende invalshoeken. Zoekt zelfstandig en actief naar theorie en praktijkkennis van collega’s om ervaringen te begrijpen en analyseren.
28
Niveau 1
Niveau 2
Niveau 3
Niveau 4
Kan sterke en zwakke kanten onderscheiden
Kan sterke en zwakke kanten onderscheiden en kan op basis daarvan eigen ontwikkeling richting geven
Neemt geen verantwoordelijkheid voor eigen professionele ontwikkeling.
Neemt na aansporing verantwoordelijkheid voor eigen professionele ontwikkeling zorgt voor voldoende tijd daarvoor.
Neemt zelf verantwoordelijkheid voor eigen professionele ontwikkeling, zorgt voor voldoende tijd en plant vooruit. Erkent eigen rol hierin
Kan sterke en zwakke kanten onderscheiden en kan op basis daarvan eigen ontwikkeling richting geven en vervolgens evalueren of dat gelukt is.
Heeft geen notie van de eigen opvattingen en ziet het belang van expliciteren niet in.
Kan met hulp eigen opvattingen onderzoeken en expliciteren.
Onderzoekt en expliciteert zelfstandig eigen opvattingen die van belang zijn voor invullen eigen leraarschap.
Kan sterke en Bewustwording zwakke kanten niet van onderscheiden. ontwikkeling
Verantwoordelijkheid nemen voor eigen professionele ontwikkeling
Opvattingen onderzoeken en expliciteren
Werkt systematisch en planmatig aan eigen professionele ontwikkeling, zorgt actief voor tijdsplanning en evenwichtige verdeling van de werkbelasting. Onderkent eigen rol en zoekt naar mogelijkheden ter verbetering. Onderzoekt en expliciteert zelfstandig eigen opvattingen die van belang zijn voor invullen eigen leraarschap.
Initieert gesprek daarover en stelt ze ter discussie.
29