Strategisch manoeuvreren bij het herstellen van een reputatie Een pragma-dialectische studie naar concessies die politici moeten doen bij het kiezen van verdedigingslinies in de confrontatiefase van een kritische discussie
Masterscriptie Tekst en communicatie Scriptiebegeleider: dr. J.H.M. Wagemans Tweede lezer: dr. E.T. Feteris Instelling: Universiteit van Amsterdam Datum: 14 juni 2012 Naam: Nina Ponten Studentnummer: 6095895
Inhoudsopgave
1 Inleiding
3
2 Mogelijke reacties op een beschuldiging die kan leiden tot reputatieschade
6
2.1 De klassieke retorica en de statusleer
7
2.2 De Amerikaanse retorica en de imagoherstellende strategieën
13
2.3 Een classificatie van verdedigingslinies
19
3 Pragma-dialectisch onderzoek naar strategisch manoeuvreren in de confrontatiefase
24
3.1 Strategisch manoeuvreren in de verschillende fases van een kritische discussie
25
3.2 Het analytisch overzicht van de reconstructie van argumentatie
27
3.3 Drie aspecten van strategisch manoeuvreren
28
4 Analyse van concessies bij gekozen verdedigingslinies in een persverklaring
32
4.1 De zaak Lucassen
32
4.2 De keuze voor verdedigingslinies in het verschil van mening
35
4.3 De gevolgen van de concessies bij de gekozen verdedigingslinies
40
5 Conclusie
42
6 Bibliografie
45
2
1 Inleiding Benjamin Franklin zei ooit: "It takes many good deeds to build a good reputation, and only one bad one to lose it." 1 De uitspraak stamt weliswaar uit de 18e eeuw, drie eeuwen later is deze nog even relevant. Huidige technologieën en nieuwe media maken bovendien dat negatieve berichtgeving binnen luttele seconden een zeer groot publiek bereikt. Is zulk nieuws eenmaal de wereld in, dan is dit niet meer terug te draaien en kunnen de betrokkenen slechts hopen dat de aandacht snel weer overwaait zonder dat hun reputatie hier al teveel blijvende schade door ondervindt. Dat we notie hebben van het belang van een goede reputatie stamt dus van ver voor de tijd van pr-bureaus, populariteitsmetingen en speechschrijvers. In de klassieke oudheid hechtte men veel waarde aan het hebben van een ongeschonden reputatie. Het was in de Griekse en Romeinse democratieën waar het houden van redevoeringen voor het eerst populair werd en hierbij was een goede reputatie voor de spreker van groot belang. Het publiek mocht bij deze openbare toespraken immers oordelen over juridische en politieke zaken en had hiermee een belangrijke rol bij beslissingen die van invloed waren op de gehele maatschappij. Het was aan de spreker van deze redevoeringen om het publiek niet alleen van nieuwe informatie te voorzien, maar om ook diens emoties en gedrag in de voor hem gewenste richting te sturen. Niet alleen argumentatie waarmee de spreker zijn boodschap onderbouwde, maar ook hoe deze hem overbracht en zelfs zijn persoonlijke karaktereigenschappen droegen bij aan de publieke opinie en de uiteindelijke besluitvorming van het publiek. Deze zaken spelen ook vandaag de dag nog een belangrijke rol in persuasieve teksten en politieke debatten. In deze scriptie ga ik dieper in op het belang van een goede reputatie voor politici en dan met name op de manieren waarop zij proberen hun reputatie te herstellen nadat deze publiekelijk schade heeft opgelopen. Uiteindelijk ontwikkel ik een instrument om te kijken welke concessies de beschuldigde politicus moet doen wanneer hij in een persverklaring voor een bepaalde methode kiest om zijn reputatie te herstellen. Om tot een bruikbare classificatie te komen verdiep ik mij in de klassiek retorische beschrijvingen van verdedigingslinies en imagoherstellende strategieën uit de Amerikaanse retorica 2. Beide stromingen hebben een belangrijke rol gespeeld in de ontwikkeling van reputatieherstel. Vervolgens pas ik dit instrument toe op argumentatie zoals de beschuldigde politicus deze inzet in een persverklaring. Zo'n persverklaring is een veelgebruikt middel om publiekelijk op aantijgingen te reageren en zo meningen van buitenstaanders te kunnen beïnvloeden. De politicus kan in zo'n persverklaring zelf kiezen op welke zaken hij ingaat en welke hij bewust buiten beschouwing laat, welke (hoofd)argumenten hij inzet en welke standpunten de kern van het betoog zullen vormen. 1 Deze quote van Benjamin Franklin is vele malen geciteerd en algemeen gebruikt voor verschillende doeleinden. Gevonden op: http://www.pwkpr.com/public_relations_quotations/Reputations.htm. 2 De term imagoherstellende strategieën is de letterlijke vertaling van 'image restoration strategies'. De begrippen 'imago' en 'reputatie' gebruik ik beide, en willekeurig, in deze scriptie en hebben hier dezelfde betekenis. Met imago of reputatie doel ik op de beeldvorming die een persoon (of organisatie) bij derden oproept. Gevonden op: http://www.woorden.org/woord/reputatie.
3
Dit zijn allemaal keuzes die van grote invloed zijn op het verdere verloop van de discussie rondom de beschuldigingen. Al deze keuzes gaan echter gepaard met verschillende consequenties voor de eigen reputatie. Zo kan de politicus ervoor kiezen om diep door het stof te gaan en verantwoordelijkheid te nemen voor een actie uit het verleden of waagt hij de gok om zichzelf volledig vrij te pleiten van alle beschuldigingen. Deze laatste optie lijkt wellicht de meest effectieve wanneer een reputatie op het spel staat, maar deze tactiek kan ook de indruk wekken dat de politicus geen verantwoordelijkheid wil nemen voor zijn eigen fouten. Kortom, verschillende keuzes leiden tot uiteenlopende resultaten, maar vragen ook van de gebruiker dat deze verschillende concessies doet. En deze concessies, en de mogelijke gevolgen hiervan, stel ik centraal in dit nieuwe instrumentarium. Hiermee wijk ik af van de reeds bestaande overzichten die ditzelfde onderwerp beslaan. Ik richt mij op de verschillende strategieën om op beschuldigingen in te gaan en deze kunnen uiteindelijk gegroepeerd ondergebracht worden in verschillende overkoepelende verdedigingslinies. Zij bieden zo een bruikbaar handvat voor de analyse van een verdediging in een persverklaring. De hoofdvraag die ik hiermee zal beantwoorden, luidt: Hoe wordt in persverklaringen strategisch gemanoeuvreerd bij het kiezen van specifieke verdedigingslinies die bijdragen aan reputatieherstel? Om op deze vraag antwoord te kunnen geven, zal ik een instrument ontwerpen bestaande uit verschillende verdedigingslinies met daarbinnen praktische imagoherstellende strategieën die ingezet kunnen worden bij de analyse van een argumentatieve discussie. Deze discussie bestaat uit aantijgingen gericht op het karakter of de handelingen van een politicus en diens reactie hierop. Ik zal kijken in hoeverre eerdere theorieën en retorische beschrijvingen van deze fenomenen een bijdrage kunnen leveren aan de ontwikkeling van dit model. De twee theorieën die ik hiervoor naast elkaar zal leggen, zijn: de statusleer van Hermagoras van Temnos, waarin de term verdedigingslinies voor het eerst werd toegepast en waarmee hij een lijst van mogelijke reacties aanleverde, en: de imagoherstellende strategieën van Benoit, die hiermee een uitgebreide beschrijving gaf van mogelijke, praktische reacties op een beschuldiging. Ik zal nagaan welke rol concessies spelen bij de keuze voor een specifieke verdedigingslinie of imagoherstellende strategie en welke overeenkomsten en verschillen deze twee stromingen hebben. Op basis hiervan kom ik met een voorstel voor een nieuwe classificatie waarin deze concessies de basis vormen. Dit overzicht zal ik vervolgens inzetten bij de analyse van een persverklaring en hiermee verwacht ik een handvat te bieden voor verder onderzoek. Voor ik met het ontwerp van het overzicht en de uiteindelijke analyse begin, is het noodzakelijk eerst de theorieën te behandelen die hieraan voorafgaan. Ten eerste de statusleer van Hermagoras van Temnos uit de klassieke retorica. Deze leer ligt aan de basis van vele imagoherstellende strategieën die in latere eeuwen zijn ontwikkeld en vormt hiermee een goede basis voor mijn eigen analyse. Hermagoras onderscheidt vier verschillende, overkoepelende verdedigingslinies die bepalend zijn voor het verloop van elke discussie, deze linies zijn onderverdeeld
4
in verschillende subcategorieën. Aansluitend op de statusleer behandel ik de imagoherstellende technieken van Benoit. Benoit heeft een gedetailleerde beschrijving gemaakt van mogelijke strategieën die een beschuldigde partij kan inzetten om een reputatie te herstellen of schade hieraan te beperken en maakt hierbij gebruik van eerdere theorieën zoals de statusleer en de theorie van de apology. Tot slot zal ik de pragma-dialectische argumentatietheorie van Van Eemeren en Grootendorst behandelen, omdat deze theorie met het analytisch overzicht een zeer bruikbaar hulpmiddel levert om argumentatie te kunnen reconstrueren. Om die reden kan ik deze theorie goed koppelen aan mijn eigen instrument. Ik zal met name dieper ingaan op het fenomeen strategisch manoeuvreren. Dit speelt een rol bij het expliciteren van het verschil van mening en maakt de keuzes zichtbaar die hierbij door de discussiant gemaakt worden en die van grote invloed zijn op het verdere verloop van de discussie.
5
2 Mogelijke reacties op een beschuldiging die kan leiden tot reputatieschade In dit hoofdstuk zal ik dieper ingaan op de kenmerken van de statusleer uit de klassieke retorica en daaropvolgend het genre van de apologie in de Amerikaanse retorica, met in het bijzonder de imagoherstellende technieken zoals Benoit deze in de jaren '90 van de vorige eeuw ontwikkelde. De statusleer is om verschillende redenen een bruikbaar startpunt voor mijn eigen onderzoek naar gebruik van specifieke technieken van imagobescherming in een pragma-dialectische analyse. In de eerste plaats is de statusleer een leer over de structuur en standaardinhoud van argumentatief taalgebruik in allerlei verschillende betogen, zowel mondeling als schriftelijk. Zodoende sluit deze leer ook aan bij de analyse van politieke persverklaringen, waarin de auteur met behulp van standpunten en argumentatie tracht een verschil van mening op te lossen en een gemaakte fout verdedigt of vergoelijkt. In de tweede plaats kun je de statusleer zien als een leer die sprekers helpt standpunten te formuleren. Standpunten die een cruciale rol spelen in het oplossen van het verschil van mening. Een derde belangrijk kenmerk van de klassieke statusleer is dat het naast rationaliteit ook - en vooral aandacht heeft voor effectiviteit, of doeltreffendheid, van argumentatie.3 Om een tegenstander of publiek te overtuigen van je gelijk in een verschil van mening is de doeltreffendheid van argumentatie een belangrijk element. De statusleer heeft een historisch karakter, maar evolueert nog steeds en staat aan de basis van vele, latere retorische theorieën. Het is bovendien een omvangrijke leer. Zo is er niet één statusleer te typeren, maar zijn er sinds de Griekse oudheid talrijke varianten ontstaan en doorontwikkeld, waarvan er meerdere zijn aan te wijzen als invloedrijke representanten. Ik richt mij tot enkele hoofdzaken en neem de statusleer zoals Hermagoras van Temnos deze opstelde als uitgangspunt. Vervolgens ga ik verder met de Amerikaanse retorica waarin imago, geloofwaardigheid of ethos een belangrijke rol spelen. Ik richt mij hierbij op de ontwikkeling van de theorie van de apologie, zoals opgesteld door Ware en Linkugel (1973) en imagoherstellende strategieën van Benoit (1995). Deze wetenschappers hebben veel van hun werk gebaseerd op de inzichten die al stammen uit de klassieke retorica. De apologie is een genre dat vaak, al dan niet bewust, wordt ingezet om de eigen reputatie te beschermen of schade hieraan te beperken. Een beschadigde reputatie verstoort de interactie met anderen en is nadelig voor de geloofwaarheid van de spreker. Dit leidt er dan ook toe dat men zich genoodzaakt voelt deze reputatie te herstellen. Strategieën die men hiertoe kan gebruiken zijn bijvoorbeeld: ontkennen van de beschuldiging, excuses aanbieden, verantwoording afleggen of gedwongen uitleg geven (Benoit, 1995, p. 2). Hier is dus sprake van een verbale reactie op de beschuldiging door de beschuldigde. Dit type taalgebruik wordt binnen de Amerikaanse retorica een apology (apologie) genoemd. Ware en Linkugel noemen de apologie: "A public speech of self-defense that is a response to an attack upon a person's character, upon his worth as a human being that does
3
Alle informatie over de klassieke retorica en de statusleer in het bijzonder is gebaseerd op inzichten van Braet, 1984, pagina's 3, 10, 25 - 30, 34, 35 - 40, tenzij anders aangegeven in de bronvermelding in de tekst zelf.
6
seem to demand a direct respond." (Ware & Linkugel, 1973, p. 274). Publieke figuren gebruiken voor zo'n apologie vaak een publieke speech of persverklaring, waarmee zij in één keer een groot publiek weten te bereiken. De Amerikaanse communicatiewetenschappers Hearit (1996, 2006) en Benoit (1995) gebruiken de inzichten van Ware en Linkugel om de apologie verder te ontwikkelen in het genre van de bedrijfsapologie. Laatstgenoemde ontwikkelt tevens de theorie van 'imagoherstellende strategieën'. Volgens beide onderzoekers zijn er meerdere strategieën mogelijk waarbij individuen en bedrijven verschillende vormen van argumentatie inzetten om tegen publiekelijke beschuldigingen in te gaan en tegelijkertijd het eigen imago te herstellen. Niet alleen in het bedrijfsleven, maar ook in de politiek wordt zo'n apologie veelvuldig toegepast (Benoit, 1995, p.71). Met name Benoit biedt met zijn werk een praktisch hulpmiddel om teksten te analyseren. Zijn imagoherstellende strategieën zal ik combineren met inzichten uit de klassieke statusleer en gezamenlijk voor mijn eigen analyse gebruiken. 2.1 De klassieke retorica en de statusleer De statusleer maakt onderdeel uit van de klassieke retorica. Dit is van oudsher een leerstuk over openbare redevoering, ofwel een voordracht, waarmee een spreker op weloverwogen manier zijn publiek probeert te overtuigen, vermaken of informeren. Zo'n voordracht bestaat uit verschillende, vaststaande onderdelen en wordt in verschillende situaties toegepast. Retorisch onderzoek richtte zich op redevoeringen uit een rechtszaak. een politieke vergadering, de volksvergadering of een herdenkingstoespraak. Krol (1980, pp. 7-35) geeft een bruikbare algemene omschrijving van retorica: "Retorica is het benutten van verbale middelen om toehoorders op andere gedachten te brengen en hen op die manier te beïnvloeden bij de keuze uit de verschillende handelingsmogelijkheden." Aristoteles, een van de belangrijkste en meest invloedrijke retorici, benadert de retorica vanuit een filosofisch oogpunt. Hij analyseert het overredingsproces als een menselijke en maatschappelijke realiteit. Retorica kan volgens hem worden gezien als een vaardigheid, een ambacht dat je verder kunt ontwikkelen, het vermogen om mogelijke overredingsmiddelen te vinden en succesvol te hanteren. Dit met betrekking tot elk willekeurig onderwerp en binnen elk (publieke) overleg. In de praktijk van de welsprekendheid onderscheidt Aristoteles drie typen oratische situaties met drie bijbehorende soorten redevoeringen: - Genos dikanikon, genus iudiciale: het gerechtelijk pleidooi, zoals gebruikt in een rechtszaak. - Genos symbouleutikon, genus deliberativum: de politieke rede, zoals gebruikt in een politieke vergadering. - Genos epideiktikon, genus demonstrativum: de gelegenheidstoespraak, zoals gebruikt bij een gelegenheidsbijeenkomst. Elk van deze drie genres is direct verbonden aan een specifiek doel van de spreker: in het juridische
7
pleidooi betreft het een vraag van recht en onrecht, in het politieke pleidooi over een mogelijke aanname van een beleid en de gelegenheidstoespraak geeft een 'praise or blame' beoordeling van een persoon. Met andere woorden: het doel van de discussie bepaalt het genre (Benoit, 1995, pp. 63-64). Aristoteles' systeem van retorica wordt algemeen beschouwd als het eerste belangrijke werk over retorica en vormt daarmee lange tijd de toetssteen voor latere werken. De ontwikkeling van de statusleer Ruim 200 jaar na het veronderstelde begin van de retorica als theorie van de welsprekendheid levert Hermagoras van Temnos een belangrijke bijdrage aan het retorisch systeem. Aristoteles ontwikkelt zijn generaleer vooral om retorica te kunnen hervormen tot een rationele argumentatieleer (een procedure om de inhoud van de argumentatie van een redevoering te vinden). Hermagoras daarentegen bekijkt argumentatiegebruik op een nieuwe manier en giet dit in de vorm van de statusleer. Hiermee maakt hij een ordening van retorische topen van de procesredevoering. Aristoteles noemt deze verschillende retorische invalshoeken wel, maar heeft deze nog niet op een systematische manier opgenomen in zijn werken. Met de statusleer maakt Hermagoras meer dan een ander, als eerste, de factor 'onderwerp' tot uitgangspunt van het retorische systeem. De statusleer stelt namelijk een analyse van de aard van het onderwerp centraal in het leerstelsel. Hermagoras leert de redenaar om voor alles te beginnen met het vaststellen van de status van het betoog. Daarnaast verschaft hij de redenaar met de statusleer een uitputtende methode om alle mogelijke uitgangsstellingen te verkennen, met een schema vast te stellen en biedt hij bovendien per type uitgangsstelling lijsten van - in beginsel bruikbare standaardargumenten aan. Dit in tegenstelling tot zijn voorgangers die slechts sporadisch, verspreide en onstelselmatig opmerkingen over ontkenningen, herdefiniëringen e.d. lieten voorkomen. Braet geeft een summiere, maar bruikbare chronologisch samenvatting met de belangrijkste ontwikkelingen van de statusleer binnen de retorica: 4e eeuw voor Christus
Onsystematische aanzetten in de Rhetorica ad Alexandrum en Rhetorica van Aristoteles; gebruikt in de redevoeringen van Attische redenaars.
rond 150 voor Christus
Statusleer in systeem gebracht door Hermagoras van Temnos; niet overgeleverd.
rond 85 voor Christus
Oudst overgeleverde handboeken met (varianten op) de leer van Hermagoras: de Rhetorica ad Herennium en De inventione (resp. anoniem en Cicero).
rond 50 voor Christus en
Principieel van Hermagoras afwijkende statusleren van de oudere Cicero
100 na Christus
en Quintilianus.
rond 175 na Christus
Herziening systematiek van Hermagoras door Hermogenes van Tarsos.
rond 385 na Christus
Vrijwel ongewijzigde versie van de leer van Hermagoras door late
8
volgeling uit zijn school (misschien Augustinus). Tabel 2.1 Ontwikkelingen van de statusleer binnen de retorica (Braet, 1984, p. 29) De statusleer van Hermagoras van Temnos Hermagoras van Temnos geldt als een van de belangrijkste retoricadocenten uit de Hellenistische periode. Zijn werk is weliswaar verloren gegaan, maar kan gereconstrueerd worden aan de hand van zijn theorieën in Cicero's De inventione en andere latere retorische werken. Publieke speeches staan centraal in het werk van Hermagoras. Hij definieert de taak van de publieke spreker als volgt: "To treat the proposed political question as persuasively as possible," (Kennedy, 1994, p. 97) en richt zich daarbij slechts op het logische bewijs (logos) en niet - zoals Aristoteles daarnaast ook deed - op ethos of pathos. Volgens Hermagoras moet een spreker eerst vaststellen of een thema geschikt is voor een retorische behandeling. Is dit het geval, dan kan de stapsgewijze vinding van de inhoud van de rede plaatsvinden: eerst de bepaling van de stasis (status), dan de keuze van het belangrijkste argument, daarna de rest van de argumentatie en tot slot de inleiding, het feitenoverzicht en het slot. Volgens Hermagoras vallen alleen maatschappelijke vraagstukken (politika zetemata) onder de retorica. Hier zien we een belangrijke overeenkomst met Aristoteles’ driedeling. Hoewel Hermagoras de indeling in drie aristotelische redevoeringen niet rechtstreeks heeft opgenomen, betreft het wel dezelfde onderwerpen: gerechtelijke geschillen, politieke geschillen en zedelijke waarderingen. Er doen zich volgens Hermagoras twee mogelijkheden voor: het gaat ofwel om een hypothesis (bepaald vraagstuk), ofwel om een thesis (onbepaald vraagstuk). Waar bij een thesis het discussiepunt geen specifieke individuen of situaties betreft, maar dit meer filosofische vraagstukken aangaat, zijn bij een hypothesis juist wel specifieke personen of gebeurtenissen het onderwerp van discussie. De hypothesis ontleent de bepaalde, bijzondere aard aan de vermelding van zeven omstandigheden die kunnen worden aangeduid door de vraagwoordjes 'wie', 'wat', 'wanneer', 'waar', 'waarom', 'hoe' en 'waarmee'. Voor het onderscheid tussen thesis en hypothesis is vooral de peristaseis (persoon) van belang. Het eerste type vraagstuk heeft betrekking op een concreet persoon, bij het tweede wordt daaraan geabstraheerd. Een concreet persoon wordt in dit geval vervangen door een abstracte aanduiding van de hele klasse. Hermagoras richt zich vooral op de hypothesis (Braet, 2007, pp. 205-206). Vervolgens kijkt Hermagoras of de hypothesis behandelbaar of onbehandelbaar is en stelt daarbij steeds de vraag: heeft de zaak status (stasis)? Een dergelijk geding heeft status op het moment dat de aanklager en verdediger beiden aannemelijke argumenten hebben om hun standpunt te staven en de rechter kans ziet tot een uitspraak te komen. Om erachter te komen of een vraagstuk behandelbaar is, moet men volgens Hermagoras het krinomenon-schema opstellen. Er is volgens de retoricus eerst sprake van een kataphasis, ofwel de aanklacht die de definitie van de beschuldiging omvat. Deze wordt vervolgens beantwoord met een apophasis, een zekere weerlegging van deze definitie. Deze weerlegging vormt de basis van het conflict. Hieruit komt tot
9
slot een krinomenon voort, de juridische vraag die leidt tot beoordeling van de beschuldiging. In totaal bestaat het schema uit zes stappen, waarbij naast de aanklager en verdediger ook een rechter aanwezig is die de uiteindelijke beoordeling uitspreekt. Hieronder een compleet overzicht van dit schema (de Griekse term is onzeker bij 4 en ontbreekt bij 5):
AANKLAGER
RECHTER
VERDEDIGER
1. Kataphasis (intentio,
2. Apophasis (depulsio,
aanklacht): Je hebt je moeder
verweer): Ik heb mijn moeder
gedood.
rechtvaardig gedood. 3. Zetema (quaestio, vraagstelling): Was hij gerechtigd haar te doden?
5. Infirmatio rationis
4. Synechon (ratio,
(ontkrachting): Zonder proces
rechtvaardiging): Zij had mijn
doden is onjuist.
vader gedood. 6. Krinomenon (indicatio, beoordelingspunt): Was de daad gerechtvaardigd door het doden van zijn vader?
Tabel 2.2 Krinomenon-schema (Braet, 2007, p. 206)
De belangrijkste functie van het Krinomenon-schema is het bepalen van de status en in het verlengde hiervan het beoordelingspunt voor de rechter. Pas wanneer de status is vastgesteld, kan de spreker gericht naar argumenten voor zijn pleidooi gaan zoeken. De verdediging is ofwel 'feitelijk' (onderverdeeld in de vier verschillende verdedigingslinies uit de statusleer) ofwel 'juridisch' van karakter. Ook in dit laatste geval maakt men een onderscheid tussen vier subcategorieën: 'gezegde en uitzondering', 'elkaar tegensprekende wetten', 'dubbelzinnigheid' en 'analogieredenering', maar deze vallen buiten de statusleer (Kennedy, 1994, p. 98). Kortom, hoewel er dus twee partijen nodig zijn, wordt de verdedigingslinie pas zichtbaar op het moment dat de beschuldigde partij een definitief standpunt inneemt ten opzichte van de beschuldiging. Hiervoor kan hij volgens Hermagoras kiezen uit vier verdedigingslinies die leiden tot vier verschillende statussen. Deze verdedigingslinies vormen de kern van de klassieke statusleer. De eerste verdedigingslinie die Hermagoras benoemt, is het ontkennen van datgene waarvan je beschuldigd wordt. Het moge duidelijk zijn dat wanneer er sprake is van ontkenning, je feitelijk stelt dat je onschuldig bent, simpelweg doordat je iets niet hebt gedaan. Dit betekent dat je de door de tegenpartij geuite beschuldiging tegenspreekt en je hiermee inzet op vrijspraak. Deze verdedigingslinie is zodoende bij succes zeer sterk en de gevolgen voor een reputatie zeer gunstig, maar deze linie is
10
lang niet altijd mogelijk. Is er bewijsmateriaal dat betrokkenheid bij het delict aantoont, dan zal bij ontkenning van de feiten de beschuldigde zijn eigen reputatie alleen maar meer schade aanrichten: deze is immers zichtbaar aan het liegen. De tweede verdedigingslinie is het herdefiniëren van de beschuldiging in het eigen voordeel. Dit betekent dat de beschuldigde partij een concessie doet door toe te geven zich schuldig te hebben gemaakt aan bepaalde feiten, maar door deze feiten te hernoemen in een meer wenselijke benaming probeert de beschuldigde de ernst van de zaken te verzwakken en zo zijn eigen schuld ook te verminderen. De beschuldigde partij geeft nog meer terrein weg bij keuze voor de derde verdedigingslinie. In dit geval wordt zowel het feit als de omschrijving van de beschuldiging toegegeven en doet de aangeklaagde partij hiermee meerdere concessies die zijn eigen reputatie niet ten goede zullen komen. Het herstel hiervan is mogelijk doordat de beschuldigde partij tegelijkertijd de handeling rechtvaardigt door andere factoren als bepalend aan te dragen. Dit zijn factoren waar hij zelf geen verantwoordelijkheid over heeft en die hem zodoende gedeeltelijk vrijspreken of een mogelijke verklaring vormen. De vierde en laatste verdedigingslinie die de klassieke statusleer omschrijft, is van een iets andere orde. Hierbij wordt de aandacht niet zozeer gelegd op de beschuldiging zelf, maar wordt de bevoegdheid van de aanklager om deze uit te spreken in twijfel getrokken. De beschuldigde zet als het ware een tegenaanval in op de beschuldiger en hoopt hiermee het onderwerp van de discussie te verplaatsen. Dit doet hij zodat (bij succes) de eerste drie verdedigingslinies overbodig zijn en hij zelf zo min mogelijk concessies hoeft te doen door überhaupt niet op de inhoud van de beschuldiging in te gaan. Kortom, als reactie op een aanklacht kan de beschuldigde partij volgens de statusleer bij zijn verweer één of meer van vier volgende tegenwerpingen kiezen die de basis zullen gaan vormen van de inhoud van zijn betoog (Braet, 1984, p. 26):
Stochasmos, status coniecturalis, feitelijke
De beschuldigde partij ontkent de daad waarvan
stellingname
men hem beschuldigt.
Horos, status definitionis: definitorische
De beschuldigde partij gaat niet akkoord met de
stellingname
gegeven omschrijving van de beschuldiging.
Poiotes, status qualitatis: kwalitatieve of
De beschuldigde partij geeft het feit toe en noemt
beoordelingsstellingname
de omschrijving correct, maar is het niet eens met de beoordeling ervan gezien de relevante normen of omstandigheden.
Metalepsis, status translationis: procedurele of
De beschuldigde partij laat het feit, de
bevoegdheidsstellingname
omschrijving en de beoordeling in het midden,
11
maar vecht de bevoegdheid van de aanklager aan om een uitspraak of aanklacht te doen. Tabel 2.3 Statusleer zoals deze is toe te schrijven aan Hermagoras van Temnos (Braet, 1984, p. 26) Hermagoras beschrijft deze vier verdedigingslinies (de verschillende stellingnames) zeer gedetailleerd, hij haalt voorbeelden aan om deze te onderbouwen en stelt subcategorieën op. Zo is het bij een feitelijke stellingname noodzakelijk dat de motieven, de mogelijkheid en de wil dat de beschuldigde de actie heeft uitgevoerd onder de loep te nemen. Er moet gekeken worden naar de daad (plaats, tijd, etc.) en naar de (karakter)eigenschappen van de beschuldigde zelf. Deze beroept zich erop dat de feiten niet overeenkomen en rechtvaardigt zo de ontkenning. Bij een definitorische stellingname wordt eerst de actie gedefinieerd en claimt de beschuldigde vervolgens dat die specifieke definitie in het geval van die specifieke actie niet bewezen kan worden. Onder de derde stellingname, de kwalitatieve of beoordelingsstellingname, schaart Hermagoras verreweg de meeste substrategieën. Dit is de meest gecompliceerde verdedigingslinie en wordt gebruikt wanneer de beschuldigde met de actie en de omschrijving akkoord gaat, maar het niet eens is met de conclusie of de beoordeling ervan. Ook over de zwaarte of het belang van de claim valt volgens de gebruiker van deze verdedigingslinie te twisten. De beschuldigde claimt verzachtende omstandigheden en kan dit op verschillende manieren doen. Hermagoras verdeelt deze derde verdedigingslinie eerst in twee hoofdcategorieën (Braet, 2007, p. 210): - Antilepsis (absoluta): de daad op zichzelf is niet in strijd met het hoogste recht. - Antithesis (assumptiva): de daad is te rechtvaardigen door omstandigheden buiten de daad om. Deze tweede categorie is vervolgens weer in een viertal subcategorieën te splitsen: - Antistasis (comparatio): het bijkomende voordeel van de daad weegt zwaarder dan het onrecht. - Antenklema (relatio criminis): tegenbeschuldiging: de aangeklaagde geeft de tegenpartij of het slachtoffer de schuld. - Metastasis (remotio criminis): afschuiving van de schuld door de verantwoordelijkheid bij een derde te leggen. - Syngnome (concessio): bekentenis, onder te verdelen in een tweetal varianten: - Purgatio: verontschuldiging op grond van bijvoorbeeld onwetendheid. - Deprecatio: bede om vergiffenis zonder de kwade opzet te ontkennen. Deze derde verdedigingslinie is zo uitgebreid dat er vele verschillende strategieën onder vallen die in concessies weinig overeenkomsten vertonen. De categorie varieert van het goedpraten van de daad tot het vragen om vergiffenis. Dit is dan ook mijn grootste punt van kritiek op deze klassieke verdeling, de derde categorie lijkt een afvoerputje van niet elders onder te brengen strategieën. De vierde verdedigingslinie, procedurele of bevoegdheidsstellingname, wordt ingezet wanneer de partij die de aanklacht doet zelf geen recht van spreken heeft, al dan niet de kennis mist of
12
professioneel gezien niet de aangewezen persoon is te oordelen over de acties van een ander. De verdedigende partij kiest een van deze vier verdedigingslinies en baseert hierop de centrale stelling van zijn betoog. Dit vormt de kern van zijn verweer in het verschil van mening. Het wordt op deze manier mogelijk om vervolgens gerichter te zoeken naar bijpassende standaardargumenten. Volgens de statusleer is de kern dus een feitelijke ontkenning, een nieuwe omschrijving, een ander waardeoordeel of een procedureel bezwaar (Braet, 1984, p. 27). De kracht van Hermagoras' statusleer zit hem niet alleen in het onderscheid tussen de vier verschillende stasis, maar ook in de lijsten met zogenaamde stasistopen. Dit zijn lijsten met standaardargumenten die bij de verschillende linies ingezet kunnen worden en geschikt zijn om een bepaald standpunt te verdedigen. Dit zijn lijsten voor een ontkennend standpunt, een herdefinitie, een kwalitatief en een procedureel verweer (Braet, 2007, p. 211) en de statusleer vormt hiermee een praktisch handvat bij de keuze voor een standpunt. 2.2 De Amerikaanse retorica en de imagoherstellende strategieën De klassieke statusleer van Hermagoras vormt nog steeds de basis voor vele andere theorieën binnen de moderne retorica. Ook velen binnen de Amerikaanse retorica hebben deze indeling van verdedigingslinies als uitgangspunt gebruikt. De inzichten over het belang van reputatie, geloofwaardigheid of ethos spelen hierbij een belangrijke rol. Mensen zijn communicatieve wezens en gebruiken communicatie om een zo'n sterk mogelijk beeld van zichzelf naar voren te brengen. Een slechte reputatie verstoort de interactie met anderen en dat moet worden voorkomen om de beste resultaten uit een discussie te kunnen halen. Mensen proberen hun reputatie te herstellen na fouten of beschuldigingen en kunnen hiervoor verschillende strategieën gebruiken (Benoit, 1995 4). Individuen maken deze fouten omdat zij in een continue strijd om schaarse goederen, zoals tijd en geld, verwikkeld zijn. De strijd om zulke goederen en de wil deze te bemachtigen kan lijden tot negatieve gevoelens of negatief gedrag. Een tweede oorzaak van gemaakte fouten, is het feit dat men nooit volledige controle over alle omstandigheden kan uitoefenen. Zo kunnen er verschillende externe factoren zijn die leiden tot ongewenst gedrag of een fout. Ons gedrag wordt immers voor een groot gedeelte bepaald door de personen, (technische) middelen en de omgeving om ons heen. Een derde reden lijkt vanzelfsprekend: fouten maken is menselijk. De achterliggende redenen dat men fouten maakt, mogen dan per situatie verschillen, dit neemt niet weg dat het iedereen overkomt. Tot slot kunnen individuen botsen omdat ze dezelfde prioriteiten hebben. Wanneer er sprake is van ongewenst gedrag of een fout dan zal men hier in veel gevallen door zijn omgeving op aangesproken worden. Taal biedt vele mogelijkheden om ongenoegen over andermans gedrag te ventileren, dus een aanval, beschuldiging, veroordeling of kritiek is gauw geuit. Wanneer iemand wordt aangesproken op zijn gedrag, zal dit in veel gevallen niet alleen leiden tot een 4
Tenzij anders aangegeven, gebruik ik als bron voor paragraaf 2.2 en 2.3 Benoit: Accounts, excuses and apologies – A Theory of Image Restoration Strategies (1995), pp 2, 9-30, 63-96.
13
negatiever zelfbeeld, maar beïnvloedt dit ook het beeld dat anderen van hem vormen. Zulke aanvallen kunnen iemands reputatie dan ook flinke schade berokkenen, zeker bij publieke figuren. We gebruiken volgens Benoit (1995) vele verschillende middelen om deze reputatie te herstellen: "We feel compelled to offer explanations, defenses, justifications, rationalizations, apologies or excuses for our behavior." Benoit heeft een theorie van 'imagoherstellende strategieën' ontwikkeld en maakt hiervoor gebruik van inzichten van wetenschappers als Rosenfield (1968), Burke (1970), Ware en Linkugel (1973) en Ryan (1982) en ook vele elementen uit de statusleer zijn goed zichtbaar in deze theorie. Om een beeld te geven van deze imagoherstellende strategieën ga ik eerst dieper in op wat in de Amerikaanse literatuur bestempeld wordt als apology en zal ik het werk van enkele relevante wetenschappers in chronologische volgorde kort behandelen. De aanloop naar Benoits imagoherstellende strategieën Rosenfield (1968) ontwikkelt een van de eerste theorieën gericht op het herstellen van imago: Rosenfields analogie. Hiertoe vergelijkt hij de 'Checkers' speech van Nixon met een speech van Truman. Rosenfield karakteriseert vier overeenkomsten tussen de twee speeches (1968, p. 449), dit zijn de aanwezigheid van een meningsverschil, een aanval op de tegenstander, een concentratie van gegevens in het midden van de speech en de aanwezigheid van argumentatie uit eerdere speeches. Hoewel Rosenfield hiermee een belangrijke eerste stap maakt, is het nog niet specifiek gericht op de gebruikte retorische technieken. Zo is de eerste overeenkomst meer gericht op context dan op de tekst zelf en geven de derde en vierde geen informatie over de inhoud van de gegevens of de gebruikte argumentatie in de speeches. Een volgende relevante stap binnen het onderzoek naar imagoherstellende strategieën is het werk van onderzoeker Burke (1970). Burke legt de nadruk op het begrip schuld. Volgens Burke zijn fouten die we maken een verstoring van de hiërarchie en zorgen deze voor een schuldgevoel bij de daders: men streeft volgens de onderzoeker immers altijd naar perfectie. Schuld is een onplezierige stand van zaken die men zo snel mogelijk wil herstellen. Hij noemt hiertoe twee manieren: victimage het afschuiven van schuld en mortification - het bekennen van schuld en vragen om vergiffenis. Deze manieren zijn, ondanks het feit dat zij in alle latere theorieën terugkomen, op zichzelf niet toereikend genoeg wat betreft de mogelijke strategieën voor imagorestauratie. Burke maakt volgens Benoit met dit onderscheid wel een interessante analogie tussen schuldgevoel en de dood: mortification kan volgens hem vergeleken worden met zelfmoord, victimage met moord. Een derde, en zeer belangrijke strategie uit de Amerikaanse retorica, haakt in op Rosenfields analogie: Ware en Linkugels theorie van de apologie. Deze theorie is, net als de statusleer, van grote invloed op het werk van Benoit. Volgens deze theorie is er sprake van een apologie op het moment dat de persoon die ergens van wordt beschuldigd ervoor kiest zijn aanvallers onder ogen te komen en zichzelf te verdedigen. Een apologie is een vorm van een publieke toespraak en dus zeker niet zelfde als simpelweg ‘excuses’. De beschuldigde persoon kan vier soorten retorische strategieën toepassen.
14
Dit onderscheid is niet nieuw en wordt als eerste gemaakt door de sociaal psycholoog Abelson (1959), die daarmee gezien kan worden als de feitelijke grondlegger van de apologie. Deze factoren zijn: 1. Denial (ontkenning) 2. Bolstering 3. Differentiation (dissociatie) 4. Transcendence (associatie) Ware en Linkugel (1973, p. 273) gebruiken deze vier strategieën voor hun theorie van de apologie en zetten hiermee een belangrijke stap binnen de retorische ontwikkeling van imagoherstellende strategieën. De eerste strategie, denial, houdt in dat de spreker elke band met de actie (relatie, participatie of positief sentiment) ontkent. Niet alleen de actie zelf kan volgens Ware en Linkugel worden ontkend, maar ook de intentie van zo'n actie. De spreker geeft in die zin wel degelijk toe dat er sprake is van een negatieve gebeurtenis, maar weerlegt de assumptie dat dit het gevolg is van slechte intenties of fouten van zijn kant. De beschuldigde pleit dat iets dat in eerste instantie met de beste bedoelingen is gedaan, toch negatief heeft uitgepakt. Als voorbeeld gebruiken de onderzoekers onder andere de speech van Marcus Garvey. Garvey, de oprichter van de Universal Negro Improvement Association (UNIA) houdt deze op het moment dat de UNIA geplaagd wordt door interne incidenten en conflicten. Het Black Star Line Project (schepen in bezit van UNIA) leed aan materiële en financiële tekorten en investeerders leden grote verliezen. Garvey ontkent in de speech weliswaar niet dat er gefraudeerd is met het geld van de investeerders, maar spreekt de bewering tegen dat hij de investeerders doelbewust heeft misleid. Hij benadrukt dat hij altijd met 'de beste bedoelingen' heeft gehandeld (Ware & Linkugel, 1973, p. 276). De tweede categorie, bolstering, kan worden beschouwd als het tegenovergestelde van denial. Het is een retorische strategie om een feit, gevoel, onderwerp of relatie te versterken. De spreker probeert zichzelf met deze strategie te linken aan iets wat positieve gevoelens bij het publiek opwekt. De nadruk verschuift van de negatieve gebeurtenis naar een positieve zaak die ook gekoppeld kan worden aan de spreker. Na de olieramp in 1989 (de op een na grootste ecologische ramp uit de Amerikaanse geschiedenis) met de olietanker Exxon Valdez, waarbij 1.900 kilometer kustlijn van Alaska zwaar verontreinigd raakt, benadrukt Exxon-voorzitter Rawl dat Exxon er alles aan doet om de schadelijke gevolgen te beperken. Tegelijkertijd spreekt Rawl zijn respect uit naar de inwoners van Valdez en de staat Alaska. Ook dit is een manier om de aandacht van de ramp te verplaatsen en in plaats daarvan sentiment op te wekken bij de luisteraars. Wat hij hiermee wil overbrengen is dat Exxon een bedrijf is dat zich betrokken voelt en het niet schuwt verantwoordelijkheid te nemen (Benoit, 1997, p. 180). "Denial is an instrument of negation, bolstering a source of identification." Ware en Linkugel (1973, p. 276). Het derde begrip, differentation (dissociatie), is de noemer voor alle strategieën met als doel een feit, gevoel, onderwerp of relatie te scheiden van een grotere context. Op deze manier hoopt de
15
spreker dat het de bredere context is die negatieve gevoelens opwekt, in plaats van de specifiek gemaakte fout. Het splitsen van de context gaat gepaard met nieuwe constructies van de werkelijkheid. Senator Edward Kennedy past deze strategie toe in zijn beroemde Chappaquiddick speech na de verdrinkingsdood van Mary Jo Kopechne. Zij verdrinkt nadat Kennedy met de auto waar zij beiden in zaten het water in rijdt. Zelf weet Kennedy te ontkomen, maar zijn 28-jarige passagier overleeft het voorval niet. Kennedy waarschuwt in eerste instantie niet de politie, maar kiest ervoor om terug te gaan naar zijn hotel. Wanneer de politie de wagen vindt, met op de achterbank het lichaam van Kopechne, wordt Kennedy gearresteerd op verdenking van doodslag. Kennedy blijft volhouden dat hij na het ongeluk dusdanig in shock was dat hij dacht dat Kopechne ook uit de auto was gekomen. In de Chappaquiddick speech maakt Kennedy gebruik van dissociatie door zijn 'normale zelf' te scheiden van de persoon die hij, in shocktoestand en met een zware hersenschudding, was na het ongeluk. De vierde strategie die Ware en Linkugel benoemen, kan worden beschouwd als het tegenovergestelde van dissociatie, te weten: transcendence (associatie). Hiervan is sprake wanneer de spreker een feit, gevoel, onderwerp of relatie juist probeert te koppelen aan een grotere en bovenal positieve en meer populaire context waarbinnen het publiek dit element zelf nog niet plaatst. Het publiek wordt als het ware weggeleid van een specifieke negatieve context, naar een meer algemene, abstracte context. Een voorbeeld is de advertentie die Shell plaatst om hun aanwezigheid in Nigeria te verantwoorden. Shell benadrukt hierin het feit dat zij veel investeren in wenselijke projecten gericht op verbetering van het milieu, scholing, etc.: "In fact, Shell and its partners are spending US$ 100 million this year alone on environment-related projects, and US$ 20 million on roads, health clinics, schools, scholarships, water schemes and agricultural support projects to help the people of the region." (Van Eemeren en Houtlosser, 1999, p. 478). Met deze strategie profileert het bedrijf zich als algemene weldoener, in plaats van boosdoener in een specifieke situatie. Deze vier retorische strategieën om jezelf te kunnen verdedigen worden volgens Ware en Linkugel in vaste combinaties toegepast. Dit betekent niet dat er van maximaal twee strategieën gebruik kan worden gemaakt, maar dat de nadruk op een van deze combinaties ligt. Absolutie
Ontkenning en dissociatie
Vindicatie
Ontkenning en associatie
Uitleg
Bolstering en dissociatie
Verantwoording
Bolstering en associatie
Tabel 2.4 Vaste combinatie van technieken volgens Ware en Linkugel (1973, p. 282) Het werk van Ware en Linkugel (1973) is van grote invloed in het onderzoek naar imagoherstellende strategieën en is toegepast op vele toespraken en verklaringen van publieke personen zoals sporters, politici en (commerciële) bedrijven en (religieuze) instellingen. De theorie van de apologie biedt meer strategieën dan het geval was bij voorgangers als Rosenfield en Burke. In navolging op het werk van Ware en Linkugel claimt de onderzoeker Ryan dat de verdediging (de apologia) altijd moeten worden
16
bestudeerd in combinatie met de aanval (de kategoria): "The critic cannot have a complete understanding of accusation or apology without treating them both." (Ryan, 1982, p. 254). Volgens Ryan bestaan er twee soorten aanvallen: gericht op karakter of gericht op beleid. Per beschuldiging is er altijd een zekere definitie, kwalificatie en beoordeling. Ryan breidt met het betrekken van de aanval het werk van Ware en Linkugel uit. Ook Benoit maakt uitgebreid gebruik van de bevindingen van zijn voorgangers uit de jaren '70 van de vorige eeuw. Benoits theorie van imagoherstellende strategieën Benoit gebruikt de inzichten van de theorie van de apologie en zijn voorgangers om zijn theorie van imagoherstellende strategieën te ontwikkelen. Hiermee vertoont hij bovendien veel gelijkenissen met de statusleer. Benoit claimt dat men communicatie kan gebruiken om imago te herstellen of beschermen. Dit geldt voor individuen, groepen van individuen, instanties of bedrijven. Dit herstellen van imago is van belang na een aanval van een andere partij en is cruciaal om optimaal te kunnen blijven functioneren in de maatschappij. Zo'n aanval heeft in ieder geval twee belangrijke kenmerken: 1. De beschuldigde wordt verantwoordelijk gehouden voor de actie. 2. De actie wordt als negatief bestempeld. Wanneer er sprake is van deze twee kenmerken loopt de betreffende persoon risico imagoschade op te lopen bij een (al dan niet zichtbaar) publiek (Benoit, 1997, p. 178). Dit risico is aanwezig ongeacht of de beschuldiging feitelijk waar is of niet. Benoit richt zich niet op de verschillende crisissituaties of op de verschillende stadia die je als beschuldigde partij doormaakt, maar op de verschillende opties die je hebt om een weerwoord te geven en zo je eigen reputatie te beschermen. Hij onderscheidt hoofdklassen die hij vervolgens onderverdeelt in verschillende imagoherstellende strategieën. Strategie
Belangrijkste kenmerken
Denial
Ontkenning
Simple denial
De beschuldigde partij ontkent betrokkenheid bij de ongewenste actie of ontkent dat deze überhaupt heeft plaatsgevonden.
Shift the blame
De beschuldigde partij schuift de schuld af op iemand anders, claimt dat iemand anders verantwoordelijk is voor de ongewenste actie.
Evasion of responsibility
Vermindering of ontduiking van verantwoordelijkheid
Provocation
De beschuldigde partij claimt geprovoceerd te zijn, de ongewenste actie is een reactie op iemand anders, er is bijvoorbeeld sprake van uitlokking.
Defeasibility
De beschuldigde partij pleit dat gebrek aan informatie,
17
onwetendheid of onmacht heeft geleid tot de ongewenste actie. Accident
De beschuldigde partij noemt ongewenste actie een ongeluk. Deze vond volgens hem onbedoeld plaats.
Good intentions
De beschuldigde partij heeft naar eigen zeggen de actie met de beste bedoelingen ondernomen.
Reducing offensiveness
Vermindering ernst
Bolstering
De beschuldigde partij probeert door positieve eigenschappen te benadrukken te compenseren voor de nadelige gevolgen van de ongewenste actie. De beschuldigde partij probeert zichzelf te identificeren met iets wat het publiek als positief ervaart.
Minimization
De beschuldigde partij verzwakt de ernst van de zaak (het is niet zo erg als het lijkt), vermindert de negatieve gevoelens die verbonden zijn met de negatieve actie.
Differentiation
De beschuldigde partij probeert de negatieve actie te scheiden van een grotere context en hoopt dat de context hierdoor als negatief wordt ervaren en niet de actie zelf.
Transcendence
De beschuldigde partij legt de nadruk op positieve acties en overwegingen die ook hebben plaatsgevonden en hoopt dat dit de visie van het publiek gunstig beïnvloedt.
Attack accuser
De beschuldigde partij zet een tegenaanval in om zo de aandacht van de eigen fouten te verplaatsen naar de fouten, het karakter of de geloofwaardigheid van de tegenstander.
Compensation
Met het geven van positieve feiten over zichzelf probeert de beschuldigde partij de ernst van de actie in het perspectief van het publiek te verminderen.
Corrective action
Corrigerende actie
Mortification
Welgemeende excuses of vragen om vergiffenis
Tabel 2.5 Image restoration strategies (Benoit, 1997, p. 179) Net als bij de statusleer doet de beschuldigde partij verschillende concessies bij keuze voor verschillende strategieën. De sterkste strategie om je reputatie te herstellen, is ontkennen (denial) dat hetgeen negatieve reacties opwekt bij het publiek daadwerkelijk heeft plaatsgevonden - of dat je er op welke wijze dan ook mee te maken hebt. Uiteraard is deze strategie lang niet altijd mogelijk. Bewijsmateriaal dat het tegendeel aantoont maakt deze strategie onbruikbaar: gebruikt de beschuldigde hem toch, dan zal deze zijn reputatie nog verder kunnen schaden door ongeloofwaardig
18
over te komen. Bij het verschuiven van de verantwoordelijkheid (evasion of responsibility) geeft men toe dat er wel degelijk iets heeft plaatsgevonden, maar probeert tegelijkertijd de eigen betrokkenheid hierbij zo klein mogelijk te houden. De kern van het betoog is dus feitelijk dat factoren buiten jezelf om hebben bijgedragen aan het negatieve voorval. Op deze manier probeert de aangeklaagde de schuldlast te beperken. Een derde manier om je imago te redden, is door het negatieve voorval minder negatief over te laten komen (reducing offensiveness). De beschuldigde partij kan er ook voor kiezen het negatieve karakter van het voorval wat te verbeteren. De concessie die hij hierbij doet, is dat de hij toegeeft dat er iets heeft plaatsgevonden en dat deze daar wel degelijk bij betrokken is geweest. De beschuldigde vecht echter de omschrijving van dit voorval aan en probeert deze zo te draaien dat de gevolgen voor de eigen reputatie minder kwalijk zijn. De vierde categorie - en de eerste die in de statusleer niet als losse verdedigingslinie is terug te vinden, is de corrigerende actie (corrective action). De aangeklaagde kan ervoor kiezen de beschuldigingen te dragen en gokt erop dat huidig positief gedrag compenseert voor eerder gemaakte fouten. Ditzelfde geldt voor de vijfde en laatste categorie waarbij de beschuldigde zijn excuses aanbiedt (mortification). Ook hier geeft hij toe de fout te hebben gemaakt, maar hoopt met excuses de schade te beperken. Met name bij de laatste twee strategieën doet de beschuldigde veel concessies en zal de reputatie niet in alle gevallen helemaal hersteld kunnen worden. Het is aan de beschuldigde partij om het oordeel van het publiek of zijn gesprekpartner af te wachten. Benoits theorie van imagoherstellende strategieën is uitgebreider dan voorgaande uiteenzettingen zoals ik die in dit hoofdstuk heb beschreven. Hij beschrijft vele strategieën (onderverdeeld in verschillende hoofdklassen) die in eerdere werken niet voorkomen. Bovendien hebben deze betrekking op de tekst zelf en niet op de context, zoals het geval is bij werk van Rosenfield. Rosenfields analogie heeft weliswaar een belangrijke rol gespeeld in de opbouw naar het werk van Benoit, maar is simpelweg niet compleet. Daarnaast legt hij legt teveel nadruk op de context, in plaats van op de tekst zelf. Ook het werk van Burke is volgens Benoit ontoereikend: zo noemt deze wetenschapper slechts twee strategieën om schuld te verminderen, victimage en mortification. Benoit benadrukt dat dit belangrijke strategieën zijn en ze komen ook terug in zijn eigen theorie. Het zijn alleen niet de enige mogelijkheden en Burke sluit zodoende vele andere strategieën uit. Tot slot noemt Benoit ook de typologie van Ware en Linkugel incompleet. Mogelijke strategieën zoals het verschuiven van de schuld en een tegenaanval inzetten, ontbreken in de theorie van de apologie. Daarnaast wijkt Benoit af van het idee dat er altijd vaste combinaties aanwezig zijn, dit noemt hij verwarrend en in vele situaties onrealistisch. Begin je met het noemen van vaste combinaties, dan moet je volgens Benoit alle mogelijke combinaties noemen (Benoit, 1995, p. 89).
19
2.3 Een classificatie van verdedigingslinies Hoe verhouden de imagoherstellende strategieën zoals Benoit deze heeft opgesteld zich tot de klassieke statusleer? Deze vraag is belangrijk voor mijn eigen onderzoek en is relevant bij het realiseren van een nieuwe classificatie. Zoals eerder genoemd, beschrijft de klassieke statusleer vier mogelijke verdedigingslinies: feitelijke stellingname, definitorische stellingname, kwalitatieve of beoordelingsstellingname en procedurele of bevoegdheidsstellingname. Benoits verschillende imagoherstellende strategieën zijn onder te verdelen in vijf hoofdklassen, te weten: denial, evasion of responsibility, reducing offensiveness of event, corrective action en mortification. Denial komt overeen met de eerste verdedigingslinie. Evasion of reponsibility met de tweede het herdefiniëren van het delict in je eigen voordeel. De derde en vierde verdedigingslinie noemt Benoit in zijn theorie echter geen hoofdklasse, maar slechts strategieën die onder zo'n hoofdklasse vallen. Alle hoofdklassen bestaan uit één of meer strategieën. Kortom, de hoofdklassen zijn, los van het feit dat het er meer zijn, niet gelijk aan de verdedigingslinies uit de statusleer. De onderliggende strategieën van Benoit zijn wel onder te verdelen in de vier linies uit de statusleer van Hermagoras, maar krijgen hierbij een andere verdeling dan hoe Benoit deze zelf maakt. Zou je de imagoherstellende strategieën indelen in de vier verdedigingslinies van de statusleer, dan zien die er als volgt uit: Statusleer
Imagoherstellende strategieën
Stochasmos, status coniecturalis: feitelijke
Simple denial
stellingname
Shift the blame
Horos, status definitionis: definitorische
Accident
stellingname
Minimization Differentiation
Poiotes, status qualitatis: kwalitatieve of
Accident
beoordelingsstellingname
Defeasibility Provocation Good intentions Transcendence Mortification
Metalepsis, status translationis: procedurele of
Attack accuser
bevoegdheidsstellingname Tabel 2.6 Imagoherstellende strategieën, ingedeeld in verdedigingslinies uit de statusleer De klassieke statusleer en de imagoherstellende strategieën kennen vele overeenkomsten, maar de onderverdeling van de strategieën is niet gelijk. Zo plaatst Benoit accident samen met provocation, defeasibility en good intentions onder het ontwijken van de verantwoordelijkheid, terwijl accident daarnaast ook past onder het verminderen van de ernst door de definitie te veranderen ('van bewuste
20
actie naar ongelukkige samenloop van omstandigheden'). Minimization en differentiation, als onderdeel van de derde hoofdklasse, zijn in tegenstelling tot de andere onderdelen van die klasse duidelijk een definitorische stellingname. Dan zijn er de drie strategieën die in de statusleer niet zijn onder te brengen: ten eerste de strategie bolstering, waarbij de beschuldigde tracht het idee dat het publiek heeft over de ernst van de daad te verminderen door eigen positieve eigenschappen te benadrukken. Op deze manier probeert de beschuldigde te compenseren voor de ongewenste actie om zo de schade te beperken. Een tweede strategie die niet terugkomt in de statusleer is compensation. Met compensatie probeert de beschuldigde 'het goed te maken' bij het publiek en op die manier te compenseren voor eerder gemaakte fouten. Deze strategie lijkt op bolstering doordat in beide gevallen met positieve acties de aandacht van de fout afgeleid wordt (Benoit, 1997, p. 180). De derde strategie die geen plek heeft in de klassieke statusleer is corrective action, waarbij de beschuldigde partij de fouten erkent, maar de reputatie probeert te redden door zelf met mogelijke hersteltechnieken aan te komen. De verschillende praktische strategieën zijn in te delen en te classificeren naar de hoeveelheid concessies die de beschuldigde partij moet doen om in de ogen van het publiek een fout te kunnen rechtvaardigen of de schadelijke gevolgen zo beperkt mogelijk te houden. Een verdeling vanuit dit oogpunt is nog niet eerder gemaakt en vormt de kern van de analyse waarmee ik de teksten in het laatste hoofdstuk zal bekijken. Eigen schema van imagoherstellende strategieën binnen verschillende verdedigingslinies Zoals uit de vorige paragrafen duidelijk is geworden, komen veel van de verdedigingslinies uit de statusleer en imagoherstellende strategieën van Benoit overeen. Benoit gebruikt inzichten uit de verdedigingslinies en creëert een eigen verdeling waarbij verschillende strategieën onder vijf hoofdklassen komen te vallen. Toch kan ook het werk van Benoit niet zonder kritiek. Waar hij zelf het verwijt maakt dat zijn voorgangers te weinig technieken onderscheiden, gaat hij zelf bij de specificatie van de strategieën wellicht te uitgebreid te werk. Het is daarnaast niet duidelijk waar hij zijn verdeling precies op baseert. Het toont haast willekeurig. En waar ligt de grens van de opsomming? Kan deze eindeloos door blijven gaan? Ook is het onderscheid tussen verschillende technieken niet altijd even concreet en is er in sommige gevallen sprake van overlap. Zo liggen de begrippen bolstering en compensation heel dicht bij elkaar. In beide gevallen wordt een positieve eigenschap gebruikt als tegenwicht voor de gemaakte fout. Ondanks enkele kritiekpunten zoals gebrek aan eenduidigheid en inconsistentie, biedt Benoit met zijn verdeling een goed uitgangspunt voor mijn eigen analyse. Ik wil echter zijn strategieën onderverdelen in verschillende verdedigingslinies, zoals dat bij statusleer gebeurt en ga daarom niet helemaal mee met de verdeling zoals Benoit deze maakt. De nieuwe onderverdeling van strategieën baseer ik op het soort concessies dat de beschuldigde partij moet doen. Deze concessies vormen voor
21
mijn eigen onderzoek de bindende factor tussen het werk van Hermagoras en dat van Benoit vele eeuwen later. Concessies zijn mijns inziens bij beiden een onderbelicht element, terwijl het een zeer geschikt uitgangspunt vormt om het onderscheid tussen verschillende strategieën op te baseren. Bij de keuze voor een strategie of verdedigingslinie doet de beschuldigde partij bepaalde – en altijd dezelfde concessies. De strategiekeuze en daarmee het soort concessie hangt af van externe factoren en factoren waar de beschuldigde geen invloed (meer) over heeft. De aanval zelf vormt een belangrijk onderdeel bij de keuze voor een strategie. Er is sprake van een reactie. Door bepaalde onderdelen van een beschuldiging toe te geven, lijkt de beschuldigde zijn eigen standpunt wellicht in eerste instantie af te zwakken, maar dit kan uiteindelijk juist bijdragen aan het herstel van imago. Het zijn externe factoren die maken dat een ontkenning bijvoorbeeld niet meer mogelijk is en je als beschuldigde partij een gedeelte van de beschuldiging toe zult moeten geven. Vanuit dit oogpunt ben ik het dan ook niet volledig eens met de verdeling van Benoit, waar samenhang vaak ontbreekt. Hij plaatst bolstering onder reducing offensiveness of event, terwijl bij bolstering niet per se iets gezegd wordt over de actie, maar over andere karaktereigenschappen van de dader. Dit is dus een geheel andere strategie dan bijvoorbeeld minimization waarbij de ernst van de daad zelf wordt verminderd. Bolstering past in die zin onder meerdere verdedigingslinies. Ik verdeel de strategieën van Benoit onder in vijf categorieën. Een belangrijk verschil ten opzichte van Benoit is dat ik, net als in de statusleer, het aanvallen van de aanklager als losse verdedigingslinie beschouw. Dit zegt immers niets over de ernst van de zaak zelf of de eigen betrokkenheid. Ook ben ik het niet eens met de verdeling van strategieën. Corrective action en mortification kunnen onder dezelfde verdedigingslinie worden geschaard, omdat zij dezelfde concessie vereisen. In beide gevallen wordt de daad toegegeven, maar probeert de beschuldigde dit op andere manieren goed te maken. Ditzelfde geldt voor compensation. Op basis van de gegevens uit zowel de statusleer als de imagoherstellende strategieën, stel ik vast dat er bij verschillende keuzes in totaal vijf concessies gedaan kunnen worden en verschillende punten aangevallen kunnen worden binnen vijf verdedigingslinies. Dit varieert van twee verdedigingslinies waarbij (op verschillende manieren) geen concessies worden gedaan tot verdedigingslinies waarbij men respectievelijk twee, drie of vier concessies moet doen. In totaal kunnen dit de volgende concessies zijn: 1. Het feit is juist 2. De omschrijving is juist 3. De beoordeling van het feit is juist 4. De betrokkenheid van de beschuldigde partij is juist 5. De bevoegdheid kritiek te leveren is juist Dit leidt tot het volgende schema:
22
Verdedigingslinie
Strategie
Concessie
Ontkenning
Simple denial
Geen. De daad waarvan men
Shift the blame
beschuldigd wordt, wordt ontkend.
Afleiding
Bolstering
Geen. De beschuldigde laat al
Compensation
dan niet in het midden of het
Mortification
feit, de omschrijving en de
Corrective action
beoordeling juist zijn, maar verschuift de aandacht naar positieve eigenschappen.
Afschuiven
Provocation
Het feit is juist
verantwoordelijkheid
Defeasibility
De bevoegdheid is juist
Accident
De omschrijving is onjuist
Good intentions
De beoordeling is onjuist De betrokkenheid is onjuist
Ernst verminderen
Minimization
Het feit is juist
Differentiation
De betrokkenheid is juist
Transcendence
De bevoegdheid is juist De omschrijving is onjuist De beoordeling is onjuist
Persoonlijke tegenaanval
Attack accuser
Het feit is juist De omschrijving is juist De beoordeling is juist De betrokkenheid is juist De bevoegdheid is onjuist
Tabel 2.7 Eigen schema van imagoherstellende strategieën, opgedeeld in vijf verdedigingslinies Dit nieuwe schema zal ik toepassen op een politieke persverklaring waarbij de auteurs verschillende strategieën inzetten om onder beschuldigingen uit te komen. Wanneer men ingaat op beschuldigingen en hierbij gebruik maakt van argumentatie, dan is er sprake van een kritische discussie. Met behulp van een analytisch overzicht zal ik bekijken welke keuzes de auteurs maken om deze discussie naar een voor hen zo gunstig mogelijke uitgangspositie te verplaatsen. De pragma-dialectiek biedt met dit analytisch overzicht een instrumentarium dat voor zulk onderzoek uiterst bruikbaar is. In het volgende hoofdstuk ga ik uitgebreid in op deze theorie en besteed ik in het bijzonder aandacht aan het strategisch manoeuvreren met het topisch potentieel in de confrontatiefase van een kritische discussie.
23
3 Pragma-dialectisch onderzoek naar strategisch manoeuvreren in de confrontatiefase Volgens Van Eemeren (2010), samen met Grootendorst één van de grondleggers van de pragmadialectische argumentatietheorie in de jaren '70 van de vorige eeuw, kan argumentatief taalgebruik worden opgevat als onderdeel van een impliciete of expliciete discussie die er idealiter op gericht is een verschil van mening tot oplossing te brengen. Zo'n verschil van mening kan vele verschillende vormen hebben. Zo hoeft de tegenpartij niet direct aanwezig te zijn, kan er sprake zijn van één of vele verschillende standpunten en zijn de verschillende posities of standpunten van de verschillende partijen ook lang niet altijd duidelijk zichtbaar. Met het ideaalmodel van Van Eemeren en Grootendorst is het mogelijk om de ingenomen posities en standpunten, de expliciete en impliciete argumenten en de argumentatiestructuur te reconstrueren. Omdat argumentatie in de praktijk en de, volgens de pragma-dialectiek, 'ideale discussie' per definitie lang niet altijd hetzelfde zijn, ontwikkelen zij een onderzoeksprogramma dat zowel de normatieve als de descriptieve kant van argumentatieonderzoek behandelt. Dit onderzoeksprogramma heeft een filosofische, theoretische, empirische, analytische en een praktische component. 5 Deze vijf componenten hangen nauw met elkaar samen. De filosofische component beschrijft welke redelijkheidsopvatting aan een bepaalde benadering van argumentatie ten grondslag ligt. Dit redelijkheidsideaal is de basis voor een model van een kritische discussie gericht op het oplossen van een verschil van mening. Dit model wordt in de theoretische component opgesteld. In de empirische component wordt op basis van empirische inzichten een reconstructie gemaakt: de gang van zaken in de argumentatieve praktijk wordt hierin beschreven en verklaard. In de analytische component wordt de argumentatieve praktijk op systematische wijze vertaald naar de terminologie van een kritische discussie en tot slot is er de praktische component waarin wordt aangegeven hoe de verworven inzichten kunnen bijdragen aan de verbetering van de argumentatieve competenties van de taalgebruikers en de argumentatieve procedures in verschillende institutionele contexten. Pragma-dialectisch argumentatieonderzoek beperkt zich niet alleen tot het beschrijven van argumentatie in de praktijk. Met behulp van een bepaalde standaard is het juist mogelijk om de kwaliteit ervan te beoordelen. Hiervoor dient dit dialectisch ideaalmodel van een kritische discussie als uitgangspunt, waarbij het strategisch manoeuvreren van de betrokken partijen in de verschillende fases van de discussie een belangrijke rol speelt. De discussiant probeert binnen de grenzen van redelijkheid zowel de dialectische verplichtingen van het oplossingsproces op zich te nemen, maar daarbij ook retorische doelen na te streven. Deze dialectische verplichtingen en retorische doelen kunnen met
5
Van Eemeren (2010) verbindt de dialectische en retorische dimensies van argumentatie door het begrip 'strategisch manoeuvreren' te introduceren. Strategic Maneuvering in Argumentative Discourse is een recent en zeer compleet pragmadialectisch overzicht en vormt de basis van dit hoofdstuk. Tenzij anders aangegeven, komt de informatie in dit hoofdstuk uit dit werk, hoofdstukken 1, 4 en 5.
24
elkaar in conflict zijn. Om dit te voorkomen zetten de discussianten argumentatie in, zodat de retorische zetten in de praktijk toch in evenwicht zijn met de dialectische verplichtingen. Het dialectische aspect van de theorie komt tot uitdrukking in de kritische redelijkheidnormen die bij de beoordeling van het oplossingsproces gelden, het pragmatische aspect in de wijze waarop de zetten in het oplossingsproces gedefinieerd worden als taalhandelingen. Het gebruik van effectieve overtuigingstechnieken is goed verenigbaar met het hooghouden van het redelijkheidsideaal van een kritische discussie. Van Eemeren en Grootendorst zien de dialectica als een theorie over argumentatie in alledaagse betogen en discussies en plaatsen retorische overwegingen in een dialectisch kader. Iemand kan dus zowel op een zo'n effectief mogelijke manier zijn zaak bepleiten en tevens aan de kritische normen van argumentatief taalgebruik voldoen. Ik zal in dit hoofdstuk het dialectisch ideaalmodel uitgebreid behandelen en ook ga ik dieper in op het strategisch manoeuvreren en maak ik de koppeling met andere retorische inzichten, zoals de verschillende verdedigingslinies en imagoherstellende strategieën die hierbij kunnen worden ingezet. Na dit hoofdstuk zal duidelijk zijn dat de pragma-dialectische argumentatietheorie een bruikbaar instrument is om te analyseren hoe een beschuldigde partij argumentatie inzet om het verschil van mening in eigen voordeel op te lossen en daarmee een reputatie te herstellen. Dit gebeurt al bij de keuzes die gemaakt worden vanaf het allereerste moment dat er sprake blijkt van een verschil van mening. 3.1 Strategisch manoeuvreren in de verschillende fases van een kritische discussie Het ideaalmodel beschrijft volgens welke fases rationele geschiloplossing idealiter verloopt, welke taalhandelingen de discussianten in deze fases moeten uitvoeren en volgens welke regels dit moet gebeuren. Volgens het model bestaat een kritische discussie uit vier verschillende stadia - of discussiefases. Elk van deze vier stadia wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van een specifiek dialectisch doel. De deelnemers streven ernaar dit doel te bereiken en doen discussiezetten die de uitkomst voor hen zo gunstig mogelijk maakt. Volgens Van Eemeren is het mogelijk een standpunt over te brengen door te argumenteren binnen de grenzen van de redelijkheid die de dialectiek stelt. Wanneer een discussiant zijn standpunt aanvaard probeert te krijgen binnen de grenzen van redelijkheid, dan 'manoeuvreert' hij 'strategisch'. Om welke doelen dit strategisch manoeuvreren gaat, hangt af van het stadium waarin de discussie zich op dat moment bevindt. Het verschil van mening is uiteindelijk 'opgelost' wanneer alle betrokken partijen het eens zijn over de aanvaardbaarheid van het standpunt dat ter discussie staat. Dit standpunt wordt ofwel (in zekere mate) verworpen, of kan (in al dan niet bijgestelde vorm) blijven bestaan. De eerste fase die discussianten in een kritische discussie idealiter doorlopen is de confrontatiefase. In deze fase wordt duidelijk dat er een standpunt is dat op twijfel of tegenspraak stuit. Dit leidt tot een verschil van mening dat de betrokken partijen uit de wereld willen helpen. Dit verschil
25
van mening hoeft echter niet altijd expliciet zichtbaar te zijn, het kan ook impliciet blijven. In dat laatste geval anticiperen de deelnemers aan de discussie of het betoog op een mogelijk verschil van mening. Het dialectische doel van deze fase is duidelijkheid te bereiken over de punten die ter discussie staan en de verschillende posities die elke partij inneemt. Deelnemers proberen in deze fase de confrontatie zo te buigen dat er een discussie met een voor hen zo gunstig mogelijke definitie van het verschil van mening plaats zal vinden. In deze fase speelt de keuze voor een specifieke verdedigingslinie zodoende een zeer belangrijke rol. Deze keuze bepaalt de rest van de discussie: de argumentatie en de afsluiting In de volgende fase, de openingsfase, gaan de partijen na of er gemeenschappelijke grond aanwezig is die voldoende basis biedt om als uitgangspunt te dienen voor verdere discussie. Alleen wanneer zo'n vertrekpunt aanwezig is, heeft het zin om het verschil van mening proberen op te lossen. Is dit het geval, dan vindt er een rolverdeling plaats tussen antagonist en protagonist en worden de uitgangspunten, gebondenheden en verplichtingen vastgesteld. Het dialectische doel van de openingsfase is om een ondubbelzinnig vertrekpunt vast te stellen van intersubjectief aanvaarde procedurele en materiële uitgangspunten. Het strategisch manoeuvreren is er in deze fase op gericht om met retorische middelen procedurele uitgangspunten vast te leggen die maken dat de bewijslast zo gunstig mogelijk is en uit te gaan van de meest wenselijke discussieregels en materiële uitgangspunten die nuttige concessies inhouden van de andere partij. In de derde fase, de argumentatiefase, dragen de deelnemers van het verschil van mening hun argumenten aan met als doel dit verschil van mening in eigen voordeel op te lossen: de protagonist verdedigt zijn standpunt en de antagonist trekt dit in twijfel. Het dialectische doel van de argumentatiefase is om de houdbaarheid vast te stellen van de standpunten die in de confrontatiefase hebben geleid tot het verschil van mening. De partijen zullen, afhankelijk van de posities die ze innemen, strategisch manoeuvreren om retorisch de meest overtuigende verdediging, dan wel de meest effectieve aanval tot stand te brengen. Tot slot is er de afsluitingsfase, waarin de deelnemers van het verschil van mening vaststellen wat de uitkomst is van de discussie en of het standpunt gezien de aangevoerde argumenten en kritiek nog wel houdbaar is. Alleen wanneer beide partijen het over het resultaat eens kunnen worden, kan het verschil van mening als opgelost worden beschouwd. In de afsluitingsfase leidt het dialectische doel van bepalen wie als 'winnaar' uit het verschil van mening komt tot strategisch manoeuvreren dat erop gericht is retorisch een overwinning af te dwingen voor de eigen positie. Een winnaar kan worden aangewezen door ofwel de conclusie te trekken dat de protagonist zijn standpunt ondanks de naar voren gebrachte argumenten kan handhaven, of dat de antagonist zijn twijfels over dit standpunt niet hoeft in te trekken. Tijdens het doorlopen van de vier fases van het ideaalmodel dienen de deelnemers (de protagonist en de antagonist) zich aan verschillende regels te houden om het geschil op een rechtmatige manier op te lossen. De kritische discussie kent in totaal tien basisregels. Ontsporingen
26
van het strategisch manoeuvreren en overtredingen van de regels worden drogredenen genoemd en worden gezien als discussiebijdragen die het oplossingsproces frustreren. Wanneer dit met opzet gebeurt en de dader zijn fout niet direct herstelt, heeft de argumentatieve zet geen waarde meer. Of er inderdaad sprake is van een drogreden hangt af van de situatie waarin strategisch wordt gemanoeuvreerd. Er is een grote variëteit aan drogredenen in de verschillende fases van de discussie, welke systematisch zijn gekoppeld aan de regels voor een kritische discussie. 3.2 Het analytisch overzicht van de reconstructie van argumentatie Voor de beoordeling van een discussie of betoog is het noodzakelijk een analytisch overzicht te maken van alle aspecten van het argumentatief taalgebruik die een rol spelen bij het oplossen van het verschil van mening. Hierbij is het van belang dat alle argumentatie, impliciet en expliciet aanwezig, meegenomen wordt. Dit kan met een reconstructie van de argumentatie. De reconstructie resulteert in een analytisch overzicht waarin de volgende elementen zijn gerepresenteerd: - De standpunten die de inzet vormen van het verschil van mening. - De posities die de verschillende partijen innemen, hun uitgangspunten en conclusies. - De expliciete en impliciete argumentatie. - De argumentatiestructuur. - De gebruikte argumentatieschema's. 6 Is het niet duidelijk wat de originele standpunten van de betrokken partijen zijn, dan is het ook niet mogelijk na te gaan in wiens voordeel het verschil van mening is opgelost. Zijn de uitgangspunten van de discussie onbekend, dan kan men niet nagaan of de discussie goed is verlopen. Voor de volledigheid moeten ook verzwegen argumenten bij de beoordeling betrokken worden. En zonder duidelijkheid over de argumentatiestructuur kan niet worden beoordeeld of de gebruikte argumentatie adequaat is en een coherent geheel vormt. Tot slot is identificatie van de argumentatieschema's noodzakelijk om te beoordelen of alle stappen in de argumentatie wel verantwoord zijn. Bij reconstructie van dialectisch relevante taalhandelingen kan een selectieve idealisatie van het taalgebruik worden gemaakt door het uitvoeren van vier soorten analytische reconstructietransformaties. Deze transformaties zorgen ervoor dat alle belangrijke elementen een plaats krijgen in het analytisch overzicht. De transformaties die kunnen worden uitgevoerd, zijn: deletie, additie, substitutie en permutatie. Deletie is het weglaten van irrelevante elementen. Dit betreft alle elementen die niet direct bijdragen aan de oplossing van het verschil van mening. Denk hierbij aan uitweidingen, herhalingen en toelichtingen. Met additie worden juist elementen toegevoegd die relevant zijn voor de oplossing van het verschil van mening. Impliciete argumentatie wordt expliciet gemaakt en op deze manier krijgen alle onderdelen die van belang zijn een plaats in het analytisch 6
De verschillende onderdelen uit het analytisch overzicht worden uitgebreid toegelicht in Van Eemeren, Grootendorst en Snoeck Henkemans (2002).
27
overzicht. Door middel van substitutie worden de elementen die een dialectische functie hebben in het taalgebruik verduidelijkt: heldere standaardformuleringen vervangen ambigue of onduidelijke formuleringen. Het laatste hulpmiddel, permutatie, zorgt ervoor dat elementen in de originele tekst zo worden geordend dat hun functie in de oplossing van het verschil van mening duidelijk wordt gemaakt. Belangrijke elementen worden zodanig gerangschikt dat er een overzichtelijke geheel ontstaat. 3.3 Drie aspecten van strategisch manoeuvreren Alle partijen in het verschil van mening proberen de discussie een voor hen zo'n gunstig mogelijke wending te geven. Hiertoe bestaan verschillende mogelijkheden, die ook weer verschillen per discussiefase. Van Eemeren en Grootendorst onderscheiden drie aspecten van strategisch manoeuvreren die worden gebruikt om deze verschillende doelen per fase te bereiken: 1. Het maken van een opportune selectie uit het topisch potentieel dat in een bepaalde discussiefase beschikbaar is. 2. Het tot stand brengen van een geschikte afstemming op de verlangens van het auditorium . 3. Het effectief gebruik maken van de juiste presentatiemiddelen. Deze drie aspecten hangen zodanig met elkaar samen dat ook wel gesproken kan worden van een 'triangel van strategisch manoeuvreren'. Het strategisch manoeuvreren met het topisch potentieel in het bijzonder is relevant voor mijn eigen onderzoek in het volgende hoofdstuk van deze scriptie, maar omdat dit element niet losgekoppeld kan worden van de twee andere aspecten, zal ik ook deze kort toelichten.
Figuur 3.1. 'The strategic maneuvering triangle' (Van Eemeren, 2010, p. 95) Het topisch potentieel van een bepaalde discussiefase kan worden omschreven als de verzameling alternatieve zetten die in dat stadium van het oplossingproces relevant zijn: "The expression 'topical
28
potential' refers to the range of topical options available at a certain point in the discourse that have a role similar to that of the topoi or loci in the classical rhetorical doctrine of inventio, the first of the five tasks (officia oratoris) an orator has to fulfill." (Van Eemeren, 2010, p.96). De topoi uit de ars rhetorica zijn wat betreft hun retorische doelen te vergelijken met de afzonderlijke fases van een kritische discussie: exordium, narratio, propositio, argumentatio (onderverdeeld in refutatio en confirmatio), peroatio (epilogos). In de confrontatiefase houdt het strategisch manoeuvreren bij het kiezen uit het topisch potentieel in dat er een adequate selectie wordt gemaakt uit de mogelijke discussiepunten. Dat wil zeggen dat discussiant de disagreement space - de verzameling issues waarover het verschil van mening kan bestaan – dusdanig vormgeeft dat de confrontatie zich toespitst op het punt of de punten waarmee de spreker of schrijver het best uit de voeten kan. In het geval van een beschuldiging, kiest de beschuldigde partij in deze fase de verdedigingslinie die kans op herstel van reputatie het meest vergroot. In de openingsfase gaan de partijen door op de gekozen weg en creëert de spreker of schrijver een uitgangspositie die voor hemzelf het gunstigst is. Dit kan hij bijvoorbeeld doen door voor hem bruikbare concessies van de tegenpartij in herinnering te roepen - of (in een echte, mondelinge discussie) zulke concessies aan de tegenpartij te ontlokken. In de argumentatiefase maakt de spreker of schrijver gebruik van bepaalde argumentatieschema's om de gekozen aanvals- of verdedigingslijn aan te kunnen houden. In de afsluitingsfase zet hij het strategisch manoeuvreren met het topisch potentieel zo in dat de uitkomst van het verschil van mening zo gunstig mogelijk wordt, bijvoorbeeld door de specifieke consequenties die een bepaalde conclusie met zich meebrengt te benadrukken. Het strategisch manoeuvreren met het topisch potentieel heeft dus veel te maken met de keuze voor een bepaalde verdedigingslinie of imageherstellende strategie. Het instrumentarium is dan ook zeer goed bruikbaar voor een completere analyse van zulke retorische technieken. Zo heeft Van Eemeren zelf onderzoek gedaan naar strategische manoeuvres met de apologie zoals Shell deze in een advertentie toepaste om de aanwezigheid van het bedrijf in Nigeria te verantwoorden (Van Eemeren en Houtlosser, 1999). Naast het strategisch manoeuvreren met het topisch potentieel, is het ook van belang dat de zetten in de verschillende fases van de discussie zijn afgestemd op de luisteraar of lezer - het auditorium: "In order to be not only reasonable but also effective, the strategic moves a party makes must at each stage of the resolution process connect well with the views and preferences of the people they are directed at, so that they agree with these people's frame of reference and will be optimally acceptable." (Van Eemeren, 2010, p. 108). Er moet worden gezocht naar een gemeenschappelijkheid tussen degene die argumenteert en zijn publiek. In de confrontatiefase kan dit worden bereikt door onoplosbare of minder belangrijke geschilpunten te omzeilen. Vervolgens zal de spreker of schrijver in de openingsfase pogingen doen om ook de basis voor zijn argumentatie te verschaffen. Van persoonlijke meningen en subjectieve indrukken maken discussianten dan ook vaak objectieve en algemeen geldende waardeoordelen. In de argumentatiefase probeert de schrijver of spreker argumenten strategisch op het publiek af te stemmen door ze bijvoorbeeld te ontlenen aan bronnen die
29
het publiek respecteert of door een beroep te doen op door het auditorium gedeelde argumentatieve principes. In de afsluitingsfase kan het benadrukken van het feit dat de spreker of schrijver een verantwoordelijkheid deelt met het publiek over de uitkomst van de discussie een verbroederende werking hebben die de uitkomst weer gunstig kan beïnvloeden. Ook in deze afstemming van de argumentatie op het auditorium wordt duidelijk dat het winnen van een discussie om verschillende redenen belangrijk is. Het gaat er niet alleen om dat de eigen argumentatie als meest overtuigend uit de bus komt, het gaat er bovenal om dat het publiek getuige is van deze winst. Met andere woorden: je kunt wel gelijk hebben, maar als niemand hier getuige van is, dan is dit gelijk niet veel waard. Een reputatie kan pas worden hersteld wanneer het auditorium getuige is van zo'n overwinning. De afstemming op het publiek is daarom nauw verwant aan het maken van een opportune selectie uit het topisch potentieel: deze keuze baseert de discussiant immers op de wensen van zijn publiek om de kans op succes zo groot mogelijk te laten zijn. Tot slot is het ook van belang dat de diverse presentatiemiddelen waarvan de discussianten gebruik kunnen maken, goed worden benut. De effectiviteit van retorische zetten en het uiteindelijke effect ervan op de luisteraars of lezers zijn hiervan afhankelijk: "In all stages of the discourse their presentation of the moves may be assumed to be systematically attuned to achieving the strategic purposes they are aiming for." (Van Eemeren, 2010, p. 119). Dit betekent dat de stilistische verwoording van de zetten systematisch dient te zijn afgestemd op de discursieve effecten die ermee worden nagestreefd. Of simpeler gezegd: een goede presentatie kan het effect van een bepaalde zet verhogen. In tabel 3.2 geef ik een overzicht van het strategisch manoeuvreren in de confrontatiefase en de dialectische en retorische functie die hierbij horen. Dialectical
Rhetorical
Aspect of
Aspect of
Aspect of
dimension
dimension
topical choice
audience
presentational
demand
choice
Reasonable
Reasonable
Reasonable
and effective
and effective
and effective
topical
handling of
use of
selection
audience
presentational
demand
devices
Reasonable-
Effectiveness
ness
Confrontation
Reasonable
Effective
Reasonable
Reasonable
Reasonable
stage
definition of
definition of
and effective
and effective
and effective
difference of
difference of
choice of
adjustment of
presentational
opinion
opinion
issues and
issues and
design of
critical
critical
issues and
30
responses
responses to
critical
audience
responses
Tabel 3.2 Three aspects of strategic manoeuvring with two dimensions in four discussion stages (Van Eemeren, 2010, p. 97) De pragma-dialectische analyse is een bruikbaar instrument om teksten te analyseren en inzichten in strategisch manoeuvreren zorgen voor een nog completere analyse van de argumentatie. Ik combineer dit vervolgens met inzichten uit de Amerikaanse retorica. Dit is mijns inziens goed te integreren in een pragma-dialectische analyse. Met behulp van strategisch manoeuvreren bij het kiezen uit het topisch potentieel probeert de protagonist in een kritische discussie immers de voor hem zo gunstig mogelijke uitgangspositie te creëren om de kans op een overwinning te vergroten. Wanneer het standpunt dat de basis vormt voor het verschil van mening een voor hem ongunstige uitwerking kan hebben, dan zal de protagonist al in de eerste fase van de kritische discussie de disagreement space dusdanig vorm proberen te geven dat hij een imagoherstellende strategie of verdedigingslinie kan toepassen waarbij enerzijds zo min mogelijk concessies gedaan hoeven te worden en anderzijds de kans op winst zo groot mogelijk wordt. Dit betekent dat de discussiant dus al in de confrontatiefase - de fase waarin strategisch manoeuvreren inhoudt dat er een keuze wordt gemaakt uit de mogelijke discussiepunten een richting kiest die hij gedurende het hele verschil van mening aanhoudt. De ingenomen posities en standpunten, de expliciete en impliciete argumenten en de structuur van de argumentatie kunnen vervolgens gereconstrueerd worden. In het volgende hoofdstuk zal ik zo'n publieke persverklaring onder de loep nemen en daarbij het schema dat ik in hoofdstuk 2 heb opgesteld toepassen. Ik ga er hierbij vanuit dat op het moment dat een persverklaring nodig wordt geacht, de reputatie van de schrijver al schade heeft opgelopen door gebeurtenissen die eerder hebben plaatsgevonden. Met een persverklaring krijgt deze echter de kans zijn imago te herstellen en hij zal deze mogelijkheid dan ook aangrijpen om zo effectief mogelijk te werk te gaan en te kiezen voor een bepaalde strategie.
4 Analyse van concessies bij gekozen verdedigingslinies in een persverklaring
31
In dit hoofdstuk zal ik de inzichten uit de voorgaande twee hoofdstukken toetsen aan de praktijk. Ik gebruik hiervoor een persverklaring die ik zal reconstrueren in termen van strategisch manoeuvreren. Welk standpunt vormt de protagonist in de confrontatiefase, gegeven het feit dat de tegenpartij reeds beschuldigingen heeft geuit? In de confrontatiefase maken de auteurs de keuze voor verdedigingslinies. Welke zijn dit en hoe zijn deze van invloed op het verloop van de discussie? Door te kijken naar strategisch manoeuvreren met het topisch potentieel zal ik illustreren hoe de auteurs streven het verschil van mening in eigen voordeel te willen oplossen. De protagonist kiest een status (verdedigingslinie), baseert daarop standpunten, gebruikt verschillende strategieën en onderbouwt deze vervolgens met (hoofd)argumenten. 4.1 De zaak Lucassen De verklaring die ik ga analyseren, is opgesteld door Geert Wilders en Eric Lucassen nadat verschillende belastende verhalen over laatstgenoemde publiekelijk werden en de politicus en de partij waarvoor hij in de Tweede Kamer zit, de Partij voor de Vrijheid, in een kwaad daglicht kwamen te staan. Ik ga na welke verdedigingslinies het uitgangspunt van deze reactie op de aantijgingen vormen, welke strategieën zijn ingezet en welke concessies hierbij horen. Om antwoord te kunnen geven op deze vragen ga ik eerst dieper in op de zaken voorafgaand aan de persverklaring en de redenen dat deze is opgesteld. Welke acties hebben geleid tot deze reactie? Deze zaken spelen een cruciale rol in de keuze voor een verdedigingslinie. Achtergrondinformatie Zaak Eric Lucassen Sinds 17 juni 2010 is Eric Lucassen namens de Partij voor de Vrijheid (PVV) lid van de Tweede Kamer. Hij was niet altijd actief in de politiek. Lucassen was tot 2005 onderofficier bij de Koninklijke Landmacht en daarna was hij werkzaam bij een bedrijf dat beveiligers en bodyguards levert. Ook ontving hij een tijdlang een uitkering van het UWV. Lucassen kon niet beschouwd worden als heel bekend of invloedrijk persoon, tot hij in november 2010 opeens landelijke bekendheid verwierf toen actualiteitenprogramma Uitgesproken WNL meldde dat de PVV-politicus jarenlang zijn eigen buurt in Haarlem zou hebben geterroriseerd. Buren van Lucassen claimden dat zij tussen 2006 en 2009 geregeld werden bedreigd, getreiterd en uitgescholden. Herhaaldelijk is tegen de PVV'er aangifte gedaan en meer dan eens is Lucassen geboeid door de politie afgevoerd. Naast de informatie over de problemen in de buurt, kwam met deze media-aandacht ook een veroordeling uit 2002 weer naar boven. In dit jaar werd Lucassen door een militaire rechter veroordeeld voor ontucht tijdens zijn werk bij de Koninklijke Landmacht. Hij werd veroordeeld tot een week voorwaardelijk en een boete van vijfhonderd Euro, omdat hij als wachtmeester instructeur ontucht zou hebben gepleegd met twee vrouwelijke soldaten in opleiding. Hiermee heeft hij misbruik gemaakt van de gezagsrelatie die tussen hem en die leerlingen bestond. Zijn veroordeling maakte deel uit van de zogenoemde 'Ermelose ontuchtzaak', waarbij ook negen andere instructeurs werden veroordeeld. Tijdens het proces draaide
32
alles om de vraag: waren de seksuele handelingen uit vrije wil of was er sprake van verkrachting? Aangezien de instructeurs uiteindelijk voor ontucht werden veroordeeld, ging de rechter uit van het eerste. Lucassen ging zelfs tegen deze veroordeling in hoger beroep, maar werd ook daar veroordeeld. Zijn stap naar de Hoge Raad werd niet-ontvankelijk verkaard. Op het moment dat al deze feiten in de media uitgebreid werden belicht en er een heuse sneeuwbalreactie plaatsvond, werd niet alleen Eric Lucassen, maar ook zijn politiek leider, Geert Wilders, hevig bekritiseerd door pers en publiek. Voor een opstartende partij, zoals de Partij voor de Vrijheid in 2010 was, kon deze media-aandacht tot ernstige imagoschade leiden. De vraag die Nederland bezighield ten aanzien van Eric Lucassen, luidde: Mag iemand die in het verleden zo zwaar de fout in is gegaan ten aanzien van alles wat met waarden en normen te maken heeft, wel een baan met zo'n voorbeeldfunctie als Kamerlid vervullen? En ten aanzien van Geert Wilders en de PVV vroeg men zich af: Hoe kan het dat zulke zwaarwegende informatie niet bekend was bij de partij ten tijde van de aanstelling van Lucassen? De informatie was immers openbaar. Hoe nauwkeurig is de selectieprocedure van deze partij? Kortom, deze vragen hielden de media in 2010 volop bezig. De gevolgen voor de PVV waren niet gering, met name omdat dit niet het eerste PVV-Kamerlid was dat in opspraak kwam. Hero Brinkman sloeg eerder een barman van sociëteit Nieuwspoort en Marcial Hernandez bracht een nacht in de cel door, omdat hij ervan werd beschuldigd een kopstoot te hebben uitgedeeld. Van Kamerlid Dion Graus deed het verhaal de ronde dat hij in 2003 zijn zwangere vrouw zou hebben mishandeld. Dit is echter nooit bewezen. Al met al zorgde deze opeenstapeling van negatieve publiciteit ervoor dat vanuit de PVV met een tegengeluid moest worden gekomen. In eerste instantie hielden zowel Eric Lucassen als Geert Wilders zich onbereikbaar voor reacties, maar zij kwamen uiteindelijk op 15 november 2010 gezamenlijk met een verklaring.
Eric Lucassen blijft lid van de fractie van de PVV. Lucassen is niet veroordeeld wegens bedreiging. Hij geeft toe wegens twee overtredingen een boete te hebben gehad, alsmede in 2002 veroordeeld te zijn voor een misdrijf. Voor dit laatste, ontucht, stelt hij dat er geen sprake is geweest van seksueel misbruik. Wel van een ongepaste relatie waarbij sprake was van een gezagsverhouding. Lucassen erkent dat hij in deze een grote fout heeft gemaakt. In 2005 is hem overigens eervol ontslag verleend bij Defensie. Deze feiten waren ten tijde van de selectieprocedure niet bekend bij de Partij voor de Vrijheid. Geert Wilders voelt zich door Lucassen oneerlijk bejegend omdat hij in de selectieprocedure voornoemde feiten heeft verzwegen. Lucassen schaamt zich hiervoor en biedt de PVV zijn excuses aan, alsmede aan betrokkenen in de betreffende zaken.
33
Fractieleider Geert Wilders is van mening dat een en ander niet zonder consequenties kan blijven en heeft Lucassen met onmiddellijke ingang zijn woordvoerderschappen op het gebied van Wijken en Defensie ontnomen. Geert Wilders is vanmiddag om 16.00 uur bij de uitgang van de plenaire zaal in het gebouw van de Tweede Kamer beschikbaar voor commentaar. Geert Wilders
Eric Lucassen
4.1. Persverklaring van Geert Wilders en Eric Lucassen, verschenen in verschillende media en op de website van de Partij voor de Vrijheid op 15 november 2010 Met deze persverklaring willen de auteurs verantwoorden dat Eric Lucassen lid blijft van de fractie (dit is tevens de titel van de persverklaring) en zij gebruiken verschillende standpunten en argumenten om dit besluit te rechtvaardigen. De beslissing om Lucassen in de politiek te houden, is echter niet het enige standpunt dat zij verdedigen. Om een goede analyse van de verklaring te kunnen maken en uiteindelijk conclusies te kunnen ontlenen aan de hand van mijn eigen instrumentarium, is het van belang dat alle gebruikte argumentatie (zowel impliciet, als expliciet) meegenomen wordt. In zo'n analytisch overzicht, zoals toegelicht in hoofdstuk 3, worden naast de volledige argumentatie bovendien alle standpunten, de verschillende posities, de argumentatiestructuur en argumentatieschema's meegenomen. Reconstructie van de argumentatie 1
Lucassen is niet veroordeeld wegens bedreiging
1.1
Lucassen heeft voor twee overtredingen een boete gehad
1.(2)
(Bij deze overtredingen was geen sprake van bedreiging)
(2)
(De door de media geuite beschuldigingen over Lucassen zijn te zwaar)
(2).1a Lucassen is in 2002 veroordeeld voor ontucht (2).1b Dit was geen seksueel misbruik, maar een ongepaste relatie waarbij sprake was van een gezagsverhouding (2).1b.1 (Een ongepaste relatie waarbij sprake is van een gezagsverhouding is niet zo erg als seksueel misbruik) (2).2a In 2005 is hem eervol ontslag verleend (2).2(b) (Op het moment dat het leger je eervol ontslag verleent, kunnen de overtredingen nooit te zwaar zijn) (3)
(Lucassen is niet meer de persoon die hij was ten tijde van de overtredingen)
(3).1
Lucassen erkent dat hij een grote fout heeft gemaakt
(3).2
Lucassen schaamt zich
34
(3).3
Lucassen biedt de PVV en betrokkenen in betreffende zaken zijn excuses aan
(4)
(De PVV - en Geert Wilders in het bijzonder - valt niet te verwijten dat Lucassen is aangesteld)
(4).1
De feiten waren ten tijde van de selectieprocedure niet bekend bij de Partij voor de Vrijheid
(4).2a Geert Wilders voelt zich door Lucassen oneerlijk bejegend (4).2b Lucassen heeft in de selectieprocedure voornoemde feiten verzwegen (5)
(De zaak kan met deze persverklaring als afgehandeld worden beschouwd)
(5).1
Geert Wilders heeft met onmiddellijke ingang zijn woordvoerderschappen op het gebied van Wijken en Defensie ontnomen
4.2 De keuze voor verdedigingslinies in het verschil van mening In de confrontatiefase van de kritische discussie krijgt de disagreement space op zo'n manier vorm dat de protagonist een verdedigingslinie en de daarbij behorende strategieën kan inzetten die de kans op een overwinning zo groot mogelijk maakt. In het persbericht is de auteur vrij om zelf die elementen te benoemen die voor hem een gunstige uitwerking zullen hebben en ook die elementen achterwege te laten die zijn eigen zaak afzwakken. Er is immers geen antagonist aanwezig die direct kan reageren, die de auteur onderbreekt en probeert te voorkomen dat deze de voor hem meest gunstige positie creëert of zijn standpunten aanvalt. Zodoende kunnen naast de gekozen verdedigingslinies ook de standpunten zorgvuldig geformuleerd worden - of juist achterwege worden gelaten. Tot slot zal de auteur die argumenten in willen zetten die het publiek kunnen overtuigen zijn kant van het verhaal te geloven. Kortom, de confrontatiefase is een zeer belangrijke fase in het verschil van mening en de persverklaring is bij uitstek een middel om de discussie te sturen. Een persverklaring wordt opgesteld naar aanleiding van gebeurtenissen, meningen of ontwikkelingen die verantwoording of opheldering vereisen. Er wordt vaak geanticipeerd op externe zaken. In de persverklaring van Eric Lucassen en Geert Wilders betreft dit beschuldigingen en negatieve berichtgeving in de media met betrekking tot zaken uit het verleden van Eric Lucassen. De verklaring begint met de zin: "Lucassen is niet veroordeeld wegens bedreiging." Hiermee gaan de auteurs rechtstreeks in op de eerder geuite beschuldigingen met betrekking tot de burenruzie in Haarlem. De eerste verdedigingslinie die zij hierbij kiezen, is ontkenning. De auteurs reageren direct op het impliciete standpunt: 'Lucassen is veroordeeld wegens bedreiging.' Zij zetten hiermee direct in op het volledig distantiëren van de beschuldiging, om vervolgens de discussie naar veiliger terrein te sturen. Er is dus eerst sprake van een beschuldiging (kataphasis): 'Lucassen is veroordeeld wegens bedreiging.' Vervolgens is er sprake van een zekere weerlegging (apophasis): 'Lucassen is niet veroordeeld wegens bedreiging.' En tot slot moet het publiek bepalen of hij het wel of niet schuldig is (krinomenon). De keuze voor weerlegging van juist dit standpunt is een goed voorbeeld van hoe Wilders en Lucassen strategisch manoeuvreren met het topisch potentieel in de confrontatiefase. Zij besluiten een specifiek standpunt te weerleggen waarbij zij voor hen gunstige argumentatie kunnen
35
inzetten en kiezen er tegelijkertijd direct voor om andere standpunten achterwege te laten. Heeft Lucassen inderdaad buren bedreigd, getreiterd en uitgescholden? Deze zaken zijn lastiger te ontkennen en hierop gaan zij niet in, in de hoop dat het publiek genoeg 'afgeleid' is om met hun standpunt mee te gaan en verdere vragen achterwege te laten. Bovendien besluiten zij dat met de weerlegging van dit impliciete standpunt de discussie rondom dit incident is afgedaan en zien zij niet de noodzaak deze verdedigingslinie uitgebreid te onderbouwen met argumenten. Kortom, Lucassen is niet veroordeeld en meer hoeft er volgens hen niet over gezegd te worden. Concessies zijn volgens hen niet nodig. Welke twee overtredingen Lucassen precies heeft begaan wordt echter niet benoemd, het blijft voor de lezer zeer abstract, wat de verdediging ervan voor de auteurs weer makkelijker maakt. 1
Lucassen is niet veroordeeld wegens bedreiging
1.1
Lucassen heeft voor twee overtredingen een boete gehad
1.(2)
(Bij deze overtredingen was geen sprake van bedreiging)
Op de twee overtredingen gaan de auteurs niet in, zij behandelen alleen de veroordeling uit 2002 en gaan dus rechtstreeks over op de beschuldigingen uit de Ermelose zaak. Een interessante keuze, aangezien de aanleiding voor dit persbericht in eerste instantie de burenruzie was en niet zozeer de al afgehandelde militaire zaak. De auteurs verplaatsen het verschil van mening naar een voor hen gunstigere hoek waar verdediging makkelijker is en zij minder slecht uit de verf komen, ook al kun je je hierbij afvragen of dit gezien de oorzaak van het persbericht wel volledig te rechtvaardigen is. Een tweede standpunt dat de auteurs met de persverklaring willen overbrengen is dat Lucassen niet zo slecht is als de media hem afschilderen, om hiermee te rechtvaardigen dat hij lid blijft van de fractie. Hiervoor kiezen zij vervolgens de derde verdedigingslinie: ernst verminderen. Bewijsmateriaal uit de Ermelose zaak en een eerdere veroordeling maken dat Wilders en Lucassen wel degelijk moeten toegeven dat er sprake is geweest van verkeerde handelingen. Concessies moeten gedaan worden, omdat ontkenning simpelweg niet meer mogelijk is. De militaire rechter heeft al een vonnis uitgesproken, en afleiding kan een averechts effect hebben. Het voordeel moeten de auteurs dus ergens anders vandaan halen: (2)
(De door de media geuite beschuldigingen over Lucassen zijn te zwaar)
(2).1a Lucassen is in 2002 veroordeeld voor ontucht (2).1b Dit was geen seksueel misbruik, maar een ongepaste relatie waarbij sprake was van een gezagsverhouding (2).1b.1 (Een ongepaste relatie waarbij sprake is van een gezagsverhouding is niet zo erg als seksueel misbruik) (2).2a In 2005 is hem eervol ontslag verleend (2).2(b) (Op het moment dat het leger je eervol ontslag verleent, kunnen de overtredingen nooit heel zwaar zijn)
36
De auteurs zetten verschillende strategieën in om de keuze voor de verdedigingslinie ernst verminderen te kunnen onderbouwen. De eerste strategie die ze hierbij hanteren is minimization. Als de auteur het publiek kan overtuigen dat de gebeurtenissen niet zo negatief zijn als het publiek in eerste instantie denkt, dan zullen de negatieve gevoelens die aan deze gebeurtenis gekoppeld zijn automatisch ook afnemen (Benoit, 1995, p.77). Door te benadrukken dat er geen sprake was van misbruik, maar te spreken van een (ongelukkig gekozen) relatie, hopen de auteurs een meer positieve connotatie bij het publiek op te wekken: een ongepaste relatie is makkelijker te vergeven dan misbruik van een veel jongere, vrouwelijke ondergeschikte. Bij een relatie denkt men eerder aan wederzijds respect en liefde, dan aan lust. Een verkeerde keuze gemaakt uit liefde is makkelijker te vergeven dan een handeling uit lust. In het tweede geval, door te benadrukken dat Defensie Lucassen eervol ontslag heeft verleend, zeggen de auteurs in zekere zin: Defensie vond de feiten van dusdanig lichte aard dat eervol ontslag gepast was (en wie is het publiek om de beslissing van een militaire rechter in twijfel te trekken). Hier is dus sprake van bolstering om de ernst van de daad in de ogen van het publiek te doen verminderen, omdat een hogere macht eerder ook op die manier heeft geoordeeld. (3)
(Lucassen is niet meer de persoon die hij was ten tijde van de overtredingen)
(3).1
Lucassen erkent dat hij een grote fout heeft gemaakt
(3).2
Lucassen schaamt zich
(3).3
Lucassen biedt de PVV en betrokkenen in betreffende zaken zijn excuses aan
Hier gebruiken de auteurs de strategie differentiation binnen dezelfde verdedigingslinie ernst verminderen. Lucassen wil aantonen niet meer dezelfde persoon te zijn die hij in het verleden was, maar dat hij gegroeid is in zijn gedrag. Door positieve, hedendaagse karaktereigenschappen te benadrukken (de beschuldigde is bereid schuld te erkennen en verantwoordelijkheid te nemen voor gemaakte fouten) hoopt de auteur dat dit hetgeen is dat bij het publiek blijft hangen, in plaats van de negatieve gebeurtenis uit het verleden. De laatste zin van de tweede alinea richt zeer wederom op Eric Lucassen. Hier is sprake van de verdedigingslinie afleiding met daarbinnen de strategie mortification: "The accused may admit responsibility for the wrongful act and ask for forgiveness, engaging in mortification. If we believe the apology is sincere, we may choose to pardon the wrongful act." (Benoit, 1995, p. 79). De auteurs hopen dat het publiek iemand kan vergeven die zijn excuses aanbiedt en door aan te geven dat Eric Lucassen zich voor zijn gedrag schaamt, impliceren zij bovendien indirect beterschap. Bij de verdedigingslinie afleiding probeert de discussiant onder het doen van concessies uit te komen. Worden de excuses geaccepteerd, dan heeft de auteur de beschuldigingen succesvol in het midden gelaten. De tweede alinea is niet meer gericht op de verdediging van Eric Lucassen, maar op die van de PVV en partijvoorzitter Geert Wilders. Het tweede impliciet aanwezige standpunt dat de auteurs met deze persverklaring teniet doen, luidt: 'Geert Wilders was op de hoogte van deze feiten ten tijde van de selectieprocedure.' Ze beginnen ook hier met de sterkste verdedigingslinie mogelijk: ontkenning: 'De
37
feiten waren ten tijde van de selectieprocedure niet bekend bij de Partij voor de Vrijheid.' Ook in dit geval kiezen zij een standpunt dat zij direct kunnen weerleggen, zonder zich daarbij te richten op lastiger te verdedigen (of aan te vallen) standpunten of een standpunt waarbij concessies moeten worden gedaan. Alles is erop gericht Geert Wilders en de PVV in de slachtofferrol te plaatsen en de politicus op deze manier gelijk te stellen aan het publiek. Om zo min mogelijk concessies te hoeven doen, blijven ook hier veel zaken onbesproken. Zo gaan zij niet in op de vraag hoe het kon dat deze informatie niet bekend was bij de Partij voor de Vrijheid, terwijl alle gegevens, in ieder geval met betrekking tot de veroordeling van Lucassen in 2002, openbaar waren. Er wordt bovendien geen waardeoordeel gehangen aan het feit dat zij niet op de hoogte zouden zijn geweest van zulke relevante informatie. Er wordt slechts notie gemaakt van het feit dat de informatie ontbrak. (4)
(De PVV - en Geert Wilders in het bijzonder - valt niet te verwijten dat Lucassen is aangesteld)
(4).1
De feiten waren ten tijde van de selectieprocedure niet bekend bij de Partij voor de Vrijheid
(4).2a Geert Wilders voelt zich door Lucassen oneerlijk bejegend (4).2b Lucassen heeft in de selectieprocedure voornoemde feiten verzwegen Naast dit voorbeeld van simple denial, passen de auteurs binnen de verdedigingslinie ontkenning ook shift the blame toe. Dit is een verschuiving van de schuld, waarbij Geert Wilders in plaats van dader een slachtoffer wordt en zichzelf aan de kant van het publiek plaatst. Deze strategie moet een gevoel van verbondenheid bij de lezer opwekken en moet Wilders distantiëren van de negatieve berichtgeving. De schuld wordt in dit geval bij Eric Lucassen gelegd, die in de rest van de persverklaring de ruimte krijgt zich hiervoor te verontschuldigen. De laatste verdedigingslinie bevindt zich in de derde alinea van de persverklaring. Hierin passen de auteurs wederom de verdedigingslinie afleiding toe, met specifiek de strategie corrective action: "Promising to 'mend one's ways' and make changes to prevent the recurrence of the undesirable act." (Benoit, 1995, p. 79). In dit geval zou je ook kunnen spreken van een sanctie. Doordat Geert Wilders actie onderneemt en Lucassen een sanctie oplegt en zijn portefeuille inkrimpt, kan de zaak volgens hen als afgehandeld worden beschouwd: (5)
(De zaak kan met deze persverklaring als afgehandeld worden beschouwd)
(5).1
Geert Wilders heeft met onmiddellijke ingang zijn woordvoerderschappen op het gebied van Wijken en Defensie ontnomen
Hieronder volgt een tabel met een overzicht van de verschillende standpunten en argumenten met de bijbehorende verdedigingslinies en imagoherstellende strategieën. Verdedigingslinie
Standpunt
Strategie
Argument
38
Ontkenning
Lucassen is niet
Simple denial
Lucassen heeft voor twee
veroordeeld wegens
overtredingen een boete gehad en
bedreiging.
is in 2002 veroordeeld voor een misdrijf.
Ernst
(De door de media
Minimization
Lucassen is in 2002 veroordeeld
verminderen
geuite beschuldigingen
voor ontucht .
over Lucassen zijn te
Dit was geen seksueel misbruik,
zwaar.)
maar een ongepaste relatie waarbij sprake was van een gezagsverhouding. (Een ongepaste relatie waarbij sprake is van een gezagsverhouding is niet zo erg als seksueel misbruik.)
(De door de media
Bolstering
In 2005 is hem eervol ontslag
geuite beschuldigingen
verleend.
over Lucassen zijn te
(Op het moment dat het leger je
zwaar.)
eervol ontslag verleent, kunnen de overtredingen nooit heel zwaar zijn)
Lucassen is niet meer
Differentiation
de persoon die hij was
Lucassen erkent dat hij een grote fout heeft gemaakt.
ten tijde van de overtredingen.
Ontkenning
(De PVV - en Geert
Simple denial
De feiten waren ten tijde van de
wilders in het
selectieprocedure niet bekend bij
bijzonder - valt niet te
de Partij voor de Vrijheid.
verwijten dat Lucassen is aangesteld.) (De PVV - en Geert
Afleiding
Shift the blame
Lucassen heeft in de
wilders in het
selectieprocedure voornoemde
bijzonder - valt niet te
feiten verzwegen.
verwijten dat Lucassen
Geert Wilders voelt zich door
is aangesteld.)
Lucassen oneerlijk bejegend.
Lucassen is niet meer
Mortification
Lucassen schaamt zich.
39
Afleiding
de persoon die hij was
Lucassen biedt de PVV en
ten tijde van de
betrokkenen in de betreffende
overtredingen.
zaken zijn excuses aan.
(De zaak kan met deze
Corrective
Geert Wilders heeft Lucassen met
persverklaring als
action
onmiddellijke ingang zijn
afgehandeld worden
woordvoerderschappen op het
beschouwd.)
gebied van Wijken en Defensie ontnomen.
Tabel 4.2 Overzicht van gebruikte argumentatie in de persverklaring 4.3 De gevolgen van de concessies bij de gekozen verdedigingslinies Bij reconstructie van een argumentatieve tekst doorloop je naast de confrontatiefase, ook de andere fases die deel uitmaken van de oplossing van een verschil van mening. Hoewel voor dit onderzoek met name het strategisch manoeuvreren in de confrontatiefase centraal staat, zijn daarnaast tevens de gekozen argumenten van belang, ongeacht het feit dat deze bij de argumentatiefase horen. Concluderende opmerkingen, als onderdeel van de afsluitingsfase, kunnen rechtstreeks worden verbonden aan keuzes die de auteurs maken in de confrontatiefase. Voor de oplossing van een verschil van mening kiezen auteurs voor een specifieke richting, voor bepaalde standpunten, onderbouwen zij deze standpunten met argumentatie en eindigen zijn met de constatering dat hiermee het verschil van mening kan worden afgesloten. Of dit ook daadwerkelijk betekent dat het publiek hiermee is overtuigd of dat deze conclusie te voorbarig is, dat zal achteraf moeten blijken. Het strategisch manoeuvreren met het topisch potentieel in de confrontatiefase legt de basis voor de argumenten die de auteurs in de argumentatiefase zullen inzetten. Niet alleen de keuze voor wat de auteurs benoemen is relevant, zeker ook de standpunten die zij achterwege laten, spelen een belangrijke rol. Door bewust niet in te gaan op lastig te verdedigen standpunten, proberen auteurs zich te onttrekken aan die zaken die zij niet kunnen verantwoorden of die de reputatie flink kunnen schaden. Een kritische lezer prikt hier wellicht doorheen, maar dit geldt zeker niet voor het hele publiek en het is een gok die in publieke teksten vaak wordt gewaagd. De auteurs manoeuvreren strategisch met die standpunten waarbij zij zonder al teveel (en zonder specifieke types) concessies te doen, hun reputatie kunnen herstellen. Het gaat hierbij om de volgende concessies: 1. Het feit is juist 2. De omschrijving is juist 3. De beoordeling van het feit is juist 4. De betrokkenheid van de beschuldigde partij is juist 5. De bevoegdheid kritiek de leveren is juist
40
Zo kunnen de discussianten ervoor kiezen om als concessies het feit, de betrokkenheid en de bevoegdheid toe te geven, maar met de uiteindelijke beschrijving en beoordeling niet akkoord te gaan, omdat er verzachtende omstandigheden mogelijk zijn. Dit is het geval binnen de verdedigingslinie ernst verminderen. Is het echter mogelijk om ook het feit te ontkennen, dan zal deze linie niet gauw gekozen worden. De laatste concessie (met betrekking tot de bevoegdheid) wordt vaak gedaan, omdat hiermee niet veel schade aan eigen kant wordt aangericht. Alleen wanneer men specifiek de verdedigingslinie persoonlijke tegenaanval inzet, wordt deze bevoegdheid in twijfel getrokken. Het is een relatief onbeduidende concessie en vaak, bijvoorbeeld bij ontkenning, in het geheel niet relevant voor de argumentatie. In het geval dat deze laatste concessie niet gedaan wordt, en de auteurs zeer specifiek de bevoegdheid in twijfel trekken, kan deze verdedigingslinie weer tot nieuwe discussies leiden of averechts werken. Valt de beschuldigde partij een beschuldiger aan en laat deze de inhoudelijke argumentatie voor wat het is, dan kan het publiek dit als zwaktebod zien. De gevolgen van deze concessie kunnen enorm verschillen van bijvoorbeeld de tweede (de omschrijving is juist). Gaat men met de omschrijving van een gebeurtenis akkoord, dan geeft hij meer toe en zit vrijspraak er per definitie al niet meer in. De enige concessies die Geert Wilders en Eric Lucassen doen, zijn die uit de verdedigingslinie ernst verminderen. De andere verdedigingslinies die zij hanteren vereisen geen concessies van de auteurs. De verdedigingslinie ernst verminderen wordt in de persverklaring van Lucassen en Wilders vaak en voor verschillende standpunten gekozen en binnen deze verdedigingslinie passen zij bovendien meerdere strategieën toe. Voor Eric Lucassen betekent keuze voor deze verdedigingslinie in het gunstigste geval dat het publiek in deze verzachtende omstandigheden gaat geloven en de negativiteit die aan zijn naam verbonden is, zal afzwakken. Hij wil laten zien verantwoordelijkheid te nemen voor zijn fouten, maar niet met alle beschuldigingen mee te gaan. In de persverklaring wordt met betrekking tot de reputatie van Geert Wilders op vrijspraak gemunt. Tot slot proberen de auteurs het publiek ervan te overtuigen dat met deze persverklaring de hele discussie rondom de zaak Lucassen is afgehandeld. De verdedigingslinies die worden ingezet zijn: ontkenning, ernst verminderen en afleiding: kortom, linies waarbij de auteurs weinig tot geen concessies hoeven te doen. Iemand met een kritische blik op de persverklaring zet vraagtekens bij de geldigheid van de gebruikte argumentatie en de keuze voor deze verdedigingslinies. Ook over de volledigheid van de persverklaring als reactie op de eerdere aantijgingen valt veel te zeggen. Er is echter geen sprake van drogredenen of onjuiste argumentatie. Gaat het publiek mee met het verhaal van Wilders en Lucassen, dan kun je spreken van een succesvolle keuze voor deze verdedigingslinies. Het is aan de betrokkenen om af te wachten hoe snel de commotie rondom deze zaak vervolgens overwaait. 5 Conclusie
41
Voor een politicus zijn reputatie en macht onlosmakelijk met elkaar verbonden. Een politicus zal er alles aan doen om de best mogelijke reputatie te vestigen en te houden. Een betere reputatie zal leiden tot vertrouwen bij de kiezers, wat weer resulteert in het winnen van meer stemmen en dus in meer macht. Een beschadigde reputatie leidt vaak tot het omgekeerde en dat zullen zij dan ook willen voorkomen. Niemand stemt immers op een politicus die hij niet vertrouwt of die negatieve gevoelens opwekt. Politici kunnen het zich niet permitteren om zich na het maken van een fout te hullen in stilzwijgen en zullen met excuses of een verklaring moeten komen. Zo snel mogelijk na het openbaar worden van gemaakte fouten, of andere informatie die reputatie schade kan aanbrengen, zal de politicus hierop reageren. Of hij ervoor kiest diep door het stof te gaan of zich te onttrekken aan alle aantijgingen, hangt af van verschillende omstandigheden waar hij vaak zelf geen controle over heeft. Dit kan bijvoorbeeld de aanwezigheid zijn van bewijsmateriaal dat hem als dader aanwijst of juist de aanwezigheid van een alibi waarmee hij automatisch wordt vrijgesproken van de beschuldigingen. In deze scriptie heb ik onderzocht welke opties er zijn om te reageren op beschuldigingen die een reputatie kunnen schaden en welke consequenties de keuze voor verschillende opties met zich meebrengt. Ik wilde onderzoeken welke concessies politici hierbij moeten doen en heb hiervoor gebruik gemaakt van de inzichten uit de klassieke en Amerikaanse retorica. Ik heb een overzicht gemaakt, gebaseerd op de verdedigingslinies zoals deze beschreven zijn in de statusleer van Hermagoras van Temnos en op de theorie van imagoherstellende strategieën van Benoit. Ik heb ervoor gekozen de imagoherstellende strategieën die de spreker of schrijver kan inzetten bij zijn verweer onder te brengen in verschillende verdedigingslinies. Hierdoor worden dit de praktische componenten die vallen onder overkoepelende categorieën. Strategieën waarbij de discussiant dezelfde concessies moet doen, vallen zo onder dezelfde verdedigingslinie. Hierin verschilt mijn eigen overzicht van dat van Benoit, die een overzicht geeft van bestaande literatuur en op basis daarvan een theorie heeft ontwikkeld over imagoherstellende strategieën. Dit is weliswaar een uitgebreid overzicht, maar het ontbreekt aan samenhang. Benoit heeft, net als in mijn classificatie, vijf hoofdcategorieën, maar het probleem zit in de specificatie van de technieken die onder deze categorieën vallen. Het ontbreekt aan duidelijkheid met welke criteria deze zijn vastgesteld. Ook binnen de statusleer, waar de term 'verdedigingslinies' voor het eerst voorkomt, wordt slechts beperkt aandacht besteed aan de concessies die een spreker doet bij keuze voor specifieke verdedigingslinies. En ook hier ontbreekt het aan overeenkomsten bij de verschillende onderdelen die onder de verdedigingslinies vallen. Met name de derde verdedigingslinie bevat zoveel subcategorieën dat het geheel haast als 'restcategorie' kan worden bestempeld. Door een combinatie te maken tussen de klassieke statusleer en de imagoherstellende strategieën van Benoit en hierbij de concessies centraal te stellen, kwam ik uiteindelijk tot vijf verschillende verdedigingslinies waaronder weer één of meerdere strategieën hangen. In totaal kan de beschuldigde partij vijf verschillende concessies doen. De overkoepelende verdedigingslinies die ik in het overzicht onderscheid, zijn: ontkenning, afleiding, afschuiven verantwoordelijkheid, ernst verminderen en persoonlijke tegenaanval. In de confrontatiefase van een
42
kritische discussie kiest de discussiant voor een bepaalde verdedigingslinie. Hierop stemt deze vervolgens zijn argumentatie af en zodoende is deze verdedigingslinie van invloed op het hele verloop van de discussie. De claim 'hoe minder concessies hoe beter' is echter niet correct. Zo kan een discussiant meerdere concessies doen en toch zijn gesprekpartner of toehoorders beter overtuigen, dan wanneer hij voor de verdedigingslinie 'afleiding' kiest en geen concessies hoeft te doen. Bovendien is het niet zo dat van slechts één verdedigingslinie of één strategie gebruik gemaakt kan worden. Net zoals een discussie vaak ook niet uit het aanvallen en verdedigen van slechts één standpunt bestaat, bestaat deze vaak ook niet uit één verdedigingslinie en zeker niet uit één imagoherstellende strategie. In de analyse van een persverklaring van Geert Wilders en Eric Lucassen van de Partij voor de Vrijheid uit 2010, waarin de auteurs meerdere verdedigingslinies toepassen, ben ik nagegaan wat de gevolgen zijn van de verschillende verdedigingslinies en de bijbehorende imagoherstellende strategieën. Ik heb voor deze analyse gebruik gemaakt van de inzichten uit de pragma-dialectische argumentatietheorie. Deze theorie gaat uit van een ideaalmodel van een kritische discussie waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen verschillende fases die de kritische discussie doorloopt en specifieke handelingen die de discussianten in deze fases uitvoeren. De analyse resulteert in een overzicht van alle onderdelen, de standpunten, impliciete en expliciete argumenten, etc. van de tekst die een rol spelen in de discussie. Voor deze analyse heb ik specifiek gekeken naar het strategisch manoeuvreren met het topisch potentieel in de confrontatiefase, in deze fase kiezen de auteurs voor de verdedigingslinies en de onderliggende strategieën. Met de keuze voor specifieke verdedigingslinies probeert de schrijver van de tekst de discussie die kant uit te sturen die voor hem het meest gunstig is en de aandacht af te leiden van die elementen die juist nadelig kunnen uitpakken. De confrontatiefase is hiermee cruciaal voor het verloop van de verdere discussie. Uit de reconstructie van de persverklaring van Geert Wilders en Eric Lucassen kwam dat zij gebruik maken van drie verschillende verdedigingslinies met daarbinnen zeven verschillende strategieën. Voor de reputatie van Geert Wilders zetten de auteurs in op absolute vrijspraak. Ze hebben ervoor gekozen om Wilders volledig te distantiëren van de negatieve gebeurtenissen en gebruiken hiervoor de verdedigingslinie 'ontkenning', met daarbinnen zowel het ontkennen van de feiten als het verschuiven van de schuld op iemand anders. Dit verplaatsen van Geert Wilders van dader naar slachtofferrol wordt nog eens versterkt door in de persverklaring alleen de naam 'Wilders' te noemen in een positieve context of wanneer hij duidelijk als slachtoffer naar voren komt. In de gevallen waar sprake kan zijn van fouten of nalatigheid, wordt de naam 'Wilders' vervangen door het meer onpersoonlijke 'PVV'. Dit alles zou moeten bijdragen aan het herstel van de reputatie van Wilders zonder dat hij persoonlijk in verband wordt gebracht met de negatieve gebeurtenissen. In het geval van Eric Lucassen konden de auteurs door bestaande bewijslast niet meer kiezen voor volledige vrijspraak en daarom moesten zij bepaalde concessies doen. Door sommige zaken toe te geven, proberen de auteurs het beeld van Lucassen te veranderen en hiermee zijn reputatie te herstellen. De auteurs hebben ervoor gekozen om, naast één geval van ontkenning, de ernst te verminderen en het publiek af
43
te leiden. Veel concessies hoeven zo niet gedaan te worden. Het enige wat zij hiermee toegeven is het feit zelf, de betrokkenheid en de bevoegdheid aan te vallen. Met de omschrijving en de beoordeling van het feit hoefden de auteurs echter niet akkoord te gaan. Hierdoor wordt het mogelijk een ander beeld van Lucassen neer te zetten dan tot dan toe in de media het geval was. De persverklaring maakt het zo mogelijk de discussie op een dusdanige manier te verplaatsen dat het publiek voldoende afgeleid wordt, het eerdere berichtgeving 'vergeet' en genoegen neemt met het verhaal van Wilders en Lucassen. De persverklaring is een zeer effectieve manier om te discussie naar veiliger terrein te verplaatsen, zeker gezien het feit dat de auteurs in het geval van Wilders en Lucassen op vele aantijgingen geen weerwoord hebben. Ze benoemen maar enkele standpunten, hebben slechts een beperkt aantal argumenten om deze te onderbouwen - of gaan er simpelweg niet op in - en dragen tot slot zelf een oplossing aan waarmee de discussie afgesloten lijkt, zonder dat dit werkelijk het geval is. Dit is de kracht van strategisch manoeuvreren met het topisch potentieel in de confrontatiefase: door effectief standpunten aan te dragen en achterwege te laten bepaalt men zelf waar de discussie naartoe gaat en welke concessies men hierbij wil doen. Wanneer dit op een effectieve manier gebeurt, krijgt de discussiant het publiek achter zich. Hoe compleet of incompleet de argumentatie ook mag zijn. Met deze scriptie heb ik aangetoond dat de bestaande theorieën met betrekking tot imagoherstellende technieken nog steeds bruikbaar zijn, maar dat de samenhang tussen verschillende categorieën binnen deze theorieën nog wat te wensen overlaat. Met het instrument dat ik heb ontwikkeld heb ik dit probleem ondervangen en tegelijkertijd, door deze technieken te observeren vanuit het fenomeen strategisch manoeuvreren, een analyse van een verschil van mening mogelijk gemaakt. De pragma-dialectiek is mijns inziens een bruikbaar instrument om argumentatieve teksten te ontleden en door te kijken naar strategisch manoeuvreren kunnen deze nog gerichter worden geanalyseerd. Een persverklaring die in eerste instantie kort, bondig en overtuigend oogt, blijkt zo bij verdere bestudering vol te staan met manieren om onder schuldlast uit te komen.
44
Bibliografie
Benoit, W.L. (1995). Accounts, excuses and apologies: A theory of Image Restoration Strategies. Albany, NY: State University of New York Press.
Benoit, W.L. (1997). Image Repair Discourse and Crisis Communication. Public Relations Review, 23(2), 177-186.
Braet, A. (1984). De klassieke statusleer in modern perspectief: Een historisch-systematische bijdrage tot de argumentatieleer. Groningen: Wolters-Noordhoff.
Braet, A. (2007). De redelijkheid van de klassieke retorica. De bijdrage van klassieke retorici aan de argumentatietheorie. Leiden: Leiden University Press.
Burke, K. (1970). The rhetoric of religion. Berkeley, CA: University of California Press.
Eemeren, F.H. van (2010) Strategic maneuvering in argumentative discourse: Extending the pragmadialectical theory of argumentation. Amsterdam/Philadelphia: John Benjamins Publishing Company.
Eemeren, F.H., van, Grootendorst, R., & Snoeck Henkemans, A.F. (2002). Argumentation: Analysis, evaluation, presentation. New Jersey: Lawrence Erlbaum Associates.
Eemeren, F.H., van, & Houtlosser, P. (1999). Strategic manoeuvring in argumentative discourse. Discourse studies, 1(4), 479-497.
Hearit, K.M. (1995). Mistakes were made: Organizations, apologia and crisis of social legitimacy. Communication Studies, 46, 1-17.
45
Kennedy, G.A. (1994). A new history of classical rhetoric. New Jersey: Princeton University Press.
Krol, T.F. (1980). De geschiedenis van taalbeheersing: een zeer globale schets. In A. Braet (Ed.), Taalbeheersing als nieuwe retorica. Een historisch, programmatisch en bibliografisch overzicht (pp. 7-35). Groningen: Wolters-Noordhoff.
Rosenfield, L.W. (1968). The new rhetoric: A treatise on argument. Notre Dame, University of Notre Dame Press.
Ryan, H.R. (1982) Kategoria and apologia: On their rhetorical criticism as a speech set. Quarterly Journal of Speech, 68, 256-261.
Ware, B.L., & Linkugel, W.A. (1973). They spoke in defense of themselves: On the generic criticism of apologia. Quarterly Journal of Speech, 59, 273-283.
46