Stoas Hogeschool Opleiding: Varianten:
Educatie en Kennismanagement Groene Sector, hbo-bachelor voltijd / deeltijd
Visitatiedatum:
19 april 2006
© Netherlands Quality Agency (NQA) Utrecht, december 2006
2
© NQA - visitatie Stoas Hogeschool, Educatie en Kennismanagement Groene Sector
Inhoud
3
Deel A:
Onderwerpen 1.1 Voorwoord 1.2 Inleiding 1.3 Werkwijze 1.4 Oordeelsvorming 1.5 Oordelen per onderwerp 1.6 Schematisch overzicht oordelen 1.7 Totaaloordeel
5 7 7 12 13 14 15 15
Deel B:
Facetten Onderwerp 1 Onderwerp 2 Onderwerp 3 Onderwerp 4 Onderwerp 5 Onderwerp 6
17 19 21 31 33 35 38
Deel C:
Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5
Doelstellingen van de opleiding Programma Inzet van personeel Voorzieningen Interne kwaliteitszorg Resultaten
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden Deskundigheden panelleden Bezoekprogramma Kengetallen Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
© NQA - visitatie Stoas Hogeschool, Educatie en Kennismanagement Groene Sector
41 42 49 53 54 57
3
4
© NQA - visitatie Stoas Hogeschool, Educatie en Kennismanagement Groene Sector
Deel A:
Onderwerpen
© NQA - visitatie Stoas Hogeschool, Educatie en Kennismanagement Groene Sector
5
6
© NQA - visitatie Stoas Hogeschool, Educatie en Kennismanagement Groene Sector
1.1
Voorwoord
Dit rapport is het verslag van het panel dat in opdracht van NQA de opleiding Educatie en Kennismanagement Groene Sector van de Stoas Hogeschool heeft onderzocht. Het beschrijft de werkwijze, de bevindingen en de conclusies. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is feitelijk gestart in maart 2006, het moment waarop de opleiding haar zelfevaluatierapport bij NQA heeft aangeleverd. Als onderdeel van het onderzoek was er een panelbezoek aan de opleiding. Dit bezoek vond plaats op 19 april 2006. In het panel hebben de volgende personen zitting genomen: De heer ir. H.W. van Pol (voorzitter); De heer drs. J.J. Steen (domeinpanellid); De heer prof. dr. D. Beijaard (domeinpanellid); De heer drs. J.L.F. Haenen (studentpanellid); De heer drs. ing. A.G.M Horrevorts (senior auditor NQA). Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document ‘Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties’ van de NVAO (22 augustus 2005). Het panel beschikt over domeinspecifieke deskundigheid, onderwijs- en auditdeskundigheid en deskundigheid over de internationale ontwikkelingen van de discipline (zie bijlage 2). Het rapport bestaat uit drie delen: • Deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken met daarbij de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. • Deel B: een Facetrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan uit van de vierpuntsschaal (onvoldoende, voldoende, goed en excellent) zoals die door de NVAO is voorgeschreven. Dit facetrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. • Deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen. 1.2 Inleiding In 2006 bestaat Stoas Hogeschool 25 jaar. De opleiding heeft, naar eigen zeggen, altijd belang gehecht aan de verwevenheid van kennis, vaardigheden en houdingsaspecten naast de integratie van theorie en praktijk en de combinatie van pedagogisch-didactische scholing, theoretisch onderwijs, hospiteren en vakstudie. Stoas afgestudeerden zijn bevoegd tot het geven van alle vakken binnen de afdeling landbouw en natuurlijke omgeving en de vakken biologie, natuurkunde en scheikunde in alle leerwegen van het vmbo en in het praktijkonderwijs. Tevens is de afgestudeerde benoembaar als docent in het groene mbo en hbo.
© NQA - visitatie Stoas Hogeschool, Educatie en Kennismanagement Groene Sector
7
Stoas Hogeschool heeft de opleiding ‘educatie en kennismanagement groene sector’ ontwikkeld tot een competentiegerichte opleiding. Stoas wil een flexibel programma aanbieden om in te kunnen spelen op actuele ontwikkelingen in de samenleving en het werkveld en houdt rekening met wat mensen al elders hebben geleerd. Op dit moment wordt binnen Stoas Hogeschool gesproken over het ‘oude’ programma of curriculum en het ‘nieuwe’ competentie gerichte curriculum. In 2004 is in de voltijd opleiding proefgedraaid op enkele deelaspecten. Het nieuwe curriculum is definitief ingevoerd per 1 september 2005. Het onderstaande schema geeft de conversie van ‘oud’ naar ‘nieuw’ curriculum weer. In het studiejaar 2007/2008 zal het nieuwe curriculum volledig ingevoerd zijn. In de uitvoering van het nieuwe curriculum is het onderscheid tussen deeltijd- en voltijd studenten verdwenen.
‘Oud’ deeltijd
‘Oud’ voltijd
Per 1-9-2005
Alleen studenten, die voor 1-9-2005 ingestroomd zijn
Alleen studenten, die voor 1-9-2003 ingestroomd zijn: Fase 1 3 en 4
Per 1-9-2006
Geen
Studenten ingestroomd 19-2003: Fase 4
Per 1-9-2007 Onderwijseen heden
Geen Certificaten. 15 EC’s / certificaat
Geen Blokken. 15 EC’s / blok
‘nieuw’ competentie gerichte curriculum: voltijd / deeltijd. Incl. opleidingsschool. Alle voltijd studenten, die vanaf 1 sept 2005 (studiejaar 2005 / 2006) gestart zijn. Fase 1+2 Volgend jaar 3 Alle voltijd / duale studenten ingestroomd vanaf 1-9-2004 Alle deeltijd studenten Alle studenten Beroepsituaties. 15 EC’s / beroepssituatie (inclusief Studieloopbaanbegeleiding)
Trajecten en varianten Stoas Hogeschool heeft verschillende opleidingstrajecten en varianten ontwikkeld, die in de locaties Dronten en Den Bosch worden aangeboden. Stoas kent twee versnelde trajecten binnen het ‘oude curriculum’. Dit betreft speciale trajecten opgezet in samenwerking met buitenlandse partnerinstellingen en met Helicon Opleidingen te Deurne 1. Education & Knowledge Management (EKM) is een eenjarige Engelstalige variant. Voor studenten met ten minste 3 jaar succesvol afgeronde universitaire opleiding in agrarische, groene of pedagogisch/didactische richtingen biedt Stoas een specialisatie jaar aan.
1
8
Stoas spreekt van fases in plaats van jaren.
© NQA - visitatie Stoas Hogeschool, Educatie en Kennismanagement Groene Sector
2. Paardensport: In samenwerking met Helicon, locatie Deurne is een 5 jarig programma ontwikkeld. De studenten, die ten minste een havo diploma moeten hebben, volgen de eerste 3 jaar het mbo programma. Docenten van Stoas bieden gedurende deze drie jaar een aantal onderwijseenheden aan. Indien de student al deze eenheden afsluit op hbo niveau en het mbo niveau 4 diploma behaalt kunnen de studenten ingeschreven worden bij Stoas Hogeschool en in 2 jaar tijd de Stoas opleiding afronden. Schooljaar 2002/2003 is Stoas Hogeschool gestart met de zogenoemde opleidingsschool, als een door het Ministerie van LNV gesubsidieerd en gestimuleerd experiment. Het huidige experiment wordt december 2008 afgerond. Naar verwachting wordt de opleidingsschool als reguliere variant voortgezet. Het aantal studenten in de opleidingsschool bedraagt 68, waarvan circa 80% is ingeschreven als deeltijd student en 20% als voltijd student. De ‘opleidingsschoolstudent’ heeft zowel een arbeidscontract met de werkgever (‘opleidingsschool’, dat wil zeggen een AOC) als een ‘leerovereenkomst’ met Stoas Hogeschool. Met betrekking tot de onderwijsvereisten (kwalificaties, competenties, maar ook studielast) is alles identiek met de ‘gangbare’ voltijd, dan wel deeltijd opleiding. Studierichtingen Het programma kende en kent een groot aantal dimensies (vrijheidsgraden). Uitgedrukt in studierichtingen en profielen. Studierichtingen voor zowel ‘oud’ als ‘nieuw’ curriculum (DR= Dronten, DB=Den Bosch) Groen Zorg en Onderwijs (DR, DB) Bloemsierkunst (DB) Tuin en Landschap (DB) Tuinbouw en Akkerbouw (DB) Voeding (Voedingstechnologie, Humane voeding) (DB) Recreatie en Gezelschapsdieren (DR) Veehouderij (DR) Paard (Paardensport, Paardenhouderij.) (DR) Agrotechniek en Management (DR)
Profielen Voor het ‘oude curriculum’ vmbo mbo of niveau 4 De student maakt in fase 3 en 4 een keuze tussen deze twee profielen. Het vmbo profiel richt zich op de verbreding van de vakrichting en op de zorg voor de leerling. Het Mbo profiel richt zich op verdieping van de vakrichting en groen ondernemerschap.
De student kiest bij inschrijving voor één van deze studierichtingen
Afstudeervarianten In het ‘oude curriculum’ richt iedere student het vierde jaar van de studie zelf in (zelfverantwoordelijk leren). In het vierde jaar van het oude curriculum heeft de student de ruimte zich verder te verbreden dan wel te verdiepen in de aspecten:
© NQA - visitatie Stoas Hogeschool, Educatie en Kennismanagement Groene Sector
9
Public Relation en Communicatie (voorlichting) (DR, DB) Bedrijfsopleidingen en training(DR, DB) International Consultancy (‘Internationaal, Ontwikkelingssamenwerking’) (DR, DB) Leraar in opleiding (LIO) (DR, DB) Natuur en Milieu educatie (NME) (DB) Assistent bedrijvenadviseur (‘Rabo-lijn’) (DR, DB) Trainer Paardensport (DR) Management (DB) Handel (DB) Activiteitenbegeleiding (DB) Individuele trajecten (DR, DB) Deze keuzemogelijkheden verdwijnen in het nieuwe curriculum. Daarvoor in de plaats komen keuze beroepssituaties
Kern beroepssituaties en keuze beroepssituaties in het nieuwe competentiegericht curriculum In het competentiegericht curriculum blijft de vakgerichte inkleuring bestaan binnen de vakgerichte beroepssituaties. Verdere profilering en specialisatie komen tot uiting in 1. Keuze uit de keuze beroepssituaties 2. Keuzes binnen de beroepssituaties met betrekking tot werkplekkeuze en overige studieactiviteiten. Eén van de uitgangspunten voor het competentiebouwwerk is het opleiden voor drie verschillende Educatieve & Communicatieve beroepsprofielen in de groene sector: 1. Docent vmbo / Praktijkonderwijs 2. Docent mbo / BVE 3. Kennismanager Afhankelijk van de keuze voor een bepaald beroep kan de student een bepaalde adviesroute volgen. De keuze voor een adviesroute wordt mede bepaald door vooropleiding en werkervaring. Voor de drie verschillende beroepenprofielen zijn een aantal gemeenschappelijke (kerndeel beroepssituaties) en een aantal specifieke beroepssituaties (keuzedeel beroepssituaties) te onderscheiden. Stoas heeft onderzoek uitgevoerd naar de competenties voor leraren vmbo / mbo in de groene sector. Op basis daarvan heeft Stoas beroepssituaties beschreven die als uitgangspunt dienen voor het nieuwe curriculum. Daarnaast zijn een aantal beroepssituaties geformuleerd, gebaseerd op Kern en Profiel (1998) en op het onderzoek Groene vakinhouden. (Zie tabel op pagina 8)
10
© NQA - visitatie Stoas Hogeschool, Educatie en Kennismanagement Groene Sector
Onderzoek / Stoas expertise
Beroepssituatie
Beroepssituaties gebaseerd op Stoas onderzoek in vmbo / mbo
BS BS BS BS BS
Kern en profiel
Onderzoek Groene Vakinhouden
Toevoeging Stoas Hogeschool op basis van eigen ervaringen De keuze heeft aan de ene kant te maken met een heterogene instroom (havo/mbo), aan de andere kant is deze keuze gebaseerd op het succes van de huidige afstudeervarianten.
2: 3: 4: 5: 7:
Leersituaties met praktische instructie Leersituaties met activerende didactiek Leersituaties met bijzondere kenmerken Begeleidingssituaties van leerlingen Situaties rond organiseren en samenwerken BS 9: Ontwikkelsituaties in het onderwijs / bedrijf BS 10: Situaties rond persoonlijk functioneren BS 11: Beoordelingssituaties BS 12: Leersituaties met leer- en gedragsproblemen BS 14: Marketing en communicatiesituaties in de groene sector BS 15: Bestuurlijke en beleidssituaties in de groene sector BS 16: Kwaliteit en logistieke situaties in de groene sector BS 17: Managementsituaties in de groene sector BS 19: Ontwerp- en vormgevingssituaties BS 1: Situaties rond vakinhoudelijke deskundigheidsontwikkeling BS 6: Onderzoek- en adviessituaties in de groene sector BS 8: Situaties rond brede professionalisering in de studierichting BE1ca: Basiseenheid communicatie en analyse BE 1vak: Basiseenheid vak 1 BE 2vak: Basiseenheid vak 2 BS 13: Opleidingssituaties in bedrijven en organisaties BS 18: Beroepsbegeleidende situaties in de groene sector BS 20: Beroepsorienterende situaties BS 21: Vrij keuze
Kern of keuze kern kern kern kern kern kern kern keuze keuze
kern kern kern kern kern kern keuze keuze keuze keuze
Elke beroepssituatie wordt systematisch beschreven en bestaat uit: 1. Een realistische karakteristiek van de beroepssituatie 2. Beschrijving van de competenties om succesvol in deze beroepssituatie te kunnen functioneren. 3. Levensechte anekdotes die de beroepssituatie verduidelijken. 4. Assessmentplan 5. Uitvoeringsplan met o.a. bronnen.
© NQA - visitatie Stoas Hogeschool, Educatie en Kennismanagement Groene Sector
11
1.3
Werkwijze
De beoordeling van de opleiding door het panel heeft plaatsgevonden conform de werkwijze zoals die is neergelegd in het beoordelingsprotocol van NQA. Deze werkwijze wordt hieronder beschreven. De visitatie vond plaats op basis van het domeinspecifieke referentiekader dat voor de opleiding geldt (zie facet 1.1). NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke bezoek door het panel en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase. De voorbereidingsfase Allereerst heeft een NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecheckt op kwaliteit en compleetheid (de informatieanalyse) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Nadat het zelfevaluatierapport met de bijlagen in orde was bevonden, heeft de auditor met de opleiding besproken welke facetten of welke thema’s naar verwachting de meeste aandacht zullen krijgen tijdens het bezoek van het panel aan de opleiding (de agenderende audit). Daardoor konden de opleiding en het visitatiepanel zich op adequate wijze voorbereiden op dit bezoek. In diezelfde periode (maart 2006) bereiden de panelleden zich inhoudelijk voor op het bezoek (april 2006). Zij bestudeerden het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden in een beoordelingsformat hun voorlopige oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden vraagpunten. Zij gaven hun bevindingen door aan de NQA-auditor. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een voorbereidende vergadering is het bezoek door het panel concreet voorbereid. De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundige(n) in het panel bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In het facetrapport is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd. Het bezoek door het panel NQA heeft een bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het bezoek door het panel dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding (bijlage 3). Er vonden gesprekken plaats met het college van bestuur, docenten, studenten, afgestudeerden en met werkveldvertegenwoordigers. Aan het begin en tijdens het bezoek is ter inzage gevraagd materiaal bestudeerd. Tussen de gesprekken door heeft het panel zogenaamde ‘schakelmomenten’ ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen-)oordelen. De bevindingen zijn door de panelleden beargumenteerd. Aan het einde van het bezoek heeft het panel een mondelinge terugkoppeling gegeven van enkele indrukken en ervaringen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken.
12
© NQA - visitatie Stoas Hogeschool, Educatie en Kennismanagement Groene Sector
De fase van rapporteren Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage opgesteld, bestaande uit een facetrapport en een onderwerprapport, waarin de kwaliteit van de opleiding is beoordeeld. Met dit rapport wordt door de opleiding accreditatie aangevraagd bij de NVAO. In het facetrapport wordt door NQA gerapporteerd op facetniveau. De opleiding heeft in mei 2006 een concept van dit rapport voor een check op feitelijke onjuistheden ontvangen. Naar aanleiding daarvan zijn enkele wijzigingen aangebracht en is aanvullende informatie opgevraagd over het internationale traject van de opleiding. Het panel heeft deze informatie bestudeerd en in september 2006 besproken. Naar aanleiding daarvan heeft een deel van het panel (dagvoorzitter en NQA auditor) op 23 november 2006 een tweede gesprek gevoerd met het opleidingsmanagement en de coördinatoren van de internationale stroom. In het onderwerprapport wordt door NQA een oordeel op de onderwerpen en op de opleiding als geheel gegeven. Dit totaalrapport is in december 2006 voor een check op feitelijke onjuistheden aan de opleiding voorgelegd. Het definitieve rapport is door het panel vastgesteld in december 2006. Het visitatierapport is in december 2006 ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO. 1.4
Oordeelsvorming
In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door de NQA in het ‘Beoordelingsprotocol’ zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie ‘Handreiking voor oordeelsvorming’ een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt, het domeinspecifieke kader en een vergelijking met andere relevante opleidingen op een aantal aspecten. Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als sprake is van: • weging van de oordelen op facetniveau; • benchmarking; • generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden; • bepaalde accenten respectievelijk ‘best practices’. In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide) argumentatie is te vinden in het facetrapport. Daar waar een argumentatie/beoordeling voor de deeltijd afwijkt van de voltijd, is dit expliciet vermeld. Indien niet vermeld, gelden voor de deeltijdopleiding dezelfde argumentatie/oordelen als voor de voltijdopleiding, aangezien de deeltijdopleiding inhoudelijk voornamelijk is gebaseerd op dezelfde module-inhouden en leersituaties als de voltijdopleiding. Wat betreft de benchmarking wordt een vergelijk gemaakt met de lerarenopleidingen (sector HPO). Voor de landelijke vergelijking maakt het panel gebruik van de centraal geregistreerde gegevens van het CRIHO, aangezien deze een vergelijking mogelijk maken. Dit in tegenstelling tot opleidingseigen kengetallen die per instelling kunnen verschillen als gevolg van verschillen in definitie en registratie.
© NQA - visitatie Stoas Hogeschool, Educatie en Kennismanagement Groene Sector
13
1.5
Oordelen per onderwerp
1.5.1 Doelstellingen opleiding De facetten 1.1 en 1.3 zijn met goed beoordeeld en facet 1.2 is met voldoende gewaardeerd. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. 1.5.2 Programma Voor de deeltijd en voltijdopleiding heeft het panel alle facetten positief beoordeeld. Zie voor een specificatie van de oordelen paragraaf 1.6. Het panel komt voor dit onderwerp daarom tot een positief eindoordeel. 1.5.3 Inzet van personeel De facetten 3.1 en 3.2 zijn met goed beoordeeld en facet 3.3 is met voldoende gewaardeerd. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. 1.5.4 Voorzieningen De facetten 4.1 en 4.2 zijn met goed beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. 1.5.5 Interne kwaliteitszorg De drie facetten behorend bij dit onderwerp zijn allen met een voldoende gewaardeerd. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. 1.5.6 Resultaten De twee facetten behorend bij dit onderwerp zijn met een voldoende beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding daarom positief.
14
© NQA - visitatie Stoas Hogeschool, Educatie en Kennismanagement Groene Sector
1.6
Schematisch overzicht van de oordelen opleiding Educatie en Kennismanagement Groene Sector
De oordelen gelden voor beide locaties (Dronten [Dr] en Den Bosch [DB]) tenzij anders is vermeld. Onderwerp/Facet Voltijd Deeltijd Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding 1.1 Domeinspecifieke eisen Goed Goed 1.2 Niveau bachelor Voldoende Voldoende 1.3 Oriëntatie hbo bachelor Goed Goed Totaaloordeel Positief Positief Onderwerp 2 Programma 2.1 Eisen hbo Goed Goed 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma Voldoende Voldoende 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma Voldoende Voldoende 2.4 Studielast Voldoende Voldoende 2.5 Instroom Voldoende (Dr) Goed Goed (DB) 2.6 Duur Goed Goed 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud Goed Goed 2.8 Beoordeling en toetsing Voldoende Voldoende Totaaloordeel Positief Positief Onderwerp 3 Inzet van Personeel 3.1 Eisen hbo Goed Goed 3.2 Kwantiteit personeel Goed Goed 3.3 Kwaliteit personeel Voldoende Voldoende Totaaloordeel Positief Positief Onderwerp 4 Voorzieningen 4.1 Materiële voorzieningen Goed Goed 4.2 Studiebegeleiding Goed Goed Totaaloordeel Positief Positief Onderwerp 5 Interne kwaliteitzorg 5.1 Evaluatie resultaten Voldoende Voldoende 5.2 Maatregelen tot verbetering Voldoende Voldoende 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het Voldoende Voldoende beroepenveld Totaaloordeel Positief Positief Onderwerp 6 Resultaten 6.1 Gerealiseerde niveau Voldoende Voldoende 6.2 Onderwijsrendement Voldoende Voldoende Totaaloordeel Positief Positief
1.7
Totaaloordeel
Op grond van voorgaand schema en de onderbouwing daarvan in paragraaf 1.5 waaruit blijkt dat de opleiding op de zes onderwerpen positief scoort, is de conclusie dat het totaaloordeel over de opleiding positief is.
© NQA - visitatie Stoas Hogeschool, Educatie en Kennismanagement Groene Sector
15
16
© NQA - visitatie Stoas Hogeschool, Educatie en Kennismanagement Groene Sector
Deel B: Facetten
© NQA - visitatie Stoas Hogeschool, Educatie en Kennismanagement Groene Sector
17
18
© NQA - visitatie Stoas Hogeschool, Educatie en Kennismanagement Groene Sector
Onderwerp 1
Facet 1.1
Doelstelling van de opleiding
Domeinspecifieke eisen
Goed
Criteria - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding is bezig met het vernieuwen van het curriculum. Het eerste jaar (propedeuse) en het tweede jaar zijn geheel vernieuwd en worden nu in vernieuwde vorm aangeboden. Jaar drie en vier worden in de komende twee jaar in de vernieuwde vorm aangeboden. • De eindkwalificaties van het oude curriculum van de opleiding Educatie en Kennismanagement Groene Sector (verder in dit rapport aangeduid met de afkorting EK) zijn gebaseerd op arbeidsmarktonderzoek (Le Ruette, R.J.M, 1996) en beschreven in Kern en Profiel, Opleiding Agrarische Lerarenopleiding (1998). • Voor het nieuwe curriculum, zijn competentieprofielen beschreven in het document ‘Levensechte verhalen als basis voor het competentieprofiel’ (2004). De profielen zijn het resultaat van een breed opgezet werkveldonderzoek. Aanvullend werkveldonderzoek onder 60 vakdocenten in de groene sector heeft geleid tot het formuleren van startbekwaamheidseisen voor de docenten in het agrarisch onderwijs (mbo en vmbo). • Uit een onderzoek uitgevoerd door Unesco blijkt dat de resultaten van de onderwijsvernieuwing bij Stoas Hogeschool volgens de kwaliteitscriteria van UNESCO zijn/worden uitgevoerd. Het UNESCO rapport meldt dat de aanpak van de Stoas een goed voorbeeld is van het leggen van de verbinding tussen het onderwijsprogramma én de vraag en de behoeften vanuit het werkveld. Het panel onderschrijft dit. • Stoas Hogeschool sluit aan bij het beleid van het ministerie van LNV, Directie Kennis, met betrekking tot kennisexport. Dit betekent onder andere het aanbieden van een internationaal Engelstalig programma in samenwerking met buitenlandse partneruniversiteiten. Uit een vergelijking (gemaakt door Stoas) blijkt dat het opleidingsmodel en de pedagogisch-didactische benadering van Stoas Hogeschool sterk verschilt van die van de partnerinstituten qua duur (EC's), inhoud en methodiek. Stoas Hogeschool realiseert zich dat er internationaal bezien grote verschillen zijn in onderwijssystemen en onderwijsculturen. Dat betekent dat de startbekwaamheidseisen voor een docent in het ‘groene’ beroepsonderwijs buiten Nederland, niet identiek zijn aan de Nederlandse eisen, maar wel gelijkwaardig. Stoas Hogeschool handelt in de uitvoering van de internationale opleidingsvariant naar de geest van het programma zoals dit ook voor de Nederlandse studenten wordt uitgevoerd.
© NQA - visitatie Stoas Hogeschool, Educatie en Kennismanagement Groene Sector
19
Facet 1.2
Niveau bachelor
Voldoende
Criteria - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding heeft de eindkwalificaties van het ‘nieuwe’ competentiegerichte curriculum getoetst aan de internationaal geldende standaarden voor het bachelorniveau (Dublin descriptoren). De resultaten van deze toets zijn vastgelegd in het document Wegens verbouwing geopend (maart 2006). • De eindkwalificaties van het oude curriculum zoals beschreven in Kern en Profiel. Opleiding Agrarische Lerarenopleiding. Kernkwalificaties en opleidingsconcept (1998) zijn niet expliciet vergeleken met de Dublin descriptoren. Het panel stelt vast dat deze wel impliciet aanwezig zijn in Kern en Profiel. Het panel heeft vastgesteld dat de opleiding onderdelen van het oude curriculum (fase 3 en 4) vergeleken heeft met de tien generieke kernkwalificaties van het hbo (commissie Franssen). • Uit het UNESCO onderzoek blijkt dat Stoas Hogeschool voldoet aan de internationaal geaccepteerde standaard voor het opleiden van leraren in het agrarisch onderwijs en voorloper is met betrekking tot onderwijsinnovatie en competentiegericht opleiden. • Het panel stelt vast dat de Dublin descriptoren in de doelen van de opleiding zijn te herkennen. Het panel mist echter helderheid over de meetbaarheid van het niveau van het oude curriculum. Het panel heeft kunnen vaststellen dat in het nieuwe curriculum de link tussen hbo-niveau en eindkwalificaties beter is beschreven in documenten zoals Wegens verbouwing geopend (2006) en Levensechte verhalen als basis voor het competentieprofiel (2004). Het panel heeft de uitvoering ervan kunnen checken in enkele werkstukken van studenten die het nieuwe programma volgen. Het panel komt hierop terug bij facet 2.8 Beoordeling en toetsing.
Facet 1.3
Oriëntatie hbo bachelor
Goed
Criteria - De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. - De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hbo-opleiding vereist is of dienstig is. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Voor de ‘oude’ opleiding zijn de eindtermen ontleend aan de beroepspraktijk. De eindtermen zijn beschreven in Kern en Profiel, Opleiding Agrarische Lerarenopleiding (1998).
20
© NQA - visitatie Stoas Hogeschool, Educatie en Kennismanagement Groene Sector
•
•
• •
De competenties van de ‘nieuwe’ competentiegerichte opleiding zijn getoetst aan algemeen geldende standaarden: SBL 2 bekwaamheidseisen en de indicatoren uit de wet BIO 3 . Het nieuwe competentiegerichte opleidingsmodel is gebaseerd op een breed opgezet werkveldonderzoek (Zie facet 1). Dit onderzoek heeft geleid tot het definiëren van competenties en beroepssituaties voor het vmbo en het mbo. Het resultaat is een mix van beroepscompetenties die voortkomen uit wensen van het werkveld en competenties die gebaseerd zijn op de visie en opgebouwde know – how van de Stoas Hogeschool (opgenomen in het document Wegens verbouwing geopend). De opleiding heeft voor alle negen afstudeerrichtingen vak-kernteams, die een adviserende rol hebben met betrekking tot de vakinhouden van de oude en nieuwe opleiding. Daarnaast functioneert er in het kader van het lectoraat Competentie gericht opleiden een kenniskring. Deze kenniskring is eind 2005 aangevuld met een buitenkring van experts op het gebied van kennisoverdracht in de Groene Sector (onderwijs, bedrijven of kennisinstituten). Het panel stelt vast dat de algemene lerarencompetenties voor de groene sector qua niveau en oriëntatie in overleg met het werkveld tot stand zijn gekomen. Het panel constateert dat bij de ontwikkeling van het nieuwe curriculum het werkveld is geraadpleegd (via onderzoek).
Onderwerp 2
Facet 2.1
Programma
Eisen hbo
Goed
Criteria - Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. - Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline. - Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het deeltijdprogramma in Dronten en Den Bosch is identiek. Het programma is gemeenschappelijk ontwikkeld. Studenten kunnen programmaonderdelen zowel in Den Bosch als in Dronten volgen. Voor de voltijd geldt dat het nieuwe curriculum in teamverband wordt ontwikkeld (docenten uit Dronten en Den Bosch overleggen over programma-inhouden en wijze van toetsen). De verschillen tussen de deeltijd en voltijd
2 3
Stichting Beroepskwaliteit Leraren De Wet Beroepen In het Onderwijs
© NQA - visitatie Stoas Hogeschool, Educatie en Kennismanagement Groene Sector
21
•
•
•
•
•
22
variant vervagen, daar in beide trajecten uitgegaan wordt van leren op de werkplek en competentiegericht leren. Het leerproces in het nieuwe curriculum vindt plaats op de werkplek (WPL) rond een beroepssituatie (BS). Een BS wordt ondersteund via flankerend onderwijs (FLO). Dit staat beschreven in het Kaderstuk Onderwijsontwikkeling (2003). De omvang van een BS is 15 EC’s (6 FLO, 8 WPL en 1 EC voor studieloopbaanbegeleiding of vrije studie ruimte). Het panel heeft het programma ingezien en stelt vast dat gedurende een periode van 15 weken FLO wordt aangeboden. In het uitvoeringsplan, dat hoort bij het FLO van een beroepssituatie, is het programma uitgewerkt en wordt de relatie gelegd met de bronnenlijst. De inhoud van het FLO sluit aan op het werkplekleren, dat parallel aan het FLO plaatsvindt. In de werkplekwijzer vindt de student richtlijnen voor het werkplekleren. Het panel stelt vast dat in het nieuwe curriculum systematisch wordt gewerkt vanuit beroepssituaties die allen zijn ontleend aan de beroepspraktijk. Ook in het oude curriculum is de relatie met de beroepspraktijk duidelijk aanwezig, aldus het panel. Dat blijkt uit de volgende programmaonderdelen. In een bedrijfsstage besteden studenten aandacht aan het waarnemen, onderzoeken en overdragen en toepassen van actuele informatie en kennis (de competenties ‘onderzoeken’ en ‘adviseren’). Andere buitenschoolse leeractiviteiten zijn Werken in School (31 EC’s, waarvan 18 op de werkplek), dat bestaat uit: Educatief Ontwerpen (waarbij de student onder andere wordt ingezet in ontwikkeltrajecten), Onderwijsleeractiviteiten op de werkplek (10 EC’s), vakdidactiek (5 EC’s), Leerlingbegeleiding (2 EC’s) en Visieontwikkeling (3 EC’s). In fase 3 worden de competentieclusters ‘Groen Vakmanschap Veehouderij’ en ‘Groen ondernemerschap’ aangeboden, respectievelijk. 8 en 12 EC’s. Tot maximaal 14 EC’s hiervan vindt op de werkplek plaats. In fase 4 kan de student kiezen voor de afstudeervariant Leraar in Opleiding (LIO-traject), waarbij hij als junior werkzaam is op een school (38 EC’s). Hiervoor wordt een convenant tussen Stoas, student en LIO school getekend als er geen sprake is van een arbeidsrelatie. Is dat wel het geval dan heeft de student een arbeidsovereenkomst met de LIO school. Voor de overige afstudeervarianten kan er sprake zijn van een arbeidsrelatie. Als er geen arbeidsrelatie is, loopt de student gedurende de eerste periode (15 EC’s / 10 weken) en de vierde periode (15 EC’s / 10 weken) stage op een bedrijf. Voor elke beroepssituatie is een ‘bronnenlijst’ opgesteld, die voor studenten toegankelijk is op BlackBoard. In het oude curriculum wordt de aanbevolen vakliteratuur vermeld in de studiewijzer. Het panel stelt vast dat de bronnenlijsten relevante literatuur bevatten. De pedagogisch-didactische literatuur is, aldus het panel, van goede kwaliteit. Stoas Hogeschool nodigt regelmatig gastsprekers uit. Een voorbeeld is de jaarlijks georganiseerde Internationale Conferentie ‘Rural Renewal & Multicultural Society’. Bij elke start van een nieuwe periode vindt een zogenoemde aftrapdag plaats, waarop diverse gastsprekers een bijdrage leveren.
© NQA - visitatie Stoas Hogeschool, Educatie en Kennismanagement Groene Sector
Facet 2.2
Relatie doelstellingen en inhoud programma
Voldoende
Criteria - Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. - De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. - De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Binnen het ‘oude curriculum’ is het onderwijsprogramma beschreven in blokboeken, waarin per fase of periode (blok) is aangegeven wat er van de student verwacht wordt. De competenties worden beschreven en de inhoud van het programma. Het assessmentplan geeft aan waar de student aan moet voldoen. • Het nieuwe programma bestaat uit 10 verplichte beroepssituaties (BS) en 11 vrije keuze beroepssituaties, waaruit de student er 6 moet kiezen. • Het eenjarige Engelstalige curriculum wordt beschreven in de EC’s study guide. De cursus is opgedeeld in certificaten van 15 EC's. Competenties zijn per certificaat beschreven en toegelicht met een beschrijving van de inhoud van (beroeps)activiteiten. • Voor het nieuwe curriculum zijn voor elke onderwijseenheid de competenties, beschreven die nodig zijn om succesvol te opereren binnen de beroepssituatie, evenals het assessmentplan en het uitvoeringsplan. In het uitvoeringsplan is aangegeven wat tijdens het FLO op het programma staat (inclusief bronnenlijst) en wat van de student verwacht wordt op de werkplek. Het assessmentplan en de daarbij behorende criteria geven informatie over de relatie tussen competenties, kennis, vaardigheden, attitudes en gedragscriteria. De werkplekwijzer geeft aan hoe de student de vereiste competenties op de werkplek kan verkrijgen. Een voorbeeld daarvan is de werkplekwijzer Praktische instructie. Daarin traint de student zich in de rollen van docent, gastheer, presentator, didacticus, pedagoog en afsluiter. • Het panel heeft diverse beschrijvingen van programmaonderdelen gezien en stelt vast dat de beschrijving van zowel het oude als het nieuwe programma uitgebreid is en studenten handreikingen biedt voor de wijze waarop zij zich de competenties eigen kunnen maken. Het nieuwe programma is opgebouwd rond beroepssituaties, die direct gekoppeld zijn aan de eindkwalificaties. De relatie tussen competenties en het nieuwe programma is door deze opzet direct te leggen. In het oude programma is de relatie tussen eindkwalificaties en het programma impliciet aanwezig. Onderdelen van het oude curriculum zijn vergeleken met hbo-kwalificaties (commissie Franssen). • Zowel in het oude als het nieuwe programma heeft de student een grote invloed op de leerweg die hij volgt. Het is dan van groot belang dat in het kader van Studieloopbaanbegeleiding de koppeling tussen competenties en programma-inhoud bewaakt wordt (zie facet 4.2).
© NQA - visitatie Stoas Hogeschool, Educatie en Kennismanagement Groene Sector
23
•
•
•
•
• •
24
Voor internationale studenten is er een eenjarige Engelstalige cursus. Informatie vindt de student in de brochure EC’s information package (2005 – 2006). Daarin zijn de programmaonderdelen beschreven in termen van leerdoelen, programma-inhoud, wijze van toetsen en aanvullende literatuur. Het panel heeft het éénjarige programma bestudeerd alsmede dossiers over afspraken tussen Russische / Oost Europese universiteiten en de Stoas Hogeschool. Het panel stelt vast dat een programmavergelijking van de buitenlandse opleidingen en de opleiding EKM van de Stoas Hogeschool heeft plaatsgevonden. Dit is vooral gebaseerd op vergelijking van vakinhouden en urentabellen. Instromende studenten hebben ten minste de eerste drie jaar van de (5 jarige) Oost Europese opleiding met goed gevolg afgelegd. De programma’s van de buitenlandse universiteiten zijn sterk op cognitie gericht (zie ook facet 2.5 Instroom). De relatie tussen het éénjarige programma en de doelen van de opleiding is, aldus het panel, voldoende te traceren. Het éénjarige programma van Stoas Hogeschool besteedt veel aandacht aan leren in de praktijk en richt zich onder andere op kennisoverdracht in lessituaties (leraarschap) en op kennisoverdracht in bedrijven (kennismanagement). Voorbeelden hiervan zijn de onderdelen ‘Educational design, Implementation and Thesis, Teaching Methodology. De opleiding heeft vanaf het begin van het ontwikkelen van het internationale traject (2002 – 2003) de eindkwalificaties van de opleiding (Onderwerp 1) vertaald naar een internationale context: docenten opleiden voor de groene sector die kennis en vaardigheden bezitten om het principe van praktijkleren te kunnen toepassen in hun land van herkomst. Evenals in het Nederlandse programma is het pedagogisch didactisch handelen in het programma opgenomen: minilessen aan de eigen groep van buitenlandse studenten, openbare presentaties aan Nederlands en buitenlands publiek, experimenten met lesgeven op de praktijkscholen (PTC+), activerende workshops gedurende een internationale week en observatie van lessen in scholen. In de periode 2004 - 2005 is het pedagogisch didactisch handelen meer en meer verankerd in het programma. Het lesgeven op de praktijkscholen (PTC+) is vanaf 2005-2006 voor alle buitenlandse studenten structureel onderdeel van het programma. In 2005 – 2006 zijn contacten gelegd met mbo-opleidingen en in 2006 – 2007 lopen de internationale studenten stage op verschillende ROC’s in de regio. In het studiejaar 2007-2008 wordt de internationale opleidingsvariant geheel uitgevoerd in overeenstemming met het nieuwe curriculum. Het panel heeft kunnen vaststellen dat Stoas in maart 2006 gestart is met het vernieuwen van het internationale traject. In het vernieuwde traject wordt net als in het Nederlandse programma uitgegaan van Beroepssituaties die gekoppeld zijn aan de eindkwalificaties (Activiteitenplan Task Force Internationaal). Het panel heeft hiervan een plan van aanpak ingezien en stelt vast dat de opleiding conform dit plan de internationale route verder ontwikkelt.
© NQA - visitatie Stoas Hogeschool, Educatie en Kennismanagement Groene Sector
Facet 2.3
Samenhang in opleidingsprogramma
Voldoende
Criteria - Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In het nieuwe competentie gerichte curriculum wordt de samenhang tussen programma en werkplek (beroepspraktijk) versterkt (zie facetten 2.1 en 2.2). Zowel in het curriculum oude stijl als in het nieuwe curriculum spelen de studieloopbaanbegeleider en de student zelf een cruciale rol in het bewaken van de samenhang van het leertraject van de student: lesstof, oefeningen op de werkplek en trainingen dienen erop gericht te zijn dat de student zijn eigen doelstellingen (competenties) in een bepaalde fase van de opleiding kan behalen. SLB-er en student bespreken regelmatig het portfolio en het persoonlijk ontwikkelplan (POP). In die gesprekken wordt onder andere de samenhang in het studieprogramma besproken. • Uit studentenevaluaties (2004 / 2005) blijkt dat studenten in Dronten (fase 4) ontevreden zijn over de samenhang tussen de afstudeervariant en de binnenschoolse studieonderdelen. Dit heeft aldus de studenten uit Dronten met name te maken met de verkeerde planning van studieactiviteiten. De opleiding heeft in 2005 / 2006 extra aandacht besteed aan het informeren van studenten over de samenhang in het laatste jaar van het programma. De studenten (Dronten) in fase 1 zijn overwegend positief. Ook in Den Bosch zijn de studenten (fase 4) kritisch over de samenhang in het programma. Er is aldus de studenten uit Den Bosch af en toe overlap in het programma. • De HBO-Monitor 2004 laat zien dat afgestudeerden (voltijd en deeltijd) achteraf tevreden zijn over de samenhang tussen de vakken. Zij geven de opleiding een gemiddeld rapportcijfer van respectievelijk 7 en 6,5 op dit punt. • Studenten met wie het panel sprak melden dat zij samenhang ervaren in het programma. Het panel komt op basis van de gesprekken en de evaluatieresultaten tot het oordeel voldoende.
Facet 2.4
Studielast
Voldoende
Criteria - Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding heeft de volgende maatregelen getroffen om de student in staat te stellen zijn studie zo goed en onbelemmerd als mogelijk is, te doorlopen: o Aan het eind van het studiejaar worden de studieresultaten van studenten vastgesteld en geëvalueerd. De student krijgt een schriftelijk verslag.
© NQA - visitatie Stoas Hogeschool, Educatie en Kennismanagement Groene Sector
25
•
•
• •
•
• •
o Het flankerend onderwijs wordt op vaste dagen aangeboden. o De student heeft altijd en overal toegang tot de elektronische leeromgeving en beschikt zo over alle benodigde informatie, zoals roosters, studiewijzers, blokboeken en de voortgangsregistratie van zijn studie resultaten. Studieloopbaanbegeleiding is één van de pijlers onder het competentiegericht opleiden en beoordelen. Zowel in het oude als nieuwe curriculum heeft de student een studieloopbaanbegeleider. SLB’er en student bespreken de voortgang van de studie en de competentieontwikkeling. Het panel vernam van studenten dat de verdeling van de studielast over het jaar soms problematisch is, als gevolg van de planning van diverse opdrachten (te veel opdrachten in één periode). Dit blijkt ook uit evaluatiegegevens (2004/2005). Ook blijkt uit evaluaties dat de werkelijke studielast niet overeenkomt met de opgegeven studielast. Studenten ervaren piekbelasting als gevolg van bijvoorbeeld het combineren van werk en studie, verkeerde planning van studieactiviteiten of indeling van het programma. Het panel heeft kunnen vaststellen dat de opleiding naar aanleiding hiervan wijzigingen in het programma heeft doorgevoerd. Informatie over roosters wordt aldus de studenten tijdig verstrekt. Iets minder dan de helft van de studenten vindt dat de opleiding de tentamenresultaten niet tijdig bekend maakt. Intranet wordt door studenten als rommelig ervaren. De student raakt er gauw de weg kwijt (navigatie is een probleem). Documentenbeheer is niet systematisch toegepast wat leidt tot incomplete of verouderde informatie. De opleiding heeft voor het nieuwe curriculum een nieuw systeem in gebruik genomen (Content Management System) en maatregelen genomen om het systeem bij te houden en de studielast regelmatiger te verdelen over het programma. Om de informatievoorziening transparanter te maken voor studenten wordt er gewerkt aan een elektronische studiegids. Stoas verwacht dat de nieuwe opleidingsstructuur leidt tot verbeteringen. Evaluaties zullen moeten uitwijzen of de verwachtingen ook uitkomen. Het panel stelt vast dat het facet ‘studielast’ voor verbetering vatbaar is, dat de opleiding verbetermaatregelen heeft gepland en dat deze worden ingevoerd. Uit de kengetallen blijkt dat de voortgang van de studie niet negatief beïnvloed wordt: de gemiddelde studieduur van geslaagden blijft beneden het streefcijfer van 4,35 jaar (zie bijlage 4).
Facet 2.5
Instroom
Den Bosch: Voltijd en deeltijd: Goed Dronten: Voltijd: Voldoende Deeltijd: Goed
Criteria - Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek.
26
© NQA - visitatie Stoas Hogeschool, Educatie en Kennismanagement Groene Sector
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In Dronten en Den Bosch worden voorlichtingsdagen georganiseerd voor nieuwe studenten. Naast de voorlichtingsdagen worden ook ‘meeloopdagen’ georganiseerd. Stoas Hogeschool biedt in Den Bosch voor aankomende studenten (voor Den Bosch en Dronten) de zogenoemde vrijdagcursus aan. Dat wil zeggen dat studenten een bijspijkerprogramma kunnen volgen voor wiskunde, scheikunde en natuurkunde. De resultaten behaald in het bijspijkerprogramma kunnen geldig zijn binnen de basiseenheden. • Stoas Hogeschool heeft de volgende adviesroutes opgesteld voor studenten met een bepaalde vooropleiding. Voor elk traject is aangegeven of men in aanmerking komt voor vrijstellingen in bepaalde vakken, aangeduid met evc (eerder verworven competenties). o Voltijdtraject: Havo vooropleiding o Voltijdtraject: mbo niveau 4 zonder doorstroompakket: evc4 o Voltijdtraject: mbo niveau 4 met doorstroompakket: evc. o Deeltijdtraject: mbo niveau 3+4 zonder doorstroompakket. Ten minste 3 jaar brede werkervaring in de sector op mbo (KF) niveau. Huidige werkplek: Onderwijs, functie docent: evc o Deeltijdtraject: mbo niveau 3+4 zonder doorstroompakket. Ten minste 3 jaar brede werkervaring in de sector op mbo (KF) niveau. Huidige werkplek: Groene sector. Beschikbare tijd per week: 1 dag in verband met Werkplekleren: evc. o Deeltijdtraject: HAO vooropleiding: evc • Stoas biedt een verplicht basisprogramma dat bestaat uit 45 EC’s (30 EC’s gericht op een vak en 15 EC’s Communicatie & Analyse). Het verplichte deel beoogt de aansluiting tussen vooropleiding (met een diversiteit aan studiepakketten) en het Stoas programma te realiseren. • Met elke student wordt een intakegesprek gevoerd. Een kandidaat-student die een verkort traject wil volgen dient een portfolio in te sturen met onderbouwing van zijn aanvraag. Op basis van het portfolio wordt een toelatingsadvies opgesteld. Met ingang van het studiejaar 2005/2006 wordt een ‘voorlopig studieoverzicht’ opgesteld. Daarbij maakt de opleiding gebruik van het instrument ‘Toepassing EVC’ om een voorlopige studieroute en de te verwachten studieduur vast te stellen. Het panel heeft intakeverslagen ingezien en stelt vast dat elke student een uitgebreid schriftelijk advies (maatwerk) krijgt van de opleiding voordat hij aan zijn studie begint. De toelatingscommissie neemt het formele besluit over de toelating tot een bepaald traject. • Voltijdstudenten maken aan het begin van de propedeuse samen met de SLB’er een definitief studieplan voor het propedeusejaar. Deeltijdstudenten stellen aan het begin van elk semester samen met de SLB’er een studieplan vast. • Het merendeel van de studenten (Fase 1 en 4, Den Bosch) geven aan dat de opleiding goed aansluit op hun vooropleiding. Ongeveer een kwart vindt echter dat dat niet zo is. Voor Dronten zijn er geen evaluatiegegevens op dit punt. Uit gesprekken met studenten blijkt dat in de propedeuse de verschillen tussen de instroomgroepen (met name havo en
4
De vrijstellingen (evc’s) zijn voor ieder traject beschreven in de vorm van vakken of studieonderdelen.
© NQA - visitatie Stoas Hogeschool, Educatie en Kennismanagement Groene Sector
27
•
•
•
•
•
•
• •
•
28
mbo instroom) steeds minder aanwijsbaar worden en dat het programma voldoende aansluit bij zowel mbo als havo instroom. Studenten die in het internationale traject instromen hebben ten minste de eerste drie jaar van de (5 jarige) Oost Europese opleiding met goed gevolg afgelegd. De programma’s van de buitenlandse universiteiten zijn sterk op cognitie gericht (zie ook facet 2.2 Instroom). Informatie over het (internationale) programma is te vinden op de website van de Stoas Hogeschool en de brochure ECTS information package (2005 – 2006). Daarin is vermeld wat de instroomeisen zijn (drie jaar met goed gevolg doorlopen hebben van een vijfjarige universitaire studie in agriculture, pedagogiek of didactiek, voldoende vaardigheid in Engels (TOEFL of IELTS test), in het selectieproces wordt ook gekeken naar de schrijfvaardigheid in het Engels. Stoas Hogeschool heeft afspraken gemaakt met vijf Oost Europese universiteiten (vier in de Russische Federatie en één in Roemenie). De universiteiten zijn bezig met het aanpassen van hun onderwijs aan het Angelsaksische hoger onderwijsmodel en hun onderwijsaanbod te beschrijven (en in te richten) volgens de regels van het European Credit Transfer System (EC’s). Het panel heeft hier voorbeelden van gezien. Het panel heeft dossiers ingezien van studenten met betrekking tot de instroomprocedures en toelatingseisen. Studenten stromen in met zeer diverse vooropleidingen. Het panel heeft kunnen vaststellen dat Stoas in maart 2006 gestart is met het aanpassen van het internationale traject aan de verschillende instroomkwalificaties van de studenten (Activiteitenplan Task Force Internationaal). Ook wordt de intakeprocedure aangescherpt. Per student worden niveau en aard van de competenties vastgesteld op basis daarvan wordt vastgelegd welke hij in het internationale programma nog moet verwerven om te voldoen aan de complete set van te verwerven competenties van het opleidingsprogramma, waaronder de beroepsvaardigheden van de docent. De opleiding biedt vanaf 2007 twee programma’s aan: één voor internationale studenten van ‘groene’ universiteiten en één voor studenten van pedagogische universiteiten. Het panel heeft kunnen vaststellen dat de voorbereidingen van de aanpassingen in het programma zijn gestart: er zijn nieuwe intakeformulieren, de praktijkcomponent (stage op mbo opleidingen) heeft in de afgelopen drie jaar een steeds grotere plaats gekregen in het programma en zal in het programma van 2006 – 2007 verder worden uitgebreid. Stoas Hogeschool houdt zich bij de inschrijving van buitenlandse studenten aan de ‘gedragscode internationale student in het Nederlands Hoger Onderwijs’. Recent is door de Aeres-groep, waar Stoas Hogeschool deel van uitmaakt, de ‘code of conduct’ ondertekend, zo heeft het panel kunnen vaststellen. De naleving van deze ‘code of conduct’ was en is onderdeel van het internationaliseringbeleid van Stoas Hogeschool. Met het ondertekenen van de gedragscode is dit nog eens formeel bevestigd, aldus het panel. Het panel stelt vast dat het programma goed aansluit bij de kwalificaties van instromende studenten. Voor het internationale traject in Dronten (onderdeel van de voltijd) is het programma wat betreft de aansluiting op de vooropleiding nog in ontwikkeling. Het panel komt voor de voltijd, locatie Dronten om die reden tot het oordeel ‘voldoende’.
© NQA - visitatie Stoas Hogeschool, Educatie en Kennismanagement Groene Sector
Facet 2.6
Duur
Goed
Criteria - De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum: hbobachelor: 240 studiepunten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het panel stelt vast dat de opleiding voldoet aan de formele studieduur van 240 EC's. Dit blijkt uit het Studentenstatuut (mei 2005) en de Onderwijs- en examenregeling Stoas Hogeschool. Per programmaonderdeel is vastgesteld hoeveel EC's te behalen zijn. De EC's zijn gelijkelijk verdeeld over de vierjarige opleiding. • Met betrekking tot de internationale opleiding (locatie Dronten) werft en selecteert Stoas studenten bij universiteiten in het buitenland, waarmee een samenwerkingsovereenkomst is afgesloten. Studenten die voldoen aan de selectiecriteria krijgen een vrijstelling van 180 EC’s (zie voor de verantwoording daarvan ook facet 2.5).
Facet 2.7
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
Goed
Criteria - Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. - De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding heeft de didactische visie beschreven in de documenten Onderwijsvisie (1996) en het Kaderstuk Onderwijsontwikkeling (2003). De opleiding stelt de lerende centraal en gedurende het leerproces neemt de zelfsturing van de student toe. Studenten met wie het panel sprak, herkennen dat in de loop van de studie de verantwoordelijkheid van het leerproces steeds meer bij de student wordt gelegd. Studenten leren zelf kritisch te zijn op hun eigen functioneren en zich doelen te stellen die gericht zijn op het realiseren van de eindkwalificaties. • Werkvormen die gebruikt worden, zijn: trainingen in praktische handelingen behorend bij de gekozen studierichting, instructie (theorielessen), probleem gestuurd onderwijs (PGO), verwerkingsopdrachten, zelfstudie, groepsopdrachten (samenwerkend leren), reflectie op eigen handelen (via SLB) en intervisie (in de deeltijd). Daarnaast vindt leren op de werkplek plaats. • Het panel stelt vast dat er een mix aan werkvormen gebruikt wordt. De werkvormen doen een beroep op de student om zelfstandig kennis en vaardigheden te verwerven. Studenten kunnen al naar gelang hun eigen leerbehoeften kiezen uit onderwijseenheden (meer of minder gebruik maken van colleges, instructies, trainingen). De uiteindelijke toets is het assessment waarin de student aantoont dat hij zelfstandig een beroepssituatie adequaat kan uitvoeren (zowel de kennis- als vaardigheidcomponent).
© NQA - visitatie Stoas Hogeschool, Educatie en Kennismanagement Groene Sector
29
•
•
Zoals blijkt uit evaluatiegegevens zijn studenten van de locatie Den Bosch tevreden over de gebruikte werkvormen. Van de studenten van Dronten zijn geen evaluatiegegevens beschikbaar op dit punt. In de gesprekken die het panel heeft gehouden met studenten heeft het panel geen klachten vernomen over de werkvormen. In fase 3 van de opleiding nemen studenten deel aan een internationale conferentie. In Dronten nemen ook de internationale studenten hieraan deel. Internationale gastdocenten geven colleges en workshops. Een plenaire discussie vormt de afsluiting van de colleges en workshops. De studenten werken zelfstandig in groepen aan een thema en sluiten dit af met een presentatie en rapport.
Facet 2.8
Beoordeling en toetsing
Voldoende
Criteria - Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding heeft procedures en regelingen voor toetsen in het bijzonder voor het nieuwe curriculum vastgelegd in opleidingsdocumenten. • Er werden en worden in de opleiding diverse toetsvormen gehanteerd, zoals logboeken, aanwezigheidsplicht producten in het kader van onderwijsontwikkeling en onderwijsorganisatie, presentatie, kennistoetsen en (excursie)verslagen. • Of een student competent is in een beroepssituatie (15 EC’s) wordt beoordeeld door de assessor. Begeleiding en eindbeoordeling worden in het vernieuwde curriculum door verschillende personen uitgevoerd. In het ‘oude’ curriculum was begeleiding en assessment / beoordeling niet per definitie gescheiden. Bij de beoordeling van de eindopdracht onderwijskunde, stages en schoolpracticum was altijd sprake van beoordeling door twee personen. De assessments nieuwe stijl hebben voor het eerst plaats gevonden in februari 2006. • Voor elk studieonderdeel (Beroepssituatie) is een assessmentplan opgesteld, waarin staat beschreven welke bewijslast van de student verwacht wordt in relatie tot de geformuleerde competenties. • Het schoolpracticum (hospiteerstage) heeft binnen het oude curriculum altijd een belangrijke positie ingenomen in de leeractiviteiten van studenten. In het nieuwe curriculum maakt het deel uit van het werkplekleren. Sinds begin 90-er jaren worden externe mentoren door Stoas Hogeschool getraind. Vanaf 1996 tot heden zijn er 176 mentoren getraind. • In 2000 zijn een 6-tal docenten getraind als assessor. In 2002 zijn een 10-tal docenten getraind in de cursus ‘Bewezen geschikt’ die gericht is op het verwerven van assessorbekwaamheden. • Het panel stelt op basis van gesprekken met docenten vast, dat de toetsontwikkeling in teamverband serieus wordt aangepakt. Elke Beroepssituatie en het daarbij behorende assessmentplan wordt besproken en zonodig aangepast. Het document Wegens
30
© NQA - visitatie Stoas Hogeschool, Educatie en Kennismanagement Groene Sector
•
•
•
verbouwing geopend biedt daarvoor naar het oordeel van het panel een goed kader. Daarin wordt onder andere onderscheid gemaakt in formatieve en summatieve beoordeling. Respectievelijk bestaand uit onder andere kennistoetsen, verslagen en feedback op praktijk en beroepsproducten / bewijzen die aantonen dat de student de kwalificatie behorend bij een bepaalde beroepssituatie beheerst. Uit gesprekken met docenten blijkt dat ze het moeilijk vinden om in een competentiegerichte opleiding studenten te beoordelen. Het panel treft een mix aan van enerzijds gebruikelijke kennistoetsen en anderzijds toetsen die passen bij het beoordelen van competenties. Het panel heeft toetsen ingezien en stelt vast dat zij het vaak eens is met de toegekende cijfers. Het panel constateert dat kennistoetsing in het competentiegericht onderwijs onzichtbaar of te weinig herkenbaar dreigt te worden. Zij beveelt aan de huidige mix van geïntegreerde toetsen en afzonderlijke kennistoetsen te handhaven. Het panel stelt vast dat de opleiding op de goede weg is met het afsluiten van elke BS via een assessment. De toetspraktijk is echter nog niet uitontwikkeld. Evaluatie van toetsresultaten moet zicht geven op de mate waarin de toetsen geschikt zijn om het realiseren van de opleidingscompetenties op het gewenste niveau zoals geformuleerd bij onderwerp 1 te kunnen vaststellen.
Onderwerp 3
Facet 3.1
Inzet van Personeel
Eisen hbo
Goed
Criteria - Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Uit het overzicht van personeel dat werkzaam is bij Stoas Hogeschool blijkt dat een groot percentage (82%) van het onderwijzend en begeleidend personeel een hbo opleiding heeft en 45% een universitaire vooropleiding (waaronder werknemers met hbo én wo opleiding). Ruim de helft van de werknemers heeft een groene vooropleiding. Een zeer groot deel (88%) heeft een onderwijskundige opleiding of lerarenopleiding genoten. Van de docenten, onderwijsassistenten en directieleden heeft 75% onderwijservaring, voorafgaand aan de betrekking bij de Stoas Hogeschool. Het panel stelt vast dat een aanzienlijk deel van de werknemers ervaring heeft in de beroepspraktijk. Studenten melden dat de beroepspraktijk in de opleiding in voldoende mate verwerkt is.
© NQA - visitatie Stoas Hogeschool, Educatie en Kennismanagement Groene Sector
31
Facet 3.2
Kwantiteit personeel
Goed
Criteria - Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Uit documentatie blijkt dat de Stoas Hogeschool 61 docenten (48,8 fte) in dienst heeft. In Dronten 34 (26,7 fte) en in Den Bosch 27 (22,1 fte). De Stoas Hogeschool heeft 901 ingeschreven studenten, waarvan 779 bekostigd (peildatum 31 december 2005). De docent / student ratio is 1 : 18,5. Het panel stelt vast dat de hogeschool als geheel een gunstige docent / student ratio kent. • Uit gesprekken met studenten blijkt dat docenten zeer studentgericht zijn en voldoende tijd vrij maken voor studenten.
Facet 3.3
Kwaliteit personeel
Voldoende
Criteria - Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Stoas Hogeschool heeft het personeelsbeleid vastgelegd in het Integraal Personeels Beleidsplan 2005 - 2009 (conceptversie). Deskundigheidsbevordering en competentiemanagement maken daar deel van uit. Naast de docentfunctie (fuwa hbo) wordt van docenten verwacht dat zij een of meer van de volgende rollen kunnen uitvoeren: expert/opleider; studieloopbaanbegeleider en/of assessor. De rollen, taken, competenties en activiteiten voor docenten zijn beschreven in een opleidingsdocument (september 2005). • In het jaarlijkse functioneringsgesprek is deskundigheidsbevordering een punt van bespreking. Nagegaan wordt welke behoefte de werknemer heeft aan scholing en welke behoefte er vanuit de instelling is aan versterking of uitbreiding van deskundigheid. • Uit rapportages over deskundigheidsbevordering blijkt dat er in teamverband sinds 2002 regelmatig is geschoold. Thema's waren onder andere: Competenties en vakinhoud, assessen, werkplekleren, onderwijs-ontwikkelprojecten, kwaliteitszorg, opleidingsschool, onderwijsontwikkeling en groene vakinhouden. • Stoas Hogeschool is naar aanleiding van de onderwijsvernieuwing gestart met een pilot competentiemanagement. Het panel heeft documenten van de pilot ingezien en stelt vast dat de hogeschool in augustus 2005 gestart is met het invoeren van competentiemanagement en daarbij aansluit bij de SBL bekwaamheidseisen van onderwijzend personeel. (Uitvoering van de wet BIO). Docenten zullen gaan werken met een persoonlijk ontwikkelingsplan (POP). In 2007 moeten de eerste POP’s opgesteld zijn.
32
© NQA - visitatie Stoas Hogeschool, Educatie en Kennismanagement Groene Sector
•
•
•
Uit evaluaties onder studenten (2004 / 2005) blijkt dat studenten uit Den Bosch overwegend positief zijn over de deskundigheid van de docenten en de verbanden die gelegd worden tussen vakgebied en het beroep van leraar. Uit de evaluatie over de hele opleiding valt op dat een kwart van de studenten kritiek heeft op de didactische bekwaamheden van docenten in Den Bosch, een kwart oordeelt neutraal en de helft is tevreden. Van Dronten zijn dergelijke evaluatiegegevens niet beschikbaar. Stoas Hogeschool zet docenten van beide locaties zowel in Dronten als in Den Bosch in. Studenten kunnen zowel in Den Bosch als in Dronten onderwijseenheden volgen. Studenten kunnen dus te maken hebben met docenten van beide locaties van de Stoas Hogeschool. Het panel concludeert dat de vakinhoudelijke kwaliteit van de docenten aanwezig is. Er is een goede start gemaakt met professionalisering van de onderwijskundige kwaliteiten in de context van competentiegericht onderwijs.
Onderwerp 4
Facet 4.1
Voorzieningen
Materiële voorzieningen
Goed
Criteria - De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Stoas Hogeschool (zowel Dronten als Den Bosch) kent een studielandschap. Een combinatie van faciliteiten die er toe bijdragen dat de student planmatig en doelgericht kan werken om zijn competenties te ontwikkelen. Zowel binnenschoolse als campusfaciliteiten maken deel uit van deze leer- en werkomgeving. • Er is een inventarisatie gemaakt van de beschikbare campusfaciliteiten in Dronten en Den Bosch: ICT en AVM faciliteiten, PC en internet / e-mail voorzieningen, laboratoria, praktijkruimtes, bedrijfsruimtes / bedrijven. In Dronten worden faciliteiten gedeeld met de Christelijke Agrarische Hogeschool (melkvee en akkerbouw bedrijven, agrarische techniek) en in Den Bosch met de Hoger Agrarische School Den Bosch (tuinbouwfaciliteiten). • Uit evaluaties onder studenten op de locatie Den Bosch blijkt dat studenten overwegend tevreden zijn over de voorzieningen. Studenten (voltijd en deeltijd) zijn wel kritisch over de printervoorzieningen. • In Dronten zijn alleen gegevens van het personeel beschikbaar over de faciliteiten. Ook hier worden kritische opmerkingen gemaakt over printerfaciliteiten. Tevens wordt genoemd dat de structuur van het intranet onduidelijk is. Ontsluiting van documentatie op intranet verdient aldus het personeel de nodige aandacht. Uit gesprekken, die het panel heeft gehouden met studenten en docenten blijkt dat de ontsluiting van informatie het afgelopen jaar verbeterd is.
© NQA - visitatie Stoas Hogeschool, Educatie en Kennismanagement Groene Sector
33
•
Het panel heeft tijdens een rondgang door de gebouwen (Dronten en Den Bosch) zich een beeld kunnen vormen van de kwaliteit van de voorzieningen. Het panel stelt vast dat de faciliteiten van goede kwaliteit zijn en bijdragen aan het realiseren van de programmadoelen.
Facet 4.2
Studiebegeleiding
Goed
Criteria - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het studiebegeleidingsmodel is in ontwikkeling. Het model gaat over van een mentorsysteem naar een coachsysteem. De Stoas Hogeschool heeft haar visie op Studieloopbaanbegeleiding (SLB) vastgelegd in het document Visie op studieloopbaanbegeleiding (oktober 2004). Daarin zijn onder andere de rollen en taken van de SLB-er beschreven. Stoas maakt daarbij onderscheid in rollen en taken van de SLB-er bij voltijd en deeltijd studenten en bij studenten die het traject via de opleidingsschool volgen. In het eerste jaar van de opleiding wordt extra tijd besteed aan begeleiding. In facet 2.8 werd al gemeld dat begeleiding en beoordeling streng van elkaar gescheiden zijn (begeleider is niet de beoordelaar). De begeleider volgt samen met de student de ontwikkeling van de competenties via het portfolio en kritische reflectie op de inhoud ervan. • Verschillende docenten zijn getraind als VIB-er (Video Interactie Begeleider) waarbij video opnames als instrument worden ingezet bij zelfreflectie en studentbegeleiding. • Uit de HBO-Monitor (2004) blijkt dat de afgestudeerden positief oordelen over de studiebegeleiding en de stimulering van persoonlijkheidsontwikkeling. • Uit evaluaties (2004 / 2005) blijkt dat studenten van Den Bosch en Dronten tevreden zijn over de begeleiding door hun docenten. Het panel stelt vast dat van de respondenten van de locatie Den Bosch een hoog percentage neutraal (40%) oordeelt over de kwaliteit van de begeleiding en 52% positief. In Dronten is 80 - 90% van de studenten positief over de begeleiding. Het evaluatieformulier bevat hier echter geen categorie neutraal. • Het panel stelt vast dat er voor studenten veel informatie beschikbaar is via intranet en in brochures. De bundel Studieloopbaanontwikkeling 2005/2006 vormt daarin een centrale plaats. Deze beschrijft op welke wijze de student zijn competentieontwikkeling vorm geeft door het stellen van persoonlijke doelen, plannen van een leerroute en het verzamelen van bewijs. Studenten worden met name in het begin van de studie getraind in de vereiste studievaardigheden. De internationale studenten worden intensief begeleid in kleine intervisie en coachgroepjes. Ook voor hen is er een studiewijzer SLB beschikbaar. • De resultaten van toetsen en assessments worden geregistreerd en zijn via intranet (beschermd met een wachtwoord) beschikbaar voor de student.
34
© NQA - visitatie Stoas Hogeschool, Educatie en Kennismanagement Groene Sector
Onderwerp 5
Facet 5.1
Interne kwaliteitzorg
Evaluatie resultaten
Voldoende
Criteria - De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Stoas Hogeschool heeft in het voorjaar 2005 een nieuw beleidsplan kwaliteitszorg geaccepteerd dat aansluit bij de accreditatie cyclus (Kwaliteitszorg 2005-2008, oktober 2005). In het najaar van 2005 zijn procedures en werkafspraken vastgelegd. Ook de evaluatieschema's 2005 - 2008 voor onderwijs in het oude en nieuwe curriculum zijn vastgesteld. • Er is een instrumentarium beschikbaar om de primaire onderwijsprocessen en voorzieningen te evalueren. Het panel heeft evaluatie-instrumenten ingezien die gebruikt worden om de kwaliteit van het flankerend onderwijs (FLO), het werkplekleren (WPL), de studieloopbaanbegeleiding (SLB), het assessment en ict en overige faciliteiten te evalueren. • Opvallend is dat de evaluatievragen in Den Bosch en Dronten niet altijd overeenkomen. Het is, aldus het panel, niet zonder meer mogelijk uitspraken te doen over Stoas als geheel. Stoas meldt in het informatiedossier voor de accreditatie dat er geen verschil is in kwaliteit tussen Dronten en Den Bosch en deeltijd en voltijd. Op basis van het huidige evaluatiesysteem is dat echter niet eenduidig vast te stellen. Het panel is wel van mening dat de stroomlijning van kwaliteitszorg op hogeschoolniveau (= opleiding op beide locaties) met het nieuwe systeem goed is ingezet. Stoas meldt dat evaluatie-instrumenten (Dronten en Den Bosch) nog geüniformeerd moeten worden. • In de gesprekken met studenten en docenten van beide locaties heeft het panel geen grote verschillen in kwaliteit kunnen waarnemen. • De hogeschool neemt periodiek studentenevaluaties af over beroepssituaties, assessments, werkplekleren (WPL), studieloopbaanbegeleiding (SLB) en flankerend onderwijs (FLO). Jaarlijks onderzoekt de hogeschool de tevredenheid van afgestudeerden over de aansluiting tussen de opleiding en het werk. Tot slot vindt monitoring van de studierendementen plaats. • Het managementteam stelt elk jaar een activiteitenplan op en rapporteert over de voortgang en resultaten (kwartaal en jaarrapportage) naar de belanghebbenden. De medewerkers kwaliteitszorg ondersteunen het management. Zij begeleiden de medewerkers bij het uitvoeren van verbeterplannen, het afnemen van enquêtes en herzien van procedures. • Het panel stelt vast dat het kwaliteitszorgbeleid voor de opleiding als geheel in voldoende mate is beschreven en dat streefcijfers zijn geformuleerd. De implementatie van het document Kwaliteitszorg 2005-2008 behoeft echter de aandacht.
© NQA - visitatie Stoas Hogeschool, Educatie en Kennismanagement Groene Sector
35
•
Stoas meldt in het ontwikkelplan dat in een meerjarenplan/strategisch beleidsplan de kwaliteitsdoelen en indicatoren voor een periode van drie jaar te formuleren en waar relevant in cijfers uit te drukken. Deze doelen fungeren als graadmeter om te kunnen bepalen of de Stoas Hogeschool als organisatie goede prestaties levert.
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
Voldoende
Criteria - De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het panel stelt vast dat de opleiding met regelmaat het primaire proces meet en beoordeelt. Het panel heeft inzage gehad in evaluatieformulieren voor de locaties Den Bosch en Dronten. • Het panel heeft rapportages van evaluaties ingezien (eindrapporten evaluaties 2002 2003). Niet duidelijk is uit de rapportages of en op basis waarvan een besluit genomen wordt om veranderingen door te voeren. • Op basis van rapportages en gesprekken met docenten stelt het panel vast dat besprekingen van evaluaties plaatsvinden. Het panel heeft echter niet kunnen vaststellen of voorgenomen acties ook systematisch opgevolgd worden. Uit gesprekken met docenten en studenten maakt het panel op dat dit op informele wijze wel gedaan wordt. • Op intranet worden overzichten van verbeteracties geplaatst. • De hogeschool meldt in het zelfevaluatierapport dat in de afgelopen jaren de opbouw van het nieuwe curriculum veel aandacht heeft gevergd. Het systematisch evalueren van resultaten zal aldus de Stoas in de komende jaren aandacht krijgen. • Elk jaar maakt het Management Team een Activiteitenplan waarin de doelen en verbeterpunten van dat jaar zijn vastgelegd. Het panel heeft dit plan ingezien en stelt vast dat er voor kwaliteitszorg verbeteracties zijn opgenomen. De verbeterdoelen zijn, aldus het panel, in globale termen verwoord en er ontbreekt een tijdsindicatie. • Uit gesprekken met docenten blijkt dat de onderwijsvernieuwing een stimulans heeft gegeven aan het verder ontwikkelen en stroomlijnen van het kwaliteitszorgsysteem binnen de Stoas Hogeschool. In Dronten werden verbeteracties tot en met 2004-2005 besproken in de faseteams en in Den Bosch in het locatieoverleg. Vanaf augustus 2005 vinden bespreking en besluitvorming op beide locaties volgens dezelfde procedure plaats door de nieuwe teams (team bovenbouw; team onderbouw en de twee teams Beroepssituatie). Alle Beroepssituaties worden geëvalueerd en besproken in gemengde teams (Den Bosch en Dronten). De teamleiders rapporteren de resultaten aan het management team. Een eerste resultaat van dit overleg is het invoeren van een Stoasbreed kader voor het beoordelen van het Nederlands in alle rapporten en verslagen van de studenten. • Het panel stelt vast dat het verbeterplan dat Stoas heeft opgesteld naar aanleiding van de vorige visitatie (2000/2001) in het vernieuwingsproces is meegenomen. In het
36
© NQA - visitatie Stoas Hogeschool, Educatie en Kennismanagement Groene Sector
zelfevaluatierapport geeft de Stoas daarvan een overzicht. Het panel constateert dat dit plan in grote lijnen uitgevoerd is/wordt. Dat betreft onder andere de aanbevelingen met betrekking tot het aanscherpen van het toetsbeleid en de toetspraktijk, begeleiding, concentreren op de kernactiviteit van de opleiding (opleiden van leraren). Het betrekken van het werkveld bij het ontwikkelingsproces verdient nog de nodige aandacht, aldus het panel (zie facet 5.3).
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld
Voldoende
Criteria - Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het panel constateert dat de opleiding studenten en docenten nauw betrekt bij kwaliteitszorg. • De hogeschool gebruikt de resultaten van de HBO Monitor (instellingsrapport) voor het oordeel van de alumni over de kwaliteit van de opleiding. De opleiding vindt dat de alumni specifieker bevraagd kunnen worden over bijzondere kenmerken van de opleiding. Het panel onderschrijft dit. • Stoas is voornemens alumni intensiever te betrekken in de evaluaties. Stoas wil bij de alumni nagaan of het Werkplekleren en Flankerend Onderwijs in voldoende mate hebben geleid tot startbekwame afgestudeerden. De eerste afgestudeerden in het nieuwe curriculum zullen in 2008 de arbeidsmarkt betreden. • De mate waarin het werkveld in de afgelopen periode betrokken is geweest bij kwaliteitszorg is onduidelijk. De banden met het werkveld waren niet structureel. De werkveldcommissie is de afgelopen jaren nauwelijks bijeen geweest. • Stoas heeft eind 2005 actie ondernomen om de relatie met het werkveld te versterken en te verankeren op verschillende niveaus namelijk de opleidingscommissie en de zogenoemde buitenkring (expertiseteam rondom lector en kenniskring). Het panel stelt vast dat de relatie met het directe werkveld nog verder uitgewerkt moet worden. • Elk jaar rapporteren gecommitteerden over de kwaliteit van de afstudeeropdrachten. Het panel heeft hiervan verslagen ingezien
© NQA - visitatie Stoas Hogeschool, Educatie en Kennismanagement Groene Sector
37
Onderwerp 6
Facet 6.1
Resultaten
Gerealiseerde niveau
Voldoende
Criteria - De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De kern van het leerproces zoals de Stoas Hogeschool dat ziet is Leren in de authentieke beroepssituatie, de werkplek. Stages, schoolpractica, of werkplekleren maken een essentieel onderdeel uit van zowel het oude als nieuwe curriculum. De oude opleiding wordt afgesloten met het functioneren in een authentieke beroepssituatie, waarbij de student zijn verkregen bekwaamheden demonstreert. • Uit de resultaten, gepresenteerd in de HBO-Monitor blijkt dat Stoas afgestudeerden meer dan gemiddeld gekwalificeerd zijn voor hun beroep. 87% van de voltijd en deeltijd afgestudeerden is van mening dat de opleiding voldoende tot goed aansluit op hun functie en in sterke mate aansluit bij hun werk (voltijd 70% en deeltijd 57%). De opleiding sluit in vergelijking met alle hogescholen goed aan op de beroepspraktijk, en ook in vergelijking met overige hbo-landbouwopleidingen. • De aansluiting tussen opleiding en beroepspraktijk wordt door zowel voltijd als deeltijd afgestudeerden positief gewaardeerd in vergelijking met landelijke gemiddeldes. Alleen op het aspect ‘goede basis voor verder ontwikkelen van kennis en vaardigheden’ wijken de antwoorden van deeltijd en voltijdstudenten uiteen: 91% van de voltijd studenten is van mening dat de opleiding in sterke mate een goede basis is voor het verder ontwikkelen van kennis en vaardigheden. Van de deeltijd studenten is 61% deze mening toegedaan. • Uit de HBO-Monitor blijkt dat een deel van de deeltijd en voltijd studenten de capaciteiten tekort vinden schieten voor hun huidige functie. • Studenten (Den Bosch) geven voor het merendeel (72%) aan dat de opleiding op bachelor niveau is en hen voorbereidt op het toekomstige beroep (Evaluatie 2004/2005 Den Bosch). Voor Dronten ontbreken deze gegevens. • Het panel heeft producten ingezien van tien studenten die inzicht verschaffen in het hboniveau van de opleiding. Het betreft producten die in de derde en vierde fase van de voltijdopleiding en in het deeltijdtraject ontwikkeld zijn: Schoolpracticum (fase 3), Educatief ontwerpen, Schoolanalyse Werken in School, Groene verbreding, Groen ondernemerschap, Groen vakmanschap, Professionalisering studierichting, Eindopdracht onderwijskunde/visie. Deze producten maken onderdeel uit van het portfolio van de voltijdstudenten. Deeltijdstudenten en internationale studenten worden beoordeeld op afstudeerwerkstukken en de presentatie daarvan 5 .
5
Het panel en Stoas zijn zich ervan bewust dat deze type documenten in sterke mate een cognitieve dimensie hebben en dat de beroepsbekwaamheid eenzijdig en beperkt naar voren komt in deze documenten.
38
© NQA - visitatie Stoas Hogeschool, Educatie en Kennismanagement Groene Sector
•
•
•
•
•
Uit verslagen van gecommitteerden (2005) blijkt dat deze het analytisch gehalte van de eindwerkstukken matig vinden. En dat reflectie op het eigen handelen niet altijd diepgaand is. Studenten stijgen niet uit boven het beschrijven van eigen ervaringen en zetten deze zelden in een meer algemeen (theoretisch) kader. Het panel herkent deze kritiek wel, maar komt op basis van de (eind)producten die zij heeft ingezien tot het oordeel dat de producten voldoen aan basiskwaliteit. Het werkveld met wie het panel sprak was positief over de competenties van de afgestudeerden. Stoas studenten / afgestudeerden werken zich, aldus het werkveld, snel in, staan open voor kritiek en zijn bijzonder creatief in het aspect van kennisoverdracht. Afgestudeerden melden dat onderwijskundige kennis en het begeleiden van studenten, met name in het vmbo, veel belangrijker zijn dan het aspect vakkennis. Afgestudeerden erkennen dat vakkennis een probleem kan zijn, maar geven aan dat zij in staat zijn in korte tijd de vakkennis tot het gewenste niveau te brengen. Het werkveld, met wie het panel sprak, beaamt dat afgestudeerden zich (vak)kennis snel eigen maken. Het panel concludeert dat afgestudeerden voldoende bekwaam zijn om in de beroepspraktijk te functioneren op het niveau van een startend leraar. De didactisch pedagogische competenties zijn sterk ontwikkeld. Het panel baseert zich hierbij op eigen waarneming en beoordeling van werkstukken van studenten, gesprekken met het werkveld en de respons van afgestudeerden. Het panel heeft afstudeerwerkstukken ingezien van de internationale studenten. Deze zijn qua niveau vergelijkbaar met die van de deeltijdopleiding.
Facet 6.2
Onderwijsrendement
Voldoende
Criteria - Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. - Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In het jaar 2000 zijn zeven opleidingen die door Stoas Hogeschool verzorgd werden samengevoegd tot één opleiding: Educatie & kennismanagement groene sector. Vanaf het jaar 2000 biedt Stoas Hogeschool deze opleiding aan op beide locaties (Dronten en Den Bosch). Daarmee is, aldus de hogeschool, het onderscheid vervallen tussen uitvoeringslocaties. Vooral de deeltijdstudenten wisselen tijdens hun studie van uitvoeringslocatie. De hogeschool maakt geen onderscheid in rendementsgegevens per onderwijsvariant en per locatie. De gepresenteerde gegevens betreffen dus het hogeschoolniveau (tevens opleidingsniveau). Zie voor overzicht kengetallen bijlage 4 van dit rapport. • De Stoas Hogeschool heeft de kengetallen gepresenteerd in het document Kengetallen voor accreditatie 2005. De kengetallen betreffen het percentage geslaagde studenten op per cohort, het percentage uitval na 1 jaar en totale uitval per cohort, de gemiddelde studieduur in jaren van geslaagden en van studiestakers. Stoas Hogeschool streeft naar
© NQA - visitatie Stoas Hogeschool, Educatie en Kennismanagement Groene Sector
39
•
•
•
•
40
een 50/50 verdeling van deeltijd en voltijd studenten met een absoluut aantal studenten van ten minste 800. De hogeschool streeft er naar dat de gemiddelde studieduur van gediplomeerden minder dan 4,35 jaar is en zich ontwikkelt naar een gemiddelde van 4,0 jaar. De hogeschool streeft naar een rendement van > 70%. De gemiddelde studieduur van de uitvallers mag niet hoger zijn dan 1,35 jaar en het uitvalpercentage dient < 30% te zijn. Het panel constateert op basis van de in bijlage 4 gepresenteerde gegevens dat de gemiddelde studieduur van geslaagden en uitvallers niet sterk afwijkt van de streefcijfers van de opleiding. Uit de rendementgegevens blijkt dat het uitvalpercentage per cohort hoger is dan het streefcijfer van 30% en dat het opleidingsrendement tussen de 60% en 70% ligt (na acht jaar). De opleiding meldt dat voltijdstudenten die hun propedeuse halen, meestal hun studie afmaken. Deeltijdstudenten vallen ook na het eerste jaar nog relatief vaak uit. Dit heeft, aldus de opleiding, te maken met de combinatie van werken en leren die soms te zwaar is. Of vanwege het feit dat deeltijdstudenten werk vinden waarvoor geen onderwijsbevoegdheid nodig is en om die reden de studie staken. Het panel stelt vast dat de rendementgegevens van de Stoas Hogeschool niet sterk afwijken van het gemiddelde rendement van alle andere lerarenopleidingen in het hbo. Voor de vergelijkbaarheid met andere lerarenopleidingen zijn hiervoor de data gebruikt zoals die door de HBO-raad worden gepubliceerd. Het panel vraagt zich af of een streefrendement van 70% wel realistisch is, gezien de meerjarige rendementsresultaten. In de afgelopen jaren 2003 – 2006 hebben 81 studenten de internationale stroom gevolgd. Daarvan is 11% uitgevallen of gezakt.
© NQA - visitatie Stoas Hogeschool, Educatie en Kennismanagement Groene Sector
Deel C: Bijlagen
© NQA - visitatie Stoas Hogeschool, Educatie en Kennismanagement Groene Sector
41
Bijlage 1:
42
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
© NQA - visitatie Stoas Hogeschool, Educatie en Kennismanagement Groene Sector
© NQA - visitatie Stoas Hogeschool, Educatie en Kennismanagement Groene Sector
43
44
© NQA - visitatie Stoas Hogeschool, Educatie en Kennismanagement Groene Sector
© NQA - visitatie Stoas Hogeschool, Educatie en Kennismanagement Groene Sector
45
46
© NQA - visitatie Stoas Hogeschool, Educatie en Kennismanagement Groene Sector
© NQA - visitatie Stoas Hogeschool, Educatie en Kennismanagement Groene Sector
47
48
© NQA - visitatie Stoas Hogeschool, Educatie en Kennismanagement Groene Sector
Bijlage 2:
Deskundigheden panel
Educatie en Kennismanagement Groene Sector, Stoas Hogeschool
Relevante werkvelddeskundigheid
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding
X
X
Onderwijsdeskundigheid
X
X
Studentgebonden deskundigheid Visitatiedeskundigheid
X
Panellid NQA: De heer drs.ing. A.G.M. Horrevorts
Panellid student: De heer drs. J.L.F. Haenen
Panellid domein: De heer prof.dr. D. Beijaar
Panellid domein onderwijs: De heer drs. J.J. Steen d
Panellid: De heer ir. H.W. van Pol
Deskundigheid cf. Protocol VBI’s; 22 augustus 2005
X
X
X
X X
X
Nadere informatie over de achtergronden van de panelleden:
De heer ir H.W. van Pol De heer Van Pol is ingezet vanwege zijn deskundigheid op het gebied van onderwijs en zijn ervaring als onderwijsadviseur. De heer Van Pol heeft een eerstegraads onderwijsbevoegdheid in de landbouwkundige vakken en scheikunde en geologie. Daarnaast is de heer Van Pol auteur van studieboeken op het niveau van mbo en hbo. De heer Van Pol heeft een zeer brede managementervaring in het onderwijs en is goed ingevoerd in groen onderwijs op alle niveaus (van vmbo, mbo, hbo tot Universitair). Opleiding: 1969 1969 – 1975
HBS B Landbouwuniversiteit
© NQA - visitatie Stoas Hogeschool, Educatie en Kennismanagement Groene Sector
49
Werkervaring: 1975 – 1980 1980 – 1986 1986 – 1990 1991 – 2001 2001 – heden
Leraar Adjunct directeur onderwijs Directeur mbo school Voorzitter college van bestuur Interim manager en adviseur
Panellid de heer drs. J.J. Steen De heer Steen is voornamelijk ingezet vanwege zijn deskundigheid op het gebied van onderwijskunde. Hij was lid van visitatiecommissies voor de opleidingen dier- en veehouderij, tuin- en akkerbouw en diermanagement. Daarnaast is de heer Steen door zijn functie als hoofd sectie Onderwijskwaliteit (Wageningen Universiteit) goed op de hoogte van de ontwikkelingen in het onderwijs. De heer Steen heeft kennis van de accreditatiesystematiek doordat hij auditor was voor de opleiding Tuin- en Akkerbouw in het hbo. Opleiding: 1970 1970 – 1979 1983 1986 1987 – heden
HBS-B Psychologie (hoofdvak onderwijspsychologie, bijvak sociologie) Postacademische cursus Onderzoek en ontwikkeling van het hoger onderwijs Postacademische cursus Besluitvorming in organisaties Vele korte cursussen en seminars
Werkervaring: 1980 – heden medewerker bij Landbouwuniversiteit/Wageningen Universiteit; Achtereenvolgens als: onderwijskundig medewerker bij het Bureau voor Onderwijsontwikkeling en Onderwijsresearch, opleider/opleidingsconsulent bij de vakgroep Agrarische Onderwijskunde, coördinator van Onderwijsondersteuning Landbouw Universiteit en hoofd sectie Onderwijskwaliteit van Wageningen Universiteit en senior-beleidsmedewerker interne en externe kwaliteitszorg
Panellid de heer prof. dr. D. Beijaard De heer Beijaard is voornamelijk ingezet vanwege zijn ruime werkervaring op het gebied van docentenopleidingen in de biologie en didactiek en onderwijskunde. De heer Beijaard beschikt over een grote deskundigheid op het gebied van lerarenopleidingen en professionele ontwikkeling van docenten. Hij is recent benoemd tot hoogleraar onderwijskunde, in het bijzonder met betrekking tot docentenopleidingen. Opleiding: Pedagogische Academie te Leeuwarden Onderwijskunde aan de Universiteit te Groningen Proefschrift te Wageningen Werkervaring: Docent in het VO: biologie en maatschappijleer Lerarenopleider Biologie en algemeen (didactiek/onderwijskunde) Onderzoeker naar docenten(opleidingen); veel gepubliceerd en gepresenteerd hierover Coördinatie en management in universitaire werkomgeving Onderzoek en leiding gegeven aan onderzoek en opleiden van leraren
50
© NQA - visitatie Stoas Hogeschool, Educatie en Kennismanagement Groene Sector
Student panellid de heer drs. J.L.F. Haenen De heer Haenen is ingezet als student panellid. Hij volgt momenteel de Postdoctorale lerarenopleiding Aardrijkskunde aan de IVLOS en is daarnaast lid van de onderwijscommissie van deze opleiding. De heer Haenen beschikt over studentgebonden deskundigheden in het hbo met betrekking tot de studielast, de onderwijsaanpak, de voorzieningen en de kwaliteitszorg. Opleiding: 1991 – 1996 1996 – 1998 1998 – 1999 1999 – 2004 2005 – 2006
havo aan het Macropedius college in Gemert vwo aan het Commanderij college in Gemert Studie Ruimtelijke Ordening & Planologie aan de Hogeschool van Utrecht Studie Planologie aan de Universiteit van Utrecht Postdoctorale lerarenopleiding Aardrijkskunde, IVLOS Universiteit Utrecht
Werkervaring: Sept 2004 – Aug 2005 Bestuurslid Duurzame Ontwikkeling bij de Nationale Jeugdraad Feb 2005 – Mrt 2006 Beleidsmedewerker economische zaken bij Intergemeentelijk Samenwerkingsverband Waterland (ISW) Jan 2006 – Juni 2006 Docent Aardrijkskunde op het Koningin Wilhelmina College in Culemborg Overig: 1998 – 1999 Planologie 2001 – 2002 2005 – 2006
Opleidingscommissie Hogeschool van Utrecht, Studie Ruimtelijke Ordening & Lid Onderwijscommissie Vugs (faculteitsvereniging Ruimtelijke wetenschappen UU) Lid Opleidingscommissie Lerarenopleiding IVLOS
De heer drs. ing. A.G.M Horrevorts: De heer Horrevorts is sinds januari 2004 auditor bij de Netherlands Quality Agency (de verzelfstandigde afdeling Kwaliteitszorg van de HBO-raad). Van 2000 – 2003 was hij werkzaam bij de HBO-raad, afdeling Kwaliteitszorg. Hij bezit auditorkwaliteiten vanwege jarenlange visitatie-ervaring en cursussen gevolgd bij INK en Lloyds. In 2000 volgde hij de postgraduate course ‘Institutional Management and Change in Higher Education’, Centre for Higher Education Policy Studies (CHEPS), Universiteit Twente en Open University, Engeland. Opleiding: De heer Horrevorts studeerde Metaalkunde aan de HTS te Utrecht en Sociale Geografie aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Werkervaring: De heer Horrevorts is sinds januari 2004 auditor bij de Netherlands Quality Agency. Hij was secretaris van diverse visitatiecommissies: CMV, SJD, Technische Natuurkunde, Voortgezette opleiding Theater, Tuinbouw en Akkerbouw en de visitatiecommissie Landelijke Publieke Omroep. Van 1993 tot 2000 was hij werkzaam bij de Nuffic als programmamedewerker hoger (beroeps)onderwijs en ontwikkelingssamenwerking.
© NQA - visitatie Stoas Hogeschool, Educatie en Kennismanagement Groene Sector
51
52
© NQA - visitatie Stoas Hogeschool, Educatie en Kennismanagement Groene Sector
Bijlage 3:
Bezoekprogramma
Educatie en Kennismanagement Groene Sector, Stoas, locaties Dronten en Den Bosch, 19 april 2006 Bijzonderheden 8.30 – 11.15 uur Ontvangst panelleden Materiaal bestuderen en voorbereiding gesprekken 11.15 – 11.45 uur Gesprek management 11.45 – 12.30 uur Gesprek studenten Voltijd, deeltijd OC leden vertegenwoordigd 12.30 – 13.00 uur Lunch 13.00 – 13.45 uur Gesprek docenten Voltijd, deeltijd 13.45 – 14.30 uur Gesprek met stagebieders en werkveld 14.45 – 15.30 uur Gesprek met afgestudeerden 15.30 – 16.00 uur Rondleiding 6 16.00 uur 18.00 uur
6
Panelvergadering Afsluiting, beknopte rapportage
De locatie Den Bosch is bezocht op 21 april 2006
© NQA - visitatie Stoas Hogeschool, Educatie en Kennismanagement Groene Sector
53
Bijlage 4:
Kengetallen
Educatie en Kennismanagement Groene Sector, Stoas Hogeschool (opgave Stoas Hogeschool) Totaal aantal ingeschreven studenten Totaal aantal bekostigde studenten Studenten per Voltijd opleidingsvorm: Deeltijd Duaal Studenten per V geslacht: M Omvang personeel in fte Omvang docerend personeel in fte Student (ingeschreven) / fte ratio Student (bekostigd) / fte ratio Totaal aantal nieuwe studenten (instroom) Gemiddelde studieduur geslaagden, in jaren Gemiddelde studieduur studiestakers in jaren
2001
2002
2003
2004
2005
720 701 381 325 14 356 364
776 754 380 381 15 368 408
862 809 456 387 19 434 428 71.6
901 779 469 415 17 478 423 77.7 48,8 18,5 16,0 327
234
266
347
4.21
4.20
4.25
4.42
---
<4.35 jr.
1.36
1.42
1.53
1.31
---
<1.35 jr.
2000
2001
2002
162 19% 42% 38% 56% 2%
1999 213 30% 44% 39% 53% 3%
291 23% 41% 42% 51% 8%
Overzicht gediplomeerden/gecertificeerden 2004 – 2005 (opgave Stoas Hogeschool) Educatie en Kennismanagement groene sector Voltijd Educatie en Kennismanagement groene sector Duaal Educatie en Kennismanagement groene sector Deeltijd Educatie en Kennismanagement groene sector Internationaal Ttotaal
54
Streef Waarde >800 >800 50% 50% 0% 50% 50%
949 858 477 453 19 499 450 72.8 44,8 21,2 19,2 351
Resultaat op basis van instroom-cohorten (opgave Stoas Hogeschool) 1998 Aantal bij aanvang Uitval na 1 jaar in % Uitval totaal in % Geslaagd binnen 4 jaar in % Geslaagd totaal in % Nog studerend in %
Groei tov vorig jaar -5% -9% -2% -8% -10 -4% -6% +6%
234 26% 48% 39% 40% 12%
-7%
2003 (T)
266 25% 45% 11% 11% 44%
347 22% 33% 23% 23% 44%
Aantal 76 3 100 32 211
16 - 18 >300
Streef Waarde <25% <30% T-3 >70%
Percentage 36% 2% 47% 15%
© NQA - visitatie Stoas Hogeschool, Educatie en Kennismanagement Groene Sector
Overzicht rendementen na vijf en na acht jaar (voltijd en deeltijd) Stoas Hogeschool Rendement na 5 jaar Rendement na 8 jaar
Inschrijfjaar 1995 66,7%
1996 61,9% 69,8%
1997 54,9% 60,2%
1998 62,6%
1999 52,1%
2000 55,8%
Gegevens ontleend aan HBO-raad website ‘Kengetallen’.
Overzicht rendementen na vijf jaar van de sector Hoger Pedagogisch Onderwijs Rendement na 5 jaar Inschrijfjaar Hogeschool 1996 1997 1998 1999 Avans Hs. 58,7% 59,0% 61,9% 67,0% Chr. Hs. De Driestar 69,8% 73,9% 74,2% 79,8% Chr. Hs. Ede 68,2% 61,8% 67,9% 61,6% Chr. Hs. Nederland 67,7% 67,7% 69,6% 66,9% Chr. Hs. Windesheim 60,5% 64,1% 61,3% 63,2% Fontys Hs. 62,9% 61,9% 61,5% 59,8% Gereformeerde Hs. 70,7% 67,5% 66,3% 65,1% Haagse Hs. / TH Rijswijk 55,4% 56,3% 54,8% 49,1% Hanzehogeschool Groningen 58,3% 59,6% 62,6% 56,2% Hs. De Kempel 63,8% 68,1% 64,8% 63,9% Hs. Domstad 62,7% 71,2% 66,8% 63,7% Hs. Drenthe 69,5% 64,1% 63,5% 58,2% Hs. Edith Stein 63,5% 57,3% 58,1% 60,6% Hs. Helicon 51,2% 42,0% 47,3% 36,4% Hs. INHOLLAND 34,8% 36,4% 57,5% 53,8% Hs. IPABO 63,6% 60,1% 67,7% 66,3% Hs. Leiden 72,9% 70,7% 64,2% 59,1% Hs. Rotterdam 49,2% 46,0% 47,8% 46,2% Hs. Utrecht 56,9% 57,7% 54,1% 50,7% Hs. van Amsterdam 46,8% 35,6% 44,6% 46,7% Hs. van Arnhem en Nijmegen 57,8% 57,6% 54,9% 57,0% Hs. Zeeland 65,2% 64,5% 60,9% 61,3% Hs. Zuyd 63,1% 63,6% 65,8% 60,1% Iselinge Hs. 63,9% 64,1% 65,5% 67,3% Kath. PABO Zwolle 66,7% 64,1% 68,2% 65,2% Noordelijke Hs. Leeuwarden 42,2% 47,7% 43,6% 45,8% P.C. Hs. 'Marnix Academie' 56,7% 64,4% 64,5% 60,8% Saxion Hs. 61,1% 45,0% 52,1% 51,8% Stoas Hs. 61,9% 54,9% 62,6% 52,1% Eindtotaal 55,7% 55,3% 58,4% 56,6%
2000 62,1% 69,3% 72,0% 68,4% 55,7% 57,0% 65,9% 50,2% 54,6% 61,0% 59,9% 58,7% 51,8% 37,6% 52,7% 59,6% 62,1% 50,2% 45,0% 43,8% 55,4% 61,9% 58,7% 67,0% 63,8% 45,4% 67,6% 54,4% 55,8% 54,6%
Gegevens ontleend aan HBO-raad website ‘Kengetallen’.
© NQA - visitatie Stoas Hogeschool, Educatie en Kennismanagement Groene Sector
55
56
© NQA - visitatie Stoas Hogeschool, Educatie en Kennismanagement Groene Sector
Bijlage 5:
Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
Materiaal Beleidsdocumenten (op opleidings- en hogeschoolniveau) kwaliteitszorg organisatie personeelsbeleid (onder andere functie- en kwalificatieprofielen, documentatie over functioneren en professionaliseren) onderwijsbeleid en toetsbeleid rendementsbeleid Evaluatierapporten/ -resultaten (zowel intern als extern onderzoek) Inclusief de meetinstrumenten Onderwijs- en examenregeling Beoogde eindkwalificaties Beroepsprofiel of vergelijkbaar document Studiegids Overzicht van het programma (voor elke variant en locatie) inclusief studiepunten Overzicht van personeel (kwalificaties van docenten) Kengetallen Materiaal Curriculummateriaal: modulehandleidingen stage/afstudeerhandleidingen boekenlijst projectopdrachten deficiëntieprogramma’s studieboeken readers Toetsen, portfolio’s en assessments, inclusief beoordelingen Afstudeerproducten, inclusief beoordelingen Stageverslagen, inclusief beoordelingen
© NQA - visitatie Stoas Hogeschool, Educatie en Kennismanagement Groene Sector
Onderwerp/facet 5 3 2 5, 6 2, 3.3, 4, 5, 6.2
1 1 2, 4.2 2 3.1 6.1 Onderwerp/facet 2
2.8, 6.2 6.2 2.8
57