Hanzehogeschool Groningen Opleiding:
Fiscale Economie en Accountancy hbo bachelor
Varianten:
Fiscale Economie vt (34409) Accountancy vt (34406) Accountancy duaal -Gilde HBO (34406)
Visitatiedatum:
24 april 2007
© Netherlands Quality Agency (NQA) Utrecht, september 2007
2/79
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo bacheloropleiding Fiscale Economie en Accountancy
Inhoud
3
Deel A:
Onderwerpen 1.1 Voorwoord 1.2 Inleiding 1.3 Werkwijze 1.4 Oordeelsvorming 1.5 Oordelen per onderwerp 1.6 Schematisch overzicht oordelen 1.7 Totaaloordeel
5 7 8 9 10 10 12 12
Deel B:
Facetten Onderwerp 1 Onderwerp 2 Onderwerp 3 Onderwerp 4 Onderwerp 5 Onderwerp 6
13 15 20 33 37 39 43
Deel C:
Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5
Doelstellingen van de opleiding Programma Inzet van personeel Voorzieningen Interne kwaliteitszorg Resultaten
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden Deskundigheden panelleden Bezoekprogramma Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal Overzichten opleidingscompetenties
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo bacheloropleiding Fiscale Economie en Accountancy
47 48 55 61 63 65
3/79
4/79
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo bacheloropleiding Fiscale Economie en Accountancy
Deel A: Onderwerpen
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo bacheloropleiding Fiscale Economie en Accountancy
5/79
6/79
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo bacheloropleiding Fiscale Economie en Accountancy
1.1
Voorwoord
Dit rapport is het verslag van het panel dat de opleidingen Fiscale Economie en Accountancy van de Hanzehogeschool heeft onderzocht in opdracht van NQA. Het bevat de werkwijze, de bevindingen en de conclusies. Het onderzoek vond plaats in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen en begon toen het zelfevaluatierapport bij NQA werd aangeleverd in maart 2007. Als onderdeel van het onderzoek heeft het panel de opleiding gevisiteerd op 24 april 2007. De heer drs. G. A. Bladder, FB (voorzitter, domeinpanellid Fiscale Economie); De heer G. Stegeman, AA/FB (domeinpanellid Fiscale Economie en Accountancy); De heer E.J. van Dijk, RA (domeinpanellid Accountancy); De heer drs. J. Leppink (domeinpanellid Accountancy); De heer J. Schueler (studentpanellid, Accountancy); Mevrouw drs. R. van Empel (NQA-auditor). Voor de samenstelling van dit panel gold de eis vanuit het Accountancy werkveld (de Commissie Eindtermen Accountancy) dat NQA voor de inhoudsdeskundigen zou putten uit een landelijk goedgekeurde lijst van accountants (RA en AA). Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties van de NVAO (22 augustus 2005). Het panel beschikt over relevante werkvelddeskundigheid en over vakdeskundigheid. Onder vakdeskundigheid wordt verstaan het vertrouwd zijn met de meest recente ontwikkelingen en vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op het niveau/oriëntatie van de te beoordelen opleiding. Daarnaast beschikt het panel over onderwijsdeskundigheid, studentgebonden deskundigheid en visitatiedeskundigheid (zie bijlage 2). Het rapport bestaat uit drie delen: • Deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken met daarbij de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. • Deel B: een Facetrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan uit van de vierpuntsschaal (onvoldoende, voldoende, goed en excellent) conform het voorschrift van de NVAO. Uitzondering hierop is facet 2.6, als gevolg van aanvullende instructies van de NVAO wordt hier het oordeel voldaan of niet voldaan gegeven. Dit Facetrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. • Deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo bacheloropleiding Fiscale Economie en Accountancy
7/79
1.2
Inleiding
De Hanzehogeschool Groningen is in 1993 ontstaan na een fusie van de Rijkshogeschool Groningen en de Hanzehogeschool Groningen. De hogeschool heeft ruim 60 bacheloropleidingen en met ruim 20.000 studenten en 2.200 personeelsleden (studiejaar 2006-2007). Naast bacheloropleidingen kent de hogeschool hbo-masteropleidingen (i.o) en post-hbo-opleidingen. Tot september 2004 had de Hanzehogeschool Groningen (HG) een faculteitsstructuur. In september 2004 zijn de vier faculteiten opgeheven en sindsdien zijn de bacheloropleidingen ondergebracht bij Schools – in het Nederlands Instituten of Academies genoemd. Er zijn totaal 18 Schools, met inhoudelijk verwante opleidingen. Centrale thema’s in het nieuwe strategische plan van de hogeschool Focus 2010 (2005) zijn de kennissamenleving en internationalisering. In haar missie heeft de hogeschool haar ambitie kort samengevat: De Hanzehogeschool Groningen leidt ondernemende, maatschappelijk verantwoordelijke en internationaal georiënteerde professionals op en draagt bij aan de kenniscirculatie in Noord-Nederland. Voor de hele hogeschool zijn in het HG-Onderwijskader afspraken vastgelegd ten aanzien van onderwijsaanbod, programmering, studieloopbaanbegeleiding, onderwijsorganisatie en de ontwikkeling van brede bachelors. De opleidingen Fiscale Economie (FE) en Accountancy (AC) zijn gevisiteerd in 2001. De uitkomsten van de visitatie zijn vastgelegd in het eindrapport Op weg naar een Competentiegerichte opleiding (HBO-raad, Den Haag, 2002). AC (vt)en FE hebben samen met de voltijdse varianten van de FEM-opleidingen BE en FSM acht gemeenschappelijke onderwijsblokken. AC Duaal van de HG dateert van september 2003. Er waren dan ook tijdens de visitatie nog geen afgestudeerden van deze variant. De opleiding wordt aangeboden volgens de richtlijnen van het Gilde HBO. Alle Gilde HBO-opleidingen van de HG zijn formeel ondergebracht bij de School voor Marketing en Management. Net als bij andere duale opleidingen zijn er bij AC Duaal contracten tussen de opleiding, de werkgever en de betreffende studenten. Onderdeel van dit contract is dat studenten voor maximaal drie dagen per week werken bij een bedrijf, met daarnaast één schooldag per week en één studiedag. De werkactiviteiten maken deel uit van de het onderwijsprogramma. Dat is de reden dat de HG vooraf een werkplekscan uitvoert. De werkgevers zijn betrokken bij de beoordeling van de studenten. Enkele gegevens over de opleidingen, studiejaar 2006-2007: Opleiding en startjaar FE, 1992 AC-voltijd, 1991 AC-Duaal, 2003
8/79
Totaal studenten ’06-‘07
Instroom september ‘06
102 229 43
27 78 11
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo bacheloropleiding Fiscale Economie en Accountancy
1.3
Werkwijze
De beoordeling van de opleiding door het panel verliep volgens de werkwijze zoals die is neergelegd in het Beoordelingsprotocol van NQA. Deze werkwijze wordt hieronder beschreven. Het onderzoek vond plaats op basis van het domeinspecifieke referentiekader dat voor de opleiding geldt (zie facet 1.1). NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke bezoek door het panel en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase. De voorbereidingsfase In maart 2007 heeft een NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecontroleerd op kwaliteit en compleetheid (de validatie) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Vervolgens bereidden de panelleden zich inhoudelijk voor op het bezoek van 24 april 2007. De panelleden bestudeerden daartoe het zelfevaluatierapport en formuleerden in een beoordelingsformat hun voorlopige oordelen op basis van argumenten. Ook formuleerden zij vraagpunten. Zij hebben hun bevindingen doorgegeven aan de NQA-auditor. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor de kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een aparte bijeenkomst is het bezoek door het panel gezamenlijk voorbereid. De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundigen in het panel bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In het facetrapport is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader en het opleidingsprogramma zijn gebaseerd. Het bezoek door het panel NQA heeft een bezoekprogramma ontwikkeld voor het bezoek door het panel. Dit standaardprogramma is aangepast aan de specifieke situatie van de opleidingen (bijlage 3). Er waren gesprekken met het opleidingsmanagement, docenten, studenten, afgestudeerden en met werkveldvertegenwoordigers. Tijdens het bezoek heeft het panel ter inzage gevraagd materiaal bestudeerd; tussen de gesprekken door hebben de panelleden hun bevindingen uitgewisseld, om te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen-) oordelen. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter een mondelinge terugkoppeling gegeven van enkele indrukken en ervaringen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken. De heer J. Leppink, domeinpanellid Accountancy, kon in verband met ziekte niet aanwezig zijn bij het visitatiebezoek. De heer Leppink had zich wel op het bezoek voorbereid en de NQA-auditor had zijn reactie ontvangen over het zelfevaluatierapport en over afstudeerwerk, met daarbij zijn vragen daarover. Ook in de rapportagefase heeft de heer Leppink gereageerd op de concepten die aan het panel werden voorgelegd.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo bacheloropleiding Fiscale Economie en Accountancy
9/79
De fase van rapporteren Op basis van de bevindingen van het panel, is door NQA een tweeledige rapportage opgesteld, bestaande uit een facetrapport en een onderwerprapport. Daarin wordt de kwaliteit van de opleiding beoordeeld. Met dit rapport kan de opleiding accreditatie aanvragen bij de NVAO. De opleiding heeft in juni 2007 een concept van het Facetrapport (deel B) voor een controle op feitelijke onjuistheden ontvangen. Naar aanleiding daarvan zijn enkele wijzigingen aangebracht. In het Onderwerprapport (deel A) wordt door NQA een oordeel op de onderwerpen en op de opleiding als geheel gegeven. Ook dit rapport is in concept aan de opleiding voorgelegd voor een controle op feitelijke onjuistheden. Het definitieve rapport is door het panel vastgesteld in juli 2007. Het visitatierapport is in augustus 2007 ter beschikking gesteld van de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO. 1.4
Oordeelsvorming
In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door de NQA in het Beoordelingsprotocol zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie Handreiking voor oordeelsvorming een belangrijke rol. In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen over de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide) argumentatie is te vinden in het facetrapport. Indien de argumentatie of de beoordeling voor de duale vorm van de opleiding AC afwijkt van die voor de voltijdse variant, is dit expliciet vermeld. 1.5
Oordelen per onderwerp
1.5.1 Doelstellingen van de opleidingen Beide facetten van dit onderwerp zijn voor FE, AC en AC-Duaal als goed beoordeeld door het panel. Het oordeel over het onderwerp is daarom positief voor de drie opleidingen. 1.5.2 Programma Zes facetten van dit onderwerp zijn voor de drie opleidingen als goed beoordeeld door het panel; aan de eisen voor facet 6, studieduur, is voldaan. Bij facet 8, toetsing, kwam het panel voor FE en AC-voltijd tot het oordeel voldoende, voor AC-Duaal tot het oordeel goed. Het oordeel over het onderwerp is daarom positief voor de drie opleidingen. 1.5.3 Inzet van personeel Alle drie facetten van dit onderwerp zijn voor de drie opleidingen als goed beoordeeld door het panel. Het oordeel over het onderwerp is daarom positief voor de drie opleidingen.
10/79
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo bacheloropleiding Fiscale Economie en Accountancy
1.5.4 Voorzieningen Beide facetten van dit onderwerp zijn voor de drie opleidingen als goed beoordeeld door het panel. Het oordeel over het onderwerp is daarom positief voor de drie opleidingen. 1.5.5 Interne kwaliteitszorg De eerste twee facetten van dit onderwerp zijn voor de drie opleidingen als goed beoordeeld. Het derde facet is voor de drie opleidingen als voldoende beoordeeld. Het oordeel over het onderwerp is daarom positief voor de drie opleidingen. 1.5.6 Resultaten Voor de opleidingen FE en AC is het eerste facet als goed beoordeeld; dit facet is voor ACDuaal als voldoende beoordeeld, aangezien er nog geen afgestudeerden zijn. Het tweede facet is voor de drie opleidingen als voldoende beoordeeld. Het oordeel over het onderwerp is daarom positief voor de drie opleidingen.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo bacheloropleiding Fiscale Economie en Accountancy
11/79
1.6
Schematisch overzicht oordelen
Onderwerp/Facet Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau bachelor 1.3 Oriëntatie HBO bachelor Totaaloordeel onderwerp 1 Onderwerp 2 Programma 2.1 Eisen HBO 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing Totaaloordeel onderwerp 2 Onderwerp 3 Inzet van personeel 3.1 Eisen HBO 3.2 Kwantiteit personeel 3.3 Kwaliteit personeel Totaaloordeel onderwerp 3 Onderwerp 4 Voorzieningen 4.1 Materiële voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding Totaaloordeel onderwerp 4 Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg 5.1 Evaluatie resultaten 5.2 Maatregelen tot verbetering 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld Totaaloordeel onderwerp 5 Onderwerp 6 Resultaten 6.1 Gerealiseerde niveau 6.2 Onderwijsrendement Totaaloordeel onderwerp 6
1.7
AC vt
AC Duaal
FE vt
goed goed goed positief
goed goed goed positief
goed goed goed positief
goed goed goed goed goed voldaan goed voldoende positief
goed goed goed goed goed voldaan goed goed positief
goed goed goed goed goed voldaan goed voldoende positief
goed goed goed positief
goed goed goed positief
goed goed goed positief
goed goed Positief
goed goed positief
goed goed positief
goed goed
goed goed
goed goed
voldoende positief
voldoende positief
voldoende positief
goed voldoende positief
voldoende voldoende positief
goed voldoende positief
Totaaloordeel
Het panel oordeelt positief over de drie opleidingen wat betreft de zes onderwerpen. Het totaaloordeel over de opleidingen is daarom positief.
12/79
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo bacheloropleiding Fiscale Economie en Accountancy
Deel B: Facetten
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo bacheloropleiding Fiscale Economie en Accountancy
13/79
14/79
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo bacheloropleiding Fiscale Economie en Accountancy
Onderwerp 1
Facet 1.1
Doelstelling van de opleiding
Domeinspecifieke eisen
AC: goed AC duaal: goed FE: goed
Criteria - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleidingscompetenties van de opleidingen van het instituut FEM zijn gebaseerd op de algemene domeincompetenties in de sector HEO (Hoger Economisch Onderwijs) die in mei 2004 in landelijk verband zijn vastgesteld. De discussie over verbreding van de opleidingdoelstellingen van de onderscheiden opleidingen in de sector HEO begon in 2003, op advies van de HBO-raad. De discussie vond plaats binnen een sectorbreed project voor het ontwikkelen van domeincompetenties. Ook de HG nam deel aan dit project. De domeincompetenties voor het gehele domein Economics zijn in mei 2004 vastgesteld, gebaseerd op de bestaande en in het relevante werkveld gevalideerde opleidingsprofielen voor de diverse opleidingen. • De hierboven genoemde opleidingscompetenties gelden voor de FE en AC-curricula sinds september 2004. Voor de eerdere opleidingscohorten – de studenten van het instroomcohorten 2003 waren ten tijde van de visitatie in hun vierde jaar – gelden formeel de eerdere opleidingskwalificaties, die apart voor FE en AC waren vastgesteld en gevalideerd door het werkveld. Feitelijk is er in deze opleidingsdoelstellingen en in het onderwijs echter weinig of geen verschil tussen de opleidingen van de ‘oude’ doelstellingen en de recentere doelstellingen, aangezien de ‘brede’ domeincompetenties uit 2004 aansluiten bij de eerder geformuleerde beroepsprofielen voor AC en FE (zie hieronder). • Voor de HEO-opleidingen gelden acht domeincompetenties, per opleidingstype apart te concretiseren in het curriculum. Een overzicht van deze competenties Economie is in een aparte bijlage bij dit visitatierapport gevoegd. • Het panel heeft kunnen vaststellen dat het instituut FEM het regionale werkveld van AC en FE betrekt bij de ontwikkelingen binnen het HEO. Uit de verslagen van de Werkveld Advies Commissie (WAC) van zowel FE als AC bleek dat er discussie is over de doelstellingen van de opleidingen, gerelateerd aan ontwikkelingen in het werkveld. Dit bleek ook uit het gesprek dat het panel had met vertegenwoordigers van de beide Adviescommissies. De WAC voor AC behartigt ook de werkveldrelatie voor de opleiding Bedrijfseconomie (BE). Normaal gesproken komen de WAC’s drie tot zes keer per jaar bijeen. De WAC voor AC is echter recentelijk opnieuw samengesteld; daarom waren er in het jaar van de visitatie meer bijeenkomsten (zie ook bij 5.3).
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo bacheloropleiding Fiscale Economie en Accountancy
15/79
•
De visie op internationalisering bij het instituut FEM is vastgelegd in de Notitie Internationalisering, uit 2006. Wat betreft feitelijke internationalisering van de opleidingsdoelstellingen zijn er voor FE en AC echter weinig mogelijkheden. Immers, de nationale context, met de Nederlandse wet- en regelgeving, is leidend voor de doelstellingen van beide opleidingen. Het panel ondersteunt deze opvatting van de opleidingen. Ook is het panel het eens met het instituut FEM dat de opleidingsdoelstellingen aandacht impliceren voor de Europese wet- en regelgeving. Het panel heeft vastgesteld dat er hiervoor in het onderwijs adequate aandacht is. De opleidingen FE en AC hebben contacten met een collega-hogeschool in Emden. Dit sluit aan op de noodzaak dat FE’ers en AC’ers een helder beeld hebben van de financieeleconomische context in Duitsland, aangezien afgestudeerden mogelijk aan het werk gaan bij bedrijven met vestigingen of klanten in Duitsland.
Opleiding AC-vt • De opleidingsdoelstellingen van AC sluiten aan bij het landelijk profiel voor HBOaccountants, zoals dat is vastgelegd in het rapport Beroeps- en opleidingsprofiel voor opleiding AC, (Den Haag, HBO-raad 1999). Dit opleidingsprofiel is gevalideerd door de NOvAA - de beroepsvereniging van Accountants-Administratieconsulenten (AA) en door het NIVRA, de beroepsvereniging van Registeraccounants (RA). • Bij het vaststellen van haar eindkwalificaties voor AC heeft het instituut FEM de beroepsprofielen van het NIVRA en van de NOvAA als basis gehanteerd. Dit gebeurde in samenspraak met leden van het AC-scholenoverleg (landelijk opleidingsoverleg AC) en vertegenwoordigers van het NIVRA en de NOvAA. • Het (landelijke) opleidingsprofiel AC bevat 32 competenties, ondergebracht in drie segmenten: uitvoerende taken, participant van een arbeidsorganisatie en eisen voor lid van een beroepsgroep. • Een overzicht met de competenties voor AC is als aparte bijlage bij dit visitatierapport gevoegd. Opleiding AC-Duaal • Ook AC Duaal is gebaseerd op het landelijke beroeps- en opleidingsprofiel AC. De opleiding volgt bij de uitwerking van de doelstellingen tot een onderwijsprogramma de uitgangspunten van HBO-Gilde, een landelijke aanpak van het duale onderwijs in het HEO. Een bijzonderheid is dat AC-Duaal voor de uitwerking van het curriculum in de eerste twee studiejaren de kwalificaties van BE-Duaal hanteert die, landelijk, binnen het Gilde-HBO geformuleerd zijn. • Een overzicht van de competenties voor AC-duaal is als aparte bijlage bij dit visitatierapport gevoegd. Opleiding FE • De opleiding sluit aan bij het hernieuwde beroeps- en opleidingsprofiel FE (Beroeps- en opleidingsprofiel FE, HBO-raad, Den Haag, september 2006). Dit hernieuwde profiel is een aanpassing van het eerdere profiel, dat is bijgesteld op grond van de uitkomsten van de evaluatie (december 2005) van het toen geldende landelijke, door het werkveld
16/79
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo bacheloropleiding Fiscale Economie en Accountancy
•
•
• •
•
•
gevalideerde, Beroeps- en opleidingsprofiel FE (Den Haag, HBO-raad 2003). Dit document was op zijn beurt een bijgestelde versie van het eerdere landelijk beroepsprofiel FE (2001). De recente aanpassingen zijn ingegeven door de gevolgen van de belastingherziening, enkele wetswijzigingen sinds 2001 en de wens tot uitbreiding van de doorstroommogelijkheden van HBO-FE’ers naar het WO. Ook de rol van de HBO-fiscalist als teamplayer is meer expliciet verwoord in het meest recente beroeps- en opleidingsprofiel. Daarbij is duidelijker aangegeven waarin een HBO-fiscalist zich onderscheidt van een academisch gevormde fiscalist: onderzoeksvaardigheden versus praktijkgerichtheid. De Groninger opleiding FE was intensief betrokken bij het tot stand komen van het landelijke beroeps- en opleidingsprofiel, als voorzitter van het landelijk overleg FE (LOFE). Het beroeps- en opleidingsprofiel en de opleidingscompetenties FE beschrijven de competenties voor een beginnend HBO-fiscalist. Het opleidingsprofiel FE volgt in grote lijnen het landelijke opleidingsprofiel FE. Er zijn voor FE 12 competenties geformuleerd, verdeeld over de drie competentiegebieden: beroepsinhoudelijke competenties, professionaliteit en participant in de arbeidsorganisatie. De Groninger opleiding FE houdt via het LOFE contact met de ontwikkelingen in het FE-domein. Op basis van de notitie Het bij elkaar in de keuken kijken (LOFE, 2005) evalueren de hogescholen met een FE-opleiding elkaar. In 2006-2007 zullen de resultaten daarvan beschikbaar zijn. Met deze evaluaties hoopt het LOFE, en daarmee ook de HG, te kunnen zorgen voor versterkte afstemming met het landelijke werkveld, borging van de kwaliteit van het onderwijs en een versterkte afstemming tussen de hogescholen. Een overzicht met de competenties voor de opleiding FE is als aparte bijlage bij dit visitatierapport gevoegd.
Facet 1.2
Niveau bachelor
AC: goed AC duaal: goed FE: goed
Criteria De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In het overzicht HBO-kwalificaties in relatie met de opleidingscompetenties van FEMopleidingen HG legt het instituut FEM het verband tussen de opleidingskwalificaties van de opleiding AC met de hbo-kwalificaties. Daaruit blijkt dat de hbo-kwalificaties goed terugkomen in de opleidingscompenties van de verschillende varianten.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo bacheloropleiding Fiscale Economie en Accountancy
17/79
•
• •
•
Ook de in drie segmenten bij de opleidingsdoelstellingen Accountancy komen de HBO-kwalificaties tot uiting. In het overzicht HBO-kwalificaties in relatie met de opleidingscompetenties van FEMopleidingen HG legt het instituut FEM het verband tussen de opleidingskwalificaties FE met de hbo-kwalificaties. Daaruit is inzichtelijk af te leiden dat de HBO-kwalificaties goed zichtbaar zijn in de opleidingscompenties. De generieke hbo-kwalificaties komen overeen met de Dublin Descriptoren (Vergelijking Dublin Descriptoren met HBO-kwalificaties 2002). Ook in de landelijke beroeps- en opleidingsprofielen van AC en FE - tot stand gekomen in overleg met het werkveld - is aangegeven op welke manier de HBO-kwalificaties voor de beginnende HBO'ers gedekt zijn door de competenties. Het panel stelt aan de hand van bestudering van het materiaal vast dat de uitwerking naar het bachelorniveau van de startcompetenties duidelijk en overtuigend is. De generieke HBO-kwalificaties komen herkenbaar tot uiting.
Facet 1.3
Oriëntatie HBO bachelor
AC: goed AC duaal: goed FE: goed
Criteria - De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. - De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een HBO-opleiding vereist is of dienstig is. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • HET INSTITUUT FEM hanteert een aantal instrumenten om te waarborgen dat de eindkwalificaties overeenkomen met wat het werkveld verwacht van een beginnende HBO'er. Dit zijn onder andere de samenwerking in het LOFE voor FE en binnen het ACScholenoverleg voor AC en AC-duaal (met NIVRA en NOvAA) en de inbreng van de beide werkveldadviescommissies. Op basis van het gesprek met de vertegenwoordigers van het werkveld en de notulen van de bijeenkomsten van de beide WAC’s stelt het panel vast dat de eindkwalificaties tot stand zijn gekomen in samenspraak met het relevante beroepenveld. • In haar rapport Het onderwijs bij de FEM (Groningen, februari 2007) heeft de opleiding inzichtelijk aangegeven wat de overeenkomsten en de verschillen zijn in de benadering van het economische domein door de vier opleidingen FE, AC, FSM en BE. Duidelijk is omschreven dat afgestudeerde AC’ers functioneren als assistent-accountant. Zij kunnen in hun werk, met aanvullende scholing, uitgroeien tot RA-accountants of AA-accountants. Afgestudeerde FE’ers werken als in beroepen als aangiftemedewerker, belastingadviseu bij belastingadvieskantoren, fiscalist bij een grote(re) onderneming, middelenspecialsit bij de Belastingdienst, pensioenadviseur. FE’ers kunnen doorstromen naar het WO: er zijn
18/79
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo bacheloropleiding Fiscale Economie en Accountancy
•
•
in de opleidingsdoelstellingen en in de uitwerking in het curriculum, specifiek benoemde doorstroommogelijkheden naar de universitaire opleiding Fiscaal Recht of naar de opleiding van de Nederlandse Federatie van Belastingadviseurs, die op zijn beurt aansluiting geeft op de universitaire kopopleiding Fiscaal Recht. Afgestudeerden van de opleidingsvarianten binnen het instituut FEM zijn opgeleid tot een klant- resultaat- en organisatiegerichte beginnend beroepsbeoefenaar op HBO-niveau; zij zijn in staat om financieel-economische vraagstukken op adequate wijze te analyseren en op te lossen. Dit bleek het panel uit de gesprekken tijdens het bezoek, met afgestudeerden en vertegenwoordigers van het werkveld. Uit de studenttevredenheidsonderzoeken van het instituut FEM en van de HG blijkt dat de studenten en de afgestudeerden AC en FE tevreden zijn over de doelstellingen van hun opleiding. Afgestudeerden AC en FE gaven in het gesprek tijdens het visitatiebezoek aan dat zij met hun opleiding goed beslagen ten ijs waren gekomen in hun eerste betrekking.
Opleiding AC/AC Duaal • HBO-accountancy leidt de studenten op tot assistent-accountant, met doorgroeimogelijkheid tot AA of RA door middel van vervolgopleidingen en werkervaring of doorgroei naar een interne accountantsfunctie. De functie van assistent-accountant ontwikkelt zich tot een adviserende functie op het gebied van administratieve dienstverlening en, in mindere mate, op het gebied van fiscaliteiten. • AA-beroepen betreffen vooral de administratieve dienstverlening en, zij het in mindere mate, in fiscale zaken voor bijvoorbeeld familiebedrijven. RA-beroepen richten zich vooral op middelgrote en grote organisaties. De werkzaamheden zijn vooral gericht op controlewerk en advies over de administratieve organisatie. • AC-Studenten kunnen na hun opleiding een post-HBO-opleiding AA (Accountant Administratieconsulent) of RA (Register Accountant) volgen van resp. 1 of 3,5 jaar. Als zij ook een 3-jarige praktijkstage voltooien, krijgen zij hun aantekening AA of RA en zijn zij tekeningsbevoegd. Opleiding FE • Afgestudeerde FE’ers werken zowel bij grote als bij kleinere administratie- en belastingadvieskantoren waar ze, afhankelijk van de omvang van het kantoor, belastingaangiften verzorgen en bijdragen leveren aan adviezen, of zelfstandig adviseren, over onder meer vermogensbeheer. Ook adviseren FE’ers over financiële planningen. • FE-afgestudeerden bij de belastingdienst vervullen functies als controleur of middelenspecialist. • Bij banken en verzekeringsmaatschappijen werken FE'ers op de afdeling Financieel Advies of Financiële planning en/of Vermogensbeheer. Het gaat om functies als aangiftemedewerker, fiscalist, pensioenadviseur of vermogensbeheerder.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo bacheloropleiding Fiscale Economie en Accountancy
19/79
Onderwerp 2
Facet 2.1
Programma
Eisen HBO
AC: goed AC duaal: goed FE: goed
Criteria - Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. - Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline. - Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Op Blackboard is voor alle studieonderdelen aangegeven welke literatuur en welk ander studiemateriaal moet worden bestudeerd en gehanteerd. De boekenlijsten worden jaarlijks geactualiseerd door de docenten die in het betreffende vakgebied doceren. Het panel stelt, op basis van inzicht in de literatuurlijsten, vast dat de opleidingen actuele literatuur aanbieden. Het panel heeft kunnen vaststellen dat de studenten deze literatuur gebruiken bij hun werkstukken. • De praktijkgerichtheid van de curricula is onder meer zichtbaar in de didactische aanpak (zie ook 2.7), met Action Learning-opdrachten. Bij AC-Duaal gaat het om opdrachten in samenwerking met werkgevers. • Diverse studieonderdelen behandelen praktijkervaringen. Voorbeelden: het studieonderdeel Ethiek bij AC behandelt ethische dilemma's uit de beroepspraktijk van accountants; bij FE is de jaarlijkse HUBA-campagne (Hulp bij Aangifte) waarbij studenten particulieren ondersteunen bij het maken van hun belastingaangifte, na een vierdaagse gerichte training hiervoor binnen de opleiding. • De opleidingen volgen de richtlijnen van het HG-beleid voor de praktijkcomponent in de opleiding (HG Onderwijskader): de opleidingen hebben minimaal 24 EC praktijk (zie ook 2.2 en 2.3, over de inhoud en de opbouw van het onderwijs). Opleiding AC-vt • De stage in het 3e studiejaar bestaat uit twee blokken met vier dagen stage, meestal bij een accountantskantoor, en één dag onderwijs. In de tweede helft van het 4e studiejaar studeren de studenten af. Tijdens het afstuderen werken studenten drie dagen per week aan hun afstudeeropdracht, veelal bij een MKB-bedrijf Opleiding FE • FE-studenten volgen in hun 3e studiejaar een stage bij de belastingdienst met ondersteunende verdieping op het gebied van belastingen. De totale duur van de stage is
20/79
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo bacheloropleiding Fiscale Economie en Accountancy
ruim een onderwijsblok. Tijdens het 4e studiejaar voeren studenten in blok 4.3 en 4.4 een bedrijfsstage uit binnen het belastingadvieswezen, waaraan zij hun afstudeeropdracht koppelen. Opleiding AC-Duaal • In wekelijkse studiegroepbijeenkomsten wisselen Gilde-studenten hun werkervaringen uit. Studenten van AC-Duaal moeten beschikken over een relevante werkplek. Daartoe is er een zogeheten werkplekscan. Indien studenten geen, of geen geschikte, werkplek hebben, ondersteunt de opleiding hen bij het vinden daarvan. Dat heeft zowel de vorm van sollicitatietrainingen als ondersteuning bij het selecteren van een geschikte werkkringen. Alle drie de opleidingen: • De vaardigheden bij de opleidingen betreffen voornamelijk de vaardigheid van mondelinge en schriftelijke communicatie, met daarbij de wijze waarop de beroepscode van Accountants en belastingadviseurs moet worden gehanteerd. Het panel heeft kunnen vaststellen dat dit afdoende in het curriculum aan de orde komt. Het afstudeerwerk wordt ook op de communicatieve aspecten beoordeeld. • In overeenstemming met het FEM-beleid voor aanstelling van docenten (zie ook 3.1), combineert een toenemend aantal docenten hun werk bij het instituut FEM met werkzaamheden in het werkveld. Docenten maken in hun onderwijs gebruik van hun eigen werkveldervaringen en van hun ervaringen bij stage- en afstudeerbegeleiding. In beide opleidingen en opleidingsvarianten benutten docenten casussen uit de praktijk, zijn er excursies, bedrijfsbezoeken, symposia en gastcolleges. • Het instituut FEM neemt deel aan het lectoraat Business Intelligence (BI) met één medewerker. Dit lectoraat ressorteert organisatorisch onder het Instituut voor Communicatie en Media. Vanuit dit lectoraat doet de betreffende FEM-medewerker onderzoek naar de performance management bij woningbouw, banken en accountantskantoren. Voor het onderzoek bij accountantskantoren wordt nog een tweede medewerker binnen het instituut FEM gezocht. • Tot 2006 participeerde het instituut FEM in het lectoraat Strategisch Ondernemen, waarvan het Instituut voor Marketing & Management eigenaar was. Dit lectoraat is begin 2006 geëvalueerd en besloten is om het lectoraat door te zetten en het te laten aansluiten bij het expertisecentrum Ondernemerschap en Markt, dat in het studiejaar 2006-2007 wordt opgezet. • Er zijn bij het instituut FEM twee nieuwe lectoraten in ontwikkeling: - Het lectoraat Groeifinanciering MKB (GMKB) binnen het kenniscentrum Ondernemerschap en Markt, gericht op het doen van onderzoek naar het financieren van groei van ondernemingen. Er zijn plannen om een meerjarige samenwerking aan te gaan met ABN AMRO. Het instituut FEM wil dit lectoraat onder meer inzetten bij een van de minors. - Het lectoraat Financieel Economisch Management voor het Middenbedrijf (FEMM) in samenwerking met KPMG, gericht op het opzetten van een expertisecentrum voor de bedrijfsvoering van vooral het middenbedrijf.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo bacheloropleiding Fiscale Economie en Accountancy
21/79
•
Volgens de resultaten op diverse vragen in blokenquêtes 2005-2006, de SSA-enquête 2006 en de FEM-audit, zijn de studenten van FE, AC en AC-duaal tevreden over de diverse aspecten van de praktijkgerichtheid van hun opleidingen. Dit werd bevestigd in de gesprekken tijdens de visitatie.
Facet 2.2
Relatie doelstellingen en inhoud programma
AC: goed AC duaal: goed FE: goed
Criteria - Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. - De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. - De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De basis voor de curricula van FE, AC en AC-Duaal zijn de landelijke beroeps- en opleidingsprofielen, waarin de competenties zijn verwoord die de student moeten hebben verworven aan het eind van hun opleiding. Het panel heeft in de curriculumoverzichten kunnen zien dat bij elk onderwijsblok is beschreven welke competenties tijdens dat blok aan de orde komen. Aan alle competenties van de opleidingsprofielen wordt in de curricula afdoende aandacht besteed. Opleidingen FE en AC-voltijd • De voltijdse opleidingen van het instituut FEM hebben themagericht en competentiegericht onderwijs. De onderwijsblokken hebben een centraal thema, met een integrale beroepsopdracht die aan dat thema is gerelateerd. Bij alle blokopdrachten is er ondersteunend onderwijs, in de vorm van studieonderdelen waarin theorie, concepten en vaardigheden worden uitgelegd en geoefend. Per thema vormen de beroepsopdracht en de overige studieonderdelen een samenhangend geheel (zie ook 2.3). Bij de beroepsopdrachten komen kennis, vaardigheden en houding geïntegreerd aan de orde. • Het onderwijs aan de voltijdse FEM-opleidingen verloopt in de eerste anderhalf jaar en de eerste helft van het derde jaar parallel: er is één programma voor alle opleidingen, waarbij de studenten in beginsel in een ‘eigen’ klas zijn ingedeeld. • De studenten verwerven in de eerste anderhalf jaar een brede basis met kennis en vaardigheden in het economische domein (zie ook 2.3). Deze zes blokken van de eerste anderhalf jaar van de studie verlopen inhoudelijk via de levenscyclus van een onderneming, met de economische vraagstellingen die gerelateerd zijn aan de opeenvolgende fasen: te beginnen bij de startende onderneming tot en met het opheffen van het bedrijf.
22/79
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo bacheloropleiding Fiscale Economie en Accountancy
•
Het panel heeft vastgesteld dat de (parallelle) propedeuse de studenten een helder beeld geeft van de diverse vraagstellingen en beroepen in de economische sector. De propedeuse is een goede introductie in de belangrijkste beroepsopdrachten in het werkveld van de Bachelor of Economics. Het panel stelt vast dat de propedeuse oriënterend, verwijzend en selecterend is. In het vervolg van de opleiding komen de competenties in afdoende mate aan de orde, in de opleidingsspecifieke blokken en in de stage en het afstudeerproject.
Opleiding AC-Duaal • De eerste zes blokken van de opleiding van het Gilde HBO zijn gemeenschappelijk voor de opleidingen AC, BE, CE en MER. De daarop volgende twee blokken zijn gemeenschappelijk voor de duale opleidingen AC en BE. Het curriculum in het derde en vierde studiejaar is opleidingsspecifiek. • Studenten van de duale opleidingen werken drie dagen per week op een relevante werkplek. De overige twee dagen zijn bedoeld voor studietaken, zowel in de vorm van onderwijs op de HG als in de vorm van werken aan opdrachten. Dit zijn groepsopdrachten en individuele opdrachten (zie ook 2.7). Bij duale studenten ligt al in het begin van de opleiding sterk de nadruk op zelfstandigheid bij de studie. Elk onderwijsblok bevat werkactiviteiten op de werkplek, een Action Learning-opdracht en aanvullende colleges, practica en coaching. De studenten, het bedrijf waar hij of zij werkt en de hogeschoolmentor (zie ook 2.7) zoeken gezamenlijk naar werkactiviteiten die leiden tot ontwikkeling van de competenties in de diverse blokken. De verantwoording van de activiteiten en de relatie tot het competentieprofiel ligt expliciet bij de studenten zelf: er is hiervoor een contract tussen de studenten, het bedrijf waar zij werken en de HG. Alle drie de opleidingen • Wat betreft internationalisering van het economieonderwijs, is er sinds september 2006 een versterkte impuls. Met behulp van Dialang is bij de propedeusestudenten een taaltest Engels afgenomen, met deficiëntiecursussen bij onderprestatie. Het instituut FEM geeft vanaf september 2006 de mogelijkheid om in de opleiding het vak Engels als vreemde taal op te nemen, voor minimaal 5 EC. Hiermee reageert het instituut FEM op de uitkomsten van de SSA-enquete 2006: de studenten betoonden zich in die enquête niet tevreden over de mogelijkheden voor het leren en onderhouden van een vreemde taal. • Ook gaven studenten aan in de SSA-enquête 2006 dat er te weinig onderdelen in het curriculum gericht zijn op het verwerven van competenties voor de internationale beroepspraktijk. Het panel heeft kunnen vaststellen, uit documentstudie en uit de gesprekken tijdens het bezoek, dat er sinds september 2006 in de thema’s meer expliciet rekening wordt gehouden met internationale aspecten van de te behandelen leerstof. Door middel van een internationaliseringproject bij het instituut FEM wordt studeren in het buitenland, buitenlandstages, buitenlandreis, docentuitwisseling met buitenlandse partnerhogescholen en de inzet van buitenlandse gastdocenten bevorderd.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo bacheloropleiding Fiscale Economie en Accountancy
23/79
•
Het panel is van oordeel dat de opleiding de relatie tussen de doelstellingen van de opleiding en de in houd van het programma goed weergeeft in het materiaal, op grond van documentstudie en op grond van de informatie uit de gesprekken met de studenten, de docenten en de vertegenwoordigers van het werkveld (stagebieders, afstudeerbedrijven, werkgevers van duale studenten).
Facet 2.3
Samenhang in opleidingsprogramma
AC: goed AC duaal: goed FE: goed
Criteria Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Voltijdse opleidingen FE en AC: • De opleidingen hebben een heldere structuur: er zijn jaarlijks vier blokken van elk 10-11 weken. Elk onderwijsblok is een inhoudelijk samenhangend geheel, gebaseerd op de competenties, die de studenten verwerven terwijl zij werken aan een relevant inhoudelijk thema. De thema's volgen elkaar, inhoudelijk, op logische wijze op (de eerder genoemde levenscyclus van een onderneming), met per thema een specifieke focus op een aantal opleidingsrelevante aspecten. • De inhoud van de zes gezamenlijke onderwijsblokken voor de voltijdse opleidingen van het instituut FEM is sterk samenhangend: in deze blokken worden de opeenvolgende fasen behandeld in de levenscyclus van een onderneming, beginnend met ‘startende onderneming’ en eindigend met de opheffing van de onderneming. De overige blokken van de opleidingen zijn opleidingsspecifiek van karakter. • In de gezamenlijke blokken, ook aangeduid als thema’s, verwerven alle voltijdstudenten van het instituut FEM een brede basis met kennis en vaardigheden die van belang zijn voor het gehele economisch domein. In het tweede studiejaar volgen de studenten twee opleidingsspecifieke blokken. Ook in het derde studiejaar zijn er twee opleidingsspecifieke blokken; het vierde studiejaar is geheel opleidingsspecifiek. • Per opdracht zijn beoordelingscriteria geformuleerd die gedurende de studie toenemen in complexiteit in de opeenvolgende blokken/thema’s. Dat heeft het panel uit de curriculumoverzichten en uit de blokinformatie kunnen afleiden. Studenten en docenten bevestigden dit in de gesprekken met het panel. • Een kerngroep die zich richt op afstemming van de vier studierichtingen (de zogeheten kerngroep brede bachelor) ondersteunt de blokteams bij het ontwikkelen van het nieuwe curriculum. De kerngroep gaat na of elk blokteam de diverse onderwijsonderdelen in onderlinge samenhang ontwikkelt, met voldoende nadruk op de specifieke opleidingsgerichte competenties. In het gesprek met het opleidingsmanagement wordt bevestigd dat de curricula regelmatig worden geëvalueerd.
24/79
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo bacheloropleiding Fiscale Economie en Accountancy
•
De beide voltijdse curricula van FE en AC hebben een doorlopend programma voor studieloopbaanbegeleiding in het eerste en tweede studiejaar (de vierde leerlijn die hierboven is genoemd). De studenten hebben daarvoor een vaste SLB-docent (zie ook 2.4 en 4.2).
Opleiding AC-Duaal • Bij AC-Duaal maakt de combinatie van werken in de praktijk en het volgen van onderwijs het mogelijk om in de praktijk gebruik te maken van de theorie en tijdens het onderwijs praktijkervaringen in te brengen. De Action Learning opdrachten zorgen bij de duale variant voor een koppeling tussen onderwijs en werkplek. Ook hier is er een thematische opbouw. Het verwerven van competenties vindt zowel plaats in het onderwijs als op de werkplekken. • Studenten van AC-Duaal bevestigen in het gesprek met het panel de samenhang en de werkwijze binnen het curriculum. Algemeen: • Er zijn vier leerlijnen binnen een onderwijsblok: - Integrale opdrachten en projecten bij de voltijd varianten; Action Learning opdrachten en werkactiviteiten bij AC-Duaal (zie ook 2.7); - Er is een lijn met ondersteunende theoretische studieonderdelen; - De derde leerlijn betreft de vaardigheden tijdens practica; - Reflectie, individueel en in groepsverband tijdens de studieloopbaanbegeleiding is de vierde leerlijn. • Volgens de Blokenquêtes 2005-2006 zijn de studenten tevreden over de samenhang tussen de verschillende onderdelen in het blok. Volgens de HBO-Monitor 2005 zijn studenten tevreden over de samenhang tussen de vakken. • Het panel stelt vast dat de opleidingen een duidelijke lijn in de horizontale en verticale samenhang hebben en dat er bij de deeltijd en duale routes goed zicht wordt gehouden op de relevantie en doorgroeimogelijkheden van de werkplek. Het panel komt hierdoor tot het oordeel goed.
Facet 2.4
Studielast
AC: goed AC duaal: goed FE: goed
Criteria - Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo bacheloropleiding Fiscale Economie en Accountancy
25/79
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het instituut FEM hanteert een aantal instrumenten voor het vlot doen verlopen van de opleidingen: - Er zijn twee instroom-momenten, te weten in september en in februari - Tijdens de eerste zes blokken van de voltijdvarianten kunnen studenten zonder studievertraging overstappen naar een andere opleiding binnen het instituut FEM. - Ook studenten van AC-Duaal kunnen tijdens de eerste zes blokken zonder studievertraging overstappen naar een andere opleiding binnen het economisch domein. - Er is een gesprek na het tweede blok van studiejaar 1, voor studenten met weinig studiesucces. In dat gesprek wordt bezien in hoeverre uiteindelijk studiesucces te verwachten is. Studenten die na het eerste studiejaar minder dan 40 EC hebben behaald, moeten de opleiding verlaten (Bindend Studie Advies, BSA). Dit geldt ook voor studenten die aan het eind van hun tweede studiejaar de propedeuse niet hebben behaald. - Studenten die na het eerste studiejaar 40 tot 52 credits hebben gehaald volgen het zogeheten doublantentraject: indien zij halverwege hun tweede studiejaar 52 credits hebben gehaald, kunnen ze doorstromen naar de hoofdfase in de februari-instroom. - Er zijn herkansingsmogelijkheden voor tentamens, ook bij de overgang van een oud naar een nieuw curriculum. In een aantal gevallen zijn er ook herhalingscolleges aangeboden. - In de omschrijvingen van de onderwijseenheden in de studiegids en in de blokboeken is de studielast weergegeven, uitgedrukt in EC. • Bij FE en AC-voltijd is er studieloopbaanbegeleiding door specifiek daartoe opgeleide docenten (zie ook bij 2.7). De SLB-docenten bieden begeleiding gedurende het verloop van de opleiding: SLB is een doorlopende leerlijn. In de duale opleiding AC wordt deze begeleidende taak vervuld door zogeheten hogeschoolmentoren, die de studenten gedurende de gehele studie begeleiden. Ook bewaken zij de studievoortgang. Bij de duale opleidingen is het portfolio daarvoor een belangrijk instrument (zie ook bij 2.7). • De opleidingen hebben drempels. Afgezien van de eis dat de studenten de studieonderdelen van de propedeuse afronden voor het einde van het tweede studiejaar (doublantentraject), moeten zij minimaal 50 EC van de hoofdfase hebben behaald om te mogen solliciteren naar een stageplaats: de stage is in de tweede helft van studiejaar 3. • Ook voor deelname aan de minors is er een instapnorm, gerelateerd aan de studieonderdelen die met succes zijn afgerond. Deze norm wordt vooraf bekend gemaakt bij studenten. In het gesprek tijdens het bezoek gaven de studenten aan dat bekend te zijn met de instapnorm. • Studenten besteden volgens de blokenquêtes 2005-2006 gemiddeld zo'n 30 uur per week aan hun studie. Uit de Keuzegids 2006 blijkt dat studenten tevreden zijn over de studeerbaarheid van de opleiding. Dit werd bevestigd in de gesprekken tijdens de visitatie.
26/79
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo bacheloropleiding Fiscale Economie en Accountancy
Facet 2.5
Instroom
AC: goed AC duaal: goed FE: goed
Criteria - Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het instituut FEM sluit zich aan bij de wettelijke toelatingseisen. Voor de voltijdse opleidingen is dit mbo-niveau 4, havo en vwo (Onderwijs- en Examenregeling). • De duale opleiding is gericht voor studenten die studie en werk willen combineren. Voorafgaande aan toelating tot de duale opleiding AC is er een intakegesprek, met een intakeopdracht. Tijdens het gesprek worden motivatie, zelfstandigheid en werkhouding getoetst. Studenten bevestigen dit in het gesprek met het panel. • Vwo'ers en studenten die een propedeuse gehaald hebben bij een andere opleiding krijgen de mogelijkheid om de voltijdopleiding in 3,5 jaar af te ronden (tempo studenten). Studenten die niet zonder meer toelaatbaar zijn en die 21 jaar of ouder zijn, kunnen na een toelatingsexamen– eventueel voorafgegaan door deficiëntiecursussen – alsnog worden toegelaten. • De opleiding biedt ter ondersteuning zomercursussen wiskunde en economie aan. Deze cursussen zijn ook geschikt voor mbo-studenten met een achterstand. Het bleek het panel tijdens het bezoek dat deze zomercursussen echter niet verplicht zijn. Tijdens de visitatie werd besproken dat met name wiskunde voor MBO-instromers lastig blijkt te zijn, gezien de toetsresultaten in de eerste twee studiejaren. Er zijn vrijwillige deficiëntieprogramma’s, maar de opleiding bezint zich op mogelijkheden voor het invoeren van verplichte deficiëntiecursussen, eventueel met een instroomtoets. • Er zijn ook vrijstellingen mogelijk, volgens regels die zijn vastgelegd in de OER. Tijdens een intakegesprek, op verzoek van de betreffende student, bepaalt de examencommissie of er vrijstellingen kunnen worden verleend. Dit geldt voor studenten die zijn omgezwaaid van een universitaire opleiding of andere hbo-opleiding of voor studenten met werkervaring. • Studenten uiten hun tevredenheid over de instroomprocedure en over de voorlichting over het instituut FEM onder andere in de Blokenquêtes 2005-2006, de SSA-enquête 2006 en de Aansluitingsmonitor 2006.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo bacheloropleiding Fiscale Economie en Accountancy
27/79
Facet 2.6
Duur
AC: voldaan AC duaal: voldaan FE: voldaan
Criteria - De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum: hbo-bachelor: 240 studiepunten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In de curriculumoverzichten, de studiegids en de OER is vastgelegd dat de totale omvang van de opleiding 240 EC bedraagt. • Elk onderwijsblok heeft een omvang van 15 EC. Het panel heeft dit kunnen verifiëren in de blokboeken. • Vrijstellingen worden afdoende verantwoord door de examencommissie en het verkorte studietraject voor de VWO-instroom is goed vormgegeven. • De totale studieduur van 240 EC is gelijkmatig verdeeld over de verschillende onderwijsperiodes. De studiepunten zijn per studiejaar, blok en onderwijseenheid verantwoord in de Onderwijs- en Examenregeling (OER) en de Studiegids.
Facet 2.7
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
AC: goed AC duaal: goed FE: goed
Criteria - Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. - De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De HG heeft in haar Onderwijskader haar keuze vastgelegd voor themagericht en competentiegericht onderwijs. Het instituut FEM sluit hierbij aan met het onderwijs voor FE en AC. • Tijdens het verloop van de opleiding wordt aan studenten geleidelijk minder sturing geboden, hetgeen ertoe leidt dat de studenten in toenemende mate zelfstandig werken aan het verwerven van hun competenties. • Tijdens de contacturen zijn er diverse werkvormen, zoals hoorcolleges, werkcolleges, practica, training, werken in projecten en groepsbijeenkomsten. Naast de contacturen is er zelfstudie, deels in de vorm van het werken in projectgroepen. • Het panel heeft de ontwikkeling van competenties en de toename van complexiteit in de studie kunnen vaststellen in het studiemateriaal. Het kwam ook ter sprake in de gesprekken met de studenten en de docenten. • De studenten werken in projectgroepen onder begeleiding van een coach. Naast de beroepsopdracht is er in een onderwijsblok ondersteunend onderwijs in de vorm van
28/79
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo bacheloropleiding Fiscale Economie en Accountancy
•
•
•
•
werkcolleges en vaardigheidsonderwijs (communicatie). De studenten hebben deze kennis en vaardigheden nodig om de beroepsopdracht uit te voeren. De werkcolleges zijn gericht op kennisoverdracht en zijn een belangrijk component van het blok. Ondersteunende studieonderdelen worden individueel getoetst (zie ook 2.8). Een belangrijk deel van het onderwijs bij FE en AC voltijd gebeurt via de integrale opdracht, een van de leerlijnen die is genoemd bij de argumentatie van facet 2.3. Binnen de intergale opdracht vindt de integratie plaats van alle studie-activiteiten. De SLB bestaat in hoofdlijnen uit gesprekken en zelfstudie/opdrachten over studieoriëntatie, beroepsoriëntatie, studievoortgang en reflectie. Hiervoor zijn handleidingen en informatie beschikbaar, zowel via de SLB-docent als via Blackboard. In het eerste en tweede studiejaar zijn er zowel individuele gesprekken tussen SLB-docent en student als groepsbijeenkomsten. Volgens de SLB-evaluatie 2006 zijn studenten vooral tevreden over de individuele gesprekken, de beschikbare tijd van de SLB-docent en advies en feedback door de SLB-docent. Studenten betonen zich in die evaluatie enigszins minder tevreden over de begeleiding bij keuzen in de studieloopbaan, begeleiding in teamverband en het lesmateriaal voor SLB. Het panel verkreeg de stellige indruk uit de gesprekken dat er in het jaar sinds die evaluatie in het voorjaar van 2006, veel verbetering is bereikt op dit punt. Er was in januari 2007 een studiedag over SLB voor FEM-docenten. Het panel concludeert op basis van het gesprek met studenten en het opleidingsmanagement dat het onderwerp studieloopbaanbegeleiding een punt van aandacht was, maar dat het instituut FEM en de opleidingen FE, AC en AC-Duaal actief hebben gewerkt aan verbetering.
Opleiding AC-Duaal • In het Gilde HBO is er bij elk thema een Action Learning opdracht die bestaat uit een aantal deelopdrachten. De studenten voeren hun deze Action Learning opdrachten waar mogelijk uit met behulp van informatie vanuit hun eigen werkkring. • Ter ondersteuning van de AL-opdracht zijn er colleges, training en studiegroepen en de eigen werkkring. Ook zijn er onbegeleide studiegroepbijeenkomsten. • De studenten in een studiegroep wisselen tijdens de bijeenkomst werkervaringen uit, leren van elkaar en werken samen. • Naast deze werkvormen werkt het Gilde HBO met portfolio's. In hun portfolio nemen de studenten documenten op over hun ontwikkeling binnen en buiten de HG. Het portfolio bevat een CV en een productenoverzicht met onder meer de zogheten competentiegroeikaart, waarmee de studenten hun ontwikkeling bijhouden. De groeikaart geeft weer welke competenties de betreffende student heeft verworven en welke hij of zij nog moet verwerven (zowel op het werk als binnen de opleiding). Na elk onderwijsblok beoordeelt de hogeschoolmentor het portfolio. Daarbij wordt eventuele studievertraging gesignaleerd. • Het panel heeft portfolio’s kunnen bestuderen van duale studenten en stelt vast dat hierin een weergave is te zien van de voortgang, realisatie van competenties en werkstukken.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo bacheloropleiding Fiscale Economie en Accountancy
29/79
•
•
Studenten van het Gilde HBO kunnen kiezen voor meer of minder contacttijd, aangevuld met inzet van e-learning en de elektronische leeromgeving. Duale studenten werken vooral individueel aan de uitvoering van hun opdrachten, met de hierboven genoemde gelegenheid voor uitwisselen van ervaringen in intervisiegroepen. Naast Action Learning opdrachten zijn er individuele zelfstudieopdrachten en hoor- en werkcolleges. Voor de duale opleiding zijn er zogeheten bedrijfscoaches, die de studenten in het bedrijf begeleiden. Er is daartoe contact tussen de opleiding en de bedrijfscoaches.
Facet 2.8
Beoordeling en toetsing
AC: voldoende AC duaal: goed FE: voldoende
Criteria Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het toetsbeleid van het instituut FEM is vastgelegd in de nota Visie toetsbeleid FEM 2005. Dit beleid sluit aan bij aan bij de HG-richtlijnen voor toetsing en beoordeling, zoals die zijn vastgelegd in het Toetskader. Toetsing en beoordeling zijn integraal onderdeel van het competentiegericht didactisch concept. • In 2006 heeft het instituut FEM in 2006 een toetscommissie voltijd/deeltijd ingesteld. Ook is er een Toetscommissie Duaal. In beide commissies hebben vertegenwoordigers van de opleidingen zitting. De Toetscommissie Duaal maakt bij de uitwerking van het toetsbeleid gebruik van het toetskader dat binnen het landelijke Gilde HBO is opgesteld (Toetsing in het Gilde HBO 2006) en het document over het beoordelen van een meesterstuk (Meesterstuk Gilde HBO 2004). Opleidingen FE en AC-voltijd • In elk onderwijsblok van de voltijdse opleidingen zijn er tentamens van de theoretische studieonderdelen, toetsing van practica, toetsing van projecten en/of integrale opdrachten en toetsing van studieloopbaanbegeleiding plaats. Docenten die gezamenlijk het onderwijs in een bepaald onderwijsblok verzorgen, construeren de toetsen in onderling overleg. De toetsing van projecten, integrale opdrachten en practica verschilt per blok, in aansluiting op de leerinhoud: - Theoretische studieonderdelen worden schriftelijk getentamineerd, met open vragen of met meerkeuzevragen. - Toetsing van projecten en opdracht gebeurt door middel van eindverslagen en presentaties plus mondelinge verdediging. - Toetsing van practica gebeurt op grond van aanwezigheid, inzet en specifieke opdrachten. - Studieloopbaanbegeleiding kent verplichte inleveropdrachten.
30/79
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo bacheloropleiding Fiscale Economie en Accountancy
•
•
• •
•
•
In de studiegidsen is per studieonderdeel vermeld wat de competenties/doelstellingen zijn en hoe de toetsing gaat. Dit is via Blackboard beschikbaar. Het panel ziet dit bevestigd in het materiaal en in het gesprek met studenten. Bij projectwerk is er individuele beoordeling en groepsbeoordeling. Bij onvoldoende inzet van een student in een projectgroep kan de groep in overleg met de docent/coach besluiten tot uitzetting van deze student. Studenten gaven in het gesprek met het panel aan dat de toetsresultaten snel beschikbaar zijn en dat de feedback informatief is. Informatie over de beoordeling van de derdejaars stages is vastgelegd in de stagehandleiding op Blackboard. De docentbegeleider beoordeelt de stagiaires aan de hand van de beoordelingscriteria. Hierbij wordt gebruik gemaakt van het oordeel van de stagebegeleider vanuit de stage-instelling: deze wordt vastgelegd middels stagebeoordelingsformulieren. Criteria zijn daarbij onder meer: vakinhoudelijke kennis, sociale/communicatie vaardigheden en werkhouding. Ook de leerdoelen die in het stageplan zijn vastgelegd, behoren tot de beoordelingscriteria, evenals het niveau van de stage, gebruik van feedback en resultaatgerichtheid. Het panel stelt vast dat de stagebeoordeling adequaat is. Studenten zijn volgens de Blokenquêtes 2005-2006 tevreden over de manier waarop doelen en inhoud van het project getoetst worden. De opleiding werkt aan een procedure voor intercollegiale toetsing: méér dan één docent bij het ontwikkelen en uitvoeren van toetsen (Verbeterplan toetsing FEM 2006). In de gesprekken met het opleidingsmanagement, de studenten en de docenten kwam bij vragen van het panel over ‘toetsen’ naar voren dat er binnen de voltijdse opleidingen discussie is over de toetsvormen, de criteria en de normen. De discussie spitste zich toe op kwesties als het ontwikkelen en waarborgen van instrumenten voor uniforme toetsing. Een ander punt betreft de transparantie en vastlegging van de beoordeling van afstudeeropdrachten. Het docententeam is onder meer in november 2006 en januari 2007 bijgeschoold voor het maken van toetsen, met aandacht voor toetscriteria en toetsnormen.
Afstudeertrajcet AC vt • De huidige afstuderende voltijdstudenten AC werken aan een praktijkopdracht die bestaat uit onderzoek en advies over een organisatieprobleem, een schriftelijk verslag daarover (individueel of met een groep) en een mondelinge presentatie over en verdediging van het verslag. De beoordeling vindt plaats door een beoordelingscommissie waarin de begeleidende vakinhoudelijk docent, een tweede vakinhoudelijk docent en, vanwege de noodzaak van goede schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid, ook de docent BCN (Bedrijfscommunicatie Nederlands) zitting hebben. • De afstudeerhandleiding bevat het beoordelingsmodel met de weging van de onderdelen, een toelichting op de beoordelingscriteria en een beschrijving van de manier waarop het eindcijfer voor de afstudeeropdracht wordt bepaald. Aspecten daarbij zijn de onderzoeksopzet, probleemanalyse, onderzoekskwaliteit, originaliteit en creativiteit, vormgeving, kwaliteit van het rapport en conclusies en aanbevelingen van het onderzoek.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo bacheloropleiding Fiscale Economie en Accountancy
31/79
•
Afstudeerprojecten worden door twee studenten tezamen gedaan. Ook het afstudeerwerkstuk wordt door duo’s gemaakt. Bij de begeleiding wordt erop toegezien dat beide studenten de beoogde competenties verwerven en bij de beoordeling na de presentatie van het werkstuk worden er individuele cijfers gegeven.
Afstudeertrajcet FE • De afstuderende voltijdstudenten FE doen in hun vierde jaar een stage in de belastingadvieswereld. De afstudeerregeling FE is vastgelegd in de Afstudeerbochure FE 2006-2007. Deze handleiding bevat het beoordelingsmodel met de weging van de onderdelen, een toelichting op de beoordelingscriteria en een beschrijving van de manier waarop het eindcijfer voor de afstudeeropdracht wordt bepaald. Net als bij AC, zijn aspecten daarbij de onderzoeksopzet, probleemanalyse, onderzoekskwaliteit, originaliteit en creativiteit, vormgeving, kwaliteit van het rapport en conclusies en aanbevelingen van het onderzoek. • De bedrijfsbegeleiders beoordelen de stagiaires; het stageplan, de tussentijdse verslagen en het eindverslag worden beoordeeld door de stagedocent en, gezien het belang van goede schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid, ook door een CMV-docent. De afstudeeropdracht wordt eveneens beoordeeld door de stagedocent, met een tweede examinator: het gaat hier om een beoordeling van het eindverslag, de presentatie daarvan en de verdediging. • Bij het afstudeerproces zijn ook de presentatie en de verdediging van het afstudeerwerk van belang. De beoordelingsformulieren voor de afstudeeropdrachten vindt het panel summier, met name wat betreft beoordelingscriteria en normen.Op grond van het bestuderen van het afstudeerwerk (zie ook bij 6.1) van FE en van de beoordeling daarvan, stelde het panel vast dat er verschillen in waardering zijn tussen het panel en de opleiding. De scheiding voldoende-onvoldoende wordt echter correct gelegd, vindt het panel. Opleiding AC-Duaal • In elk onderwijsblok bestaat de toetsing bij AC-Duaal uit de beoordeling van het portfolio, naast de beoordeling van de presentatie/rapportage van de Action Learning-opdracht. Voor het beoordelen van de competentiegroei wordt gebruik gemaakt van een zogeheten competentiegroeikaart. • Voor het toetsen van theoretische studieonderdelen zijn er tentamens. • De bedrijfscoach beoordeelt de studenten minimaal twee keer per jaar op basis van heldere richtlijnen die het Gilde HBO heeft opgesteld (Handboek Gilde HBO 2006-2007). De hogeschoolmentor gebruikt deze beoordelingen door de bedrijfscoach als leidraad bij het vastleggen van de vooruitgang van de studenten. • Duale studenten werken in het laatste blok aan hun meesterstuk. Het meesterstuk is een proeve van bekwaamheid, waarmee zij aantonen dat zij de in de opleiding verworven competenties in de praktijk kunnen brengen. De richtlijnen voor het meesterstuk zijn bepaald door het landelijke Gilde HBO.
32/79
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo bacheloropleiding Fiscale Economie en Accountancy
Het afstudeerwerkstuk heet bij Gilde HBO het meesterstuk. Het is een proeve van bekwaamheid, waarbij studenten aantonen dat zij de competenties die zij in hun opleiding hebben verworven, in praktijk kunnen brengen. Het meesterstuk is een rapport met en analyse van een 'probleem' van de opdrachtgever, een analyse met interpretaties en conclusie en aanbevelingen voor het beleid om het probleem praktisch op te lossen inclusief een stapsgewijs implementatievoorstel en budgetindicatie. • Het meesterstuk wordt beoordeeld op criteria zoals het proces, het product en de mondelinge verdediging. Beoordeling van het proces en het product gebeurt op basis van reflectieverslagen die in het portfolio zijn opgenomen en op de beoordeling van het meesterwerk door de werkgever. Het oordeel van de werkgever is hierbij een advies; het oordeel van de hogeschoolmentor en de hogeschoolexpert is doorslaggevend. De daadwerkelijke beoordeling van de afstudeerperiode betreft de eindbeoordeling van het portfolio, waarin de studenten alle bewijsstukken hebben opgenomen om aan te tonen dat zij de opleidingscompetenties hebben verworven. • Beoordeling van het proces en het product gebeurt op basis van de werkstukken en de reflectieverslagen die in het portfolio zijn opgenomen, waaronder de beoordeling van het meesterwerk. Bij verschil van mening is het oordeel van de hogeschoolmentor en de hogeschoolexpert doorslaggevend. Alle drie de opleidingen: • De algemene indruk van het panel is dat de toetsing bij AC-Duaal aan alle eisen voldoet. Ook stelt het panel vast dat aan alle voorwaarden is voldaan dat de uitvoering van het toetsbeleid binnen afzienbare tijd in orde zal zijn bij de voltijdse opleidingen van het instituut FEM. De situatie rond het toetsen bij de voltijdse opleidingen liet echter ruimte voor discussie (zie ook de argumenten 9 en 16, hierboven). Dit geldt ook voor de beoordeling bij het afstudeerwerk bij FE. Daarom komt het panel tot het oordeel ‘voldoende’ en niet tot ‘goed’ voor de voltijdse opleidingen.
Onderwerp 3
Facet 3.1
Inzet van personeel
Eisen HBO
AC: goed AC duaal: goed FE: goed
Criteria: Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het instituut FEM hecht grote waarde aan inzicht in de beroepspraktijk bij de docenten. Op grond van de CV’s van de docenten stelt het panel vast dat circa 10 docenten beschikken over recente werkveldervaring en dat 23 docenten een functie hebben in het werkveld naast hun werk bij het instituut FEM Een aantal docenten verzorgt tevens
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo bacheloropleiding Fiscale Economie en Accountancy
33/79
•
•
•
onderwijs buiten de HG. De docenten hebben over het algemeen een lange onderwijservaring. Door de contacten die docenten hebben met het werkveld via de werving van stageplaatsen en afstudeeropdrachten, stagebegeleiding en afstudeerbegeleiding, wordt de verbinding die de docenten hebben met de beroepspraktijk versterkt. Ook de werving van gastdocenten uit het werkveld en deelname bedrijfsexcursies versterken de verbinding, evenals de activiteiten van de beide lectoraten (zie ook bij 2.1). In de jaarlijkse functioneringsgesprekken met het management, is de praktijkgerichtheid van de docenten een van de gespreksonderwerpen. Sinds enige tijd is er sprake van het invoeren van docentstages bij het instituut FEM. Tot nog toe hebben vijf docenten een werkveldstage gedaan. Het panel stelt vast, aan de hand van het materiaal en op grond van de gesprekken met studenten, werkveldvertegenwoordigers en docenten, dat het onderwijs verzorgd wordt door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk en beoordeelt dit facet daarmee als goed.
Facet 3.2
Kwantiteit personeel
AC: goed AC duaal: goed FE: goed
Criteria - Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het panel stelt vast dat het instituut FEM voldoende docenten kan inzetten voor het onderwijs binnen de opleidingen. De docent-student- ratio bij het instituut FEM is 1:29 (voorjaar 2007) • Het Gilde HBO (AC-Duaal) heeft een docent-student ratio van 1:35. Deze ratio is hoog; bedacht moet echter worden dat het hier alleen de contacturen op de opleiding betreft, veelal in de vorm van colleges (kennisoverdracht). Op de werkplek, ruim de helft van de studie/leertijd van duale studenten, is er vrijwel individuele begeleiding door de bedrijfsbegeleider. • Het is niet eenduidig vast te stellen wat de docent-student ratio is voor de afzonderlijke opleidingen FE en AC, gezien de gezamenlijke inzet van docenten voor de vier voltijdse FEM opleidingen in acht van de zestien studieblokken. Het panel kan echter op grond van de gesprekken met docenten en studenten vaststellen dat er voldoende docentcapaciteit is. Dat leidt het panel onder meer af uit de tevredenheid van de studenten over de bereikbaarheid en de beschikbaarheid van hun docenten, het vrijwel ontbreken van lesuitval en uit de snelheid waarmee toetsresultaten beschikbaar zijn. • De docenten gaven in het gesprek met het panel geen indicatie dat er een structurele overbelasting is, al noemden zij wel piekbelasting (zie argument 6).
34/79
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo bacheloropleiding Fiscale Economie en Accountancy
•
• •
•
•
Uit het medewerkerstevredenheidsonderzoek in december 2005 bleek dat de urenvergoeding voor het verzorgen van onderwijs een structureel probleem was. Docenten hebben in verband daarmee voor 2006/2007 extra uren gekregen voor het voorbereiden en verzorgen van onderwijs. De docenten zijn nu meer tevreden over de tijdsruimte die zij hebben voor hun werk, zo bleek tijdens de visitatie. Er is een wat onevenwichtige taakbelasting voor docenten over de vier onderwijsblokken in het studiejaar. Door de opleiding wordt dit opnieuw bekeken. Deze ervaringen van het panel komen overeen met de resultaten van onderzoek bij de HG, bij het instituut FEM. Uit het Personeelstevredenheidsonderzoek 2005 blijkt dat 48% van de docenten de werkdruk acceptabel vinden, terwijl docenten wel tevreden zijn over de sfeer binnen de opleiding, de tevredenheid over de aandacht voor het welzijn van medewerkers en de spreiding van de werktijd. Ook ziekteverzuim van docenten kan een indicatie zijn voor het al dan niet voldoen van de personeelsomvang. Het ziekteverzuim is laag in 2006, met 2,9% voor het gehele Instituut. Er zijn wel regelingen bij het instituut FEM in geval van langdurig ziekteverzuim. De dean en de teamleiders van het instituut FEM zoeken dan in samenwerking met P&O naar oplossingen. Bij het instituut FEM, en vooral bij FE en AC, is de gemiddelde leeftijd van de docenten hoog. Het panel bracht dit ter sprake tijdens de visitatie en kan op grond van de gesprekken met het opleidingsmanagement en het College van Bestuur vaststellen dat de HG en het instituut FEM een helder beeld hebben van personeelssamenstelling en van de veranderingen die zij daarin geleidelijk willen aanbrengen. Deze veranderingen zijn al in gang gezet. Er zijn in de komende jaren relatief veel mutaties te verwachten door pensionering. Het streven van het instituut FEM is expliciet gericht op geleidelijke verjonging van het team, mede om te zorgen voor een geleidelijke overdracht van expertise. Medewerkers boven de 50 jaar kunnen kiezen voor taakverlichting door extra vrije uren en ook zijn er mogelijkheden voor mobiliteit binnen de HG, specifiek gericht op oudere docenten.
Facet 3.3
Kwaliteit personeel
AC: goed AC duaal: goed FE: goed
Criteria - Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Uit de CV’s leidt het panel af dat het instituut FEM docenten met kennis van de praktijk en van de competenties inzet voor het onderwijs. Een aantal docenten werkt voor meerdere opleidingsvarianten binnen het instituut FEM, een factor die zorgt voor afstemming tussen de opleidingen. Het gegeven dat de opleidingen FSM, BE, AC en FE
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo bacheloropleiding Fiscale Economie en Accountancy
35/79
•
• •
• •
•
• •
•
•
•
grotendeels een parallel programma volgen, versterkt de samenhang in het docententeam van het instituut FEM en de gezamenlijke expertise. Het merendeel van de docenten binnen het instituut FEM heeft een WO-opleiding gevolgd, aangevuld met opleidingen en cursussen, zowel vakinhoudelijk als wat betreft didactische vaardigheden. In het studiejaar 2006-2007 is een deel van de docenten bijgeschoold wat betreft SLB en wat betreft toetsontwikkeling. Het instituut FEM heeft jaarlijks instituutsdagen en podiumbijeenkomsten. Deze worden ook ingezet voor deskundigheidsbevordering. Bij het instituut FEM zijn er jaarlijkse functioneringsgesprekken met docenten. Hierin ligt de nadruk op het maken van resultaatafspraken en ontwikkeling. Naar aanleiding van dit gesprek maken teamleider en medewerker afspraken (o.a. scholing) voor het komende jaar. Deze afspraken worden verwerkt in het POP (Persoonlijk Ontwikkelings Plan) van de medewerkers. Docenten die uitsluitend onderwijs verzorgen binnen het Gilde HBO, hebben hun functioneringsgesprek met de opleidingsmanager Gilde HBO. Het stafbureau P&O binnen de hogeschool biedt medewerkers diverse loopbaantrajecten aan waarvan binnen FEM gebruik wordt gemaakt. Het beleid voor geleidelijke verjonging van het team (zie bij 3.2) is daarvan onderdeel. Bij werving en selectie bij vacatures voor docenten, zijn de criteria onder meer: verjonging van het team, kennis van een breed vakgebied, praktijkervaring en ervaring met internationalisering. Ook het vermogen om les te geven in het Engels is een criterium. Het instituut FEM wil de vaardigheid in het onderwijzen in de Engelse taal bij het personeel verbeteren en de competenties op het gebied van internationalisering versterken. Er is een specifiek daarop gerichte docentscholing opgenomen in het plan voor deskundigheidsbevordering van het cursusjaar 2007/2008. Docenten zonder didactische bevoegdheid dienen binnen drie jaar na hun aanstelling een didactische opleiding te volgen om een onderwijsbevoegdheid te halen. Lectoraten stellen docenten in staat zich verder te professionaliseren, enerzijds in het betreffende kennisdomein, anderzijds in het verrichten van taken als onderzoek en contractactiviteiten. Leden van de kenniskring hebben de mogelijkheid om binnen het lectoraat te promoveren. Volgens het Personeelstevredenheidsonderzoek 2005 is 55% van de FEM docenten tevreden over de mogelijkheden bij het instituut FEM om op de hoogte te blijven van zijn vakgebied: cursussen, congressen, studiedagen. Tevens vinden zij zichzelf voldoende gekwalificeerd voor hun onderwijstaken. Uit de Blokenquêtes 2005-2006 blijkt dat de studenten van FE, AC en AC-Duaal tevreden zijn over hun docenten, wat betreft vakinhoudelijke deskundigheid en wat betreft didactische vaardigheden. Uit de HBO-Monitor 2005 en Keuzegids 2006 blijkt studenten tevreden zijn over de kwaliteit van docenten.
36/79
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo bacheloropleiding Fiscale Economie en Accountancy
Onderwerp 4
Facet 4.1
Voorzieningen
Materiële voorzieningen
AC: goed AC duaal: goed FE: goed
Criteria - De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Vanaf september 2007 is het instituut FEM gehuisvest in een nieuw gebouw op het Zernike-complex. Er is ruimschoots voldoende, geschikte ruimte voor het onderwijs: lesruimten, een ruime collegezaal, ruimten voor groepswerk en ruimte voor zelfstudie. Ook zijn er stilteruimtes, waar studenten rustig kunnen studeren. Het Gilde HBO is gevestigd op een andere verdieping. Binnen het Instituut FEM zijn ook adequate werkruimten. Op een andere verdieping zijn er goede werkruimten voor docenten, teamleiders van de opleidingen en voor het secretariaat. • De computervoorziening voor studenten en docenten is in orde. Er zijn in het gebouw inplugpunten voor eigen laptops, er zijn desktop PC's, raadpleeg-PC's voor kortstondig gebruik en zogeheten HELO-werkplekken (Hanze Elektronische Leeromgeving). De richtlijn van de hogeschool is dat er één PC beschikbaar is per 13 studenten en één inplugpunt per 5 studenten. Dat blijkt voldoende te zijn, zoals het panel kon vaststellen in de gesprekken met de studenten. Er is ook een draadloos netwerk in het gebouw. Docenten en studenten kunnen laptops lenen van het instituut FEM. In de gebouwen staan op diverse plaatsen print- en kopieermachines en in alle lokalen is er een overheadprojector en een whiteboard; op aanvraag is een beamer of videoapparatuur beschikbaar. • De matige tevredenheid die in 2005-2006 bleek te vooral bestaan bij de studenten over de toenmalige voorzieningen - en vooral ict-voorzieningen -, in het vorige gebouw van het instituut FEM, lijkt hiermee tot het verleden te behoren. Intussen zijn de voorzieningen in het nieuwe gebouw verbeterd; wel wordt er nog steeds les gegeven in de voormalige huisvesting. • Docenten met een grote aanstelling hebben een eigen werkplek met PC; docenten met een kleine aanstelling kunnen gebruik maken van flexwerkplekken. • Studenten kunnen naast databanken die via de Mediatheek worden aangeboden, binnen het instituut FEM gebruik maken van de Kluwer bibliotheek en de SRA-site en de digitale fiscale nieuwsbrief Fiscanet. De centrale mediatheek maakt deel uit van een netwerk van collecties van bibliotheken, waaronder die van de Rijksuniversiteit Groningen (RuG). Vanaf elke werkplek is er toegang tot de catalogus. De mediatheek is overdag, in de avonduren en op zaterdag open. • Het panel heeft de faciliteiten gezien en is van mening dat er voor studenten voldoende mogelijkheden zijn om het studieprogramma te realiseren.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo bacheloropleiding Fiscale Economie en Accountancy
37/79
•
Het beleid van de Hanzehogeschool voor studenten met een handicap is dat de toegankelijkheid van het onderwijs zodanig gestructureerd is dat studenten met een handicap optimaal aan de hogeschool kunnen studeren. Binnen de Hanzehogeschool is het project ‘Zorg voor Diversiteit’ gestart waarin de mogelijkheden worden onderzocht om de kwaliteit van het onderwijs aan studenten met een handicap te verbeteren. Het Instituut FEM sluit aan bij de HG-beleid en -voorzieningen wat betreft de voorzieningen voor deze groep studenten.
Facet 4.2
Studiebegeleiding
AC: goed AC duaal: goed FE: goed
Criteria - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De Hanze Elektronische Leeromgeving (HELO) is het belangrijkste informatiemedium voor informatie over HG, de Schools en de opleidingen. De studenten van het instituut FEM hebben via HELO toegang tot Blackboard en ProgRess. Blackboard bevat informatie over alle onderwijsinhoudelijke, organisatorische en reglementaire zaken zoals lesroosters, klassenindelingen en mededelingen (ziek- en betermeldingen van docenten en lesroosterwijzigingen). Het instituut FEM heeft een eigen site op Blackboard, met informatie over het instituut. In ProgRess wordt de studievoortgang van de student bijgehouden (o.a. tentamencijfers). Voor overige informatie en voor vragen kunnen de studenten terecht bij hun SLB-docent en bij de Frontoffice van het instituut. • Vanaf september 2006 hebben de studenten een aanvullend digitaal hulpmiddel, de Digitale OnderwijsPlanner (DOP). Daarmee kunnen zij intekenen op onderwijs en tentamens. • Drie tot vier keer per jaar brengt de het instituut FEM een nieuwsbrief uit voor de studenten. De docenten ontvangen elke twee weken een nieuwsbrief met informatie over het instituut en de opleidingen. • Het panel heeft kunnen vaststellen dat de informatievoorziening bij het instituut, en bij de opleidingen FE, AC en AC-Duaal goed is geregeld. Opleidingen FE en AC-voltijd • Bij FE en AC-voltijd zijn er sinds september 2004 SLB-docenten voor de begeleiding van de studenten (zie ook bij 2.7). De voltijdstudenten FE en AC die tijdens de visitatie in hun vierde studiejaar waren, hebben tijdens hun studie een beroep kunnen doen op de studieadviseurs. Voor de begeleiding in het derde en vierde studiejaar is er een stagebegeleider/ afstudeerbegeleider.
38/79
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo bacheloropleiding Fiscale Economie en Accountancy
•
•
Studenten kunnen ook een beroep doen op een studieadviseur en op de studentendecanen bij het instituut FEM. Studenten kunnen met hun vragen terecht bij deze begeleiders. Er is daarbij een taakverdeling, die niet strak wordt gehanteerd. De SLB-docent is een begeleidende docent; bij de studieadviseur kunnen studenten terecht met vragen over keuzemogelijkheden en examenregelingen; de studentendecaan informeert, adviseert en ondersteunt de student bij problemen in studie- en/of privé-leven. Deze rollen en taken zijn beschreven in de studiegidsen en in de nota Het onderwijs bij FEM. Via het decanaat kunnen studenten gebruik maken van diverse ondersteunende cursussen, zoals taalcursussen voor anderstaligen, een sollicitatietraining om een stageplaats te vinden en een cursus om de studie te leren plannen.
AC-Duaal • Studenten van AC-Duaal hebben twee begeleiders: de bedrijfscoach als begeleider vanuit het bedrijf en de zogeheten hogeschoolmentor. De opleiding zorgt in het eerste studiejaar voor studievoortgangbewaking en individuele studiebegeleiding; in latere studiejaren hebben de studenten hiervoor zelf de verantwoordelijkheid. De studiebegeleiding in de hoofdfase is erop gericht om studieachterstand te voorkomen of te beperken. De studenten worden in de afrondende fase van hun opleiding begeleid door een vakinhoudelijk docent en door hun bedrijfscoach op de werkplek. Dit is in overeenstemming met de landelijke afspraken rond het Gilde HBO, vastgelegd in de nota Meesterstuk Gilde HBO 2004. Algemeen • Het panel heeft kunnen vaststellen dat de studenten en de docenten goed weten hoe de begeleiding van de studie en van de studenten is geregeld en dat de studenten hierover tevreden zijn. Deze conclusie van het panel wordt ondersteund door informatie uit documentatie over SLB en studentbegeleiding.
Onderwerp 5
Facet 5.1
Interne kwaliteitszorg
Evaluatie resultaten
AC: goed AC duaal: goed FE: goed
Criteria - De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Voor de interne kwaliteitszorg sluit het Instituut FEM aan bij de richtlijnen van het HGkwaliteitskader. De HG hanteert het EFQM-model en de PDCA-cyclus en streeft naar EFQM fase 3, de systeemgeoriënteerde onderwijsorganisatie.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo bacheloropleiding Fiscale Economie en Accountancy
39/79
•
• •
•
•
•
• •
•
•
In het managementhandboek besturingssystematiek (HG-besturingssystematiek 2004) zijn de uitgangspunten van het besturingsproces in de hogeschool vastgelegd. Het managementdashboard is hierbij een van de besturingsinstrumenten. Het managementdashboard is de operationalisering van de Balanced Score Card voor de hogeschool. Er zijn prestatie-indicatoren geformuleerd op basis van de doelen in het hogeschool strategisch plan (Focus 2010,2005). Jaarlijks worden de streefcijfers voor het volgende jaar vastgesteld op basis van streefcijfers en resultaat van het voorgaande cursusjaar. Binnen de HG werkt elke School met een School Strategisch Plan (SSP) voor vier jaar en een daarvan afgeleid School Jaarplan (SJP). Ook het instituut FEM heeft voor haar opleidingen een SSP dat aansluit bij het nieuwe hogeschool brede beleidsplan: de nota SSP FEM 2005-2008. Het Gilde HBO heeft een eigen jaarplan opgesteld:Jaarplan Gilde HBO 2006-2007. De belangrijkste doelen van het SJP worden opgenomen in het managementcontract dat de dean van de School afsluit met het CvB. Hierin staan streefwaarden genoemd waar de resultaten specifiek op worden beoordeeld. Streefwaarden ten aanzien van een aantal prestatie-indicatoren zijn opgenomen in het SSP. Elke drie jaar wordt op opleidingsniveau een interne audit gehouden, te weten kort voor de start van een accreditatietraject en tussen twee accreditaties in. Het SJP geeft het meetplan weer voor de aangegeven prestatie-indicatoren en een planning van de kwaliteitszorgactiviteiten voor het cursusjaar 2006-2007 (SJP FEM 2006-2007). Hogeschoolbreed worden diverse evaluatie-instrumenten ingezet. De SSA-enquête. bevat vragen over onder andere het onderwijs, de faciliteiten, internationalisering en gebruik van HELO. Deze wordt jaarlijks uitgevoerd binnen de hogeschool. Om het jaar is er een Personeelstevredenheidsonderzoek: het oordeel van medewerkers wordt onderzocht over diverse aspecten van de organisatie en het beleid van de opleiding of School. In 2005-2006 heeft het instituut FEM een pilot gedaan voor een werkgeversonderzoek. Deze pilot had een te lage respons, zodat het eigenlijke onderzoek niet is uitgevoerd. De hogeschool maakt gebruik van externe evaluaties als de HBO-Monitor, Keuzegids en Aansluitingsmonitor Noordoost-Nederland (dit is een jaarlijks onderzoek onder eerstejaarsstudenten van negen hogescholen in de regio Groningen, Friesland, Drenthe, Overijssel en Gelderland over de aansluiting van hun vooropleiding en het hbo). Binnen het instituut FEM wordt gebruik gemaakt van diverse evaluatie-instrumenten. Voor de inhoudelijke evaluatie van het onderwijs worden blokenquêtes gehouden. Het beleid van het instituut FEM is dat elk onderwijsblok een keer per twee jaar wordt geëvalueerd. De resultaten worden besproken in het klassenvertegenwoordigersoverleg. De opleidingen hanteren de volgende streefnormen voor de evaluatieresultaten: voor het personeelsonderzoek minimaal een 7, EFQM-audit fase 3, blokevaluaties minimaal een 6, SSA-enquête minimaal een 7, de Keuzegids significant beter dan gemiddelde, HBOMonitor minimaal een 7 en werkgeverstevredenheid voldoende of goed.
40/79
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo bacheloropleiding Fiscale Economie en Accountancy
Opleiding AC-Duaal • Binnen het Gilde HBO is in de afgelopen jaren om de twee jaar een werkgeversenquête gehouden. Resultaten daarvan betroffen onder andere de informatievoorziening, de organisatie van het duale traject en de samenwerking tussen ‘het werkveld’ en ‘de opleiding’. • Bij het Gilde HBO worden niet in alle periodes blokenquêtes afgenomen, maar de blokken worden in het teamoverleg geëvalueerd en komen in studiegroepvertegenwoordigersoverleg (SVO) aan de orde. Tevens vinden mondelinge evaluaties met studenten, stage- en afstudeerevaluaties en een studiestakersonderzoek plaats. De studentevaluaties worden gebruikt als feedback voor de docent en/of het team.
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
AC: goed AC duaal: goed FE: goed
Criteria De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het instituut FEM heeft haar verbeterplannen beschreven in het document Evaluatieresultaten 2005-2006, analyse en stand van zaken FEM (november 2006). Teamleiders bespreken evaluatieresultaten uit de blokenquêtes die lager scoren dan 6 met de betrokken docent (en). • Uit het auditrapport FEM voltijd en deeltijd 2006 blijkt dat bij de PDCA-cyclus 'Plan' en 'Do' goed verlopen. Ten aanzien van 'Check' is het meetplan geformuleerd en de implementatie ervan begonnen. Voor een aantal activiteiten zoals zorg voor de rendementen en financiën is de PDCA-cyclus gesloten. • De informatievoorziening op Blackboard is aangepast naar aanleiding van evaluatieresultaten. Het instituut FEM werkt ook aan aanpassingen in het evaluatiesysteem, waaronder de procedure bij de blokenquêtes, voornamelijk vanwege de lage respons. • Het panel heeft kunnen vaststellen dat de opleidingen in 2001 en in 2002, na de vorige visitatie, actie hebben ondernomen naar aanleiding van de aanbevelingen van de toenmalige visitatiecommissie. In februari 2006 is voor beide opleiding een Stand van zaken-notitie opgeleverd aan de NVAO, waarin de verbeteracties zijn beschreven ten opzichte van de bevinden bij de visitaties uit 2001-2002. • Op grond van ervaringen binnen het Instituut Fem, is er de laatste jaren aandacht geweest voor bijscholing van het docententeam op het gebied van toetsen en beoordelen (zie ook 2.8, 9e argument).
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo bacheloropleiding Fiscale Economie en Accountancy
41/79
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld
AC: voldoende AC duaal: voldoende FE: voldoende
Criteria - Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het instituut FEM betrekt medewerkers, studenten en het werkveld bij de kwaliteitszorg. Via het overleg met de klassenvertegenwoordigers (voltijd), het overleg van de studentenvertegenwoordigers (Gilde), de periodieke EFQM-audit en de diverse evaluaties en enquêtes zijn de studenten betrokken bij de opleiding. • Studenten en docenten zijn bij het beleid van het instituut FEM betrokken via de Opleidingscommissie (OC) en de Instituutsmedezeggenschapsraad (IMR). In de OC worden de verbeterplannen besproken die naar aanleiding van enquêtes zijn voorbereid, evenals onderwijsontwikkelingen. Belangrijke beleidsbeslissingen worden ter instemming aan de IMR voorgelegd. • Medewerkers worden onder meer via de volgende organen betrokken bij de ontwikkelingen binnen het Instituut FEM: de IMR, de OC, de teamvergaderingen, de kerngroep Brede Bachelor, instituutstbijeenkomsten, toetscommissie. • Resultaten van blokenquêtes zijn voor docenten en studenten beschikbaar via Blackboard. Deze worden ook per opleiding besproken in het teamoverleg en in het klassenvertegenwoordigersoverleg. Bij het Gilde HBO worden de resultaten van de enquêtes besproken in het studiegroepvertegenwoordigersoverleg. • De afgestudeerden worden benaderd om zich als alumnus te laten registreren. HET INSTITUUT FEM benadert alumni op individuele basis voor het verzorgen van gastcolleges en deelname aan open dagen. Enkele alumni zijn lid geweest van de werkveldadviescommissies. Het panel stelt vast dat het alumnibeleid nog niet goed van de grond is gekomen. • Er zijn drie werkveldadviescommissies (WAC's) bij het Instituut FEM: één voor AC/BE, één voor FE en één voor FSM. In totaal zijn 15 personen actief betrokken vanuit het werkveld bij het onderwijs binnen Het instituut FEM. De WAC-leden zijn betrokken bij de ontwikkelingen in de opleidingen en bij marketingactiviteiten van de opleiding. WACoverleggen vinden drie tot zes keer per jaar plaats. Het panel stelt vast dat het Instituut goede inspanningen levert voor het functioneren van de WAC’s. Daarbij stelt het panel eveneens vast dat de leden van de WAC voor FE lang zitting hebben; de WAC-AC is onlangs in zijn geheel opnieuw samengesteld. Een meer geleidelijke instroom en uitstroom van WAC-leden kan resulteren in betere voorwaarden voor een optimale betrokkenheid van het werkveld. • Werkgevers van afgestudeerden en van duale studenten zijn betrokken bij het onderwijs: gastcolleges, sollicitatie-, interview- en communicatie-trainingen. Zij zijn vertegenwoordigd bij open dagen en zij zijn gastheer als de opleiding met studenten een bedrijfsbezoek aflegt bij hun bedrijf.
42/79
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo bacheloropleiding Fiscale Economie en Accountancy
•
Gezien het gegeven dat het alumnibeleid van de het instituut FEM en van de opleidingen FE en AC nog niet duidelijk vorm heeft gekregen zodat alumni niet werkelijk bij de opleiding zijn betrokken, en gezien de kanttekeningen van het panel bij het functioneren van de WAC’s, komt het panel tot het oordeel ‘voldoende’.
Onderwerp 6
Facet 6.1
Resultaten
Gerealiseerd niveau
AC: goed AC duaal: voldoende FE: goed
Criteria De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Bij FE en AC-voltijd wordt via afstudeerwerkstuk en het afstudeergesprek getoetst in hoeverre het eindniveau van de studenten in overeenstemming is met het geambieerde eindniveau, zoals dat is omschreven in de competenties. • Bij de argumentatie van facet 2.8 is het afstudeerproces beschreven. Het panel is van mening dat de opleiding dit proces goed heeft vormgegeven en dat met name de combinatie van beoordeling van afstudeerproduct, afstudeerproces en presentatie op een goede en duidelijke manier toetst of de eindkwalificaties en het beoogde niveau is gerealiseerd. • Het panel heeft in totaal twintig afstudeerwerkstukken bestudeerd van FE en AC. Van de opleiding AC-duaal was er nog geen afstudeerwerk beschikbaar, aangezien de eerste afstudeerders aan het einde van het studiejaar 2006-2007 te verwachten zijn. Gezien het niveau van de werkstukken en de portfolio’s van AC-Duaal, heeft het panel het vertrouwen dat hetgeen hieronder wordt gesteld naar aanleiding van het afstudeerwerk van AC en FE, ook voor AC-Duaal zal gelden. • Bij het afstudeerwerk heeft het panel gelet op onderwerp en themakeuze, probleemstelling, aanpak, eventuele hypothese, diepgang bij aanpak, bestudeerde literatuur, wijze van beoordelen. Ook heeft het panel erop gelet of de beoogde eindkwalificaties worden getoetst en of wordt getoetst of het beoogde HBO niveau (Dublin-descriptors) wordt gerealiseerd. • De aanpak die de studenten lieten zien bij hun afstudeerwerk, geeft het panel het beeld van een goed afstudeerniveau. Het panel stelt vast dat de werkstukken voldoen aan het hbo-bachelor niveau en dat ze over het algemeen (zie volgend argument) adequaat zijn beoordeeld. In een enkel geval kon de vraagstelling scherper worden geformuleerd of duidelijker worden uitgewerkt. • Wat betreft de beoordeling en het eindcijfer van de werkstukken kwam het oordeel van het panel in grote lijnen overeen met dat van de beoordelende docent.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo bacheloropleiding Fiscale Economie en Accountancy
43/79
•
•
De wijze van beoordelen van het afstudeerwerk en van het eindniveau van de afstuderende student is op zich inzichtelijk. Het is duidelijk dat het afstudeercijfer niet alleen wordt bepaald door het afstudeerwerk, maar ook door de presentatie. Het panel vond in een enkel geval de beoordeling van het afstudeerwerk door de opleiding aan de strenge kant en bij één afstudeerwerkstuk (FE) wel erg ruimhartig (zie kanttekening bij 2.8). De werkgevers van afgestudeerden met wie het panel heeft gesproken tijdens de visitatie, gaven aan dat de afgestudeerden van de opleiding goed zijn voorbereid op de beroepspraktijk. Ze zijn in staat om als zelfstandig beroepsbeoefenaar te functioneren en kunnen doorgroeien tot coördinerende en leidinggevende functies. De afstudeeronderzoeken zijn voor de afstudeerbedrijven bruikbaar en getuigen van voldoende diepgang. Over de opleiding AC-Duaal heeft het panel ‘voldoende’ geoordeeld voor dit facet, gezien het gegeven dat er nog geen afgestudeerden zijn zodat het oordeel ‘goed’ niet kan worden toegekend.
Facet 6.2
Onderwijsrendement
AC: voldoende AC duaal: voldoende FE: voldoende
Criteria - Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. - Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Jaarlijks worden op basis van streefcijfers en resultaat van een cursusjaar de streefcijfers voor het volgende jaar vastgesteld. Het management kan het zogeheten managementdashboard van de HG raadplegen voor actuele informatie over het onderwijsrendement. Dit betreft percentage uitvallers in de hoofdfase, gemiddelde inschrijvingsduur afgestudeerden, propedeuse en uitvallers studenten propedeuse. • De gemiddelde studieduur van afgestudeerden is ongeveer 51 maanden. • De gemiddelde studieduur van studiestakers is ongeveer 17 maanden. • De opleidingen hebben geen hoog rendement. Voor een deel is dit vooral statistisch. Immers, studenten kunnen in de eerste zes blokken formeel van studierichting veranderen, zonder studievertraging. Daardoor is de formele uitval hoog: de studenten zijn dan formeel zij-instromers in de FEM-opleiding die zij in tweede instantie kiezen. De uitval in de eerste zes blokken is daarom geen indicatie van de prestatie van de opleidingen, stelt het panel vast. • Aangezien het bij de opleidingen gaat om kleine aantallen studenten, is statistische informatie over de uitval niet relevant. • Het instituut FEM heeft echter toch maatregelen genomen om de rendementen met name in de hoofdfase te versterken en om ‘uitvallers’ binnen het instituut FEM op te vangen. Dat betreft enerzijds de hierboven genoemde mogelijkheden voor studenten om
44/79
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo bacheloropleiding Fiscale Economie en Accountancy
•
•
na de eerste zes blokken van de studie alsnog, zonder vertraging, over te stappen naar een andere opleiding binnen het instituut FEM. Een andere maatregel is de verbetering van de voorlichting voor mogelijke studenten. Er zijn onder meer de eerder vermelde zomercursussen voor instromende studenten, in verband met mogelijke deficiënties wat betreft wiskunde en economie. De opleiding heeft de achtergronden voor studie-uitval onderzocht. Het gaat vooral om redenen als een verkeerde studiekeuze en tekortkomingen in kennis en vaardigheden op het gebied van economie en rekenen (zie ook bij 5.2 en bij 2.5). Het panel concludeert op basis van het gesprek met het opleidingsmanagement dat er voldoende wordt gedaan aan de studeerbaarheid van het programma, de voorlichting over de studies en de begeleiding van studenten naar hun keuze. De opleiding geeft aan op zoek te zijn naar mogelijkheden voor verbetering van de rendementen.
Opleiding FE AC AC-duaal
uitval instroomcohort 2004, na 2 jaar 6 = 32% 22 = 27% 3 = 75%
uitval instroomcohort 2003, na 3 jaar 8 = 44% 20 = 45% 8 = 73%
uitval instroomcohort 2002, na 4 jaar 3 = 13% 22 = 36% xx
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo bacheloropleiding Fiscale Economie en Accountancy
45/79
46/79
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo bacheloropleiding Fiscale Economie en Accountancy
Deel C: Bijlagen
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo bacheloropleiding Fiscale Economie en Accountancy
47/79
Bijlage 1:
48/79
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo bacheloropleiding Fiscale Economie en Accountancy
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo bacheloropleiding Fiscale Economie en Accountancy
49/79
50/79
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo bacheloropleiding Fiscale Economie en Accountancy
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo bacheloropleiding Fiscale Economie en Accountancy
51/79
52/79
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo bacheloropleiding Fiscale Economie en Accountancy
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo bacheloropleiding Fiscale Economie en Accountancy
53/79
54/79
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo bacheloropleiding Fiscale Economie en Accountancy
Panellid: De heer Stegeman AA FB
Panellid: De heer E.J. van Dijk RA
Relevante werkvelddeskundigheid
X
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen
X
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding
X
X
X
X
X
Onderwijsdeskundigheid
Panellid: De heer drs. J.N. Leppink
Panellid FE: De heer drs. G.A. Bladder
Deskundigheid cf. Protocol VBI’s; 22 augustus 2005
X
Studentgebonden deskundigheid Visitatiedeskundigheid
Panellid NQA: Mevrouw drs. R. van Empel
Deskundigheden panelleden
Panellid student: De heer J. Schueler
Bijlage 2:
X X
X
X
X
X
X
X
Nadere informatie over de achtergronden van de panelleden: Panellid De heer drs. G.A. Bladder FB De heer Bladder is ingezet vanwege zijn werkvelddeskundigheid op het gebied van Fiscale economie. Hij heeft meerdere jaren ervaring als belastingadviseur in verschillende omgevingen. De heer Bladder heeft de opleiding Fiscale Economie op doctoraal niveau afgerond. De heer Bladder heeft eerder deelgenomen aan een proefvisitatie voor een hogeschool. Daarnaast is de heer Bladder voor deze visitatie individueel geïnstrueerd over het proces van accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1983 – 1989 1989 – 1990 1990 – 1992 1991 – 1992 1992 – 1993 1993 – 1998 1998 – 2002
VWO, College Noetsele, Nijverdal Bestuurskunde, Universiteit Twente Ondernemersdiploma, Centraal Onderwijsinstituut voor de Levensmiddelenbranche NIMA A, Instituut voor Sociale Wetenschappen NIMA B, Instituut voor Sociale Wetenschappen HEAO, Fiscale Economie (5 jarige co-op opleiding), Hogeschool Enschede Fiscale Economie doctoraal, (kopopleiding), Katholieke Universiteit Brabant
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo bacheloropleiding Fiscale Economie en Accountancy
55/79
Werkervaring: 1990 – 1993 De Boer Supermarkten (nu Super De Boer/Laurus) Diverse staffuncties en lijnfuncties bekleed op het gebied van management en managementondersteuning en tijdelijk management.In de periode 1994 tot en met 1998 op freelance basis nog verbonden aan De Boer Supermarkten. 1995 Ten Kate & Huizinga Accountants en Belastingadviseurs, Enschede Medewerker belastingen. Functie vervuld in het kader van gevolgde co-op opleiding. 1996 – 2004 de Jong & Laan Belastingadviseurs te Rijssen/Enter/N'dal. Werkzaam geweest in de functie van belastingadviseur, in de algemene praktijk met een nadruk op: financiële planning, vastgoed, financiële, administratieve en fiscale aspecten van reorganisaties, herstructureringen, fusies, overnames, samenwerkingsverbanden en bedrijfsopvolging. Tevens medeverantwoordelijk voor de uitbouw van de organisatie. 2004 Raedthuys Holding B.V. te Enschede Betreft een concern bestaande uit verschillende ondernemingen die zich bezighouden met projectontwikkeling op het gebied van windenergie, een en ander in de breedste zin van het woord. Werkzaam als financieel manager/fiscaal econoom, verantwoordelijk voor alle fiscale aangelegenheden van de onderneming, medeverantwoordelijk voor de strategie en financiële, organisatorische en operationele aspecten van de onderneming. 2005 – 2007 de Jong & Laan Accountants Belastingadviseurs te Borne. Werkzaam in de functie van belastingadviseur (eindverantwoordelijk), medeverantwoordelijk voor de algehele leiding, verdere uitbouw en professionalisering van de dienstverlening binnen een cluster van drie vestigingen.
Panellid: de heer Stegeman AA FB De heer Stegeman is ingezet vanwege zijn werkvelddeskundigheid op het gebied van Accountancy. Hij heeft meerdere jaren praktijkervaring en daarnaast ervaring in het onderwijs. De heer Stegeman is daarnaast een aantal jaren corrector voor het examenbureau AA geweest. Voor deze visitatie is de heer Stegeman individueel geïnstrueerd over het proces van accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1965 1967 1968 1970 1974 1994
PDB MBA SPD 1 SPD 2 Accountant Administratieconsulent (AA) Federatie Belastingsadviseurs (FB)
Werkervaring: 1969 – 1979 Controller Megapool 1974 – 1984 Lesgeven bij HWCZ Zwolle 1990 – 1995 Legeven bij Markus Verbeek, belastingrecht voor SPD en strategisch management voor AA-opleiding 1979 – heden Accountant bij Deloitte en een aantal rechtsvoorgangers Werkzaam als eindverantwoordelijke voor cliënten in Midden- en kleinbedrijf
56/79
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo bacheloropleiding Fiscale Economie en Accountancy
Panellid de heer E.J. van Dijk RA De heer Van Dijk is voornamelijk ingezet vanwege zijn grote expertise op het gebied van Accountancy. Door zijn lange werkervaring in het domein heeft hij een brede expertise en grote kennis op dit gebied. Bij de nevenfuncties die de heer Van Dijk gedurende zijn loopbaan bekleedde heeft het accent voornamelijk gelegen op examinering en auditing. De heer Van Dijk is voor deze visitatie individueel geïnstrueerd over het proces van accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1972
NIVRA opleiding afgerond
Werkervaring: 1960 – 1972 Interne accountantsdienst NV Philips Gloeilampenfabriek 1972 – 1981 AMRO Bank EDP-auditor 1981 – 1984 AMRO Bank Financial auditor Concernverslaglegging en lid managementteam Interne accountantsdienst 1984 – 1986 AMRO Bank Hoofd administratie en verslaglegging AMRO Bank International 1986 – 1990 ABN AMRO Bank Concerndirecteur, hoofd Financiële en Bedrijfseconomische Zaken 1990 – 1992 ABN AMRO Bank Concerndirecteur Hoofd Facilitair Bedrijf 1992 – 2002 ABN AMRO Bank Concerndirecteur Hoofd Group Audit 2002 – heden Gepensioneerd Nevenfuncties: - Bestuurslid van NIVRA en diverse functies binnen NIVRA commissies, onder meer inzake het EDP- Auditor’s profiel, EDP-Audit stuurgroep, Commissie Banken en het College Collegiale Toetsing (Kwaliteitstoetsing). - Binnen IIA Nederland bestuurslid vanaf de oprichting in 1997 tot mei 2003. - Lid van het Curatorium van de postdoctorale Audit opleiding aan de VU Amsterdam - Lid van de programmaraad van de postdoctorale opleiding Forensic Auditing Erasmus Universiteit Rotterdam. - Lid van de examencommissie HOFAM. - Lid van het Examenbureau RA
Panellid: de heer drs. J.N. Leppink De heer Lepink is ingezet vanwege zijn onderwijsdeskundigheid op het gebied van bedrijfseconomie. Hij heeft 28 jaar ervaring als docent bedrijfseconomie en is momenteel senior lecturer bij de masteropleiding Accounting en controlling aan de Haagse Hogeschool. De heer Leppink is voor deze visitatie individueel geïnstrueerd over het proces van accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding 1967 – 1973 1973 – 1975
Doct. Bedrijfseconomie V.U Amsterdam Post doc. Accountancyopleiding V.U.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo bacheloropleiding Fiscale Economie en Accountancy
57/79
Werkervaring 1973 – 1976 1975 – 2003 1977 – heden 1982 – heden 1987 – 2004 1992 – heden
Unilever audit dep. Docent bedrijfseconomie Nivra Nijenrode Docent en lid management team HEAO Haagse Hogeschool Lid raad van advies HOFAM NIVE Examinator financiering Open Universieit Senior lecturer Master opleiding Accounting en Controlling van de Haagse Hogeschool
Panellid student de heer J. Schueler De heer Schueler is ingezet als student panellid. Hij is derdejaars student Accountancy aan de Hogeschool Utrecht. Bij deze opleiding is hij voorzitter van de gemeenschappelijke opleidingscommissie Economics (GOC Economics) en klassenvertegenwoordiger. De heer Schueler is qua leeftijd representatief voor de primaire doelgroep van de opleidingen. Hij heeft studentgebonden deskundigheid met betrekking tot studielast, onderwijsaanpak, voorzieningen en kwaliteitszorg bij opleidingen Accountancy. De heer Schueler heeft individueel instructies gekregen voor deze visitatie. Opleiding: 1998 – 2004
HAVO, profiel Economie en Maatschappij, Meerwegen College Farel te Amersfoort, diploma 2004 – Heden Bachelor Accountancy, Hogeschool van Utrecht. Propedeutisch getuigschrift behaald (juli 2005) Werkervaring: 2006 KPMG Accountants NV, Stagiair 2006 – Heden Hogeschool Utrecht, Docentassistent Diversen: 2006
Vice-voorzitter Gemeenschappelijk Opleidingscommissie Economics, Hogeschool Utrecht 2006 – Heden Voorzitter Gemeenschappelijke Opleidingscommissie Economics, Hogeschool Utrecht 11/06 – 01/07 Lid benoemingsadviescommissie onderwijsmanager bedrijfseconomie, Institute for Business Economics, Hogeschool Utrecht 2007 – Heden Ambassadeur Opleidingscommissies, Hogeschool Utrecht
Panellid NQA mevrouw drs. R. van Empel Mevrouw van Empel is ingezet als NQA-auditor. Zij heeft vijf jaar ervaring met visiteren in vrijwel alle sectoren van het HBO en heeft auditdeskundigheid op grond deze werkervaring en op grond van auditcursussen gevolgd bij Lloyd’s. Opleiding: 1969 – 1975
58/79
Doctoraalstudie Sociologie/Planologie Universiteit Utrecht
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo bacheloropleiding Fiscale Economie en Accountancy
Cursussen: 1975 en 1978 Postdocs bestuurskunde Erasmus Universiteit (Rosenthal en Van Schendelen), Rotterdam 1975 – 1980 diverse bedrijfscursussen, o.m. Inspraak en Voorlichting, projectmanagement, beleidsadvisering, Utrecht 1990 Gebouwde omgeving, Informeel Toezicht en Kleine Criminaliteit, Geoplan 1985 – 1996 diverse bijscholingen op het gebied van sociale volkshuisvesting, NCIV, NWR, Aedes 1998 Starterscursus eigen onderneming, KvK Utrecht 1998 2001/2002 ‘Persoonlijke Effectiviteit’, De Baak 2003 Competentiegericht toetsen, SBO NQA/Lloyd’s training auditor opleidingen hoger onderwijs Maart 2003 Thymos verzakelijkingstraject Dec. 2003 Thymos Adviesvaardigheden Sept. 2004 Training Auditor Hoger Onderwijs, NQA i.s.m. Lloyd’s Register Werkervaring: 1972 – 1974 Studentassistent bij hoogleraar Sociologie, Rijksuniversiteit Utrecht 1975 – 1980 Beleidsmedewerker/stafmedewerker gemeentesecretarie Utrecht, afdeling Ruimtelijke Ordening en stadsontwikkeling/-vernieuwing 1980 – 1992 Landelijk consulent/extern adviseur Stichting Ruimte/LANS (Rotterdam/Utrecht): gemeentelijk en regionaal beleid bij jeugdwelzijn en –voorzieningen 1993 – 1996 Diverse privé-opdrachten van kleine gemeenten en (welzijns)instellingen, o.a.adviezen over locatiekeuze, planning en beheer welzijnsaccommodaties, organisatie studiedagen/congressen 1997 Ondersteuning Afdeling Scheikunde Universiteit Utrecht bij beoordeling onderwijskwaliteit wetenschappelijk personeel (WP-flow ’97) 1997 – 1999 Panelsecretary Dutch Validation Council 2001 – 2004 Secretaris visitatiecommissies HBO-raad 2004 – heden Beleidsmedewerker en auditor NQA
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo bacheloropleiding Fiscale Economie en Accountancy
59/79
60/79
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo bacheloropleiding Fiscale Economie en Accountancy
Bijlage 3:
Bezoekprogramma 24 april 2007
Tijdstip
Programmaonderdeel
Deelnemers
08.30 – 09.45 uur
Ontvangst; Materiaalstudie
09.45 – 10.30 uur
Gesprek met opleidingsmanagement
10.30 – 11.15 uur
Paneloverleg en materiaalstudie
11.15 – 12.00 uur
Gesprek met werkveld en afgestudeerden; mogelijk parallel sessies
parallel - leden beide werkveldcommissies - Stagebegeleiders bij bedrijf - Werkgevers afgestudeerden - Recent afgestudeerden (max. 3 jaar)
12.00 – 13.15 uur
werklunch/materiaal studie/panel overleg
panel
13.15 – 14.00 uur
2 parallelgesprekken met studenten: aparte sessie per opleiding; per opleiding 8 studenten jr 1, 2, 3 en 4
Twee representatieve groepen studenten, verspreid over, studiejaren, varianten, vooropleiding
14.00 – 14.45 uur
Gesprek met docenten
representatieve groep docenten: verspreid over opleidingen (in geval van cluster), vakken, specifieke taken (bijv. begeleiding / stagebegeleiding), varianten et cetera
14.45 – 15.15
Gesprek met College van Bestuur; rondleiding (met twee studenten)
parallel: - gespek CvB tussen Vz panel en auditor - rondleiding voor overig panel
15.15- 17.00
Paneloverleg; evt aanvullende gesprekken, materiaalstudie
17.00 – 17.30 uur
Tweede gesprek met opleidingsmanagement en afronding
17.30 -18.00
Afsluitend paneloverleg
Opleidingsmanagement
opleidingsmanagement
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo bacheloropleiding Fiscale Economie en Accountancy
61/79
62/79
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo bacheloropleiding Fiscale Economie en Accountancy
Bijlage 4:
Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
Ter inzage te leggen documenten: 1. Beleidsdocumenten op opleidings- en hogeschoolniveau waaruit in kwalitatieve en kwantitatieve zin blijkt hoe in de afgelopen jaren aan de opleiding gestalte is gegeven en welk beleid de opleiding de komende jaren voor ogen heeft; 2. Onderwijsbeleid en toetsbeleid; 3. Een representatieve selectie uit het studiemateriaal, zoals: Cursusboeken, Readers, Studieboeken, Moduleboeken en handleidingen of studiewijzers, Studiehandleidingen, stage en afstudeerhandleidingen Literatuurlijst en boekenlijst Projectopdrachten 4. Een representatieve set van beoordeeld materiaal (inclusief beoordelingen): Toetsen Opdrachten Portfolio’s en assessments Stageverslagen Projectverslagen; 5. Personeelsbeleid (o.a. functie- en kwalificatieprofielen, documentatie over functioneren en professionaliseren, scholingsplan); 6. Informatie over het interne kwaliteitszorgsysteem: Beleid, overzicht van evaluatie-instrumenten, streefcijfers; Recente evaluatierapporten (zowel intern als extern, inclusief de meetinstrumenten) van aspecten van het onderwijs, zoals verslagen van gecommitteerden, evaluaties door studenten en docenten, module-evaluaties, studenten tevredenheidonderzoek, uitkomsten en analyses van evaluaties en verbeteractiviteiten; 7. Samenstelling van relevante overlegorganen (opleidingscommissie, werkveldadviescommissie, examencommissie, stafoverleg, e.a.) en notulen van de overlegorganen; 8. Overzicht van externe contacten en aard van die contacten; 9. Afstudeerproducten, inclusief beoordelingen voor zo ver aanvullend op de reeds toegestuurde documenten; 10. Rendementsbeleid en kengetallen (streefcijfers en gerealiseerde cijfers); 11. Alle overige documenten waar de opleiding in het zelfevaluatierapport naar verwijst.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo bacheloropleiding Fiscale Economie en Accountancy
63/79
64/79
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo bacheloropleiding Fiscale Economie en Accountancy
Bijlage 5:
Overzichten domeincompetenties
Economie Fiscale Economie, Accountancy en Accountancy-Duaal
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo bacheloropleiding Fiscale Economie en Accountancy
65/79
Domeincompetenties Economie: 1. Ontwerpen, inrichten en onderhouden van (geautomatiseerde) informatiesystemen voor het besturen van organisaties 2. Vormgeven, inrichten en toetsen van de administratieve organisatie 3. Bepalen en beheersen van financieel-economische en fiscale risico’s 4. Bepalen en verstrekken van financieel-economische en fiscale informatie voor besluitvorming 5. Verstrekken van informatie t.b.v. externe belanghebbenden 6. Verlenen van diensten en geven van adviezen op financieel-economisch en fiscaal terrein aan belanghebbenden. De twee algemene domeincompetenties: 7. Sociale en communicatieve competentie (interpersoonlijk, organisatie): samenwerken in een beroepsomgeving en meedenken over doelen en inrichting van de organisatie, waaruit eisen voortvloeien die betrekking hebben op de volgende kenmerken: multidisciplinariteit en interdisciplinariteit, klantgerichtheid, collegialiteit, leidinggeven (het sociale deel van de competentie); communiceren, mondeling en schriftelijk, intern op alle niveaus, effectief en in de gangbare bedrijfstaal, veelal in het Nederlands en/of Engels (in termen van beroepstaken omvat dat onder meer opstellen en schrijven van plannen en notities, informeren, overleg voeren, draagvlak creëren, stimuleren, motiveren, overtuigen, verwoorden van besluiten) 8. Zelfsturende competentie (intrapersoonlijk, beroepsbeoefenaar of professional): sturen en reguleren van de eigen ontwikkeling ten aanzien van leren, resultaatgericht werken, initiatief nemen en zelfstandig optreden, flexibiliteit; nadenken en reflecteren over en verantwoording nemen voor eigen handelen wat wijst op betrokkenheid en kritische zelfbeoordeling; ontwikkelen van een beroepshouding met initiatief of ruimte voor normatief-culturele aspecten, respect voor anderen, een beroepscode en ethische principes voor het professioneel handelen; leveren van een bijdrage aan de verdere professionalisering van de branche, publicaties, bijdragen aan congressen, enzovoort.
66/79
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo bacheloropleiding Fiscale Economie en Accountancy
Domeincompetenties Fiscale Economie Beroepsinhoudelijke competenties 1. Invullen en beoordelen van belastingaangiftebiljetten De hbo-fiscalist is in staat een aangiftebiljet met betrekking tot de relevante belastingen op een correcte wijze in te vullen en te beoordelen volgens de daarvoor geldende fiscale normen en spelregels. 2. Controleren op fiscaal terrein De hbo-fiscalist is in staat om jaarstukken te analyseren en te beoordelen vanuit de ‘fiscale optiek’ opdat hij zijn cliënt goed (fiscaal) kan begeleiden bij het inrichten van zijn administratie dan wel een effectieve fiscale controle kan uitvoeren. 3. Informeren op fiscaal terrein De hbo-fiscalist is in staat op basis van relevante actuele fiscale nieuwsbronnen en jurisprudentie de cliënt te informeren omtrent zijn fiscale positie. 4. Werkzaamheden m.b.t. fiscaal-juridisch en financieel advies De hbo-fiscalist is in staat een cliënt te informeren en adviseren volgens de heersende regelgeving omtrent zijn huidige, respectievelijk gewenste fiscale/financiële positie, opdat de cliënt dit begrijpt en in staat is op grond daarvan adequate beslissingen te nemen. 5. Vertegenwoordigen op fiscaal terrein De hbo-fiscalist kan op basis van een eigen selectie van door cliënt of Belastingdienst verzamelde gegevens bezwaar-, verweer- en beroepschriften/vertoogschriften opstellen en verdedigen voor de competente instantie opdat de belangen van Belastingdienst of cliënt daarmee worden gediend. Professionaliteit 6 Persoonlijke ontwikkeling De hbo-fiscalist is in staat zijn eigen functioneren te beoordelen teneinde voor zichzelf leer- en verbeterpunten aan te geven zodat hij zijn eigen beroepsmatig handelen, houding en motivatie verder kan ontwikkelen. Hij is verder in staat zijn eigen weg te ontwikkelen t.a.v. zijn verdere persoonlijke ontplooiing binnen de kaders die zijn werkomgeving hem biedt. 7. Sociaal-communicatieve bekwaamheid De hbo-fiscalist is in staat verworven kennis en inzichten op anderen, zowel binnen als buiten zijn eigen organisatie/ werkomgeving, over te dragen (in een gesprek, memo, artikel, mondelinge presentatie of ander medium) zodanig dat anderen daar hun voordeel mee kunnen doen. 8. Ethisch normbesef De beginnende hbo-fiscalist is in staat op basis van aan hem voorgelegde casuïstiek te onderkennen welke dilemma’s kunnen ontstaan in beroeps- en individuele ethische vraagstukken zodanig dat hij zijn eigen positie daarin kan bepalen, zijn standpunt daarover kan formuleren en kan optreden als een betrouwbare beroepsbeoefenaar.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo bacheloropleiding Fiscale Economie en Accountancy
67/79
9. Besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid: De hbo-fiscalist kan op basis van zijn inzicht in de maatschappelijke effecten van belastingheffing discussies/gesprekken voeren met collega's en cliënten om zodoende een visie te vormen over effectiviteit en efficiëntie van belastingheffing in nationaal en internationaal perspectief. Participant in een arbeidsorganisatie 10. Leiderschap De beginnende hbo-fiscalist kan operationeel leiding geven aan de medewerkers m.b.t. de uitvoering van werkzaamheden op een wijze die voldoet aan de efficiëntie- en kwaliteitsnormen van de eigen organisatie/werkomgeving. 11. Resultaatgerichtheid De beginnende hbo-fiscalist is in staat bij te dragen aan het beleid en het beheer van de eigen organisatie op een wijze die aansluit op de ‘missie’ van de organisatie. 12 Kwaliteitsbewustzijn De beginnende hbo-fiscalist is zich bewust van de betekenis van het kwaliteitssysteem van de eigen organisatie en de kwaliteit van zijn eigen dienstverlening op een wijze die bijdraagt aan een adequate uitvoering ervan.
68/79
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo bacheloropleiding Fiscale Economie en Accountancy
Domeincompetenties Accountancy Eerste segment: Uitvoerende taken. a. Controle werkzaamheden De beginnend beroepsbeoefenaar demonstreert dat hij in staat is om: 1. een controleprogramma op te stellen. 2. controlewerkzaamheden zelfstandig uit te voeren. 3. conclusies te trekken uit controle-informatie. 4. in goede samenwerking met cliënten zijn controlewerkzaamheden te verrichten. 5. bijdragen te leveren aan de managementletter. 6. een accountantsrapport op te stellen naar aanleiding van de controle. 7. dossiers bij te houden. b. Administratieve dienstverlening De beginnend beroepsbeoefenaar demonstreert dat hij in staat is om: 8. een administratie te voeren dan wel cliënten of assistenten te begeleiden bij het voeren van een administratie. 9. een administratie en jaarrekening samen te (laten) stellen. 10. een (door de cliënt of assistenten samengestelde) jaarrekening te beoordelen. 11. zijn bevindingen van een samenstellingopdracht te rapporten en te bespreken met de cliënt. 12. op administratief gebied als aanspreekpunt voor cliënten te fungeren. 13. een administratief systeem te beoordelen dan wel een (nieuw) systeem op te zetten. c. Fiscaliteit De beginnend beroepsbeoefenaar demonstreert dat hij in staat is om: 14. een fiscale winstberekening op te stellen (als basis voor het verzorgen of controleren van aangiften voor cliënten). 15. de behoefte aan fiscale adviezen te onderkennen en te (laten) vervullen. 16. de fiscale belangen van een cliënt te behartigen. d. Advisering De beginnend beroepsbeoefenaar demonstreert dat hij in staat is om: 17. in het kader van een controle adviezen te verstrekken ter verbetering van de AO/IC naar aanleiding van een controleproces. 18. in contacten met cliënten advies behoeften te onderkennen en te signaleren. 19. te signaleren wanneer cliënten moeten worden doorverwezen naar specialisten. 20. een advies te schrijven en dit advies te presenteren. Tweede segment: Participant van een arbeidsorganisatie De beginnend beroepsbeoefenaar demonstreert dat hij in staat is om: 21. projectmatig en in een team te werken. 22. een oordeel te geven over het werk en de inzet van zichzelf en van anderen. 23. leiding te geven aan de uitvoering van werkzaamheden.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo bacheloropleiding Fiscale Economie en Accountancy
69/79
24. een bijdrage te leveren aan het beleid en het beheer van de eigen organisatie. 25. een bijdrage te leveren aan de kwaliteitszorg binnen de eigen organisatie. Derde segment: Lid van een beroepsgroep De beginnend beroepsbeoefenaar demonstreert dat hij in staat is om: 26. de eigen professionaliteit voortdurend te ontwikkelen. 27. eigen beroepsmatig handelen, houding en motivatie verder te ontwikkelen. 28. de eigen loopbaan uit te stippelen en in te vullen. 29. de grenzen van het vakgebied te verkennen. 30. de veranderingen in de maatschappij te signaleren en bij zijn werkzaamheden hierop in te spelen. 31. gegevens over de beroepsuitoefening te verzamelen. 32. verworven kennis en inzichten aan anderen overdragen.
70/79
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo bacheloropleiding Fiscale Economie en Accountancy
Domeincompetenties Accountancy-Duaal Kerncompetenties (taak- en functiegericht) 1e jaar Gilde HBO (BE, CE, MER) A. De student-werknemer toont aan dat hij/zij algemene economische kennis kan toepassen op economische onderwerpen zoals: nationaal inkomen, relatie inkomensontwikkeling en bestedingen, conjunctuurcyclus, invloed conjunctuur op; rentestand; loonsom werknemers; wisselkoers bedrijfswinst etc, industriële markt, consumentenmarkt, milieubeleid, (inter)culturele verschillen. B. De student-werknemer kan vanuit de verzamelde informatie van de eigen organisatie en twee andere organisaties de beginselen van de organisatiekunde toepassen in een (AL)rapport om zo zicht te krijgen op de functionaliteit van de organisatiestelsels, organisatiestructuren, overlegstructuren in organisaties, organisatieculturen en de invloed van leiderschapsstijlen en motivatietheorieën voor organisatieontwikkeling. C. De student-werknemer kan vanuit de verzamelde informatie van de eigen organisatie en twee andere de formele en informele communicatiekanalen beschrijven en het effect daarvan vaststellen in een (AL)rapport. D. De student-werknemer beschrijft de financieel -, juridische- en administratieve procedures binnen de organisatie en kan de knelpunten/problemen aangeven welke de organisatie/ het bedrijf met de beschreven procedures heeft. Hij/zij verwerkt de informatie in een (AL)rapport. E. De student-werknemer beschrijft en analyseert de geldstro(o)m(en) van de eigen organisatie en vergelijkt die met een organisatie in een andere branche; hij/zij geeft voor het operationele niveau adviezen voor eventuele verbetering (in een eenvoudige adviesnota). De volgende onderdelen moeten hierin meegenomen worden: basisbeginselen financiering (financiële structuur) van organisaties investeringsvraagstukken financieringsvraagstukken onderlinge samenhang F. De werknemer-student toont aan de basisbeginselen van de (bedrijfs)administratie te beheersen door: BE/CE/MER/IDM/AC uitvoeren van de administratieve procedures en/of handelingen van een bepaalde afdeling of organisatie. toont aan functioneel gebruik te kunnen maken van een software programma's ten behoeve van de (bedrijfs) administratie op operationeel niveau. G. De werknemer-student analyseert de verschillende marktbenaderingen (al of niet bewust ingezet) die in de eigen organisatie de laatste 3 jaren zijn toegepast en hij/zij schrijft hierover een rapport. H. De werknemer-student beschrijft de markt (en haar omgeving meso en macro) van de eigen organisatie en brengt een en ander in kaart (inclusief analyseren ruilprocessen, strategieën die deze beïnvloeden doen van externe analyse).
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo bacheloropleiding Fiscale Economie en Accountancy
71/79
I.
J.
K. L.
M.
N.
O.
P.
De werknemer-student toont aan de marketingstrategie van de eigen organisatie en tenminste 1 andere organisatie te kunnen vertalen naar de marketinginstrumenten 'product', 'distributie', 'prijs' en 'communicatie' (meenemen afnemersgedrag, segmentatie van de markt en positionering). De student-werknemer toont aan de rechten en plichten van zichzelf als werknemer (inclusief medezeggenschap) en de organisatie als werkgever (inclusief ondernemingsrecht; vormen rechtspersonen, organen en hun bevoegdheden, ondernemingsvormen) te kennen en te overzien. Hij/zij toont voor een tweetal basisproblemen aan, de juridische consequenties te kunnen analyseren en beoordelen en kan op basis van deze gegevens de organisatie informeren door het geven van een presentatie. De werknemer-student beschrijft het (financieel)economisch- administratieve functiehuis van de organisatie (inclusief de eigen functie). De werknemer-student kan met behulp van kennis en inzicht over privaatrecht, overeenkomstenrecht (inkoop/verkoop), productaansprakelijkheid, merkenrecht en vermogensrecht een aantal basisproblemen van organisaties analyseren en beoordelen op de juridische consequenties en de organisatie daarover schriftelijk informeren. De werknemer-student kan met behulp van verzamelde kwantitatieve gegevens op overzichtelijke en verantwoorde wijze weergeven en interpreteren (beschrijvende statistiekkengetallen, tabellen, grafieken en tijdreeksen). De werknemer-student kan functioneel gebruik (operationeel niveau) maken van de volgende informatie- en communicatietechnologieën Tekstverwerkingsprogramma (Word) Elektronisch rekenvel (Excel) Presentatieprogramma (PowerPoint) Een database (Acces) boekhoudkundig programma (Exact) Communicatiemiddelen (E-mail en internet/intranet) (Wetteksten) De student-werknemer beschrijft en analyseert de eigen inwerkperiode en maakt een draaiboek voor het inwerken van nieuwe duale werknemers (of doet voorstellen voor verbetering). De student-werknemer toont aan dat hij/zij in de Nederlandse taal correct publiek en doelgericht kan communiceren (begrijpen, spreken en schrijven): Telefoneren Presenteren aan een groep Zakelijke standaardcorrespondentie voeren (brieven, memo's faxen, procedures correct uitvoeren etc) Notuleren, rapporteren Vergaderen Produceren van eenvoudige nota's vergaderstukken c.q. -agenda's Maken van een samenvatting van een rapport, notitie, rapportage et cetera E-mailen
72/79
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo bacheloropleiding Fiscale Economie en Accountancy
Q. De student-werknemer toont aan dat hij/zij in het Engels adequaat business language kan gebruiken (mondeling en schriftelijk): Kunnen houden van een presentatie Bepaalde woordenschat in business engels Een summary van een AL opdracht Zakelijke correspondentie R. De student-werknemer toont aan dat hij/zij op systematische wijze een opdracht aanpakt en/of concreet probleem oplost: Zelfstandig informatie opzoeken, selecteren en samenvatten Analyseren en schematiseren Een probleemanalyse formuleren Randvoorwaarden verkennen Een probleemanalyse uitwerken Alternatieven genereren en beoordelen Functie- en taakgerichte kerncompetenties 2e jaar (algemeen) (operationeel - tactisch) A. De student-werknemer demonstreert dat hij/zij in staat is vanuit een kritisch onderzoekende houding vanuit een aangedragen (voorgeschreven) eenvoudige vraag uit de eigen werksetting, met behulp van een aangedragen methode (vragenlijst) zelf een onderzoeksopzet te formuleren (inclusief nulhypothese), vragen te formuleren/ vragenlijst te construeren, (bronnen)onderzoek te doen, gegevens m.b.v. geautomatiseerde analyseprogramma's te verwerken en te interpreteren. Dit dient te resulteren in een onderzoeksrapport en heldere presentatie in de directe werkomgeving. B. De werknemer-student toont aan dat hij/zij verschillende functies en soorten marktonderzoek kent. C. De werknemer-student toont aan diverse onderdelen uit de kansberekening en de toetsende statistiek te kunnen toepassen en toe te lichten. Een en ander dient te resulteren in een onderzoeksrapport. D. De werknemer-student demonstreert dat hij/zij de kwaliteit van de interne (MER/BE) en/of externe klantrelaties (MER/CE) kan analyseren en hierover kan schriftelijk kan rapporteren aan derden. E. De student-werknemer voert een SWOT analyse uit in een nader te bepalen situatie, product, afdeling, dienst et cetera (koppeling aan werk of AL opdracht) en maakt hiervan een zakelijke rapportage. F. De student-werknemer demonstreert dat hij/zij in de eigen werksituatie onder aansturing van de directe chef (bedrijfscoach of hogeschoolmentor) een projectopdracht en -plan kan analyseren en beoordelen op basis van geaccepteerde basisprincipes van projectmatig werken. De analyse moet in een notitie worden beschreven en worden voorzien van een advies ten behoeve van het vervolgtraject. Bij voorkeur toont hij/zij aan als projectmedewerker te hebben geparticipeerd in de hoedanigheid als administratieve ondersteuner en/of -uitvoerder van bepaalde taak in het project (m.n. de projectbeheersing, beheerstechnieken).
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo bacheloropleiding Fiscale Economie en Accountancy
73/79
G. De student-werknemer demonstreert dat hij/zij zelfstandig de noodzakelijke en relevante gegevens via verschillende informatiebronnen kan genereren. H. De student-werknemer demonstreert vaardig te zijn in ICT toepassingen daar waar het gaat om het omzetten van ruwe gegevens in heldere/ interpreteerbare informatie. I. De student-werknemer demonstreert innovatief te kunnen werken met een geautomatiseerd informatiesysteem binnen de eigen beroepssetting (vanuit een eenvoudige vraag een en ander kunnen toepassen, verwerken, uitvoeren in een bepaald systeem). Mogelijke toepassingsgebieden BE: financieel systeem, CE: marketinginformatiesysteem, MER: personeelsinformatiesysteem, gezamenlijk: managementinformatiesysteem, bedrijfskundig informatiesysteem. Functie- en taakgerichte kerncompetenties 2e jaar BE en AC (operationeel – tactisch) J. Indien in het eerste jaar niet uitgevoerd: het zelfstandig invoeren van relevante informatie in het grootboek en sub-administraties. Een en ander dient te resulteren in een bevredigende uitvoering van betrokken administratieve beheerstaken. K. De student – werknemer demonstreert dat hij/zij de professionele rol uitvoeren en informeren van interne klanten met betrekking tot de in het tweede studiejaar behandelde onderwerpen adequaat hanteert. De professionele rol beoordelen en adviseren in eenvoudige situaties helder kan toepassen en adequaat kan samenwerken in zowel de werk- alsook de opleidingssituatie. L. De student-werknemer demonstreert dat hij/zij in staat is om in samenwerking met de controller en de budgethouders zelfstandig de onderdelen voorbereiding en controle van de planning- en controlecyclus te beschrijven en hij/zij is in staat een aantal onderdelen onderbegeleiding uit te voeren en te controleren. M. Hiertoe maakt hij/zij gebruik van theoretische kennis, het financiële informatiesysteem en van spreadsheets en/of statistische pakketten, interne bedrijfsdocumentatie alsmede interview en conflictoplossingtechnieken e.d. Een en ander dient te resulteren in een beschrijving van de wijze van totstandkoming alsmede van de inhoud van de begroting, (deel)budgetten, realisatieoverzichten, de variatieanalyserapporten en de terugkoppelingsprocedures. N. De student-werknemer demonstreert dat hij/zij in staat is in samenwerking met een controller of ander financieel deskundige het budgetteringssysteem en financiële informatiesysteem (operationeel-/tactisch niveau) kritisch door te lichten. Een en ander dient te resulteren in een onderbouwd advies waarin bevindingen, conclusies en aanbevelingen op heldere en eenduidige wijze geformuleerd. Men maakt gebruik van de onder C genoemde kennis en hulpmiddelen. O. De student-werknemer demonstreert dat hij/zij onder aansturing van een controller of financieel deskundige een (onderdelen van) financieel informatiesysteem kan inrichten en/of kan aanpassen. Een en ander dient te resulteren in een (deel) informatiesysteem voor b.v. een project, conform de eisen die het bedrijf hieraan stelt. P. De student-werknemer is in staat om onder begeleiding (eenvoudige) ad hoc opdrachten van (top)management, diverse staf- en lijnmanagers uit de organisatie op het gebied van management controle-informatie en informatievoorziening uit te voeren. Een en ander dient te resulteren in een adequate schriftelijke beantwoording van de voorliggende
74/79
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo bacheloropleiding Fiscale Economie en Accountancy
(financiële) vraag. Men maakt gebruik van de onder C genoemde kennis en hulpmiddelen. Q. De student-werknemer demonstreert onder aansturing van een controller of financieel deskundige (delen van) voorlopige balans en winst- en verliesrekeningen samen te stellen en dit te verwerken in een aan de wettelijke eisen voldoende inzichtelijke jaarrekening (financiële jaarafsluiting). Men maakt gebruik van de onder C genoemde kennis en hulpmiddelen. R. De student-werknemer demonstreert dat hij/zij onder aansturing een enkelvoudige en samengestelde intrestberekening, bedrijfseconomische calculaties en (financieel economische) analyses kan uitvoeren. Een en ander dient te resulteren in een adequate beschrijving van de investeringselectie die het bedrijf hanteert, concrete acties op het gebied van kasstroommanagement, plannen met betrekking tot externe financieringsbehoefte, rapportages met betrekking tot risico's en vermogenskostenvoet et cetera Men maakt gebruik van de onder C genoemde kennis en hulpmiddelen.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo bacheloropleiding Fiscale Economie en Accountancy
75/79
Kerncompetenties BE 3e + 4e jaar Organisatie en omgeving
G1
Intern: De afgestudeerde (BE, CE, MER) kan in zijn/haar toekomstige werksituatie, als Intermediair/management ondersteuner/ adviseur/resultaatverantwoordelijke, op operationeel, tactisch en strategisch niveau op basis van zijn/haar kennis van de belangrijkste organisatiekundige principes zich snel een beeld vormen van de wijze waarop een organisatie is georganiseerd en herkent de formele en informele verhoudingen daarbinnen. Hij/zij kan dit vastleggen in structuren (tekenen en beschrijven), vervolgens optimaliseren en zorgen voor de afstemming van de interne processen, met speciale aandacht voor informatie- en communicatiestromen als verbindend element tussen processen. Hij maakt daarbij gebruik van een (door hem ontwikkelde) strategie voor het verzamelen, selecteren, beoordelen, verspreiden en beheren/onderhouden van voor de organisatie relevante economische informatie op zowel strategisch, tactisch als operationeel niveau.
G2
G3
76/79
Extern: De afgestudeerde (BE, CE, MER) kan in zijn/haar toekomstige werksituatie, als Intermediair/management ondersteuner/adviseur/resultaatverantwoordelijke, op operationeel, tactisch en strategisch snel en adequaat trends, opinies en andere informatie uit een veelheid van binnen- en buitenlandse informatiebronnen selecteren en beoordelen op de juistheid en relevantie voor het strategisch (financieel/marketing) beleid van de organisatie. Hij kan deze nieuwe inzichten, uitwerken naar het strategisch (financieel/marketing)beleid met de bijbehorende randvoorwaarden en dit motiveren. Hij/zij maakt daarbij gebruik van: kennis en inzicht in de verhouding tussen overheid en bedrijfsleven een (door hem/haar zelf opgezet en onderhouden) relatienetwerk De afgestudeerde (BE, CE, MER) kan in zijn/haar toekomstige werksituatie, als Intermediair/management ondersteuner/adviseur/resultaatverantwoordelijke, op operationeel, tactisch en strategisch niveau klanten winnen en behouden door, uitgaande van het profiel van die klant, toegevoegde waarde van de organisatie naar de klant te realiseren. Hij zij communiceert ontwikkelingen binnen de organisatie naar de omgeving en de klanten. Hij kan bovenstaande organiseren, vastleggen, uitvoeren en controleren, daarbij werkt hij/zij van analyse naar plan van aanpak en geeft aan onder welke omstandigheden een plan van aanpak realiseerbaar is.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo bacheloropleiding Fiscale Economie en Accountancy
Hij/zij maakt bij de verwerving van bovenstaande competenties gebruik van de volgende kennisdomeinen: Organisatie en Strategie Recht Human Resources Management Algemene Economie Methoden van onderzoek G4
De afgestudeerde (BE, CE, MER) kan in zijn/haar toekomstige werksituatie, als Intermediair/management ondersteuner/adviseur/resultaatverantwoordelijke, op operationeel, tactisch en strategisch niveau vanuit een kritisch onderzoekende houding en vanuit een door hemzelf of een opdrachtgever binnen de organisatie geformuleerde vraag uit de eigen werksetting zelfstandig onderzoek doen. Dat wil zeggen: (bronnen)onderzoek doen een onderzoeksopzet kiezen, de hypothesen formuleren (inclusief nulhypothese), data verzamelingmethoden kiezen(vragen formuleren/ vragenlijsten construeren), dataverwerkingsmethoden kiezen gegevens m.b.v. geautomatiseerde analyseprogramma's verwerken en interpreteren, resultaten en conclusies presenteren. Hij/zij kan de resultaten verwerken in een onderzoeksrapport en dit helder presenteren in de werkomgeving en naar externen. Hij/zij maakt bij de verwerving van bovenstaande competenties gebruik van de volgende kennisdomeinen: (kwantitatieve) methoden en technieken
G5
De afgestudeerde (BE, CE, MER) kan in zijn/haar toekomstige werksituatie, als Intermediair/management ondersteuner/adviseur/resultaatverantwoordelijke, op operationeel, tactisch en strategisch niveau de via onderzoek verkregen informatie en analyseresultaten vertalen naar strategisch (commercieel) economische oplossingsmethoden en activiteiten. Hij/zij kan de gekozen oplossingsmethode toepassen en vervolgens controleren op de uitkomsten. Hij kan tenslotte reflecteren op de uitkomst en oplossingsmethode. Hij/zij kan de resultaten hiervan verwerken in een rapport en dit helder presenteren in de werkomgeving en naar externen.
Informatie- en communicatietechnologie G6 De afgestudeerde (BE, CE, MER) kan in zijn/haar toekomstige werksituatie, als Intermediair/management ondersteuner/adviseur/resultaatverantwoordelijke, op operationeel, tactisch en strategisch niveau zelfstandig een eigen bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het strategisch financieel/commercieel beleid van de onderneming door de inzet van ICT.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo bacheloropleiding Fiscale Economie en Accountancy
77/79
Dat wil zeggen vanuit een complexe vraag een en ander kunnen toepassen, verwerken, uitvoeren in een bepaald systeem. Hij of zij maakt daarbij o.a. gebruik van: tekstverwerkings-, spreadsheet- en presentatieprogramma's en datacommunicatie- en informatiesystemen Managementinformatiesystemen bedrijfskundige informatiesystemen en per opleiding financieel systeem (BE), marketinginformatiesysteem (CE) personeelinformatiesysteem (MER) Hij/zij kan de resultaten hiervan toepassen binnen de systemen, verwerken in een rapport en dit helder presenteren in de werkomgeving en naar externen. Hij/zij maakt bij de verwerving van bovenstaande competenties gebruik van de volgende kennisdomeinen: Informatievraagstukken Informatiesystemen Administratieve systemen Kengetallen Logistieke vraagstukken B1 De afgestudeerde (BE/AC) kan in zijn/haar toekomstige werksituatie, als Intermediair/management ondersteuner/adviseur/resultaatverantwoordelijke (rollen*), op operationeel, tactisch en strategisch niveau zelfstandig geldstromen en de financiële aspecten van goederen- en dienstenstromen in een organisatie op korte en lange termijn beheersen en kan beoordelen of informatie over geldgoederen en dienstenstromen voldoen aan vooraf opgestelde normen. Hij/zij maakt daarbij gebruik van de gebruikelijke software pakketten en kan hierover rapporteren en adviseren. Daarbij is hij/zij instaat leiding te geven aan een (onderdeel van) een afdeling en binnen de organisatie gedefinieerde projecten. B2 De afgestudeerde (BE/AC) kan in zijn/haar toekomstige werksituatie, als Intermediair/management ondersteuner/adviseur/resultaatverantwoordelijke (rollen*), op operationeel, tactisch en strategisch niveau zelfstandig de informatievoorziening met betrekking tot geldstromen en de financiële aspecten van goederen- en dienstenstromen beheersen. Hij/zij maakt daarbij gebruik van de gebruikelijke software pakketten en kan hierover rapporteren en adviseren. Daarbij is hij/zij instaat leiding te geven aan een (onderdeel van) een afdeling en binnen de organisatie gedefinieerde projecten.
78/79
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo bacheloropleiding Fiscale Economie en Accountancy
B3 De afgestudeerde (BE/AC) kan in zijn/haar toekomstige werksituatie, als Intermediair/management ondersteuner/adviseur/resultaatverantwoordelijke (rollen*), op operationeel, tactisch en strategisch niveau zelfstandig zorgdragen voor de kwaliteit van de informatie en de informatievoorziening op kortere en langere termijn in bovengenoemde elementen en deze informatie verwerken en ter beschikking stellen ten behoeve van de duurzame besturing van bedrijfsprocessen. Hij/zij maakt daarbij gebruik van de gebruikelijke software pakketten en kan hierover rapporteren en adviseren. Daarbij is hij/zij instaat leiding te geven aan een (onderdeel van) een afdeling en binnen de organisatie gedefinieerde projecten. B4 De afgestudeerde (BE/AC) kan in zijn/haar toekomstige werksituatie, als Intermediair/management ondersteuner/adviseur/resultaatverantwoordelijke (rollen*), op operationeel, tactisch en strategisch niveau zelfstandig voorzien in de behoefte aan externe informatie van interne en externe klanten ten aanzien van bovengenoemde activiteiten, rekening houdend met de daarvoor gestelde wettelijke en maatschappelijke normen en kaders. Hij/zij maakt daarbij gebruik van de gebruikelijke software pakketten en kan hierover rapporteren en adviseren. Daarbij is hij/zij instaat leiding te geven aan een (onderdeel van) een afdeling en binnen de organisatie gedefinieerde projecten. *Tot het taakgebied Financieel Economisch Management behoren specifieke thema’s als: Kostenvraagstukken Jaarrekeningvraagstukken Financieringsvraagstukken Begrotingsvraagstukken Investeringsanalyse Risicoanalyse Kosten-batenanalyse Belastingen en sociale verzekeringen
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo bacheloropleiding Fiscale Economie en Accountancy
79/79