Hogeschool INHOLLAND Opleiding: Personeel en Arbeid, bachelor Varianten: voltijd/deeltijd/duaal Locaties: Alkmaar, Amsterdam, Den Haag, Haarlem, Rotterdam en Utrecht. Visitatiedatum: 8 november 2006
© Netherlands Quality Agency (NQA) Utrecht, januari 2007
2
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid (vt, du, dt)
Inhoud .................................................................................................................................. 3
Deel A: Onderwerpen........................................................................................................... 5 1.1 Voorwoord 7 1.2 Inleiding 8 1.3 Werkwijze 10 1.4 Oordeelsvorming 11 1.5 Oordelen per onderwerp 12 1.6 Schematisch overzicht oordelen 13 1.7 Totaaloordeel 15
Deel B: Facetrapport .......................................................................................................... 17 Onderwerp 1 Doelstellingen opleiding 19 Onderwerp 2 Programma 22 Onderwerp 3 Inzet van personeel 34 Onderwerp 4 Voorzieningen 37 Onderwerp 5 Interne Kwaliteitszorg 40 Onderwerp 6 Resultaten 44
Deel C: Bijlagen .................................................................................................................. 49 Bijlage 1: Onafhankelijkheidsverklaring panelleden 50 Bijlage 2: Deskundigheden panelleden 53 Bijlage 3: Bezoekprogramma 55 Bijlage 4: Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal 56 Bijlage 5: Rapportage Sosa-opleidingen Hanzehogeschool Groningen, Christelijke Hogeschool Windesheim, Hogeschool Zeeland 59
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid (vt, du, dt)
3
4
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid (vt, du, dt)
Deel A: Onderwerpen
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid (vt, du, dt)
5
6
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid (vt, du, dt)
1.1
Voorwoord
Dit rapport is een verslag van het panel dat in opdracht van NQA de opleiding Personeel & Arbeid (P&A) van de Hogeschool INHOLLAND heeft onderzocht. Het beschrijft de werkwijze, bevindingen en conclusies. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is feitelijk gestart in juli 2006, het moment waarop de opleiding haar zelfevaluatierapport bij NQA heeft aangeleverd. Als onderdeel van het onderzoek was er een panelbezoek aan de opleiding. Dit bezoek vond plaats op 8 november 2006. In het panel hebben de volgende personen zitting genomen: De heer drs. G.J. Miltenburg MHA (dagvoorzitter); Mevrouw M. Snel BHRM (NQA-auditor). Het onderzoek betreft een herbeoordeling van de opleiding P&A van de Hogeschool INHOLLAND (visitatie van 2004). De beoordeling is gebaseerd op een eerder beoordelingsrapport van de opleiding P&A (NQA, 2004), daaruit gedestilleerde verbeterpunten (NQA, 2005) en het onthouden besluit van de NVAO met betrekking tot accreditatie van de opleiding P&A (1 februari 2006) waarin de NVAO aangeeft op basis van het VBI-rapport niet tot een besluitvorming heeft kunnen komen. Op basis van deze uitkomst hebben NQA en INHOLLAND een plan van aanpak voor de herbeoordeling opgesteld. Hierop heeft de NVAO gereageerd (5 januari 2006). Dat heeft geleid tot een hieronder beschreven aanpak. Als voorbereiding op de visitatie heeft INHOLLAND een volledig geactualiseerd zelfevaluatierapport geschreven. De werkwijze bij deze visitatie is vastgelegd in communicatie tussen enerzijds NQA, INHOLLAND en NVAO en anderzijds tussen INHOLLAND en NVAO (Brief kenmerk NVAO/20060044/SL, d.d. 5 januari 2006). NQA heeft (middels deskresearch) de opleiding P&A geheel opnieuw beoordeeld. Het panel heeft de geformuleerde kritische punten waar in de correspondentie de NVAO naar wordt verwezen opnieuw beoordeeld. Aanleiding voor de herbeoordeling van de opleiding P&A was het besluit van de NVAO het ingediende rapport (visitatie 2004) af te keuren. De NVAO kon op basis van het rapport niet tot een deugdelijke besluitvorming komen. De reden voor dit besluit betrof onder andere de complexiteit van de opleiding en de doorwerking daarvan in de beoordeling. Voornamelijk bevatte het rapport onvoldoende informatie om een oordeel te kunnen geven over de afzonderlijke locaties en varianten (Besluit, kenmerk NVAO/20060300/CT, d.d. 1 februari 2006). Inmiddels zijn de zogenoemde Sosa-opleidingen P&A van de vestigingen Groningen, Vlissingen en Zwolle verkocht aan respectievelijk de Hanzehogeschool, Hogeschool Zeeland en de Christelijke Hogeschool Windesheim. Op de andere vestigingen van INHOLLAND waar de opleiding P&A wordt aangeboden is de Sosaopleiding P&A per september 2006 ondergebracht bij de deeltijdvariant. In bijlage 5 rapporteert NQA over de Sosa-opleidingen van de Hanzehogeschool Groningen, Hogeschool Zeeland en de Hogeschool Windesheim, waaruit blijkt welke verbeteringen zij hebben ingevoerd.
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid (vt, du, dt)
7
Het panel dat het heronderzoek heeft uitgevoerd, voldoet aan de eisen zoals vastgelegd in correspondentie tussen NQA, NVAO en INHOLLAND. Het panel beschikt over domeinspecifieke deskundigheid, onderwijs- en auditdeskundigheid. Het rapport bestaat uit drie delen: • Deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleidingen op onderwerpniveau worden uitgesproken met daarbij de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. • Deel B: een Facetrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan uit van een vierpuntsschaal (onvoldoende, voldoende, goed en excellent) zoals die door de NVAO is voorgeschreven. Dit Facetrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. • Deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen. Dit rapport is een nieuw rapport dat volledig is gebaseerd op het zelfevaluatierapport 2006 van de P&A opleiding, de bijlagen, het ter inzage gelegde en nagestuurde materiaal en de gesprekken tijdens de visitatiedag. 1.2
Inleiding
Hogeschool INHOLLAND telt ruim 36.000 studenten en circa 2.700 personeelsleden. Hogeschool INHOLLAND biedt verschillende bacheloropleidingen aan, ondergebracht bij zestien Schools. Elke school bestrijkt een ‘kennisgebied’ en heeft een eigen directie. Het onderwijs is ingericht volgens de Europese bachelor-masterstructuur en volgt het majorminor systeem. In de majors zijn de gemeenschappelijke competenties van vergelijkbare opleidingen bijeengebracht. Studenten volgen hun opleiding voor de helft (120 studiepunten) in een major. Naast de majors zijn er twee minoren (ieder 60 studiepunten): een specialisatieminor, vooral gericht op de beroepsspecifieke kwalificaties, en een differentiatieminor, die studenten in staat stelt zich te ontwikkelen tot breed georiënteerde professionals. Hogeschool INHOLLAND biedt per 1 januari 2006 de opleiding Personeel & Arbeid aan in de School of Economics te Rotterdam, de School of Economics te Den Haag (Zuid) en de School of Social Work te Haarlem (Noord). De opleiding wordt in de drie Schools aangeboden binnen de Major Management. De vestiging te Haarlem kent drie dislocaties: Alkmaar, Amsterdam en Utrecht. Deze laatste locatie heeft alleen deeltijdstudenten. Samenwerking binnen de drie Schools en de zes locaties De drie Schools die de opleiding P&A verzorgen, hanteren dezelfde eindkwalificaties met dezelfde toetscriteria en hebben dezelfde onderwijs- en examenregeling (OER). De Schools werken nauw samen bij het opstellen van gezamenlijke kaderdocumenten. Iedere School is
8
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid (vt, du, dt)
verantwoordelijk voor de uitwerking van de kaderdocumenten en de uitvoering daarvan op de eigen School. De organisatie en uitvoering van de examens is in handen van de examencommissies per locatie. Met ingang van het studiejaar 2006/2007 is er een gezamenlijke centrale examencommissie. De toetscommissies zijn per locatie, waarbij Noord één toetscommissie telt. De centrale opleidingscommissie werkt eveneens over de drie Schools heen en ziet toe op de uitvoering van de OER. Gedurende de laatste jaren vonden belangrijke onderwijsontwikkelingen plaats. De samenwerking tussen de Schools leidde tot de implementatie van een nieuw curriculum dat per 2004 wordt aangeboden binnen het programma management (Major Management) aan de hand van competentiegericht onderwijs. Het onderwijs binnen de drie Schools op de verschillende locaties (Noord en Zuid) komt volgens de opleidingen sterk overeen doordat binnen de Schools gewerkt wordt met dezelfde periodeboeken, toetsblauwdrukken, toetsen en onderwijseenheden. Dat laatste wordt ook duidelijk uit de drie studiegidsen. Afstemming in de uitvoering van het programma binnen de Schools vindt plaats via de opleidingsmanagers en in teamvergaderingen voorafgaand aan de uitvoering van een blok. Binnen het Instellingsbeleid is vanaf 2005/2006 uitgesproken dat Schools die eenzelfde opleiding aanbieden dezelfde competenties en criteria dienen te hanteren, maar dat zij vrij zijn om op basis van de criteria zelf het programma in te richten. De SoE’s (Zuid) en de SoSW (Noord) ontwikkelen vanaf 2004/2005 dezelfde periodeboeken en toetsen. Opleidingsvarianten De opleiding P&A wordt in voltijd-, deeltijd en duale variant aangeboden. In het evaluatierapport van de opleiding wordt, gezien de studentaantallen de nadruk gelegd op de voltijd en deeltijdopleiding. Waar er significante verschillen optreden tussen de voltijdse- en deeltijdse variant enerzijds en de duale variant anderzijds wordt dat vermeld. De opleiding P&A van de drie Schools telt in het studiejaar 2005/2006 (oktober 2005) in totaal 1056 studenten. Daarvan zijn er in totaal 25 duale studenten en 403 deeltijd. In volgend schema zijn locaties, varianten en aantal studenten aangegeven. Schema: studentaantallen per locatie en variant School SoE (zuid) SoE (zuid) SoSW (noord) Locatie Rotterdam Den Haag Alkmaar Voltijd 292 108 85 Deeltijd 110 86 60 Duaal 8 2 1 Totaal 410 196 146
Totaal Amsterdam 19 45 1 65
Haarlem 124 36 13 173
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid (vt, du, dt)
Utrecht 66 66
628 403 25 1.056
9
De vroegere Sosa-opleiding is op de locaties Alkmaar, Amsterdam, Haarlem en Utrecht ondergebracht in de deeltijdopleiding P&A van INHOLLAND en valt per september 2006 onder dezelfde OER. Dat betekent dat de deeltijdvariant op de noordelijke locaties twee stromingen kent, de oude Sosa-opleiding tot en met cohort 2005/2006 en de vierjarige deeltijdopleiding P&A welke gelijk is aan de locaties Den Haag en Rotterdam waarbij de onderwijsontwikkeling een jaar later is ingevoerd (vanaf september 2005). De oude Sosaopleiding is in afbouw en is daarom niet meegenomen in de herbeoordeling. Met vrijstellingen op basis van eerder behaalde diploma’s blijft het voor de ‘Sosa-doelgroep’ mogelijk om de vierjarige deeltijdopleiding P&A in drie jaar te doorlopen. Op het moment van visitatie (november 2006) zijn de nieuwe curricula tot en met het tweede jaar op alle locaties gerealiseerd (met uitzondering van deeltijd P&A op Noord) en is het nieuwe derde jaar gestart. Dit jaar omvat een stage. Het vierde jaar (cohort 2003) is het laatste studiejaar dat in 2006/2007 volgens het oude programma wordt doorlopen. 1.3
Werkwijze
De beoordeling van de opleiding P&A heeft plaatsgevonden volgens de werkwijze zoals die is afgesproken tussen INHOLLAND, NQA en NVAO. Deze werkwijze wordt hieronder beschreven. De visitatie vond plaats op basis van het domeinspecifieke referentiekader dat voor de opleiding geldt (zie facet 1.1). NQA onderscheidt drie fasen in de werkwijze: de voorbereidingsfase, het eigenlijke bezoek door het panel en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase. De voorbereidingsfase Allereerst heeft een NQA-auditor deskresearch uitgevoerd waaraan gekoppeld de controle van het zelfevaluatierapport op kwaliteit en compleetheid (de informatieanalyse) en daarmee de bruikbaarheid voor de visitatie. Nadat het zelfevaluatierapport met de bijlagen in orde was bevonden, heeft de auditor een conceptrapport geschreven op basis van het zelfevaluatierapport en de bijlagen (deskresearch). Het panel heeft zich inhoudelijk voorbereid op het bezoek en het conceptrapport besproken en geaccordeerd (oktober 2006). Het geaccordeerde conceptrapport is een week voor het visitatiebezoek toegestuurd naar de opleiding. Daardoor konden de opleiding en het visitatiepanel zich voorbereiden op dit bezoek. Het panel heeft op basis van het zelfevaluatierapport (en bijlagen) en het conceptrapport kernvragen geformuleerd en prioriteiten vastgesteld voor het materialenonderzoek en de gesprekken met de opleiding (8 november 2006). Tijdens een voorbereidende vergadering is het bezoek door het panel voorbereid. De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. Het panel heeft bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In het facetrapport is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd.
10
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid (vt, du, dt)
Het bezoek door het panel NQA heeft in overleg met de opleiding een bezoekprogramma opgesteld (bijlage 3). Er vonden gesprekken plaats met het opleidingsmanagement, docenten en studenten. Aan het begin en tijdens het bezoek is ter inzage gevraagd materiaal bestudeerd. Tussen de gesprekken door heeft het panel zogenaamde ‘schakelmomenten’ ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen-) oordelen. De bevindingen zijn door de panelleden beargumenteerd. De fase van rapporteren Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage opgesteld, bestaande uit een facetrapport en een onderwerprapport, waarin de kwaliteit van de opleiding is beoordeeld. Met dit rapport wordt door de opleiding accreditatie aangevraagd bij de NVAO. In het facetrapport wordt door NQA gerapporteerd op facetniveau. De opleiding heeft in december 2006 een concept van het beoordelingsrapport voor een check op feitelijke onjuistheden ontvangen. Het definitieve rapport is door het panel vastgesteld in januari 2007. Het visitatierapport is uiteindelijk in januari 2007 ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO. 1.4
Oordeelsvorming
In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door NQA in het ‘Beoordelingsprotocol’ zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie ‘Handreiking voor oordeelsvorming’ een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt, het domeinspecifieke kader en een vergelijking met andere relevante opleidingen op een aantal aspecten. Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als sprake is van: • weging van de oordelen op facetniveau; • benchmarking; • generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden; • bepaalde accenten respectievelijk ‘best practices’. In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide) argumentatie is te vinden in het facetrapport. Daar waar een argument of beoordeling voor de deeltijd en óf duale opleiding afwijkt van de voltijd, is dit expliciet vermeld. Indien niet vermeld, gelden voor de deeltijdopleiding en de duale opleiding dezelfde argumentatie/oordelen als voor de voltijdopleiding, aangezien de deeltijd en duale opleiding inhoudelijk gebaseerd zijn op dezelfde onderwijseenheden als de voltijdopleiding. Volgorde en onderwijsmethodieken kunnen daarbij verschillen.
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid (vt, du, dt)
11
1.5
Oordelen per onderwerp
1.5.1 Doelstellingen opleiding Voor de beoordeling van het onderwerp ‘Doelstellingen opleiding’ van de opleiding P&A geldt voor de drie varianten op de zes locaties dat aan het facet niveau bachelor het oordeel ‘goed’ is toegekend en dat aan de twee facetten domeinspecifieke eisen en oriëntatie hbo bachelor het oordeel ‘voldoende’ is toegekend. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding P&A voor de drie varianten op de zes locaties derhalve positief. 1.5.2 Programma Voor de beoordeling van het onderwerp ‘Programma’ van de opleiding P&A geldt voor de drie varianten op de zes locaties dat aan het facet duur het oordeel ‘goed’ is toegekend en dat aan de zeven facetten eisen hbo, relatie doelstellingen en inhoud programma, samenhang in opleidingsprogramma, studielast, instroom, afstemming tussen vormgeving en inhoud en beoordeling en toetsing het oordeel ‘voldoende’ is toegekend. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding P&A voor de drie varianten op de zes locaties derhalve positief. 1.5.3 Inzet van personeel Voor de beoordeling van het onderwerp ‘Inzet van personeel’ van de opleiding P&A geldt voor de drie varianten op de zes locaties dat aan het facet kwaliteit personeel het oordeel ‘goed’ is toegekend en dat aan de twee facetten eisen hbo en kwantiteit personeel het oordeel ‘voldoende’ is toegekend. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding P&A voor de drie varianten op de zes locaties derhalve positief. 1.5.4 Voorzieningen Voor de beoordeling van het onderwerp ‘Voorzieningen’ van de opleiding P&A geldt voor de drie varianten op de zes locaties dat aan de twee facetten het oordeel ‘voldoende’ is toegekend. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding P&A voor de drie varianten op de zes locaties derhalve positief. 1.5.5 Interne kwaliteitszorg Voor de beoordeling van het onderwerp ‘Interne kwaliteitszorg’ van de opleiding P&A geldt voor de drie varianten op de zes locaties dat aan de drie facetten het oordeel ‘voldoende’ is toegekend.Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding P&A voor de drie varianten op de zes locaties derhalve positief. 1.5.6 Resultaten Voor de beoordeling van het onderwerp ‘Resultaten’ van de opleiding P&A geldt voor de drie varianten op de zes locaties dat aan de twee facetten het oordeel ‘voldoende’ is toegekend. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding P&A voor de drie varianten op de zes locaties derhalve positief.
12
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid (vt, du, dt)
1.6
Schematisch overzicht oordelen
Totaaloverzicht van oordelen op facet- en onderwerpniveau Onderwerp/Facet
Locatie/variant
1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau bachelor 1.3 Oriëntatie HBO bachelor Totaaloordeel 2.1 Eisen HBO 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing Totaaloordeel 3.1 Eisen HBO 3.2 Kwantiteit personeel 3.3 Kwaliteit personeel Totaaloordeel 4.1 Materiële voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding Totaaloordeel 5.1 Evaluatie resultaten 5.2 Maatregelen tot verbetering 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld Totaaloordeel 6.1 Gerealiseerde niveau 6.2 Onderwijsrendement Totaaloordeel
Opleiding Personeel & Arbeid, School of Social Work Haarlem (noord): Haarlem, Alkmaar, Amsterdam en Utrecht (alleen deeltijd) Voltijd Haarlem/ Deeltijd Duaal Haarlem/ Haarlem/Alkmaar/ Alkmaar/Amsterdam Alkmaar/Amsterdam Amsterdam/Utrecht Voldoende Voldoende Voldoende Goed Goed Goed Voldoende Voldoende Voldoende Positief Positief Positief Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende
Voldoende
Voldoende
Voldoende Voldoende Voldoende Goed
Voldoende Voldoende Voldoende Goed
Voldoende Voldoende Voldoende Goed
Voldoende Voldoende Positief Voldoende Voldoende Goed Positief Voldoende Voldoende Positief Voldoende Voldoende
Voldoende Voldoende Positief Voldoende Voldoende Goed Positief Voldoende Voldoende Positief Voldoende Voldoende
Voldoende Voldoende Positief Voldoende Voldoende Goed Positief Voldoende Voldoende Positief Voldoende Voldoende
Voldoende Positief Voldoende Voldoende Positief
Voldoende Positief Voldoende Voldoende Positief
Voldoende Positief Voldoende Voldoende Positief
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid (vt, du, dt)
13
Totaaloverzicht van oordelen op facet- en onderwerpniveau Onderwerp/Facet Locatie/variant 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau bachelor 1.3 Oriëntatie HBO bachelor Totaaloordeel 2.1 Eisen HBO 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing Totaaloordeel 3.1 Eisen HBO 3.2 Kwantiteit personeel 3.3 Kwaliteit personeel Totaaloordeel 4.1 Materiële voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding Totaaloordeel 5.1 Evaluatie resultaten 5.2 Maatregelen tot verbetering 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld Totaaloordeel 6.1 Gerealiseerde niveau 6.2 Onderwijsrendement Totaaloordeel
14
Opleiding Personeel & Arbeid, School of Economics Den Haag (zuid) Voltijd Den Haag Deeltijd Den Haag Duaal Den Haag Voldoende Voldoende Voldoende Goed Goed Goed Voldoende Voldoende Voldoende Positief Positief Positief Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende
Voldoende
Voldoende
Voldoende Voldoende Voldoende Goed
Voldoende Voldoende Voldoende Goed
Voldoende Voldoende Voldoende Goed
Voldoende Voldoende Positief Voldoende Voldoende Goed Positief Voldoende Voldoende Positief Voldoende Voldoende
Voldoende Voldoende Positief Voldoende Voldoende Goed Positief Voldoende Voldoende Positief Voldoende Voldoende
Voldoende Voldoende Positief Voldoende Voldoende Goed Positief Voldoende Voldoende Positief Voldoende Voldoende
Voldoende Positief Voldoende Voldoende Positief
Voldoende Positief Voldoende Voldoende Positief
Voldoende Positief Voldoende Voldoende Positief
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid (vt, du, dt)
Totaaloverzicht van oordelen op facet- en onderwerpniveau Onderwerp/Facet Locatie/variant 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau bachelor 1.3 Oriëntatie HBO bachelor Totaaloordeel 2.1 Eisen HBO 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing Totaaloordeel 3.1 Eisen HBO 3.2 Kwantiteit personeel 3.3 Kwaliteit personeel Totaaloordeel 4.1 Materiële voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding Totaaloordeel 5.1 Evaluatie resultaten 5.2 Maatregelen tot verbetering 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld Totaaloordeel 6.1 Gerealiseerde niveau 6.2 Onderwijsrendement Totaaloordeel
1.7
Opleiding Personeel & Arbeid, School of Economics Rotterdam (zuid) Voltijd Rotterdam Deeltijd Rotterdam Duaal Rotterdam Voldoende Voldoende Voldoende Goed Goed Goed Voldoende Voldoende Voldoende Positief Positief Positief Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende
Voldoende
Voldoende
Voldoende Voldoende Voldoende Goed
Voldoende Voldoende Voldoende Goed
Voldoende Voldoende Voldoende Goed
Voldoende Voldoende Positief Voldoende Voldoende Goed Positief Voldoende Voldoende Positief Voldoende Voldoende
Voldoende Voldoende Positief Voldoende Voldoende Goed Positief Voldoende Voldoende Positief Voldoende Voldoende
Voldoende Voldoende Positief Voldoende Voldoende Goed Positief Voldoende Voldoende Positief Voldoende Voldoende
Voldoende Positief Voldoende Voldoende Positief
Voldoende Positief Voldoende Voldoende Positief
Voldoende Positief Voldoende Voldoende Positief
Totaaloordeel
Op grond van voorgaand schema voor de drie opleidingsvarianten van de opleiding P&A op de zes locaties en de inhoudelijke onderbouwing daarvan in paragraaf 1.5, waaruit blijkt dat de opleiding P&A op de zes onderwerpen positief scoort, is de conclusie dat het totaaloordeel over de opleiding op deze zes locaties positief is.
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid (vt, du, dt)
15
16
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid (vt, du, dt)
Deel B: Facetten
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid (vt, du, dt)
17
18
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid (vt, du, dt)
Onderwerp 1
Facet 1.1
Doelstelling van de opleiding
Domeinspecifieke eisen
Voldoende
Criterium: - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De competenties die de opleiding nastreeft zijn gebaseerd op landelijke beroepsprofielen, zoals opgesteld in het Landelijke Overleg P&A (LOPA). Vanaf het cohort 2000/2001 fungeerde het document Format P&A 2000+ als referentiekader voor de eindkwalificaties. In 2004 is dat profiel in het LOPA geactualiseerd op basis van ontwikkelingen in werkveld en onderwijs: Format P&A 2004+. Beide profielen zijn opgesteld in het LOPA en gevalideerd door de Landelijke Werkveld Adviesraad (LWA) en de Nederlandse Vereniging voor Personeelsbeleid (NVP). Het geactualiseerde profiel vormt vanaf 2004/2005 het referentiekader voor de te bereiken competenties voor alle openingsvarianten op alle locaties. De cohorten daaraan voorafgaand zijn gebaseerd op de competenties uit het Format P&A 2000+. In het studiejaar 2006/2007 betreft dit uitsluitend de vierdejaars groepen. Een vergelijking tussen beide profielen door de commissie curriculumonderhoud heeft geleid tot uitbreiding van het programma in het bijzonder waar het gaat om een sterkere internationale gerichtheid. • De opleiding kent een breed beroepsdomein: zowel organisatieontwikkeling als persoonlijke ontwikkeling zijn er onderdeel van. Afgestudeerden komen in diverse functies terecht: zoals personeelsfunctionaris, personeelsconsulent, personeelsadviseur, Human Resource Manager, reïntegratieconsulent, loopbaanbegeleider, vakbondsbestuurder (Format P&A 2004+). De taken en competenties zoals die voor de HRM-professional landelijk zijn geformuleerd, hebben betrekking op de HRMprofessional die werkt op het continuüm van het individuele en organisatorische perspectief binnen de veranderende maatschappelijke, economische en politieke context. Hij zal een actieve bijdrage moeten leveren aan het bereiken van de organisatiedoelstellingen vanuit de optiek van ‘Human Resources’. Afhankelijk van de kenmerken van de organisatie(ontwikkeling) en organisatiecultuur zal de HRMprofessional activiteiten ontwikkelen. HRM-professionals moeten in staat zijn vanuit verschillende contexten te opereren waarbij de belangen van de verschillende ‘stakeholders’ in acht worden genomen. Uit Format P&A 2004+ blijkt verder dat opleidingen P&A in Nederland veelal hebben gekozen voor een P&A breed curriculum. • De aan het beroepsprofiel (Format P&A 2004+) ontleende eindkwalificaties zijn vastgelegd in een competentiekaart Major Management. De competentiekaart onderscheidt drie segmenten: ‘werken aan de klant’ (zij), ‘werken aan de organisatie’ (wij) en ‘werken aan jezelf’ (ik). Daarnaast worden er zes competentiegebieden onderscheiden: klanten, interne processen, mensen, omgeving, professionaliteit en bijdrage leveren aan professionalisering beroepsgroep.
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid (vt, du, dt)
19
•
•
•
De competentiegebieden worden gedekt door vijftien competenties uit het profiel (2004). De segmenten en de competentiegebieden komen ook in het profiel uit 2000 aan de orde. De opleiding heeft beroepenveldcommissies (BVC’s) om de verankering tussen de opleiding en het werkveld te borgen. Per locatie is een BVC actief. Een BVC komt ieder halfjaar bijeen. Daarnaast is recent een centrale BVC gestart. Daarin hebben andere vertegenwoordigers uit het werkveld zitting. Zij bespreken overeenkomstige thema’s (lijst leden centrale BVC, agenda en notulen 20 maart 2006). Het panel heeft notulen van de verschillende BVC’s gezien. Hieruit blijkt dat de onderwijsontwikkeling en de majorminorstructuur in enkele BVC’s is besproken, waaronder de centrale BVC. De opleiding werkt samen met onderwijsinstellingen in Antwerpen, Zweden (Gavle), Litouwen, Edinburgh, Noorwegen (Bergen), Krakow en Suriname. Hiermee vindt programma-, student- en docentuitwisseling plaats (zie ook 2.1). Daarnaast heeft de opleiding de doelstellingen niet internationaal vergeleken. De implementatie van het nieuwe onderwijs heeft voor de opleiding prioriteit. Het panel komt tot de conclusie dat actualisatie van het uitstroomprofiel heeft plaatsgevonden doordat de opleiding de competenties uit het geactualiseerde profiel van het LOPA hanteert (Format P&A 2004+). Deze eindkwalificaties zijn landelijk met werkveld overeengekomen. De onderwijsvernieuwing is in enkele BVC’s aan bod gekomen.
Facet 1.2
Niveau bachelor
Goed
Criterium: - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De eindkwalificaties die de opleiding hanteert, zijn afgeleid van het beroepsprofiel uit Format P&A 2004+. In dit profiel zijn beroepstaken en -competenties gedefinieerd voor een HRM-professional aan de hand van de tien generieke kwalificaties voor een hbobachelor. Als referentiekader voor de bepaling of de eindkwalificaties aansluiten bij internationaal geaccepteerde beschrijvingen, hanteert de opleiding de Dublin descriptoren. • In een matrix wordt overtuigend de relatie gelegd tussen de generieke kwalificaties en de nagestreefde eindcompetenties (2004). In deze matrix relateert de opleiding tevens de tien generieke kwalificaties hbo-bachelor aan de Dublin descriptoren. • Uit de zelfevaluatie blijkt dat de Dublin descriptoren ten grondslag liggen aan de indeling in fase-niveaus die worden onderscheiden in de opbouw van de nieuwe curricula: beroepsgeschikt, stagebekwaam, beroepsgevormd en startbekwaam. Deze fases worden in een bijlage nader omschreven en voorzien van leer- en toetsingselementen. Het panel herkent hierin een toename van complexiteit.
20
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid (vt, du, dt)
Facet 1.3
Oriëntatie HBO bachelor
Voldoende
Criteria: - De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. - De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hbo-opleiding vereist is of dienstig is. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De eindkwalificaties zijn ontleend aan het landelijk vastgestelde beroepsprofiel dat met het beroepenveld is overeengekomen (zie 1.1) en de taakgebieden en competenties in het profiel zijn gerelateerd aan de tien generieke kernkwalificaties hbo-bachelor (zie 1.2). • De opleiding participeert in het LOPA. Daarnaast wordt halfjaarlijks op locatie- en overstijgend niveau gesproken met het beroepenveld in de diverse BVC’s. Daarin komen het niveau en de oriëntatie van de opleiding aan bod. • De beroepsprofielen (2000 en 2004) laten zien dat het beroep van de P&A-er een breed terrein bestrijkt en wordt gekenmerkt door de bijdrage aan de realisering van de doelen van een organisatie, instelling of bedrijf. In de praktijk houdt de P&A-er zich bezig met vier kernvraagstukken: het werken aan zinvolle en productieve arbeidsrelaties, het vaststellen van competenties voor zinvolle en productieve arbeid, het tot stand brengen van en afbouwen van arbeidsrelaties, het management van arbeidsrelaties. Dit gebeurt binnen een drietal terreinen: management en organisatie, personeelsinstrumenten en arbeidsmarkt, en loopbaanontwikkeling. Het panel heeft vernomen dat in het nieuwe onderwijsprogramma de drie terreinen in de specialisatieminor worden aangeboden waarin de student afstudeert. • De opleiding P&A van INHOLLAND heeft een achttal kenmerken van een startbekwame P&A-student geformuleerd, bijvoorbeeld: in het beroepsmatig handelen persoonlijke, beroepsmatige en maatschappelijke verantwoording tonen, oorspronkelijke oplossingen bieden voor complexe, afdelingsoverstijgende problemen, aantoonbare kennis van en inzicht hebben in het vakgebied. De acht kenmerken zijn aldus het panel in overeenstemming met de eindkwalificaties zoals in het beroepsprofiel zijn geformuleerd. • De geformuleerde kenmerken worden als uitgangspunt gehanteerd om het niveau te borgen. Inzicht in het gerealiseerde niveau krijgt de opleiding vanuit de contacten van studenten en docenten met instellingen en bedrijven en de uitkomsten van de HBOMonitor. Het panel stelt vast dat de kenmerken gehanteerd worden op het nieuwe programma.
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid (vt, du, dt)
21
Onderwerp 2
Programma
Met ingang van het studiejaar 2004 wordt de opleiding P&A aangeboden binnen de Major Management met daarbij de verplichte specialisatieminor P&A. Binnen de noordelijke locaties van de SoSW wordt de opleiding per 2005 volgens de major-minorstructuur aangeboden. Op alle locaties worden dezelfde eindkwalificaties gehanteerd met dezelfde toetscriteria, competentiekaarten en toetsblauwdrukken. Er is sprake van een gemeenschappelijk OER, een gezamenlijke BVC, een afgestemd personeelsbeleid en een nagenoeg uniforme programmering. De opleidingen worden aangestuurd vanuit de Schools. De drie opleidingsmanagers voeren locatieoverstijgend afstemmingsoverleg. De drie opleidingsvarianten komen sterk overeen. De studenten moeten dezelfde opleidingscompetenties behalen en volgen dezelfde programmaonderdelen. Het verschil ligt in de leeromgeving en de invulling van de studieloopbaanbegeleiding. Voltijd Alle studiejaren van de voltijdopleiding kennen een binnenschools en een buitenschools deel. Het buitenschoolse programma op de locaties Den Haag en Rotterdam begint in het derde jaar waarin de student 30 weken stage loopt in de beroepspraktijk. Op de noordelijke locaties is dit anders verdeeld. De studenten starten in het tweede jaar in de beroepspraktijk met een stage van tien weken en lopen in het derde jaar een stage van twintig weken. Het vierde jaar vindt vanaf 2007/2008 op alle locaties voor de helft (twintig weken) plaats in de beroepspraktijk. Deeltijd Uitgangspunt is dat de helft van het onderwijs binnenschools en de andere helft buitenschools plaatsvindt. Zoals gezegd in de inleiding kennen de deeltijdopleidingen nog twee stromingen, de vroegere Sosa-opleidingen op de vier locaties van Noord en de vierjarige deeltijdopleiding als variant van de voltijdopleiding. De Sosa-instroom volgt een verkort deeltijd-programma van drie jaar doordat zij op basis van een relevant mbo-diploma (niveau 4) en werkervaring vrijstelling krijgen voor de propedeuse. De vierjarige deeltijdvariant wordt per september 2006 op de vier locaties in Noord aangeboden en valt sindsdien onder de ‘nieuwe’ OER waarin de gemeenschappelijk uitgangspunten zijn vastgelegd. Duaal De duale route is voornamelijk gericht op een instroom vanuit het mbo en jong volwassenen die niet meer voltijd naar school willen, maar werkend willen leren. De opleiding geeft aan dat het programma gelijk is aan dat van de voltijd. Studenten stromen op de locaties Noord in vanaf de tweede helft van het tweede studiejaar. Dat houdt in dat de student vanaf dan 4 dagen in de praktijk werkzaam is en 1 dag per week naar school gaat.
22
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid (vt, du, dt)
Voor de locaties Zuid geldt dat vanaf het derde jaar. De opdrachten in het duale programma zijn vertaald vanuit het voltijdprogramma naar de werkplek van de student. Het duale onderwijs wordt gekenmerkt door de relatie tussen opleiding, werkplek en de student. De samenwerking met de praktijk is essentieel. De opleiding stelt duidelijke eisen aan de werkplek. De opleiding sluit een contract, de Tripartite-overeenkomst, met de werkplek van de student en de student zelf. De werkplek stelt zich zo medeverantwoordelijk voor de opleiding van de student. Facet 2.1
Eisen HBO
Voldoende
Criteria: - Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. - Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. - Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het opleidingsmateriaal dat het panel heeft bestudeerd, omvatte de eerste twee studiejaren van het nieuwe onderwijsprogramma (periodeboeken, toetsen en producten) en de laatste twee studiejaren van het oude onderwijsprogramma (stage- en afstudeerhandleidingen, toetsen en producten). Op het moment van visitatie is het derde studiejaar net geoperationaliseerd waardoor het panel daarvan nog geen resultaten heeft kunnen inzien. Het panel stelt vast dat er gebruik wordt gemaakt van vakliteratuur. Naast de voorgeschreven vakliteratuur, vastgelegd in boekenlijsten, die niet ouder mag zijn dan vijf jaar, wordt er in de periodeboeken verwezen naar verdere bronnen: artikelen uit vaktijdschriften, standaardwerken en publicaties op internet. Het panel acht de literatuur actueel en voldoende relevant. • Het panel heeft in het nieuwe onderwijsmateriaal van de drie Schools voorbeelden gezien van casuïstiek, opdrachten (bijvoorbeeld een mobiliteitsonderzoek bij de NS) en materiaal dat ontleend is aan de beroepspraktijk, waaronder verslagen, rapporten, sheets, software, die als studiemateriaal wordt gebruikt. Het panel concludeert op basis van de periodeboeken en de studiegidsen dat het onderwijs voor de eerste twee studiejaren op de verschillende locaties volgens de dezelfde uitgangspunten wordt uitgevoerd en dat casuïstiek en volgorde waarin perioden aan bod komen, kunnen verschillen per locatie (Studiegidsen 2005/2006 en 2006/2007). Het panel vindt deze colour locale een logisch gevolg van de verankeringen met de verschillende lokale beroepenvelden en acht dit wenselijk voor de relatie van de opleiding op locatie met het veld waarin zij opereert. • In de deeltijd- en duale opleidingen brengen studenten hun eigen ‘authentieke’ beroepssituaties in in de lessituatie. Duale studenten moeten daarbij ook opdrachten die zijn afgeleid van de voltijd in de praktijk uitvoeren.
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid (vt, du, dt)
23
•
•
•
•
•
•
•
24
Uit bestudering van het programma blijkt dat voltijdstudenten vanaf het begin van hun studie ervaring opdoen met de beroepspraktijk door middel van projecten, bedrijfsbezoeken en opdrachten. De student loopt 30 weken stage (hoofdfase) en voert in de tweede helft van het vierde jaar een afstudeeropdracht in de praktijk uit in de vorm van een bedrijfsopdracht. Studenten van Noord voeren in het eerste jaar ook een snuffelstage uit. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van gastdocenten die de inhoud plaatsen in de context van authentieke beroepssituaties. Voltijdstudenten zoeken zelf een stageplek of maken gebruik van het MKB-loket van de Hogeschool waar een databank met stageplaatsen aanwezig is. De docent keurt een stageplaats goed aan de hand van criteria die in stagehandleidingen zijn vastgelegd. Het panel heeft stagehandleidingen voor de diverse locaties ingezien. Deze bieden inzicht in de beoogde doelstellingen middels de geformuleerde stagecriteria en richtlijnen. Van studenten verneemt het panel dat voor hen duidelijk is waaraan hun stage moet voldoen. Duale studenten stromen vanuit de voltijdopleiding in de hoofdfase van de duale opleiding. Dat gebeurt in het tweede of derde jaar (locatieverschillend) aan de hand van een geschikte werkplek waar zij minimaal 32 uur per week moeten werken. De geschiktheid van de werkplek wordt met de functieomschrijving van de student door een docent gecheckt op mogelijkheden voor de gewenste competentieontwikkeling. Op dezelfde wijze wordt de werkplek van deeltijdstudenten gecontroleerd. Deeltijdstudenten dienen vanaf het tweede jaar te beschikken over een relevante werkplek van minimaal 20 uur per week. De eisen aan de werkplek nemen in de loop van de opleiding toe, gelet op de complexiteit van de te toetsen competenties. Een belangrijk uitgangspunt bij de werkplek van duale en deeltijd studenten is dat de taken op hbo-niveau kunnen worden uitgevoerd en dat er een directe relatie bestaat met de ontwikkeling van de door de opleiding vastgestelde competenties. De werkervaring komt tijdens supervisie aan de orde. Uit bestudering van het programma blijkt dat studenten vanaf de propedeuse onderwijs volgen op het gebied van methoden en technieken van onderzoek. Het curriculum besteedt aandacht aan bronnenonderzoek en beoordeling, analyse en beoordeling van onderzoeken, ontwerpen en uitvoeren van (kleinschalig) onderzoek en uiteindelijk het voorbereiden en uitvoeren van toegepast onderzoek in de afstudeerfase. In de nieuwe situatie bestaat het afstudeerproject uit een onderzoek voor een bedrijf. Daarvoor doet de student een voorstel dat door de afstudeerbegeleider goedgekeurd moet worden op grond van de startbekwaamheidscriteria (Major Management en specialisatieminor P&A). Studenten kunnen ook deelnemen aan een internationaal onderzoek in het kader van een Intensive Programm (IP) Flexem. In de huidige ‘oude situatie’ is er op de locaties Noord in de afstudeerfase sprake van toegepast onderzoek in de praktijk dat leidt tot een beroepsproduct. Dit is in mindere mate van toepassing bij het afstuderen op de locaties Zuid binnen de afstudeerrichting Procesbegeleiding. Het panel constateert dat aandacht voor conceptualisering en beleidsmatig denken en werken blijkt uit de gebruikte theoretische modellen van bijvoorbeeld Mintzberg (interne structuuranalyse) in periode 2 (jaar 1), Offman (kernkwadranten) en Kolb (leerstijlen) beide in periode 7 (jaar 2). De curriculumonderhoudscommissie bewaakt de actualiteit van het programma. Deze commissie bestaat uit zes docenten van de drie Schools. Zij vertalen de geluiden die de
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid (vt, du, dt)
•
•
•
•
docenten via bedrijfsbezoeken en/of scholing signaleren in het werkveld of die via de studenten binnenkomen naar adviezen voor de opleidingsmanagers en het ontwikkelteam over mogelijke gevolgen voor het curriculum. Het panel stelt vast dat het programma voldoende aandacht schenkt aan de ontwikkeling van beroepsvaardigheden. Dit vindt plaats in de projectopdrachten, workshops, stage- en werkplekopdrachten en het afstuderen. Voorbeelden van opdrachten waarbinnen aan de ontwikkeling van beroepsvaardigheden wordt gewerkt, zijn: ‘Presenteren en adviseren’ (jaar 1, periode 2), ‘Training loopbaanbegeleiding’ (jaar 2, periode 5) en ‘Werving en selectie’ (jaar 2, periode 6). In de studieloopbaanbegeleiding wordt met reflectieverslagen van studenten aandacht besteed aan de eigen ontwikkeling van de beroepsvaardigheden. Om de Engelse taalvaardigheid van studenten te verbeteren wordt een aantal programmaonderdelen in de Engelse taal aangeboden. In het kader van een sterkere nadruk op internationalisering (zie 1.1) vanuit Format P&A 2004+ is op alle locaties aangestuurd op een intensievere samenwerking met buitenlandse instellingen. Reeds hebben drie studenten een stage in het buitenland uitgevoerd en hebben er uitwisslingen plaatsgevonden voor vier studenten en drie docenten (locaties Noord). Uit het STO 2006 blijkt dat studenten (alle varianten) van de drie Schools tevreden zijn over de mate waarin het studiemateriaal is ontleend aan de beroepspraktijk en dat studenten het programma voldoende actueel vinden. Studenten bevestigen in gesprek met het panel dat zij de actualiteit van het onderwijsprogramma positief vinden evenals het aan de beroepspraktijk ontleende studiemateriaal. De tevredenheid van studenten over de mate waarin zij contacten hebben met de actuele beroepspraktijk wisselt. Studenten uit Rotterdam en de noordelijke locaties zijn hierover zeer tevreden (3,5 op een vijfpuntsschaal en hoger, waarbij wordt uitgegaan van de norm 3,0). Echter studenten uit Den Haag oordelen hierover negatiever (score 2,8). Het panel vindt dit opvallend omdat de programma’s van Den Haag en Rotterdam gelijk oplopen. Evenmin kan de opleiding deze uitkomst verklaren. Het panel concludeert dat het verschil in casuïstiek en volgorde niets afdoet aan de mate waarin kennis en beroepspraktijk aan bod komen in het nieuwe programma. Dit is op iedere locatie gelijk doordat dezelfde uitgangspunten (indicatoren) worden gehanteerd. De curriculumcommissie en de planmatige invoering van de onderwijsontwikkeling borgen dat de varianten en locaties vanaf cohort 2004 hetzelfde P&A programma uitvoeren.
Facet 2.2
Relatie doelstellingen en inhoud programma
Voldoende
Criteria - Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. - De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. - De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken.
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid (vt, du, dt)
25
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • P&A-studenten volgen binnen het huidige curriculum de Major Management (120 studiepunten), de specialisatieminor P&A (60 studiepunten) en differentiatieminors (60 studiepunten). In de major worden de domeincompetenties ontwikkeld. De specialisatieminor P&A (60 studiepunten) betreft de competenties die alleen voor P&Astudenten gelden en wordt ook alleen gevolgd door studenten P&A. • Elke eindkwalificatie (beroepscompetentie) is uitgewerkt in een competentieformulering, een beschrijving van een werksituatie en een zogenoemde ‘uitdaging’. Die uitdaging, die geformuleerd is op het niveau van de beginnende beroepsbeoefenaar, beschrijft wat de student moet kennen en kunnen om de competentie te demonstreren. Daarbij gaat het zowel om kennis- en vaardigheids- als houdingsaspecten (toetsblauwdrukken). Het panel herkent de uitwerking van de competenties P&A (taakgebieden en taakcompetenties, LOPA Format 2004+) in de competentiekaart Major Management en de toetsblauwdrukken. Het panel constateert dat vanaf de cohorten 2004/2005 (deeltijd Noord: vanaf de cohorten 2005/2006) de toetsblauwdrukken weergeven welke competentietaak en taakgebied in welke onderwijseenheid aan bod komt. Dit is voor de eerste twee studiejaren uitgewerkt. • Voordat de major-minorstructuur en het competentiegerichte onderwijs werden ingevoerd was het curriculum gericht op studieresultaten die beschreven werden op drie niveaus: academisch, vakgericht en persoonsgericht. Het onderwijs werd afgewisseld met thema’s of projecten gebaseerd op praktijksituaties. In de studiehandleidingen werd vermeld aan welke aan het beroepsprofiel ontleende kwalificaties het onderdeel bijdroeg. Het programma bood daarbij 25% vrije keuzeruimte conform de beroepsprofielen 2000 en 2004. In het nieuwe programma bieden de differentiatieminors verdieping of verbreding binnen het domein management, waarmee de student een accent op zijn profiel legt. • Differentiatieminors worden binnen de Schools ontwikkeld en door de Hogeschool goedgekeurd alvorens ze worden aangeboden. De examencommissie van de opleiding bewaakt de aansluiting tussen de opleiding en de differentiatieminors die de student kiest. De student moet goedkeuring hebben van de examencommissie voor het volgen van een differentiatieminor. Hiervoor gelden vastgestelde richtlijnen. Voorbeelden van differentieminors die door P&A ontwikkeld zijn ‘internationaal-HRM’, ‘Balanceren tussen mens en organisatie’ en ‘Kwaliteit Arbo en Milieu’. • Op basis van het beroepsprofiel (2004) heeft de opleiding thema’s gekozen die in het nieuwe programma multidisciplinair zijn uitgewerkt. Leerdoelen zijn afgeleid van competenties. Om die vertaling richting te geven zijn eerst competentie-indicatoren opgesteld die zijn opgenomen in de toetsblauwdrukken. De competenties met bijbehorende indicatoren zijn zo gestructureerd dat alle competenties elk jaar aan de orde komen. Het panel heeft de toetsblauwdrukken ingezien en acht de vertaling van de competenties naar het programma adequaat en zichtbaar in de periodeboeken (eerste twee studiejaren). Van de studenten verneemt het panel dat zij de periodeboeken duidelijk vinden en een goed beeld geven waarvoor zij worden opgeleid. Studenten geven in het STO 2006 aan een duidelijk beeld te hebben van het beroepenveld waarvoor zij worden opgeleid. Door de opbouw en transparantie van het curriculum zijn studenten bekend met de nog af te leggen weg. Het panel herkent dit in het nieuwe programma. Uit evaluaties van de onderwijsperioden blijkt dat studenten aan het begin
26
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid (vt, du, dt)
•
•
van elke periode beter geïnformeerd kunnen worden over de competenties die in de betreffende periode centraal staan. In het vierde jaar heeft het panel twijfel bij de wijze waarop de eindkwalificaties zijn uitgewerkt voor de afstudeerrichting Procesbegeleiding te Rotterdam (Inhoudelijke kader afstuderen Procesbegeleiding 2005/2006). De relatie tussen de eindkwalificaties en de leerdoelen acht het panel binnen deze afstudeerrichting dusdanig abstract dat in de uitwerking aan de beoogde economische, juridische en organisatorische aspecten voorbij kan worden gegaan. De opleiding heeft naar aanleiding van de kritiek van het panel na het visitatiebezoek het afstudeerprogramma inhoudelijk aangepast voor het laatste cohort van het studiejaar 2006/2007 (zie verder 6.1). Voor alle cohorten vanaf 2004 constateert het panel dat de vertaling van de competenties (Format P&A 2004+) zichtbaar is gemaakt in de toetsblauwdrukken en dat de competentie-indicatoren herleidbaar zijn terug te vinden in de periodeboeken. Zo is duidelijk welke competentie op welk niveau (per leerjaar) en in welke periode aan bod komt.
Facet 2.3
Samenhang in opleidingsprogramma
Voldoende
Criterium: - Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De verticale samenhang krijgt als volgt vorm: - Er is sprake van een concentrische opbouw; alle eindkwalificaties komen in opeenvolgende jaren aan bod; - Er is sprake van een toenemende zelfsturing en een toenemende complexiteit die expliciet tot uiting komt in de faseniveaus; - De thema’s geven samen een volledig beeld van het vakgebied. In het oude curriculum bieden de leerlijnen in verticale zin een duidelijke samenhang. • Horizontale samenhang wordt bewerkt door de thematische aanpak. Binnen een onderwijsperiode van tien weken werken studenten in een thema aan een opdracht en een daaruit voortkomend beroepsproduct. Het daarvoor benodigde kennis-vaardigheidsen attitudegericht onderwijs wordt flankerend aangeboden. In het realiseren van het beroepsproduct wordt integratie van die onderdelen bereikt. Dit wordt nog duidelijker beoogd in de stage en het afstudeeronderzoek. • In de periodeboeken wordt duidelijk gemaakt hoe het betreffende thema en de inhoud van een periode zich tot elkaar verhouden en hoe dit zich tot de andere periode van het studiejaar verhoudt. Het panel herkent deze samenhang in de bestudeerde periodeboeken (blokken 1 tot en met 7) en oordeelt hierover positief.
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid (vt, du, dt)
27
•
• •
De opleiding borgt de samenhang in het curriculum doordat: - er bij de onderwijsontwikkeling consequent wordt uitgegaan van het geboden referentiekader; - er regelmatig overleg is over de programma’s, waaraan vertegenwoordigers van alle locaties deelnemen; - er analyse en bespreking plaatsvindt van de resultaten van studentonderzoek en er eventueel aanpassingen worden gedaan (zie 5.2). Uit het STO 2006 blijkt dat studenten tevreden zijn over de samenhang in het programma. Dit blijkt tevens uit het gesprek dat het panel met studenten heeft gevoerd. Het panel concludeert dat er sprake is van een evenwichtige samenhang in het programma op alle locaties. Het panel merkt op dat de integratie zoals deze moet plaatsvinden bij de afstudeerrichting Procesbegeleiding niet als zodanig zichtbaar is.
Facet 2.4
Studielast
Voldoende
Criterium: - Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De drie opleidingsvarianten hebben alledrie een omvang van vier studiejaren waarbij elk studiejaar 60 studiepunten vertegenwoordigt. Een studiejaar is ingedeeld in vier onderwijsperioden van elk 15 studiepunten. Dit is voor de oude en nieuwe situatie gelijk. De studielast wordt vastgesteld op grond van het aantal contacturen, de omvang en de moeilijkheidsgraad van de literatuur en van de opdracht. • De onderwijseenheden zijn uitgewerkt in de studiegidsen en in de periodeboeken. Daaruit blijkt dat een onderwijseenheid bestaat uit drie studieonderdelen van elk 5 studiepunten. Per onderwijseenheid komen 2 major en 1 minoronderdeel aan bod. • Wanneer de student studieproblemen ervaart, neemt hij dit op met de studieloopbaanbegeleider. Studenten van het cohort 2003/2004 hebben een tutor met wie zij studieproblemen kunnen bespreken. De studiebegeleiding ontwikkelt zich gedurende de opleiding van gestuurd naar zelfsturend. In de studieloopbaanbegeleiding worden studenten gestimuleerd hun eigen opgestelde planning te verwezenlijken. • De studeerbaarheid van het studieprogramma is expliciet in de evaluaties opgenomen. Per onderwijsperiode wordt de studielast en de spreiding ervan aan de orde gesteld. Indien nodig vinden op basis van uitkomsten bijstellingen plaats. Voorts hanteert de opleiding ter bevordering van de studeerbaarheid een tijdige bekendmaking van les- en toetsroosters, een adequate studieomgeving en duidelijkheid over de opleidingseisen. • Het panel heeft vernomen dat de afstudeerrichtingen in Rotterdam een omvang van 60 studiepunten hebben. Dat vindt het panel veel wanneer een afstudeerrichting, zoals Procesbegeleiding, toegespitst is op één themaonderdeel van het profiel. In gesprekken met docenten en studenten heeft vernomen dat deeltijdstudenten HRM in 2006/2007
28
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid (vt, du, dt)
•
zowel de afstudeerrichting HRM als Procesbegeleiding gaan volgen. Dit zou impliceren dat er een studielast van 120 studiepunten ontstaat. Het is het panel niet duidelijk geworden op welke wijze dit plaatsvindt. De opleiding geeft aan dat componenten van beide afstudeerrichtingen geïntegreerd worden en een studielast van 60 studiepunten kennen. Uit het STO 2006 blijkt dat de studielast naar de mening van studenten op de locaties Noord nog niet voldoende gespreid is. De haalbaarheid van de propedeuse wordt door de studenten goed gewaardeerd, evenals de haalbaarheid van de hoofdfase (scores Zuid: 3,3-4,3; Noord: 2,6-4,1). Dit krijgt het panel bevestigd in het gesprek met studenten. Het panel constateert dat studenten een reëel beeld van de ervaren studielast geven.
Facet 2.5
Instroom
Voldoende
Criteria: - Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Instromende studenten moeten in het bezit zijn van één van de volgende diploma’s: een diploma havo, vwo, een afgeronde propedeuse hbo of een mbo-diploma op niveau 4. Daarnaast kan de student een toelatingsexamen afleggen indien de vooropleiding niet aan de genoemde norm voldoet. • Aan studenten met een verwant mbo-diploma wordt een verkort studieprogramma aangeboden. Het vrijstellingenbeleid is in de studiegidsen beschreven. Tevens kunnen studenten met een verwant mbo-diploma de deeltijdopleiding in drie jaar doorlopen, mits zij beschikken over een relevante arbeidsplaats in het beroepsdomein kunnen zij in het tweede jaar instromen. Bij de intake wordt vastgesteld of studenten hiervoor in aanmerking kunnen komen. Hiermee komt de opleiding de oude Sosa-instroom tegemoet. • Studenten voor de duale opleiding moeten vanaf het tweede jaar (Noord) of derde jaar (Zuid) over een relevante werkplek beschikken. Er is sprake van een intake-procedure waarin wordt bepaald in hoeverre studenten hiervoor in aanmerking kunnen komen. De uitkomst van deze procedure (een assessment) vormt de basis voor het individuele ontwikkelingsplan (IOP) dat de student gedurende zijn opleiding bijhoudt als onderdeel van de studieloopbaanbegeleiding. • Door middel van proefstuderen en oriëntatieactiviteiten van de opleiding binnen het voortgezet onderwijs wordt inzicht gegeven in de gehanteerde werkvormen en de verwachte studiehouding. Zaken die nieuw zijn voor de studenten: competentiegericht onderwijs, projectmatig werken, en studiediscipline worden tijdens de eerste helft van de propedeuse geoefend.
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid (vt, du, dt)
29
•
•
•
Om de aansluiting op de vooropleiding te bevorderen, is er in de propedeuse een studieloopbaanbegeleidingstraject. Tijdens de bijeenkomsten daarbinnen wordt onder meer aandacht besteed aan studiehouding en leerstijlen. Dat gebeurt ook tijdens de bijeenkomsten met de tutor. Met ingang van het studiejaar 2006/2007 is het aantal contacturen voor de propedeuse conform het hogeschoolbeleid met 25% verhoogd, evenals in 2005/2006. Tevens zijn de studiebegeleidingsuren in het rooster opgenomen. Om een goede aansluiting te borgen onderhoudt de opleiding op al haar locaties contact met scholen voor voortgezet onderwijs en voor mbo. Met ROC’s zijn convenanten afgesloten over een verdergaande samenwerking in de beroepskolom. Deze samenwerking varieert per locatie en bestaat onder andere uit programma-uitwisseling, de aanbieding van een pre-hbo-programma of uit de ontwikkeling van een driejarig hboprogramma voor verwante mbo’ers. Het panel constateert dat de opleiding aansluiting met de vooropleiding zo goed mogelijk bevordert. Het panel heeft vernomen dat de opleiding strikte richtlijnen heeft opgesteld en criteria in het studiemateriaal heeft opgenomen met betrekking tot de Nederlandse taalvaardigheid.
Facet 2.6
Duur
Goed
Criterium: - De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum: hbobachelor: 240 studiepunten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De totale studielast voor alle drie de varianten op alle locaties omvat 240 studiepunten (European credits: EC), 60 EC per jaar. De Major Management kent een omvang van 120 EC, de specialisatieminors P&A omvatten totaal 60 EC evenals de differentiatieminors.
Facet 2.7
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
Voldoende
Criteria: - Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. - De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het didactisch concept waar de opleiding zich op baseert is beschreven in het document Backbone Inbeeld. In het zelfevaluatierapport wordt een achttal uitgangspunten beschreven waarvan in de ogen van het panel de belangrijkste zijn: - De vraag van studenten naar variatie en de mogelijkheid om eigen keuzes te maken; - Een competentiegerichte benadering van onderwijs met meer ruimte voor vormen van duaal leren; - Blended learning, een mix van contactonderwijs en e-learning.
30
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid (vt, du, dt)
•
•
•
•
•
•
Uitgaande van de visie op competentiegericht onderwijs is er gekozen voor projectonderwijs met daarnaast flankerend onderwijs als de belangrijkste vorm om de visie gestalte te geven. Centraal in het programma van iedere periode staat een beroepsauthentieke opdracht. De studenten werken daar in groepsverband en projectmatig aan de verwerving van hun competenties. Zij leren daarbij ook leervragen te ontwikkelen wat van belang is voor de toenemende zelfsturing van het leerproces die wordt nagestreefd. Daarnaast zijn er verschillende werkvormen ter ondersteuning van het project. Die zijn te vinden in de periodeboeken. Gedacht moet worden aan: hoorcolleges voor de theoretische input, werkcolleges, opdrachten, workshops, excursies, trainingen. Voor de invoering van competentiegericht onderwijs en de centrale onderwijsontwikkeling kenmerkte de opleiding P&A zich reeds door integratiemomenten in het programma. Naast vakgerichte kennisinhouden werden er in elk studiejaar projecten uitgevoerd die een integratie van kennis, vaardigheden en houdingsaspecten realiseerden bij de studenten. Voor de deeltijd en duale opleiding geldt dat de projecten uitgevoerd worden met behulp van gerichte onderzoeks- en adviesopdrachten die de student op zijn werkplek moet uitvoeren. Hiernaast voeren zij opdrachten uit in het kader van de minors. Het panel leidt uit het bestudeerde materiaal af dat de gebruikte werkvormen passen bij de visie van de opleiding op opleiden. De werkvormen bieden voldoende mogelijkheden om in praktijksituaties de vereiste beroepsvaardigheden en algemene vaardigheden eigen te maken: zelfstandig werken, samen te werken in groepen, werken in multidisciplinaire settings, analyseren, reflecteren, presenteren, rapporteren. Het panel heeft van de studenten vernomen dat duale studenten een dag in de week naar school gaan voor een zogenaamde coco-bijeenkomst (competentiegericht coachen). Dit vindt het panel tamelijk eenzijdig. De opleiding geeft echter aan dat er daarnaast ook trainingen aangeboden worden. Studenten zijn tevreden over de aansluiting van de opleiding op de leerdoelen en over de afwisseling in de werkvormen (STO 2006), waarbij locatie Rotterdam naar beneden wat afwijkt. Het panel komt tot de conclusie dat er in de nieuwe onderwijsstructuur meer sprake is van een integratie van werkvormen ten opzichte van de oude structuur. Het panel acht de gehanteerde werkvormen in de vier studiejaren passen bij het onderwijs dat wordt gegeven.
Facet 2.8
Beoordeling en toetsing
Voldoende
Criterium: - Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd.
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid (vt, du, dt)
31
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Vanaf cohort 2004/2005 geldt dat ook voor de toetsing uitgangspunten en richtlijnen zijn vastgelegd in het document Backbone Inbeeld. Op grond daarvan is het toetsbeleid van de opleiding vastgelegd in een aantal documenten als: Strategisch toetsbeleid SE5, Tactisch toetsbeleid SE5 en een Instructie voor toetsontwikkeling. Inzichtelijk en informatief zijn de toetsblauwdrukken waarin voor de cohorten vanaf 2004 een directe relatie wordt gelegd tussen competentie, indicator, en type inhoud van de verschillende toetsvormen. Voor de studenten zijn toetsvormen, procedures, richtlijnen en criteria vastgelegd in de studiegidsen en de periodeboeken. • In het zelfevaluatierapport is een zevental uitgangspunten voor de toetsing opgenomen zoals: - alle toetsen moeten valide, betrouwbaar, bruikbaar, transparant en specifiek zijn; - een competentie wordt met verschillenden toetsvormen en verschillende contexten getoetst; - toetsen zijn zoveel mogelijk interdisciplinair geïntegreerd en door docenten gezamenlijk ontwikkeld. • De huidige toetscommissie, die bestaat uit docenten van de locaties, zorgt voor de kwaliteit en validiteit van gezamenlijke toetsen in het major-minorprogramma. De taken van de commissie zijn vastgelegd in een protocol dat van toepassing is op alle P&A locaties van INHOLLAND. De SoSW kent één toetscommissie voor haar locaties. Daarnaast functioneert op elke locatie een examencommissie waarin docenten van de opleiding zitting hebben. De directeur van de School of zijn plaatsvervanger is voorzitter van de examencommissie. Deze commissie is belast met en verantwoordelijk voor de organisatie en coördinatie van de toetsen en voor het afnemen van de examens. • Ten behoeve van het competentiegerichte onderwijs (vanaf cohort 2004) zijn er nieuwe toetsvormen ontwikkeld, gebaseerd op het uitgangspunt dat een toets niet alleen afsluit, maar ook moet aangeven wat de student verder moet doen om de benodigde competenties te verwerven. Op basis van het bestudeerde studiemateriaal voor de eerste twee studiejaren concludeert het panel dat voor deze jaren gebruik wordt gemaakt van een variëteit aan toetsvormen: projecttoets (voor de deeltijdstudenten de ‘werkplektoets’), en voor het flankerend onderwijs de (Pre)voortgangstoets, de casustoets en de POPtoets. Deze toetsvormen worden in het zelfevaluatierapport uitvoerig beschreven en zijn herkenbaar in het bestudeerde materiaal. • De opleiding geeft aan dat de stage vanaf cohort 2004 (vanaf studiejaar 2006) wordt beoordeeld aan de hand van de competentieontwikkeling op het niveau van ‘startbekwaam’, een beoordeling van de supervisie en een evaluatiebespreking. ‘Gehanteerde criteria’ zijn vermeld in de stagehandleidingen. De bedrijfsbegeleider heeft een adviserende maar belangrijke inbreng. Voorts geeft de opleiding aan dat het niveau van de eindcompetenties voor de cohorten vanaf 2004 expliciet is opgenomen in de beoordeling van de curriculumonderdelen uit het vierde jaar en de afstudeeropdrachten (vanaf studiejaar 2007/2008). Afstudeerproducten zullen worden beoordeeld door de afstudeerbegeleider en een tweede lezer. In adviserende zin is er een externe deskundige bij betrokken. De beoordeling zal plaatsvinden aan de hand van een beoordelingsformulier met van te voren vastgestelde criteria. Een externe deskundige uit
32
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid (vt, du, dt)
•
•
•
•
•
het werkveld zit bij de eindgesprekken en heeft onder andere als taak om dit aspect te beoordelen. Vanaf cohort 2004 gaan de studenten van de deeltijdopleiding in projectgroepen aan afstudeeropdrachten werken. Een groep bestaat uit drie studenten die ieder een opdracht uitvoeren uit de eigen beroepspraktijk. Voor zijn eigen project functioneert de student als projectleider. Bij de twee andere projecten is hij projectmedewerker. Studenten hebben geen beoordelende rol. De opleiding beoordeelt. Blijkens het zelfevaluatierapport geven studenten in het studentenonderzoek aan dat zij niet altijd tevreden te zijn over de aansluiting van toetsen op het onderwijs. Ook de eerstejaars studenten van de deeltijdopleiding (Haarlem) tonen zich niet tevreden over de aansluiting van de toetsen op de onderwijsinhoud. Uit gesprekken die de opleiding met studenten heeft gevoerd (genoemd ‘panelgesprekken’), is gebleken dat de onvrede van de voltijdstudenten zich met name toespitste op de voortgangstoetsen (multiple choice kennistoets). Om die reden is met ingang van de vierde periode een extern bureau betrokken bij de toetsontwikkeling (bureau ICE). Uit de evaluaties van onderwijsperioden blijkt dat de studenten van meerdere locaties aan het begin van een nieuwe onderwijsperiode niet bekend zijn met de wijze van toetsen en met de inhouden waarop de toetsen betrekking hebben. Ondanks de informatie in de studiegidsen. Hoewel blijkt dat in de loop van het studiejaar studenten hier positiever over worden, ligt hier wel een aandachtspunt voor die locaties. Uit de gevoerde gesprekken en het STO 2006 blijkt dat studenten van de locaties Den Haag en Rotterdam ontevreden zijn over de termijn die nodig is om examenresultaten na te kijken. De in de onderwijs- en examenregeling vermelde periode wordt niet altijd nagekomen. Hoewel het STO 2006 verbetering laat zien in de tevredenheid van studenten over de inhoudelijke terugkoppeling van toetsen, projecten en opdrachten, is de norm 3,0 (zelfevaluatierapport) gemiddeld nog niet bereikt voor de locaties Zuid (gemiddelde score Zuid 2,8; Noord 3,0). Vanaf het studiejaar 2006/2007 zullen de terugkoppelingsmomenten op de vorige onderwijsperiode worden ingeroosterd aan het begin van een nieuwe onderwijsperiode. Van studenten heeft het panel vernomen dat er sprake is van verbetering op bovengenoemde punten. Aanscherping bij de verdere invoering van het onderwijsconcept moet aldus de opleiding bijdragen aan het verbeteren van de tevredenheid van de studenten. Het panel constateert dat de toetssystematiek voor het nieuwe onderwijsprogramma adequaat is uitgewerkt en bijdraagt aan het ontwikkelen van een eenduidige toetspraktijk en het borgen van het niveau van de toetsen. Docenten ontwikkelen toetsen aan de hand van vaststaande richtlijnen welke door de toetscommissie worden aangedragen. Via evaluatie van onderwijseenheden wordt het resultaat beoordeeld. De opleiding geeft aan dat voor de invoering van het competentiegerichte onderwijs zaken rondom toetsing en beoordeling werden vastgesteld door het team binnen de kaders van de Onderwijs- en Examenregelingen. Tentamens werden conform het toetsbeleid van de Schools of Economics gemaakt door meerdere docenten. Beoordelingen van projecten gebeurden door meerdere docenten op grond van vastgestelde criteria. In de vierdejaars groepen in het studiejaar 2006/2007 is de nieuwe centrale toetsontwikkeling nog niet van toepassing. Hierbij vindt naar zeggen van de opleiding per periode geïntegreerde toetsing plaats van behaalde leerdoelen en daaraan
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid (vt, du, dt)
33
•
•
gekoppelde competenties. Dit gebeurt op basis van projectwerkstukken. Daarnaast worden alle andere onderwijsonderdelen getoetst met mondelinge of schriftelijke tentamens, individuele of groepswerkstukken, verslagen en/of presentaties. De beoordelingsaspecten die in de afstudeerrichtingen (Den Haag en Rotterdam) worden gehanteerd, zijn aldus de opleiding gefiatteerd door HRM-deskundigen. Tot cohort 2004 vindt het afstuderen op de verschillende locaties op verschillende wijze plaats, maar is voor zover het panel heeft kunnen vaststellen per locatie voor de drie varianten gelijk. Het panel beoordeelt de wijze waarop beoordeling en borging van het eindniveau op de locaties Noord plaatsvindt positief (Handleiding Haarlem 2005/2006). De beoordelingscriteria zijn duidelijk geformuleerd en voldoende concreet. Het panel concludeert voor de locatie Rotterdam op basis van de bestudeerde afstudeerhandleidingen (Procedure HRM deeltijd Rotterdam 2005/2006, Handleiding P&A voltijd Rotterdam, Handleiding afstuderen Den Haag 2005/2006, Studiehandleiding afstudeerrichting Procesbegeleiding 2005/2006 en Inhoudelijk kader afstudeerrichting Procesbegeleiding 2005/2006) dat de wijze waarop de opleiding aldaar het eindniveau in het afstuderen borgt niet voldoende is. In de hoor en wederhoor procedure heeft de opleiding aangetoond dat de kritiek van het panel meteen is opgepakt. Verbeteracties zijn opgenomen in relevante documenten voor het studiejaar 2006/2007 (Verbeteracties afstudeerrichting Procesbegeleiding P&A Den Haag en Rotterdam, Afstudeerhandleiding 2006/2007 Den Haag, Rotterdam afstudeerrichting Procesbegeleiding en Persoonlijk ontwikkelingplan, januari 2007). Voorgaande conclusies van het panel leiden tot een positief oordeel op dit facet voor de locatie Rotterdam.
Onderwerp 3
Facet 3.1
Inzet van Personeel
Eisen HBO
Voldoende
Criterium: - Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het personeelsbeleid is in eerste instantie hogeschoolbeleid. Richtinggevend zijn de kaders van de Hogeschool INHOLLAND. Het personeelsbeleid van INHOLLAND is gebaseerd op de methodiek van performance- en competencemanagement (PCM). Daarbij wordt gewerkt met competentieprofielen. Daarin is onder meer vastgelegd welke competenties verwacht worden als het gaat om het leggen van een verbinding met de beroepspraktijk. Per School zijn de kaders uitgewerkt in een personeelsplan. Deze plannen vormen weer de basis voor de personeelsplannen per opleiding. Bij de werving van personeel gaat de voorkeur uit naar mensen met een onderwijsbevoegdheid en met ervaring in het P&A-domein.
34
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid (vt, du, dt)
•
•
•
Volgens het zelfevaluatierapport is meer dan de helft van de docenten afkomstig uit de praktijk en/of gedeeltelijk werkzaam in de praktijk door deelname aan projecten in samenwerking met instellingen. Daarnaast is vrijwel elke docent betrokken bij begeleiding in het buitenschools curriculum, bij de afstudeerbegeleiding of door docentenstages waardoor contact met de beroepspraktijk gewaarborgd is. In de CV’s worden de kwalificaties waarover de docenten beschikken helder. Hieruit blijkt dat een deel van 49 docenten naast hun werk als docent werkzaam zijn op het gebied van P&A. Het merendeel daarvan is werkzaam als trainer of coach bij een onderneming of voor een eigen (advies-)bedrijf. Voorts worden regelmatig gastdocenten uitgenodigd als de benodigde expertise in het team niet aanwezig is. Studenten zijn, zoals blijkt uit de studentonderzoeken en het gevoerde gesprek, tevreden over de mate waarin docenten op de hoogte zijn van de beroepspraktijk: Rotterdam 3.4, Den Haag 3.7, Noord 3.8.
Facet 3.2
Kwantiteit personeel
Voldoende
Criterium: - Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In de Kaderbrief 2005/2006 is een docent/fte’s-ratio van 1:28 vastgesteld, de opleiding voldoet hieraan. Op de locatie Rotterdam is 14,79 fte’s (16 docenten) aan eigen formatie beschikbaar voor de 410 P&A studenten. Dit leidt tot een verhouding fte’s-studenten van 1:27,7. De locatie Noord beschikt over 16,30 fte’s (24 docenten) voor 450 studenten. De verhouding bedraagt daar 1:27,6. De locatie Den Haag heeft voor de opleiding P&A een formatieruimte van 8,62 fte’s (9 docenten). Op een totaal van 196 studenten komt dit op een verhouding van 1:22,7. Daarnaast maakt de opleiding gebruik van gastdocenten (zie 3.1). • De opleiding drukt de werkbelasting van docenten uit in jaartaakoverzichten. Indien bijvoorbeeld het aantal eerstejaarsstudenten in belangrijke mate hoger uitvalt, vinden aanpassingen aan de taken plaats. • Uit medewerkersonderzoek is duidelijk geworden dat docenten een hoge werkdruk ervaren, met name als gevolg van de ontwikkeling en implementatie van het nieuwe curriculum. Er zijn al maatregelen genomen om de druk te verlichten zoals een wijziging van de procedure om taken te verdelen en de inzet van extra middelen. • De ziekteverzuimpercentages over de periode van 1 januari 2003 tot 31 december 2005 bedragen voor de locatie Rotterdam 4,0%, Den Haag 6,2% en Noord 6,7%. Dit is voor de locaties Den Haag en Noord boven het streefpercentage van 5%. In Den Haag wordt het relatief hoge ziekteverzuim verklaard door langdurig ziekte van twee personeelsleden. Voor de locatie Noord geeft de opleiding aan dat er in vergelijking met de jaren daarvoor een verbetering is opgetreden die gewijd wordt aan bijvoorbeeld de realisatie van extra personele inzet en een ziekmeldingsprocedure met strakkere richtlijnen.
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid (vt, du, dt)
35
•
•
Uit het medewerkersonderzoek komt naar voren dat docenten overwegend tevreden zijn over de werkomstandigheden op de verschillende locaties. Medewerkers ervaren in voldoende mate zelfstandigheid, verantwoordelijkheid en prettige contacten met collega’s en studenten. Alleen medewerkers op de locaties Den Haag en Rotterdam geven aan niet altijd genoeg tijd te hebben voor het werk. Van studenten verneemt het panel dat docenten goed bereikbaar zijn vooral per mail. Het panel vindt de kwantitatieve verhouding tussen docenten en studenten passend voor het onderwijs dat wordt geboden.
Facet 3.3
Kwaliteit personeel
Goed
Criterium: - Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Zoals in 3.1 is gemeld, wordt gewerkt met PCM om de onderwijskwaliteit te garanderen. Afspraken worden gemaakt op het niveau van management (jaarplan), teams en individu (IPOP). Voor elke functie zijn competentieprofielen opgesteld. Bij de samenstelling van de teams wordt gelet op de verschillende rollen die docenten binnen INHOLLAND hebben. Naast die van expert en onderwijsontwikkelaar, vervullen zij ook andere rollen zoals studieloopbaanbegeleider, tutor, toetsontwikkelaar, assessor, onderzoeker en coördinator. De opleidingsmanager is er verantwoordelijk voor dat een team zodanig is samengesteld dat er voor alle rollen voldoende potentieel aanwezig is. • Vanaf 2003/2004 wordt gewerkt met het Individueel Performance en Ontwikkelingsplan (IPOP). Jaarlijks voeren de opleidingsmanagers met alle medewerkers een IPOP- en functioneringsgesprek en uiteindelijk een beoordelingsgesprek. De opleiding hanteert hierbij een volgtijdelijkheid. De IPOP-gesprekken vinden aan het begin van het studiejaar plaats, de functioneringsgesprekken halverwege en de beoordelingsgesprekken rond mei/juni. Ontwikkeling en scholing zijn vaste bespreekpunten. • De Schools stellen naast beroepsspecifieke kennis, ook didactische eisen aan de docenten. Nieuwe docenten die nog niet in het bezit zijn van een didactische aantekening voor het hbo, volgen bij gebleken geschiktheid en als er uitzicht bestaat op een vast dienstverband een didactische opleiding. Een jaarcoördinator begeleidt nieuwe docenten. • Scholingsafspraken worden gemaakt in het IPOP, verantwoording vindt plaats in het functionerings- en beoordelingsgesprek. Gezien de onderwijsontwikkelingen binnen de Hogeschool, worden de verplichte scholingsuren voor een groot deel ingevuld met interne studiedagen. Het afgelopen jaar heeft de scholing vooral in het teken gestaan van de onderwijsvernieuwingen: competentiegericht onderwijs, studieloopbaanbegeleiding, toetsing, internationalisering (business English) en ontwikkelingstrajecten voor het management, zoals het management development traject.
36
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid (vt, du, dt)
•
•
•
•
•
•
Daarnaast bieden de kenniskringen binnen Hogeschool INHOLLAND aan een aantal docenten de mogelijkheid zich verder te specialiseren in hun vakgebied, bijvoorbeeld door het doen van onderzoek. Deelname aan congressen, seminars en studiedagen over nieuwe ontwikkelingen in het beroepenveld of binnen het vakgebied van een docent, wordt, afhankelijk van de belangstelling en deskundigheid van de docent, mogelijk gemaakt. Terugkoppeling hierover vindt plaats in het teamoverleg op de Schools. Binnen het project ‘Kiezen voor professionals’ is een competentieprofiel voor medewerkers opgesteld dat aansluit bij het competentiegerichte onderwijsconcept van de Hogeschool. Recent zijn de functies opnieuw gewaardeerd op basis van de Hay systematiek. Een aantal medewerkers van de opleiding P&A is getraind als studieloopbaanbegeleider. Omdat de opleiding P&A op een aantal INHOLLAND locaties wordt aangeboden is teamvorming een belangrijk aandachtspunt. Deze teamvorming wordt verder ontwikkeld tijdens een jaarlijkse tweedaagse. Uit de CV’s van de docenten blijkt dat ongeveer een derde van 49 docenten een docent met een P&A-achtergrond is. Het panel vindt dat de docenten passende achtergronden hebben, waarbij de breedte van het beroep wordt afgedekt. Daarnaast hebben bijna alle docenten een cursus voor een didactische bevoegdheid genoten. Studenten geven in het studentevredenheidsonderzoek aan tevreden te zijn over de didactische deskundigheid van de docenten. Dit beeld komt overeen met de overige onderwijsevaluaties. De inschatting van de eigen kwalificaties van de opleiders is af te leiden uit de eigen waardering van hun functie welke een positief laat zien (scores MTO 2006 3,0-3,6).
Onderwerp 4
Facet 4.1
Voorzieningen
Materiële voorzieningen
Voldoende
Criterium: - De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding stelt in het zelfevaluatierapport dat studenten en medewerkers beschikken over ‘goede, herkenbare en adequate studielandschappen, bibliotheken/studieruimten en studiematerialen’. De opleiding beschikt in Alkmaar, Amsterdam, Den Haag, Haarlem, Rotterdam en Utrecht over gebouwen met ruimtes voor colleges (klassikaal), werken in kleine groepen en zelfstudie. Bij de inrichting van de Schools heeft elke major een eigen plek gekregen. Docenten hebben de beschikking over een ‘flexwerkplek’, een internetadres en een eigen ruimte op het netwerk. Deze zijn tot op een bepaalde hoogte tevens van buiten de Hogeschool bereikbaar.
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid (vt, du, dt)
37
•
•
• •
•
De voorzieningen zijn door de week ruim toegankelijk. Met uitzondering van de vrijdag avond kunnen studenten en docenten van ’s ochtends tot ’s avonds op de locatie zijn. Via de Servicedesks kunnen de studenten en medewerkers audio-, ict-, film- en videoapparatuur lenen. Bovendien kan men hier terecht voor gebruikersondersteuning en advies op audiovisueel gebied en er kan spreekruimte gereserveerd worden. Bibliotheken en studieruimten zijn aanwezig. Studenten kunnen op de locaties werken in de Open Leer Centra (OLC)/computerlokalen. Er zijn ook maatregelen genomen om de bereikbaarheid te vergroten. De studie en werkplekken van studenten en docenten zijn voorzien van computers. Daarnaast zijn er aansluitingen voor laptops aanwezig. Het aantal computers is op de locatie Haarlem op grond van een studentenevaluatie sterk uitgebreid (70 stuks). De computer/studentratio voldoet nu op alle locaties aan de streefwaarde 1:10 van INHOLLAND. Regelmatig worden er ruimtemetingen uitgevoerd om gebruik en bezettingsgraad van de voorzieningen vast te stellen en eventueel te verbeteren. Het STO 2006 laat een overwegend positief beeld zien wat betreft de voorzieningen. Iets minder tevreden oordelen studenten over de ruimten die beschikbaar zijn voor zelfstudie. Dit laat een gemiddelde score van 3,0 zien, terwijl over het algemeen positiever over de ruimten wordt geoordeeld (gemiddelde scores ruimten: Den Haag 3,6; Rotterdam 3,5; Noord 3,4). Studenten zijn verder tevreden over de kwaliteit van de bibliotheek en de kwaliteit van de beschikbare computers. De beschikbaarheid van computers vinden studenten wisselend per dag en per periode. Uit het medewerkersonderzoek 2005 wordt duidelijk dat docenten in Den Haag en Rotterdam niet tevreden zijn met hun werkplek. Het panel heeft kennis genomen van de kwaliteit van de onderwijsvoorzieningen voor docenten en studenten en vindt deze passend bij het onderwijs dat de opleiding voert. Het panel merkt op basis van de evaluatie-uitkomsten op dat er met betrekking tot de docentwerkplekken en zelfstudieruimten voor studenten verbetering plaats dient te vinden.
Facet 4.2
Studiebegeleiding
Voldoende
Criteria: - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Tegelijk met de invoering van het competentiegerichte onderwijs is ook de studieloopbaanbegeleiding ingevoerd (SLB). SLB is over de vier studiejaren verdeeld en is gericht op de toenemende zelfsturing van de student. Uitgangspunten en invulling van de SLB zijn vastgelegd in de Beleidsnotitie Studieloopbaanbegeleiding.
38
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid (vt, du, dt)
•
•
•
•
• •
SLB behelst klassikale begeleiding, begeleiding in kleine groepjes en onbegeleide uren waarbij de student zelf vorm geeft aan zijn leerproces. Hij wordt daarbij geholpen door de studieloopbaanbegeleider. Ook kunnen samen met de SLB’er oplossingen gezocht worden als er sprake is van leerbelemmeringen. In de SLB-gesprekken komen zaken aan de orde als: welke lange termijndoelen heeft de student?, hoe wil hij die bereiken?. De weg die gevolgd moet worden is vastgelegd in het Persoonlijke Ontwikkelingsplan. De resultaten worden bijgehouden in een portfolio. Voor de begeleiding op de stage- of werkplek wordt een praktijkbegeleider van de instelling aangewezen. Deze externe begeleider werkt samen met de begeleider van de opleiding. De stagebegeleider (vanuit de opleiding) bezoekt de student op de stageplek (Stagehandleidingen Rotterdam en Den Haag 2005/2006). Binnen die begeleiding speelt intervisie een belangrijke rol. Die intervisie is gericht op het ondersteunen van de persoonlijke ontwikkeling van de student tot startbekwaam en zelfstandig functionerend professional met een eigen visie. De SLB’er heeft ook een belangrijke taak bij de beoordeling van de geschiktheid van de leerwerkplek voor duale studenten. Daartoe is een aantal duidelijke criteria geformuleerd, bijvoorbeeld ‘de te beoordelen functie heeft bij aanvang van de opleiding minimaal het instroomniveau 3 uit het competentiemodel’. Uitgangspunt voor de coaching is dat de werknemer-student zelf verantwoordelijk is voor zijn eigen leerproces. De studieloopbaanbegeleider zal daarom in probleemsituaties het oplossend vermogen van de student verder helpen ontwikkelen en ondersteuning bieden bij het vinden van oplossingen. Hij bemiddelt en verwijst naar docenten die bij de P&Aopleiding zijn betrokken. In het kader van de competentieontwikkeling zullen zij indien nodig aanvullende opdrachten formuleren. Naast bovengenoemde functionarissen biedt INHOLLAND verschillende begeleidingsdiensten voor studenten aan, zoals het studentendecanaat het pastoraat en de vertrouwenspersoon. De decaan biedt hulp bij het oplossen van studieproblemen of kan vragen beantwoorden over onder meer het studeren en de studiefinanciering. De pastor en de vertrouwenspersoon helpen bij persoonlijke problemen. Uit het STO 2006 blijkt dat studenten van Den Haag en Rotterdam tevreden zijn over ervaringen met studieloopbaanbegeleiding. Op de locatie Haarlem zijn studenten kritisch over SLB, al is er een verbetering ten opzichte van vorig jaar. Er wordt aan verbetering gewerkt met name door scholing van de SLB’ers. Het panel heeft het plan hiervoor in het document Verbeteracties Noord aangetroffen. SLB docenten worden door studenten beoordeeld als ‘deskundig’. De studievoortgang van studenten wordt vastgelegd in het studievolgsysteem People Soft. De studievoortgang kan door studenten digitaal gevolgd worden. Blackboard, de elektronische studieomgeving van de opleiding, is een belangrijk middel geworden om studenten en medewerkers te informeren, om studiemateriaal digitaal beschikbaar te stellen en om met medestudenten en docenten te communiceren. Studenten en medewerkers kunnen ook van huis uit op Blackboard werken. Overigens is de gehele digitale wereld van Hogeschool INHOLLAND vanaf de huisadressen toegankelijk.
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid (vt, du, dt)
39
•
•
Informatie over de Hogeschool, de School en de opleidingen is opgenomen in de studiegidsen. Dit geldt ook voor reglementen, regelingen, studentenstatuut, klachtenprocedure en dergelijke. De studiegidsen zijn digitaal beschikbaar. De tevredenheid van studenten over de informatievoorziening neemt sinds 2004 toe en heeft nu (2006) voor een aantal aspecten (tijdigheid van tentamenroosters, informatie van en nieuwsvoorziening door de School op INsite, inhoud van de studiegids) een aanvaardbaar niveau bereikt. De mate van tevredenheid tussen de locaties (gemiddelde scores informatievoorziening Den Haag 2,9; Rotterdam 3,0; Noord 3,1) varieert. Ten aanzien van de tijdigheid van verspreiding van de tentamenroosters (Den Haag) en lesroosters (Den Haag en Noord) is de streefnorm nog niet behaald. Dit behoeft aldus het panel nog actie. Van studenten verneemt het panel dat de invoering van Peoplesoft een vooruitgang is. Verbeteracties voor SLB zijn geformuleerd voor de locaties Den Haag en Noord (Verbeteracties Den Haag en Verbeteracties Haarlem).
Onderwerp 5
Facet 5.1
Interne kwaliteitzorg
Evaluatie resultaten
Voldoende
Criterium: - De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het kwaliteitszorgbeleid van de opleiding wordt in sterke mate bepaald door het hogeschool- en het Schoolbeleid. Hogeschool INHOLLAND hanteert EFQM als het model voor kwaliteitszorg. Dat wordt gecombineerd met de eisen die aan accreditatie worden gesteld. Het beleid is neergelegd in het document Kwaliteitszorg INHOLLAND; kaderstellend document. • In het kader van de EFQM-systematiek worden er regelmatig interne audits uitgevoerd. De laatste vond voor de Schools plaats in 2005. Daaruit kwam naar voren dat de SoE Rotterdam zich voor de meeste aspecten in fase 2 bevindt. Voor Den Haag geldt fase ½. Over Noord wordt op dit punt geen informatie gegeven. Per School heeft de positiebepaling tot meer of minder actiepunten geleid. Streven is dat in 2010 fase 3 van het INK-model wordt bereikt. • Op basis van het instellingsplan is het hogeschoolbeleid nader geconcretiseerd en uitgewerkt in kwaliteitszorgplannen per School: Kwaliteitszorg School of Economics, juni 2006 Rotterdam en Quality in control 2004/2008 Den Haag, die als bijlagen bij het zelfevaluatierapport werden aangeleverd. NQA vindt met name het eerste document een helder, informatief en werkbaar stuk. Het Haagse stuk is wat algemener en globaler van aard.
40
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid (vt, du, dt)
•
•
•
In de genoemde documenten komen achtereenvolgens aan bod: de stake-holders van kwaliteitszorg, de streefdoelen -inhoudelijke en kwantitatief-, de in te zetten instrumenten, een overzicht van de evaluatiecyclus verdeeld over de verschillende fases van de PDCAcyclus. De opleiding heeft per stake-holder kwalitatieve en daar weer vanaf geleide kwantitatieve streefdoelen geformuleerd. In het document zijn de kwantitatieve streefdoelen per evaluatie-instrument beschreven. Globaal kan de kwantitatieve doelstelling als volgt worden geformuleerd: bij een vijfpuntsschaal wordt gestreefd naar een score van minimaal 3 bij studenten, bij een 10-puntsschaal naar een score van minimaal 6,5. Voor andere staheholders geldt respectievelijk 2,6 en 5,5. Het aantal ontevreden studenten, medewerkers of vertegenwoordigers van het beroepenveld mag volgens de opleiding in ieder geval de 30% niet overstijgen. Uitgaande van een tevredenheid van minimaal 70% vindt het panel de eerder genoemde normen weinig ambitieus. De streefdoelen op vastgestelde onderwerpen worden daar waar nodig per studiejaar geformuleerd in het managementcontract. Als instrumenten worden ingezet: Medewerkerstevredenheid onderzoek (MTO), Student tevredenheid onderzoek (STO), periode -stage en praktijkevaluaties, Evaluatie onderwijseenheden, exitonderzoek, HBO-Monitor, Alumni-onderzoek, Werkveldonderzoek, Stage- en afstudeerevaluaties. Naast deze schriftelijke evaluatie-instrumenten spelen binnen de kwaliteitszorg ook de panelgesprekken, die de opleiding met studenten voert, een rol. Binnen die panels zijn de verschillende studiejaren en groepen vertegenwoordigd. Gesprekken vinden plaats met de opleidingsmanagers en er wordt verslag van gedaan volgens een vast format.
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
Voldoende
Criteria - De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding geeft aan dat de onderwijsevaluaties zoals bij facet 5.1 beschreven, volgens een vaste procedure worden verwerkt en teruggekoppeld. Evaluatieresultaten worden geanalyseerd en vervolgens bekend gemaakt aan docenten en studenten. Indien uitslagen onder de vastgestelde normen vallen, worden deze besproken in de hiervoor genoemde panels. Vervolgens wordt daarvan een verslag gemaakt en wordt er een verbeterplan opgesteld. Voor de opzet van die verbeterplannen is er een duidelijke richtlijn. De verbeterplannen worden ingebracht bij het onderwijs-ontwikkelteam dat locatieoverstijgend is samengesteld. Dit team is verantwoordelijk voor de implementatie. • In het zelfevaluatierapport laat de opleiding aan de hand van een groot aantal voorbeelden zien hoe op grond van evaluaties en andere signalen systematisch gewerkt wordt aan verbeteringen. Hiervoor is al gerefereerd aan actiepunten als gevolg van de interne audits. Op grond van het zelfevaluatierapport 2004 is een actieplan opgesteld om tot verbetering van samenwerking tussen de locaties en verbetering van de kwaliteit van
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid (vt, du, dt)
41
•
•
42
de opleiding te komen. Dit plan dateert van voor de visitatie in 2004 en had betrekking op een dertiental aspecten, waaronder de ontwikkeling van majors en minors, de internationalisering van het curriculum, de aanpak van de studieloopbaanbegeleiding. De opleiding geeft vervolgens aan wat daarvan gerealiseerd wordt of is. Dit wordt toegelicht met concrete voorbeelden. Met ingang van het studiejaar 2005/2006 hanteren alle Schools de zogenoemde verbeterbarometer. Deze barometer geeft de streefdoelen die de Schools hanteren en in hoeverre die bereikt zijn. Het gaat dan om aspecten als: de tijdige beschikbaarheid van college- en tentamenroosters en studieresultaten, de uitval van lessen. De barometerstanden zijn te zien op INsite. Het panel heeft naast de twee genoemde documenten (zie 5.1) verschillende documenten ingezien met betrekking tot kwaliteitszorg. Allereerst zijn alle evaluatieresultaten van het STO 2006, het MTO 2005 en de onderwijsevaluaties voor de drie Schools terug te vinden in Evaluatieresultaten opleiding P&A. Daarnaast zijn aanwezig: - Een concept document Evaluatiebeleid van de SoE Den Haag 2003/2004, december 2003. Dit beschrijft streefdoelen, uitgangspunten, de gehanteerde evaluatieinstrumenten en -procedure (PDCA). - Een document Verbeteracties opleiding P&A Den Haag, april 2005. Dit beschrijft het proces dat moet plaatsvinden nadat evaluatieresultaten bekend zijn, inclusief te hanteren formats voor gesprekken met studenten. - Een document Evaluatieplan SoE Rotterdam 2005/2006, december 2005. Dit document beschrijft hetzelfde als het eerder genoemde concept evaluatiebeleid van de SoE Den Haag. - Het Verbeterplan STO 2006 SoSW Haarlem, oktober 2006. Hierin zijn verbeterpunten vastgesteld voor het studiejaar 2006/2007 voor de locaties Noord naar aanleiding van het STO 2006. Hieruit blijkt onder andere dat prioriteiten worden gesteld en dat verbeteracties gekoppeld zijn aan al lopende verbeteracties. Het panel beoordeelt dit positief. - Een document Verbeteracties Noord n.a.v. studentevaluaties. Dit bevat een A4 met vier onderwerpen waarop vanuit de evaluatie-uitkomsten actie moeten worden ondernomen. De geformuleerde acties zijn concreet uitgewerkt en hebben betrekking op de beschikbaarheid van docenten voor de voltijd, de tijdige beschikbaarheid van het toetsrooster, de beoordeling van SLB en de toetsen. Het panel constateert dat enkele actiepunten zijn uitgevoerd, zoals de beschikbaarheid van docenten: contacturen zijn verhoogd. - Een Actieplan naar aanleiding van de zelfevaluatie in 2004. In dit document zijn verbeterdoelen geformuleerd voor de opleiding naar aanleiding van de opleidingsevaluatie in 2004. Het document gaat bijvoorbeeld in op de ontwikkeling van SLB. - Het document Toelichting Verbeterpunten rapport 2005, OKR augustus 2005. Hierin worden de door NQA geformuleerde verbeterpunten naar aanleiding van de visitatie in 2004 door de afdeling OKR van INHOLLAND toegelicht voor de opleiding P&A.
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid (vt, du, dt)
-
•
•
•
Het document Back to Basics, plan van aanpak medewerkerstevredenheid Rotterdam. Dit document beschrijft een algemene tendens en gaat niet in op concrete verbeterpunten. Dit gebeurt wel voor de locaties Noord in het Plan van aanpak MTO SoSW Haarlem. De Hogeschool stelt de kaders vast voor kwaliteitszorg. Iedere School mag binnen deze kaders een eigen uitwerking aan kwaliteitszorg geven. Aangezien de opleiding P&A organisatorisch is ondergebracht bij drie Schools heeft het panel op basis van de bestudeerde documenten kunnen vaststellen dat er op verschillende wijze wordt omgegaan met kwaliteitszorg. Met het oog op één opleiding P&A op zes locaties verwacht het panel dat de opleiding meer eenheid in de aanpak van kwaliteitszorg nastreeft. Het is het panel opgevallen dat voor één geconstateerd aandachtspunt (Toelichting Verbeterpunten rapport 2005, OKR augustus 2005) de follow-up niet adequaat is. De opleiding heeft in 2005 voor de afstudeerrichting Procesbegeleiding in 2005 kritiek in een document vastgelegd (Toelichting Verbeterpunten rapport 2005, OKR augustus 2005). Deze kritiek is meegenomen bij de invoering van het nieuwe programma. Het panel is echter van mening dat ook voor de zittende studenten Procesbegeleiding verbeteringen hadden moeten worden doorgevoerd, aangezien het hier om het eindniveau gaat. De opleiding heeft in de hoor en wederhoor procedure na het visitatiebezoek op 8 november 2006 aangetoond dat de kritiek nu wel is opgepakt. Voor het studiejaar 2006/2007 (laatste lichting) heeft de opleiding de wijze van afstuderen aangepast evenals de begeleiding van studenten (Verbeteracties afstudeerrichting Procesbegeleiding P&A Den Haag en Rotterdam, Afstudeerhandleiding 2006/2007 Den Haag, Rotterdam afstudeerrichting Procesbegeleiding en Persoonlijk ontwikkelingplan, januari 2007). Het panel komt tot een positief oordeel van dit facet op grond van deze verbeteracties en de implementatie. Het College van Bestuur heeft daarnaast de garantie afgegeven dat de overige punten zo spoedig als dat mogelijk is, geïmplementeerd worden.
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld
Voldoende
Criteria - Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Uit de eerder genoemde beleidsdocumenten (zie 5.1) is al duidelijk dat medewerkers en studenten actief zijn betrokken bij de kwaliteitszorg, zowel binnen de inspraakprocedures als via de evaluatiemethodiek.
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid (vt, du, dt)
43
•
•
•
•
Studenten zijn als volgt betrokken bij de kwaliteitszorg: - ze nemen deel aan evaluaties; - ze worden geïnformeerd over verbeterplannen; - ze hebben zitting in de panels die enkele keren per jaar bijeen komen; - ze zijn vertegenwoordigd in de opleidingscommissie, die volgens de gesprekken naar behoren functioneert; - ze zijn vertegenwoordigd in de School Medezeggenschapsraad. Medewerkers zijn betrokken door: - hun deelnemen aan de medewerkersevaluatie; - het bespreken van evaluaties van onderwijseenheden in de teambijeenkomsten; - de betrokkenheid bij verbeteractiviteiten; - de functioneringsgesprekken die jaarlijks worden gehouden; - vertegenwoordiging in opleidingscommissie en SMR (School Medezeggenschapsraad). Alumni worden betrokken via alumni-onderzoek. In 2006 is een onderzoek uitgevoerd onder afgestudeerden van alle betrokken locaties. De opleiding maakt tevens gebruik van de uitkomsten van de HBO-Monitor, waaraan ze jaarlijks deelneemt. Het werkveld is in eerste instantie betrokken via de beroepenveldcommissies. Deze zijn per locatie representatief samengesteld (overzichten leden BVC’s) en komt twee of drie keer per jaar bijeen. Dat wisselt per locatie. De doelstelling, taak, zittingstermijn en werkwijze zijn vastgelegd in een Reglement beroepenveldcommissie. Hieruit blijkt dat de BVC’s met name de relevantie en actualiteit van het onderwijs bespreken. Specifieke vragen worden door de opleiding voorafgaand aan een bijeenkomst voorgelegd. Bijvoorbeeld met betrekking tot de major-minorstructuur.
Onderwerp 6
Facet 6.1
Resultaten
Gerealiseerd niveau
Voldoende
Criteria - De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Voor de beoordeling van het gerealiseerde eindniveau heeft het panel zich gebaseerd op eindwerkstukken vanuit oude curriculum. Het panel heeft meer dan 40 eindproducten van de diverse varianten en locaties gezien en deze beoordeeld aan de hand van de eindkwalificaties van de opleiding (LOPA Format 2000+) en de Dublin descriptoren. De eerst lichting van het nieuwe curriculum zal in juni 2008 afstuderen.
44
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid (vt, du, dt)
•
•
•
•
•
De opleiding geeft aan dat uit het eerder genoemde alumnionderzoek (zie 5.3) is gebleken dat bijna 70% van de respondenten de items betreffende de beroepsvereisten met een ‘goed’ tot ‘zeer goed’ beoordeelden. Ook werkgevers tonen zich volgens dat onderzoek zeer tevreden over het functioneren van de afgestudeerden. Bijna 95% van de ondervraagden vond de aansluiting tussen opleiding en werk voldoende of hoger. Voor de locaties Noord heeft het panel tien recente eindwerkstukken bestudeerd en komt tot het oordeel dat deze van voldoende hbo-niveau getuigen. Er is sprake van een beroepsproduct waarin de student naar aanleiding van een vraag- of probleemstelling tot conclusies en aanbevelingen komt waartoe hij komt aan de hand van een (klein) onderzoek in de praktijk (het bedrijf). De afstudeeropdracht omvat totaal 20 EC wat het panel reëel vindt en de afstudeercriteria en -procedure zijn duidelijk geformuleerd (Afstudeerhandleiding 2005/2006 Haarlem). De wijze waarop studenten probleemstellingen hebben uitgewerkt, acht het panel wisselend van kwaliteit, maar voldoende. Hierbij vindt het panel de mate waarin toegepast onderzoek aan bod komt, de gehanteerde theorieën en de diepgang van de vraag wisselend van niveau. Voor de locaties Den Haag en Rotterdam heeft het panel meer dan 30 eindwerkstukken bestudeerd, waarvan ruim 20 Procesbegeleiding en zeven HRM. Het panel komt tot de conclusie dat de kwaliteit van de producten van de twee afstudeerrichtingen verschilt. Het panel beoordeelt de afstudeerproducten in het kader van HRM uiteenlopend van kwaliteit, maar beoordeelt het hbo-niveau voldoende. De HRM-onderwerpen (locatie Zuid) beoordeelt het panel mager, maar voldoende. Het panel beoordeelt het eindniveau op basis van de afstudeerproducten van de afstudeerrichting Procesbegeleiding negatief. Het panel constateert dat er geen sprake is van een beroepsproduct en dat het afstuderen intern is gericht (binnenschools). De bestudeerde afstudeerproducten omvatten onderdelen en theorieën, zoals POP- en functioneringsgesprekken, ‘communicatie’ en het begeleiden van jongerejaars studenten die P&A-studenten al zouden moeten beheersen voor aanvang het vierde jaar. Theorie wordt op een dusdanig gestructureerde wijze aangereikt (in de handleiding: bijv. Kolb) dat dit, aldus het panel, studenten niet in voldoende mate in staat stelt om kritische attitude te ontwikkelen. In het licht van het gewenst hbo-niveau (Format P&A 2000+ en Dublin descriptoren) en in het licht van begeleiden in het kader van procesbegeleiding vindt het panel dit onvoldoende uit de verf komen. Met het oog op oriëntatie acht het panel de geformuleerde leerdoelen voor de afstudeerrichting Procesbegeleiding Rotterdam geen adequate vertaling van de beoogde eindkwalificaties en acht het panel de inhoud van de afstudeerrichting te eenzijdig met het oog op het diploma dat wordt afgegeven. De P&A-breedte wordt niet voldoende afgedekt. Het panel vindt dat teveel studiepunten (60 van de 240) gewijd zijn aan de betreffende afstudeerrichting. De wijze waarop het afstuderen op de locaties Zuid plaatsvindt, wijkt af ten opzichte van de locaties Noord (Procedure HRM 2005/2006 deeltijd Rotterdam, Afstudeerhandleiding 2005/2006 Rotterdam, Afstudeerhandleiding 2005/2006 Den Haag). In Rotterdam staat het gehele vierde studiejaar in het teken van het afstuderen (60 EC) en in Den Haag een half jaar (30 EC). In Rotterdam kiest de student aan het eind van het derde jaar uit één van de afstudeerrichtingen: HRM of Procesbegeleiding. De eindopdracht in het kader van de richting HRM omvat bijvoorbeeld in Rotterdam 20 EC en in Den Haag 30 EC. In
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid (vt, du, dt)
45
•
•
•
tegenstelling tot HRM leveren studenten van Procesbegeleiding (Rotterdam) gedurende het hele vierde jaar producten op waarop zij afstuderen. Het panel heeft deze producten gezien. Voor de cohorten vanaf 2004 (eerste lichting studeert af in juni 2008) vindt het panel de uitwerking van de eindkwalificaties zoals geformuleerd vanuit het LOPA 2004+ in de eerste twee jaar van het programma adequaat. Het panel stelt vast dat de opleiding beschikt over voldoende bruikbare instrumenten om de beoogde eindkwalificaties te kunnen behalen: de reguliere toetsing, de procedures rond en de beoordeling van de stage en het afstuderen, de stage- en afstudeerevaluaties, de contacten met de stagebegeleiders van de bedrijven. Uit het opleidingsmateriaal en de gevoerde gesprekken heeft het panel vernomen dat voor de cohorten vanaf 2004 geldt dat op alle locaties de opleiding wordt afgesloten met een afstudeeropdracht in het kader van de specialisatieminor P&A (Major Management en Specialisatieminor P&A). Deze wordt in de beroepspraktijk of op de eigen werkplek (deeltijd en duaal) individueel uitgevoerd. De student moet dan bewijzen dat hij zelfstandig als professional op hbo-niveau kan functioneren. Voor opzet, uitvoering en beoordeling worden er heldere procedures en criteria opgesteld die in handleidingen voor stage en afstuderen worden vastgelegd. Beoordelingscriteria hebben betrekking op de inhoud (probleemstelling, kennis van het onderwerp, controleerbaarheid) en de vormgeving. Het geheel wordt afgesloten met een mondelinge presentatie en verdediging. Bij de beoordeling is naast de begeleidende docent(en) ook een externe deskundige betrokken. Het panel komt op basis van de aanvullende informatie tot een positief oordeel over het gerealiseerde eindniveau. Ondanks de verschillende wijze van afstuderen binnen de diverse locaties en de verschillende oordelen van de het panel over eindwerkstukken, heeft de opleiding laten zien kritiek om te kunnen zetten in verbeteracties. De wijze waarop de opleiding het afstuderen in het nieuwe programma heeft vormgegeven, de aansturing heeft georganiseerd en het eindniveau in de beoordeling gaat borgen, geeft het panel het vertrouwen dat het gewenste eindniveau kan worden bereikt. Verder heeft het panel kunnen constateren dat voor het laatste cohort Procesbegeleiding maatregelen genomen zijn die ingaan op de kritiek van het panel waardoor het afstuderen meer diepgang krijgt. Hierom komt het panel tot een oordeel voldoende op dit facet.
Facet 6.2
Onderwijsrendement
Voldoende
Criteria - Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. - Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers.
46
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid (vt, du, dt)
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het onderwijsrendement wordt, aldus de opleiding, bepaald door het diplomarendement na vijf jaar, de uitval na 1 jaar, de verblijfsduur van uitvallers in het en het propedeuserendement (kwaliteitshandboek 2006/2007). De opleiding hanteert daarbij de volgende streefcijfers: Voor locatie Den Haag: - het diplomarendement na vijf jaar is voor de voltijdopleiding minimaal 55,6%; - het diplomarendement na vijf jaar is voor de deeltijdopleiding minimaal 70,3%. Voor locaties Rotterdam en Noord: - het diplomarendement na vijf jaar is voor de voltijdopleiding minimaal 61,2%; - het diplomarendement na vijf jaar is voor de deeltijdopleiding minimaal 70,3%; - het diplomarendement na vijf jaar is voor de duale opleiding minimaal 52,5%. Aanvullend op bovengenoemde worden op de zes locaties de volgende streefcijfers gehanteerd: - het propedeuserendement na 1 jaar is voor de voltijdopleiding maximaal 33,5%; - het propedeuserendement na 1 jaar is voor de deeltijdopleiding maximaal 23,0%; - het propedeuserendement na 1 jaar is voor de duale opleiding maximaal 25,0%; - uitvallers hebben een gemiddelde verblijfduur van minder dan 1 jaar; - 90% van de uitvallers valt in het eerste jaar uit; - het aantal uit te brengen negatieve bindende studieadviezen bedraagt maximaal 10% van het aantal eerstejaars studenten. • De opleiding geeft aan dat de streefcijfers zijn afgeleid van landelijk gemiddelde waarden, zoals bekend zijn bij de HBO-raad. Daarbij geeft de opleiding aan dat indien een behaald rendement lager ligt dan het streefcijfer, het streefcijfer gelijk blijft en indien een rendement hoger ligt dan het streefcijfer, het streefcijfer met 10% naar boven wordt bijgesteld. Het panel acht de streefcijfers voldoende ambitieus. • De uitval en rendementscijfers van P&A INHOLLAND zijn vergeleken met de landelijke cijfers met behulp van de gegevens van de HBO-raad. De gegevens van de HBO-raad zijn niet opgesplitst naar School en locatie, wel naar opleidingsvariant (de tabel is opgenomen in het document Kwaliteitszorg School of Economics). • Het onderwijsrendement na vijf jaar ligt voor alle varianten boven het landelijke gemiddelde. Voor wat betreft de uitval na 1 jaar blijft dat voor alle opleidingsvarianten onder het landelijke gemiddelde. De gemiddelde studieduur van afgestudeerden ligt onder de nominale studieduur van vier jaar. Hiermee voldoet de opleiding aan haar gestelde streefcijfers.
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid (vt, du, dt)
47
48
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid (vt, du, dt)
Deel C: Bijlagen
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid (vt, du, dt)
49
Bijlage 1:
50
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid (vt, du, dt)
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid (vt, du, dt)
51
52
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid (vt, du, dt)
Deskundigheid cf. Protocol VBI’s; 22 augustus 2005
Panellid NQA: Mevrouw M. Snel
Deskundigheden panelleden Panellid: De heer drs. A. Miltenburg MHA
Bijlage 2:
Relevante werkvelddeskundigheid
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding Onderwijsdeskundigheid
X
X X
X
Studentgebonden deskundigheid Visitatiedeskundigheid
X
X
Panelleden hebben een onafhankelijkheidsverklaring ondertekend. Nadere informatie over de achtergronden van de panelleden:
Panellid de heer drs. G.J. Miltenburg MHA De heer Miltenburg is ingezet als panellid vanwege zijn deskundigheid op het gebied van Gezondheidszorg, Management, Bedrijfskunde en met name Personeel en Arbeid, HRM en Strategisch Beleid. De heer Miltenburg heeft uit opleiding en werkervaring kennis van de accreditatiesystematiek. Voor deze visitatie is de heer Miltenburg daarnaast individueel geïnstrueerd over accreditatie en de werkwijze van NQA. Opleiding: 1970 – 1977 1977 – 1981 1982 – 1986 1989 – 1991 1999 – 2001
VWO Verpleegkundige-A Gezondheidswetenschappen Hogere Bedrijfskunde IBW Master Strategisch Management Gezondheidszorg
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid (vt, du, dt)
53
Werkervaring: 1977 – 1981 1981 – 1982 1986 – 1990 1990 – 1994 1994 – 2001 2001 – 2006
leerling-verpleegkundige verpleegkundige assistent hoofd verplegingsdienst hoofdverplegingsdienst sectorhoofd klinsche zorg manager personeel en arbeid
Cursus: februari 2004
Training Auditor Hoger Onderwijs, NQA i.s.m. Lloyd’s Register
Panellid NQA mevrouw M. Snel Mevrouw Snel heeft als auditor van NQA ervaring met het visiteren van bestaande en nieuwe opleidingen in verschillende domeinen. Zij is bachelor HRM en getraind als auditor Hoger Onderwijs NQA in samenwerking met Lloyd’s Register. Zij is als junior-personeelsadviseur werkzaam geweest bij een zorginstelling (circa 1400 cliënten circa 2500 medewerkers). Daar was zij verantwoordelijk voor de personeelszaken van vier woonclusters, ongeveer 250 medewerkers. Zij beschikt over een relevant P&A netwerk. Opleiding: 2004
bachelor HRM, Personeel & Arbeid, Saxion Hogeschool Enschede
Werkervaring: 2003 personeelsassistent, de Twentse zorgcentra, een woon- en zorginstelling voor verstandelijk gehandicapte mensen. 2004-2005 Jr-personeelsadviseur, de Twentse zorgcentra, een woon- en zorginstelling voor verstandelijk gehandicapte mensen. 2005-heden NQA-auditor, the Netherlands Quality Agency Cursus: maart 2004
54
Training Auditor Hoger Onderwijs, NQA i.s.m. Lloyd’s Register
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid (vt, du, dt)
Bijlage 3:
Bezoekprogramma
Programma visitatie opleiding Personeel & Arbeid op woensdag 8 november 2006 Tijdstip
Programmaonderdeel
08.30 uur
Ontvangst panel
08.40 uur
Materiaalbestudering
12.30 uur
Werklunch
13.00 uur
Interview studentenpanel
14.00 uur
Interview docentenpanel
15.00 uur
Interview opleidingsmanagement, afsluiting
16.00 uur
Besloten paneloverleg
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid (vt, du, dt)
55
Bijlage 4:
Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
Evaluatieresultaten (zie bijlage zelfevaluatierapport) Overzicht studieprogramma’s t/m cohort 2003/2004 Zelfevaluatierapport 2006 Beroepsprofiel Format 2000+ Beroepsprofiel Format 2004+ Competentiekaart Major Management – Minor P&A Format (beroepsprofielen) vergelijking Intensive program (Socrates Programma) Internationaliseringsbeleid INHOLLAND Internationaliseringsbeleidstukken Den Haag, Haarlem en Rotterdam Project International HRM Toetsblauwdruk jaar 1 en toetsblauwdruk jaar 2 Boekenlijst 2005/2006 Boekenlijst Major Management De differentiatieminor Deeltijdonderwijs in majors en minors IHPR beleidsnotitie (afstudeerrichting HRM) Relatieschema (competenties – doelstellingen) Studiegidsen 2005/2006 Den Haag, Haarlem en Rotterdam Studiehandleiding duale opleiding Adviesrapport curriculumcommissie Docenthandleidingen ‘Methoden en Technieken’ en ‘Management’ (jaar 1, periode 4) Studiehandleiding format Studiehandleidingen (periodeboeken jaar 1 en 2, perioden 1 t/m 7) Instroom, overzicht LOB activiteiten Project aansluiting mbo-hbo, Haarlem Afstudeerhandleidingen Den Haag, Haarlem, Rotterdam Afstudeerhandleiding, Afstudeerrichting HRM Rotterdam/Den Haag Afstudeerrichting Procesbegeleiding, informatiebundel Afstudeerprocedure deeltijd HRM Rotterdam Handleiding scriptie en eindgesprek Rotterdam 29 Afstudeerproducten 2004/2005 en 2005/2006 Alkmaar, Amsterdam, Den Haag, Haarlem, Rotterdam en Utrecht Backbone Inbeeld (onderwijsconcept) Stagebeoordelingsformulieren Stagehandleidingen Den Haag, Rotterdam en P&A Rotterdam Instructie toetsontwikkeling, SE5, ontwerpen casustoets Onderwijs- en Examenreglement P&A deeltijd Strategisch toetsbeleid, SE5 Toetscommissie Evaluatie taaktoedeling Noord Taaktoedeling en taakplaatjes Rotterdam Taaktoedelingsbeleid Noord Brochure scholingsplan Haarlem
56
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid (vt, du, dt)
Medewerkersonderzoek 2005, Den Haag Medewerkersonderzoek 2005, INHOLLAND Scholingsactiviteiten, SoE, Rotterdam Scholingsplan, uitvoering, SSW Haarlem Sturen op resultaten, discussienota management Rotterdam Studiehandleiding digitaal portfolio Blackboard in major en minor Individueel portfolio POP verslagen Reflectieverslag SLB-gesprek, periode 2 Studiehandleiding SLB, jaar 1 Studieloopbaanbegeleiding, beleidsnotitie SE5 Werkboek SLB, jaar 2 deeltijd INHOLLAND validatie- en accreditatie orgaan Kwaliteitszorg, SoE, Rotterdam, Kwaliteitszorg, SSW Haarlem Handboek kwaliteitszorgsysteem, Haarlem Quality in Control, kwaliteitshandboek Den Haag Evaluatieplan Rotterdam Studentenonderzoeken 2006 Den Haag, Haarlem en Rotterdam Studentenonderzoek, rapporten Studentenonderzoek 2006, resultaten Schools Actieplan n.a.v. zelfevaluatie 2004 Acties n.a.v. MTO 2004 Back to Basics, plan van aanpak MTO, Rotterdam MTO, plan van aanpak, Haarlem Rapportage verbetermaatregelen INHOLLAND Toelichting Verbeterpunten rapport 2005, OKR augustus 2005 Verbeteracties Den Haag Verbeteracties n.a.v. studentenevaluaties Haarlem Verbeterplan STO 2006, Haarlem Voorstel ‘herschikking organisatie SWW Haarlem’ Rapport onderzoek alumni P&A, 2002-2005, deel A en B Alumni onderzoek P&A 2002, Rotterdam Werkveldonderzoek, Hogeschool INHOLLAND Begrotingen 2005/2006 en 2006/2007 Businessplannen Den Haag, Haarlem en Rotterdam Instellingsplan 2006/2010 Jaarverslag 2005 INHOLLAND Clusterplan Management Rotterdam BVC verslagen Aanvraag lectoraat HRM en persoonlijk ondernemersschap
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid (vt, du, dt)
57
58
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid (vt, du, dt)
Bijlage 5:
Rapportage over de overgenomen Sosa-opleidingen die in 2004 nog onder Hogeschool INHOLLAND vielen: Hanzehogeschool Groningen, Christelijke Hogeschool Windesheim en Hogeschool Zeeland
Het accreditatieproces van de Sosa-opleidingen is in 2003 gestart door Hogeschool INHOLLAND. In het kader hiervan heeft een panel van NQA in 2004 een visitatiebezoek afgelegd en daarover een visitatierapport opgesteld. Lopende dit accreditatieproces zijn de Sosa-opleidingen van INHOLLAND op de locaties Groningen, Vlissingen en Zwolle per 1 januari 2005 verkocht aan respectievelijk de Hanzehogeschool Groningen, Hogeschool Zeeland en Hogeschool Windesheim. Hieronder wordt per hogeschool ingegaan op de verbeteringen die de opleiding heeft doorgevoerd, specifiek met betrekking tot facet 5.2 ‘Maatregelen ter verbetering’, dat in 2004 met een onvoldoende werd beoordeeld door het toenmalige panel. 1
Hanzehogeschool Groningen
Het rapport van de Hanzehogeschool Groningen gaat in op de verbeteringen die zij met betrekking tot het aspect van kwaliteitszorg (facet 5.2) heeft doorgevoerd voor de deeltijdopleiding P&A/Sosa. Specifiek wordt ingegaan op de positionering van de opleiding P&A/Sosa binnen de Hanzehogeschool en de maatregelen die met betrekking tot facet 5.2 zijn doorgevoerd. Daarnaast geven bijlagen van het rapport van de hogeschool inzicht in studentaantallen, het kwaliteitszorgsysteem van de hogeschool en de activiteiten die per jaar in het kader van kwaliteitszorg plaatsvinden binnen het instituut waaronder de opleiding P&A/Sosa valt. Na de overname van de Sosa-opleiding P&A (vestiging Groningen) van INHOLLAND is deze opleiding geplaatst bij de bestaande voltijd- en deeltijdopleidingen P&A van de Hanzehogeschool welke deel uitmaken van het Instituut voor Bedrijfskunde (IBK). Hieronder vallen tevens de opleidingen Managament, Economie en Recht (MER) en Vastgoed en Makelaardij. In het voorjaar van 2005 is P&A/Sosa samengevoegd met de bestaande deeltijdopleiding P&A. In september 2005 is de kwaliteitscyclus conform de hogeschool en het IBK gestart voor de opleidingen die het IBK huisvest. De P&A/Sosa wordt geleidelijk afgebouwd en wordt geleidelijk opgenomen in het vernieuwde curriculum P&A van de Hanzehogeschool. Het nieuwe curriculum is per 1 september 2006 begonnen. Voor de dagelijkse aansturing van P&A/Sosa is een teamleider vanuit het IBK aangesteld die ook P&A deeltijd in portefeuille heeft. Wat betreft de kwaliteitszorg gelden voor het P&A/Sosa programma in afbouw sinds september 2005, dezelfde afspraken die voor alle opleidingen binnen IBK gelden. Deze zijn vastgelegd in het kwaliteitszorgsysteem van het instituut welke als bijlage is toegevoegd aan de rapportage van de hogeschool.
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid (vt, du, dt)
59
Voorts onderbouwt de hogeschool een positief oordeel voor facet 5.2 vanuit verschillende bronnen. Visitatierapport opleiding P&A Hanzehogeschool, NQA 2004: Allereerst geeft de hogeschool aan dat het positieve oordeel van het visitatiepanel dat in 2004 de bestaande opleiding P&A van de Hanzehogeschool heeft beoordeeld ondanks de gewijzigde organisatiestructuur van de hogeschool nog steeds relevant is en kan worden doorgetrokken naar P&A/Sosa. In het addendum van P&A/Sosa Groningen (juli 2006) zijn kernpunten van het toenmalige visitatiepanel weergegeven, waaronder: - de opleiding werkt, conform de afspraken binnen de Hanzehogeschool, met een vierjarige-beleidscyclus en een daarvan éénjarige activiteitencyclus. De opleiding formuleert en implementeert verbeteractiviteiten op zorgvuldige wijze. - Evaluatieresultaten kunnen aanleiding geven tot aanpassingen in het programma. bijstellingen worden aangestuurd door daarvoor aangestelde functionarissen of organen binnen de opleiding. SSA-enquête 2005 (onderzoek naar studenttevredenheid): Hieruit blijkt dat 88% van de deeltijdstudenten, waaronder de Sosa-studenten, tevreden is over ‘het gebruik van het oordeel van studenten voor verbetering van het onderwijs’ (2003: 75%). Auditrapport d.d. 13 april 2006: Dit betreft een rapportage van een intern auditteam van de Hanzehogeschool dat de opleidingen P&A en MER van het IBK heeft beoordeeld op basis van de Methode voor kwaliteitsverbetering van het hoger onderwijs naar het EFQM-model, vierde versie. De conclusies van dit auditteam zijn van toepassing op P&A/Sosa Groningen, omdat deze organisatorisch is ingebed in de P&A deeltijdopleiding. In het addendum van P&A/Sosa Groningen (juli 2006) zijn enkele constateringen van het auditteam genoemd. Deze geven weer dat: - er wordt gewerkt met prestatie-indicatoren, inclusief streefwaarden voor de verschillende opleidingen; - studenten over het genoten onderwijs worden bevraagd na elk onderwijsblok en dat de resultaten daarvan worden teruggekoppeld in studentpanels en in de opleidingscommissies; - de beleidscyclus bij IBK geheel systeemgeoriënteerd is ingericht en dat er een systeem voor integrale kwaliteitszorg is opgezet, maar dat dit nog niet geheel is uitontwikkeld; - IBK op het gebied van beleid en strategie voor zo goed als alle onderdelen fase 3 (systeemgeoriënteerd) scoort; - het instituut gegevens over de tevredenheid van studenten gebruikt voor de analyse en terugkoppeling naar eigen doelstellingen. Samenvatting van het Kwaliteitszorgsysteem Hanzehogeschool Groningen, Instituut voor bedrijfskunde: Het IBK heeft een eigen systeem voor kwaliteitszorg beschreven dat in lijn is met de kaders van de hogeschool. Dit systeem heeft betrekking op alle opleiding van het IBK en dus ook op de P&A/Sosa Groningen. De samenvatting is als bijlage van het addendum toegevoegd. Uit de samenvatting blijkt dat voor de belangrijkste aspecten van de opleiding (welke gelijk zijn aan het beoordelingskader van de NVAO) beargumenteerde kwaliteitscriteria met bijbehorende doelen, streefcijfers en meetinstrumenten zijn geformuleerd. Onderdeel van het kwaliteitszorgsysteem is een overzicht van de metingen die verricht worden om zowel de waardering door klanten als de eindresultaten vast te stellen.
60
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid (vt, du, dt)
De hogeschool geeft verder aan dat het werken met een managementovereenkomst, het Hanzehogeschool management dashboard en de rapportages daarover, de sturing op resultaatgerichtheid borgen. De documenten met betrekking tot kwaliteitszorg worden positief beoordeeld. Het addendum en de bijlagen geven goed inzicht waarop P&A/Sosa Groningen is ingebed in de bestaande P&A deeltijdopleiding van de Hanzehogeschool. 2
Christelijke Hogeschool Windesheim
De Christelijke Hogeschool Windesheim (CHW) geeft aan dat de opleiding P&A/Sosa Zwolle volledig geïntegreerd is in de eigen opleiding P&A en hiermee buiten de accreditatie van de P&A opleiding van INHOLLAND valt. De opleiding P&A van de CHW is geaccrediteerd voor een periode van zes jaar met ingangsdatum 1 januari 2006. De overgenomen Sosa-opleiding P&A van INHOLLAND, vestiging Zwolle, voldoet daarmee aan de basiskwaliteit (NVAO accreditatiekader). NVAO en CHW hebben in een e-mail correspondentie tussen de contactpersonen van NVAO en CHW deze beslisregel bevestigd (27 en 28 september 2006). 3
Hogeschool Zeeland
De Hogeschool Zeeland (HZ) heeft een rapportage Evaluaties HRM overlegd. Hieruit blijkt dat de opleiding P&A is ingebed in het kwaliteitszorgsysteem van de Hogeschool Zeeland. In het studiejaar 2005/2006 is de opleiding gestart met het invoeren van het HZ-evaluatieplan. Het HZ-evaluatieplan geeft weer dat de volgende onderwerpen in de evaluatiesystematiek zijn opgenomen: - programma (course) - startbekwaamheden - stage en afstuderen - studententevredenheid - studierendement - werknemerstevredenheid - voortijdige schoolverlaters - docent functioneren - departement Uit het rapport blijkt tevens dat het HZ-evaluatieplan geïmplementeerd is.
© NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding Personeel & Arbeid (vt, du, dt)
61