Stichting Verdronken Geschiedenis – Coördinatiegroep Verslag van de excursie naar Nordstrand en Eiderstedt, Noord-Friesland op 13-15 april 2012
Uitsnede uit de ‘Ducatus Sleswicum sive lutia Australis’ kaart van Johannes Blaeu met daarop het door de stormvloed van 11-12 oktober 1634 overstroomde eiland Nortstrandt. De kaart werd gepubliceerd in 1662, maar was een heruitgave van een kaart die in 1652 door Johannes Meyer en Caspar Danckwerth werd gepubliceerd. (bron: http://rabbel.nl/nordstrand.html )
-1-
Stichting Verdronken Geschiedenis – Coördinatiegroep Verslag van de excursie naar Nordstrand en Eiderstedt, Noord-Friesland op 13-15 april 2012 Deelnemers: Albert Buursma, Hessel Dubblinga, Wilma Duinkerken, Hidde Feenstra, Egge Knol, Axel Heinze, Yvonne Nijlunsing (allen: Stichting Verdronken Geschiedenis) en Frauke Deppe, Carsten Smidt en Martina Tammen (directeur, resp. stagiair en medewerkster aan het Museum Leben am Meer te Esens).
1. De reis Vrijdag 13 april. - Vanuit Groningen en Warffum vertrokken de Nederlandse deelnemers naar Esens, vanwaar met het busje van Frauke en de auto van Hessel even na 12.00 u de gezamenlijke reis begon. In Friedeburg werd vervolgens Carsten Smidt opgepikt en koers gezet naar Noord-Friesland in Sleeswijk-Holstein, via de noordelijke route (Wezertunnel Bremerhaven), door het oude aartsbisdom Bremen naar de veerpont over de Elbe (Wischhafen-Glückstadt), die een aangename onderbreking van een lange reis vormt. Daarna ging de reis verder door de Elbmarschen en de voormalige boerenrepubliek Ditmarschen, waar tegen de avond op het Eidersperrwerk (foto’s) werd gepauzeerd. Deze stormvloedkering ligt in de afsluitdam van de trechtermonding der Eider, een getijdenrivier, die na de ervaringen van de stormvloed van 1962 werd afgesloten. Omstreeks 19.00 u werd Husum bereikt. Het weer was tijdens de gehele excursie stralend en vergoedde ruimschoots de bezwaren die sommige deelnemers bij hun inkwartiering bij particulieren ontmoetten – tenslotte was het vrijdag de 13e...
Zaterdag 14 april. - Om 8.30 u werd naar Nordstrand vertrokken, een korte reis die langs Schobüll – enige plaats waar het Sleeswijkse (hoge) pleistoceen (Geest) direct tot aan het wad reikt en zeedijken overbodig zijn. Via de dam die sinds 1935 Nordstrand met de vaste wal verbindt arriveerden we bij het plaatselijke museum, waar we werden opgewacht door de conservator Wolf Dieter Dey en onze wadgids Robert Brauer, in het verleden o.a. pachter en enige bewoner van de hallig Südfall. Bij het gezelschap voegden zich vanaf hier Dr. Dirk Meier, archeoloog en freelance-publicist (Wesselburen), en Dr. Sven-Hinrich Siemers, archeoloog en Museumsleiter a.D. van het NordseeMuseum-Nissenhaus te Husum, en diens vrouw. -2-
Zondag 15 april. - Om 10.00 u was het gezelschap in het NordseeMuseum-Nissenhaus in Husum te gast en werd daar rondgeleid door de Leiter a.D. Sven-Hinrich Siemers. De bezichtigde expositie betrof hoofdzakelijk een aanvulling op de indrukken die zaterdag tijdens de excursie in het veld werden opgedaan. Ook werd ons het museumdepot op de zolder van het museum getoond, waar nog vele ongerubriceerde voorwerpen op inventarisatie wachten... Na de middag werd de terugtocht aanvaard, die langs verschillende wegen zonder bijzonderheden verliep.
2. Nordstrand In het museum werd uitleg gegeven over de (voor)geschiedenis van het eiland Nordstrand, waarbij het reeds in 1362 door de zee vernietigde Rungholt centraal stond. Dit was de naam van een regio of havenplaats, die zijn legendarische rijkdom waarschijnlijk hoofdzakelijk aan de handel met het in de omgeving gewonnen (zee)zout dankte. Het huidige Nordstrand is het zuidoostelijke restant van het eiland Strand of Altnordstrand, dat in oktober 1634 door een stormvloed werd vernietigd. Over bleven, behalve het tegenwoordige Nordstrand, het eiland Pellworm en de halligen Nordstrandischmoor en Hamburgerhallig. De rest van dit grote eiland was verloren, daar enerzijds de verliezen aan mensenlevens en de aangerichte schade de kostbare herbedijking door de dijkplichtigen vrijwel onmogelijk maakten. Anderzijds was het maaiveld van Altnordstrand door bodemdaling in de middeleeuwse veenontginingen zover gedaald, dat dit inmiddels onder het niveau van het gemiddelde hoogwater was komen te liggen en het eiland op vele plaatsen als een badkuip volliep.
Het eiland Nordstrand vóór de stormvloed van 1634. Met rode lijnen is aangegeven wat thans nog resteert van het oude eiland Nordstrand: het eiland Pellworm en de schiereilanden Nordstrandischmoor en Nordstrand. Overigens was de vorm van het oude Nordstrand al veranderd door eerdere stormvloeden in 1164 en 1334. (bron: http://rabbel.nl/nordstrand.html )
In het meest westwaarts gelegen Pellworm slaagden de dijkplichtigen er in de dijken van de voornaamste polders (in Noord-Friesland koog genaamd) reeds enkele jaren na de ramp weer -3-
te dichten, hoewel hun totale schade veel groter was dan die op het huidige Nordstrand (75% tegen 40 à 50%). Daardoor kon dit gebied voor de oude inwoners van Altnordstrand behouden blijven en vormde zo een nieuw waddeneiland. De berooide overgebleven inwoners van het zuidoostelijk gedeelte van Altnordstrand slaagden daar niet in en waren verplicht ‘de spade te schieten’ en hun dijken en daarmee landen op te geven. De landsheer, die op financiële gronden geïnteresseerd was in een spoedige herbedijking, trok vervolgens buitenlands kapitaal aan om dit doel te realiseren en daarmee kwam een nieuw bevolkingselement in het land: dijkbouwers uit Zuid-Nederland. In 1691 was zo tweederde van het tegenwoordige (voormalige) eiland Nordstrand herwonnen. In ruil voor hun hulp bedongen de, in overgrote meerderheid katholieke, investeerders privileges, waaronder de vrije uitoefening van hun geloof. Zo ontstond een voor SleeswijkHolstein hoog percentage katholieken (20% van de huidige bevolking), waarin de afstammelingen van Brabantse, Vlaamse en Franse kolonisten een nog steeds herkenbaar element zijn (daaronder onze wadgids Robert Brauer). Een bijzonder aspect van deze herkolonisatie betrof ons bezoek aan de OudKatholieke kerk van Nordstrand (foto), de oudste en enige in deze hoek van Duitsland. Pastoor Georg Reynders lichtte in een boeiend betoog de lotgevallen van de herbedijking van Nordstrand en de ZuidNederlandse immigranten toe. Daarbij kwam ook de geschiedenis van de OudKatholieke kerk aan bod, die een belangrijke wortel in het Nederlandse bisdom Utrecht heeft. Een minderheid van de Nordstrander katholieken sloot zich in de 19e eeuw hierbij aan. Hun kerkgebouw ligt precies op het snijpunt van de dijken van de drie oudste polders. Vlakbij ligt de in oorsprong middeleeuwse kerk van Odenbüll, de enige in de omgeving die de ramp van 1634 overleefde en die na verloop van tijd weer door zijn oude gebruikers, de lutheranen in bezit werd genomen. Hier wordt vooral de geschiedenis vóór 1634 duidelijk: de kerk ligt op een kleine laatmiddeleeuwse lage wierde of terp, hier warft genoemd. Deze werd, evenals de overige huisplaatsen van Altnordstrand, vooral tegen het in de veenontginningen alom oprukkende grondwater opgeworpen. Een voorbeeld van een Wüstung van 1634 ligt ten zuidoosten van de Odenbüller kerk: de verlaten kerkwierde van Evensbüll, waar de fundamenten van de kerk archeologisch zijn getraceerd.
-4-
3. Nordstrand - buitendijks Na de middag werd op dit thema voortgeborduurd tijdens een wadlooptocht aan de zuidzijde van Nordstrand, onder de bezielende leiding van Robert Brauer en Dirk Meier. Dit gebied werd na 1634 buitengedijkt en daarmee het kerspel Hersbüll. Het tracé van de zeedijk vóór 1634 is over enige afstand nog zichtbaar aan de palen die ter versteviging van de planken beschoeiing aan de buitenzijde dienden (post- en paalwerk, Du.: Stackdeich). Op een enkele plaats werden resten van puinstort en planken aangetroffen. Dit betekent dat daar toen geen kwelder (meer) aanwezig was, waardoor de dijk ‘bepantserd’ moet worden.
Foto boven: 1. Hersbüll †. Paalwerk aan de buitenzijde van een voormalige zeedijk. Foto links: Opengewerkt model van een Stackdeich. (Nissenhaus Museum, Husum)
-5-
Een interessant element vormen sloten of greppels in het verloren gegane cultuurland. Deze onderscheiden zich van hun kleiïge omgeving doordat hun bodem uit een harde opvulling met turf bestaat. Mogelijk werd de venige bodem van Altnordstrand verbeterd door het kleigraven of ‘woelen’. Daarbij werd kalkrijke kleigrond van onder de minder vruchtbare bovengrond vandaan gehaald en over het land verspreid. Onbruikbare grondlagen (hier: turfbrokken)
2. Hersbüll †. Vulling van een sloot of greppel met turf van vóór 1634
3. Hersbüll †. Met turfbrokken dichtgegooide greppel
-6-
werden dan in de ‘woelgoot’ teruggestort (meded. Heinze, Meier). Een (onbedoeld?) neveneffect zou dan de drainerende werking van dergelijke dichtgestorte goten kunnen zijn geweest. Volgens een andere opvatting ging het om welbewust aangelegde drainagesystemen (Brauer). In de buurt waren vaag sporen van geploegd akkerland in de bodem te zien. Eveneens bleek er verschil van mening te bestaan over de betekenis van de sporen, die als warftrest met de vage omtrekken van een huis kunnen worden opgevat. De nog vaag zichtbare fundamenten (Brauer) bestonden hier uit zoden. De bijzondere wadlooptocht werd nog gecompleteerd doordat door verschillende deelnemers aardewerkscherven en houtresten werden verzameld.
4. Hersbüll †. Basis van een huiswierde (?). De ovale opbouw uit kleizoden is nog te zien.
4. Eiderstedt Terug op de dijk werd afscheid genomen van de gids Brauer en werd op voorstel van Dirk Meier een excursie onder zijn leiding langs middeleeuwse oude dijken en warften van het schiereiland Eiderstedt gemaakt. Dit weidse kleigebied geeft een goede indruk van het ontstaan van de NoordFriese vastlandskust, die sinds de volle Middeleeuwen ‘koog’ voor ‘koog’ werd ingedijkt. Het interessante is, dat het organisch gegroeide landschap hier nog verregaand onaangetast bleef; grootschalige wierde- en dijkafgravingen bleven achterwege, ruilverkavelingen hebben het landschap niet veranderd en ook horizonvervuiling in de vorm van windmolens en moderne ligboxenstallen ontbreekt vrijwel. Van de Eiderstedtse haubarg, een boerderijtype (16e-17e eeuw) dat in de beïnvloed werd door de -7-
Hollands-Friese stolp resp. stelp, bleken nog heel wat exemplaren voorhanden. Langs smalle, soms halfverharde weggetjes en over oude dijken voerde de reis kriskras, langs bewoonde en verlaten ‘warften’ door het landschap.
5. Kleine haubarg op de warft Stufhusen/Westerhever
Eiderstedt is als het ware opgehangen aan west-oostwaarts verlopende zandruggen (lijn Ording-Tating-Garding-Katharinenheerd). Ten zuiden hiervan langs de rivier Eider ontstonden vanaf de 6e eeuw v. Chr. kwelders, die voor het eerst bewoond raakten vanaf de 1e-2e eeuw na Chr. In het gebied ten noorden hiervan had veenvorming plaats – zoals in het gebied van het latere eiland Strand. Door afbraak van de verder (noord)westelijk gelegen pleistocene zandkernen stroomde de zee het gebied binnen en zette overal klei af. De zo ontstane kwelders raakten vanaf de 12e eeuw bewoond en werden vervolgens ingedijkt. In dit langzaam voortschrijdende proces groeiden de eilanden Westerhever, Osterhever-Everschop, Utholm en Eiderstedt ten slotte aan elkaar en vormden het tegenwoordige schiereiland. Meestal bleef men ook om veiligheidsredenen na de bedijking nog op de ‘warften’ wonen, die in tegenstelling tot de onze, niet organisch zijn gegroeid, maar in één keer opgeworpen. Zij zijn dan ook vaak hoger dan de middeleeuwse zeedijken, die hooguit 2 m boven het maaiveld uitstaken. Bij sommige is het oude halligkarakter van het gebied vóór de bedijking nog aanwezig, d.w.z. de ‘warft’ heeft een fething, een zoetwatervijver.
6. Fething op de hoge, verlaten warft Schockenbüll/Marschkoog. Op de achtergrond twee kleinere, nog bewoonde huiswierden
-8-
5. Nordsee Museum Nissenhaus te Husum Op zondag 15 april was het gezelschap om 10.00 u te gast in het NordseeMuseum-Nissenhaus in Husum en werd daar rondgeleid door de Leiter a.D. Sven-Hinrich Siemers. De bezichtigde expositie betrof hoofdzakelijk een aanvulling op de indrukken die zaterdag tijdens de excursie in het veld werden opgedaan. Ook werd ons het museumdepot op de zolder van het museum getoond, waar nog vele ongerubriceerde voorwerpen op inventarisatie wachten...
Na de middag werd de terugtocht aanvaard, die langs verschillende wegen zonder bijzonderheden verliep. We kunnen terugkijken op een bijzonder geslaagde excursie! Met speciale dank aan Dirk Meier. © Stichting Verdronken Geschiedenis 2012. Tekst: Hidde Feenstra. Foto’s: Yvonne Nijlunsing en Hidde Feenstra. Vormgeving: Karel Essink
-9-
Bijlagen: Bij dit excursieverslag behoren twee bijlagen: 1. Presseinformation, opgesteld door Dr. Habil. Dirk Meier 2. Brochure: “Rungholt – ein Mythos wird enträtselt“.
De deelnemers aan de excursie. De fotografe – Yvonne Nijlunsing - ontbreekt.
- 10 -