Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
Actuariële en bedrijfstechnische nota
september 2015
Inhoudsopgave 1. INLEIDING ................................................................................................................................................... 1 2 . ORGANISATIE VAN SPV .......................................................................................................................... 2 2.1 Verdeling taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden ..................................................... 2 2.2 Certificering, controle en advies ................................................................................................. 5 2.4 Interne beheersing fonds ............................................................................................................. 9 2.5 Interne beheersing uitbestedingsrelaties ................................................................................. 11 2.6 Maatschappelijke verantwoordelijkheid ................................................................................... 12 3. PENSIOENREGELING .............................................................................................................................. 13 3.1 Beroepspensioenvereniging...................................................................................................... 13 3.2. Uitvoeringsovereenkomst ......................................................................................................... 13 3.3 Deelnemerschap ......................................................................................................................... 13 3.4 De inhoud van de pensioenregeling ......................................................................................... 13 4. HERVERZEKERING ................................................................................................................................. 16 5. FINANCIELE OPZET ................................................................................................................................ 17 5.1. De voorziening pensioenverplichtingen .................................................................................. 17 5.2. De voorziening arbeidsongeschiktheidsrisico’s ..................................................................... 19 5.3. De algemene reserve ................................................................................................................. 19 5.4. Vereist eigen vermogen en minimaal vereist eigen vermogen .............................................. 19 5.5. Dekkingsgraad ........................................................................................................................... 19 5.6. Vereiste dekkingsgraad en minimaal vereiste dekkingsgraad .............................................. 20 5.7. Risicohouding en haalbaarheidstoets ..................................................................................... 20 6. BELEGGINGSBELEID .............................................................................................................................. 22 6.1. Beleggingsdoelstelling ............................................................................................................. 22 6.2. Strategisch balans- en beleggingsbeleid ................................................................................ 22 6.3. Beleggingsproces...................................................................................................................... 22 6.4. Beleggingsorganisatie .............................................................................................................. 24 6.5. Waarderingsgrondslag .............................................................................................................. 25 7. PREMIE EN BELEID MET BETREKKING TOT INKOOPTARIEVEN/PREMIETOETSING ...................... 26 7.1. Premie ......................................................................................................................................... 26 7.2. Inkooptarieven ........................................................................................................................... 26 7.3. Toetspremie: Gedempte kostendekkende premie .................................................................. 27 7.4. Kostendekkende premie (zonder demping) ............................................................................ 29 8. FINANCIELE STURINGSMIDDELEN ....................................................................................................... 30 8.1. Financieel crisisplan ................................................................................................................. 30 8.2. Herstelplan ................................................................................................................................. 30 8.3. Beleggingsbeleid ....................................................................................................................... 30 8.4. Toeslagbeleid ............................................................................................................................. 30 8.5. Premiebeleid .............................................................................................................................. 31 8.6. Verlaging van aanspraken en ingegane pensioenen .............................................................. 31 8.7. Herstel van verlaagde aanspraken en gemiste toeslagen ..................................................... 32 9. ONDERTEKENING ................................................................................................................................... 33
Bijlage 1: Selectie- en monitoringproces vermogensbeheerders Bijlage 2: Beleggingsrichtlijnen Bijlage 3: Waarderingsgrondslagen Bijlage 4: Verklaring beleggingsbeginselen Bijlage 5: Financieel crisisplan Bijlage 6: Vaststellen MVEV en VEV Bijlage 7: Uitbestedingsbeleid
1
Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
1. INLEIDING
Naam Vestigingsplaats (statutair) KvK-inschrijvingsnummer DNB-relatienummer
Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen Tilburg 41095601 00008
Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen (SPV) is een beroepspensioenfonds als bedoeld in artikel 1 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Wvb). SPV voert de pensioenregeling uit die, op verzoek van de beroepspensioenvereniging "Deelnemersvereniging Pensioenfonds Verloskundigen (DPV)", door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is verplicht gesteld. SPV heeft ten doel het uitvoeren van de verplicht gestelde beroepspensioenregeling voor verloskundigen, en daarmee te voorzien in pensioen voor verloskundigen en hun nabestaanden volgens in één of meer pensioenreglementen te stellen regelen. In zijn missie beschrijft het pensioenfonds zijn bestaansgrond en waarvoor het staat. Deze missie luidt als volgt: “het pensioenfonds ontwikkelt uitsluitend activiteiten die het in staat stelt zijn opdracht –het verzorgen van een inkomen bij pensionering en een uitkering aan nabestaanden na overlijden op basis van solidariteit en collectiviteit van (gewezen) deelnemers – zo goed mogelijk te verzorgen en uit te voeren. In zijn visie beschrijft het pensioenfonds de zienswijze en het toekomstbeeld die ten grondslag liggen aan het handelen van het fonds. De visie van SPV luidt als volgt: “binnen zowel de huidige als de komende wettelijke kaders streeft SPV naar een goede pensioenvoorziening. Het pensioenfonds tracht dit te bereiken door de waarde van het pensioen van de deelnemers, zowel nu als in de toekomst, op peil te houden.” Actuariële en bedrijfstechnische nota In de Actuariële en bedrijfstechnische nota (abtn) van het fonds is vastgelegd op welke wijze het fonds uitvoering geeft aan het bepaalde in artikel 140 van de Wvb en paragraaf 9 van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen. Het fonds legt iedere wijziging in de abtn binnen twee weken na de vaststelling door het bestuur over aan De Nederlandsche Bank (DNB). Mate van detaillering In deze abtn wordt het huidige en voorgenomen beleid in strategische zin omschreven. De inhoud van de abtn beoogt hiermee op hoofdlijnen inzicht te geven in het functioneren van het fonds op alle beleidsterreinen. Deze abtn is door het bestuur vastgesteld op 24 juni 2015 en vervangt alle vorige nota’s. Het bestuur is te allen tijde bevoegd deze abtn te wijzigen.
Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
2
2 . ORGANISATIE VAN SPV 2.1 Verdeling taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden Bestuur Het bestuur is belast met het besturen van het fonds, waaronder mede te verstaan het beheren van de middelen van het fonds. Het bestuur bepaalt het beleid van het fonds en is als zodanig eindverantwoordelijk voor alle activiteiten van het fonds. SPV wordt bestuurd door het bestuur, bestaande uit ten minste vijf en maximaal zeven leden. Bestuursleden zijn deelnemers of gewezen deelnemers die aanspraken hebben op ouderdomspensioen van SPV of gepensioneerde deelnemers in de pensioenregeling. Het bestuur kiest uit zijn midden een voorzitter, een penningmeester en een secretaris. Alle bestuursleden worden benoemd door het bestuur, na het horen van het verantwoordingsorgaan over de procedure, op voordracht van de Deelnemersvereniging Pensioenfonds Verloskundigen. De inrichting, taken en bevoegdheden van het bestuur zijn vastgelegd in de statuten van het fonds. Het bestuur heeft in de statuten vastgelegd langs welke procedure bestuursleden kunnen worden benoemd, geschorst of ontslagen. Het bestuur stelt zich bij het uitoefenen van zijn taak onafhankelijk op en draagt er zorg voor dat het fonds uitsluitend handelt ten behoeve van (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden. Het bestuur inventariseert jaarlijks de nevenfuncties van de bestuursleden. Hierover wordt gerapporteerd in het jaarverslag van het fonds. Het aanvaarden of continueren van een nevenfunctie van een verbonden persoon is toegestaan na goedkeuring door de compliance officer. Commissies Het bestuur heeft bestuurlijke commissies ingesteld, die onder meer tot taak hebben om besluiten van het bestuur voor te bereiden. Het bestuur kan bevoegdheden geheel of gedeeltelijk delegeren aan een commissie. De samenstelling en bevoegdheden van de bestuurlijke commissies zijn vastgelegd in een huishoudelijk reglement. Verder stelt het bestuur waar nodig en op ad hoc basis werkgroepen in. Het bestuur heeft de volgende commissies ingesteld: Commissie Beoordeling Arbeidsongeschiktheid SPV draagt zelf het risico van vrijstelling van premiebetaling bij algehele blijvende arbeidsongeschiktheid van deelnemers. Verzoeken tot premievrijstelling worden beoordeeld door de Commissie Beoordeling Arbeidsongeschiktheid. De beoordeling van de Commissie leidt tot het wel of niet verlenen van premievrije pensioenopbouw. De Commissie Beoordeling Arbeidsongeschiktheid bestaat uit een arts en een arbeidsdeskundige. Zo nodig kan de commissie, per individueel dossier, een deskundige en/of bestuurslid raadplegen. De leden van de commissie worden (her-)benoemd en ontslagen door het bestuur van SPV. Geschillencommissie De geschillencommissie adviseert het bestuur over geschillen tussen de deelnemer, gewezen deelnemer, de aanspraakgerechtigde of de pensioengerechtigde en het fonds over de uitvoering van de pensioenregeling. De Commissie van Geschillen bestaat uit een jurist, een actuaris en een verloskundige. Zo nodig kan de commissie, per individueel geschil, een deskundige benoemen. Aan de commissie is een griffier verbonden, die geen deel uitmaakt van de commissie. De leden van de commissie worden benoemd en ontslagen door het bestuur van SPV.
Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
3
Communicatiecommissie De communicatiecommissie bewaakt de uitvoering van het communicatieplan en evalueert achteraf of de communicatie effectief is geweest. De commissieleden zijn het eerste aanspreekpunt voor communicatieonderwerpen. Deze commissie is samengesteld uit minimaal twee leden van het bestuur, die door het bestuur worden benoemd. De commissie verricht haar werkzaamheden in samenwerking met een communicatieadviseur en een bestuurslid van de Deelnemersvereniging Pensioenfonds Verloskundigen. De commissie wordt ondersteund door een communicatieadviseur van Syntrus Achmea Pensioenbeheer (SAPB). Commissie Pension Fund Governance De commissie treft voorbereidingen voor de invulling van wetsvoorschriften met betrekking tot zorgvuldig pensioenfondsbestuur. Verder houdt deze commissie zich bezig met het volgen van ontwikkelingen met betrekking tot wettelijk toezicht en wetgeving en het voorbereiden van wijziging van statuten en (pensioen)reglement(en) die het gevolg zijn van die ontwikkelingen of van bestuursbeleid. Daarnaast vallen het monitoren van het compliancebeleid, het integriteitsbeleid en het evalueren van de risico's van SPV onder de taken van de commissie. De commissie is samengesteld uit minimaal twee leden van het bestuur, die worden benoemd door het bestuur. De commissie wordt ondersteund door een adviseur van SAPB. Beleggingscommissie Het bestuur heeft een beleggingscommissie ingericht met als mandaat het namens het bestuur monitoren van de vermogensbeheerder en het formuleren van beleidsvoorstellen op het gebied van beleggingen voor het bestuur, in samenspraak met de vermogensbeheerder. Daarnaast kan de commissie het bestuur gevraagd en ongevraagd advies geven over beleggingszaken. De commissie is samengesteld uit minimaal twee bestuursleden, die worden benoemd door het bestuur. De commissie wordt ondersteund door een adviseur van Syntrus Achmea Vermogensbeheer (SAVB). Daarnaast wordt de commissie geadviseerd door een onafhankelijke externe deskundige van Montae om de bestuursleden in de commissie te ondersteunen bij de countervailing power. Commissie deelnemersdossiers Er is een vaste commissie opgericht die verantwoordelijk is voor de voorbereiding van de behandeling van deelnemersverzoeken. De commissie bestaat uit tenminste twee bestuursleden, die worden benoemd door het bestuur. Verantwoordingsorgaan Het bestuur van SPV heeft een verantwoordingsorgaan ingesteld. Het verantwoordingsorgaan adviseert het bestuur en toetst het gevoerde beleid van SPV. Het verantwoordingsorgaan kent minimaal vier en maximaal zes leden. Het verantwoordingsorgaan bestaat uit vertegenwoordigers van (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden. In het verantwoordingsorgaan zijn de (gewezen) deelnemers en de pensioengerechtigden evenredig op basis van onderlinge getalsverhoudingen vertegenwoordigd. De leden vormen een evenwichtige afspiegeling van de verschillende doelgroepen. Het bestuur van SPV overlegt ten minste tweemaal per jaar met het verantwoordingsorgaan over het beleid en de resultaten daarvan. Het bestuur bespreekt met het verantwoordingsorgaan de rapportage van het intern toezicht en de eventueel daarop gebaseerde (voorgenomen) bestuursbesluiten. Het bestuur legt verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan over het beleid, de wijze waarop dit is uitgevoerd en de naleving van de Code Pensioenfondsen. Daarnaast kent het verantwoordingsorgaan ook een aantal adviesrechten. De taken en verantwoordelijkheden van het verantwoordingsorgaan zijn vastgelegd in het Reglement Verantwoordingsorgaan.
Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
4
Intern Toezicht Het intern toezicht wordt gevormd door een visitatiecommissie en bestaat uit ten minste drie onafhankelijke deskundigen. Het intern toezicht wordt in opdracht van het bestuur van SPV geleverd. Het intern toezicht rapporteert aan het verantwoordingsorgaan van SPV. Het bestuur benoemt de leden van de visitatiecommissie na advies van het verantwoordingsorgaan. De visitatiecommissie heeft tot taak toezicht te houden op het beleid van het bestuur en op de algemene gang van zaken in het fonds. De visitatiecommissie is ten minste belast met het toezien op adequate risicobeheersing en evenwichtige belangenafweging door het bestuur. Dat laatste houdt in dat beoordeeld wordt of er een evenwichtige belangenafweging is geweest. Verder betrekt de visitatiecommissie de naleving van de Code Pensioenfondsen bij zijn taak. De bevindingen van het intern toezicht, het oordeel van het verantwoordingsorgaan en de reactie van het bestuur daarop worden vermeld in het eerstvolgende jaarverslag van SPV. De visitatie vindt ten minste een keer per jaar plaats. Binnen de kaders van het door het bestuur vastgestelde beleid wordt de uitvoering van het pensioen- en beleggingsbeleid uitbesteed aan externe pensioen- en vermogensbeheerder(s) en maakt het bestuur tevens gebruik van externe deskundigen (zie hoofdstuk 2.2). Het pensioenfonds ontwikkelt geen activiteiten die niet behoren tot de kerntaken van een pensioenfonds en heeft dus geen nevenactiviteiten.
5
Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
Schematisch ziet het organigram van SPV er als volgt uit. Bestuur Verantwoordingsorgaan
Adviserend actuaris Towers Watson
Visitatiecommissie Certificerend accountant Mazars Certificerend actuaris Towers Watson Compliance Officer PGGM
T O E Z I C H T
A D V I S E R E N D
Beleggingscommissie
Communicatiecommissie
Commissie Pension Fund Governance
Commissie Beoordeling Arbeidsongeschiktheid Commissie Deelnemersdossiers
Werkgroepen
Commissie van Geschillen
Pensioenbeheer en administratie: Syntrus Achmea Pensioenbeheer B.V. (SAPB)
Vermogensbeheer:
- Syntrus Achmea Vermogensbeheer B.V. (SAVB)
Figuur 1: Organisatieschema Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen 2.2 Certificering, controle en advies Het bestuur benoemt, met inachtneming van artikel 43 Wvb de externe deskundigen, waaronder een adviserend actuaris, een certificerend actuaris, een externe accountant en een beleggingsadviseur. Als adviserend actuaris is benoemd Towers Watson. Als certificerend actuaris is benoemd Towers Watson. Als certificerend accountant is benoemd Mazars. Als beleggingsadviseur is benoemd Montae. Accountant De externe certificerende accountant controleert de getrouwheid van de jaarrekening en de verslagstaten ten behoeve van DNB. De accountant geeft de uitkomsten van de controle weer in een afzonderlijke controleverklaring bij de jaarrekening en bij de DNB-verslagstaten en rapporteert aan het bestuur zijn bevindingen omtrent de uitgevoerde controle. In de managementletter gericht aan het bestuur doet de accountant verslag van de eventueel geconstateerde tekortkomingen in de administratieve organisatie en de daarin besloten interne beheersmaatregelen en doet voorstellen tot mogelijke verbetering daarvan.
Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
6
Certificerend actuaris De certificerend actuaris controleert de technische voorzieningen die in de jaarrekening en DNBverslagstaten worden opgenomen en beoordeelt de toereikendheid van de technische voorzieningen, de financiële positie en de financiële opzet van SPV. Daarnaast wordt beoordeeld of het beleggingsbeleid voldoet aan de prudentpersonregel. De certificerend actuaris legt de bevindingen vast in een afzonderlijke actuariële verklaring bij de jaarrekening en de DNB-verslagstaten. De certificerend actuaris stelt jaarlijks ten behoeve van het bestuur een actuarieel verslag op omtrent de bevindingen en conclusies. De certificerend actuaris kan daarbij gebruik maken c.q. verwijzen naar de actuariële rapportages van SAPB en/of de adviserend actuaris. Adviserend actuaris De adviserend actuaris ondersteunt en adviseert het bestuur terzake van onderwerpen betreffende de opzet en uitvoering van de pensioenregeling en andere actuariële vraagstukken en ontwikkelingen. Beleggingsadviseur Het bestuur heeft Montae benoemd als externe beleggingsadviseur. De beleggingsadviseur ondersteunt het bestuur o.a. bij het vaststellen van het beleggingsbeleid. Zij analyseert de voorstellen en rapportages van de vermogensbeheerder en brengt daarover advies uit. De werkzaamheden en beloning zijn vastgelegd in een contract. Compliance officer Het bestuur heeft een gedragscode opgesteld en jaarlijks ondertekenen de bestuursleden een verklaring van naleving. De gedragscode bevat regels en richtlijnen die belangenconflicten tussen zakelijk belangen en privébelangen en het misbruik van vertrouwelijke gegevens moeten voorkomen. Het bestuur heeft met PGGM een overeenkomst, waarbij PGGM het bestuur ondersteunt met betrekking tot Compliance activiteiten. Overeengekomen is dat PGGM Compliance periodiek een toetsing van de privé effectentransacties zal uitvoeren en een review zal doen op nevenfuncties van het bestuur van SPV. De compliance officer rapporteert zijn bevindingen jaarlijks aan het bestuur. Voorts ondersteunt de compliance officer het bestuur bij de formulering van het compliance-beleid voortvloeiend uit de pensioenwetgeving en de Wet financieel toezicht en adviseert het bestuur over de gedragscode en actuele compliance vraagstukken. Het dagelijks bestuur controleert elk jaar of de bestuursleden de gedragscode naleven en is tevens benoemd als vertrouwenspersoon van het fonds voor de insider- en klokkenluidersregeling. De door het bestuur aan een externe deskundige verleende opdracht wordt vastgelegd in een door partijen ondertekende opdrachtbrief, waarin de inhoud en de wijze van uitvoering van de verstrekte opdracht, alsmede de daaromtrent gemaakte afspraken over verantwoordelijkheid, aansprakelijkheid, duur, vergoedingen en andere voorwaarden worden vastgelegd. Het dagelijks bestuur van SPV evalueert periodiek de werkzaamheden van de adviseurs. De externe deskundigen kunnen gevraagd en ongevraagd aan het bestuur hun advies uitbrengen, waarbij de certificerend actuaris gebonden is aan het bepaalde in artikel 143 van de Wvb. inzake diens onafhankelijkheid van het pensioenfonds en het niet mogen verrichten van andere werkzaamheden voor het pensioenfonds.
Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
7
2.3 Uitbestede werkzaamheden Uitbestedingsbeleid Doelstelling bij het uitbestedingsbeleid is het waarborgen van de kwaliteit van de dienstverlening door de uitbestedingspartners en het waarborgen dat het fonds ‘in control’ is ten aanzien van de uitbestede activiteiten. Het bestuur blijft te allen tijde eindverantwoordelijk voor de activiteiten van het fonds en houdt dan ook toezicht op externe partijen. Als uitgangspunt voor het op structurele basis uitbesteden van bedrijfsprocessen hanteert het bestuur, in overeenstemming met artikel 43 Wvb, dat het handhaven van een beheerste en integere bedrijfsvoering inclusief maatregelen inzake fraudepreventie door de uitvoerende externe organisatie voldoende wordt gewaarborgd en dat de vorm en de wijze van uitbesteding de verantwoordelijkheid van het bestuur voor de organisatie en beheersing van de uitbestede bedrijfsprocessen en het toezicht daarop niet ondermijnen. Indien deze waarborgen niet worden verkregen wordt door het bestuur niet overgegaan tot uitbesteding van de betreffende bedrijfsprocessen. Uitbestede werkzaamheden Het bestuur heeft met inachtneming van artikel 43 Wvb het pensioenbeheer en het vermogensbeheer volledig uitbesteed aan externe uitvoeringsorganisaties. Het pensioenbeheer is uitbesteed aan Syntrus Achmea Pensioenbeheer (SAPB). Het vermogensbeheer inclusief de selectie en monitoring van vermogensbeheerders is uitbesteed aan Syntrus Achmea Vermogensbeheer (SAVB. De managerselectie wordt uitgevoerd door de sectie Strategisch Pensioen Management (SPM) van SAVB. Die sectie werkt op basis van een onafhankelijkheidsverklaring als selecteur van managers, zowel de interne als de externe. De door SPM opgemaakte due dilligence rapporten staan ter beschikking van het fonds. Het bestuur heeft een aparte overeenkomst met KasBank voor de uitvoering van de custodianwerkzaamheden. Een beschrijving van het selectie- en monitoringsproces is opgenomen in de bijlage van de abtn. De uitbestede bedrijfsprocessen inzake pensioenbeheer aan SAPB bestaan onder meer uit:
het voeren van de deelnemersadministratie, onder meer:
Berekening van de in te kopen pensioenaanspraken op basis van de ter beschikking gestelde premie;
De verzorging van bewijzen van deelnemerschap met opgave van de verzekerde pensioenaanspraken;
De vaststelling van de hoogte van pensioenbedragen bij de ingang van de pensioenen;
De berekening van de technische voorzieningen;
Controle en vastlegging van het beroepsinkomen en berekening van de verschuldigde premie;
Het verzorgen van aanvragen in het kader van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding;
Een periodieke verplichtstellingcontrole op basis van gegevens van de Koninklijke Nederlandse Organisatie voor Verloskundigen en het AGB-register van Vektis.
bestuursondersteuning en -advisering;
het verzorgen van het interne actuariaat;
het verzorgen van de uitvoering (her)verzekeringsovereenkomsten;
secretariële begeleiding;
incasso van pensioenpremies;
excasso van pensioenen;
financiële administratie en verslaglegging (jaarverslag, jaarrekening en DNB-verslagstaten).
Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
8
Het aan SAVB uitbestede vermogensbeheer betreft onder meer:
Het bestuur adviseren en ondersteunen terzake van het strategische beleggingsbeleid, de in te zetten beleggingscategorieën en beleggingsrichtlijnen;
Implementatie van het beleggingsproces binnen de kaders van het strategische beleggingsbeleid en beleggingsrichtlijnen bestaande uit het selecteren en aanstellen van operationele vermogensbeheerders en/of het selecteren van beleggingsinstellingen en daarin deelnemen;
Portefeuillemanagement bestaande uit monitoring van de aangestelde operationele vermogensbeheerders en geselecteerde beleggingsinstellingen, alsmede het administreren en rapporteren van de resultaten.
Balansmanagement bestaande uit het adviseren over het afdekken van het renterisico, inflatierisico, valutarisico en zakelijke waarden risico, uitgaande van het strategische beleggingsbeleid, en het uitvoeren en monitoren van het afdekkingbeleid voor deze risico’s conform de beleggingsrichtlijnen.
Vanuit de vermogensbeheerder zijn voor het pensioenfonds een accountmanager en client portfolio manager benoemd die verantwoording afleggen aan het bestuur over de uitvoering en de resultaten van de overeengekomen werkzaamheden. Afspraken betreffende de uitbesteding zijn vastgelegd in afzonderlijke overeenkomsten tussen SPV enerzijds en de respectievelijke uitvoeringsorganisaties anderzijds. In de afzonderlijke overeenkomsten zijn alle relevante aspecten betreffende de uitbestede bedrijfsprocessen opgenomen en juridisch getoetst. Opgenomen relevante bepalingen zijn onder meer: beschrijving aard en omvang van de uitbesteding, werkwijze, taken en bevoegdheden, verantwoordelijkheden inclusief zorgplicht van de uitvoeringsorganisatie jegens het fonds, looptijd en tussentijdse beëindiging, aansprakelijkheid, vergoedingen, informatieverstrekking en geheimhouding, belangentegenstelling en compliance. Nadere afspraken over de kwaliteit en het kostenniveau van de uitbestede dienstverlening, alsmede de daaromtrent overeengekomen prestatiedoelen zijn vastgesteld in afzonderlijke Service Level Agreements (SLA’s), die integraal onderdeel zijn van de uitbestedingsovereenkomsten. De overeenkomsten en de SLA’s voorzien in een evaluatie- en beheerprocedure om de bestaande dienstverlening aan te passen of nieuwe diensten toe te voegen. In overleg tussen het bestuur en de uitvoerders worden daarover afspraken gemaakt en contractueel vastgelegd. De afzonderlijke SLA’s zijn zodanig ingericht dat het bestuur inzicht heeft in de wijze van inrichting en uitvoering van de uitbestede bedrijfsprocessen en de daarin door de uitvoeringsorganisatie verankerde maatregelen van interne controle en risicobeheersing inclusief maatregelen gericht op fraudepreventie. Handhaving van de getroffen maatregelen gericht op een beheerste en integere bedrijfsvoering vindt plaats via interne en/of externe audits bij de uitvoeringsorganisaties. Omtrent de uitkomsten van deze audits wordt het bestuur geïnformeerd. Daarnaast wordt door de uitvoeringsorganisaties op kwartaalbasis ook een risicoverantwoordingsrapportage niet-financiële risico’s opgesteld. Verder heeft de externe accountant van SPV toegang tot alle gegevens en informatie betreffende de aan de pensioen- en vermogensbeheerders uitbestede werkzaamheden. In het kader van een integere bedrijfsvoering geldt voor de medewerkers van de uitvoeringsorganisaties SAPB en SAVB een gedragscode, die voldoet aan de daartoe door De Nederlandsche Bank gestelde eisen. Voor de medewerkers van SAVB geldt een aanvullende gedragscode, die voldoet aan de daartoe door de Autoriteit Financiële Markten gestelde eisen. Het pensioenfonds toetst regelmatig of de wijze waarop de uitbestede bedrijfsprocessen worden uitgevoerd in overeenstemming is met de daartoe in de overeenkomsten en SLA’s vastgelegde afspraken. SAPB rapporteert daartoe ieder kwartaal aan het bestuur over de nakoming van de gemaakte afspraken door middel van een in de SLA afgesproken standaard SLA-rapportage (inclusief managementinformatie). Het bestuur kan de werkzaamheden van SAPB bijsturen aan de hand van deze SLA-rapportages. Het bestuur
Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
9
bespreekt zonodig de rapportages met de SAPB. Desgevraagd wordt aanvullende informatie beschikbaar gesteld om de werkzaamheden te kunnen beoordelen. SAVB rapporteert en informeert het bestuur door middel van in de SLA overeengekomen standaard maanden kwartaalrapportages omtrent de resultaten en ontwikkelingen in de beleggingsportefeuille (zie nader hoofdstuk 6). Deze rapportages worden door het bestuur met SAVB besproken en stellen het bestuur daarbij in staat de werkzaamheden van SAVB bij te sturen. De pensioen- en vermogensbeheerder leggen in een SLA-jaarrapportage verantwoording af aan het bestuur omtrent de kwalitatieve aspecten van de uitvoering van de in de SLA overeengekomen dienstverlening en daaromtrent afgesproken prestatiedoelen. Aan de hand van deze SLA-jaarrapportage evalueert het bestuur jaarlijks met de uitvoeringsorganisaties de wijze waarop de uitbestede werkzaamheden zijn uitgevoerd en in hoeverre daarbij de in de SLA gemaakte prestatieafspraken zijn nagekomen. De uitkomsten van deze evaluatie kunnen leiden tot wijzigingen van SLA afspraken en/of andere door partijen te nemen maatregelen. Terzake van onderuitbesteding (uitbesteding van werkzaamheden door SAPB en SAVB aan andere uitvoeringsorganisaties) is in de overeenkomst en SLA met de hoofdcontractant overeengekomen dat voor onderuitbesteding dezelfde uitgangspunten en voorwaarden gelden die ten grondslag liggen aan de overeenkomst en SLA met de hoofdcontractant en zijn vastgelegd in een modelovereenkomst en model-SLA voor onderuitbesteding. Voorts zijn in de overeenkomst en SLA met de hoofdcontractant voorwaarden opgenomen waaronder tot onderuitbesteding door de hoofdcontractant kan worden overgegaan en is geregeld dat Syntrus Achmea deze te allen tijde jegens het pensioenfonds verantwoordelijk is voor de onderuitbestede dienstverlening. Bij (de uitbesteding van) het vermogensbeheer dient de vermogensbeheerder zich te houden aan toepasselijke wet- en regelgeving, waaronder het op 1 januari 2013 in de Wft verankerde verbod op investeren in bedrijven die betrokken zijn bij de productie van clustermunitie welk verbod zal worden gehandhaafd door de AFM. 2.4 Interne beheersing fonds Verslaglegging De voorzitter stelt, in overleg met de bestuursadviseur van SAPB de agenda voor de bestuursvergaderingen vast. De externe deskundigen en adviseurs bereiden samen met het bestuur beleidsvoornemens voor en vertalen ontwikkelingen in de omgeving van SPV in concrete beslispunten voor het bestuur. Van de vergaderingen en de besluiten van het bestuur maakt SAPB een verslag en een actiepunten- en besluitenlijst. Het bestuur draagt de uitvoering van de besluiten op aan de verschillende partijen die betrokken zijn bij SPV. Zij bewaakt de voortgang van de uitvoering aan de hand van mondelinge of schriftelijke voortgangsrapportages. De commissies werken binnen hun eigen taakgebied op dezelfde wijze als het bestuur. Voor de uitvoering van haar taak beschikt het bestuur structureel over de volgende management informatie:
maand- en kwartaalrapportages inzake het integrale vermogensbeheer in relatie tot de verplichtingen;
kwartaalrapportages aan DNB
kwartaal- en jaarrapportages in het kader van de afspraken die zijn overeengekomen in een Service Level Agreement. Onderdeel van deze rapportages zijn: -
rapportage inzake de resultaten inzake de volledigheidscontrole;
10
Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
verantwoording van de verrichte buitencontractuele werkzaamheden.
het al eerder gememoreerde jaarverslag met de daarbij behorende verklaringen en toelichtingen van de accountant en actuaris.
Het bestuur heeft de bestuursadviseur de opdracht gegeven om éénmaal per jaar een begroting op te stellen. Tot slot wordt elk kwartaal een rapportage over de gerealiseerde kosten aan het bestuur ter beschikking gesteld. Geschiktheid Het bestuur draagt er zorg voor dat wordt voldaan aan alle geschiktheidseisen die op basis van wet- en regelgeving worden gesteld. Het bestuur heeft hiertoe een geschiktheidsplan vastgesteld. Hiermee draagt het bestuur zorg voor een doorlopend programma om de geschiktheid van het bestuur op peil te houden en waar nodig te verbreden of te ontwikkelen (permanente educatie).In het geschiktheidsplan wordt uiteengezet welke deskundigheden, competenties en professioneel gedrag van het bestuur en van de individuele bestuursleden worden verwacht en welke mogelijkheden daartoe worden aangereikt. Onderdeel daarvan is het te volgen opleidingstraject. In het geschiktheidsplan wordt verder aangegeven op welke wijze het fonds het functioneren van het bestuur (het collectief) en van de individuele bestuursleden (inclusief de deskundigheid) toetst. Tevens is het geschiktheidsplan een referentiepunt voor de geschiktheidstoets die DNB uitvoert. Voor de geschiktheidsbevordering gaat het bestuur onder meer uit van de eisen die zijn vastgelegd in de Wet versterking bestuur pensioenfondsen, de Beleidsregel geschiktheid 2012 van DNB en AFM en de Handreiking geschikt pensioenfondsbestuur van de Pensioenfederatie. Code pensioenfondsen De Pensioenfederatie en de Stichting van de Arbeid hebben samen de Code Pensioenfondsen opgesteld. De code bevat normbepalingen over het functioneren van de verschillende bestuurlijke organen binnen een pensioenfonds en gaat ook uitgebreid in op daaraan gekoppelde thema’s als benoemingen en zittingstermijnen. Onderwerpen als integraal risicomanagement, beloningen, diversiteit en verantwoord beleggen komen ook aan bod. Met de code wordt beoogd de verhoudingen binnen het pensioenfonds en de communicatie met de belanghebbenden transparanter te maken en bij te dragen aan het versterken van ‘goed pensioenfondsbestuur’. In zijn bestuurlijk handelen volgt het bestuur de normen uit de Code pensioenfondsen. Evaluatie Het bestuur evalueert jaarlijks het eigen functioneren. Het bestuur komt als geheel bij elkaar om het functioneren van het bestuur te bespreken. Hierbij kan een externe persoon aanwezig zijn. Beloningsbeleid Het bestuur heeft een vergoedingsregeling voor bestuursleden alsmede verantwoordingsorgaan. Het beloningsbeleid wordt verantwoord in het jaarverslag.
voor leden van
het
Integriteitsbeleid Voor het bestuur en het verantwoordingsorgaan is een gedragscode opgesteld ter voorkoming van belangenconflicten en van misbruik en oneigenlijk gebruik van de bij SPV aanwezige informatie. Het bestuur van SPV draagt zorg voor een systematische analyse van integriteitsrisico’s, stelt aan de hand van die analyse een integriteitsbeleid vast, draagt zorg voor de uitvoering daarvan en heeft een compliance officer aangesteld. Onderdeel van het integriteitsbeleid zijn een incidenten- en klokkenluidersregeling en de voornoemde gedragscode. Risicobeleid Het bestuur heeft in kaart gebracht welke risico’s inherent zijn aan de activiteiten van SPV. In het rapport risicoanalyse wordt aangegeven hoe de gedefinieerde risico’s worden beheerst.
Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
11
Communicatiebeleid Het bestuur van SPV heeft een communicatieplan opgesteld. De communicatiedoelstellingen uit dit plan worden jaarlijks via een jaarplan met begroting concreet ingevuld en door het bestuur vastgesteld. De basis van dit plan is de communicatie die verplicht is volgens de Wvb. 2.5 Interne beheersing uitbestedingsrelaties Het bestuur is verantwoordelijk voor de juiste en volledige registratie van het daadwerkelijke bedrijfsgebeuren van SPV. Daar een belangrijk gedeelte van de uitvoering van SPV is ondergebracht bij de pensioenadministrateur en de vermogensbeheerder zijn ook daar maatregelen genomen die de juiste en volledige registratie garanderen. De bevoegdheden van de pensioenadministrateur en de vermogensbeheerder zijn vastgelegd in afzonderlijke overeenkomsten, SLA’s en procuratieregelingen. Verder zijn in dit kader bij de administrateur en de vermogensbeheerder onder andere de volgende specifieke maatregelen te noemen:
controletechnische functiescheiding. Enkele belangrijke voorbeelden: scheiding van taken en verantwoordelijkheden van deelnemersadministratie en uitkeringen, tussen deelnemersadministratie en incasso, vermogensbeheer en vermogensadministratie. Controlerende functies bij functionarissen binnen de afdeling boekhouding en intern actuariaat. Scheiding bij de vermogensbeheerder tussen advisering (Strategisch Pensioen Management) en uitvoering (Vermogensbeheer).
toepassen van vier ogen-principe bij de verwerking van mutaties.
duidelijk vastgelegde bevoegdhedenstructuur met betrekking tot de waarden binnen SPV. Uitgangspunten daarbij zijn het beperken van de bevoegdheden per persoon en het beperken van het aantal personen per bevoegdheid.
stelsel van maatregelen voor beveiliging van informatie: fysieke en logische toegangsbeveiliging, back up and recovery, uitwijkmogelijkheden, duidelijke changemanagement procedure.
toetsing van beleggingstransacties aan beleggingsrichtlijnen, rapportage van uitzonderingen.
klachtenprocedure en geschillenprocedrue.
SAPB en SAVB stellen tussentijds door middel van audits vast of de opzet en werking van de administratieve organisatie en de daarin opgenomen maatregelen van interne controle voldoen aan de daaraan te stellen eisen. Voor de vermogensbeheerder worden de processen en audits onderworpen aan de procedures vanuit de ISAE 3402 type II certificering. Jaarlijks wordt een ISAE 3402 type II rapportage en managementletter verstrekt aan het bestuur. In het kader van een integere bedrijfsvoering geldt voor de medewerkers van de uitvoeringsorganisaties een gedragscode, die voldoet aan de daartoe door DNB gestelde eisen. Voor de medewerkers van SAVB geldt een aanvullende gedragscode, die voldoet aan de daartoe door de Autoriteit Financiële Markten (AFM) gestelde eisen. Voor de vermogensbeheer medewerkers (account CIO, accountmanagers, beleggers en adviseurs) die een registratie hebben bij het Dutch Securities Institute (DSI) geldt dat zij periodiek een integriteitstoets (PIT) met succes dienen af te ronden en onderworpen zijn aan de gedragscode en procedures vanuit het DSI. SAPB informeert het bestuur elk kwartaal over de uitvoering middels de SLA-rapportage. Verder stelt de uitvoerder maandelijks door middel van audits vast of de administratieve organisatie en de daarin opgenomen maatregelen van interne controle werken. Hiervoor is de uitvoerder in het bezit van een ISAE 3402-II verklaring. De externe accountant zal het bestuur middels de managementletter attenderen op door hem geconstateerde leemtes in de administratieve organisatie en het stelsel van interne controlemaatregelen.
Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
12
Overige toezichthouders (AFM, DNB) dragen op hun beurt ook bij aan de toetsing van opzet, bestaan en werking van de Administratieve Organisatie/ Interne Controle (AO/IC) (door middel van bijvoorbeeld themaonderzoeken). 2.6 Maatschappelijke verantwoordelijkheid Het bestuur ziet het als haar plicht en taak om uitvoering te geven aan de principes van maatschappelijk verantwoord beleggen. Daarbij hanteert het bestuur als uitgangspunt dat het pensioenfonds niet willens en wetens belegt in ondernemingen en instellingen die strafbare feiten plegen of moreel verwerpelijk gedrag vertonen. Aangezien het beheer over het belegde vermogen door het pensioenfonds is uitbesteed aan externe vermogensbeheerders wordt door het bestuur beoordeeld op welke wijze deze principes van duurzaam beleggen door de vermogensbeheerder worden ingevuld. Een wijziging van het beleid ten aanzien van verantwoord beleggen wordt besproken met het verantwoordingsorgaan.
Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
13
3. PENSIOENREGELING 3.1 Beroepspensioenvereniging SPV voert de pensioenregeling uit die op verzoek van de beroepspensioenvereniging “Deelnemersvereniging Pensioenfonds Verloskundigen” door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is verplichtgesteld voor iedere verloskundige die in Nederland werkzaam is binnen de geboortezorg of uit hoofde van zijn of haar verloskundige titel bestuurlijke functies bekleedt. 3.2. Uitvoeringsovereenkomst Op grond van artikel 1 van de Wvb dient er over de uitvoering van de pensioenregeling een overeenkomst te worden gesloten tussen de deelnemersvereniging en SPV. De wederzijdse verantwoordelijkheden, rechten en (financiële) plichten van SPV en de deelnemersvereniging zijn vastgelegd in het pensioenreglement, rekening houdend met de in artikel 35 van de Wvb gestelde eisen inzake de inhoud van de uitvoeringsovereenkomst. Het pensioenreglement kwalificeert daarmee als uitvoeringsovereenkomst in de zin van de Wvb. 3.3 Deelnemerschap De deelname is verplicht voor eenieder die als verloskundige is ingeschreven in het register als bedoeld in de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg van 11 november 1993, zoals geldend op 1 januari 2014, alsmede eenieder die in vorenbedoeld register als verloskundige is ingeschreven geweest, dan wel heeft voldaan aan alle eisen die aan inschrijving als verloskundige zijn gesteld; en, die in Nederland werkzaam is binnen de geboortezorg of uit hoofde van zijn of haar verloskundige titel bestuurlijke functies bekleedt en de pensioendatum nog niet heeft bereikt. Verloskundigen in loondienst op wie de pensioenregeling van het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds of het Pensioenfonds Zorg en Welzijn van toepassing is, zijn vrijgesteld van deelneming. 3.4 De inhoud van de pensioenregeling De pensioenregeling is van kracht sinds 1 januari 1974 en is vastgelegd in het pensioenreglement. Basis voor de pensioenopbouw De door SPV uitgevoerde pensioenregeling kan worden gekarakteriseerd als een beschikbare-premie regeling. De jaarlijks voor pensioenopbouw ter beschikking gestelde premie wordt vastgesteld op basis van de pensioengrondslag in enig jaar. De pensioengrondslag is gelijk aan het beroepsinkomen van de deelnemer in dat jaar, verminderd met een franchise. Het voor de pensioenopbouw in aanmerking te nemen beroepsinkomen is gemaximeerd. Per 1 januari 2015 is dit maximum gelijk aan € 92.916. De franchise is per 1 januari 2015 gelijk aan € 22.072. De beschikbare premie wordt aangewend voor de inkoop van levenslang ouderdomspensioen, partnerpensioen, wezenpensioen , de risicopremie voor overlijden en eventueel arbeidsongeschiktheid. Het beroepsinkomen voor de zelfstandigen bestaat uit de uit verloskundige werkzaamheden genoten winst uit onderneming vóór toevoeging aan en afneming van de oudedagsreserve en vóór de ondernemersaftrek en vermeerderd met de ten laste van de winst gebrachte pensioenpremies in het derde kalenderjaar voorafgaande aan het betreffende jaar van deelneming in de pensioenregeling. Ouderdomspensioen De hoogte van het jaarlijks in te kopen ouderdomspensioen wordt bepaald met behulp van leeftijdsafhankelijke actuariële factoren (inkoopfactoren), die jaarlijks door het bestuur worden vastgesteld. Het ouderdomspensioen wordt uitgekeerd vanaf de pensioenrichtleeftijd.
Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
14
Partnerpensioen De hoogte van het jaarlijks in te kopen partnerpensioen is gelijk aan 70% van het in te kopen ouderdomspensioen. Het partnerpensioen wordt opgebouwd ten behoeve van de echtgenoot, de geregistreerde partner van de deelnemer of de partner met wie de deelnemer een samenlevingsovereenkomst heeft gesloten. Bij overlijden vóór de pensioendatum van een actieve deelnemer wordt verondersteld dat het deelnemerschap van deze overleden deelnemer ongewijzigd tot aan de pensioendatum zou hebben voortgeduurd, waarbij de toekomstige onvoorwaardelijke toeslagverlening buiten beschouwing wordt gelaten. Het vanaf de overlijdensdatum in te kopen partnerpensioen wordt dan gebaseerd op de gemiddelde jaarlijkse pensioengrondslag zoals die gold in de laatste vijf kalenderjaren voorafgaand aan de overlijdensdatum. Wezenpensioen Het wezenpensioen bedraagt 20% van het partnerpensioen. Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid De deelnemer die gedwongen wordt te stoppen met de uitoefening van zijn beroep als verloskundige wegens blijvende algehele beroepsarbeidsongeschiktheid, zou daarmee een deel van zijn toekomstige pensioenopbouw moeten missen. Om dat te voorkomen, kan de deelnemer zich vrijwillig verzekeren voor premievrije voortzetting van de pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid. In bepaalde gevallen, en onder bepaalde voorwaarden, wordt voor de deelnemer de pensioenopbouw voortgezet, zonder dat hij daarvoor nog jaarlijks een premie verschuldigd is. Voor de verzekering van premievrijstelling bij beroepsarbeidsongeschiktheid betaalt de deelnemer een premie van 0,5% (2015) van de pensioengrondslag. De vrijgestelde premie wordt dan gebaseerd op de gemiddelde jaarlijkse pensioengrondslag zoals die gold in de laatste vijf jaar voorafgaand aan van de arbeidsongeschiktheid vastgestelde pensioengrondslag. Gedurende de periode van premievrijstelling wordt deze pensioengrondslag jaarlijks verhoogd met het totaal van de onvoorwaardelijke en de voorwaardelijke toeslag onder aftrek van 3%-punten. Deze jaarlijkse verhoging kan niet negatief zijn. De premievrijstelling vervalt in een bepaald jaar in zijn geheel als de deelnemer in dat jaar inkomsten uit arbeid of uit onderneming geniet, die uitgaan boven een bepaald grensbedrag. Toeslagen Op de opgebouwde pensioenaanspraken en ingegane pensioenrechten wordt jaarlijks een toeslag verleend van 2%. De opgebouwde en ingegane pensioenen van de gewezen deelnemers die op 31 december 2003 reeds inactief waren, worden jaarlijks met een onvoorwaardelijke toeslag van 2,5% verhoogd. Afhankelijk van de financiële positie van SPV kan het bestuur jaarlijks beslissen dat naast de onvoorwaardelijke toeslag een extra – voorwaardelijke – toeslag wordt verleend. Deze extra toeslagverlening wordt gedeeltelijk uit de premie gefinancierd. Voor de voorwaardelijke toeslagverlening is geen bestemmingsreserve gevormd. Premie De hoogte van de jaarlijkse premie bedraagt 15,7% (exclusief premie voor premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid) van de pensioengrondslag. Keuzemogelijkheden bij pensionering Bij pensionering heeft de (gewezen) deelnemer de volgende keuzemogelijkheden:
conversie van het ouderdomspensioen en bijbehorend partnerpensioen; Indien de deelnemer bij ingang van het ouderdomspensioen kiest voor conversie worden de pensioenen eenmalig verhoogd, maar wordt in ruil daarvoor de toekomstige jaarlijkse toeslag met 2%punt verlaagd.
Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
15
vervroegen of uitstellen van het volledige ouderdomspensioen; De ingang van het ouderdomspensioen kan met maximaal tien jaar worden vervroegd of met vijf jaar worden uitgesteld. Het ouderdomspensioen en bijbehorend partnerpensioen worden in dat geval gereduceerd respectievelijk verhoogd.
uitruilen van partnerpensioen in ouderdomspensioen en andersom; Bij uitruil van partnerpensioen in ouderdomspensioen wordt het ouderdomspensioen verhoogd en het partnerpensioen verlaagd. Bij uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen gebeurt het omgekeerde.
gebruikmaken van de hoog/laag-regeling. Tenslotte heeft de deelnemer, die gekozen heeft voor conversie de mogelijkheid om voor een hoog/laag constructie te kiezen. In dat geval zal de verhouding tussen het hoge en het lage deel van het ouderdomspensioen 133:100 bedragen. De deelnemer heeft de keuze om het hoge deel 5 of 10 jaar te laten uitkeren. Toepassing van deze keuze heeft geen invloed op de hoogte van het partner- en wezenpensioen.
Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
4. HERVERZEKERING Gezien de omvang en het draagvlak van SPV worden alle risico’s voortvloeiende uit de aangegane pensioenverplichtingen volledig in eigen beheer gehouden.
16
Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
17
5. FINANCIELE OPZET De technische voorzieningen bestaan uit de voorziening pensioenverplichtingen (VPV) en een overige technische voorziening, de voorziening arbeidsongeschiktheidsrisico’s. De algemene reserve is gelijk aan het eigen vermogen van SPV. 5.1. De voorziening pensioenverplichtingen De voorziening pensioenverplichtingen (VPV) wordt gebaseerd op de contante waarde van de tot de balansdatum verkregen aanspraken op pensioen. De VPV wordt dusdanig vastgesteld dat zij toereikend is ter dekking van de verplichtingen van SPV. Uitgangspunt bij de vaststelling van de VPV is dat de pensioenaanspraken worden gewaardeerd op basis van actuele en prudente grondslagen. De grondslagen worden daartoe periodiek en indien daar aanleiding toe is herzien. De toereikendheid van de VPV wordt jaarlijks door de certificerend actuaris getoetst. Op grond van het voorwaardelijk toeslagbeleid neemt het bestuur in het najaar van het boekjaar een besluit over het eventueel verlenen van een voorwaardelijke toeslag per 1 januari volgend op het boekjaar. Daarom wordt het financieel effect van een voorwaardelijke toeslag per 31 december van het betreffende boekjaar verwerkt in de VPV. Bij de vaststelling van de VPV wordt van de volgende grondslagen uitgegaan:
Rekenrente: nominale rentetermijnstructuur (zero-coupon) zoals gepubliceerd door DNB
Toekomstige stijging: Het pensioenfonds kent een toeslagbeleid dat voor een deel onvoorwaardelijk en voor het overige voorwaardelijk is. Op basis van het onvoorwaardelijke deel van het toeslagbeleid worden de opgebouwde en ingegane pensioenen jaarlijks verhoogd met 2%. De onvoorwaardelijke toeslag op de pensioenaanspraken van de deelnemers die per 31 december 2003 reeds inactief waren en per de balansdatum nog steeds inactief zijn, bedraagt 2,5%. De onvoorwaardelijke toeslag op de pensioenen van de pensioengerechtigden die ervoor hebben gekozen hun pensioen te converteren naar een hoger pensioen bij ingang bedraagt, afhankelijk van het van toepassing zijnde conversiepercentage, 2% respectievelijk 3%-punten minder dan de onvoorwaardelijke toeslag die van toepassing zou zijn, indien het pensioen niet was geconverteerd. Bij de vaststelling van de VPV wordt rekening gehouden met de contante waarde van deze in de toekomst te verlenen onvoorwaardelijke toeslagen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige voorwaardelijke toeslagen.
Overlevingstafels:
vrouwen: AG-Prognosetafel 2012-2062 met fondsspecifieke ervaringssterfte op basis van Towers
mannen: AG-Prognosetafel 2012-2062 met fondsspecifieke ervaringssterfte op basis van Towers
wezen: de sterfte voor wezen wordt verwaarloosd
Watson Ervaringssterfte model 2014; Watson Ervaringssterfte model 2014; De prognosetafels worden toegepast met de sterftekansen voor 2015 als startpunt per 31 december 2014/1 januari 2015. De fondsspecifieke ervaringssterfte is opgenomen in een bijlage bij deze abtn.
Geboortedata: De leeftijd van de verzekerden wordt afgerond op een maand nauwkeurig.
Gezinssamenstelling: Voor alle niet-gepensioneerden wordt een partnerfrequentie van 100% aangenomen, waarbij bij mannen een vrouwelijke partner wordt verondersteld en vice-versa. Na de pensioendatum wordt uitgegaan van het bepaalde-partner systeem. Het leeftijdsverschil tussen een mannelijke en een vrouwelijke partner wordt op drie jaar gesteld.
Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
18
Toekomstige administratiekosten: Ter dekking van toekomstige administratiekosten wordt in de VPV een kostenvoorziening opgenomen. De hoogte van deze voorziening voor toekomstige kosten wordt vastgesteld op basis van een projectie van de uitvoeringskosten die het pensioenfonds per (gewezen) deelnemer in toekomstige jaren verwacht te maken indien alle deelnemers (zowel actief als inactief) vanaf de balansdatum inactief zouden zijn en de opgebouwde aanspraken na één jaar overgebracht worden naar een verzekeraar.
De hierbij gehanteerde actuariële aannames komen overeen met de grondslagen die worden gehanteerd bij de berekening van de overige onderdelen van de VPV. Hierbij wordt uitgegaan van de volgende pensioenadministratiekosten voor het inactieve fonds, die jaarlijks door Syntrus Achmea Pensioenbeheer worden opgegeven (bedragen zoals toegepast per 31 december 2014):
Jaarlijkse vaste kosten (per 31 december 2014 € 20.692)
Jaarlijkse kosten per premievrije deelnemer (per 31 december 2014 € 21)
Jaarlijkse kosten per pensioengerechtigde (per 31 december 2014 € 62)
Eenmalige kosten bij pensionering (per 31 december 2014 € 181)
Eenmalige kosten bij overlijden (per 31 december 2014 € 181)
In de projectie wordt naast deze jaarlijkse administratiekosten voor één jaar kosten meegenomen in verband met de kosten voor controle en advies, de bestuurskosten, de kosten voor de website en overige kosten (per 31 december 2014: € 517.309). Dit is gebaseerd op de verwachting dat, in het geval het fonds inactief wordt, de opgebouwde aanspraken na één jaar overgebracht worden naar een verzekeraar. Bij projectie is rekening gehouden met een toekomstige stijging van de uitvoeringskosten met 2% per jaar.
Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid: De schadereserve voor arbeidsongeschikte deelnemers met premievrije pensioenopbouw is gelijk aan de contante waarde van de tot de pensioendatum vrijgestelde premies berekend op basis van de hiervoor genoemde actuariële grondslagen. Gedurende de periode van premievrijstelling wordt de pensioengrondslag jaarlijks verhoogd met het totaal van de onvoorwaardelijke en de voorwaardelijke 1
toeslag onder aftrek van 3%-punten . Deze jaarlijkse verhoging kan niet negatief zijn. Om deze reden wordt bij de bepaling van de schadereserve rekening gehouden met een gelijkblijvende pensioengrondslag.
Wezenpensioen: Ter dekking van de aanspraken op wezenpensioen wordt een opslag van 3% gelegd op de VPV die wordt aangehouden voor het niet-ingegane partnerpensioen van actieven, premievrijen en arbeidsongeschikten.
Uitbetalingswijze: Voor de berekening van de VPV wordt ervan uitgegaan dat de pensioenen op continue wijze worden uitbetaald.
Beleid flexibiliserings- en afkoopfactoren De flexibiliserings- en afkoopfactoren worden jaarlijks vastgesteld:
voor de periode van één kalenderjaar,
op basis van de bovenstaande geldende actuariële grondslagen van het fonds,
op basis van de rentetermijnstructuur voor pensioenfondsen zoals gepubliceerd door DNB per 30 september van het voorgaande jaar,
met wegingsfactoren voor sekseneutraliteit, waarbij uit gegaan wordt van de gewogen verhouding op basis van de technische voorziening tussen mannelijke en vrouwelijke deelnemers.
1
Voor een gesloten groep arbeidsongeschikte deelnemers met premievrije pensioenopbouw geldt dat de vrijgestelde premie jaarlijks wordt aangepast met de stijging van de NZa-tarieven.
Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
19
5.2. De voorziening arbeidsongeschiktheidsrisico’s Ter dekking van nog niet ingegane arbeidsongeschiktheidsschades wordt een voorziening arbeidsongeschiktheidsrisico’s aangehouden ter dekking van de verwachte schades voor deelnemers die per balansdatum ziek zijn en aan wie naar verwachting na balansdatum premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid zal worden verleend. De hoogte van deze voorziening wordt schattenderwijs vastgesteld op twee maal de totale jaarlijkse risicopremie die wordt betaald door de deelnemers die voor de vrijwillige arbeidsongeschiktheidsdekking hebben gekozen. 5.3. De algemene reserve De algemene reserve is het eigen vermogen van SPV en is gelijk aan het verschil tussen het vermogen en de technische voorzieningen. Het vermogen van SPV is per 31 december van enig boekjaar gelijk aan het totaal van de activa, verminderd met de schulden en overlopende passiva. De algemene reserve dient om toekomstige voorwaardelijke toeslagen te verlenen, om fluctuaties in het vermogen op te vangen en om actuariële verliezen op te vangen 5.4. Vereist eigen vermogen en minimaal vereist eigen vermogen De toereikendheid van het eigen vermogen van het pensioenfonds wordt op grond van de wet gemeten met behulp van het vereist eigen vermogen en het minimaal vereist eigen vermogen. Voor de bepaling van het vereist eigen vermogen als bedoeld in artikel 127 van de Wvb worden rekenregels toegepast zoals deze zijn verwoord in de Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling. Het vereist eigen vermogen wordt gebaseerd op het niveau van het eigen vermogen waarbij met een zekerheid van 97½% wordt voorkomen dat het belegd vermogen binnen een periode van één jaar lager uitkomt dan de technische voorzieningen. Op basis van het in hoofdstuk 6 weergegeven strategische beleggingsbeleid van SPV bedraagt het vereist eigen vermogen in de evenwichtssituatie ongeveer 21% van de technische voorzieningen. Het minimaal vereist eigen vermogen als bedoeld in artikel 126 van de Wvb bedraagt ongeveer 5% van de technische voorzieningen. 5.5. Dekkingsgraad Door het fonds worden drie soorten dekkingsgraden gedefinieerd: de actuele dekkingsgraad, de beleidsdekkingsgraad en de toeslagambitie-dekkingsgraad. Actuele dekkingsgraad De actuele dekkingsgraad is gelijk aan het vermogen van het pensioenfonds gedeeld door de TV op basis van de actuariële grondslagen zoals beschreven in paragraaf 5.1. Beleidsdekkingsgraad De beleidsdekkingsgraad betreft de dekkingsgraad waarop beleidsmaatregelen gebaseerd worden. Deze beleidsdekkingsgraad wordt berekend als een voortschrijdend gemiddelde van de actuele dekkingsgraden over 12 maanden. Indien het bestuur een besluit neemt dat effect heeft op de technische voorzieningen of het vermogen, zoals bijvoorbeeld aanpassing van de grondslagen, wordt dit verwerkt in de dekkingsgraad per het einde van de maand waarin het besluit is genomen.
Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
20
Toeslagambitie-dekkingsgraad De toeslagambitie-dekkingsgraad is gedefinieerd als de verhouding tussen het aanwezige vermogen en de technische voorzieningen waarbij in elk toekomstig kalenderjaar rekening wordt gehouden met de ambitie ten aanzien van voorwaardelijke toeslagverlening (1% bovenop de onvoorwaardelijke toeslag van 2% per jaar). 5.6. Vereiste dekkingsgraad en minimaal vereiste dekkingsgraad Voortvloeiend uit de wettelijke toereikendheidseisen die gelden voor het eigen vermogen van het pensioenfonds, wordt ook de toereikendheid van de dekkingsgraad gemeten met twee dekkingsgraadgrenzen, de minimaal vereiste dekkingsgraad en de vereiste dekkingsgraad. Vereiste dekkingsgraad De vereiste dekkingsgraad is gelijk aan 100%, vermeerderd met het vereist eigen vermogen uitgedrukt als percentage van de technische voorzieningen. Minimaal vereiste dekkingsgraad De minimaal vereiste dekkingsgraad is gelijk aan 100%, vermeerderd met het minimaal vereist eigen vermogen uitgedrukt als percentage van de technische voorzieningen. 5.7. Risicohouding en haalbaarheidstoets Risicohouding op lange termijn De risicohouding van een fonds, bedoeld in artikel 109a van de Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt gedefinieerd als: • •
de mate waarin een fonds, na overleg met het verantwoordingsorgaan en de Deelnemersvereniging Pensioenfonds Verloskundigen (DPV), bereid is risico’s te lopen én de mate waarin het fonds risico’s loopt gegeven de kenmerken van het fonds.
De risicohouding van het fonds voldoet aan de prudent person regel en komt voor de lange termijn tot uitdrukking in de door het fonds gekozen ondergrenzen van het pensioenresultaat in het kader van de haalbaarheidstoets en voor de korte termijn in de hoogte van het vereist eigen vermogen of een bandbreedte hiervoor. Voor de bepaling van deze risicohouding heeft het fondsbestuur zich gebaseerd op de kenmerken en de ambitie van het fonds. Vanuit de vereiste dekkingsgraad wil het pensioenfonds een gemiddelde jaarlijkse toeslag van 3% kunnen geven, conform de doelstelling van het pensioenfonds. Dit resulteert in een pensioenresultaat van 150%. Voor het bepalen van een ondergrens van de feitelijke dekkingsgraad heeft het fonds gekeken naar de onvoorwaardelijke toeslag in de regeling van 2% per jaar. Het pensioenfonds hanteert dit als bodem voor een situatie die gemiddeld gehaald moet kunnen worden. Dit resulteert in een pensioenresultaat van 110%. In principe wenst het pensioenfonds de ondergrens op 110% vast te leggen. Artikel 30c, lid 1 van de Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling belemmert deze keuze. Om aan de bepalingen in dit artikel te kunnen voldoen zal het fonds de ondergrens van 110% net zo ver verhogen tot nodig is om aan de wettelijke bepaling te kunnen voldoen. In 2015 is de ondergrens verhoogd naar 132,5%. Als het echt slecht gaat met het pensioenfonds en er ook gekort moet worden vindt het pensioenfonds dat er nog tenminste 1% geïndexeerd zou moeten zijn. De maximale afwijking is vervolgens afgeleid door deze ondergrens te vergelijken met de uitkomsten die gekoppeld zijn aan de ambitie van het pensioenfonds. Dit heeft geleid tot een maximale afwijking van 47 %.
Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
21
Haalbaarheidstoets en ondergrenzen pensioenresultaat De haalbaarheidstoets is een middel om te toetsen of het beleggingsbeleid aansluit bij de risicohouding van het fonds. De kwantitatieve normen die worden gehanteerd bij de haalbaarheidstoets zijn dan ook gerelateerd aan de bovenstaand beschreven risicohouding. Deze kwantitatieve normen zijn vastgesteld door het bestuur van het pensioenfonds. De ondergrens van het verwachte pensioenresultaat op fondsniveau vanuit de feitelijke financiële positie is in dat kader gesteld op 132,5%. Daarnaast is de maximale afwijking van dit pensioenresultaat op fondsniveau in het slechtweerscenario gesteld op 47%. Vanuit het vereist eigen vermogen bedraagt de ondergrens van het pensioenresultaat 150%. Procedure jaarlijkse haalbaarheidstoets en aanvangshaalbaarheidstoets De haalbaarheidstoets bestaat uit de aanvangshaalbaarheidstoets en de jaarlijkse haalbaarheidstoets. De aanvangshaalbaarheidstoets is halverwege 2015 voor het eerst uitgevoerd en vastgesteld naar aanleiding van invoering van het nieuwe FTK per 1 januari 2015. De aanvangshaalbaarheidstoets zal opnieuw worden uitgevoerd en vastgesteld als het fonds besluit een nieuwe pensioenregeling uit te voeren of als er sprake is van significante wijzingen in de huidige pensioenregeling. De rapportagedatum is 1 januari van het boekjaar waarin de nieuwe regeling wordt ingevoerd of de wijziging van de huidige plaatsvindt, en de resultaten worden bij DNB ingediend maximaal één maand nadat het fonds heeft besloten tot invoering van de nieuwe regeling of wijziging van de huidige regeling. De haalbaarheidstoets wordt jaarlijks uitgevoerd en vastgesteld en heeft eveneens als rapportagedatum 1 januari. De jaarlijkse haalbaarheidstoets wordt uitgevoerd op basis van de gegevens die ten grondslag liggen aan de staten en wordt tegelijkertijd met die staten ingediend bij DNB. Indiening bij DNB vindt plaats via staat J702. De ondergrenzen gehanteerd in de aanvangshaalbaarheidstoets van 2015 zijn vastgesteld in overleg met het verantwoordingsorgaan en DPV. Bij eventueel toekomstig uit te voeren aanvangshaalbaarheidstoetsen zullen deze ondergrenzen opnieuw worden vastgesteld in overleg met deze partijen. Indien uit de jaarlijkse haalbaarheidstoets blijkt dat de ondergrenzen worden overschreden informeert het bestuur het verantwoordingsorgaan en DPV en treedt met hen in overleg om tot passende maatregelen te komen. Uitkomsten aanvangshaalbaarheidstoets De aanvangshaalbaarheidstoets, uitgevoerd in 2015, geeft de volgende uitkomsten: •
• •
De mediaan van het verwacht pensioenresultaat op fondsniveau startend vanuit een dekkingsgraad die gelijk is aan de vereiste dekkingsgraad bedraagt 155,4%. Dit ligt hoger dan de vastgestelde ondergrens van 150,0%. Het verwacht pensioenresultaat op fondsniveau startend vanuit de feitelijke dekkingsgraad bedraagt 137,9%. Dit ligt hoger dan de vastgestelde ondergrens van 132,5%. Het verwacht pensioenresultaat op fondsniveau startend vanuit de feitelijke dekkingsgraad bedraagt in slecht weer (5% percentiel) 85%. De afwijking van de mediaan bedraagt daarmee 39% en is kleiner dan de maximaal toegestane afwijking.
Risicohouding korte termijn Het vereist eigen vermogen bedraagt 21%. Het fonds heeft middels een ALM-studie de ambities en de risicohouding getoetst. Het vereist eigen vermogen van 21% is een goede weergave van de afstemming over het risicoprofiel die met het verantwoordingsorgaan en DPV heeft plaatsgevonden. Bij deze afstemming is nadrukkelijk een afweging gemaakt tussen enerzijds het risico en de omvang van een mogelijke korting en anderzijds het opwaarts potentieel door het aangaan van beleggingsrisico.
22
Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
6. BELEGGINGSBELEID 6.1. Beleggingsdoelstelling Teneinde de beoogde pensioenuitkering op korte en lange termijn te realiseren, wenst het bestuur de toevertrouwde middelen op een verantwoorde en solide wijze te beleggen. De doelstelling van het beleggingsbeleid is het beheren van de beleggingen zodanig dat mede met de beleggingsresultaten kan worden voldaan aan de pensioenverplichtingen en de indexatie-ambitie van het fonds. Het pensioenfonds streeft naar een pensioen dat over een langere termijn jaarlijks gemiddeld met 3% stijgt of gestegen is, waarbij op lange termijn de kans op een cumulatieve toeslag<3% per jaar als risicomaat wordt gehanteerd en op korte termijn gekeken wordt naar de kans en de omvang van de korting. Het pensioenfonds belegt vanuit de ‘prudent person’. Hierbij moeten de beleggingen voldoen aan kwalitatieve beginselen van veiligheid, kwaliteit en spreiding van risico’s. Dit houdt onder andere in dat het beleggingsbeleid wordt afgestemd op de verplichtingenstructuur van het pensioenfonds tegen marktwaarde. Hierbij wordt rekening gehouden met de wettelijke eisen die onder het financieel toetsingskader aan het beleggingsbeleid en risicomanagement worden gesteld. DNB houdt hier toezicht op. Het beleggingsbeleid wordt ook beschreven in de ‘Verklaring inzake de beleggingsbeginselen’ die als bijlage bij deze abtn is toegevoegd. 6.2. Strategisch balans- en beleggingsbeleid In deze paragraaf wordt het balans- en beleggingsbeleid beschreven zoals vastgelegd in de jaarlijks vastgestelde beleggingsplan en beleggingsrichtlijnen. Deze zijn mede gebaseerd op de investment beliefs van het fonds en op een ALM studie die in het eerste kwartaal van 2015 is uitgevoerd. De actuele beleggingsrichtlijnen zijn als bijlage bij deze abtn gevoegd. 6.3. Beleggingsproces Beleggingscyclus en beleggingsplan Het beleggingsbeleid van het pensioenfonds is gebaseerd op een aantal principes of investment beliefs die door het fonds zijn vastgesteld. Deze zijn opgenomen in de Verklaring beleggingsbeginselen die is opgenomen als bijlage bij deze abtn. Het beleggingsproces bestaat uit de stappen zoals afgebeeld in de onderstaande figuur.
ALM Asset allocatie op hoofdlijnen en risicoafdekking
Portefeuilleconstructie Verfijnde asset allocatie
strategische portefeuille
ALM portefeuille
Risicoprofiel en Beleggingsbeginselen
feitelijke portefeuille
normportefeuille
Implementatie Allocatie vermogen naar fondsen/mandaten en managers
Beleggingsrichtlijnen Vastlegging normportefeuille, balansbeleid, benchmarks, risicobeheersing
Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
23
ALM Het bestuur stelt het strategische beleggingsbeleid voor een langere periode vast, in beginsel voor een periode van maximaal drie jaar. Bij grote wijzigingen, in marktomstandigheden of de situatie van het pensioenfonds, kan het bestuur het beleid ook tussentijds aanpassen. De ALM studie is voor het laatst uitgevoerd in het eerste kwartaal 2015. Het doel er van is toetsing van de premie- en indexatiebeleid en bepaling van asset-allocatie en risico-afdekking op hoofdlijnen. De uitkomsten worden getoetst onder verschillende economische aannames en stress-scenario’s. Portefeuilleconstructie Op basis van de uitkomst van de ALM studie wordt een verfijning naar beleggingscategorieën gemaakt. Dit gebeurt op zowel kwalitatieve als kwantitatieve gronden. Van alle potentiele beleggingscategorieën is een kwalitatieve afweging gemaakt wat het mogelijke doel er van is in de beleggingsportefeuille en hoe deze zich verhouden tot de beleggingsbeginselen. Onderwerpen die daarbij aan de orde komen zijn:
Welke vermogenscategorieën en type financiële instrumenten zijn acceptabel gezien de specifieke situatie van het fonds?
Hoe wordt het vermogen over de verschillende beleggingscategorieën verdeeld (de strategische portefeuille)?
Wat zijn de risico’s van de beleggingscategorieën en zijn deze acceptabel?
Hoe worden de beleggingen geografisch gespreid?
Hoe luiden de benchmarks van de verschillende marktportefeuilles en – waar relevant – de daarbij behorende duration?
De uitkomst van de portefeuilleconstructie is de strategische beleggingsmix. Beleggingsplan en –richtlijnen De uitkomsten en mandatering van het balans- en beleggingsbeleid worden vastgelegd in het beleggingsplan en –richtlijnen. Onderwerpen die daarbij aan de orde komen zijn:
Wat is de jaarlijkse normportefeuille voor categorieën en regio’s
Is er ruimte voor tactisch beleid of niet?
Hoe wordt het rente- en valutahedge beleid geïmplementeerd en hoe wordt de risicoruimte ervan effectief begrensd?
Wat is de doelstelling en benchmark van de operationele uitvoerders
Hoe worden financiële risico’s beheerst?
Voor welke beleggingstitels en instrumenten gelden eventuele restricties ten aanzien van de kredietwaardigheid?
Hoe wordt verantwoord beleggen geimplementeerd?
Wat zijn de onderwerpen op de beleggingsagenda van het bestuur voor het komende jaar?
De beleggingsrichtlijnen 2015 van het pensioenfonds zijn opgenomen als bijlage bij deze abtn. Implementatie Gegeven de normportefeuille wordt door operationele managers invulling gegeven aan de beleggingen. De selectie en monitoring van de operationele managers is uitbesteed aan SAVB. Voor de selectie- en monitoring wordt een vastomlijnd proces gevolgd. Onderwerpen die daarbij aan de orde komen zijn:
Wat zijn de exacte mandaatrichtlijnen per operationele manager en hoe sluiten deze aan op de beleggingsrichtlijnen van het fonds?
Wat is de risicoruimte voor de operationele uitvoerders en hoe wordt deze effectief begrensd?
Op welke wijze wordt gerapporteerd zodanig dat het bestuur van het fonds goede (stuur)informatie heeft.
Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
24
Resultaatevaluatie Elk kwartaal wordt in een rapportage door SAVB het volgende vastgelegd:
de ontwikkeling van de dekkingsgraad gedurende het kwartaal;
de behaalde rendementen in het kwartaal en vanaf ultimo vorig jaar per beleggingscategorie, inclusief de derivatenportefeuilles;
een toelichting op het rendement, het gevoerde beleid en de risicometing;
een toelichting en beoordeling van de operationele managers;
de omvang van de beleggingen per beleggingscategorie;
een overzicht van de aan- en verkopen; en
een portefeuille overzicht op regelniveau.
Elke maand wordt in een rapportage door SAVB de volgende informatie verstrekt:
een risicorapportage;
een portefeuilleoverzicht en rendementsoverzicht
6.4. Beleggingsorganisatie De verantwoordelijkheden omtrent de inrichting en uitvoering van het beleggingsbeleid kent grofweg drie lagen: het bestuur, de fiduciair beheerder en de operationele vermogensbeheerders. Het bestuur van het pensioenfonds is verantwoordelijk voor vaststelling van het strategische balans- en beleggingsbeleid. Hieronder wordt onder meer verstaan het doel en de stijl van het beleggingsbeleid, de beleggingsbeginselen, de jaarlijks vast te stellen normportefeuille en bandbreedtes, de benchmarks en het proces rond selectie en aanstelling van de operationele vermogensbeheerders. Hierbij hoort een actuariële analyse van de toekomstige kasstromen, van de uit te betalen pensioenen, en van de rentegevoeligheid van deze verplichtingen. Het bestuur laat zich primair adviseren door de beleggingscommissie welke zich laat adviseren door een extern adviseur en door de Fiduciair beheerder, Strategisch Pensioenmanagement (SPM) van Syntrus Achmea Vermogensbeheer B.V. (SAVB). De Fiduciair beheerder is verantwoordelijk voor:
advies rond balans- en beleggingsbeleid;
binnen het gegeven mandaat voor integrale aansturing, beheersing en rapportage van de portefeuille;
(advies over) selectie en monitoring van operationele vermogensbeheerders;
rapportage van risico’s en performance totale portefeuille;
risicomanagement;
bewaken van restricties en mandaatcompliance.
De operationele vermogensbeheerders zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van het operationeel beleggingsbeleid binnen het aan hen gegeven mandaat. De operationele vermogensbeheerders rapporteren aan de Fiduciair beheerder. Het pensioenfonds beschikt over diverse operationele managers waarvan de naam per mandaat/beleggingsfonds is vastgelegd in de beleggingsrichtlijnen van het pensioenfonds. Aanpassingen van de beleggingsrichtlijnen kunnen alleen door het bestuur worden aangebracht, welke wordt geadviseerd door de beleggingscommissie. Het bestuur heeft een aparte overeenkomst met BNY Mellon voor de uitvoering van de custodianwerkzaamheden.
Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
25
6.5. Waarderingsgrondslag In overeenstemming met de Pensioenwet worden beleggingen gewaardeerd op reële waarde. Participaties in beleggingspools en –instellingen worden gerubriceerd en gewaardeerd volgens de grondslagen voor die onderliggende beleggingen. Meer informatie over de waarderingsgrondslagen is opgenomen in de bijlage bij de abtn. Nadere details zijn uitgewerkt in de waarderingshandleiding van SAVB.
Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
26
7. PREMIE EN BELEID MET BETREKKING TOT INKOOPTARIEVEN/PREMIETOETSING 7.1. Premie De premie is op grond van artikel 4 lid 2 van het pensioenreglement gelijk aan 15,7% van de pensioengrondslag. Daarnaast kan op basis van artikel 4 lid 2 vrijwillig een 11%, 22% of 33% hogere premie worden betaald om een hoger pensioen op te bouwen. Ten slotte kan de deelnemer kiezen om premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid te verzekeren tegen betaling van een risicopremie. Sinds 1 januari 2015 is deze dekking vrijwillig geworden. Het bestuur heeft daarom met ingang van 1 januari 2015 voor het eerst de premiehoogte voor de premievrijstellingsdekking vastgesteld. Voor het jaar 2015 is deze risicopremie gesteld op 0,5% van de pensioengrondslag. Op basis van de ervaring met arbeidongeschiktheidsinstroom wordt de hoogte van deze risicopremie periodiek bezien. Het totale bedrag aan door SPV ontvangen premie dient op grond van artikel 125 van de Wvb in de jaarrekening en het jaarverslag van SPV te worden vermeld. 7.2. Inkooptarieven De door de deelnemers ter beschikking gestelde premie wordt aangewend voor de inkoop van levenslang ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen alsmede de risicopremies voor overlijden. De hoogte van de jaarlijks ingekochte en verzekerde pensioenen wordt bepaald met door het bestuur vastgestelde inkooptarieven, die afhangen van de leeftijd van de deelnemer in dat jaar. De door het bestuur vastgestelde inkooptarieven worden gebaseerd op de volgende onderdelen:
De actuarieel benodigde koopsom ter dekking van de jaarlijkse inkoop van ouderdomspensioen en partnerpensioen, rekening houdend met over deze inkoop in de toekomst te verlenen toeslagen van 3% per jaar;
De actuarieel benodigde risicopremie ter dekking van het bij overlijden van de deelnemer nog niet opgebouwde partnerpensioen, rekening houdend met over dit nog niet opgebouwde partnerpensioen in
de toekomst te verlenen toeslagen van 3% per jaar; Een inhouding van 12% op de beschikbare premie ter dekking van jaarlijkse administratiekosten;
Een inhouding van 0,5% op de beschikbare premie ter dekking van het wezenpensioen.
De berekening van de inkooptarieven wordt, met uitzondering van de rekenrente, gebaseerd op dezelfde actuariële grondslagen en veronderstellingen als de technische voorzieningen van het pensioenfonds (zie hoofdstuk 5). De inkoopfactoren worden sekseneutraal vastgesteld, waarbij wordt uitgegaan van een veronderstelde verhouding van 100% vrouw, 0% man. De rekenrente waarmee de inkooptarieven wordt vastgesteld (de inkooptarieven-rekenrente) wordt gebaseerd op een prudente inschatting van het verwacht rendement van het pensioenfonds. Hiertoe wordt het volgende proces gevolgd: 1.
Het pensioenfonds berekent periodiek op basis van de wettelijke maximale rendementsparameters het gemiddeld verwacht rendement van het pensioenfonds. Hierbij wordt gekeken naar het gemiddeld verwacht rendement rekening houdend met de looptijd van de toekomstige pensioenkasstromen die voortvloeien uit de jaarlijkse pensioeninkoop inclusief in de toekomst te verlenen toeslagen van 3% per jaar.
2.
Er wordt bezien of de huidige inkooptarieven-rekenrente ligt binnen een bandbreedte van 75% tot 100% van het wettelijke maximale rendement.
Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
3.
27
De inkooptarieven-rekenrente blijft in principe ongewijzigd zolang deze binnen deze bandbreedte ligt.
Vaststelling van de hoogte van de inkooptarieven-rekenrente volgens dit proces vindt in principe plaats voor een periode van 5 jaren. Wat betreft deze periode wordt aansluiting gezocht bij de wettelijke termijn voor het vaststellen van de gedempte rekenrente voor de kostendekkende premie (zie paragraaf 7.3). De eerste periode van 5 jaren volgens deze systematiek heeft betrekking op de jaren 2016 tot en met 2020. Het bestuur stelt de inkooptarieven-rekenrente voor deze periode in principe vast op 4,4%, tenzij eind 2015 blijkt dat deze inkooptarieven-rekenrente niet binnen de onder 2 genoemde bandbreedte ligt. Eventuele aanpassing van de wettelijke maximale rendementsparameters kan leiden tot tussentijdse aanpassing van de inkooptarieven-rekenrente. Inkooptarieven en herstelplan Indien het pensioenfonds zich in de situatie bevindt van een reservetekort (beleidsdekkingsgraad is lager dan de vereiste dekkingsgraad) en uit het herstelplan blijkt dat herstel van de dekkingsgraad niet wordt verwacht binnen de door het bestuur hiervoor gehanteerde hersteltermijn, worden de inkooptarieven onder de hieronder genoemde voorwaarden aangepast zodat de hoogte van de jaarlijkse pensioenopbouw wordt verlaagd. Deze verlaging heeft als doel om het verwachte herstel van de dekkingsgraad te bespoedigen en een eventueel benodigde verlaging van opgebouwde rechten te verminderen. Het bestuur zal hier in principe toe besluiten:
indien en voor zo ver de verhouding tussen onderstaande A en B (A gedeeld door B) kleiner is dan 100%; en
indien en voor zo ver deze aanpassing nodig is om het verwachte herstel wel binnen de door het bestuur hiervoor gehanteerde hersteltermijn te behalen.
A: De feitelijk te ontvangen premie na de inhouding ter dekking van de jaarlijkse administratiekosten. B: De kosten op basis van de DNB-rentetermijnstructuur van de jaarlijkse pensioenopbouw en risicodekking voor het partnerpensioen uitgaande van de onvoorwaardelijke toeslag van 2%. De verlaging van de jaarlijkse pensioenopbouw die hieruit kan voortvloeien wordt op maximaal 10% gesteld. Indien ook na het toepassen van een verlaging van de jaarlijkse pensioenopbouw met 10% uit het herstelplan blijkt dat herstel van de dekkingsgraad niet wordt verwacht binnen de door het bestuur hiervoor gehanteerde hersteltermijn, wordt een verlaging van opgebouwde rechten toegepast (zie hoofdstuk 9). In het geval van een verlaging van de toekomstige pensioenopbouw als bedoeld in deze paragraaf wordt de hoogte van de pensioenopbouw voor alle leeftijden met een gelijk percentage verlaagd. Een dergelijke verlaging heeft uitsluitend betrekking op de pensioenopbouw in het betreffende jaar en niet op de hoogte van het verzekerd pensioen bij overlijden. Het gehanteerde beleid omtrent herstelplannen wordt nader omschreven in hoofdstuk 8. Inkooptarieven in 2015 Bovenstaand beleid geldt met ingang van 2016. Voor boekjaar 2015 zijn de inkooptarieven bepaald uitgaande van een rekenrente van 4% en uitgaande van overlevingsgrondslagen waarbij de verwachte toekomstige toename van de levensverwachting buiten beschouwing wordt gelaten. 7.3. Toetspremie: Gedempte kostendekkende premie Op grond van artikel 123 van de Wvb stelt het pensioenfonds een kostendekkende premie vast. Deze kostendekkende premie dient om de hoogte van de premie die het pensioenfonds ontvangt te toetsen op
Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
28
toereikendheid: In artikel 124 van de Wvb is vastgelegd dat de feitelijke premie in beginsel ten minste gelijk dient te zijn aan de kostendekkende premie. Op grond van artikel 123, lid 2 van de Wvb kan de rekenrente waarmee de kostendekkende premie wordt bepaald worden gedempt. Het pensioenfonds maakt gebruik van deze mogelijkheid en baseert deze gedempte rekenrente op het verwachte rendement van het pensioenfonds. In dat geval gelden op basis van artikel 4 van het Besluit Financieel Toetsingkader enkele aanvullende wettelijke eisen voor de vaststelling van de gedempte kostendekkende premie, waaronder het rekening houden met voorwaardelijke toeslagverlening. Uitgaande van deze wettelijke eisen berekent het pensioenfonds de gedempte kostendekkende premie als de som van de volgende onderdelen:
de actuarieel benodigde premie ter dekking van de jaarlijkse inkoop van ouderdomspensioen en partnerpensioen, rekening houdend met de over deze inkoop in de toekomst te verlenen onvoorwaardelijke toeslagen van 2% per jaar;
de actuarieel benodigde risicopremie ter dekking van het bij overlijden van de deelnemer nog niet opgebouwde partnerpensioen, rekening houdend met de over dit nog niet opgebouwde partnerpensioen in de toekomst te verlenen onvoorwaardelijke toeslagen van 2% per jaar;
de actuarieel benodigde risicopremie ter dekking van de vrijwillige verzekering voor premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid;
Maximum van voorwaardelijke toeslagopslag/solvabiliteitsopslag In de kostendekkende premie wordt op bovenstaande elementen een opslag gelegd, die wordt bepaald als het maximum van de volgende twee opslagen: - De voorwaardelijke toeslagopslag: De opslag benodigd om rekening te houden met de kosten van 1% jaarlijkse toekomstige voorwaardelijke toeslagverlening bovenop de 2% onvoorwaardelijke toeslagverlening waarmee bovenstaande elementen worden bepaald. - De solvabiliteitsopslag: De opslag benodigd voor het in stand houden van het vereist eigen vermogen, op basis van de vereiste dekkingsgraad zoals vastgesteld per 31 december van het voorgaand boekjaar.
De benodigde opslag ter dekking van de jaarlijkse administratiekosten, rekening houdend met de jaarlijkse vrijval uit en toevoeging aan de kostenvoorziening, berekend op basis van de gedempte rekenrente.
De gedempte rekenrente waarmee de gedempte kostendekkende premie wordt vastgesteld, wordt gebaseerd op het verwacht rendement van het pensioenfonds, uitgaande van de wettelijke maximale rendementsparameters. Het pensioenfonds berekent hiertoe jaarlijks op basis van de wettelijke maximale rendementsparameters het gemiddeld verwacht rendement van het pensioenfonds. Hierbij wordt gekeken naar het gemiddeld verwacht rendement rekening houdend met de looptijd van de toekomstige pensioenkasstromen die voortvloeien uit de jaarlijkse pensioenopbouw inclusief in de toekomst te verlenen toeslagen van 3,0% per jaar. Het rendement op vastrentende waarden wordt in deze berekening vastgezet voor vijf jaar op basis van de actuele marktrente bij aanvang van deze periode. De eerste periode van 5 jaren volgens deze systematiek heeft betrekking op de jaren 2016 tot en met 2020. Voor het overige wordt de gedempte kostendekkende premie berekend op basis van dezelfde grondslagen als de grondslagen ter berekening van de technische voorziening (zie paragraaf 5.1). Op basis van het huidige beleggingsbeleid en het huidige deelnemersbestand van het pensioenfonds, komt de bovenstaande voorwaardelijke toeslagopslag hoger uit dan de solvabiliteitsopslag. Door het hanteren van
Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
29
het bovengenoemde maximum zal in de gedempte kostendekkende premie daarom, net als in de feitelijke premie, rekening worden gehouden met een totale toekomstige toeslag van 3% per jaar. Als gevolg hiervan sluit de systematiek van de inkooptarieven precies aan bjj de berekening van de gedempte kostendekkende premie. In het maximale geval dat de inkooptarieven-rekenrente is vastgesteld als 100% van het verwachte rendement van het pensioenfonds (het uiterste geval binnen de onder 7.2 genoemde bandbreedte), dan is de feitelijke premie die het fonds ontvangt gelijk aan de gedempte kostendekkende premie. Indien de inkooptarieven-rekenrente lager is vastgesteld dan het verwachte rendement van het pensioenfonds, dan is de feitelijke premie die het fonds ontvangt hoger dan de gedempte kostendekkende premie. Hiermee wordt aan de wettelijke eisen wat betreft toereikendheid van de premie voldaan. Op basis van artikel 4 van het Besluit Financieel Toetsingkader dient het pensioenfonds bij de vaststelling van de gedempte kostendekkende premie rekening te houden met voorwaardelijke toeslagverlening van minimaal de verwachte prijsinflatie die is vastgelegd in de wettelijke parameters. Hieraan wordt door rekening te houden met een totale toekomstige toeslag van 3% per jaar ruimschoot voldaan. Mocht de wettelijke parameter voor de verwachte prijsinflatie in de toekomst sterk toenemen, dan dient de beschreven systematiek voor het vaststellen van inkooptarieven en gedempte kostendekkende premie hierop mogelijk te worden aangepast. De gedempte kostendekkende premie wordt op grond van artikel 125 van de Wvb jaarlijks vermeld in de jaarrekening en het jaarverslag van SPV. 7.4. Kostendekkende premie (zonder demping) Zoals vereist op grond van artikel 125 van de Wvb vermeldt het pensioenfonds in de jaarrekening en het jaarverslag van het pensioenfonds ook de kostendekkende premie zonder rekening te houden met bovengenoemde demping van de rekenrente. Deze kostendekkende premie wordt berekend op basis van dezelfde grondslagen als de technische voorziening, waaronder de rentetermijnstructuur per 1 januari van het boekjaar. Uitgaande van de wettelijke eisen berekent het pensioenfonds deze kostendekkende premie als volgt:
de actuarieel benodigde premie ter dekking van de jaarlijkse inkoop van ouderdomspensioen en partnerpensioen, rekening houdend met de over deze inkoop in de toekomst te verlenen onvoorwaardelijke toeslagen van 2% per jaar;
de actuarieel benodigde risicopremie ter dekking van het bij overlijden van de deelnemer nog niet opgebouwde partnerpensioen, rekening houdend met de over dit nog niet opgebouwde partnerpensioen in de toekomst te verlenen onvoorwaardelijke toeslagen van 2% per jaar;
de actuarieel benodigde risicopremie ter dekking van de vrijwillige verzekering premievrijstelling bij blijvende algehele arbeidsongeschiktheid;
Solvabiliteitsopslag De opslag benodigd voor het in stand houden van het vereist eigen vermogen, op basis van de vereiste dekkingsgraad zoals vastgesteld per 31 december van het voorgaand boekjaar.
de benodigde opslag ter dekking van de jaarlijkse administratiekosten, rekening houdend met de jaarlijkse vrijval uit en toevoeging aan de kostenvoorziening, berekend op basis van de gedempte rekenrente.
De ongedempte actuarieel kostendekkende premie wordt net als de gedempte kostendekkende premie jaarlijks achteraf vastgesteld.
Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
30
8. FINANCIELE STURINGSMIDDELEN 8.1. Financieel crisisplan In dit hoofdstuk zijn de financiële sturingsmiddelen opgenomen die kunnen worden ingezet. Hoe het bestuur deze sturingsmiddelen inzet ten tijde van een crisissituatie is beschreven in het financieel crisisplan. Dit financieel crisisplan is opgenomen als bijlage bij deze abtn. 8.2. Herstelplan Indien de beleidsdekkingsgraad lager uitkomt dan de vereiste dekkingsgraad is er sprake van een reservetekort. In dat geval zal het Bestuur een concreet en haalbaar herstelplan indienen bij DNB. In dit herstelplan, als bedoeld in artikel 133 van de Wvb, wordt door het bestuur aangegeven op welke wijze het pensioenfonds naar verwachting uiterlijk binnen een periode van 10 jaar (per 1 januari 2015: 12 jaar, per 1 januari 2016: 11 jaar) uit de situatie van reservetekort zal herstellen. De financiële sturingsmiddelen die onderdeel uitmaken van een dergelijk herstelplan zijn het beleggingsbeleid, het beleid met betrekking tot de inkooptarieven en het voorwaardelijk toeslagbeleid zoals beschreven in hoofdstukken 6, 7 en 8 van deze abtn. Indien deze financiële sturingsmiddelen naar verwachting niet leiden tot herstel tot de vereiste dekkingsgraad binnen de gestelde periode, treedt het in paragraaf 8.6 omschreven beleid inzake verlaging van aanspraken en ingegane pensioenen in werking. Per 1 januari 2015 ligt de beleidsdekkingsgraad lager dan de vereiste dekkingsgraad maar hoger dan de minimaal vereiste dekkingsgraad. Het fonds verkeert per die datum in een situatie van reservetekort. Het fonds heeft daarom een herstelplan opgesteld, waaruit blijkt dat het reservetekort naar verwachting binnen 12 jaar wordt opgeheven. Dit herstelplan is gebaseerd op het beleid als omschreven in deze abtn. Zolang het fonds in een situatie van reservetekort verkeert, zal er jaarlijks een nieuw herstelplan worden opgesteld. 8.3. Beleggingsbeleid Het beleggingsbeleid is beschreven in hoofdstuk 6. 8.4. Toeslagbeleid Onvoorwaardelijke toeslagbeleid Op grond van het gestelde in artikel 19 lid 4 van het pensioenreglement worden de opgebouwde en ingegane pensioenen jaarlijks met een onvoorwaardelijke toeslag van 2% verhoogd. De opgebouwde en ingegane pensioenen van de gewezen deelnemers die per 31 december 2003 reeds inactief waren (de garantiegroep), worden jaarlijks met een onvoorwaardelijke toeslag van 2,5% verhoogd. Voorwaardelijke toeslagbeleid Afhankelijk van de financiële positie van SPV kan het bestuur een extra toeslag verlenen. Het beleid met betrekking tot het verlenen van extra toeslagen is voorwaardelijk en er wordt door SPV geen bestemmingsreserve gevormd ten behoeve van het voorwaardelijke toeslagbeleid. Extra toeslagen worden uit de algemene reserve gefinancierd, indien en voorzover de algemene reserve daartoe naar het oordeel van het bestuur toereikend is. Leidraad voor het voorwaardelijke toeslagbeleid Het bestuur hanteert voor het voorwaardelijke toeslagbeleid de volgende leidraad:
Geen extra toeslag, indien de beleidsdekkingsgraad minder bedraagt dan 120%;
Het nFTK-toeslagpercentage, indien en zolang de beleidsdekkingsgraad meer dan 120% bedraagt;
Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
31
In de leidraad speelt het nFTK-toeslagpercentage een belangrijke rol. Dit is het wettelijke maximale voorwaardelijke toeslagpercentage als bedoeld in artikel 132 van de Wvb en artikel 15 lid 3 van het het Besluit FTK. Het nFTK-toeslagpercentage is het toeslagniveau dat naar verwachting in de gehele toekomst kan worden toegekend (uitgaande van bepaalde aannames). Het nFTK-toeslagpercentage bedraagt 0% bij een beleidsdekkingsgraad van 110% (of lager) en loopt vervolgens geleidelijk op naarmate de beleidsdekkingsgraad stijgt. Het nFTK-toeslagpercentage bij een gegeven niveau van de beleidsdekkingsgraad hangt op basis van de wettelijk voorgeschreven berekeningsmethodiek af van de rentetermijnstructuur: Uitgaande van een gegeven niveau van de beleidsdekkingsgraad, is het nFTKtoeslagpercentage lager naarmate de rentetermijnstructuur hoger ligt. Voor de garantiegroep wordt de voorwaardelijke toeslag bovenop de onvoorwaardelijke toeslag van 2,5% als volgt afgeleid van bovenstaande extra toeslag:
Indien een extra toeslag van meer dan 0,5%-punt wordt verleend, wordt de voorwaardelijke toeslag voor de garantiegroep 0,5%-punt lager vastgesteld dan de extra toeslag. In dat geval is de totale toeslag (de som van de onvoorwaardelijke en de voorwaardelijke toeslag) voor de garantiegroep gelijk aan de totale toeslag voor de niet-garantiegroep.
Indien een extra toeslag van minder dan 0,5%-punt wordt verleend, bedraagt de voorwaardelijke toeslag voor de garantiegroep 0%. In dat geval bedraagt de totale toeslag voor de garantiegroep 2,5%.
Uitsluitend ter beoordeling aan het bestuur kan het bestuur op enig moment besluiten om van de leidraad af te wijken of om een andere leidraad voor het voorwaardelijke toeslagbeleid te gaan hanteren. Het bestuur hanteert in beginsel 30 september als jaarlijkse peildatum voor het voorwaardelijk toeslagbeleid. 8.5. Premiebeleid In hoofdstuk 7 is het beleid van het bestuur met betrekking tot de inkooptarieven en de premiestelling toegelicht. Het bestuur stelt de hoogte van de inkooptarieven jaarlijks vast. Het bestuur houdt bij de vaststelling van de inkooptarieven rekening met de hoogte van gedempte kostendekkende premie in relatie tot de feitelijke premie. Het fonds maakt geen gebruik van de mogelijkheid van premiekorting. 8.6. Verlaging van aanspraken en ingegane pensioenen Op grond van het gestelde in artikel 24, lid 1 van het pensioenreglement kan het bestuur als uiterste maatregel de opgebouwde pensioenaanspraken en –rechten in het fonds verminderen, indien het pensioenfonds niet in staat is binnen redelijke termijn over een toereikend eigen vermogen te beschikken en alle overige sturingsmiddelen zijn ingezet. Onder deze overige sturingsmiddelen valt het beleid als omschreven in paragraaf 7.2 van deze abtn op grond waarvan de jaarlijkse pensioenopbouw bij ontoereikend verwacht herstel van de dekkingsgraad wordt verlaagd in het geval de kosten van de jaarlijkse pensioenopbouw gemeten op marktwaarde hoger liggen dan de daarvoor van de deelnemers ontvangen premie. Het verlagen van opgebouwde pensioenaanspraken en –rechten kan zich voordoen indien:
Uit het herstelplan als omschreven in paragraaf 8.2 blijkt dat met inzet van overige financiële sturingsmiddelen herstel tot het vereist eigen vermogen binnen de door het bestuur vastgestelde termijn niet mogelijk is. Vermindering van aanspraken zal dan in per jaar gelijke mate gespreid over de duur van het herstelplan plaatsvinden en wel op dusdanige wijze dat herstel tot het vereist eigen vermogen wel wordt bereikt binnen de door het bestuur vastgestelde termijnen. Uitsluitend de korting in het eerste jaar zal onvoorwaardelijk worden toegepast. Eventuele kortingen in latere jaren zullen alleen worden toegepast indien en voor zover dit noodzakelijk blijkt bij het in die latere jaren op te stellen herstelplan.
Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
32
Op vijf achtereenvolgende jaarlijkse meetmomenten sprake is van een dekkingstekort, en tevens de actuele dekkingsgraad op dat moment lager is dan de vereiste minimale dekkingsgraad. Het fonds is dan wettelijk genoodzaakt de situatie van een dekkingstekort per direct op te heffen door het korten van de opgebouwde aanspraken en rechten. Deze korting is onvoorwaardelijk. Conform de wettelijke mogelijkheden hiervoor heeft het Bestuur besloten in een dergelijk geval deze korting toe te passen door de pensioenuitkeringen volgend uit de opgebouwde aanspraken en rechten in procentueel gelijke stappen onvoorwaardelijk te verlagen in de 10 jaren volgend op het moment waarop de onvoorwaardelijke korting is vastgesteld. De korting heeft uitsluitend betrekking op de aanspraken en rechten die op het moment van de korting zijn opgebouwd/verkregen; pensioenopbouw na dat moment wordt door de stapsgewijze verlaging in de daaropvolgende jaren niet geraakt.
Indien het bestuur besluit tot het doorvoeren van een korting worden pensioenaanspraken en –rechten voor elke deelnemer, gewezen deelnemer en pensioengerechtigde met een gelijk percentage verlaagd. Ten aanzien van de bovengenoemde hersteltermijn heeft het bestuur besloten dat het pensioenfonds uitgaat van herstel tot de vereiste dekkingsgraad binnen de wettelijk maximaal toegestane termijn van 10 jaar (per 1 januari 2015: 12 jaar, per 1 januari 2016: 11 jaar). Het bestuur acht dit de meest evenwichtige keuze omdat:
het deelnemerbestand relatief jong is en er uit dien hoofde geen aanleiding is om een kortere termijn te hanteren;
het vastgestelde toeslagbeleid in perioden van een hoge dekkingsgraad leidt tot het relatief gespreid “uitdelen” van de opgebouwde buffer, waardoor het evenwichtig is om bij een lage dekkingsgraad ook relatief gespreid te korten.
Dezelfde onderbouwing geldt ten aanzien van de keuze om in het geval van een korting voortvloeiende uit een vijf jaar voortdurend dekkingstekort deze verlaging door te voeren middels een stapsgewijze korting in de daaropvolgende 10 jaar (de wettelijk maximale termijn). Met dit beleid tot verlaging van aanspraken en ingegane pensioenen wordt voldaan aan het gestelde in artikel 129 en artikel 135 van de Wvb. Het bestuur zal bij een eventuele verlagingsmaatregel uiteraard de voorschriften van wet- en regelgeving in acht nemen. 8.7. Herstel van verlaagde aanspraken en gemiste toeslagen Het fonds stelt zich op het standpunt dat het verlagen van aanspraken en het niet toekennen van toeslagen noodzakelijk kan zijn om weer een gezonde financiële situatie te krijgen en daarna met een schone lei verder te kunnen. Het fonds heeft niet de expliciete ambitie dat toekomstige overrendementen worden bestemd voor herstel van verlaagde aanspraken op individueel niveau. In directe zin is er dus geen sprake van herstel. Indien de financiële positie van het fonds het toelaat, zijn bovengemiddelde toeslagen mogelijk die indirect kunnen zorgen voor herstel van verlagingen en/of niet toegekende toeslagen. Het bestuur acht deze keuze, om dezelfde redenen als is weergegeven bij het beleid tot verlaging van aanspraken en ingegane pensioenen, als de meest evenwichtige keuze. Dit beleid kan te allen tijde door het bestuur voor alle deelnemers en gewezen deelnemers en pensioengerechtigden worden aangepast.
Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
9. ONDERTEKENING
Hierbij verklaart het bestuur van Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen dat het werkt volgens het in deze abtn vastgelegde beleid. Tilburg, 29 september 2015
………………………….. Voorzitter M.E.A. Bartels
………………………………. Secretaris J. Toet
33
Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
Bijlage 1 Selectie- en monitoringproces vermogensbeheerders
34
Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
Bijlage 2 Beleggingsrichtlijnen
35
Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
Bijlage 3 Waarderingsgrondslagen
36
Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
Bijlage 4 Verklaring beleggingsbeginselen
37
Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
Bijlage 5 Financieel crisisplan
38
Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
Bijlage 6 Vaststelling MVEV en VEV
39
Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
Bijlage 7 Uitbestedingsbeleid
40