Stichting museum Het Admiraliteitshuis te Dokkum
1.
Het museumcomplex aan de Diepswal 27.
2.
De Admiraliteitshelling met het Hellinghûs tegenover het museum.
3.
Depot aan de Rondweg boven de brandweerkazerne.
4.
Depot aan het Kalkhûsplein in het Streekarchief.
1
Inleiding Het vorige beleidsplan dekte de jaren 2008 tot en met 2012. Door de al jaren gelijkblijvende gemeentelijke subsidies en het onvoldoende groeien van eigen inkomsten was er weinig tot geen ruimte voor nieuw beleid. Bovendien kampte het museum in deze periode met een structureel tekort van omstreeks € 10.000. Het museum was medio 2004 uitgebreid met een naastgelegen pand (voormalig pakhuis en kerkje) waarin op begane grond en verdieping een vaste expositie rond Bonifatius. Door diverse factoren, zoals het uitblijven van aanzienlijk meer bezoekers en dus inkomsten uit entreegelden, tegenover hogere exploitatielasten (energie, schoonmaak, extra inzet personeel e.d.) luidde de uitbreiding een fase in waarbinnen fors werd ingeteerd op de financiële reserves. Dat er financiële reserves waren, was overigens hoofdzakelijk te danken aan een particulier uit Stiens die het museum in 2003 circa 40.000 euro naliet omdat hij het zo’n mooi museum vond. Want – niettegenstaande de jarenlange inspanningen van het museumbestuur en de medewerkers en ondanks zuinig beleid – was het vrijwel nooit gelukt een jaarrekening met een positief saldo af te sluiten. De situatie werd er niet beter op toen in de loop van 2011 de gemeente Dongeradeel nieuwe bezuinigingen aankondigde die, gefaseerd toegepast, in 2015 een structurele verlaging à € 8.800 van de gemeentelijke subsidie zullen betekenen.
Daarnaast moet het museum zich, is de wens van de gemeente, meer gaan richten op het publiek en vooral meer bezoekers trekken. De enige full-time publieksmedewerker ging in 2012 met pensioen. Zijn plaats kon gezien de structurele tekorten op de jaarrekeningen en verlaging van subsidies niet opgevuld worden door een medewerker met vaste aanstelling.
Al met al een hele uitdaging voor bestuur, directie en medewerkers om deze moeilijkheden in de komende beleidsperiode het hoofd te bieden.
Voorkant van een gesponsorde actiefolder die gebruikt werd (eind 2011) om de raad van Dongeradeel te bewegen het museum niet wegof kapot te bezuinigen.
2
Huisvesting Situatie De verbinding op de begane grond van het kerkje (de uitbreiding uit 2004) met het Admiraliteitsgebouw was in 2007 definitief van de baan. De gemeenteraad gaf geen toestemming om – zelfs alleen tijdens openingsuren van het museum – de openbare steeg af te sluiten. De plannen om de kantoren en depots te verhuizen naar een nieuwbouw bij de openbare bibliotheek bleken ook niet haalbaar doordat de gemeentelijke steun daarvoor op het laatste moment wegviel. Doordat nu de kantoren nog steeds in het museumcomplex aan de Diepswal waren gevestigd en er geen extern depot ter beschikking kwam, moest voor het laatste vanaf 2005 een geschikte ruimte gehuurd worden die gevonden werd in Leeuwarden. Het museum kwam mede hierdoor financieel nog meer in de problemen. In 2011 kwam het eind van de financiële reserves in zicht en werd het dure depot in Leeuwarden noodgedwongen weer verlaten en ingeruild voor twee ruimtes. Eén die gratis ter beschikking werd gesteld door het Streekarchief te Dokkum en een andere die van de gemeente Dongeradeel gehuurd moest worden op de plaats waar het Streekarchief zich bevond vóór haar verhuizing naar de Openbare Bibliotheek. Grosso modo kan gesteld worden dat in het depot van het archief aardewerk, porselein e.d. is opgeslagen en in het depot aan de Rondweg grote objecten, zoals kasten, sleden, wagentjes en dergelijke zijn opgeborgen. Drie grote vitrines met scheepsmodellen konden geplaatst worden in het Hellinghûs aan de overkant van het water tegenover het museum. Dit pand werd, ingaande 2009, via de Stichting Dokkumer Roem van de gemeente Dongeradeel gehuurd, mede op verzoek van de laatst genoemde die er een zinvolle, culturele bestemming aan wilde geven. Eind 2011 werd het huurcontract na drie jaar opgezegd omdat het pand niet zonder verlies geëxploiteerd kon worden. Negatieve factoren bij onderverhuur zijn de geringe grootte (32 stoelen) van het pand, de beperkende voorwaarden door de gemeente gesteld en de situering te midden van woonhuizen, waardoor gemakkelijk geluidsoverlast veroorzaakt wordt. Ondanks de opzegging van het huurcontract bleef de exploitatie van het Hellinghûs, op verzoek van de verhuurder, de facto door het museum verzorgd worden. Pogingen van de Stichting Dokkumer Roem om het pand onder te brengen bij de Stichting Monumentenbehoud Dongeradeel bleven tot nog toe onsuccesvol. Pro’s en contra’s Het museum biedt een zinvolle en stijlvolle invulling van het eeuwenoude gebouw van de Admiraliteit dat herinnert aan een belangrijke episode in de geschiedenis van Dokkum. Dat was ook de bedoeling van het gemeentebestuur toen dat in 1963 de toenmalige oudheidkamer hierin liet trekken. De attractiviteit van de historische gebouwen die deel uitmaken van het museumcomplex vormt nog steeds een belangrijk onderdeel bij de beleving door het publiek. Ook de situering van de panden, midden in de binnenstad, kan gezien worden als een pluspunt. Nadeel van de vier tot één museum samengevoegde panden is dat het geheel het karakter heeft van een doolhof. Elk van de vier gebouwen heeft een ander vloerniveau en alleen in de laatste uitbreiding met de Bonifatius expositie kon een lift gerealiseerd worden. Door de vergrijzing van het publiek wordt het doolhof met de vele trappen in toenemende mate als een remmende factor bij het museumbezoek beschouwd. Vanuit het oogpunt van beveiliging, verwarming, luchtconditionering en verlichting is het complex beslist zeer onpraktisch te noemen. Door het museum en het gemeentebestuur is in de loop der jaren veel tijd en geld besteed aan het minimaliseren van de verschillende nadelen, maar vooral de verwarming blijft een kostbare zaak in de slecht geïsoleerde panden met te weinig tochtportalen. Twee grote nadelen zijn ontstaan doordat de, bij de herinrichting van 2004 en 2005 geplande, vaste doorgang op de begane grond in de steeg niet gerealiseerd werd evenmin als de verhuizing van de kantoren naar het nieuw te bouwen cultureel kenniscentrum.
3
Het museumcomplex gezien vanaf het Grootdiep, opname 2012. Vier panden omsluiten een klein pleintje (in feite een sinds 1800 niet meer ingevuld gat in de bebouwing) met middenin een boom. Direct links van de luchtbrug (nr.2) is de eenvoudige deur die de toegang vormt tot het museum. De hoofdentree aan de straatkant wordt niet gebruikt omdat – vooral in het geval van bezoek door schoolklassen – de situatie opzij veiliger is. de
Nr. 1 is een van oorsprong 18 -eeuws woonhuis met op de begane grond een balie, keukentje, twee toiletten, lockers voor publiek, een klein museumwinkeltje en een café hoek met 16 plaatsen. Op de verdieping en de zolder zijn dienstruimten (kantoren, personeelskantine, depotruimte, ketelruimte). Nr. 3 is van oorsprong een uitbreiding van het Admiraliteitsgebouw uit 1618. Het hoofdgebouw uit 1596 stond op de plaats van pand nr. 1 en gedeeltelijk ook van het pleintje. Het heeft een prachtige Renaissancegevel die grenst aan een hofje (direct achter pand nr. 1), nu een tuin en een berghok. Vrijwel het gehele pand wordt gebruikt voor expositie: twee zalen, een zolderverdieping en een deel van de kelder. Delen van de zolder en de kelder worden gebruikt als depotruimte en ketelruimtes (2x). Nr. 4 is een pand dat ooit tot het Admiraliteitscomplex behoord zal hebben als pakhuis. Bij een verbouwing in de de 1963 werd hier een conciërgewoning gemaakt. Momenteel is 1/4 deel expositieruimte en 3/4 deel is depot; en er is een keukentje. Tussen de panden 4 en 5 loopt een steeg; de verbinding wordt gevormd door een luchtbrug op de etage. Nr. 5 is een voormalig pakhuis met woonhuis eraan, dat tot 2004 een baptistenkerkje herbergde. Sinds dat jaar is op twee etages een vaste expositie en een licht- en geluidspel rond Bonifatius. Verder zijn hier een quarantaineruimte, museumopslag en ketelruimte.
4
Het gevolg van het eerste punt is dat de routing verkeerd is. Publiek wordt nu in de regel vanuit het entreegebouw weer naar buiten geleid om via de steeg te beginnen in het Bonifatiusmuseum. De ruimte voor wisselende exposities bevindt zich op een verdieping, wat met de huidige routing onpraktisch is. De kantoren die niet extern gevestigd werden nemen de ruimte in die bedoeld was als gehoorzaaltje en koffiekamer. Momenteel is ruimte om groepen groter dan 20 personen op te vangen in feite niet aanwezig. Beleid Het huisvestingsbeleid zal gericht zijn op kostenbesparing, grotere doelmatigheid en afstoting van verliesgevende onderdelen. In concreto betekent dit een oplossing zal worden gezocht voor de volgende zaken. Routing in het museum: invulling van onder- en bovenzaal in het Admiraliteitsgebouw verwisselen. Hierdoor worden tijdelijke exposities beter bereikbaar. De kosten hiervoor, geschat op € 10.000 zullen vooral liggen op het gebied van aanpassing van de verlichting en beveiliging, hetgeen zal moeten worden uitbesteed. Verder is bij deze kostenraming uitgegaan van de inzet van reeds aanwezig personeel en onbetaalde vrijwilligers. Voor alle kosten, ook de hierna genoemde, zullen externe bronnen moeten worden gezocht aangezien het museum geen exploitatiereserve heeft noch een eigen fonds voor groot onderhoud kent. Terugdringen van energiekosten: In de benedenzaal moet de toegang naar het hofje, die regelmatig gebruikt wordt, van een tochtportaal worden voorzien. Hetzelfde geldt voor de entree tot de Bonifatius expositie in de steeg. Kosten totaal € 6.000. Er zullen hierdoor minder pieken en dalen in de omgevingstemperatuur ontstaan en het zal leiden tot energiebesparing. Bij de mogelijkheden voor besparing op de energierekening zal ook gekeken worden naar gedeeltelijke wintersluiting van het museum. Misschien dat bijvoorbeeld het Bonifatius museum in de wintermaanden gesloten moet blijven en alleen toegankelijk zal kunnen zijn voor groepen op afspraak. Hellinghûs: indien geen overeenstemming gevonden kan worden met de Stichting Dokkumer Roem over een sluitende exploitatie zal het Hellinghûs afgestoten worden. Zolang het in gebruik is bij het museum zal het beleid erop gericht zijn om meer inkomsten uit verhuur te genereren en het pand zoveel mogelijk te betrekken bij de diverse museale activiteiten (lezingen, educatieve projecten en dergelijke). Depots: Het beleid zal erop gericht zijn de huurkosten terug te brengen tot nul. Dit kan geschieden door ontzameling, een proces dat al voorzichtig in gang is gezet. Het museum begon in Leeuwarden met een huurbedrag van circa € 2.000, aan de Rondweg in Dokkum met € 950 (39 m2) en betaalt per 2012 € 625 aan de gemeente huur voor 12,5 vierkante meters, hoog opgestapelde, museumobjecten. Als ontzameling tot onvoldoende resultaat leidt zal overwogen worden het restant naar het museum terug te halen ten koste van de vaste opstelling.
De voormalige Admiraliteitshelling tegenover het museum. Het houten Hellinghûs ligt te midden van woonhuizen en als zodanig verbouwde pakhuizen. Het huidige pand werd als opvolger van eerdere versies in de jaren 70 van de vorige eeuw gebouwd. Intern is nog de motor waarmee schepen de helling opgetrokken werden.
5
Collectie Situatie algemeen Het beleid van selectief aannemen van schenkingen is al jaren de regel. Van 2009 tot 2011 nam de collectie toe met gemiddeld ongeveer 80 stuks per jaar. In totaal over die periode gaat het om 245 voorwerpen, waarvan 70% textiel en 30% andere museumstukken. De collectie wordt van oudsher verdeeld in textiel en ander voorwerpen. Van de eerstgenoemde categorie bezit het museum ongeveer 5.000 stuks, van de tweede ongeveer 6.000 stuks. Hierbij horen niet de collectie van circa 7.000 foto’s, 1.000 ansichtkaarten en 1.000 boeken. In totaal worden ongeveer 20.000 voorwerpen beheerd. Er zijn vrijwel geen particuliere bruikleengevers meer. Bruiklenen in de vaste expositie zijn met name van: het Fries Museum, de Wassenbergh Clarijs Fontein stichting, de Ottema Kingma Stichting, de gemeente Dongeradeel. Aankopen worden zelden gedaan en dan vaak met financiële hulp van externe fondsen. Detail van een olieverfschilderij op doek door de Dokkumer schilder Douwe Hansma (18121891) tussen 1850 en 1860 vervaardigd. Dit genrestukje van 50 x 60 cm werd door een particulier in Amsterdam geschonken in 2011. Het werd eind 2012 gerestaureerd met financiële steun van het Stadsfonds Dokkum en de Wassenbergh-Clarijs-Fontein Stichting.
In de beleidsperiode ontstond een achterstand in de publicatie van de aanwinsten via een jaarverslag (laatstelijk over 2008). De wens was dit op te vangen middels nieuwsbrieven aan de donateurs. De indruk bestond dat leden/donateurs weinig interesse hebben in deze vorm van communicatie en bovendien ging steeds een groot deel van het donatiebedrag op aan het maken en versturen van zo’n jaarverslag. Door te weinig personeelscapaciteit en andere prioriteiten is het bij een wens gebleven. Wel werd er bij tijdelijke exposities vanaf 2011 een boekje of catalogus gemaakt, waarbij steeds zoveel mogelijk onderdelen (oude en nieuwe aanwinsten) van de eigen collectie gepubliceerd worden. Het facelift project van 2005 was de aanleiding om de vaste collectie te ontdoen van voorwerpen die minder belangrijk zijn voor de verhaallijn. Vaste thema’s werden en zijn nog steeds: een chronologisch overzicht van het ontstaan en de ontwikkeling van Dokkum, een zilverlijn in contrast met een lijn van volksaardewerk, Dokde de kumer schilderkunst 19 eeuw, Dokkumer jeugd 17 eeuw tot 1925, streekdrachten. Voor het thema Bonifatius is een apart gebouw bestemd met een vaste opstelling en een schouwspel met licht en geluid. Andere thema’s worden belicht middels wisselende exposities. Hierbij wordt voor 80 tot 95 procent gebruik gemaakt van de eigen collectie in depot.
6
Beleid algemeen Het beleid zal er op gericht zijn om door te gaan met zeer selectieve aanname van (voor zover mogelijk direct exposabele) museumobjecten. Alle focus zal gericht zijn op het organiseren van tijdelijke exposities en – voor wat de textielzolder betreft – het periodiek vernieuwen van de vaste tentoonstelling. De aanwinsten in de collectie over de jaren 2009 tot en met 2012 zullen in 2013 gebundeld worden gepubliceerd, waarbij nog onderzocht zal worden wat de meest gunstige manier van verspreiding van deze publicatie kan zijn. Daarnaast zal het museum proberen te blijven voldoen aan de (vele) eisen van het museale keurmerk (Museumregister). Dit keurmerk speelt in toenemende mate een rol bij de beoordeling van bruiklenen, subsidies en schenkingen. Beleid ontsluiting collectie In de beleidsperiode zal worden voortgegaan met de invoering van het database programma Adlib. Van een medewerker, speciaal belast hiermee, moest na vier jaren van tijdelijke contracten (werkervaringsplaats) afscheid genomen worden. Vanaf medio 2012 werd een vrijwilliger ingewerkt om dit werk over te nemen. Er zal voortgegaan worden met het fotograferen van objecten en scannen van plat materiaal door vrijwilligers.
Behoud Situatie Er is een quarantaine met vrieskist, was-droogcombinatie en afzuigkap. Hier worden intern kleine conserveringshandelingen verricht. Voorwerpen worden regelmatig gecontroleerd op plaagbeesten, stof en dergelijke en worden waar nodig in de quarantaine ruimte behandeld. Nieuwe aanwinsten worden hier standaard geïnspecteerd alvorens een vaste plaats in het museum te krijgen. Op alle ramen is, met subsidie van fondsen, uvwerende folie aangebracht. Bij wisselende exposities wordt het lichtniveau op de daarvoor geldende waarden gehouden. De luchtbeheersing wordt wel in de gaten gehouden, maar – gezien de aard van het museumcomplex - kan niet voorkomen worden dat er schommelingen in zijn in temperatuur en luchtvochtigheid. Beleid Voortzetting van dezelfde aandacht aan klimaat en licht geven als voorheen. De metingen van temperatuur en relatieve luchtvochtigheid in de vaste opstelling worden voortgezet en zullen indien nodig tot maatregelen leiden. Het beleid zal er op gericht zijn de controle op de toestand van de voorwerpen te intensiveren en de protocollen na te leven. Het opzetten en uitvoeren van een restauratieplan zal, gelet op de precaire financiële situatie van het museum, niet tot de prioriteiten behoren. Incidenteel zal waar nodig voor de restauratie van individuele stukken naar fondsen gezocht worden.
Marketing Situatie In de jaren 2002-2003 is door de geschiedeniswinkel van de Rijksuniversiteit Groningen onderzocht wat mogelijke doelgroepen van het museum kunnen zijn, wat de uniciteit was van het museum en waar de kansen lagen. Een kans werd gezien in de realisatie van een compleet nieuw Bonifatius museum met een eigentijdse en aantrekkelijke presentatie. Gemeente en fondsen staken hier veel geld in en het resultaat mag gezien worden, maar een duidelijke en structurele verhoging van het bezoekersaantal bleef uit. Met de realisatie van de Bonifatius expositie in 2004 werd ook een begin gemaakt met het duidelijk afstemmen van de expositie op jeugdige bezoekers in schoolverband. De facelift van 2005 had eveneens een duidelijk educatief karakter. Met de aan-
7
stelling van een aparte functionaris voor public relations en educatie in 2004 kon een belangrijke stap gezet worden naar verbetering en intensivering van de relatie museum / publiek. Het beleid was erop gericht nieuwe producten voor het publiek te ontwikkelen, met extra aandacht voor de introductie van nieuwe media en optimalisatie van de website. Dit is ook geschied en met hulp van de stichting Markant Friesland (samenwerkingsverband van museale instellingen in Noordoost Fryslân) konden zo bijvoorbeeld QR-codes, I-pad en website voor mobiele media worden geïntroduceerd. Het leidde wel tot meer bekendheid van het museum en toegenomen verkoop van eigen producten via de website, maar nog steeds niet tot verhoging van het bezoekersaantal. Begin van de Bonifatius expositie zoals deze in het Bonifatiusjaar 2004 werd gerealiseerd in het pand naast het Admiraliteitshuis.
Beleid Het beleid zal erop gericht zijn niet zozeer weer nieuwe producten te ontwikkelen, maar de bestaande producten beter te vermarkten. Hierbij zal – zoals altijd al – nauw samengewerkt worden met 't Fiskershúske, maar ook aansluiting gehouden worden met de stichting Markant Friesland. Deze stichting heeft speciaal voor de promotie en ondersteuning van de aangesloten leden een coördinator in dienst. Ook zal bekeken worden hoe potentiële doelgroepen meer structureel en systematisch kunnen worden benaderd. In ieder geval kan daarbij het huidige adressenbestand van donateurs van zowel Admiraliteitshuis als 't Fiskershúske beter benut worden. Benadering via moderne media (twitter, facebook, interactieve website e.d.) zal nog meer dan nu het geval is, ingezet worden.
Beveiliging Situatie Er is in de vorige beleidsperiode verschillende malen contact met de brandweer over de opzet van een nieuw brandmeldsysteem geweest, hetgeen eind 2012 zijn beslag kreeg. Een medewerker werd opgeleid tot beheerder van het systeem. Er is een noodprocedure voor de enige lift in het museumcomplex. Drie medewerkers hebben een bedrijfshulpverleningsdiploma. Het pand is buiten openingsuren beveiligd tegen inbraak met melding naar een alarmcentrale. Voorts is er een permanente glasbreuk meldinstallatie voor de meest kwetsbare ruimtes. Het museum deed in 2011 mee aan een project Netwerkaanpak Veiligheidszorg (Ons erfgoed veilig!) in Fryslân in samenwerking met de Friese museumfederatie. Hierin werd (ook) dit museum gecontroleerd op
8
de zorg voor veiligheid van collectie, medewerkers en publiek. Aan de aanbevelingen voor het reduceren van de tekorten op dit gebied kon, hoe belangrijk ook, nog geen uitvoer gegeven worden. Het werken met te krappe budgetten en veel vrijwilligers staat haaks op een goede veiligheidszorg. Zo is het bijvoorbeeld niet altijd mogelijk de openstelling van het museum te roosteren met medewerkers die in bezit zijn van het vereiste Bedrijsfhulpverleningsdiploma. Beleid Het beleid zal erop gericht zijn zo spoedig mogelijk het beveiligingsplan en calamiteitenplan te actualiseren conform de uitkomsten van het project Netwerkaanpak Veiligheidszorg. Er zal meer aandacht zijn voor het structureel betrekken van vrijwilligers bij de veiligheid van collectie en publiek. Dit kan middels regelmatig gehouden voorlichting en oefening van ontruiming, al dan niet in samenwerking met de brandweer.
Publieksvoorzieningen Situatie De publieksvoorzieningen zoals balieruimte met garderobe, museumcafé en winkeltje zijn beperkt. Zoals hiervoor gemeld was er na de verbouwingen van 2004 nog de hoop de kantoren te kunnen verplaatsen om meer mogelijkheden te kunnen creëren voor de publieksvoorzieningen, maar die hoop bleek ongegrond. Het Hellinghûs dat sinds 2009 werd gehuurd bood mogelijkheden voor de ontvangst van groepen tot 30 personen. Maar in de praktijk bleek dit niet goed te combineren met activiteiten in het museum zelf vanwege de afstand tussen beide. Zonder ruimten om wat grotere groepen te kunnen ontvangen (bijvoorbeeld als een touringcar met 60 personen het museum aan wil doen) is het praktisch onmogelijk om de gewenste hogere aantallen bezoekers te realiseren. In 2011 werden plannen van het museum om een zaal van het museum te onttrekken aan de vaste expositie en voor diverse publieksactiviteiten te bestemmen (horeca, lezingen e.d.) besproken met de gemeente. Mede vanwege de kosten die dit met zich mee zou brengen konden de plannen niet ten uitvoer worden gebracht. Beleid Er zal voortgegaan worden met de optimalisatie van de gebruiksmogelijkheden van de huidige voorzieningen. En er zal gezocht worden naar creatieve oplossingen voor het probleem van de beperkte publieksvoorzieningen.
Tijdelijke exposities en publieksbegeleiding Situatie Er worden jaarlijks 3 à 4 wisselexposities in eigen beheer georganiseerd. Bij de exposities worden in toenemende mate activiteiten georganiseerd zoals lezingen, workshops, speciale rondleidingen (ook buiten openingsuren van het museum) etc. Het bezoekersaantal vertoonde aan het eind van de vorige beleidsperiode een lichte stijging, namelijk 4.917 in 2011 tegen 4.668 bezoekers in 2010. Beleid Het beleid blijft er op gericht vooral accent te leggen op de wisselexposities. Hiervoor zal zoveel mogelijk gebruik gemaakt worden van de eigen collectie. Het aantal zal drie tot vier per jaar blijven, want meer kan de personele bezetting niet aan. Ze zullen zoveel mogelijk (mede) een educatief karakter dragen en steeds begeleid worden door lesbrieven en catalogi. Het thema van de wisselexpositie zal bij voorkeur laagdrempelig zijn en een groter publiek aan moeten spreken. Waar mogelijk zal aansluiting gezocht worden bij andere publieks-
9
activiteiten georganiseerd door derden, bijvoorbeeld Admiraliteitsdagen, nationaal museumweekend, Monumentendag, projecten Mark & Ant, Help pake en beppe de vakantie door et cetera. Ook zal binnen het takenpakket van de medewerkers meer tijd ingeruimd worden voor het bij het museum betrekken van de directe bewoners van stad en regio. Om de drempel voor het museumbezoek nog lager te maken zal onderzocht worden of een naamsverandering zinvol is (bijvoorbeeld Dokkum Huis of Museum Dokkum). Hiermee wordt aangesloten bij een landelijke trend betreffende een naamsverandering die beter aansluit bij het verwachtingspatroon van potentiële bezoekers. Immers: over het admiraliteitsverleden kan, bij gebrek aan voorwerpen, slechts beperkt aandacht gegeven worden in dit museum.
Bestuur en medewerkers. Situatie Er is formeel een bestuur van vijf personen van wie twee qualitate qua zitting hebben in het bestuur van museum ´t Fiskershúske in Moddergat. In de vorige beleidsperiode is de vereniging omgevormd tot een stichting met als doel te fuseren met de stichting ’t Fiskershúske. Door de mogelijke sluiting van het museum in 2011 en de onzekere financiële situatie daarna werd aan het streven van samengaan nog geen uitvoering gegeven. Wel wordt er sinds 2010 gezamenlijk vergaderd en zijn bepaalde vacatures in beide besturen niet vervuld met het oog op een fusie. Ook werden concept-statuten in overleg met de notaris opgesteld. Er zijn per einde 2012 vier personen (totaal 2,36 fte) in parttime dienst, te weten een directeur-conservator (0,55 fte), een medewerker educatie en pr (0,49 fte), een conciërge (0,1), een schoonmaakster / baliemedewerkster (0,33), een secretariaatsmedewerker (0,89 fte). Met andere woorden (en afgerond): directie/collectie 2,5 dag in de week; educatie/pr 2 dagen; schoonmaak/conciërge 1 dag; balie 1 dag; secretariaat/balie/algemeen 4 dagen. Op advies van de gemeente werd de – door pensionering vacante – vijfde plaats van de enige fulltime baliemedewerker niet opgevuld met een medewerker in vaste dienst, evenmin als een vacant gekomen functie van schoonmaker voor 1 dagdeel in de week. In plaats daarvan werden bepaalde taken uitbesteed aan andere personeelsleden (tegen betaling van extra loon) of vrijwilligers en andere taken niet meer of in mindere mate uitgevoerd. Ook kwam – weer in het kader van een werkervaringsplaats – een medewerker per einde 2011 parttime (0,2 fte) het team versterken voor hulp bij de financiële administratie en diverse museale werkzaamheden. De secretariaatsmedewerker verzorgt ook de boekingen voor de trekschuit en het Dokkumer lokaaltje, waarvoor enige vergoeding wordt ontvangen. Links: Een van de koppen van beschilderd zandsteen die het museumgebouw uit 1645 sieren. In 2012 werd alarm geslagen bij de gemeente over de slechde te conditie van dit 17 eeuwse beeldhouwwerk. Tevens gaf het museum een boekje uit over de functie van het pand waarin het gevestigd is.
10
Hiernaast versterken regelmatig ook stagiaires het team, terwijl ongeveer 25 personen op een lijst van vaste vrijwilligers staan en op divers gebied de betaalde medewerkers bijstaan. Beleid Het bestuur zal het beleid van besturen op afstand voortzetten. Het streven zal zijn om binnen de nieuwe beleidsperiode bestuurlijk samen te gaan met de stichting museum ’t Fiskershúske (ooit ontstaan als uithof van het Admiraliteitshuis). Uitgangspunten zijn het bewaren van de eigen identiteit van beide musea en het gescheiden houden van het huidige eigen vermogen en bezit van elk museum. Ten aanzien van het personeelbestand, vrijwilligers daarbij inbegrepen, zal het beleid gericht zijn op optimalisering van opbouw en omvang. Binnen de beperkte mogelijkheden (vanwege de afhankelijkheid van gemeentelijke subsidies) zal het stichtingsbestuur de kerntaken van een goed werkgever blijven vervullen. Onderdeel hiervan is een correctie uitvoering van de loonadministratie via een administratiekantoor.
Exploitatie Situatie Het museum heeft inkomsten uit gemeentelijke subsidie, loonkostensubsidie via rijksregelingen, entreeheffing, bijdragen van de donateurs, winkeltje, sponsoring, incidenteel schenkingen en legaten. Volgens de gemeentelijke subsidieverordening wordt een aantal posten gesubsidieerd, zoals een deel van de loonkosten en een budgetsubsidie die nog niet voldoende is voor huur en energiekosten. Het beleid in de vorige periode was er op gericht meer gemeentelijke subsidie te verwerven voor de loon- en huisvestingskosten. Het economisch slechte tij waardoor ook gemeenten met bezuinigingen werden geconfronteerd maakte – zoals hiervoor al eerder werd vermeld – dat de gemeente Dongeradeel het museum geen structurele extra subsidie heeft verleend, maar een korting op het budget. Het museum heeft aangegeven dit op te kunnen vangen als de loonkostensubsidie voor de museummedewerker die met pensioen ging, voortaan voor algemene exploitatie mag worden aangewend. Beleid Het museum zal (i.t.t. de laatste jaren) met sluitende begrotingen gaan werken omdat er in geval van een exploitatietekort geen dekking uit eigen middelen meer mogelijk is. Het beleid is daarbij gericht op efficiencyverbetering en focus op omzet. Op allerlei manieren zal getracht worden de eigen inkomsten te verhogen. Hierbij wordt gedacht aan het werven van meer donateurs, het trekken van meer betalende bezoekers, mensen laten betalen voor dienstverlening, groepen 's avonds ontvangen, uitbreiding van het museumwinkeltje en dergelijke. Onderzocht zal worden of een verlaging van de entreeprijs bevorderlijk zal zijn voor het museumbezoek. Waar mogelijk zal voor een extra activiteit sponsoring gezocht worden, met bijvoorbeeld plaatsing van advertenties in museaal drukwerk als tegenprestatie. Ook intensivering van de relatie met ondernemers behoort tot het beleid, bijvoorbeeld op het gebied van ontwikkeling van arrangementen.
11