ARCADIS NEDERLAND BV Stationsplein 18d Postbus 1632 6201 BP Maastricht Tel 043 3523 300
Stichting Administratiekantoor Kantuta Holding B.V. t.a.v. de heer E. van der Baan Bisonlaan 6 1217 GH HILVERSUM
Fax 043 3639 981 www.arcadis.nl
1217GH6
Onderwerp:
DIVISIE MILIEU & RUIMTE
Habitatsgeschiktheidsbeoordeling Kraailandhof Hoogland te Amersfoort
Maastricht,
Geachte heer Van der Baan,
15 mei 2009
Hierbij ontvangt u de resultaten van de uitgevoerde habitatgeschiktheidsbeoordeling ter plekke van de planlocatie Kraailandhof te Hoogland, gemeente Amersfoort. Het veldecologisch onderzoek is uitgevoerd op 17 maart 2009.
Contactpersoon:
De belangrijkste conclusie is dat bij de voorgenomen sloop van de betreffende gebouwen knelpunten op kunnen treden in het kader van de Flora- en faunawet ten aanzien van het vernietigen van vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen. In de bomen op de planlocatie en in de directe nabijheid zijn geen geschikte openingen aangetroffen waar vleermuizen gebruik van zouden kunnen maken. Voor het overige zijn er geen knelpunten te verwachten. Alvorens tot sloopwerkzaamheden over te gaan dient een aanvullend vleermuizenonderzoek (conform vleermuisprotocol GAN 2009), in de periode mei tot en met september, uitsluitsel te bieden betreffende de aanwezigheid van vleermuizen in en nabij de te slopen gebouwen.
ing. M.W.J. Stevens Telefoonnummer:
06-27061118 E-mail:
m.w.j.stevens @arcadis.nl Ons kenmerk:
B01013/ZC9/002/394007 Projectnummer:
B01013.394007
Indien gewenst kunnen wij het aanvullende vleermuizenonderzoek conform het vleermuisprotocol (GaN 2009) geheel vrijblijvend aanbieden. Binnen de periode mei-september zullen 4 veldbezoeken plaats moeten vinden waarbij specifiek gelet wordt op de soorten Gewone dwergvleermuis en Laatvlieger. Het aanvullend vleermuizenonderzoek bieden wij u aan voor € 2.950,-- exclusief omzetbelasting. Op deze aanbieding zijn de algemene voorwaarden van ARCADIS van toepassing. In de bijgevoegde rapportage beschrijven we onze bevindingen van de habitatgeschiktheidsbeoordeling.
Handelsregister 9036504
Ingeval er onduidelijkheden, vragen en/of opmerkingen zijn over de rapportage dan kunt u contact opnemen met onze ecoloog, de heer M.W.J. Stevens, op bovenstaand telefoonnummer. Wij vertrouwen erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Met vriendelijke groet, ARCADIS Nederland BV
ir. E.P.A.G. Schouwenberg Teammanager Natuur & Archeologie
Bijlage: - Resultaten habitatgeschiktheidsbeoordeling planlocatie Kraailandhof te Hoogland, gemeente Amersfoort
Ons kenmerk:
Pagina:
B01013/ZC9/002/394007
2/11
Resultaten habitatgeschiktheidsbeoordeling planlocatie Kraailandhof te Hoogland, gemeente Amersfoort. 1. Inleiding In het kader van de voorgenomen herontwikkeling van het winkelcentrum Kraailandhof te Hoogland, gemeente Amersfoort, is het noodzakelijk de voorgenomen plannen te toetsen aan de natuurwetgeving, in het bijzonder de Flora- en faunawet. De planlocatie betreft een winkelcentrum met diverse voorzieningen (parkeerplaats, detailwinkels, horeca en een supermarkt) en twee percelen met woonbebouwing, tuin en enkele schuren. Het winkelcentrum betreft een laagbouwcomplex met strak afgewerkte dakranden, enkele spouwmuuropeningen en een golfplaten dakbedekking.
Foto 1 Zevenhuizerstraat nr. 81
Foto 2 Zevenhuizerstraat Nr. 71
Foto 3 schuren achter nr. 71
Foto 4 winkelcentrum met enkele bomen
Ons kenmerk:
Pagina:
B01013/ZC9/002/394007
3/11
Foto 5 winkelcentrum
Foto 6 parkeerplaats
Het perceel Zevenhuizerstraat nr. 81 betreft een woonhuis en een tuin met enkele boven het huis uitgroeiende bomen. Het perceel Zevenhuizerstraat 71 betreft een voormalige boerderijwoning met enkele (deels vervallen) schuurtjes. In de tuin staan nog enkele hoogstamfruitbomen. Het groen op de planlocatie betreft de wegbeplanting langs de Esdoornlaan, de tuinbeplanting van Zevenhuizerstraat nr. 71 en nr. 81 en enkele jonge bomen op het parkeerterrein noordelijk van het winkelcentrum.
Figuur 1: Ligging planlocatie (begrenzing is rood)
2. Onderzoeksmethode Om te bepalen of er knelpunten te verwachten zijn heeft een ecoloog van ARCADIS op 17 maart 2009 een veldecologisch onderzoek uitgevoerd. Tijdens deze habitatgeschiktheidsbeoordeling is onderzocht in hoeverre er geschikte biotopen aanwezig zijn die mogelijk het leefgebied vormen voor beschermde soorten flora en fauna.
Ons kenmerk:
Pagina:
B01013/ZC9/002/394007
4/11
Tevens is gelet op aanwezige (beschermde) soorten (zichtwaarnemingen en sporen). Vanwege de voorgenomen sloop van de aanwezige gebouwen en de kap van bomen is specifiek aandacht besteed aan mogelijke vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen en spechten en naar de aanwezigheid van de Steenmarter.
3. Relevante wet- en regelgeving Natuurbescherming valt onder te verdelen in twee categorieën: soortenbescherming en gebiedsbescherming. Soorten worden wettelijk beschermd door de Flora- en faunawet. Gebiedsbescherming vindt in Limburg plaats door de aanwijzing van gebieden binnen het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL) waartoe de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en de Provinciale Ontwikkelingszone Groen (POG) behoren en/of als Natura 2000-gebied (Natuurbeschermingswet 1998). 3.1 Gebiedsbescherming Er liggen geen beschermde natuurgebieden in de directe nabijheid van beide planlocaties die aangewezen zijn, of in de nabije toekomst aangewezen zullen worden, in het kader van Natura 2000 en de Natuurbeschermingswet 1998 (voormalige Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden en Beschermde Natuurmonumenten). De planlocatie alsmede de directe omgeving maakt geen onderdeel uit van een perceel welke in het kader van de provinciale ecologische hoofdstructuur (EHS) een beschermde status heeft. 3.2 Soortenbescherming De Flora- en faunawet beschermt een groot aantal soorten (waaronder vrijwel alle gewervelde dieren en een aantal planten). Deze mogen onder meer niet gedood, verjaagd, gevangen of verontrust worden. De uitvoering van werkzaamheden kan in sommige situaties leiden tot handelingen, die in strijd zijn met deze verbodsbepalingen. De werkzaamheden kunnen immers leiden tot het verstoren of doden van dieren en het vernietigen van groeiplaatsen van beschermde planten. In veel gevallen kan het plan zo uitgevoerd worden, dat overtreding van de genoemde verbodsbepalingen niet aan de orde is. Wanneer overtreding niet te voorkomen is en de wet geen mogelijkheden biedt voor vrijstelling, dan dient een ontheffing te worden aangevraagd. Deze ontheffing zal enkel onder bepaalde voorwaarden kunnen worden verstrekt. Onder bepaalde voorwaarden is het mogelijk van de minister van LNV vrijstelling te krijgen voor ruimtelijke ontwikkelingen. Sinds 23 februari 2005 geldt een vrijstellingenbesluit in de vorm van een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB). Hierin worden de beschermde soorten in verschillende categorieën onderverdeeld. Afhankelijk van de categorie waarin een bepaalde soort valt is een ontheffing noodzakelijk of kan een vrijstelling van toepassing zijn. Er worden in principe vier categorieën onderscheiden, zie tabel 1. Tabel 1 Beschermingscategorieën AMvB artikel 75, Flora- en faunawet Tabel
Categorie
Ontheffing of vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkelingen
1
Algemene soorten (licht beschermd)
Vrijstelling mogelijk
2
Overige soorten (matig beschermd)
Vrijstelling mogelijk mits gebruik gemaakt wordt van
Ons kenmerk:
Pagina:
B01013/ZC9/002/394007
5/11
een door de minister goedgekeurde gedragscode; anders ontheffing noodzakelijk (lichte toets) 3
Soorten op bijlage 4 van de
Ontheffing noodzakelijk (uitgebreide toets)
Habitatrichtlijn en bijlage 1 van de AMvB (streng beschermd) Vogels
Vrijstelling mogelijk mits gebruik gemaakt wordt van
(streng beschermd)
een door de minister goedgekeurde gedragscode; anders ontheffing noodzakelijk (uitgebreide toets)
In de Flora- en faunawet is tevens een zorgplicht opgenomen: ZORGPLICHT FLORA- EN FAUNAWET Artikel 2, lid 1: Een ieder neemt voldoende zorg in acht voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving. Artikel 2, lid 2: De zorg, bedoeld in het eerste lid, houdt in ieder geval in dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora of fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterweg te laten voor zover zulks in redelijkheid kan worden gevergd, dan wel alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.
De zorgplicht geldt altijd en voor alle planten en dieren, of ze beschermd zijn of niet. De zorgplicht is ook van toepassing, indien er voor een beschermde soort al ontheffing of vrijstelling verleend is. De zorgplicht betekent niet dat er geen dieren mogen worden gedood, maar wel dat dit, indien noodzakelijk, op zodanige wijze gebeurt dat het lijden zo beperkt mogelijk is. Indien verboden handelingen optreden ten aanzien van vogels is een ontheffing vereist. Wanneer de werkzaamheden buiten kwetsbare perioden zoals het broedseizoen plaatsvinden, zal over het algemeen geen ontheffing nodig zijn. Er zijn echter een aantal uitzonderingen van broedplaatsen die jaarrond beschermd zijn; • De nesten van Blauwe reiger, Zwarte specht, Groene specht, Grote bonte specht, Middelste bonte specht, Kleine bonte specht, Steenuil, Raaf, Zwarte kraai en Roek en zijn jaarrond beschermd als ze nog in functie zijn; • De nesten van in bomen broedende roofvogelsoorten (Rode en Zwarte wouw, Buizerd, Wespendief, Sperwer, Havik, Zeearend, Torenvalk en Boomvalk) en van Ransuil zijn jaarrond beschermd. Deze soorten maken gebruik van oude nesten omdat deze niet in staat zijn om een geheel eigen nest te bouwen. Hier geldt dat voldoende nestgelegenheid aanwezig moet blijven en dat niet elk kraaiennest in een territorium gespaard hoeft te worden bij een ingreep; • De nesten van grotendeels of geheel van menselijke activiteiten afhankelijke soorten (Ooievaar, Torenvalk, Slechtvalk, Kerkuil, Oehoe, Steenuil, Gierzwaluw, Boerenzwaluw, Huiszwaluw, Grote gele kwikstaart) zijn als ze nog worden gebruikt, jaarrond beschermd.
Ons kenmerk:
Pagina:
B01013/ZC9/002/394007
6/11
4. Effectbeoordeling beschermde soorten Tijdens het veldbezoek is het gebied beoordeeld op de habitatgeschiktheid voor beschermde soorten. Er heeft geen soortgerichte inventarisatie plaatsgevonden. Er is wel extra aandacht besteed aan holten (spechten en vleermuizen) in de te kappen bomen en naar de mogelijke aanwezigheid van Steenmarter en vleermuizen in de slopen gebouwen en schuren. 4.1 Flora en vegetatie De vegetatie op de planlocatie betreft enkel tuinbeplanting en openbaar groen. Tijdens het veldbezoek zijn geen bijzondere of beschermde planten waargenomen. Beschermde soorten zijn op basis van het ontbreken van geschikte groeiplaatsen uit te sluiten binnen de planlocatie. Hierbij is aandacht besteed aan het eventuele voorkomen van muurvegetatie (zoals Tongvaren of Steenbreekvaren). De voorgenomen ingreep heeft geen negatief effect op een beschermde plantensoort. 4.2 Broedvogels Op de planlocatie staan enkele oudere loofbomen. Deze bomen zijn visueel geïnspecteerd op de aanwezigheid van jaarrond beschermde nesten. Deze zijn niet aangetroffen of te verwachten. Wel zijn er op diverse plekken oude nestresten van soorten als Merel, Houtduif en andere kleine zangvogelsoorten aangetroffen. Er zullen naar verwachting diverse algemeen voorkomende soorten van stad en park op of nabij de planlocatie broeden (zoals merel, roodborst en winterkoning). Door de sloop- en kapwerkzaamheden buiten de broedperiode (15 maart tot circa 15 juli) uit te voeren zal er geen negatief effect optreden op broedvogels. De voorwaarde is dat er te allen tijde geen broedgeval aanwezig mag zijn bij aanvang en tijdens de werkzaamheden. Voor het verstoren van broedende vogels kan geen ontheffing verkregen worden. Een negatief effect op een vogelsoort waarvan de nestplaats en het functionele leefgebied jaarrond is beschermd (artikel 11) is uit te sluiten, omdat deze niet op de planlocatie voorkomen. 4.3 Grondgebonden zoogdieren Voor zwaar beschermde soorten is geen geschikte habitat aanwezig. De schuren zijn in principe wel geschikt voor de Steenmarter. Tijdens het veldbezoek door ARCADIS zijn geen indicaties (sporen, nestmateriaal, vraatresten, stankoverlast, zichtwaarnemingen) aangetroffen die een vaste rust of verblijfplaats van de Steenmarter binnen de planlocatie aantonen. Het valt niet uit te sluiten dat er binnen de planlocatie enkele licht beschermde zoogdiersoorten voorkomen zoals Huismuis en Egel. De voorgenomen ingreep heeft geen negatief effect op een matig of streng beschermde grondgebonden zoogdiersoort.
Ons kenmerk:
Pagina:
B01013/ZC9/002/394007
7/11
4.4 Vleermuizen De bebouwing en de bomen op de planlocatie en in de directe nabijheid zijn beoordeeld op geschiktheid als verblijfplaats voor vleermuizen. Waar mogelijk zijn gebouwen en bomen visueel geïnspecteerd. In de bomen op de planlocatie en in de directe nabijheid zijn geen geschikte openingen aangetroffen waar vleermuizen gebruik van zouden kunnen maken. De woningen Zevenhuizerstraat nr. 71 en nr. 81 zijn geschikt als verblijfplaats voor vleermuizen. Een vaste rust- of verblijfplaats in deze gebouwen kan op voorhand niet uitgesloten worden. Het winkelcentrum complex is minder geschikt voor vleermuizen vanwege het materiaalgebruik (gladde oppervlakten, golfplaten, isolatie van overgangen tussen materialen), het ontbreken van openingen achter plaatwerk en het ontbreken van optimale spouwmuuropeningen. Verblijfplaatsen in het winkelcentrum kunnen echter op voorhand niet volledig uitgesloten worden. De woonwijk rondom de planlocatie biedt diverse verblijfsmogelijkheden voor vleermuizen. De combinatie van binnenstedelijk groen en water en de diverse verblijfmogelijkheden zorgen ervoor dat Hoogland naar verwachting onderdeel is van een populatie van de gebouwenbewonende vleermuissoorten (zoals Gewone dwergvleermuis en Laatvlieger). De groenstructuur is naar verwachting onderdeel van het binnenstedelijke foerageergebied. Aantasting van belangrijk foerageergebied en belangrijke vliegrouteverbindingen is echter niet aan de orde vanwege voldoende alternatieve verbindingen en foerageergebied in de directe nabijheid van de planlocatie. De herontwikkeling van het plangebied Kraailandhof heeft mogelijk een negatief effect op vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen. 4.5 Amfibieën, reptielen en vissen Vanwege het ontbreken van oppervlaktewater en geschikt landbiotoop is het uitgesloten dat zwaar beschermde amfibieën, reptielen of vissensoorten op de planlocatie voorkomen. De incidentele aanwezigheid van een licht beschermde soort als Gewone pad of Bruine kikker is, vanwege tuinvijvers en stedelijk water in de omgeving van de planlocatie, niet uit te sluiten. De ingreep heeft geen negatief effect op zwaar beschermde amfibieën, reptielen of vissen. 4.6 Vlinders, libellen overige ongewervelden Vanwege het ontbreken van optimaal habitat met waardplanten en nectarplanten en het ontbreken van voortplantingswater is een negatief effect op beschermde soorten vlinders, libellen en overige ongewervelden uit te sluiten. .
Ons kenmerk:
Pagina:
B01013/ZC9/002/394007
8/11
5. Toetsing Flora- en faunawet Binnen de planlocatie kunnen een aantal beschermde soorten voorkomen. Het gaat hierbij om diverse algemene soorten broedvogels, zoogdieren, amfibieën en enkele zwaar beschermde vleermuizen. Uit hoofdstuk 4 blijkt dat een negatief effect op vleermuizen op voorhand niet volledig uitgesloten kan worden. Een negatief effect ten aanzien van broedvogels kan geheel voorkomen worden door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. De ingreep kan een negatief effect hebben ten aanzien van algemeen voorkomende amfibieën en zoogdieren. In de onderstaande tabel zijn (mogelijke) overtredingen van de verbodsbepalingen van de Floraen faunawet weergegeven. Tabel 2. (Mogelijke) Overtredingen van algemene verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet. Soort
Artikel 9
Artikel 10
Artikel 11
Artikel 12
Algemene broedvogelsoorten
Artikel 8
X
X
X
X
Algemeen voorkomende zoogdieren
X
X
X
Algemeen voorkomende amfibieën
X
X
X
Enkele soorten vleermuizen
X
X
X
Artikel 8. Het is verboden planten, behorende tot een beschermde inheemse plantensoort, te plukken, te verzamelen, af te snijden, uit te steken, te vernielen, te beschadigen, te ontwortelen of op enigerlei andere wijze van hun groeiplaats te verwijderen. Artikel 9. Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen. Artikel 10. Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, opzettelijk te verontrusten. Artikel 11. Het is verboden nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfsplaatsen van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren. Artikel 12. Het is verboden eieren van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te zoeken, te rapen, uit het nest te nemen, te beschadigen of te vernielen.
5.1 Broedvogels De meest verstorende werkzaamheden (sloop van gebouwen, kap van bomen, verwijderen van vegetatie) dienen buiten het broedseizoen plaats te vinden om negatieve effecten te voorkomen op broedvogels. Het broedseizoen voor vogels betreft globaal de periode van 15 maart tot 15 juli. Indien aan deze voorwaarde kan worden voldaan zal de voorgenomen ingreep geen negatief effect hebben op broedvogels en is een ontheffing niet noodzakelijk. 5.2 Grondgebonden zoogdieren Verstoring van en schade aan algemeen voorkomende zoogdieren is niet te voorkomen, alleen te mitigeren door tijdens de werkzaamheden eventueel aanwezige dieren te verplaatsen tot net buiten de invloedsfeer van de werkzaamheden en deze niet bewust te verwonden of te doden.
Ons kenmerk:
Pagina:
B01013/ZC9/002/394007
9/11
In het kader van de AMvB art. 75 is voor het verstoren van de te verwachten algemene maar wel beschermde soorten niet langer een ontheffing nodig. De zorgplicht is echter wel van toepassing. 5.3 Vleermuizen Door het slopen van de bebouwing gaan er mogelijk vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen verloren. Om vast te stellen of de voorgenomen ingreep een negatief effect heeft op een vleermuizensoort dient er een aanvullend (verblijfplaatsen) vleermuizenonderzoek uitgevoerd te worden. Dit onderzoek dient uitgevoerd te worden conform het vleermuizenprotocol van de GAN (april 2009) naar de aanwezigheid van zomer-, kraam- en najaarsverblijven van de Gewone dwergvleermuis en de Laatvlieger. Het najaarsonderzoek geeft eveneens een beeld van de functie van de gebouwen als overwinteringverblijf. Indien de bebouwing onderkomen biedt aan vleermuizen dient er, voorafgaande aan de werkzaamheden, een Flora- en faunawet ontheffing aangevraagd en verleend te worden. Onderdeel hiervan is een mitigatie en compensatieplan. Sinds kort wordt (door een recente juridische uitspraak) bij verstoring van vleermuizen uitdrukkelijk getoetst aan het zwaar wegend maatschappelijk belang van de voorgenomen ingreep. 5.4 Amfibieën In het kader van de AMvB art. 75 is voor het verstoren van de te verwachten algemene maar wel beschermde amfibieën soorten niet langer een ontheffing nodig. De zorgplicht is echter wel van toepassing. Verstoring van algemeen voorkomende amfibieën is niet te voorkomen maar wel te mitigeren. Door de eventueel tijdens de werkzaamheden aangetroffen individuen buiten de invloedsfeer te plaatsen in een geschikt biotoop.
Ons kenmerk:
Pagina:
B01013/ZC9/002/394007
10/11
6. Conclusies en aanbevelingen Hieronder geven we een overzicht van de belangrijkste onderzoeksresultaten: Soorten en effecten • Het kan op voorhand niet uitgesloten worden dat de werkzaamheden een negatief effect hebben op vleermuizen; • De ingreep heeft geen negatief effect op een belangrijke vliegroute of op belangrijk foerageergebied voor vleermuizen; • De planlocatie is wel geschikt voor Steenmarter maar een vaste rust- of verblijfplaats is momenteel niet aanwezig; • De locatie vormt een geschikt biotoop voor algemene broedvogelsoorten van stad en park, voor algemene grondgebonden zoogdiersoorten en algemene amfibieën; • Broedvogels waarvan de nesten jaarrond beschermd zijn conform artikel 11 (onder andere spechten en roofvogels) van de Flora- en faunawet maken geen gebruik van de planlocatie; • Een negatief effect op broedvogels kan voorkomen worden door de werkzaamheden buiten de broedperiode uit te voeren (15 maart tot en met 15 juli); • Overige matig of streng beschermde soorten (Tabel 2 of 3) vlinders, libellen, amfibieën, reptielen, vissen en overige zoogdieren zijn niet te verwachten vanwege het ontbreken van optimaal ontwikkelde habitats, ontbreken van literatuurgegevens en het ontbreken van waarnemingen tijdens het veldbezoek. Ontheffing • Indien vleermuizen gebruik maken van de te slopen bebouwing dient er voorafgaande aan de werkzaamheden een ontheffing aangevraagd te worden. • Een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet is niet noodzakelijk voor broedvogels, mits de meest verstorende werkzaamheden (kappen van bomen en verwijderen van overige vegetatie) buiten het broedseizoen aanvangen of in zijn geheel uitgevoerd worden; • Voor de overige te verwachten beschermde soorten (tabel 1) ten aanzien waarvan verboden handelingen te verwachten zijn geldt een algemene vrijstelling bij ruimtelijke ingrepen in het kader van de nieuwe AMvB art. 75 van de Flora- en faunawet. Nader onderzoek Uit het aanvullend onderzoek naar gebouwenbewonende vleermuissoorten, in de periode mei tot en met september, zal moeten blijken of de ingreep een negatief effect op vleermuizen heeft. Het vleermuizenonderzoek zal conform het vleermuisprotocol (GAN 2009) uitgevoerd dienen te worden om een gedegen onderzoek te waarborgen en vertraging in het vervolg van het project te voorkomen. Gebiedsbescherming De planlocatie ligt niet in of nabij een beschermd gebied (Natura 2000, EHS, POG, Beschermd Natuurmonument, etc.). Een nadere beoordeling in het kader van gebiedsbescherming is niet aan de orde.
Ons kenmerk:
Pagina:
B01013/ZC9/002/394007
11/11