Noot Noot 1 (zie blz. 69)
BIJVOEGSEL Schriftelijke antwoorden van de minister-president, op vragen gesteld in de eerste termijn van de algemene politieke beschouwingen Vraag van de g.a. de heer Rouvoet (ChristenUnie)
In het kader van het waarden- en normendebat hoort de heer Rouvoet graag iets concreter wat moet worden verstaan onder een communicatieaanpak onder leiding van de RVD. In de diverse begrotingsstukken zijn tal van maatregelen opgenomen waarbij de overdracht en/of handhaving van waarden en normen een rol spelen, met name op het gebied van onderwijs, veiligheid, jeugdbeleid en integratie. Deze maatregelen zullen vanaf 2004 worden ondersteund door een communicatieaanpak die is gericht op de betrokken doelgroepen in de samenleving, bijvoorbeeld in de vorm van een lespakket, informatie over best practises of een op de samenleving gerichte campagne. Daarnaast wordt de communicatieaanpak sterk gericht op de eigen verantwoordelijkheid en op de ideeën van de burgers zelf. Een speciale website gaat in januari 2004 van start. Deze site vormt de spil in het uitwisselen van lokale, sectorale en overheidsinitiatieven op het gebied van waarden en normen. Dit stimuleert dat de burgers met elkaar communiceren en elkaar stimuleren om waarden en normen in acht te nemen. De communicatie richt zich op alle sectoren van de samenleving: van vrijwilligersorganisaties tot sportclubs, met als doel dat de aandacht voor waarden en normen zich als een olievlek over het land verspreidt.
is de voorbereiding van de aan de Tweede Kamer toegezegde nota ter hand genomen. De minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties heeft na zijn aantreden deze voorbereiding verder opgepakt. Juist het richtinggevende element vraag nadere doordenking. Op korte termijn zal een aantal gesprekken worden georganiseerd met diverse personen uit de samenleving. Begin 2004 wordt de nota aan de Tweede Kamer gezonden. Vraag van de g.a. de heer Van der Vlies (SGP)
De g.a. de heer Van der Vlies herinnert aan door het kabinet beantwoorde Kamervragen over partys waarop minderjarigen zich tegen betaling ontkleedden, over een billboard met reclame voor 06-sexlijnen langs de A4 en over een tv-programma over seksuele voorlichting dat werk in de prostitutie voor jongeren als mogelijkheid onder de aandacht bracht. Het kabinet noemde deze activiteiten onwelvoegelijk, ongewenst respectievelijk niet gepast. Waarom wordt nu niet doorgepakt? De regering kan zich niet blijven beroepen op bestaande regelgeving zonder te beseffen dat zij zelf aan de knoppen zit. Graag een inhoudelijke reactie.
Het betreft hier een fundamenteel vraagstuk. Onder het vorige kabinet
In het aangehaalde geval van de zogenoemde string in je bil-partys in Rotterdam heeft het kabinet aangegeven dat de politie geen strafbare feiten heeft geconstateerd. Evenmin heeft het college van B&W van Rotterdam geconstateerd dat in strijd is gehandeld met de vergunningsvoorwaarden. Dit zo zijnde, gaat het bij de deelname aan deze partys primair om de eigen verantwoordelijkheid van individuen. Van belang is te benadrukken dat het openbaar ministerie geen bevestiging heeft gevonden voor de veronderstelling dat aan de partys is deelgenomen door minderjarigen. In het geval van het billboard langs
Tweede Kamer
Noot
Vraag van de g.a. de heer Dittrich (D66)
Wanneer ontvangt de Kamer de notitie over de botsing van grondrechten in de multiculturele samenleving, waarom de Kamer in een motie van D66 heeft gevraagd?
de A4 is door het College van Beroep van de Reclame Code Commissie (RCC) geoordeeld dat de afbeelding en tekst op het billboard de grens van het aanvaardbare overschrijden. Door dit instituut kan het oordeel echter niet worden gesanctioneerd, hetgeen past bij het private karakter van zelfregulering waarvan de RCC een vorm is. Het kabinet ziet geen aanleiding te overwegen de RCC een publiekrechtelijke status en de mogelijkheid tot het opleggen van dwangmaatregelen te geven. Strafbare feiten zijn niet geconstateerd. Ten aanzien van het door de heer Van der Vlies aangehaalde tv-programma heeft het openbaar ministerie geen stafbare feiten geconstateerd. Niet gesteld kan worden dat is getracht een minderjarige te brengen tot prostitutie. De uitzending is eerder voorlichtend van aard geweest dan wervend. Overigens verbiedt de Mediawet expliciet programmas die ernstige schade kunnen toebrengen aan personen jonger dan 16 jaar. Het Commissariaat voor de Media ziet hierop toe. In het aangehaalde geval was daarvan volgens het commissariaat geen sprake. Daarnaast onderscheidt de Mediawet programmas die schade kunnen toebrengen aan personen jonger dan 16 jaar. Uitzending van een dergelijke programmas is toegestaan indien het programma wordt uitgezonden door een instelling die is aangesloten bij de zelfreguleringsorganisatie NICAM en de uitzending geschiedt in overeenstemming met de daarvoor geldende regels: het programma mag pas na 22:00 uur worden uitgezonden en moet voorzien zijn van de toepasselijke Kijkwijzersymbolen. In het aangehaalde geval zijn deze regels in acht genomen. Overigens zal het kabinet op afzienbare termijn (oktober/ november) met een standpunt komen inzake het functioneren van de zelfregulering, zoals die door het NICAM gestalte krijgt. Dit op basis van de evaluatie van het NICAM die eerder dit jaar heeft plaatsgevonden. Vraag van de g.a.s Rouvoet (ChristenUnie) en Herben (LPF)
Vindt het kabinet het niet overdreven om het beleid te verdedigen met scenarios tot 2080? Met het begrotingsbeleid anticipeert
18 september 2003 TK 3
3-159
het kabinet op de vergrijzing die in de komende decennia zal plaatsvinden. De sommen van het CPB illustreren dat door tijdig maatregelen te nemen valt te bereiken dat de overheidsfinanciën straks niet ontsporen. De toekomstige ontwikkeling van de overheidsfinanciën is uiteraard met onzekerheden omgeven. Daarop wordt in de Miljoenennota dan ook gewezen, onder andere aan de hand van varianten. De sommen van het CPB hebben wel één robuuste uitkomst: houdbare overheidsfinanciën vragen in alle gevallen om vermindering van de schuld. Vraag van de g.a. Herben (LPF)
Heeft de regering kennis genomen van het ING-onderzoek? Kan de regering de TK voor de AFB schriftelijk informeren over de economische en fiscale gevolgen van de voorgenomen hypotheekrentemaatregel? De heer Herben heeft opgemerkt dat de bijleenregeling in de hypotheekrenteaftrek ten koste gaat van de geldcirculatie en de consumptie. De regering heeft daarbij kennis genomen van het rapport van de ING waaruit zou blijken dat de maatregel de staat geld zou kosten. Het kabinet plaatst kanttekeningen bij de onderliggende berekeningen. Opgemerkt kan worden dat de effecten van alle maatregelen op de consumptie zijn meegenomen in het economische beeld van het CPB in de Macro Economische Verkenning. De hypotheekrenteaftrek is niet bedoeld voor het stimuleren van de consumptie. De rente op consumptief krediet is namelijk al enkele jaren geleden afgeschaft. De hypotheekrenteaftrek is bedoeld voor het financieren van een eigen woning. Reeds op dit moment geldt voor mensen die niet verhuizen dat bij verhoging van de hypotheekschuld de extra hypotheekrente alleen aftrekbaar is indien de hypotheekverhoging wordt aangewend voor onderhoud of verbetering van de eigen woning. De bijleenregeling geldt voor verhuizers en bepaalt dat de hypotheekrente alleen aftrekbaar is voor de hypotheekverhoging die bedoeld is om het verschil tussen de aankoopprijs van de oude woning (inclusief transactiekosten) en de verkoopprijs van de nieuwe woning te kunnen financieren. Met deze
Tweede Kamer
maatregel vindt derhalve een vergelijkbare behandeling bij verhuizers plaats. Het is de vraag hoe groot het effect op de consumptie is. In veel gevallen vindt bij verhuizing helemaal geen consumptie plaats, maar worden de vrijvallende liquide middelen bij verhuizing in een spaar- of beleggingsdepot gestopt die er enkel voor zorgt dat het fiscale voordeel wordt gemaximeerd. Daarnaast geldt dat mensen de gestegen waarde van hun eigen woning nog altijd kunnen aanwenden voor consumptie, maar dat hier alleen geen fiscale stimulering meer voor geldt. Tot slot werkt het stimuleren van de consumptie via de hypotheekrenteaftrek averechts. Het leidt op korte termijn mogelijk tot meer BTW-opbrengsten, maar hier staat een jarenlange budgettaire derving tegenover, omdat huiseigenaren een hogere schuld aangaan. Tot slot kan worden opgemerkt dat een toelichting op de fiscale en budgettaire gevolgen is opgenomen in het Belastingplan en dat in de Macro Economische Verkenning van het CPB de economische effecten van het regeringsbeleid zijn verwerkt. Vraag van de g.a. Herben (LPF)
Wat vindt het kabinet van het voorstel tot instelling van een onafhankelijke commissie die het euro-effect op de inflatie onderzoekt? Het kabinet acht instelling van een dergelijke commissie niet nodig. Er is vorig jaar al veel onderzoek gedaan naar het euro-effect op de inflatie, en er is geen reden om nog meer onderzoek op dit gebied te doen. Het is bovendien rijkelijk laat voor een aanvullend onderzoek. Voor zover sommige sectoren de invoering van de euro hebben misbruikt om de prijzen extra te verhogen, lijkt het er overigens op dat het marktmechanisme voor een correctie heeft gezorgd. Dit geldt bijvoorbeeld voor de horeca. Zie het desbetreffende onderzoek van het CPB. Overigens: de inflatie is in Nederland sterk afgenomen en zal volgend jaar niet hoger zijn dan de gemiddelde inflatie in het eurogebied. De inflatie zwakt in Europa onder andere af dankzij de harde euro.
Noot
Vraag van de g.a. Herben (LPF)
Hoe denkt de regering te voorkomen dat de gemeentelijke lasten nog verder de pan uit rijzen. In de Monitor inkomsten uit lokale heffingen 2003 heeft het kabinet de ontwikkeling van de lokale lasten als fors aangeduid. In een bestuurlijk overleg heeft het kabinet deze conclusie bij VNG en IPO onder de aandacht gebracht. Met het oog op een beperking van de lokale lastenontwikkeling in de toekomst wordt momenteel gelijktijdig met de afschaffing van het gebruikersdeel van de OZB voor woningen gewerkt aan de maximering van het resterende eigenarendeel én aan de maximering van de OZB voor niet woningen (zowel voor gebruikers als eigenaren). Er wordt naar gestreefd deze voorstellen in 2005 te implementeren. Vraag van de g.a. Rouvoet (ChristenUnie)
Dhr. Rouvoet stelt dat de geloofwaardigheid van de overheid door allerlei incidenten onder druk staat. Hij benadrukt het belang van een krachtig integriteitsbeleid voor de overheid. Hij wijst ook op het feit dat de Belastingdienst naar zijn idee te veel zaken automatisch afdoet. Er mag geen aanleiding zijn voor kritiek op overheidsoptreden of ontbreken daarvan. De kritiek van het College van Belastingadviseurs op de Belastingdienst, waar de heer Rouvoet naar verwijst, heeft vooral te maken met de telefonische bereikbaarheid van de Belastingdienst. Deze problemen zijn door het kabinet onderkend. Ze zijn te wijten aan grote operaties, zoals de herziening van het belastingstelsel en de organisatorische gevolgen daarvan. Over de herstelmaatregelen is de Staatssecretaris van Financiën al in overleg met de organisaties van Belastingadviseurs en hij heeft ook al middelen vrijgemaakt om de telefonische bereikbaarheid van de Belastingdienst te verbeteren. Wat betreft de automatische afdoening nog het volgende. Aangiftes waar iets mee aan de hand is komen nadrukkelijk in beeld, terwijl de aangiftes van de belastingplichtigen die hun verplichtingen nakomen snel kunnen worden
18 september 2003 TK 3
3-160
afgehandeld. Deze wijze van werken leidt ertoe dat er veel capaciteit beschikbaar komt voor het intensieve toezicht en de fraudebestrijding. Ook dat werkt normbevestigend: de Belastingdienst laat zien dat normafwijkend gedrag wordt aangepakt. Vraag van de g.a. Verhagen (CDA) en de g.a. Rouvoet (ChristenUnie)
De heer Verhagen merkt op dat de lease-autos worden bevoordeeld ten opzichte van degenen die op kilometervergoeding rijden. Bovendien merkt hij op dat de verlaging van de vergoeding de Alfahulpen en vrijwilligers raakt, aangezien die hun auto nodig hebben voor hun werk. Vooruitlopend op de bespreking van het belastingplan wordt het kabinet gevraagd om met een beter alternatief te komen waarin bijvoorbeeld de bijtelling minder wordt verlaagd. De vereenvoudiging van de fiscale behandeling van het woonwerkverkeer in het Belastingplan 2004 wordt bereikt door alle woon-werkkilometers als zakelijke kilometers aan te merken en door de staffel voor de bijtelling af te schaffen. Deels wordt dit gefinancierd door de stimuleringsmaatregel laagzwavelige brandstoffen af te schaffen. Voor het overige wordt financiering gevonden binnen de twee groepen rijders zoals die door de CDA-fractie aangeduid worden als lease-auto rijders en degenen die op kilometervergoeding rijden. Om misverstanden te voorkomen: de groep met een kilometervergoeding betaalt niet voor de groep leaserijders. Binnen de groep leaserijders zijn er rijders die er op vooruit gaan en anderen die er op achteruit gaan N.B. Voor circa 25% van de leaserijders verandert er niets; 25% van de groep gaat er op achteruit en 50% gaat er op vooruit.. Binnen de groep die met de eigen auto rijdt zijn er eveneens rijders die er op vooruit gaan en rijders die er op achteruit gaan. Overigens wordt met de onbelaste vergoeding van 0,17 beter aangesloten op de gemiddelde variabele kosten van een middenklasse auto dan de huidige onbelaste vergoeding van 0,28. Vrijwilligers worden niet getroffen door dit voorstel, aangezien voor hen
Tweede Kamer
de beperking voor het onbelast vergoeden van kilometers van 0,17 niet geldt. Het blijft ook onder de voorgestelde regeling mogelijk om de vrijwilliger onder voorwaarden zijn werkelijke kosten onbelast te vergoeden. Het verlagen van de onbelaste vergoeding voor zakelijke kilometers kan voor werknemers, waaronder de Alfahulpen, leiden tot een lagere netto vergoeding. Daar staat tegenover dat de voorstellen leiden tot een ruimere onbelaste vergoedingsmogelijkheid voor het woon-werkverkeer. Dit omdat het woon-werkverkeer als zakelijk wordt aangemerkt, waardoor een hogere onbelaste vergoeding mag worden gegeven ( 0,17 in plaats van 0,15) ongeachte de woon-werkafstand. Hierdoor zullen er ook binnen de groep alfahulpen rijders zijn die er op vooruit gaan. Met het kabinetsvoorstel wordt op een evenwichtige wijze, budgettair neutraal, een grote vereenvoudiging bereikt en wordt een hoop ergernis bij de burgers en bedrijven weggenomen.
De opgebouwde tijd moet dan op geld gewaardeerd worden. Dit biedt ook lagere inkomens mogelijkheden om gebruik te maken van de levensloopregeling. Vraag van de g.a. Bos (PvdA)
Hoe geloofwaardig zijn ministers die verwijzen naar koopkrachtplaatjes en suggereren dat de lasten eerlijk verdeeld worden, terwijl daarin geen rekening wordt gehouden met de bezuinigingen op de huursubsidie, met de verkleining van het ziekenfondspakket, met de eigen bijdrage bij medicijnen en met het afschaffen van de bijzondere bijstand?
Ook voor degenen die niet veel kunnen sparen, kan de levensloopregeling interessant zijn. Bijvoorbeeld: wie niet het maximum van 12% maar 6% per jaar spaart, kan na 4 jaar sparen al drie maanden verlof financieren. Verder is in dit verband van belang te vermelden dat in samenhang met de levensloopregeling een tijdelijke ouderschapsverlofkorting wordt ingevoerd. Wie de levensloopregeling gebruikt voor de financiering van ouderschapsverlof krijgt een fiscale tegemoetkoming ter hoogte van 50% WML. Zo kan iemand die in vier jaar een verlofrecht van drie maanden zelf gespaard heeft, toch zes maanden verlof opnemen zonder inkomensverlies. Deze heffingskorting is niet afhankelijk van het gespaarde of opgenomen tegoed en daarmee met name interessant voor kleine spaarders. Bovendien kan sparen in de levensloopregeling plaatsvinden in geld, maar ook in tijd. Ook extra gewerkte uren en ADV-dagen kunnen ingezet worden.
Bij de opstelling van de generieke koopkrachtoverzichten wordt getracht een zo representatief mogelijk beeld te maken. Gezien de grote mate van spreiding van werkelijk optredende effecten is een volledig accuraat beeld, waarin met alle op individueel niveau voorkomende effecten rekening wordt gehouden, niet mogelijk. Met het effect van de verkleining van het ziekenfondspakket en de invoering van een eigen bijdrage bij medicijnen is in de generieke koopkrachtoverzichten zoals gepresenteerd in de begroting van SZW en de MEV van het CPB rekening gehouden. Noodzakelijkerwijs is daarbij gerekend met een gemiddeld effect (van 62 per verzekerde voor de verkleining van het ziekenfondspakket en 13 per persoon als effect van de eigen bijdragen voor medicijnen). In de generieke koopkrachtplaatjes worden verschillende maatregelen met inkomenseffecten niet opgenomen. De achtergrond hiervan is dat veel maatregelen minder dan de helft van de huishoudens in Nederland treft. Het opnemen van effecten van dergelijke wijzigingen zou de representativiteit van de plaatjes dan niet ten goede komen. Het betreft hierbij voor 2004 enerzijds maatregelen met negatieve inkomenseffecten (zoals de wijzigingen in de huursubsidie en de bijzondere bijstand), anderzijds gaat het om maatregelen die een positief inkomenseffect met zich meebrengen. De reden dat deze effecten niet in de generieke plaatjes wordt meegenomen is dat een meerderheid van de huishoudens in Nederland geen huursubsidie of bijzondere bijstand ontvangt. Bovendien zijn in de
Noot
18 september 2003 TK 3
Vraag van de g.a. Bos (PvdA)
[12% sparen in de levensloopregeling] Welke minimumloner kan dat? Of zelfs maar 10% geld daarvoor opzij leggen?
3-161
generieke overzichten bijvoorbeeld ook de effecten niet opgenomen van de invoering van de langdurigheidstoeslag of de nieuwe tegemoetkomingsregeling buitengewone uitgaven. Deze maatregelen heeft het kabinet bewust genomen met het oog op de inkomenspositie van kwetsbare groepen. Het Kabinet is zich bewust van de beperkingen van de generieke koopkrachtoverzichten. Deze zijn ook duidelijk verwoord in de begroting van SZW. Dit betekent niet dat met de doorwerking van niet in die cijfers opgenomen maatregelen geen rekening wordt gehouden. Elk jaar maakt de minister van SZW een overzicht van maatregelen met inkomenseffecten die niet in het generieke beeld zijn opgenomen. Dit overzicht is opgenomen als bijlage 15.1 bij de begroting van SZW. Dit overzicht wordt ook betrokken bij de besluitvorming over het inkomensen lastenbeeld. Zo wordt het belastingtarief eerste schijf in 2004 mede verlaagd vanuit de overweging dat de maatregelen in de huursubsidie met name bij lagere inkomens effect zullen hebben. Het kabinet beschouwt niet alleen het generieke beeld, maar ook het beeld inclusief de doorwerking van zowel positieve als negatieve niet-generieke effecten, als evenwichtig. Vraag van de g.a. Bos (PvdA)
Wij hoorden het verhaal dat op het Ministerie van Sociale Zaken de instructie uit was gegaan het woord bezuinigen zo min mogelijk te gebruiken. Op de lijst met synoniemen stond met stip op 1 genoteerd: verantwoordelijkheid nemen..... Er is geen instructie gegeven om het woord bezuinigen zo min mogelijk te gebruiken. Het woord ombuiging komt veelvuldig in de begroting voor. Het woord ombuiging is 28 keer in de begroting opgenomen (met name in Hoofdstuk 12 Bijlage Financieel beleid budgetdisciplinesector SZA, bladzijde 315–327 persversie). Het woord bezuiniging is 7 keer opgenomen (met name in Hoofdstuk 15 Bijlage Inkomensbeleid – paragraaf Bezuiniging bijzondere bijstand; bladzijde 349 persversie).
Tweede Kamer
Vraag van de g.a. Rouvoet (ChristenUnie)
Een bijbelse opdracht voor het kabinet om te voorkomen dat mensen die het niet zo breed hebben over het randje vallen. Op dit punt schiet het Kabinet te kort. Veel kritiek richt zich op opeenstapeling van ingrepen in de Sociale Zekerheid en zorg, zonder dat voldoende compensatie wordt geboden. Voor 2004 zijn verschillende maatregelen met inkomenseffecten aangekondigd. Dit betreft niet alleen maatregelen die in het generieke koopkrachtplaatje tot uitdrukking komen. Veel maatregelen zijn dermate specifiek dat ze daar geen plaats in vinden. In bijlage 15 van de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wordt een overzicht gegeven van maatregelen met inkomenseffecten die niet in het generieke koopkrachtbeeld tot uitdrukking komen. Hier is ook aandacht geschonken aan de mogelijke cumulatie van effecten van maatregelen. Juist voor de groepen die relatief veel te maken kunnen krijgen met cumulatie van effecten (zoals ouderen voor wie negatieve effecten van de maatregelen in de huursubsidie, zorg en bijzondere bijstand kunnen cumuleren), stelt het kabinet compenserende maatregelen voor. Ouderen kunnen profiteren van de nieuwe tegemoetkomingsregeling voor buitengewone uitgaven en de gereserveerde 70 miljoen voor de afzonderlijke compensatie voor de maatregel bij het zittend ziekenvervoer. In het generieke beeld is met de bijzondere positie van ouderen rekening gehouden door de verhoging van de ouderenkorting in 2004.
(extra) zorgkosten. Deze aftrek komt bovendien vanaf 2004 ook tot uitbetaling als geen belasting verschuldigd is, wat voor gehuwde ouderen zonder aanvullend pensioen een voordeel oplevert van 330. Ook zullen ouderen kunnen profiteren van de gereserveerde 70 miljoen euro voor het opvangen van negatieve effecten van de zorgmaatregelen en de verlaging van de procentuele ZFW-premie (met 0,45%-punt). Voor een deel van de groep ouderen met een klein inkomen is er in 2004 een beperkt inkomensverlies kan optreden. Voor ouderen die in het bijzonder worden getroffen heeft het kabinet compenserende maatregelen voorgesteld. Garanties op individueel niveau kunnen nooit gegeven worden. Vraag van de g.a. Herben (LPF)
Wat doet u, ook gezien de relatie met de uitkeringen, met de ambtenarensalarissen? De inzet van het kabinet is dat de collectieve sector voor wat betreft de matiging van de loonkosten het goede voorbeeld geeft. De stijging van de ambtenarensalarissen – en daarmee van het bruto minimumloon en de uitkeringen – zal daarom in 2004 buitengewoon gering zijn. Inflatiecorrectie is gegeven de zeer beperkte ruimte niet mogelijk. Vraag van de g.a. Van Aartsen (VVD)
U voert 600 trainees toch niet af via een bot LIFO.
In de berekeningen van de ANBO zitten enkele fouten. Met name overschat zij het negatieve effect van de maatregelen in de huursubsidie met zon 200. Ook houdt de ANBO in haar berekeningen geen rekening met enkele compenserende maatregelen, zoals het feit dat ze gebruik kunnen maken van de aftrek buitengewone uitgaven. Deze geeft een tegemoetkoming van ongeveer 25% in de
Het kabinet beschouwt deze vraag als een steun in de rug van het streven naar het behoud van een evenwichtig personeelsbestand. Van de eerdere tranches van trainees is gemiddeld 80% ingestroomd. De instroom op dit moment (4e tranche) verloopt moeizamer, vanwege de opgelegde taakstellingen. 30% moet nog een baan vinden. Interdepartementaal wordt hard gewerkt om tot maximale instroom te komen. De intentie is om het rijkstraineeproject voort te zetten. De door de Rijksoverheid verworven positie op de arbeidsmarkt mag niet verloren gaan. Tevens zeg ik toe dat de Rijksoverheid zeer alert zal zijn op het vermijden van de scherpe kanten van het last-in-first-out-principe. Dit gebeurt o.a. door het veel transpa-
Noot
18 september 2003 TK 3
Vraag van de g.a. Herben (LPF)
over berekeningen van de ANBO
3-162
ranter maken van de interne arbeidsmarkt en het actief begeleiden van mensen wier baan vervalt. Van een dergelijke ongelijke behandeling is geen sprake. Het kabinet verbiedt niemand om eerder met werken te stoppen. Wel stelt het kabinet voor om de fiscale faciliteiten die dit per 1 januari 2005 af te schaffen. Deze afschaffing geldt voor zowel werknemers in het bedrijfsleven als ambtenaren. Vraag van de g.a. Rouvoet (ChristenUnie)
Wat vindt het kabinet ervan om in plaats van de combinatiekorting te verhogen, die tweeverdieners dubbel voordeel brengt, juist de kinderkorting te verhogen? Het kabinet komt de heer Rouvoet op dit punt aardig tegemoet. Als onderdeel van het inkomenspakket 2004 wordt de kinderkorting namelijk verhoogd met 68. Daarnaast wordt in het kader van het vergroting van de arbeidsparticipatie de combinatiekorting verhoogd, maar dan wel gericht. Dat wil zeggen dat uitsluitend de minst verdienende partner of de alleenstaande ouder de verhoging van 290 krijgen; dus geen dubbel voordeel voor tweeverdieners. Vraag van de g.a. Herben (LPF)
Waarom kunnen ambtenaren wel vervroegd uittreden en werknemers in het bedrijfsleven niet? Van een dergelijke ongelijke behandeling is geen sprake. Het kabinet verbiedt niemand om eerder met werken te stoppen. Wel stelt het kabinet voor om de fiscale faciliteiten die dit per 1 januari 2005 af te schaffen. Deze afschaffing geldt voor zowel werknemers in het bedrijfsleven als ambtenaren. Voor het jaar 2004 heeft het rijk, in verband met het belang van een evenwichtig opgebouwd personeelsbestand en de taakstellingen, een mogelijkheid voor FPU-plus. Ook in het bedrijfsleven is in 2004 een dergelijke regeling nog mogelijk. Vraag van de g.a. mevrouw Halsema (GroenLinks)
Waarom bezuinigen op het onderwijsachterstandenbeleid?
op vermindering van bureaucratie en overhead, bundeling van budgetten en decentralisatie naar de scholen. In lijn daarmee worden de middelen voor onderwijsachterstanden en de gewichtenregeling samengebracht in één nieuwe regeling. Met deze beleidswijziging is ook een efficiencywinst te behalen, waardoor het totale bedrag voor dit beleid kan worden verlaagd. Daarbij krijgen de gemeenten een minder vergaande taak. Er vindt momenteel overleg plaats met de gemeenten en de schoolbesturen over de nadere invulling van taken van gemeenten en scholen. In oktober a.s. zal de kamer hierover worden geïnformeerd. Vraag van de g.a. mevrouw Halsema (GroenLinks)
Waarom de prestatiebeurs in het MBO? Is dit bevordering van uitval? De prestatiebeurs voor deelnemers van 18 jaar en ouder op niveau 3 en 4 van het MBO is een stimulans voor deelnemers om een diploma te halen. Dit gaat uitval juist tegen. Vraag van de g.a. de heer Dittrich (D66)
Kan de regering garanderen dat het beschikbare geld ook daadwerkelijk wordt gebruikt voor de bestrijding van lerarentekort en niet wegstroomt naar bijvoorbeeld nieuwe materiaal? De extra middelen voor de terugdringing van lerarentekort worden op verschillende terreinen ingezet: wegnemen arbeidsmarktknelpunten en vermindering werkdruk, begeleiding nieuwe instroom, opleiden in de school en lerarenopleidingen/ opleidingen voor onderwijsfuncties. Afhankelijk van de concrete maatregelen op deze terreinen worden resultaatsafspraken gemaakt over de inzet van de middelen met instellingen, gemeenten, sociale partners en andere betrokken partijen in het onderwijs. De Kamer kan erop rekenen dat het geld zó wordt ingezet dat de op dit terrein geformuleerde doelstelling wordt bereikt. Vraag van de g.a. de heer Dittrich (D66)
van circa 10 mln. Is kabinet bereid bij Najaarsnota geld vrij te maken? Voor het kabinet is en blijft de primaire bestuurlijke en financiële verantwoordelijkheid van de gemeente Amsterdam voor het Stedelijk Museum het uitgangspunt. Uiteraard wordt de situatie waarin het museum en zijn collecties is geraakt ook door het kabinet betreurd. Voor de gemeente Amsterdam en het museum ligt hier een opgave. Het kabinet heeft niet het voornemen om bij Najaarsnota geld vrij te maken. Uiteraard is de staatssecretaris van OCenW (Van der Laan) bereid met de gemeente Amsterdam en het Stedelijk Museum in gesprek te blijven. Vraag van de g.a. de heer Dittrich (D66) De film c.v. moet behouden blijven. Het heeft een bloeiende Nederlandse filmindustrie opgeleverd en veel werkgelegenheid in die sector. Ik vraag een toezegging van het kabinet. De staatssecretarissen Wijn, Van Gennip en Van der Laan hebben de Kamer hierover op 17 september 2003 schriftelijk geïnformeerd. Uit onderzoek door bureau Berenschot blijkt dat de filmsector nooit als zelfstandig economische sector zal kunnen bestaan. Het geven van structurele impulsen aan een bedrijfstak strookt niet met het uitgangspunt van het economisch beleid dat na tijdelijke financiële steun, in welke vorm ook, een sector op eigen benen moet kunnen staan. In het verlengde hiervan is het om cultuurpolitieke en budgettaire redenen niet mogelijk om commercieel georiënteerde onderdelen van het pakket binnen de kaders van het cultuurbeleid op te nemen. De drie betrokken bewindslieden hebben besloten vast te houden aan het standpunt zoals dat is verwoord in de brief aan uw Kamer van 25 juni 2003 en zullen niet afwijken van het hoofdlijnenakkoord. Vraag van de g.a. de heer Verhagen (CDA)
Hoeveel minder circulaires zijn uit Zoetermeer gekomen en hoeveel worden er opgeruimd?
In het Hoofdlijnenakkoord is ingezet
Het Stedelijk Museum Amsterdam heeft een financiële impuls nodig
Uit een eerste inventarisatie blijkt dat
Tweede Kamer
Noot
18 september 2003 TK 3
3-163
over de periode januari tot en met juli 2003 het aantal circulaires ten opzichte van januari tot en met juli 2002 is gedaald met ca. 42% voor het primair onderwijs en met 40% voor het voortgezet onderwijs. Het ministerie van OCenW brengt momenteel de regeldruk in kaart door middel van een nulmeting. Daarna worden streefwaarden geformuleerd en een plan van aanpak opgesteld. Het terugdringen van het aantal circulaires past binnen een breder streven naar minder regels, waarvan naast de invoering van de lumpsumbekostiging, bijvoorbeeld ook de zogenoemde servicegerichte uitvoering door Cfi deel uitmaakt. Daarbij wordt ICT ingezet om zowel de administratieve lasten voor de scholen te verminderen als om betere en betrouwbaardere informatie te verkrijgen.
het wettelijk minimumloon. Op deze basis heeft het vorige kabinet in Europees verband zich sterk gemaakt voor het opnemen van de leeftijdseis in de richtlijn gezinshereniging. Ook het stellen van een inkomenseis wordt door de richtlijn mogelijk gemaakt. De Tweede Kamer is onlangs akkoord gegaan met de inhoud van deze richtlijn. In het Hoofdlijnenakkoord is in tegenstelling tot het Strategisch akkoord opgenomen dat de inkomenseis wordt gesteld op 120% van het wettelijk minimumloon. Bij de implementatie van de richtlijn in de Nederlandse wet- en regelgeving zullen beide punten worden meegenomen. De verwachting is dat einde van dit jaar de stukken naar de Raad van State zullen worden gestuurd. Na het advies van de Raad van State worden de stukken aan de Tweede Kamer aangeboden.
Vraag van de g.a. Herben (LPF)
Wil de minister-president ingaan op het feit dat de Vreemdelingenwet grotendeels buiten Justitie is gemaakt door Cap Gemini en Andersson Elffers Felix, dat dit nu ook gebeurt met de nieuwe Wet op de Jeugdzorg? De realiteit bij de overheid is dat beleidsambtenaren niet zelf beleid maken, maar externe adviesbureaus begeleiden waar weer oud-collegas werken. De nieuwe Wet op de Jeugdzorg wordt door het ministerie van VWS gemaakt en niet door externe adviesbureaus. Wel wordt voor sommige onderdelen onderzoek verricht door externe bureaus. Het betreft dan onderzoek waarvoor een specifieke deskundigheid nodig is en/of een onafhankelijk oordeel. Ook worden soms adviseurs ingehuurd waar er voor korte tijd behoefte is aan extra menskracht. Vraag van de g.a. Herben (LPF)
LPF roept het kabinet op nu snel te komen met een voorstel van een leeftijdsgrens van 24 jaar + inkomenseis van 130% van het minimumloon.
Vraag van de g.a. Van Aartsen (VVD)
Investeren in terugkeer/uitzettingsbeleid is nodig als sluitstuk op pardonregeling. Het kabinet is met de VVD-fractie van oordeel dat de uitvoering van het terugkeerbeleid verder geïntensiveerd moet worden. In het debat naar aanleiding van de eenmalige regeling heeft de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie al aangegeven medio november plannen daartoe aan uw Kamer toe te zenden. Vraag van de g.a.s Rouvoet (ChristenUnie) en Van der Vlies (SGP)
De ChristenUnie en de SGP vragen naar de voortgang van het overleg tussen de Belastingdienst en vertegenwoordigers van de landbouwsector inzake bedrijfsoverdrachten in de sfeer van het successierecht. Daarnaast vragen zij meer algemeen aandacht voor de bedrijfsovername in de landbouw.
In het Strategisch Akkoord van het vorige kabinet was opgenomen dat in het geval van gezinsvorming een leeftijdseis van 21 jaar zou gaan gelden en dat de inkomenseis verhoogd zou worden naar 130% van
De besprekingen zijn door partijen voor de zomer tijdelijk opgeschort en worden zeer binnenkort weer opgepakt. Het geeft vertrouwen dat alle betrokken partijen in het overleg steeds hebben ingezet op het spoedig bereiken van praktische handvatten voor de waardering van
Tweede Kamer
Noot
agrarische ondernemingen. Het kabinet ziet dat jonge agrarische ondernemers met specifieke problemen, zoals deze bij bedrijfsovername kunnen spelen, te maken hebben. Daarom heeft de minister van LNV ook bijzondere aandacht aan de startende ondernemers geschonken, in eerste instantie door middel van het verlenen van steun bij het maken van bedrijfsplannen en door middel van een verruimde borgstelling. Vraag van de g.a. Herben (LPF)
Waarom wordt de Tweede Maasvlakte niet aangelegd? Is naast een economische impuls ook een kans voor de oude haventerreinen. De heer Herben houdt een pleidooi om de Tweede Maasvlakte aan te leggen. Het zou immers maar 500 mln kosten, vele positieve effecten hebben en slechts tijdelijk het tekort met 0,03 % verhogen. Ik acht het nu noch de tijd, noch de plaats om een inhoudelijke discussie aan te gaan over de merites van de Tweede Maasvlakte. Wel wijs ik erop dat de financieringsvraag niet simpel kan worden opgelost door de kosten zogenaamd tijdelijk in het tekort te laten lopen. Dit ondergraaft de budgettaire spelregels, en is overigens niet kosteloos: Ook een tijdelijke tekortvergroting leidt tot een hogere staatsschuld, en dus tot structureel hogere rentelasten. In het algemeen staat het kabinet positief tegenover het herontwikkelen van oude niet meer in gebruik zijnde haventerreinen. Er zijn ook al plannen op dit gebied: in eerste instantie wordt voorzien in de transformatie van Waalhaven Oost. Bij de transformatie is het wel van het grootste belang dat aandacht besteed blijft worden aan de veiligheid en milieukwaliteit van de leefomgeving. Vraag van de g.a. Van Aartsen (VVD)
«VVD heeft gevoelen dat noodzakelijke investeringen in infrastructuur in de knel komen door extra aandacht voor onderhoud en door uitgaven overschrijdingen bij grote projecten. Klopt dit gevoel? Biedt publiekprivate samenwerking in dit verband soelaas? Een Euro kan slechts eenmaal
18 september 2003 TK 3
3-164
worden uitgegeven. Meer geld om het noodzakelijke achterstallig onderhoud weg te werken, zal tot gevolg hebben dat er minder geld beschikbaar is voor aanleg van nieuwe infrastructuur. Dat is inherent aan de keuze die het kabinet heeft gemaakt: eerst op orde brengen van de huidige infrastructuur, dan benutten en ten slotte pas bouwen. Het streven is om een betere publieke dienstverlening te realiseren met minder geld. De eerste ervaringen met publiekprivate samenwerking in Nederland in de wegen en spoorsector geven een positief beeld. Bij verschillende projecten bekijkt het Kabinet dan ook of en hoe publiekprivate samenwerking kan worden ingezet. Vraag van de g.a mevrouw Halsema (Groen Links)
Waarom kiest u niet voluit voor beter openbaar vervoer? Het kabinet hecht veel belang aan het openbaar vervoer. In de afgelopen decennia is de efficiency sterk toegenomen. Toch kenmerkt deze sector zich nog een grote gerichtheid op de rijksoverheid die met jaarlijks één miljard euro subsidie nog steeds méér dan de helft van de kosten betaalt. Het kabinet heeft bij de bezuinigingen in het Hoofdlijnenakkoord het openbaar vervoer ontzien, behalve op het punt van het hoge ziekteverzuim. Gemiddeld is dit in de sector 11% (met soms grote uitschieters). Het Hoofdlijnenakkoord bevat een extra bezuiniging van 10 miljoen in 2004 oplopend tot 40 miljoen in 2007. Het kabinet is van oordeel dat in deze slechte tijden ook van een sector met een dermate belangrijke maatschappelijke taak, het uiterste mag worden gevraagd. De ombuiging uit het Stategisch Akkoord en Hoofdlijnenakkoord bedraagt in 2007 10% (niet 25%). Uit de praktijk is gebleken – ook in het buitenland – dat via het aanbestedingsinstrument deze besparingen zijn te bereiken. Verder zijn er nog mogelijkheden om het voorzieningenniveau op een slimme manier aan te passen, zodat het reizigersverlies minimaal is. Dit kan door het netwerk verder te optimaliseren: parallelle lijnen kunnen worden samengevoegd, slecht bezette grote bussen vervangen door kleinere en een deeltaxi kan als
Tweede Kamer
vangnet fungeren in gebieden waar nog maar weinig buslijnen overblijven. De meest pijnlijke manier om de bezuinigingen in het OV op te vangen, is natuurlijk door forse tariefstijgingen van de strippenkaart. Het kabinet is niet van plan het tariefinstrument hiervoor in te zetten. De tariefstijging voor 2004 zal dan ook beperkt blijven tot de kostenontwikkeling van de openbaar vervoersector. Op de specifieke vraag over de Leidsche Rijn ten slotte, kan worden gemeld dat met ingang van de nieuwe dienstregeling van de NS per december 2003, Leidsche Rijn per trein zal worden bediend middels het station Utrecht Terwijde/Leidsche Rijn West. Bovendien is de spoorverdubbeling Leidsche Rijn inclusief meerdere stations momenteel in realisatie.
grote beleidsopgaven, waar eveneens extra mensen voor nodig zijn. Vraag van de g.a. Marijnissen (SP)
Kritiek op bezuinigingen sport van 30 mln. Wat is het effect daarvan voor de breedtesport?
Vraag van de g.a. Rouvoet (ChristenUnie)
Op de sportsubsidies is in de begroting voor het jaar 2004 een subsidiekorting verwerkt van ruim 12 mln. Deze korting houdt verband met de in het hoofdlijnenakkoord opgelegde taakstelling van 59 mln in 2004 (oplopend tot en met 127 mln in 2007). Bij deze korting is de specifieke uitkering breedtesportimpuls voor gemeenten buiten beschouwing gebleven. Over de precieze invulling van de subsidietaakstelling van VWS zal de Kamer a.s. maandag worden geïnformeerd.
Vindt ook u een krachtig integriteitsbeleid van het grootste belang?
Vraag van de g.a. Van der Vlies (SGP)
Het kabinet onderschrijft de opmerkingen over het integriteitsbeleid bij de overheid volledig. De Minister van BZK heeft in april de nota integriteitsbeleid bij het openbaar bestuur en politie aan de Tweede Kamer gezonden, welke op 3 september jongstleden met de Vaste Commissies voor BZK en Justitie is besproken. Deze nota bevat een aantal concrete beleidsvoornemens die met kracht ter hand zullen worden genomen. De Minister heeft toegezegd de Kamer een overzicht van de planning van deze beleidsvoornemens te verschaffen.
Over VBOK en de subsidies in de sfeer van het jeugdwerk. Maandag 22 september zal de minister van VWS u én de betrokken instellingen informeren over de herziening van het subsidiebeleid en de gevolgen hiervan voor deze instellingen. Vraag van de g.a. Rouvoet (ChristenUnie)
De heer Rouvoet vraagt om concretisering van de paragraaf over immateriële kwesties uit het Hoofdlijnenakkoord.
Vraag van de g.a. Herben (LPF)
Wil de minister-president ingaan op het feit dat het aantal beleidsambtenaren op Volksgezondheid vorig jaar weer fors is gestegen, terwijl we moeten korten op de zorg? De formatie van VWS is vanaf 1999 gestegen met 2,9%. Het merendeel van deze stijging is echter niet bij beleidsambtenaren, maar bij de inspecties IGZ en KvW en het RIVM. De toename van het aantal mensen is in lijn met het strakkere toezichtbeleid van het kabinet en de extra aandacht voor infectieziekten. Daarnaast staat VWS voor een aantal
Noot
Met de begroting 2004 heeft u de Agenda Ethiek en Gezondheid 2004 ontvangen. In dit document wordt uitsluitend aandacht besteed aan immateriële kwesties. De agenda biedt een overzicht van lopend beleid en actuele themas op het gebied van ethiek en gezondheid. Ik verwijs u dan ook graag naar deze agenda. Vraag van de g.a. Van der Vlies (SGP)
De SGP is geschrokken van een recent rapport van het College bouw ziekenhuisvoorzieningen over de gehandicaptenzorg. De SGP stelt
18 september 2003 TK 3
3-165
voor om in samenspraak met alle betrokken een plan van aanpak op te stellen waarmee in tien jaar tijd de geconstateerde euvels zijn verholpen. Graag een heldere toezegging op dit punt. Ten eerste wil ik opmerken dat de afgelopen jaren veel is bereikt in de verbetering en modernisering van de huisvesting in de gehandicapten zorg. Er zijn veel kleinschalige voorzieningen gerealiseerd, die uitstekend van kwaliteit zijn. Er is de afgelopen jaren ca 150 miljoen Euro per jaar beschikbaar gesteld voor instandhouding en onderhoud. Ten tweede wil ik graag benadrukken dat de instellingen – sinds halverwege de jaren 90 – zélf verantwoordelijk zijn voor het onderhoud van en aanpassingen aan hun gebouwen. Ten derde is bekend dat bij de grote instellingen nog het nodige moet gebeuren. Voor omvangrijke projecten die het reguliere onderhoud te boven gaan is de komende jaren daarom voorzien in het vervangen of herstructureren van 45 van de circa 125 grote instellingen. Hiervoor heeft VWS via de bouwprioriteiten nog eens 1 miljard EURO gereserveerd. Ten vierde kan ik u melden dat naar aanleiding van het verschijnen van dit rapport met het college bouw ziekenhuisvoorzieningen is afgesproken dat het college samen met de Vereniging Gehandicapten Nederland de slecht scorende instellingen gaat aansporen om verbeterplannen in te dienen. Mocht dat onvoldoende blijken te zijn dan zal het Rijk de overgebleven instellingen met verouderde gebouwen aanspreken op hun verantwoordelijkheid. Tenslotte wil ik er hier ook op wijzen dat er vanaf 2000 in het kader van de wachtlijst aanpak heel veel extra middelen in de gehandicaptensector zijn gestopt. Deze extra middelen zijn tot op heden opgelopen tot zo’n 700 mln. structureel per jaar. Vraag van de g.a. Bos (PvdA)
We weten dat jeugdzorg nodig is om jongeren op het rechte pad te houden. Maar bij de bezuinigingen worden ze niet ontzien. (n.b. jeugdbescherming en jeugdreclassering = jeugdzorg)
onderschreven. Dat is ook de reden dat in het kader van het programma Jeugd Terecht een bedrag oplopend tot 10,5 miljoen euro in 2006 is uitgetrokken voor de uitbreiding van de jeugdreclassering. Daarboven is in het kader van het Hoofdlijnenakkoord nog eens een bedrag oplopend tot 25,5 miljoen euro vanaf 2007 uitgetrokken voor intensiveringen in de jeugdbescherming en de jeugdreclassering. Dat neemt niet weg dat Justitie dit terrein niet geheel kan ontzien in het kader van de noodzakelijke bezuinigingen.
Het gegeven voorbeeld moet echter berusten op achterhaalde informatie. Er zijn inderdaad regels voor de kamers van jeugdigen in een inrichting, maar die zijn niet van toepassing als het gaat om het deelnemen aan meerdaagse activiteiten buiten de inrichting. De lengte van de scheepskooien vormt dus geen belemmering voor een langdurig verblijf op het schip. Hetzelfde verwijt is onlangs ook al in een algemeen overleg met de VKC voor Justitie aan de orde gekomen en kon toen ook al niet gesubstantieerd worden.
Vraag van de g.a. Dittrich (D66)
Vraag van de g.a. Herben (LPF)
Wat vindt de Minister van Justitie van het idee om huizen te onteigenen van huisjesmelkers die hun huizen aan illegalen verhuren? Toelichting: probleem is dat in sommige woonwijken veel illegalen wonen die voor ernstige overlast en criminaliteit zorgen. Soms wonen ze met tien mensen op een kamer en worden ze door werkgevers + huisjesmelkers uitgebuit.
Het bedrijfsleven geeft al een miljard aan preventie uit en lijdt niettemin nog drie miljard schade. Niet de ondernemer is de schuldige maar de dader. Ten aanzien van het keurmerk veilig ondernemen krijgt men een andere indruk Gaarne een reactie.
In het Hoofdlijnenakkoord is neergelegd dat illegaal verblijf en het profiteren van illegalen krachtig zullen worden bestreden. Daarbij is de nadruk gelegd op financiële sancties. Men kan zich afvragen of onteigening het meest geëigende instrument is gezien artikel 14 van de Grondwet, waarin is bepaald dat onteigening alleen kan geschieden in het algemeen belang en tegen een vooraf verzekerde schadeloosstelling. Vraag van de g.a. Dittrich (D66)
Jonge draaideurcriminelen kunnen een opleiding op een door Justitie aangekocht schip krijgen. Om het programma te laten slagen is het belangrijk wekenlang op het schip te varen. Dat mag niet, omdat de scheepskooien drie centimeter korter zijn dan een gevangeniscel. De oplossing van een probleem wordt verstikt in regeltjes. Wat is uw reactie.
Het belang van jeugdzorg bij het bestrijden van jeugdcriminaliteit wordt door het kabinet ten volle
Indien blijkt dat regels onnodige bureaucratie met zich brengen, moet daar verandering in worden aangebracht. Uit de in 2004 voorziene evaluatie van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen zal blijken in welke mate dat bij deze wetgeving het geval is.
Tweede Kamer
Noot
De problematiek die de LPF aankaart wordt onderkend. Aanpak van criminaliteit tegen bedrijven is een van de speerpunten van het kabinet bij de uitvoering van het veiligheidsprogramma. Naar verwachting wordt nog in 2003 een convenant gesloten tussen bewindslieden van Justitie, BZK en EZ en het bedrijfsleven over een gezamenlijke aanpak van de criminaliteit tegen bedrijven. Ook het parlement wordt daarover nog dit jaar geïnformeerd. Ondernemers en overheid moeten de handen ineen slaan. Met het Keurmerk Veilig Ondernemen (KVO) kan de veiligheid op een bedrijventerrein of in een winkelcentrum worden vergroot. Ondernemingen, gemeente, politie en andere relevante partners treffen op basis van een veiligheidsanalyse gezamenlijk een aantal maatregelen naar hun eigen keuze. De samenwerking wordt hierbij gecertificeerd. De structurele samenwerking tussen deze partijen onderscheidt zich van de incidentele contacten tussen ondernemers en de overheid. Juist die incidentele contacten leiden veel tot de door de LPF beschreven ergernissen over en weer. Vraag van de g.a. Herben (LPF)
Waarom is er ten tijde van de grote «blaasactie hoevelaken» niet samengewerkt met marechaussee en douane zodat behalve alcoholcon-
18 september 2003 TK 3
3-166
trole ook gecontroleerd kon worden op wapens/ drugs en personen. De specifieke gerichtheid van de alcoholcontroles op toezicht op de naleving van het verbod op rijden onder invloed laat onverlet dat dit toezicht plaatsvindt door politieambtenaren met volledige opsporingsbevoegdheid. Dat betekent dat wanneer de politie bij een alcoholcontrole stuit op verdachte zaken, zoals een redelijk vermoeden van aanwezigheid van wapens of drugs, altijd mag worden overgegaan op uitoefening van de bevoegdheden die de betreffende wetgeving verleent. Aanwezigheid van een ambtenaar van de marechaussee of douane is dus niet strikt noodzakelijk om een breder toezicht te houden dan alleen op de naleving van de wegenverkeerswetgeving. Samenwerking tussen de verschillende opsporingsdiensten levert overigens een goede bijdrage aan de door het kabinet geuite wens tot integrale handhaving. Regelmatig worden dan ook een gecombineerde acties gehouden, waarbij bijvoorbeeld politie, marechaussee en douane toezicht houden op de naleving van diverse normen, zoals de verkeerswetgeving, de Wet wapens en munitie en de Opiumwet. Dat is niet alleen een verschijnsel dat in het verleden heeft plaatsgevonden zoals de heer Herben verondersteld, maar ook in de toekomst zal plaatsvinden. Vraag van de g.a. Herben (LPF)
Ook in de strijd tegen de georganiseerde misdaad toont Justitie zich een tandeloze tijger. Een groep aanmerken als criminele organisatie is nu te moeilijk. Hoe denkt het kabinet de strijd aan te kunnen gaan met de georganiseerde misdaad? Ten behoeve van de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit is de nationale recherche opgericht en per 1 juli jl. operationeel geworden. Daarmee worden de krachten die ingezet worden in de strijd tegen de georganiseerde misdaad gebundeld en versterkt. Ook de kennis van het fenomeen zal hierdoor versterkt worden. Overigens is de kennis van het fenomeen in Nederland, zeker in vergelijking met de ons omringende landen, op een goed niveau. Op grond van nadere analyses zal medio 2004 de inzet van de nationale recherche op grond van de nieuwste
Tweede Kamer
inzichten worden herijkt. Over deze aanpak zal de kamer uiteraard nog nader geïnformeerd worden. Overigens houden de regionale korpsen zich ook met de aanpak van georganiseerde criminaliteit bezig. Dit alles maakt dat de georganiseerde misdaad op een adequaat niveau wordt aangepakt. Vraag van de g.a. Herben (LPF)
Als de Minister van Justitie geen minimumstraffen wil invoeren, hoe denkt hij dan strengere straffen mogelijk te maken? De Minister moet het mogelijk maken dat straffen volledig worden uitgezeten, zonder vervroegde invrijheidstelling. 20 jaar is 20 jaar. Uit het onderzoek dat deze week naar de Kamer werd gezonden blijkt dat minimumstraffen niet tot zwaardere straffen leidt. Uit de cijfers blijkt dat rechters in de afgelopen jaren ook zonder minimumstraffen steeds zwaarder zijn gaan straffen. Er liggen voorstellen bij de Tweede Kamer om de strafmaxima voor een aantal delicten verder te verhogen. Zoals aangekondigd in het plan voor de modernisering sancties zal ook de vervroegde in vrijheidstelling opnieuw aan de orde komen. De straffen en het penitentiair regime zijn kortom voortdurend in ontwikkeling in de door de heer Herben bepleitte richting, zonder dat de invoering van minimumstraffen daartoe nodig is. Vragen van de g.a. Herben (LPF) en Rouvoet (Christenunie)
uitvoeren van een omvangrijke doelmatigheidsoperatie. Het kabinetsbeleid indachtig staat daarbij ontbureaucratisering en ontschotting voorop. De topstructuur van Defensie wordt herzien. De omvang van de Haagse en ondersteunende staven wordt ingrijpend verkleind, met 2 000 van de 6 000 functies. Ook worden besparingen gevonden bij de infrastructuur. Juist ook om te voorkomen dat verder wordt gesneden in de operationele capaciteiten, worden locaties afgestoten (Twente, Seedorf, Valkenburg, Soesterberg, Ede). Verdere doelmatigheidsmaatregelen betreffen vooral de ondersteunende eenheden. Over de gehele linie van Defensie wordt, behalve de te vormen krijgsmachtbrede eenheden op personeel, materieel en financieel gebied, een reeks van andere maatregelen genomen om de efficiency te vergroten. De Prinsjesdagbrief van Defensie geeft ook antwoord op de vraag waarom al deze doelmatigheidsmaatregelen helaas op korte termijn onvoldoende soelaas bieden om operationele capaciteiten geheel te ontzien. Er valt niet te ontkomen aan het verminderen en het in enkele gevallen afstoten ervan. Bij de keuzes die hierin gemaakt zijn spelen onder meer de internationale veiligheidssituatie, de tekorten en overschotten van de NAVO en de Europese Unie, samenwerkingsverbanden met andere landen en uiteraard ook de financiële beperkingen een rol. Niettemin, ook om de heer Rouvoet gerust te stellen, wordt met het totale pakket aan maatregelen bij Defensie een kwalitatieve verbetering van de krijgsmacht bereikt. We houden een expeditionaire krijgsmacht mét tanden over. Een krijgsmacht waarvan ook op lange termijn de capaciteiten in balans zijn met het budget. Een krijgsmacht die in de komende jaren een geloofwaardige bijdrage kan leveren aan internationale vrede en veiligheid.
De LPF maakt zich grote zorgen over onze defensie die 25% van zijn slagkracht verliest. Bijna 12 000 banen verdwijnen. Is dat misschien de grote verdwijntruc om het aantal ambtenaren te verminderen, niet door te snijden in de Haagse bureaucratie maar in onze landsverdediging terwijl de wereld onveiliger is dan ooit? De Christenunie informeert naar de betekenis van de zin Om het ambitieniveau te kunnen waarmaken is het noodzakelijk om te komen tot een nieuw evenwicht tussen taken en beschikbare middelen. Grote bezuinigingen in een tijd van toenemende onveiligheid.
Hoe benadert de regering de problematiek rond Iran en NoordKorea?
In antwoord op de heer Herben kan ik u verzekeren dat de herschikkingen bij Defensie beginnen met het
In algemene zin is de regering groot voorstander van versterking van de non-proliferatieregimes. De versprei-
Noot
18 september 2003 TK 3
Vraag van de g.a. de heer Bos (PvdA)
3-167
ding van wapens, in het bijzonder massavernietigingswapens, moet worden tegen gegaan. De regering zet daarbij in op: De versterking van de naleving bestaande verdragen en regels, en aanscherping van exportcontroles. In het geval van Iran kan ik melden dat vorige week in de Board of Governors van het Internationale Atoomenergie Agentschap een krachtige resolutie is aangenomen over het Iraanse nucleaire programma. Verder dient Iran een Additioneel Protocol met het IAEA af te sluiten, waardoor de internationale gemeenschap de vreedzame bedoelingen die Iran met zijn programma zegt te hebben ook kan verifiëren en daardoor het vertrouwen herstellen. Wat betreft Noord-Korea geldt dat dit land bereid is gebleken in een multilateraal kader – ik doel op de zespartijen besprekingen die onlangs in Peking plaats vonden – de problemen rondom zijn nucleaire programma te bespreken. Ik wijs ook met name op de positieve rol die China in dit verband speelt. Ik wil ook onderstrepen dat de Verenigde Staten in deze beide gevallen nadrukkelijk het multilaterale pad heeft gekozen. En dat is nu precies wat de regering ook wenst: een multilaterale aanpak van internationale problemen, waarbij de internationale gemeenschap zich krachtig en duidelijk opstelt. Vragen van de g.a. Bos (PvdA) en Halsema (Groen Links) Over de mislukking van de WTO conferentie in Cancún, de rol van ontwikkelingslanden tijdens deze top en opmerkingen van Minister Brinkhorst hierover. De regering is zeer teleurgesteld over het mislukken van de conferentie. Mogelijk gevolg is dat de onderhandelingen over verdere vrijmaking van de wereldhandel vertraging kunnen oplopen. Daarbij zijn wij allen verliezers, maar dat geldt zeker voor de mensen in ontwikkelingslanden en dan met name de minst ontwikkelde landen, die baat zouden hebben gehad bij een succesvolle uitkomst van de conferentie. Zo is er helaas ook niets gebeurd met het katoeninitiatief van enkele Afrikaanse landen. Er zijn meerdere redenen waarom de WTO-top niet geslaagd is. Minister Brinkhorst, minister Van Ardenne-van der Hoeven en Staatssecretaris Van Gennip zullen de kamer binnenkort
hun analyse over het verloop van de WTO-top sturen. De uitspraken van minister Brinkhorst waarnaar is gerefereerd hadden betrekking op de finale fase van de onderhandelingen, die zojuist definitief waren vastgelopen. In de finale fase van onderhandelingen is een flexibele opstelling van alle deelnemers van belang om resultaten te kunnen boeken. Een aantal grote ontwikkelingslanden toonde zich op het cruciale moment in Cancun weinig flexibel, mede omdat zij onderling tegenstrijdige belangen vertegenwoordigden en hun belangen niet altijd overeenkwamen met die van de minst ontwikkelde landen. Dit is een belangrijke reden, waarom er eigenlijk helemaal geen onderhandelingen zijn gevoerd. De regering vindt het een goede zaak, net als de geachte afgevaardigden Bos en Halsema, dat ontwikkelingslanden een volwaardige rol spelen in de WTO. De bewustwording van hun eigen positie – en de daarmee samenhangende rol – heeft voor een andere balans in het onderhandelingsproces gezorgd. Het proces is diffuser geworden. Ontwikkelingslanden, maar vooral de ontwikkelde landen, moeten nog aan de nieuwe situatie en hun nieuwe rol daarin, en de verantwoordelijkheden die daarmee gepaard gaan, wennen. Dat is in Cancun duidelijk tot uiting gekomen. Het proces van emancipatie van de ontwikkelingslanden en minst ontwikkelde landen valt zonder meer toe te juichen. De daarmee gepaard gaande problemen zijn alleen op te lossen door die landen als groep en individueel serieus te nemen. Daarin zullen ook NGO’s hun verantwoordelijkheid moeten nemen. Minister Brinkhorst, Minister Van Ardenne-van der Hoeven en Staatssecretaris Van Gennip zullen zich de komende tijd extra gaan inzetten om het multilaterale onderhandelingsproces weer op gang te brengen. Daarbij zal met nadruk ook aandacht worden besteed aan de vraag op welke wijze het onderhandelingsproces zo kan worden ingericht dat alle belangen, en ook die van de ontwikkelingslanden, zo goed mogelijk gediend worden.
Tweede Kamer
Noot
Vraag van de g.a. Halsema (GroenLinks)
naar de bewijslast inzake massavernietigingswapens in Irak. Na jaren van resoluties, chicanes, blokkades en uitwijzing van VN-inspecteurs en personeel lag de bewijslast voor de afwezigheid van een programma ter verwerving van massavernietigingswapens duidelijk bij Irak. Er ontbraken materialen en grondstoffen, waarover door Irak geen verantwoording werd afgelegd. Het uiteindelijke gebrek aan samenwerking van Irak met de VN is, wat de Nederlandse regering betreft, doorslaggevend geweest voor de politieke ondersteuning van het besluit tot militair ingrijpen. Iedere VN-lidstaat (ook eventueel Nederland) moet meewerken aan het verschaffen van opheldering over zaken, waarom de Veiligheidsraad per resolutie vraagt. En al helemaal indien daarbij de internationale vrede en veiligheid in het spel is (Hfdst VII Handvest). Vraag van de g.a. de heer Dittrich (D66)
Inzake informatievoorziening aan de Kamer in tijden van oorlog en vrede De informatievoorziening naar de Kamer, de heer Dittrich vroeg daar om, is vanzelfsprekend van groot belang. Via de vaste afspraken met de Kamer, waar het toetsingskader bijvoorbeeld deel van uit maakt, doet de regering alles wat mogelijk is om de Kamer zo goed mogelijk in staat te stellen een geheel eigen beoordeling te maken over vraagstukken van oorlog en vrede. U weet overigens dat er een aantal beperkingen is bij de informatievoorziening, en dat betreft bijvoorbeeld informatie die de veiligheid van troepen in het geding kan brengen of intelligence informatie die ons door derden is aangereikt. Hierover heeft overigens onlangs een Algemeen Overleg plaatsgevonden met de vaste Kamercommissie voor Buitenlandse Zaken.
18 september 2003 TK 3
3-168