:
Stibbe Deze zaak worth behandeld door mr. J.R. van Angeren, advocaat bij Stibbe N.y. e-mail 020-5460810, fax 020-5460195, tel. (contactgegevens: N.V. bij Stibbe Bergsma, advocaat
[email protected]) en mr. H,A. (coutactgegevens: tel. 020-5460199, fax 020-5460810, e-mail hubertine.bergsmastibbe.com). Heden, de dertigste november tweeduizend elf, heb ik,
ten verzoeke van 1.
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid FNV Kunsten Informatie en Media (hierna ook: FNV KIEM), statutair gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam;
2,
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid Beroepsvereniging van Beeldende Kunstenaars (hierna ook: BBK), statutair gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam;
4.
6. 7.
te dezer zake domicilie kiezende te Amsterdam aan de Strawinskylaan 2001, ten kantore van Stibbe N.y., alwaar de onderhavige zaak wordt behandeld onder verantwoordelijkheid van mr. J.R. van Angeren die ten deze tot advocaat wordt gesteld en mr. H.A. Bergsma, die in na te melden geding zullen optreden als advocaat; -
-
IN KORT GEIMNG GEDAGVAARD:
Dc Staat der Nederlanden (ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid), wier zetel gevestigd is te Den Haag, mijn exploit doende ten parkette van de Procureur-Generaal bij de 1-loge Raad der Nederlanden aan de Kazemestraat 52 (2514 CV) te Den Haag, aldaar aan genoemd adres mijn exploit doende door afschrift dezes te laten aan:
JRvAIHAB/za 1027633-12055357 Stibbe in samenwerking met Herbert Smith en Gleiss Lutz
1
OM:
op donderdag, de tweeentwintigste december tweeduizend eIf, des voormiddags te elf (11:00) uur, in persoon of vertegenwoordigd door een advocaat, te verschijnen ter terechtzitting van de voorzieningenrechter in de rechtbank te s-Gravenbage, welke rechtbank is gevestigd aan bet adres de Prins Clauslaan 60 (2595 AJ) te Den Haag; ONDER AANZEGGING DAT:
a.
indien gedaagde niet in persoon noch vertegenwoordigd door een advocaat in bet geding verschijnt en de voorgeschreven termijnen en formaliteiten in acbt zijn genomen, de voorzieningenrechter verstek tegen gedaagde verleent en hij de vordering toewijst, tenzij deze de voorzieningenrechter onrechtmatig of ongegrond voorkomt;
b,
bij verschijning in het geding van gedaagde een griffierecht van € 560,-- zal worden geheven, te betalen binnen vier weken te rekenen vanaf bet tijdstip van verschijning;
c.
van gedaagde indien deze onvermogend is, een lager griffierecht zal worden geheven, namelijk € 71,-- indien hij op bet tijdstip waarop bet griffierecht wordt gebeven, heefi overgelegd: 1.
een afschrift van het besluit tot toevoeging, bedoeld in artikel 29 van de Wet op de rechtsbijstand, of indien dit niet mogelijk is ten gevolge van omstandigheden die redelijkerwijs niet aan gedaagde zijn toe te rekenen, een afschrift van de aanvraag, bedoeld in artikel 24, 2e lid, van de Wet op de rechtsbijstand, dan wel
2.
een verklaring van de Raad als bedoeld in artikel 1, onder b, van die wet, waaruit blijkt dat zijn inkomen niet meer bedraagt dan de bedragen, bedoeld in artikel 35, 3e en 4e lid, onderdeel a tim d dan wel in die artikelleden, telkens onderdeel e, van die wet, met dien verstande dat ten gevolge van een inmiddels van kracbt geworden wijziging van de Wet op de rechtsbijstand nu geldt dat de verkiaring wordt verstrekt door het bestuur van de raad voor rechtsbijstand, bedoeld in artikel 2 van die wet, terwiji de bedragen waaraan het inkomen wordt getoetst zijn vermeld in artikel 2, eerste en tweede lid, van het Besluit eigen bijdrage rechtsbijstand. TENEINDE
Te horen eisen en concluderen als volgt: (1)
eisers zullen hierna gezamenlijk worden aangeduid als “FNV KIEM en BBK c.s.’;
(2)
gedaagde zal hierna worden aangeduid als “dc Staat”, dc staatssecretaris’, “dc regering of ‘de wetgever”.
JRvA/HAB/za 1027633-12055357
INIIOUDSOPGAVE 1,
Inleiding en aehtergronden
5
2.
Ontvankelijkheid
6
2.LOntvankelijkheid FNV KIEM
6
2,2,Ontvankelijkheid BBK
8
2.3.Colleetieve actie
9
3.
4.
2.3.1.
Volledige rechlshcvoegdheid
10
2.3.2.
Statutaire en feitelijke belangen
10
2.3.3.
Gelijksoortige belangen
10
2.3,4.
Efficiënte en elfectieve rechtsbescherming
10
2.3.5.
Voldoende overleg
11
2.4. Ontvankelijkheid eisende kunstenaars
12
Verworven rechten
13
3.1. Aan een WWik-uitkering verbonden rechten
13
3.2. Eisende kunstenaars
13
3.2.1.
13
3.2.2.
14
3.2.3.
15
3.2.4.
15
3.2.5.
16
3.3.Conclusie
17
Strijd met artikel I EP
18
4.1. Sociale zekerheidsuitkering valt onder de werking van artikel I EP
18
4.1.1.
Mogelijk verweer: de WWB biedt een voldoende vangnet
19
4.1.2.
Mogelijk Verweer: bet Bbz 2004 biedt een voldoende vangnet
20
JRvAJHAB/za 1027633-12055357
3
4.2. Gereehtvaardigde inmenging 4.2.1.
4.2.2.
4,2,3.
21
De inmenging is bij wet voorzien
21
4.2.1 .1. Mogelijk verweer: de inmenging is voldoende voorzienbaar
22
De inmenging dient een gerechtvaardigd algemeen belang
24
4.2.2.1. Belang van een gelijke behandeling van kunstenaars (tevens mogelijk verweer: overgangsrecht is in strijd met bet gelijkheidsbeginsel)
24
4.2.2.2. Belang van een efficiënte afronding van bet WWik-tijdperk
25
Rechtvaardig evenwicht
26
4.2.3.1. Gerechtvaardigde verwachtingen
26
4.2.3.2. Dc mogelijkheid van een minder ingrijpende maatregel
27
4.2.3.3. Geboden compensatie
27
4.3.Conclusie
28
5.
Strijd met artikel 17 EU Handvest
28
6.
Bewijsaanbod
29
7.
Toelichting vordering
30
8.
Mitsdien
30
9.
Productieoverzicht
32
JRvA,’HAB/za 1027633-12055357
4
INLEIDING EN ACHTERGRONDEN (3)
Afgelopen dinsdag 20 december heeft de Eerste Kamer der Staten-Generaal, in navolging van de Tweede Kamer, de wet “Intrekking van de Wet werk en inkomen kunstenaars” (“dc 1 Dc Wet werk en inkomen kunstenaars (“WWik”), die op intrekkingswet”) aangenomen. 1 januari 2005 in werking trad, ondersteunt kunstenaars met onvoldoende middelen van 2 bestaan bij het opbouwen van een renderende beroepspraktijk
(4)
Op grond van de WWik heeft een beroepsmatige kunstenaar gedurende 48 maanden op te nemen in ecu periode van tien jaar recht op een uitkering ter hoogte van 70 procent van het bijstandsniveau. Daarnaast is het een kunstenaar die een WWik-uitkering ontvangt, toegestaan om zijn uitkering aan te vullen met bijverdiensten, tot 125 procent van bet bijstandsniveau. Ook geld voor hem geen sollicitatieplicht. Ten slotte moet een WWik uitkering ontvangende kunstenaar voldoen aan de zogenaamde “progressie-eis”, vat kort gezegd inhoudt dat hij elk jaar meer moet verdienen om zijn recht op uitkering te -
-
behouden, (5)
Dc WWik blijkt ecu groot succes. Dc wet stelt kunstenaars in staat zich te richten op bet opbouwen en ontwikkelen van een renderende beroepspraktijk als kunstenaar. Van de kunstenaars die gemiddeld na 24 maanden uitstromen nit de WWik, doet nog maar zes procent een beroep op de algernene bijstand. -
-
(6)
Dc wetgever heeft er bewust voor gekozen om in de intrekkingswet geen overgangsrecbt 3 De WWik wordt op 1 januari 2012 ingetrokken en vanaf die datum zal geen op te nemen. enkele kunstenaar meer een WWik-uitkering ontvangen. Ook niet de kunstenaars die vOór 1 januari 2012 een beschikking hebben ontvangen waarbij positief is beslist op bun aanvraag om een WWik-uitkering, maar die nog niet gedurende 48 maanden gebruik hebben gemaakt van de rechten die zij op grond van die beschikking toegekend hebben gekregen. Per 1 januari 2012 kunnen zij deze onverbruikte rechten niet langer effectueren.
(7)
FNV KIEM en BBK cs. betreuren de intrekking van de WWik een goed werkende regeling maar leggen zich neer bij de wil van de wetgever om het Nederlandse stelsel van sociale zekerheid te vereenvoudigen. Het geheel ontbreken van overgangsrecht voor kunstenaars die eerder op grond van de WWik rechten zijn toegekend, achten zij echter in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel en met internationaal verdragsrecht op grond waarvan verworven rechten slechts onder strenge voorwaarden mogen worden afgenomen. Kunstenaars die er gerechtvaardigd op mochten vertrouwen ook na I januari 2012 ecu WWik-uitkering te ontvangen, en die hier bun leven en bedrijfsvoering op bebben ingericht, worden niet in de gelegenheid gesteld om bun beroepspraktijk als kunstenaar zodanig om te vormen, dat zij aangegane verplichtingen kunnen nakomen, bun investeringen zowel wat betreft tijd als geld te gelde kunnen maken, en ook zonder WWik-uitkering beroepsmatig kunst kunnen blijven maken. -
-
-
2
—
De intrekkingswet, aismede de Memorie van Toelichting bij deze wet, zijn als producties 1 en 2 bil deze dagvaarding opgenomen. De WWik is, zoals deze thans van kracht is, als productie 3 bij deze dagvaarding opgenomen. Voor de goede orde zij vermeld dat artikel XIII van de intrekkingswet slechts strekt tot de administratieve afwikkeling van voor I januari 2012 uitgekeerde WWik-uitkeringsmaanden.
JRvA/FIAB/za 1027633-I 2055357
(8)
Gelet op bet vorenstaande, zal de Staat vanaf 1 januari 2012 onrechtmatig handelen jegens kunstenaars, die op grond van een eerder ontvangen WWik-beschikking na 1 januari 2012 recht zouden hebben op een WWik-uitkering, Dc gevolgen biervan zijn onomkeerbaar: zonder adequaat overgangsrecht zal een groot aantal kunstenaars gcnoodzaakt zijn, bet opbouwen van een renderende beroepspraktijk te staken en bet bestaan als beroepsmatig kunstenaar op te geven. Daarnaast zijn WWik-uitkeringsgerecbtigde kunstenaars contractuele verplichtingen aangegaan zoals bet huren van een atelier. het afsluiten van een lening, bet sluiten van expositiecontracten of bet aanvaarden van opdrachten tot bet maken van een kunstwerk die zij niet langer kunnen nakomen zodra de WWik wordt ingetrokken. Ais gevoig hiervan dreigen financiële problemen of zelfs persoonlijk faillissernent. Onverwijid handelen is dus geboden, zodat FNV KIEM en de BBK cs. onderhavig kort geding aanhangig maken. -
-
2.
ONTVANKELIJKHEID
(9)
Op grond van de intrekkingswet handelt de Staat onrechtmatig jegens FNV KIEM en jegens de BBK, als ookjegens de kunstenaars van wie zij de belangen op grond van bun statuten behartigen. FNV KIEM en de BBK komen in de onderhavige procedure daarom op voor hun eigen (statutaire) belangen en, door middel van een collectieve actie in de zin van artikel 3:305a BW, voor de belangen van deze kunstenaars. Daarnaast komen in deze procedure vijf individuele kunstenaars op voor hun individuele belang. 2.1.
Ontvankclijklieid FNV KIEM
(10)
Op grond van vaste rechtspraak is geaccepteerd dat de behartiging van een algemeen belang door een belangenorganisatie op grond van haar statutaire doelstelling en de activiteiten die zij ter verwezenlijking daarvan ontplooit, als een eigen belang van deze 4 Bij aantasting van bedoeld eigen belang kan deze belangenorganisatie heeft te gelden. belangenorganisatie daarom worden ontvangen in haar vordering tot stopzetting van die aantasting.
(Ii)
FNV KIEM is een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid en is op 21 december 1978 opgericht bij notariele akte. FNV KIEM is de grootste vakbond voor werknemers, freelancers, kleine zelfstandigen, starters en uittreders in de kunsten, informatie-industrie, (multi-)media en bet entertainment. Zij heeft meer dan 35.000 leden en haar vaste gesprekspartners zijn onder meer de Sociaal-Economische Raad (SER), de werkgeversorganisaties en de Stichting van de Arbeid (STAR).
(12)
Dc statutaire doelstellingen van FNV KIEM zijn als volgt: (a)
bet behartigen van de belangen van haar leden, aismede het opkornen voor mensen met een zwakke positie in de samenleving en/of op de arbeidsmarkt:
(b)
bet als vakbond optreden voor baar leden en bet bevorderen en beschermen van de beroepsbelangen van haar leden, zowel in ideële, materiële als sociale zin;
Zie onder meer HR 21 oktober 1994. NJ 1996. 346 en HR 1$ december 1992, \J 1994. 139. JRvA!HAB/za 1027633-12055357
6
(13)
(c)
het beschermen en bevorderen van de maatschappelijke erkenning van het beroep en de werkzaamheden van haar leden;
(d)
bet ijveren voor die structuren die een verdergaande integratie van kunst en samenleving bewerkstelligen;
(e)
bet beschermen van het recht op een vrije beroepsuitoefening van haar leden:
(f
bet deelhebben aan bet ontwikkelen van een cultuurpolitiek beleid:
(g)
bet stimuleren van maatschappelijke veranderingen die Iciden tot grotere bestaanszekerheid, meer welzijn en een rechtvaardige verdeling van welvaart. 5 kennis, ontplooiingskansen en zeggenschap van de leden.
FNV KIEM tracht deze doelen op de volgende wijze te bereiken: (a)
het samenwerken met en bet deelnemen aan de activiteiten van “De Federatie Nederlandse Vakbeweging’, aismede van internationale verbanden bij welke zij is, of bij welke haar vakgroepen zijn aangesloten;
(b)
bet samenwerken met andere rechispersonen en instellingen die werkzaam zijn op sociaal-economisch, maatschappel ijk. cultureel en vaktechn isch terrein;
(c)
bet vei-tegenwoordigen van de leden in de overheidsinstanties. publiekrechtelijke en privaatrechtelijke rechtspersonen en instel I ingen:
(d)
bet streven naar optimale arbeidsvoorwaarden voor de leden door onder andere:
-
-
-
-
bet afsluiten van collectieve arbe idsovereenkorn sten; bet onderhandelen over, en bet medebepalen van, collectieve en individuele regelingen ten aanzien van salarissen en honoraria en overige arbeidsvoorwaarden, sociale voorzieningen en dergelijke; het ijveren voor regelingen betreffende de voorwaarden bij verkoop en subsidies, opdrachten, stipendia en honorering expositie, zo ook bij door de overheid;
(e)
het bevorderen van de ontwikkeling van de leden op sociaal-economisch, maatscbappelijk, cultured en vaktechniscb terrein;
(0
bet bevorderen van volledige werkgelegenheid voor de leden;
(g)
bet bevorderen van de kunstverspreiding;
(h)
het verlenen van medewerking aan de totstandkoming en instandhouding van fondsen en het sluiten van overeenkomsten, die ten doe) hebben de
Artikel 3 van de Statuten van FNV KIEM. Dc statuten van FNV KIEM vormen productie 4 hij deze dagvaarding. JRvAIHAB/za 1027633-12055357
7
bestaanszekerheid van de leden in beroep en levensomstandigheden te vergroten; (i)
bet uitgeven van één of meer periodieken
(j)
bet geven van informatie en voorlicbting aan leden en andere belangbebbenden;
(k)
bet aanwenden van alle overige wettelijke middelen tot verwezenlijking van bet dod dienend;
(1)
het in naam en/of ten behoeve rechtenvergoedingen van leden ter leden aismede bet recbtstreeks of instantie incasseren en beberen van 6 die uit dien hoofde worden betaald.
van de leden plegen van overleg over zake van het gebruik van de prestaties van door middel van een daartoe aangewezen en eventuee bet bescbikken over de gelden
(14)
Dat FNV KIEM haar statutaire doelstellingen in de praktijk nastreeft. blijkt onder meer uit haarjaarverslag. Flet Jaarverslag 2010 van FNV KIEM is als productie 5 toegevoegd aan deze dagvaarding,
(15)
Uit de statutaire doelstellingen van FNV KIEM en de activiteiten die zij in dat kader ontplooit, volgt dat FNV KIEM de belangen waarvoor zij in de onderhavige procedure opkomt de belangen van kunstenaars in bet algemeen en bet behoud van een bloeiende kunstensector, ingevolge haar statuten behartigt en zij daarom in haar vorderingen dient te worden ontvangen. -
2.2.
Ontvankelijkheid BBK
(16)
Dc BBK is een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid en is op 12 oktober 1945 opgericht bij notariële akte. De BBK is de grootste vakbond voor beeldende kunstenaars en heeft 1300 leden. Haar vaste gesprekspartners zijn onder meer de stichting Cultuur Ondernemen, de Vereniging van Nederlandse Gerneenten (“VNG”) en FNV KIEM.
(17)
De statutaire doelstellingen van de BBK zijn als volgt: (a)
bet optreden als vakbond voor alle beeldende kunstenaars;
(b)
het behartigen van de maatschappelijke en stoffelijke belangen van beeldende kunstenaars vanuit het perspectief van sociaal/maatschappel ijke rechtvaardigheid;
(c)
bet versterken van de belangstelling voor beeldende kunst en bet ijveren voor structuren die verregaande integratie van beeldende kunst in de rnaatschappij bevorderen .
(1 8)
De BBK tracht deze doelen op de volgende wijze te bereiken:
In artikel 4 van de Statuten van FNV KIEM zijn de middelen vermeld waarmee FNV KIEM trachi haar doelen Ic bereiken. Artikel 2 van de Statuten van de BBK. Dc statuten van de BBK vormen productie 6 bil deze dagvaarding. JRvA/HAB/za 1027633-12055357
8
(a)
bet zich inzetten voor het ontwikkelen en in stand houden van een samenhangend kunst-, kunstenaars en cultuurbeleid waarin de positie van de kunstenaar en artistieke vrijheid wordt gegarandeerd:
(b)
het ijveren voor een goed accommodatie beieid voor scheppende kunstenaars;
(c)
bet bewerkstelligen dat publiekrechtelijke lichamen als instellingen, stichtingen en commissies op democratische wijze hun activiteiten uitvoeren;
(d)
het geven van beroepenvoorlichting aan beeldende kunstenaars ter versterking van hun maatschappelijk positie in de samenleving;
(e)
bet samenwerken met organisaties waarmee gerneenschappelijke uitgangspunten bestaan;
(f)
het toepassen van andere wettelijke middelen die de gewenste doelstellingen 8 kunnen realiseren.
(19)
Dat de BBK haar statutaire doelstellingen in de praktijk nastreeft, blijkt uit de activiteiten die zij ontplooit. Een overzicht van de door haar georganiseerde activiteiten in 2010 is als productie 7 toegevoegd aan deze dagvaarding.
(20)
Uit de statutaire doelstellingen van de BBK en de activiteiten die zij in dat kader ontplooit, volgt dat de BBK de belangen waarvoor zij in de onderhavige procedure opkomt de belangen van kunstenaars in bet algemeen, de bescherming van bet kunstenaarsvak en bet beboud van een bloeiende kunstensector, ingevolge haar statuten behartigt en zij daarom in baar vorderingen dient te worden ontvangen. -
2.3.
Collectieve actie
(21)
Naast de ontvankelijkheid van FNV KIEM en de BBK op basis van hun eigen belang, komen zij tevens op tegen de intrekkingswet op grond van de collectieve belangen van de kunstenaars in Nederland, welke belangen zij ingevolge bun statuten behartigen.
(22)
Artikel 3:305a BW biedt belangenorganisaties de mogelijkheid onder de in dat artikel genoemde en in de jurisprudentie gevormde voorwaarden in rechte op Ic kornen voor collectieve belangen van andere personen. Het betreft de volgende voorwaarden: 1) opgetreden kan worden rechtsbevoegdbeid;
door
een
stichting
of
vereniging
met
volledige
2) de stichting of vereniging dient de belangen waarvoor zij opkomt ingevolge haar statuten te behartigen en in praktijk activiteiten te ontplooien op bet desbetreffende gebied; 3) ingesteld kan worden een rechtsvordering die strekt tot bescherming van gelijksoortige
In artikel 3 van de Statuten van de 1313K zijn de middelen vermeld waarmee de 1313K tracht haar doelen te bereiken. JRvAIHABIza 1027633-12055357
9
belangen van andere personen; 4) de collectieve actie dient een efficiënte of effectieve rechtsbescherrning te bevorderen; 5) de eisende partij dient voldoende te hebben getracht het gevorderde door het voeren van overleg met de Staat te bereiken.
2.3.1. (23)
Ten aanzien van bet eerste vereiste voor een collectieve actie, geldt dat zowel FNV KIEM als de BBK een vereniging met volledige rcchtsbevoegdheid zijn. I)e statuten van beide verenigingen zijn opgenomen in een notariële akte. Deze statuten vormen productie 4 (FNV KIEPvI) en productie 6 (BBK) bij deze dagvaarding. 2.3.2.
(24)
Gelijksoortige belangen
Dat ook wordt voldaan aan bet derde vereiste voor een collectieve actie, kan als volgt worden toegelicbt. Een groot deel van zowel de leden van FNV KIEM als de leden van de BBK zijn kunstenaars die voor bet beroepsmatig kunnen uitoefenen van hun beroep als kunstenaar afhankelijk zijn van een WWik-uitkering. Als gevolg van bet zonder overgangsrecbt intrekken van de WWik kunnen zij aangegane contractuele en financiële verplichtingen niet nakomen en investeringen (tijd en geld) niet te gelde maken, Daarnaast wordt hen, door bet ontbreken van een overgangsperiode, de kans ontnomen om bun kunstenaarspraktijk zodanig om te vormen dat zij ook zonder WWik-uitkering beroepsmatig als kunstenaar werkzaam kunnen blijven. Hun belang is in die zin dus volstrekt identiek. 2.3.4.
(26)
Statutaire en feitclijke belangen
Voor wat betreft bet tweede vereiste voor ontvankelijkheid in een collectieve actie wordt verwezen naar de onderdelen “Ontvankelijkheid FNV KIEM en Ontvankelijkheid BBK 9 Uit bet onder deze onderdelen gestelde en de hierbij horende van deze dagvaarding. producties 4 t/m 7 volgt dat zowel FNV KIEM als de BBK, door middel van het voeren van de onderhavige procedure, de belangen dienen waarvoor zij opkomen ingevolge hun statuten en waarvoor zij in de praktijk activileiten ontplooien. 2.3.3.
(25)
Volledige rechtsbevoegdheid
Efticiënte en effectieve rechtsbescherming
Dat de onderhavige collectieve actie een efficiente en effectieve rechtsbescherming bevordert, bet vierde vereiste voor ontvankelijkheid, volgt uit bet feit dat tegen het zonder overgangsrecht intrekken van de WWik geen bestuursrechtelijke rechtsbescherming openstaat. De intrekkingswet bevat geen bepaling op grond waarvan de beschikking, die een kunstenaar toezegt dat hij gedurende 48 maanden een WWik-uitkcring met alle -
De ontvankelijkheid van FNV KIEM wordt besproken in onderdeel 2. I van deze dagvaarding. de ontvankeWkheid van de BBK in onderdeel 2.2 van deze dagvaarding. JR’A/IiAB/za 1027633-12055357
10
zal ontvangen, wordt ingetrokken)° rechten die aan deze uitkering verbonden zijn Zodoende bestaat deze beschikking na intrekking van de WWik nog steeds, echter kan deze niet meer geeffectueerd worden, De kunstenaar die reeds in bet bezit is van een WWik beschikking, kan geen beroep meer doen op de rechten waar hij op grond van deze beschikking aanspraak op maakte, nu daarvoor ecu in werking zijnde WWik noodzakelijk is. -
(27)
Dat de weg van bestuursrechtelijke rechtsbescherming is afgesloten, blijkt ook uit de modeibrief (productie 8 bij deze dagvaarding) aan de hand waarvan de gemeenten, die de WWik-uitkeringen verstrekken, kunstenaars zullen inlichien over het feit dat zij vanaf I januari 2012 geen beroep meer kunnen doen op de WWik. Nu debrief slechts informerend van aard is, is deze brief geen besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (‘Awb”) waartegen bezwaar en beroep openstaat. Dc modeibrief vermeldt dan ook expliciet dat onderaan de brief geen bezwaarclausule dient te worden opgenomen.
(28)
ecu individuele natuurlijke persoon met Voor een WWik-ontvangende kunstenaar beperkte financiële middelen brengt bet persoonlijk voeren van ecu civiele procedure als de onderhavige dusdanige kosten en procesrisicos met zich mee, dat dit bezwaarlijk van hem kan worden verwacht. Daarnaast zou de rechterlijke macht onnodig worden belast indien de in de onderhavige procedure aan de orde zijnde problematiek aan de kaak zou worden gesteld in verschillende individuele procedures. Effectieve en efficiënte rechtsbescherming tegen de onrechtmatigheid van de wet die strekt tot intrekking van de WWik vergt daarom ecu collectieve actie als de onderhavige. -
-
2.3.5.
Voldoende overleg
(29)
Ten aanzien van bet vijfde vereiste voor ecu collectieve actic, stellen FNV KIEM en de BBK zich op het standpunt dat zij voldoende hebben getracht bet gevorderde te bereiken door bet voeren, en het bevorderen, van overleg. Zowel de Eerste Kamer als de Tweede Kamer zijn benadcrd door FNV KIEM en de BBK. Dit is schriftelijk gebeurd (zie producties 9 en 10), maar overleg heefi in het bijzonder mondeling plaatsgevonden. Deze intensieve lobby heeft geleid tot een zeer uitvoerige behandeling van de intrckkingswet in zowel de Eerste Kamer als de Tweede Kamer (zie de relevante kamerstukken en handelingen zoals opgenomen als productie 11 tot en met 27). Daarnaast beeft de problematiek omtrent de intrekking van de WWik dee! uit gernaakt van de lobby van FNV KIEM en de BBK naar het ministerie van OCW maar bijvoorbeeld ook naar de Stichting Cultuur-Ondernemen, die op haar beurt weer heeft aangedrongen op overgangsrecht bij de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelcgenheid (“de staatssecretaris”).
(30)
Mocht U, Voorzieningenrechter, oordelen. dat door FNV KIEM en de BBK geen overleg is gevoerd met de Staat in de zin van artikel 3:305a lid 2 8W, flu geen direct overleg heeft plaatsgevonden tussen de staatssecretaris euerzijds, en de FNV KIEM en de BBK anderzijds, dan stellen FNV KIEM en de BBK zich op het standpunt dat ook zonder dit
ID
Vergelijk de situatie met de inwerkingtreding van de Wet socialezekerheidsrechten gedetineerden (Wsg). welke wet aan de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) het volgende artikel toevoegde. zodat hier wel sprake was van een appelabel besluit: “De arbeidsongeschiktheidsuirkering wordt ingetrokken. indien degene die reclu heeft op arbeidsongeschiklhe!dsuitkertflg rechtens zUn vrijheid is oninotnen, vanafde dog dat deze vr(jheidsontnerning één maand heeji geduurd.”
JRvA/l-IAB/za 1027633-12055357
11
overleg, in de onderhavige situatie, gelet op de omstandigheden van bet geval, aan de voorwaarde zoals bedoeld in artikel 3:305a lid 2 BW is voldaan, Uit de wetsgeschiedenis van artikel 3:305a BW volgt namelijk dat indien voorafgaand overleg bij voorbaat zinloos is, dat overleg gereehtvaardigd achterwege mag worden gelaten.’ (31)
Dc staatssecretaris is de afgelopen maanden door zowel leden van de Eerste en Tweede Kamer (zie de kamerstukken en handelingen zoals opgenomen onder productie 10 tot en met 27) als door (belangen)organisaties, zoals de VNG (zie productie 28), de stichting Cultuur-Ondernemen (zie productie 29) en stichting Stimulanz (zie productie 30), op de hoogte gesteid van het nut en de noodzaak van overgangsrecht bij intrekking van de WWik. Dc in deze dagvaarding opgenomen argumenten zijn de staatssecretaris dan ook niet onbekend. Dc staatssecretaris heeft echter keer op keer gesteld niet van zijn voornemen afte wijken om geen overgangsrecht op te nemen in de wet die strekt tot intrekking van de WWik (zie de kamerstukken en handelingen zoals opgenomen onder productie 10 tot en met 27). Een poging tot het voeren van overleg met de staatssecretaris of de regering was dan ook zinloos geweest.
(32)
Bovendien hebben FNV KIEM en de BBK bet overleg dat door andere (belangen)organisaties zoals bijvoorbeeld de stichting Cultuur-Ondernemen is gevoerd of getracht is te voeren met de staatssecretaris, ondersteund en bevorderd door deze organisaties van informatie en argumenten te voorzien. Separaat overleg tussen de staatssecretaris en FNV KIEM en de BBK is vanuit bet oogpunt van efficientie niet geInitieerd door FNV KIEM en de BBK, te meer omdat bet uiteindeiijk aan de Staten Generaal was om te beslissen over bet al dan niet opnemen van overgangsrecht in de intrekkingswet en overleg met zowel de Eerste als Tweede Kamerleden reeds werd gevoerd 2 Gelet op het vorenstaande, zijn FNV KIEM en de BBK door FNV KIEM en de BBK.’ ontvankelijk in hun collectieve actie als bedoeld in artikel 3:305a BW, -
2.4.
Ontvankelij kheid eisende kunstenaars
(33)
Naast FNV KIEM en de BBK treden vijf beroepsmatige kunstenaars in bet onderhavige geding op als eiser. Deze vijf kunstenaars zijn alien in bet bezit van een beschikking op grond van de WWik. Deze beschikkingen vormen producties 31 tot en met 35 bij deze dagvaarding. Alle vijf zouden zij, indien de WWik niet zou worden ingetrokken, na 1 januari 2012 nog recht hebben op een uitkering op grond van de WWik en aile rechten kunnen genieten, die aan een dergelijke uitkering verbonden zijn.
(34)
Nu een individuele kunstenaar, zoals hierboven reeds is uiteengezet onder bet vierde vereiste voor een collectieve actie, als gevolg van de intrekking van de WWik niet wordt geconfronteerd met een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb, kan voor hem geen 13 Ook de individuele kunstenaars sprake zijn van rechtsbescherming bij de bestuursrechter.
Kamerstukken 111991/92,22486, nr. 3 p.28. 2
°
In dit kader moet de opmerking worden gemaakt dat zowel de Tweede Kamer als de Eerste Kamer af hebben gezien van bet houden van een hoorzitting, voorafgaand aan de commissiebehandeling van de intrekkingswet. Voor FNV KIEM en de BBK bestond zodoende enkel de mogelijkheid van overleg met individuele Kamerleden die bereid waren bet van gedachte te wisselen over de intrekking van de WWik en bet al dan niet opnemen van overgangsrecht in de intrekkingswet. Zie voor bet vierde vereiste voor een collectieve actie onderdeel 2,3.4 van deze dagvaarding.
JRvA/FIAB/za 1027633-12055357
12
die in de onderhavige procedure als eiser optreden, dienen daarom te worden ontvangen in hun vorderingen. 3.
VERWORVEN RECHTEN
(35)
Kunstenaars die een beschikking op grond van de WWik hebben ontvangen, hebben hiermee een aantal rechten verworven. Deze rechten worden in dit onderdeel van de dagvaarding toegelicht. Kunstenaars in het bezit van een WWik-beschikking hebben hun leven en bedrijfsvoering ingericht op deze verworven rechten, zodat bet zonder overgangsrecht intrekken van de WWik zware consequenties voor hen heeft. Ter illustratie bespreekt dit onderdeel van de dagvaarding hoe elk van de als eiser in bet onderhavige geding optredende kunstenaars zijn of haar leven en bedrijfsvoering beefi ingericht op deze zekere uitkeringsaanspraken en vat de consequenties voor hem of haar zijn van bet ontbreken van adequaat overgangsrecht. 3.1.
(36)
Aan een WWik-uitkering verbonden rechten
Een WWik-beschikking geeft beroepsmatige kunstenaars gedurende 48 maanden (op te nemen in een periode van 10 jaar) recht op een uitkering ter hoogte van 70 procent van bet bijstandsniveau. Op het moment dat een kunstenaar ecu dergelijke uitkering ontvangt, geniet hij tevens de volgende recbten: 1) het recht om zijn inkomen aan te vullen met bijverdiensten tot een totale hoogte van 125 procent van bet bijstandsniveau, waarbij beroepskosten mogen worden afgetrokken van de bijverdiensten (artikel 16 en 17 WWik); 2) het recht om niet te hoeven solliciteren naar algemeen geaccepteerde arbeid en bet recht om deze arbeid niet te hoeven aanvaarden; 3) bet recht op activerend en flankerend beleid: cursussen, begeleiding, ondersteuning en advies gericht op de opbouw en ontwikkeling van een renderende beroepspraktijk en op de versterking van de positie als beroepsmatig kunstenaar (artikel 21 WWik); 4) bet recht op eigen vermogen waaronder ecu dccl van de overwaarde van de woning van de kunstenaar waarbij vermogen dat noodzakelijk is voor de uitoefening van bet beroep van kunstenaar (waaronder ook de woning, mits gebruikt als atelier) deels (20% voor zover dit vermogen de overwaarde op de eigen woning betreft en 50% voor zover dit vermogen andere vermogensbestanddelen betreft) niet als dit eigen vermogen wordt ). 14 aangemerkt (artikel 7-9 WWikj° artikel 9 Uitvoeringsbesluit WWIK -
3.2.
Eisende kunstenaars
3.2.1, (37)
i afgestudeerd als schilder aan de Hogeschool voor de Kunsten In 2008 is Utrecht. Na een jaar een gebruik te hebben gemaakt van bet Dooyewaard stipendium voor
Het Uitvoeringsbesluit WWik is opgenomen als productie 36 bij deze dagvaarding. JRvA/HAB/za 1027633-12055357
13
in 2010 ee WWik-uitkering aangevraagd en talentvolle academie verlaters heeft in zijn levensonderhoud zodat toegekend gekregen. Met de WWik-uitkering voorzag hij zich volledig kon richten op de ontplooiing en vervaardiging van autonome (schilder)kunst. Hiervoor heeft hij verschiilende machines en materialen aangeschaft en een atelier gehuurd. (38)
plan was om, zodra hij zijn autonome (schilder) kunst verder had ontwikkeld en claarnaast voldoende vrij werk had vervaardigd, zich intensief te richten op het vergroten van zijn naamsbekendheid in de kunstwereld. Zijn planning was om hier per I januari 2012 pas in ecu zeer mee te beginnen. Echter, nu de WWik wordt ingetrokken waarbij worden zouden laat stadium zekerheid kreeg over het feit dat verworven rechten niet gerespecteerd heeft hij geen tijd meer voor deze volgende fase. Hij zal ofwel een baan (of meerdere parttime banen) moeten aannemen om in ijn levensonderhoud te voorzien, ofwel niet toekomt aan het ontwikkelen van een bijstandsuitkering moeten aanvragen. Nu een afzetmarkt en klantenkring, kan hij de investeringen die hij heeft gedaan niet te gelde maken. De huur van zijn atelier kent bovendien een opzegtermijn zodat hij deze nog enkele -
-,
maanden zal moeten doorbetalen. (39)
in staat gesteld om zich financieel te heroriënteren met Adequaat overgangsrecht had het doel ook na intrekking van de WWik als beroepsmatig kunstenaar werkzaarn te kunnen blijven. Wetende dat de WWik op termijn zou worden ingetrokken, had hem er dan toe gebracht zich te focussen op het ontwikkelen van een klantenkring en afzetrnarkt, in plaats van op de ontwikkeling en vervaardiging van autonome kunst (autonome kunst wordt niet in opdracht gemaakt), teneinde in een eerder stadium financieel bijstandsonafhankelijk te zijn. Zo had hij als beroepsmatig kunstenaar werkzaarn kunnen blijven en zijn investerngen te gelde kunnen maken. 3.2.2.
(40)
af aan de Hogeschool voor de kunsten Utrecht. In 2008 studeerde afdeling “fine arts’. Zij ontving gedurende een jaar een WWik-uitkering en volgde vervolgens de masteropleiding “Art and Research Fine Arts” aan het Dutch Art lnstitnte te Arnhem. Daarna stroomde zij in 2011 veer in. in de WWik. Dankzij de WWik kon a! haar tijd besteden aan het opbouwen en ontwikkelen van haar beroepspraktijk ais autonoom kunstenaar. De afgelopen jaren heeft zij werk in opdracht gemaakt voor onder andere een woningbouwvereniging en Rijkswaterstaat. De WWik heeft zij in deze periode gebruikt om extra te investeren in haar beroepspraktijk. Zo heeft zij bijvoorbeeld een lichtset aangeschaft voor het maken van foto’s.
(41)
Om nok in de toekomst voldoende geld te verdienen met het maken van kunst, is het voor van groot belang dat zij zich oriënteert op de internationale markt en daarmee haar afzetrnarkt vergroot. In 2012 wilde zij zich daarom. met behuip van de WWik, richten op het verkrijgen van een of meerdere residencies” in het buitenland. Dit zijn professionele werkplekken aangeboden door buitenlandse kunstinstituten, waar vaak naast een werkruimte ook toegespitste begeleiding, introductie tot het netwerk van het instituut en een tentoonstelling bij worden aangeboden. Zonder overgangsperiode bij de intrekking van de WWik wordt het zeer moeilijk orn van deze mogelijkheden gebruik te maken. Als
JRvA/1-lABiza 1027633-12055357
14
gevoig hiervan zal zij niet in staat zijn om voldoende naamsbekendheid en een voldoende een afzetmarkt te creêren om met kunst in haar levensonderhoud te voorzien. (42)
de tijd hebben gegeven zicb te heroriënteren op de Adequaat overgangsrecht zou heeft bewust een masterstudie gevolgd na ontwikkeling van haar beroepspraktijk. haar bacheloropleiding om meer verdieping in haar werk aan te brengen en tevens om haar kennis op theoretisch viak uit te breiden. Indien zij tijdig op de hoogte zou zijn geweest van bet zonder overgangsrecht intrekken van de WWik, had zij mogelijk andere keuzes gemaakt en zich a! in een eerder stadium gericht op de markt en bet verwerven van een professionele werkplek in het buitenland in plaats van extra te investeren in haar kennis en kunde. 3.2.3.
(43)
heeft van 2006 tot 2010 popmuziek gestudeerd aan bet Conservatorium een WWIk-uitkering aangevraagd en van Amsterdam. Na 7.1111 afstuderen beeft werkte eerste enige tijd als sessietnuzikant om zo inkomsten toegekend gekregen. te genereren voor bet opnenien van een cd. Voor de huur van de studio en de benodigde apparatuur sloot hij een lening af. Zijn plan was om zodra de cd was uitgekomen, van dit momentum gebruik te maken en zich fuiltime bezig te houden met de promotie van zijn cd. De WWik-uitkering was hij in deze fase van plan om te gebruiken om in zijn levensonderhoud te voorzien. !-Iij verwachtte na deze promotiefase zoveel naamsbekendheid te hebben gegenereerd en een zodanig netwerk te hebben opgebouwd, dat hij niet langer uitkeringsathankelijk zou zijn.
(44)
verwacht de cd begin 2012 gereed te hebben. Om in zijn vaste lasten te voorzien, s vanaf I januari 2012 echter een bijstandsuitkering moeten aanvragen of een zal baan morten aannemen die direct inkomen genereert. Voldoende tijd voor bet promoten van zijn cd, bet op de markt brengen van zijn muziek of bet benutten en verder uitbreiden van zijn netwerk beeft hij dan niet meer. Dc kans dat zijn cd een succes wordt. is daarorn geminimaliseerd en bet is waarscbijnlijk dat een professionele carrière in de popmuziek er .
voor (45)
.
voorlopig niet in zit.
is bet traject van het opnemen van ccii cd ingegaan, ervan uitgaande dat hij tijdens de promotie van deze cd voor zijn levensonderhoud kon terugvallen op de WWik. Nu deze financiële zekerheid plotseling wegva!t, heeft hij een investering gedaan die hij flu niet te gelde kan maken en die hij zich, achteraf bezien, niet kon veroorloven. Adequaat overgangsrecht had hem in staat gesteld zich te heroriënteren op zijn financiële situatie en zijn PR en investeringsperiode aan te passen op de intrekking van de WWik. Tijdens eeii overgangsperiode had hij zich kunnen richten op de promotie en verkoop van zijn muzikale producten om zo voldoende vaste inkomensbronnen te genererefi. Op die wijze had hij zijn investeringen kunnen terugverdienen, zijn lening kunnen terugbetalen en beroepsmatig muzikant kunnen blijven na de intrekking van de WWik, 3.2,4.
(46)
In 1979 is
JRvAIHAB/za 1027633-12055357
cum laude afgestudeerd aan bet Conservatorium van Groningen. 15
Tot 1989 heeft hij diverse banen als musicus gehad in Nederland en in de periode 19892000 heeft hij als zanger, pianist en componist gewerkt in New York. In 2000 besloot hij terug te keren “aar Nederland om zich bier te vestigen als componist. In Nederland dat hij te weinig contacten had in de muziekwereld om voldoende ondervond opdrachten binnen te halen om in zijn levensonderhoud te voorzien. In 2009 besloot hij daarom een WWik-uitkering aan te vragen, welke hem werd verleend. Dankzij deze WWik-uitkering had hij de tijd had om een netwerk op te bouwen en naamsbekendheid als componist te genereren. (47)
hoe hij zo effectief Met behuip van het flankerend beleid bij de WWik leerde ondernemer cultured mogelijk gebruik kon maken van de WWik en hoe hij als planning was, om zich naar vier jaar zodanig uitkeringsonafhankelijk kon worden. gevestigd te hebben in de muziekwreld als componist, dat hij hiermee in zijn hij treedt planning vordert gestaag levensonderhoud zou kunnen voorzien. maandelijks op, componeert regelmatig stukken voor bekende Nederlandse musici en heeft een impresariaat maar heeft de WWik nodig voor het Iaatste zetje orn alle inspanningen en investeringen die hij de afgelopen jaren heeft gedaan, te gelde te kunnen maken. -
-
(48)
Nu de WWik zonder overgangsrecht wordt ingetrokken, wordt deze planning onderbroken, de tijd wordt geboden om een alternatief plan te ontwikkelen en te zonder dat r beschikt nu nog over te weinig financiele middelen orn in zijn realiseren. levensonderhoud te voorzien. zodat hij een bijstanduitkering zal moeten aanvragen. Het regime van de algemene bijstand geeft hem echter niet de ruimte om zijn beroepspraktijk als componist verder op te bouwen en te ontwikkelen zodat de kans dat hij zijn inspanningen kan verzilveren en hij beroepsmatig als componist aan de slag kan blijven, aanzienlijk wordt verkleind. Adequaat overgangsrecht bad hem in staat gesteld zich te richten op de promotie van zijn activiteiten, om zo voldoende inkomsten te genereren nit de muziek en niet langer uikeringsathankelijk te zijn. 3.2.5.
(49)
heeft van 2004 tot 2009 Autonome Beeldende Kunst gestudeerd aan de Academie voor Kunst en Vormgeving Den Bosch / St. Joost. Na bet afronden van haar een WWik-uitkering aan te vragen. welke haar werd toegekend in studie, besloot was van plan om een renderende beroepspraktijk op te bouwen als autonoom 2009. kunstenaar. Met behulp van een WWik-uitkering kon zij zich eerst richten op bet vergroten van haar naarnsbekendheid en bet vervaardigen van autonoom werk om vervolgens de commerciële aspecten van een renderende beroepspraktijk als autonoom kunstenaar te ontwikkelen, namelijk de verkoop van haar autonome werk. Daarnaast was zij van plan om, zodra haar naam goed en wel gevestigd zou zijn, ook op opdrachtbasis te gaan werken. -
(50)
Met het oog op de ondersteuning die de WWik haar de komende jaren zou bieden, heeft veel investeringen gedaan en is zij diverse verplichtingen aangegaan. Zo heeft zij diverse machines en toebehoren gekocht voor de bewerking van metaal, met bet doel deze te gebruiken voor een expositie die gepland staat in 2012. Qok heeft zij diverse audiovisuele apparatuur aangeschaft voor de productie van videokunst en heeft zij een atelier gehuurd, waarvan de opzegtermijn drie maanden bedraagt.
JRvA/FIAB/za 1027633-12055357
16
(51)
Als gevoig van de intrekking van de WWik en bet ontbreken van overgangsrecht, komt niet toe aan de laatste fase van de opbouw van haar beroepspraktijk: de verkoop van baar kunst en het binnenhalen van opdrachten. Zij had haar leven en bedrifsvoering immers zo ingericht, dat zij vanaf 2013 kon leven van de verkoop van autonome kunst en bet uitvoeren van opdrachten. Nu de WWik als inkomensvoorziening wegvalt, zal ofwel een bijstandsuitkering aan moeten vragen (met de hieraan verbonden verplichting zich fuiltime bezig te houden met solliciteren dan we! algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden), ofwel een fulitime baan in loondienst moeten aannemen om in haar levensonderhoud te voorzien. In beide gevallen zal zij geen tijd meer hebben om beroepsmatig werkzaarn te zijn als kunstenaar. Bovendien kan zij in een dergelijke situatie haar investeringen niet te gelde maken en de door haar aangegane verplichtingen, met betrekking tot het meewerken aan een expositie en bet nog drie rnaanden doorbetalen van haar atelierhuur, niet nakornen. Dit brengt haar in een zeer lastige financiele positie, te meer omdat zij per I januari 2012 moet beginnen met het aflossen van haar studieschuld.
(52)
een Indien in de intrekkingswet adequaat overgangsrecht was opgenomen, had rede!ijke termijn gehad om haar leven en bedrijfsvoering aan te passen op de situatie waarin zij per 1 januari 2012 niet langer een beroep kan doen op de WWik, In dat geva! had zij zich minder lang gefocust op de ontwikkeling van haar kunst en had zij zich in een eerder stadium gericht op de verkoop van haar kunst en op bet binnenha!en van opdrachten. Zij had haar beroepspraktijk bovendien meer toegespitst op toegepaste kunst (werken in opdracht), om zo al in een eerder stadium inkomsten uit haar kunst te hebben. Zij had de door haar aangegane verplichtingen kunnen nakomen en de door haar gemaakte investeringen te gelde kunnen maken. Het opgeven van haar baan als beroepsmatig kunstenaar was dan niet nodig geweest. 3.1
(53)
Conclusie
Dc WWik stelde kunstenaars in staat om een renderende beroepspraktijk te ontwikkelen. Naar aanleiding van de WWik-bescbikking die kunstenaars hebben ontvangen, hebben kunstenaars een plan gemaakt om een renderende beroepspraktijk te ontwikkelen. Zij hebben hun leven en bedrijfsvoering ingesteld op de rechten die zij gedurende een beperkte periode zouden ontvangen en investeringen zowel wat betreft tijd als geld gedaan. met het idee dat zij deze later te gelde zouden kunnen maken. -
(54)
-
Als gevolg van bet plotseling intrekken van de WWik zonder adequaat overgangsrecht, hebben zij geen tijd oin hun koers te wijzigen. Als gevoig daarvan kunnen zij bun eerder bedachte plannen niet continueren, voor welke plannen zij we! tijd cii geld hebben geInvesteerd, verplichtingen zijn aangegaan en risicos hebben genomen. Als gevolg van bet gebrek aan tijd voor heroriëntatie zullen vee! kunstenaars niet langer beroepsrnatig als kunstenaar werkzaam kunnen blijven, Bovendien kunnen zij aangegane verplichtingen niet kunnen nakomen en komen zij daardoor in de financiële problemen, mel alle mogelijke gevolgen van dien.
JRvA/HAIi/za 1027633-12055357
17
4.
STRIJD MET ARTIKEL 1 EP
(55)
Artikel 1 Eerste Protocol van het EVRM (“EP”) behelst het recht op eigendom en bepaalt dat eenieder recht heeft op een ongestoord genot van zijn eigendom. Dit artikel luidt als volgt: “ledere natuurlijke of rechtspersoon heeft recht op het ongestoord genot van zijn eigendorn. Aan niemand zal zijn eigendom worden ontnornen behalve in hei algemeen belang en onder de voorwaarden voorzien in de wet en in de algemene beginselen van intemationaal recht. De voorgaande bepalingen tasten echter op geen enkele wijze bet recht aan, dat een Staat heeft om die wetten toe te passen, die hij noodzakelijk oordeelt orn bet gebruik van eigendom te reguleren in overeenstemming met bet algerneen belang of om de betaling van belastingen of andere heffingen of boeten te verzekeren.”
(56)
FNV KIEM en de BBK c.s. stellen zich op het standpunt dat de intrekkingswet in strijd is met deze verdragsbepaling.
4.1.
Sociale zekerheidsuitkering vail onder de werking van artikel 1 EP
(57)
Indien een staat wetgeving tot stand brengt op grond waarvan aanspraak kan worden gemaakt op een sociale zekerheidsuitkering, volgt hieruit, blijkens vaste jurisprudentie van bet Europese Hof voor de Rechten van de Mens (“EHRM’). dat die wetgeving een eigendomsrechtelijk belang in de zin van artikel I EP creëert voor die personen. die op grond van de in de wetgeving genoemde voorwaarden recht hebben op de desbetreffende 5 Of sprake is van een voorwaardelijk recht op de sociale sociale zekerheidsuitkering) zekerheidsuitkering en of aan de uitkering al dan niet premiebetaling voorafgaat, doet niet 16 ter zake. Ook is niet relevant of al dan niet sprake is van een vrijwillige regeling.
(58)
Onder “eigendommen” in de zin van artikel I EP worden niet alleen reeds uitgekeerde sociale zekerheidsrechten verstaan, of sociale zekerheidsrechten die reeds hadden moeten worden uitgekeerd, maar tevens aanspraken op sociale zekerheidsrechten waarvan de betrokkene kan onderbouwen dat hij tenminste een gerechtvaardigde verwachting heeft dat 17 Een recht op een sociale zekerheidsuitkering die aanspraken zullen worden gerealiseerd. ook zijn om te kunnen worden aangemerkt als een bezitting in opeisbaar te niet hoeft dan 8 de zin van artikel I EP)
‘
EHRM 12 april 2006, Siec e.a. 1. bet Verenigd Koninkrijk. nrs. 65731/01 en 65900/01. par. 54. Hudoc als ook AB 2005. 376; EIIRM 18 februari 2009. Andrejevat. Leiland, nr. 55707/00. par. 77 en EHRM 16 maart 2010. Carson ca. t. bet Verenigd Koninkrijk. nr. 42184/05. par. 64. Dc standaardoverweging luidt als volgt: “Furthermore, 4,-tic/c / of Protocol No. I places no restriction on the Contracting Staies freedom to decide whether or not to have in place am farm of social-security scheme, or to choose the fepe or amount of benefits to provide under any such scheme. If however, a Contt’acting State has in force legislation providing for the prnnzent as of rig/it of a we/fat-c benefIt whether conditional or not on the prior payment of contributions that legislation must be regarded as generating a pecuniary interest falling within the ambit oJ’Article / of Protocol No. I for persons satis/iing its requirements.”. Zie voor een voorbeeld van een vrijwillige regeling waarbij de sociale zekerheidsuitkeringen die op grond van deze regeling warden verstrekt. worden aangemerkt als “cigendommen” in de zin van artikel 1 1/P. bijvoorbeeld CRvB II september 2007. Li.’! 8B3760 (WW-uitkering) en CRvB 18 uni 2004, LI.’! AP4680 (WAO-uitkering). El-IRM 4 mci 2003. Jantner t. Sloakije. nr. 39050/97, par. 27. Iludoc. CRvB II september 2007, [iN BB3760, r.o. 3.4 en CRv[3 II september 2009. Li’! BJ84 II. r.o. 4.4.1. --
6
“
JRvAJHAB/za 1027633-12055357
18
(59)
Gelet op het vorenstaande, kwalificeert de aanspraak van een kunstenaar, die in het bezit is van een beschikking op grond van de WWik, op het gedurende 48 maanden ontvangen van een WWik-uitkering als eigendom” in de zin van artikel 1 EP. Op het moment dat de kunstenaar deze beschikking ontving, mocbt hij er gerechtvaardigd op vertrouwen dat hij ook daadwerkelijk gedurende 48 maanden (op te neinen in tien jaar) een WWik-uitkering zou ontvangen, met alle hierbij horende rechten. Intrekking van de WWik zonder overgangsregime voor die kunstenaars, die op grond van hun WWik-beschikking ook na 1 januari 2012 een aanspraak zouden hebben op een WWik-uitkering, kwalificeert daarom als inmenging op bet eigendomsrecht van deze kunstenaars. 4.1.1.
Mogclijk verweer: de WWB biedt een voicloende vangnet
(60)
Voor zover de staat betoogt dat van inmenging op het eigendomsrecht van kunstenaars, die in het bezit zijn van een WWik-bescbikking, geen sprake is nu deze kunstenaars vanaf I januari 2012 een bijstandsuitkering kunnen aanvragen op grond van de Wet werk en bijstand (“WWB”), verweren FNV KIEM en de BBK cs. zich als volgt.
(61)
Primair stellen FNV KIEM en de BBK c.s, zich op bet standpunt dat, nu de WWik uitkering van kunstenaars, die ook na I januari 2012 recht zouden hebben gehad op een WWik-uitkering indien de WWik niet zou worden ingetrokken, niet van rechtswege of ambtshalve wordt omgezet in een bijstandsuitkering, dit argument geen doel treft. Kunstenaars die per 1 januari 2012 niet in hun eigen levensonderboud kunnen voorzien, zullen een bijstandsuitkering moeten aanvragen op grond van de WWB. De voorwaarden voor het ontvangen van een bijstandsuitkering zijn strenger dan de voorwaarden voor bet ontvangen van een WWik-uitkering.
(62)
Zo is het een WWik-uitkering ontvangende kunstenaar toegestaan orn meer eigen vermogen te bezitten, mits dit vermogen door de kunstenaar wordt gebruikt bij de uitoefening van zijn beroepspraktijk, zowel in de vorm van overwaarde op een eigen 19 Dc vermogensgrens voor woning als in de vorm van overige vermogenbestanddelen. kunstenaars met een WWik-uitkering ligt daarom de facto hoger dan de vermogensgrens die op grond van de WWB geldt voor bijstandsgerechtigden. Ret is dus niet zo dat kunstenaars die per I januari hun aanspraak op een WWik-uitkering verliezen, automatisch een beroep op de bijstand kunnen doen. Zij dienen biertoe een aanvraag in te dienen waarbij de mogelijkbeid bestaat dat deze aanvraag wordt afgewezen omdat zij niet voldoen aan de voorwaarden voor een algemene bijstandsuitkering.
(63)
Subsidiair stellen FNV KIEM en de BBK zich op bet standpunt dat een bijstandsuitkering geen volwaardige vervanging is voor een WWik-uitkering. Dat kunstenaars die, op grond van hun WWik-beschikking, recht zouden hebben gebad op een WW1k-uitkering na I januari 2012, mogelijk recht hebben op een bijstandsuitkering, maakt daarom niet dat van inmenging op hun eigendomsrecht geen sprake is. Kunstenaars hebben ervoor gekozen om een WWik-uitkering aan te vragen omdat deze sociale zekerheidsuilkering hen in de gelegenheid stelt zich volledig te richten op bet vervaardigen van kunst en het aldus ontwikkelen en bestendigen van een renderende beroepspraktij k.
Zie ook onderdeel 3.1 van deze dagvaarding. JRvA/1-IAB/za 1027633-12055357
19
(64)
Voor ontvangers van een WWik-uitkering bestaat geen sollicitatieplicht of de verplichting tot bet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid, welke verplichtingen we! bestaan voor de ontvangers van een bijstandsuitkering. Bovendien is bet kunstcnaars die een WWik-uitkering ontvangen, anders dan personen in de bijstand, toegestaan hun inkornen aan te vullen met bijverdiensten, tot 125% van het bijstandsniveau. Kunstenaars met een WWik-beschikking zijn, vertrouwend op de rechten die hen op grond van deze beschikking werden toegekend, financiële en contractuele verplichtingen aangegaan om zo te investeren in bun beroepspraktijk als kunstenaar. Als gevoig van de strenge voorwaarden die zijn verbonden aan de WWB, zullen zij deze verplichtingen niet kunnen nakomen. Daarnaast zullen zij, onder het regime van de WWB, parttime arbeidsovereenkomsten moeten ° 2 opzeggen om fuiltime algemeen geaccepteerde arbeid te kunnen accepteren.
(65)
Uit bet bovenstaande moet worden afgeleid dat uitkeringsrechten op grond van de WWB niet kunnen worden vergeleken met uitkeringsrechten op grond van de WWik. Dc stelling van de staatssecretaris dat de WWB gunstigere uitkeringsnormen bevat dan de WWik, onderschrijven FNV KIEM en de BBK c.s. daarom niet. Ret argument dat van eigendornsinmenging geen sprake is, omdat kunstenaars mogelijk in aanmerking komen voor een bijstandsuitkering, treft dan ook geen doe!. 4.1.2.
Mogelijk verweer: het Bbz 2004 biedt een vokloende vangnet
(66)
Voor zover de staat betoogt dat van inmenging op het eigendomsrecht van kunstenaars, die in het bezit zijn van een WWik-beschikking, geen sprake is nu deze kunstenaars vanaf I januari 2012 een uitkering kunnen aanvragen op grond van bet Besluit bijstandver!ening zelfstandigen 2004 (“Bbz 2004”; opgenomen als productie 37 bij deze dagvaarding), verweren FNV KIEM en de BBK cs. zich als volgt.
(67)
FNV KIEM en de BBK c.s. stellen zich op bet standpunt dat, nu de WWik-uitkering van kunstenaars, die ook na 1 januari 2012 recht op zouden hebben gehad op ecu WWik uitkering indien de WWik niet zou worden ingetrokken, niet van rechtswege of ambtshalve wordt orngezet in een uitkering op grond van bet Bbz 2004, dit argument geen doe! treft. Om in aanmerking te komen voor een uitkering op grond van bet Bbz 2004 moet worden voldaan aan een aantal strenge voorwaarden, die de kans op honorering van een aanvraag 21 van dergelijke bijstand, gedaan door een kunstenaar, uiterst gering maakt.
(68)
Aan de volgende voorwaarden voor bijstand op grond van bet Bbz 2004 zal niet altijd of vrijwel niet kunnen worden voldaan door een kunstenaar: 1) de kunstenaar moet werkzaam zijn a!s zelfstandig ondernemer zodat kunstenaars in loondienst geen aanspraak maken op een bijstandsuitkering op grond van bet Bbz 2004 (artikel 78fWWB); 2) de kunstenaar moet, aan de band van voldoende gesloten contracten en verworven opdrachten, kunnen aantonen dat zijn bedrijf op de lange termijn levensvatbaar is zodat
20
Veel kunstenaars werken parttime in bet onderwijs (kunsteducatie) of in een (theater)productie. Dergelijke banen worden vrijwel nooit fulitime aangeboden. Veelal zullen zij bij opzegging te maken hebben met een opzegtermijn. Deze stelling wordt ondersteund door het feit dat thans rijweI geen creatieve zelfstandigen gebruik maken van bet Bbz 2004.
JRA/HAF3/za 1027633-12055357
20
kunstenaars die nog niet voor de komende jaren overeenkomsten met kianten hebben gesloten (Iangdurige opdrachtrelaties zijn niet gebruikelijk in de kunstsector), niet zullen voldoen aan deze voorwaarde; 3) door een kunstenaar zal bet lastig zijn te voldoen aan bet urencriteriurn, welk inhoudt dat de kunstenaar minimaal 1225 uur per jaar we rkzaam is in zijn eigen bedrijf: enerzijds orndat kunstenaars vaak parttime en/of tijdelijk in loondienst werken bijvoorbeeld het geven van kunsteducatie of het meewerken aan een (theater)productie en deze uren niet meetellen voor het urencriterium, anderzijds omdat moeilijk te meten en te bewijzen is dat een bepaald aantal uur is besteed aan het vervaardigen aan kunst. -
-
(69)
i’u bet voor een kunstenaar vrijwel onmogelijk is om aan de bovenstaande voorwaarden voor bijstand op grond van het Bbz 2004 te voldoen, biedt dit besluit een onvoldoende vangnet voor kunstenaars van wie de WWik-uitkering wordt ingetrokken per I januari 2012. Het mogelijk door de Staat aan te voeren argument dat bet Bbz 2004 een zodanig vangnet biedt voor deze kunstenaars, dat van eigendomsinmenging als bedoeld in artikel 1 EP geen sprake is, treft dan ook geen doe!.
4.2. (70)
Gerechtvaardigde inmenging
Inmenging op bet eigendomsrecbt zoals vervat in artikel 1 EP is enkel toegestaan indien deze inmenging gerechtvaardigd is. Of sprake is van een gerecbtvaardigde inmenging, moet worden beoordeeld aan de hand van een drietal voorwaarden: 1) de inmenging is voorzien bij wet (ofiewel: de inmenging is rechtmatig): 2) de inmenging dient een gerechtvaardigd algemeen belang; en 3) de inmenging brengt een rechtvaardig evenwicht (‘fair balance”) aan tussen het algemeen belang en bet recht op een ongestoord eigendomsgenot. 4.2.1.
De inmenging is bij wet voorzien
(71)
Ten aanzien van de eerste voorwaarde voor inmenging kunnen de volgende opmerkingen worden gemaakt. Dat de inmenging bij wet moet zijn voorzien, betekent ook dat de inmenging niet in strijd mag zijn met bet rechtszekerheidsbeginsel of met bet verbod van willekeur. De wette!ijke basis voor inmenging moet voldoende precies, toegankelijk en 22 voorzienbaar zijn.
(92)
Het rechtszekerbeidsbeginsel is een fundamenteel onderdeel van de Nederlandse rechtsstaat. Het beginsel is wettelijk vastgelegd in artikel 43 Statuut voor bet Koninkrijk der Nederlanden (“Statuut”), dat !uidt: “L Elk der landen draagt zorg voor de verwezenlijking van de fundamentele menselijke rechten en vrijheden, de rechtszekerheid en de deugdelijkheid van bet
EHRM 9 november 1999. Spacek s.r.o. t. Tsjechië. nr. 26449/95. par. 54. Hudoc: en EHRM 30 mei 2000. Belvedere Alberghiera SrI. t. ltalie. or. 31524/96, par. 57. Hudoc. iRvA/HAB/za 1027633-12055357
21
bestuur. 2. Het waarborgen van deze rechten, vrijheden, rechtszekerheid en deugdelijkheid van bestuur is aangelegenheid van het Koninkrijk.” (93)
Het beginsel houdt onder meer in dat de burger duidelijkheid moet hebben over het recht dat op hem van toepassing is, dat er geen wetten met terugwerkende kracht tot stand mogen komen en dat de gerechtvaardigde verwachtingen van de burger niet mogen worden beschaamd. Het rechtszekerheidsbeginsel en de norm van artike! 43 Statuut hebben betrekking op alle terreinen van wetgeving en bestuur en op a!!e bestuursniveaus, met inbegrip van formele wetgeving.
(94)
In de onderhavige situatie is de inmenging op het eigendomsrecht van kunstenaars weliswaar aan de orde op grond van een wet in formele zin, namelijk de intrekkingswet, echter wordt niet voldaan aan de uit het rechtszekerheidsbeginsel voortvloeiende eis van voorzienbaarheid. Voor kunstenaars die op grond van een WWik-beschikking na I januari 2012 recht zouden hebben gehad op een WWik-uitkering, was de intrekking van de WWik niet voorzienbaar.
(95)
Op 20 december 2011 heeft de Berste Kamer de intrekkingswet aangenomen. Nu overgangsrecht ontbreekt, wordt aan kunstenaars die zich hebben ingesteld op het ontvangen van een WWik-uitkering, nog geen maand de tijd geboden orn hun leven en bedrijfsvoering aan te passen aan het niet langer ontvangen van deze uitkering. Een dergelijk korte overgangsperiode achten FNV KIEM en de BBK c.s. in strijd met de eis van voorzienbaarheid van eigendomsinmenging, en daarmee in strijd met het beginsel van rechtszekerheid dat een integraal onderdeel uitmaakt van de bescherming die artikel I EP beoogt te bieden.
(96)
FNV KIEM en de BBK c.s. onderkennen dat een wet in formele zin niet aan het 23 rechtszekerheidsbeginsel mag worden getoetst zoals vervat in artikel 43 van het Statuut. Echter, de rechtszekerheid maakt integraal dee! uit van het recht op eigendom zoals vervat in artikel I EP. FNV KIEM en de BBK c.s. beroepen zich derhalve uitdrukkelijk op de schending van het in artikel I EP verankerde rechtszekerheidsbeginsel. Uit jurisprudentie van de Hoge Raad volgt bovendien dat, wanneer geen schending van artikel I EP door de rechter wordt aangenomen, ruimte bestaat voor een ‘ten overvloede” overweging in de uitspraak, waarin de rechter aisnog ingaat op de vraag of met de wet de rechtszekerheid 24 voldoende wordt betracht. 4.2.1.2. Mogelijk verweer: de inmenging is vo!doende voorzienbaar
(97)
23 24
Op het mogelijk door de Staat te voeren verweer, dat de kunstenaars die in het bezit zijn van een WWik-beschikking, al geruime tijd op de hoogte hadden kunnen zijn het zonder overgangsrecht intrekken van de WWik met ingang van 1 januari 2012, reageren FNV KIEM en de BBK c.s. als vo!gt.
HR 14 april 1989. VJ 1989, 469 (Harmonisatiewet). Ihidem.
JRvVHAB/za 1027633-12055357
22
(98)
Dat de regering de WWik wenste in te trekken zonder hierbij overgangsrecht voor te stellen voor kunstenaars aan wie reeds een WWik-uitkering was toegekend, werd pas duidelijk op bet moment van publicatie van bet wetsvoorstel dat strekte tot intrekking van de WWik (“het wetsvoorstel”) en de bierbij horende memorie van toelichting, Deze publicatie vond plaats op 14 maart 2011 (zie productie 38). Zowel Tweede Kamerleden als Eerste Kamerleden hebben de staatssecretaris verzocht om overgangsrecht op te nemen in bet wetsvoorstel (zie de kamerstukken en handelingen zoals opgenomen onder productie 10 tot en met 27), zodat het tot op bet Iaatste moment onduidelijk bleef of de WWik daadwerkelijk zou worden ingetrokken zonder dat hierbij overgangsrecht zou worden vastgesteld. Dat kunstenaars mogelijk op de hoogte waren van bet wetsvoorstel, maakt het zonder overgangsrecbt intrekken van de WWik dan ook nog niet voorzienbaar.
(99)
FNV KIEM en de BBK c.s. stellen zich op bet standpunt dat pas sprake kan zijn van voorzienbaarheid zodra de betrokken kunstenaars actief en eenduidig zijn voorgelicht over het zonder overgangsrecht intrekken van de WWik. Een actieve voorlichting houdt in dat de kunstenaars persoonlijk worden benaderd zodat vast staat dat de voorlichting hen heeft bereikt. Een eenduidige voorlichting houdt in dat de omvang en consequenties van de eigendomsinmenging voldoende precies, nauwkeurig en met voldoende zekerheid vast staan, wat nog niet bet geval was pas bet geval was vóór 20 december 2011, de datum dat de Eerste Kamer heeft ingestemd met bet wetsvoorstel.
(100)
Bij brief d.d. 20januari 2011 (productie 39) heeft de staatssecretaris de centrumgemeenten 2 Of verzocht (aankomende) kunstenaars te informeren over de intrekking van de WWik. de intrekking van de WWik al dan niet gepaard zou gaan met overgangsrecht voor kunstenaars die reeds in het bezit waren van een WWik-beschikking, stond op dat moment echter nog niet vast. Centrumgemeenten hebben dan ook pas sinds 20 december 2011 zekerheid kunnen verschaffen aan kunstenaars over bet ontbreken van overgangsrecht.
(101)
Daarnaast stellen FNV KIEM en de BBK c.s. vast dat een aantal centrumgemeenten kunstenaars nog niet of pas in een Iaat stadium hebben voorgelicht over het rnogelk 26 Ook hieruit volgt dat de in de zonder overgangsrecbt ingetrokken worden van de WWik. onderhavige procedure aan de orde zijnde eigendomsinmenging niet voldoet aan de eis van en daarmee bet ontbreken van voorzienbaarheid. Nu de tekst van bet wetsvoorstel overgangsrecbt pas vast stond na aanname van het wetsvoorstel door de Tweede Kamer op 13 oktober 2011, hadden centrumgemeenten ook niet eerder over kunnen gaan tot een dergelijke voorlicbting. -
-
(102)
25
Ten slotte moet bet volgende nog worden opgemerkt. Ook indien de intrekking van de WWik voldoende voorzienbaar was, kan daaruit nog niet worden afgeleid dat kunstenaars bier in elke situatie op hadden kunnen en moeten anticiperen. Immers, in de situatie waarin een kunstenaar zich zou hebben gerealiseerd dat er te weinig tijd is om nog op korte termijn succesvol een beroepspraktijk op te bouwen en daarom enkel anticipatie in de vorm van bet
Een WWik-uitkering kan worden aangevraagd bij, en wordt verleend door, de centrumgemeente die voor de gemeente waar de kunstenaar woonachtig is. de WWik uitvoert. Artikel 16 van het UitoeringsbesIuit WWIK bepaalt in veIke centrumgemeente een kunstenaar een WWik-uitkering kan aanvraen. Dc aan de in dit geding als eiser optredende individuele kunstenaars door de centrumgemeenten verzonden voorlichtingsbrieven over de intrekking van de WWik zijn opgenornen als productie 40 tot en met 44 bij deze dagvaarding.
JRvAHAB/za t027633-12055357
23
afbouwen van de beroepspraktijk rnogelijk was, deze kunstenaar al voor I januari 2012 niet meer aan de beroepsmatigheidseis voor het ontvangen van een WWik-uitkering had voldaan. Door het zoeken naar een alternatiefvoor zijn kunstenaarsberoep en bet aannemen van een nieuwe baan zou de kunstenaar dan al vóór I januari zijn WWik-uitkering zijn kwijtgeraakt, terwiji op dat moment nog niet vast stond dat de WWik daadwerkelijk zou worden ingetrokken. FNV KIEM en de BBK c.s. stellen zich op het standpunt dat een zo vergaande anticipatie niet kan en niet mag worden verwacht. Kunstenaars konden daarom pas anticiperen op de intrekking van de WWik vanaf het moment dat vaststond dat de WWik (zonder overgangsrecht) zou worden ingetrokken, en zodoende pas vanaf 20 decemberjongstleden. 4.2.2.
(03)
Be inmenging dient een gerechtvaardigd algemeen belang
Ook aan de tweede voorwaarde voor een gerechtvaardigde inmenging, de voorwaarde dat de inmenging een gerechtvaardigd algerneen belang dient, is in de onderhavige situatie niet voldaan, De staatssecretaris heeft tijdens de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel herhaaldelijk benadrukt de WWik niet in te trekken om een bezuiniging op de Rijksuitgaven te realiseren, maar om een einde te maken aan de uitzonderingspositie van kunstenaars in de sociale zekerheid. Met het niet respecteren van bestaande uitkeringsrechten van kunstenaars die een beschikking op grond van de WWik hebben ontvangen, zijn volgens de Staatssecretaris de volgende gerechtvaardigde belangen gediend: I) het belang van een gelijke behandeling van kunstenaars die a! gebruikrnaken van de WWik en aankornende kunstenaars die van de regeling gebruik zouden willen maken; 2) voor een geleidelijke athouw van de WWik blijft een uitvoeringsstructuur nodig voor een steeds kleinere doelgroep, wat niet efficient is en vanwege gebrekkige continulteit ten koste gaat van de kwaliteit van de besluitvorming; 4.2.2.1. Belang van een gelijke behandeling van kunstenaars (tevens mogelijk verweer: overgangsrecht is in strijd met het gelijkheidsbeginsel)
(104)
FNV KIEM en de BBK c.s. stellen zich op bet standpunt dat bet belang van een gelijke behandeling van kunstenaars die al gebruikmaken van de WWik en aankomende kunstenaars die van de regeling gebruik zouden willen maken, niet een algerneen belang betreft dat eigendomsinmenging rechtvaardigt. Het gelijkheidsbeginsel. waar de staatssecretaris met bet noernen van dit belang aan refereert, houdt in dat categorieen burgers die in vergelijkbare omstandigheden verkeren, in beginse! gelijk moeten worden behandeld.
(105)
Echter, de groep kunstenaars die reeds een WWik-beschikking heeft ontvangen, en de groep kunstenaars die nog geen beschikking heeft ontvangen maar een WWikuitkering zou hebben aangevraagd indien de WWik niet zou zijn ingetrokken, zijn twee niet te vergelijken groepen burgers. De eerste groep kunstenaars verkeert in volstrekt andere ornstandigheden dan de tweede groep burgers, nu deze groep kunstenaars er anders dan gerechtvaardigd op mocht vertrouwen gedurende 48 maanden een de tweede groep -
-
JRvA/HAB/za 1027633-12055357
24
WWik-uitkering (met alle hieraan verbonden rechten) te ontvangen en hier zijn leven en bedrijfsvoering op heeft ingericht. Dit door de staatssecretaris aangevoerde belang kan daarom niet worden aangemerkt als een gerechtvaardigd algemeen belang. (106)
Het mogelijk door de staatssecretaris te voeren verweer dat het opnemen van overgangsrecht zou resulteren in strijd met het gelijkheidsbeginsel, treft, gelet op het bovenstaande, geen doe!. In dat geval zou overgangsrecht in welke wet dan ook tot strijd met het gelijkheidsbeginsel leiden. Overgangsrecbt is bedoeld om in de situatie waarin een wettelijke regeling wijzigt, een overgangsregime te bieden aan die burgers, die erop rnochten vertrouwen dat zij onder de oude wettelijke regeling zouden vallen. Daarin onderscheiden deze burgers zich, net als de kunstenaars die in de onderhavige situatie onder overgangsrecht zouden vallen, van andere burgers die niet onder bet desbetreffende overgangsrecht vallen. —
(1 07)
—
Als de groep kunstenaars die reeds in het bezit is van een WWik-beschikking en die ook na I januari 2012 recht zou hebben op een WWik-uitkering ergens mee zou kunnen worden vergeleken, is het met de circa 5.000 kunstenaars die in het verleden een (W)Wik 27 heeft ontvangen en die de aan hen bij deze beschikking toegekende rechten beschikking vo!!edig hebben opgebruikt. Niet met de groep kunstenaars die een dergelijke beschikking nog niet heeft aangevraagd. Van strijd met bet gelijkheidsbeginsel is dan ook geen sprake. 4.2.2.2. Betang van een efficiënte afronding van bet WWik-tijdperk
(108)
Ten aanzien van bet a!gemene belang van een efficiente afronding van bet WWik-tijdperk, reageren FNV KIEM en de BBK c.s. als volgt. FNV K!EM en de BBK cs. menen dat ook in de situatie waarin adequaat overgangsrecht zou worden opgenomen in de intrekkingswet, bet WWik-tijdperk op een efficiënte manier kan worden beeindigd. Dc , zodat er geen reden 2t uitvoeringsstructuur heeft de afgelopen zes jaar goed gefunctioneerd is om te aan te nemen dat de kwa!iteit van de besluitvorming achteruit gaat gedurende een overgangsperiode. Dc omvang van dit overgangsrecht en de duur van de geboden overgangsperiode kunnen hier bovendien op worden aangepast. Indien dat gebeurt, zal de groep kunstenaars die een beroep kan doen op dit overgangsrecht en deze overgangsperiode niet dusdanig klein zijn dat er een risico op ‘gebrekkige continulteit” -
wat bier ook van zij bestaat. -
(109)
Daarnaast kan de omvang van de uitvoeringsstructuur worden aangepast op de grootte van de groep kunstenaars die op grond van adequaat overgangsrecht nog recbt zou hebben op een WWik-uitkering. Zo kan het aanta! centrumgemeenten gaandeweg worden aigebouwd, als ook het aantal medewerkers van de stichting Cultuur-Ondernemen dat zich bezig houdt
De voorioper van de WWik was de Wik: de Wet inkomensvoorziening kunstenaars (“Wik”). deze trad in werking op I januari 1999 en werd op 1 januari 2005 vervangen door de WWik. Een groot verschil tussen de Wik en de veel beter geevalueerde WWik. is dat de Wik niet de progressie-eis kent. Zie voor de betekenis van de progressie-els randnumrncr 4 van deze dagvaarding. Zie de evaluatie van de WWik zoals opgenomen als prod uctie 45 bij deze dagvaarding. JRvAJHA[3/za 1027633-12055357
25
29 Op deze wijze kan het WWik met de uitvoering van beroepsmatigheidsonderzoeken. tijdperk op een efficiente manier worden afgerond, zonder dat de rechtszekerheid, als gevoig van het ontbreken van adequaat overgangsrecht, daarbij in bet geding komt. Rechtvaardig evenwicht
4.2.3.
(110)
Ten slotte wordt ook niet voldaan aan de derde voorwaarde voor een gerechtvaardigde eigendomsinmenging, te weten de voorwaarde dat de inmenging voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Sprake moet zijn van een rechtvaardig evenwicht (‘fair balance”) tussen het algemeen belang en bet recht op een ongestoord eigendomsgenot. In dat kader speelt een rol: 1) in hoeverre gerechtvaardigde verwachtingen aanwezig varen: 2) of een minder ingrijpende maatregel mogelijk zou zijn geweest; en 3) welke compensatie is geboden voor de eigendomsinrnenging. 4.2.3.1. Gereclitvaarcligde verwachtingen
(Ill)
Kunstenaars, in bet bezit van een WWik-beschikking, mochten er gerechtvaardigd op vertrouwen dat zij ook daadwerkelijk gebruik zouden kunnen maken van de bij deze beschikking toegekende rechten. Immers, de beschikking stelt onomwonden dat de adressaat van de beschikking recht heeft op bet gedurende 48 maanden op te nemen in ° De enige 3 een periode van tien jaar genieten van een uitkering op grond van de WWik. voorwaarden die hieraan worden verbonden, zijn de voorwaarden zoals opgenomen in de -
—
WWik. (112)
Dat een WWik-bescbikking een spec ifieke tijdspanne noemt waarbinnen een beperkt aantal uitkeringsmaanden moet worden opgenomen, zorgt bovendien voor een nog groter gerechtvaardigd vertrouwen op het daadwerkelijk kunnen genieten van deze rechten, dan wanneer een uitkering voor onbepaalde tijd zou zijn toegekend. Immers, hoe concreter de verwachtingen die geschept worden. des te meer gerecbtvaardigd mag de adressaat van de gedane beloftes er op vertrouwen dat deze ook werkelijk waar worden gemaakt. Flier kornt bij dat kunstenaars er voor konden kiezen om bun WWik-uitkering tijdelijk stop te zetten om zo hun rechten te sparen voor de toekomst, als “appeltje voor de dorst” in moeilijke tijden. Het vertrouwen van hen, die er om die reden tijdelijk voor kozen om een periode uiterst sober te leven met de gedacbte deze rechten te sparen en later alsnog op te kunnen nemen wordt extra beschaamd. -
-
29
Een van de voorwaarden voor het ontvangen van een WWik-uitkering betreft de voorwaarde dat de aanvrager beroepsmatig actief is als kunstenaar. Of een aanvrager van een WWik-uitkering voldoet aan deze voorwaarde, wordt onderzocht door de stichting Cultuur-Ondernemen. De stichting Cultuur-Ondernemen houdt kantoor in Amsterdam. voert naar aanleiding van een uitkeringsaanvraag eeii beroepsmatigheidsonderzoek uit en adviseert ervoIgens aan de betrokken centrumgemeente of de aanvrager voldoet aan de voorwaarde van beroepsmatigheid, Zie bijvoorbeeld de WWik-beschikking van de heer Janmaat. velke beschikking productie 33 ‘.ormt b. deze dagvaarding.
JRvAJHAB/za 1027633-12055357
26
4.2.3.2. De mogelijkheid van een minder ingrijpende maatregel
(113)
De WWik is ingetrokken zonder enige vorm van overgangsrecht. Elke vorm van overgangsrecht hoe beperkt ook had de intrekking van de WWik minder ingrijpend gemaakt voor kunstenaars die hun leven en bedrijfsvoering hebben aangepast op de rechten die zij reeds bij beschikking hadden toegekend gekregen. -
-
(1 14)
Het opnemen van enige vorm van overgangsrecht zou geen disproportionele last voor de Staat hebben gevormd. Dit volgt uit het feit dat WWik niet is ingetrokken om aldus noodzakelijke bezuinigingen door te voeren, maar enkel vanuit de (principiele) gedachte dat het creëren van een uitzonderingspositie voor kunstenaars in het stelsel van de sociale zekerheid ongewenst is. Bovendien is de WWik een budgetneutrale regeling ten opzichte van de algernene bijstand en zal het weglekeffect van kunstenaars naar de algernene bijstand aanzienlijk zijn. zodat het ontbreken van overgangsrecht de Staat geen besparing oplevert.
(1 15)
Ten slotte moet in het licht van de ‘fair balance”-toets de opmerking worden gemaakt, dat de omvang van de groep burgers die recht heeft op overgangsrecht als gevolg van de intrekking van de WWik, beperkt is. Deze groep bestaat namelijk slechts uit circa 14.000 kunstenaars, waarbij bovendien de kanttekening moet worden gemaakt dat zich onder hen kunstenaars bevinden met nog maar een paar maanden aan ongebruikte uitkeringsrechten, rnaar ook kunstenaars die pas recent een WWik-beschikking hebben ontvangen. Ook bevinden zich onder deze kunstenaars, kunstenaars die geen beroep meer doen op hun ongebruikte rechten omdat ze met hun kunst voldoende middelen van bestaan genereren.
(116)
Nu de groep kunstenaars, waarvoor overgangsrecht had kunnen worden opgenomen in de intrekkingswet, betrekkelijk klein is, maar toch is besloten in het geheel geen overgangsrecht vast te stellen, is niet voldaan aan de voorwaarde van een evenredige belangenafweging in het kader van de ‘fair balance”-toets. 4.2.3.3. Geboden compensatie
(117)
Een eigendomsinmenging mag geen onevenredige last (“excessive burden) op de betrokkene leggen. In dat kader moet worden nagegaan of compensatie is geboden voor de door de betrokkenen geleden verliezen. Naarmate de inmenging zwaardere negatieve gevolgen heeft, dient zo blijkt uit de jurisprudentie ruimere compensatie te worden 1 geboden, xvii er nog sprake zijn van een “fair baiance”. -
(118)
H
-
In de onderhavige situatie is aan kunstenaars die reeds in het bezit zijn van een WWik beschikking en op grond van die beschikking ook na 1 januari 2012 recht zouden hebben gehad op een WWik-uitkering, geen enkele compensatie geboden voor de intrekking van hun uitkering. Zoals reeds aan de orde is gekomen in onderdelen 4.1.1 en 4.1 .2 van deze dagvaarding, is van automatische omzetting in een uitkering op grond van de WWB dan wel de Bbz 2004 geen sprake en verschiilen deze uitkeringen dusdanig van het WWik regime, dat met bet eventueel verstrekken van deze uitkeringen niet van “compensatie’ kan
Vergelijk EIIRM 9 november 1999. Chassagnou e.a. L Frankrijk. nrs. 25088/94. 28331/95 en 2834395. par. 86-95. Hudoc
JRvAIHAB/za 1027633-12055357
27
worden gesproken. (119)
Adequaat overgangsrecht zou tot gevoig hebben gehad dat geen onevenredige last op de 32 In dat geval zou bet bieden van compensatie dan betrokken kunstenaars wordt gelegd. ook niet aan de orde zijn. Conclusie
4.3. (120)
Gelet op het vorenstaande, is de intrekkingswet in strijd met artikel I EP en handelt de Staat onrechtmatig indien zij uitvoering geeft aan deze wet.
5.
STRIJD MET ARTIKEL 17 EU HANDVEST
(121)
Ook artikel 17 lid 1 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie (hierna: EU handvest) beschermt bet recht op eigendorn. Deze verdragsbepaling Iuidt als volgi: “Eenieder heef’t het recht de goederen die bij rechtmatig heeft verkregen, in eigendom te bezitten, te gebruiken, erover te beschikken en te vermaken. Niemand mag zijn eigendom worden ontnomen, behalve in bet algemeen belang, in de gevallen en onder de voorwaarden waarin de wet voorziet en mits bet verlies tijdig op billijke wijze wordt vergoed. Ret gebruik van de goederen kan bij wet worden geregeld, voor zover bet algemeen belang dit vereist.”
(122)
Nederland is gebonden aan het EU Handvest nu dit op grond van het Verdrag van Lissabon de status van verdrag heeft gekregen. Op grond daarvan, werken de in dit verdrag opgenornen grondrechten rechtstreeks door in de Nederlandse rechtsorde.
(123)
Dc grondrechten zoals opgenomen in het EU Handvest zijn aan de orde indien een Iidstaat handelt binnen de werkingssfeer van het gemeenschapsrecht. Titel X van bet Verdrag betreffende de Werking van de EU (“VWEU”) heeft de titel “Sociale Politiek” en bet van deze titel dee! uitmakende artikel 153 VWEU bepaalt dat het optreden van de lidstaten op bet gebied van de sociale zekerheid en de bestrijding van sociale uitsluiting door de Europese Unie wordt ondersteund en aangevuld. Gelet hierop valt bet intrekken van de WWik een sociale zekerheidswet binnen de werkingssfeer van het gemeenschapsrecbt. -
(124)
-
Op grond van artikel 52 lid 3 van het EU Handvest zoekt het EU bandvest aansluiting bij bet Europees Verdrag tot bescherming van de recbten van de mens en de fundarnentele vrijheden (“EVRM”): “Voor zover dit Randvest rechten bevat die corresponderen met rechten welke zijn gegarandeerd door bet Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de
mens en de fundamentele vrijheden, zijn de inhoud en reikwijdte ervan dezelfde als die welke er door genoemd verdrag aan worden toegekend. Deze bepaling verhindert niet dat bet recbt van de Unie een ruimere bescherming biedt.” (125)
Uit de toelichtingen bij bet EU Handvest volgt dat artikel 17 van EU Handvest deze!fde
Vergelijk CRvI3 18 juni 2004. JJV AP4680. ru. 3.42.12 en 3.4.2.13 en HR 14 april 1989. \] 1989. 469 tHarmonisatiewet). JRvAjllABiza 1027633-12055357
28
inhoud en reikwijdte heeft als bet daarmee corresponderende artikel I EP: Toelichring ad artikel 17 Het recht op eigendom -
Dit artikel stemt overeen met artikel I van bet aanvullend protocol bij het EVRM: ,,Iedere natuurlijke of rechtspersoon heeft recht op het ongestoord genot van zijn eigendom. Aan niemand zal zijn eigendom worden ontnomen behalve in het algemeen belang en onder de voorwaarden voorzien in de wet en in de algemene beginselen van internationaal recht. De voorgaande bepalingen tasten echter op geen enkele wijze bet recht aan. dat een staat heeft om die wetten toe te passen, die bij noodzakelijk oordeelt om het gebruik van eigendom te reguleren in overeenstemming met het algemeen belang of om de betaling van belastingen of andere heffingen of boeten te verzekeren.”. Het gaat bier om een grondrecht dat alle nationale grondwetten gemeen hebben. Het is door de jurisprudentie van bet Hof van Justitie herhaaldelijk bekrachtigd, in de eerste plaats in bet arrest Hauer (13 december 1979, Jurispr. 1979, blz. 3727). De formulering is gemodemiseerd, maar overeenkomstig artikel 52, lid 3, heeft dit recht dezelfde inhoud en reikwijdte als het door het EVRM gewaarborgde recht en 3 de door bet EVRM toegestane beperkingen mogen niet worden overschreden. (126)
Zoals uiteengezet in het vorige onderdeel van deze dagvaarding, is de intrekkingswet in strijd met artikel 1 EP. Gelet op artikel 52 lid 3 van het EU Handvest en de toelichtingen op het EU Handvest, is de intrekkingswet ook in strijd met artikel 17 EU Handvest.
6.
BEWIJSAANBOD
(1 27)
Voor zover op hen (een nadere) bewijslast mocht komen te rusten, bieden FNV KIEM en
BBK cs. bewijs aan van al hun stellingen, door alle middelen rechtens. Het is in dit stadium van de procedure niet goed rnogelijk om exact aan te geven of en zo ja welke bewijsmiddelen (bijvoorbeeld getuigenbewijs) naast de producties die reeds bij deze dagvaarding in het geding zijn gebracht nog verder zullen worden gehanteerd. Dit is onder meer afliankelijk van hetgeen door de Staat in zijn conclusie van antwoord zal -
-
worden aangedragen. (128)
In elk geval zullen de eisende kunstenaars zoals genoemd aan bet begin van deze dagvaarding kunnen verkiaren over de waarde die een WWik-uitkering voor hen heefi gehad en over de gevolgen van het zonder overgangsrecht intrekken van de WWik, in bet bijzonder voor hun beroepspraktijk. Daarnaast zullen de statutair bestuurders van FNV KIEM en de BBK kunnen verkiaren over het overleg met de Staat in de zin van artikel 3:305a lid 2 BW. zoals aan de orde is gekomen in onderdeel 2.3 van deze dagvaarding. dat door hen is gevoerd en bevorderd.
(129)
Voor zover U, voorzieningenrechter, enige stelling van de Staat voorshands aannemelijk
Ph. EU2007, C 303/02, p. 23. Zie ook pagina33 en 34. JRvA/HAB/za 1027633-12055357
29
zou achten, bieden FNV KIEM en de BBK c.s. op voorhand tegenbewijs aan. 7.
TOELICHTING VORDERING
(130)
FNV KIEM en de BBK c.s. realiseren zich dat op grond van vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, de Staat in de onderhavige procedure niet kan worden bevolen overgangsrecht vast te ste1len 34 De Staat kan daarentegen we! worden bevolen zich te onthouden van gedragingen die gebaseerd zijn op de werking van de intrekkingswet, oftewel: de wegens de intrekkingswet buiten werking te stellen. 3 Deze buitenwerkingstelling onverbindendheid van de intrekkingswet gelet op de strijdigheid van die wet met hogere regelgeving is van kracht tot een eventuele beslissing in een bodemprocedure, dan we! totdat is voldaan aan een in het absolute dan we! re!atieve toepassingsverbod op te nemen voorwaarde. -
-
(131)
De reden dat de onderhavige vordering niet tevens de oplegging van dwangsommen bevat, is dat FNV KIEM en de BBK c.s. crop vertrouwen dat de Staat bet vonnis van uw Rechtbank zal opvo!gen, ook indien dat betekent dat de Staat wordt bevolen de intrekkingswet buiten werking te stellen.
8.
MITSDIEN
het de Rechtbank te ‘s-Gravenhage moge behagen bij vonnis, zoveel a!s moge!ijk uitvoerbaar bij voorraad, a!!es met veroordeling van de Staat in de kosten van deze procedure, waaronder mede zijn begrepen de kosten voor rechtsbijstand: Primair de Staat te gebieden de wet ?Intrekking van de Wet werk en inkomen kunstenaars buiten werking te stellen, a!thans geen effect te doen sorteren, ten aanzien van kunstenaars die reeds vóór 1 januari 2012 een WWik-beschikking hebben ontvangen en hun rechten op grond van deze beschikking nog niet hebben verbruikt; Subsidiair de Staat te gebieden de wet 1ntrekking van de Wet werk en inkomen kunstenaars” tot en met I januari 2017, althans tot en met enige door U, voorzieningenrechter, in goede justitie te bepalen datum, buiten werking te stellen, a!thans geen effect te doen sorteren, ten aanzien van kunstenaars die reeds vóór 1 januari 2012 een WWik-beschikking hebben ontvangen en hun rechten op grond van deze beschikking nog niet hebben verbruikt; Meer subsidiair de Staat te gebieden de wet “lntrekking van de Wet werk en inkomen kunstenaars buiten werking te ste!!en, althans geen effect te doen sorteren, ten aanzien van kunstenaars die reeds vóór I januari 2012 een WWik-beschikking hebben ontvangen en bun rechten op grond van deze beschikking nog niet hebben verbruikt, totdat zal zijn voorzien in adequaat overgangsrecht voor die kunstenaars, HR 21 maart 2003, NJ 2003, 691 (Waterpakt). HR I juli 1983, NJ 1984, 360 (LSV) en HR 16 mci 1986, NJ 1987, 251 (Landbouwvliegers). JRvAIHAFI/za 1027633-12055357
30
waarbij adequaat overgangsrecht in elk geval inhoudt dat verworven rechten worden gerespecteerd en geeffectueerd gedurende een overgangsperiode van 5 jaar, dan wel gedurende enige andere door U, voorzieningenrechter, in goedejustitie te bepalen periode; Nog meer subsidiair de staat te gebieden de rechten die kunstenaars hebben verworven en nog niet verbruikt op grond van een aan hen toegekende WWik-beschikking, te effectueren en te respecteren, aithans te effectueren en te respecteren gedurende ecu door U, voorzieningenrechter, in goede justitie vast te stellen overgangsperiode, onder welke rechten in ieder geval zijn begrepen: -
-
-
bet recht op een uitkering ter hoogte van 70% van het bijstandsniveau; het recht om deze uitkering aan te vullen met bijverdiensten (waarbij beroepskosten van deze bijverdiensten mogen worden afgetrokken) tot 125% van bet bijstandsniveau;
-
-
-
bet recht om niet te hoeven solliciteren naar algemeen geaccepteerde arbeid en bet recht om deze arbeid niet te hoeven aanvaarden; bet recht op activerend en flankerend beleid: cursussen, begeleiding, ondersteuning en advies gericht op de ontwikkeling van een renderende beroepspraktijk en op de versterking van de positie als beroepsmatig kunstenaar; en bet recht op eigen vermogen waaronder een dccl van de overwaarde van de woning van de kunstenaar waarbij vermogen dat noodzakelijk is voor de uitoefening van bet beroep van kunstenaar (waaronder ook de woning, mits gebruikt als atelier) deels (20% voor zover dit vermogen de overwaarde op de eigen woning betreft en 50% voor zover dit vermogen andere vermogensbestanddelen betreft) niet als dit eigen vermogen wordt aangemerkt. -
-
Nog meer subsidiar
Zodanige voorzieningen te treffen als U, voorzieningenrechter, in goede justitie geraden acht.
JRvAJKAB/za 1027633-12055357
31
PRODUCTIEOVERZICHT
9. 1
lntrekkingswet
2.
Memorie van toelichting bij de intrekkingswet
3.
WWik zoals thans van kracht
4.
Statuten FNV KIEM
5.
Jaarverslag 2010 FNV KIEM
6.
Statuten BBK
7.
Activiteitenoverzicht BBK 2010
8.
Modeibrief voorlichting kunstenaars
9.
Correspondentie aan de Eerste Kamer
10.
Correspondentie aan de Tweede Kamer
11.
Karnerstukken 112010/1l,32701, nr. 4
12.
Kamerstukken 112010/11,32701, nr. 6
13.
Kamerstukken 112010/11, 32 701, nr. 7
14.
Karnersiukken 112010/11,32701, nr. 8
15.
Kamerstukken 112010/11, 32 701, nr. 9
16.
Kamerstukken 112011/12,32701, nr. 10
17.
Karnerstukkenll20ll/12, 32701, nr. 13
18.
Kamerstukkenll20ll/12,32701,nr. 14
19.
Kamerstukken 112011/12,32701, nr. 18
20.
Kamerstukken 12011/12, 32 701, nr. A
21.
Kamerstukken 12011/12, 32 701, nr.
22.
Kamerstukkenl20ll/12, 32701, nr. B
23,
Kamerstukken 12011/12,32 701, nr. C
24.
Karnerstukken 12011/12,32 701, nr. D
25.
Kamerstukken 12011/12, 32 701, nr. X
26.
Handelingen TK
JRvAIHAB/za 1027633-12055357
32
27.
Handelingen EK
28.
Correspondentie VNG
29.
Correspondentie stichting Cultuur-Ondernernen
30.
Correspondentie stichting Stimulanz
31.
Beschikking
32.
Beschikking
33.
Beschikking
34.
Beschikking
35.
Beschikking
36.
Uitvoeringsbesluit WWik
37.
Bbz 2004
38.
Publicatie wetsvoorstel
39.
Correspondentie staatssecretaris
40.
Voorlichtingsbrief
41.
Voorlichtingsbrief
42.
Voorlichtingsbrief
43.
Voorlichtingsbrief
44.
Voorlichtingsbrief
45.
Evaluatie WWik
JRvA/FIAB/za 1027633-12055357
33