Sterven, de laatste fase van persoonlijke groei
Een inleiding door Kees Aaldijk psycholoog www.transpersoonlijk.nl 06 142 742 93
Gepubliceerd in Spiegelbeeld januari 2006
De laatste fase van persoonlijke groei Ieder van ons is sterfelijk en op enig moment zullen we allemaal komen te overlijden. Daar staan we liever niet bij stil maar wanneer we zelf ouder worden of wanneer geliefde personen uit onze omgeving komen te overlijden dan dringt die waarheid zich steeds nadrukkelijker aan ons op. De onlangs overleden Amerikaanse psychiater Elisabeth Kübler-Ross, een internationaal erkende autoriteit op het gebied van stervensbegeleiding, omschrijft het sterven als ‘de laatste fase van persoonlijke groei’. Ze stelt daarbij, dat we op de drempel van de dood nog een belangrijke stap in onze persoonlijke ontwikkeling kunnen zetten. Bijna Dood Ervaringen (BDE’s) Wat gebeurt er eigenlijk op het moment van overlijden? Niemand weet het, althans niet met zekerheid. Inmiddels is er echter veel onderzoek gedaan, onder andere naar sterfbed ervaringen en naar ervaringen van mensen die de dood tot heel dicht zijn genaderd en daarvan terugkeerden. Daaruit valt te concluderen dat het zeer waarschijnlijk is dat het bewustzijn niet eindigt wanneer de hersenen ophouden te functioneren. Ervaringen tijdens het stervensproces lijken ook heel wat positiever te zijn dan men tot dusverre misschien had verwacht. Door de Nederlandse cardioloog Pim van Lommel wordt sinds 1988 een studie gedaan in 10 ziekenhuizen naar ervaringen van patiënten die een hartstilstand hebben overleefd. Indien deze patiënten niet binnen 5 – 10 minuten met succes worden gereanimeerd dan zullen ze komen te overlijden, ze verkeren dus allemaal in een stervensproces. Omdat het daarbij gaat om mensen die in een ziekenhuis onder intensieve medische behandeling staan is hun situatie heel goed gedocumenteerd. In 4 jaar tijd werden op die manier de ervaringen van 344 patiënten onderzocht. Bij een hartstilstand stopt de bloedtoevoer naar de hersenen en dat betekent dat het EEG na ca. 15 seconden volledig vlak is geworden. Door tijdige reanimatie is deze situatie nog omkeerbaar. Bij een hartinfarct duurt de bewusteloosheid altijd langer dan 2 minuten en als gevolg daarvan zijn al deze patiënten in feite hersendood geweest. Het vlakke EEG gaf daarbij aan dat de hersenen niet meer functioneerden. Nu blijkt dat 18% van hen tijdens de hartstilstand een Bijna Dood Ervaring (BDE) heeft gehad. Beschrijvingen van BDE’s zijn in de gehele wereldliteratuur terug te vinden. Door de arts Raymond Moody zijn zulke ervaringen voor het eerst systematisch onderzocht en beschreven in zijn boek Life after Life dat in 1975 is verschenen. Hierin maakt hij melding van de ervaringen van mensen die door een ongeluk of door ziekte in een levensbedreigende toestand terecht kwamen. Een deel van hen heeft heel specifieke ervaringen die onder andere de volgende elementen kunnen bevatten. 1. Een gevoel van onuitsprekelijkheid. 2. Een gevoel van vrede en rust. 3. Uittredingservaringen waarbij men getuige is van situaties rond het ziekbed en waarbij men nauwkeurig weet wat elk van de aanwezigen heeft gezegd en gedaan. Vanaf een afstand kan men dus bijvoorbeeld de reanimatie van het eigen lichaam gadeslaan. 4. Het gevoel door een tunnel van licht te gaan. 5. Het waarnemen van een prachtige, niet wereldse omgeving, met niet aardse kleuren en muziek. 6. Ontmoeting met een (wezen van) stralend licht. Dit gaat gepaard met een gevoel van volledige acceptatie en onvoorwaardelijke liefde. 7. Een terugblik over het leven waarin men de eigen ervaringen nogmaals doormaakt, maar ook de ervaringen van de ander, die dat handelen heeft ondergaan. De gevoelens 2
8. 9. 10.
van de ander worden daarbij als eigen ervaringen ondergaan. Ook hier is er weer geen oordeel of veroordeling van hetgeen men tijdens het leven heeft gedaan. Als er al een oordeel is dan is dat een oordeel over het eigen gedrag vanuit een volkomen liefdevol perspectief. Een vooruitblik waarin men inzicht krijgt in de eigen toekomst op aarde en de levensopgaven die nog niet zijn volbracht. Het waarnemen van een grens of een muur met de aansporing terug te keren of het gevoel dat het leven nog niet was voltooid. Terugkeer in het eigen lichaam. Omdat de ervaring doorgaans verband houdt met ongeluk of ziekte is die terugkeer vaak pijnlijk.
Uit het onderzoek van Moody en van vele anderen blijkt dat zo’n BDE zeker geen zeldzaamheid is. Naar schatting heeft 4% van alle mensen in westerse landen zo’n ervaring gehad. De reguliere wetenschappelijke verklaring voor BDE’s is, dat het hallucinaties zijn als gevolg van emotionele verwarring of van neurologische schade aan de hersenen. Een uitgangspunt daarbij is dat hallucinaties door de (verwarde) hersenen worden geproduceerd. Maar, BDE’s treden (ook) op tijdens het volledig wegvallen van alle hersenfuncties! Deze ervaringen kunnen dus niet het product zijn van verwarde hersenen. Ook vergelijkbare studies in Amerika en Engeland, waarin de resultaten van Van Lommel worden bevestigd, geven geen aanwijzing voor de veronderstelling dat een BDE het gevolg is van emotioneel of neurologisch disfunctioneren. Sterfbedervaringen Deze BDE’s vertonen grote gelijkenis met de sterfbedervaringen zoals die in 1977 zijn gepubliceerd door Osis en Haraldson. Zij hebben een onderzoek gedaan in Amerika en India over de ervaringen van mensen in verschillende culturen die daadwerkelijk op sterven liggen. Ook zij rapporteren over de soms heldere en hoopvolle beelden van mensen die zich op de rand van de dood bevinden. Deze beelden zijn heel goed te onderscheiden van verwarrende en hallucinerende ervaringen die stervenden natuurlijk ook kunnen hebben. Wanneer aan stervende patiënten die het directe contact met de aardse werkelijkheid hebben verloren wordt gevraagd de omgeving te beschrijven waarin zij zich bevinden, dan blijkt dit in 15 % van de gevallen om een alledaagse situatie te gaan, zoals een ziekenhuiskamer. In 10% van de gevallen was de omgeving vreemd en beangstigend, bij 21 % ging het om een prachtige natuurlijke omgeving, bij 37% ging het om een buitengewoon mooie omgeving die niet van deze wereld was en in 17% van de gevallen ging het om specifiek religieuze beelden. Bij al deze patiënten was de medicatie bekend. Er kon echter geen verband worden gelegd tussen de medicatie en de beelden die mensen zagen. Wanneer de beelden van stervenden werden vergeleken met die van bijvoorbeeld drugsgebruikers dan bleken er significante verschillen te zijn. De beelden die stervenden hadden bleken veel meer samenhang te vertonen en de ervaring was minder verwarrend. Ook het gevoel van identiteit bleek stabieler. Een verder verschil was dat patiënten na het zien van de hemelse beelden ontspannen en vreedzaam waren, ook wanneer zij tevoren onrustig en depressief waren geweest. De invloed van een BDE op het verdere leven De Bijna Dood Ervaringen zoals die door Van Lommel worden omschreven blijven niet beperkt tot de feitelijke gebeurtenis. Door de patiënten die bij het onderzoek waren betrokken jarenlang te volgen kon worden nagegaan wat het effect ervan was op hun verdere leven. Daarbij bleek de BDE een geweldige invloed op hen te hebben gehad, hoewel het verwerkingsproces vaak erg moeizaam verliep. Mensen met een BDE ontwikkelen een andere belangstelling en ze gaan andere prioriteiten stellen in hun leven. Materiële zaken worden minder belangrijk, intuïtie en intelligentie worden vaak verbeterd. 3
Door inzicht te krijgen in de dood wordt de houding waarmee men in het leven staat grondig gewijzigd. Zo heeft Bruce Greyson van de Universiteit van Virginia een onderzoek gedaan naar mensen die in verband met een zelfmoordpoging in een ziekenhuis waren opgenomen. Meer dan de helft van hen bleek in aansluiting daarop een BDE te hebben gehad. Bij een vervolgonderzoek bleek dat veel mensen die géén BDE hadden ervaren, na verloop van tijd een nieuwe suïcide poging deden. Van de groep die wèl een BDE had gehad heeft in dit onderzoek niemand een tweede poging ondernomen, omdat men ervan overtuigd was geraakt dat je niet aan je levensopdracht ontkomt door zelfdoding. Tibetaans Boeddhisme Tijdens het sterven, aldus Sogyal Rinpoche in Het Tibetaanse boek van leven en sterven, maakt het bewustzijn zich los van het lichaam. Het komt dan in het Bardo terecht, een overgangsgebied tussen het voorbije leven en de toekomstige nieuwe incarnatie. Bevrijd van het lichaam is de ziel dan in staat om daar zijn weg naar het licht te zoeken. Maar, er zijn in het Bardo verschillende niveaus van licht te onderscheiden. Er is stralend licht dat voor de meeste van ons wel bereikbaar is, maar er is ook een ultiem licht, vrij van elke aardse gebondenheid. Dit is het Rigpa, een vormloos licht dat onze Boeddha natuur vertegenwoordigt en waarmee we ons alleen kunnen verbinden wanneer we alle aardse strevingen loslaten. Angsten en misvattingen die we vanuit het aardse leven meenemen in de dood kunnen de ziel gemakkelijk belemmeren om in het Bardo zijn optimale afstemming te vinden. Het zijn de alledaagse menselijke verlangens zoals het streven naar macht en aanzien, of boosheid en het verlangen om wraak te nemen, maar ook schuldgevoelens of de behoefte om iets goed te maken die ons binden aan het aardse leven. Op een bepaald niveau van bewustzijn kiezen we er dan voor om weer te incarneren. Zo geven we onszelf een nieuwe kans om deze zaken te verwezenlijken. Dat proces van opeenvolgende incarnaties gaat dan door, net zolang tot we al ons streven hebben losgelaten. Wanneer we tijdens ons leven geleerd hebben ons te richten op licht, liefde en mededogen dan zullen we ook in het Bardo de weg naar het vormloze, volmaakte licht kunnen vinden. Dat betekent dan, volgens de Boeddhistische benadering, dat onze ontelbare incarnaties tot een einde zijn gekomen en we de ultieme vrijheid bereikt hebben. De laatste fase van persoonlijke groei Op basis van wetenschappelijk onderzoek beginnen we steeds meer inzicht te krijgen in de processen die zich ten tijde van de dood afspelen. De resultaten van dit onderzoek bevestigen niet de gangbare veronderstelling dat het bewustzijn eindigt wanneer de hersenen ophouden te functioneren. In tegendeel, steeds nadrukkelijker dringt het beeld zich op dat de hersenen niet de veroorzakers zijn van het bewustzijn maar slechts het fysieke instrument waardoor het bewustzijn zich kan manifesteren. Dit kun je het beste vergelijken met een radiotoestel dat niet het radioprogramma produceert, maar slechts een hulpmiddel is dat de ethergolven hoorbaar maakt. De wetenschappelijke bevindingen sluiten dan ook heel goed aan op datgene wat de mystiek ons leert. Wanneer we ervan uitgaan dat er een onstoffelijke kwaliteit is die overblijft wanneer het fysieke lichaam komt te overlijden dan zou je deze ‘ziel’ of ‘geest’ kunnen vergelijken met een wolk van energie die bepaalde trillingen en frequenties vertegenwoordigt. Deze wolk bevat informatie over wie we zijn of zijn geweest. Ze bevat dus ook informatie over onze angsten en verlangens en over de trauma’s die we tijdens ons leven al dan niet hebben verwerkt. Al deze energieën, voorgesteld als een verzameling frequenties vormen samen als het ware een klank en die klank 4
bepaalt onze afstemming na onze dood. De helderheid van de klank bepaalt op welk niveau onze geest zich na de dood manifesteert. Hoe zuiverder de klank, des te helderder het gebied waartoe we toegang krijgen. Omdat de klank van de geest vertroebeld kan worden door negatieve emoties zoals woede, angst en verdriet zou je je kunnen voorstellen dat het opruimen van al deze negativiteit een gunstige invloed heeft op het niveau van licht waar we na onze dood terechtkomen. Onze eigen afstemming bepaalt dus met welke klank we na onze dood zullen mee-resoneren. In ons dagelijkse leven streven we misschien wel bewustzijnsontwikkeling na of spirituele groei, maar voor de meeste van ons zijn de dagen toch vooral gevuld met huishoudelijke beslommeringen en andere verplichtingen. We moeten de kost verdienen, eten koken en voor de kinderen zorgen. De natuurlijke behoeften van ons fysieke lichaam eisen een groot deel van onze aandacht op. Maar, op het moment van overlijden, wanneer de geest het fysieke lichaam verlaat, dan doet zich de unieke gelegenheid voor om ons volledig op dat hogere te richten. Dat is de mogelijkheid tot transformatie die de dood ons biedt: Bevrijd van het lichaam kunnen we ons overgeven aan het licht. Maar, dat lukt ons alleen wanneer we ons daar al tijdens het leven op hebben voorbereid en wanneer we ons niet door oude angsten en verlangens laten afleiden. Dat betekent dat we al gedurende ons leven moeten afrekenen met onze trauma’s en frustraties. Tijdens ons leven ook moeten we vrede hebben gevonden met onszelf en met de mensen om ons heen. Voor zover we niet in staat zijn om onze problemen zelf op te lossen kan het dan ook nuttig zijn om de hulp van anderen in te roepen. Psychotherapie -ook op latere leeftijd- kan daarom hulp bieden de onafgemaakte zaken in iemands leven af te ronden en om eventuele trauma’s onder ogen te zien. Een liefdevol afscheid van het leven en van hen die achterblijven wordt dan vergemakkelijkt. Dit veraangenaamt niet alleen het restant van ons aardse leven, het beïnvloedt ook onze afstemming ná de dood. Het sterven kan dan werkelijk als een transformatie worden ervaren. Kees Aaldijk Psycholoog en transpersoonlijk therapeut 06-142 742 93 www.transpersoonlijk.nl
Dr. Raymond Moody haalt in zijn boek een groot aantal mensen aan die een bijna dood ervaring hebben gehad. Hierbij enkele citaten uit de Nederlandse vertaling Leven na dit leven uit 1980 in een uitgave van Strenghold, Naarden. ● Een vrouw die weer tot leven werd gewekt na een hartaanval merkte op: “Ik ervoer de meest heerlijke gevoelens. Ik voelde alleen nog maar vredigheid, welbehagen, ontspannenheid - rust. Ik ervoer dat al mijn zorgen voorbij waren en ik dacht bij mezelf: hoe rustig en vredig en ik heb helemaal geen pijn.” (p. 30) ● “Ik werd ernstig ziek en de dokter liet me in het ziekenhuis opnemen. Op die bepaalde morgen werd ik omringd door een dichte grijze mist en ik verliet mijn lichaam. Dat was een heel zweverige gewaarwording en toen ik keek zag ik mezelf beneden op het bed liggen, maar het joeg me geen angst aan. Ik voelde me vredig - heel rustig en sereen. Ik was niet in het minst van streek en ik vreesde niet wat er zou gaan gebeuren. Ik had het gevoel dat ik de dood zeer nabij was en dat ik, als ik niet terug zou gaan in mijn lichaam, werkelijk dood zou zijn, gestorven.” (p. 37)
5
● “Ik kon mijn eigen lichaam zien, beklemd in de auto, temidden van ettelijke omstanders, maar weet u, het riep helemaal geen gevoelens bij me op. Het was alsof het een heel ander mens was, of misschien zelfs niet meer dan een voorwerp… Ik wist dat het mijn lichaam was maar het deed me niets.” (p. 39) ● “Ik verongeluk, zei ik bij mezelf en daarna verloor ik zo’n beetje alle gevoel van tijd en ook het contact met mijn lichaam. Mijn wezen of mijn geest, of hoe u het ook maar noemen wilt steeg als het ware door mijn hoofd naar buiten. Dat ging volstrekt niet met pijn gepaard, het steeg gewoon, tot het boven me hing. Het was of mijn wezen een zekere dichtheid had, niet die van een vast lichaam - meer zoiets van, tja, ik weet het niet, van trillingen of zo, alsof het elektrisch geladen was.” (p. 44) ● “Ik bevond me niet in een lichaam als zodanig. Ik voelde wel iets, een soort capsule, een doorzichtige vorm. Ik kon het niet waarnemen. Ik was er gewoon - als energie misschien, een bolletje energie.” (p. 45) ● “Ik wist dat ik ging sterven en dat ik daar niets tegen kon doen. Ik was buiten mijn lichaam, dat staat vast want ik kon het op de operatietafel zien liggen. Mijn ziel was eruit. Maar toen kwam dat licht, een heel helder licht. Eerst was het wat flauwtjes maar het groeide aan tot een enorme lichtstraal. Ik zag niets dan licht, ongelooflijk veel licht. En het straalde warmte af, ik voelde me warm worden. De liefde die ervan uitging was onvoorstelbaar, onbeschrijflijk. Het was prettig gezelschap! En het had beslist gevoel voor humor!” (p. 55) ● “Toen ik vlakbij de mist gekomen was, voelde ik me er zeker van dat ik erdoor zou gaan. Dat was een heerlijk verblijdend gevoel; er zijn gewoon geen aardse woorden die het kunnen beschrijven. Toch was mijn tijd om door de mist te gaan nog niet gekomen, want van de andere kant verscheen plotsklaps mijn oom Carl, die jaren tevoren overleden was. Hij versperde mij de weg en sprak: “Ga terug. Je hebt je werk op aarde nog niet voltooid. Ga nu terug”. Ik wilde niet terug naar ik had geen keus.” (p. 64) ● “Ik was bij mijn bejaarde tante tijdens haar laatste slepende ziekte. Ik zorgde een beetje voor haar en al die tijd bad iedereen in haar familie voor een spoedig herstel van haar gezondheid. Uiteindelijk keek ze me op een dag aan en ze sprak; Joan, ik ben in het hiernamaals geweest en het is er verrukkelijk. Ik wil er blijven maar dar lukt me niet zolang jullie bidden om me bij jullie te houden. Jullie gebeden houden me hier vast. Bid toch alsjeblieft niet meer”. We hielden er allemaal mee op en kort daarna stierf ze.” (p. 68)
6