Het begeleiden van persoonlijke groei- en therapiegroepen In dit hoofdstuk definiëren en bespreken we een aantal begrippen. De belangrijkste vind je terug in de onderstaande lijst.
Grondbegrippen 1. 2. 3. 4. 5.
Therapiegroepen Persoonlijke groeigroepen Sociale effectiviteit Intuïtie Psychische gezondheid
6. 7. 8. 9. 10.
Psychische weerstand Zelfactualisatie Zelfondermijnend gedrag Zelfontplooiend gedrag Zelfhulpgroepen
2
Groepsdynamica
Inleiding Groepen bestaan niet alleen om problemen op te lossen of opdrachten uit te voeren, zij kunnen ook gebruikt worden om individuen te helpen met het bevorderen van hun persoonlijke ontwikkeling of het realiseren van constructieve veranderingen. Er bestaat een grote variëteit aan therapeutische groepen die een groot aantal zeer uiteenlopende persoonlijke doelen nastreven. Wat zij gemeen hebben, is dat zij de psychische gezondheid, het geluk, de effectiviteit en de competentie van de deelnemers willen bevorderen. Het realiseren van persoonlijke ontwikkelingsdoelen kan door verschillende therapeutische gebeurtenissen plaatsvinden. Individuen kunnen zich geheel zelfstandig veranderen, door samen met een hulpverlener of psychotherapeut aan hun problemen te werken, door hun problemen met een geestelijke of een vriend of vriendin te bespreken, en door aan een therapiegroep deel te nemen. Groepen hebben een aantal kenmerken dat ze bij uitstek geschikt maken om aan persoonlijke ontwikkelingsdoelen te werken. Deze kenmerken komen later aan de orde.We zullen ook stilstaan bij de condities die therapeutische ervaringen bevorderen en de unieke mogelijkheden die groepen de deelnemers vanuit het oogpunt van persoonlijke ontwikkeling te bieden hebben.
Typen therapeutische groepen Er bestaat een grote variëteit aan therapeutische groepen. Persoonlijke groeigroepen (zoals encountergroepen) richten zich op de emotionele groei, de persoonlijke relaties en de groepsvaardigheden van individuen. Therapiegroepen richten zich op de psychische gezondheid en het psychisch functioneren van individuen. Enkele voorbeelden: psychoanalytische, psychodrama, Gestalt, cognitieve gedragstherapie, cliëntgerichte (rogeriaanse) en rationeelemotieve groepen. Zelfhulpgroepen richten zich op het overwinnen van of leren omgaan met problemen die zich in het leven voordoen, zoals verslavingen en ziekten. Er bestaat een zeer groot aantal zelfhulpgroepen. Doelen Persoonlijke groei -, therapie - en zelfhulpgroepen streven vergelijkbare, elkaar overlappende doelen na. Zij proberen deze doelen langs verschillende wegen te bereiken. De diversiteit aan groepen maakt een volledige opsomming van hun doelstellingen onmogelijk. Hieronder volgen enkele algemene doelen:
1. Het reduceren van zelfondermijnende en het ontwikkelen van constructieve gedragspatronen.Veel individuen hebben gedragspatronen en attitudes ontwikkeld die negatieve en zelfdestructieve gevolgen met zich meebrengen en in stand houden. In groepen kunnen zij deze zelfondermijnende en zelfdestructieve patronen identificeren en omzetten in meer constructieve patronen en attitudes. 2. Het bevorderen van de psychische of geestelijke gezondheid van en het reduceren van psychopathologische verschijnselen bij individuen. Johnson en Johnson (1980b, 1989) hebben psychische of geestelijke gezondheid gedefinieerd als het vermogen om ons bewust te worden van onze interdependente interacties met anderen en deze op een effectieve manier te hanteren. 3. Het ontwikkelen van het vermogen om relaties op te bouwen en in stand te houden. Adequate relationele vaardigheden worden gekenmerkt door vriendelijkheid, voorkomendheid, tederheid, liefde, zorgzame belangstelling, mededogen, responsiviteit en vriendschap.
Webhoofdstuk Het begeleiden van persoonlijke groei- en therapiegroepen
3
4. Zelfactualisatie. Zelfactualisatie kan omschreven worden als de psychologische behoefte om onszelf te ontwikkelen, te ontplooien en gebruik te maken van onze mogelijkheden (Maslow, 1954). Een zichzelf actualiserend individu wil zo veel mogelijk gebruikmaken van zijn talenten en capaciteiten. We willen onze mogelijkheden ontwikkelen om ze vervolgens, om onszelf te actualiseren, te gebruiken. 5. Het ontwikkelen van relationele effectiviteit. Onze effectiviteit wordt bepaald door de mate waarin de gevolgen van ons gedrag aansluiten bij onze intenties (Johnson, 2003). In interacties streven de betrokkenen bepaalde gevolgen na. Zij gaan effectief te werk als hun gedrag de door hen gewenste gevolgen heeft. Onze effectiviteit hangt af van de mate waarin we bepaalde sociale vaardigheden (ook die we in kleine groepen nodig hebben) beheersen. Alle sociale vaardigheden die in het boek besproken worden, zijn relevant voor onze interpersoonlijke effectiviteit. De deelnemers aan persoonlijke groei-, therapie- en zelfhulpgroepen en de begeleiders van deze groepen hebben bepaalde groepsdoelen voor ogen. Als de doelstellingen van de deelnemers en die van de begeleiders niet volledig met elkaar overeenkomen, moeten zij langs de weg van onderhandelingen gemeenschappelijke doelen zien te formuleren. Wat gebeurt er als de deelnemers en de begeleiders verschillende doelen voor ogen hebben? De doelen kunnen coöperatief zijn, dat wil zeggen het werken aan de doelen van de deelnemers faciliteert het verwezenlijken van de doelstellingen van de begeleiders en omgekeerd. De doelen kunnen ook competitief zijn: het nastreven van de doelen van de deelnemers staat het realiseren van de doelen van de begeleiders in de weg en omgekeerd. Een groep kan alleen maar een succes worden als de begeleiders en de deelnemers gemeenschappelijke doelen weten te formuleren. Persoonlijke groeigroepen Persoonlijke groeigroepen zijn kleine groepen waarin een aantal mensen met elkaar in contact wordt gebracht. Het is de bedoeling dat zij hun relationele vaardigheden ontwikkelen, zodat hun relaties op allerlei terreinen een meer bevredigend karakter krijgen. Alle groepsvaardigheden die in het boek aan de orde komen, vallen binnen het bereik van persoonlijke groeigroepen.
T-groepen. Zijn ontstaan in de kringen van Kurt Lewin en Morton Deutsch. T-groepen leggen het accent op de ontwikkeling van de groep en de relaties tussen de groepsleden. De groepen bestaan uit acht tot tien leden. In de groepsgesprekken staat één thema centraal: het gedrag van de groepsleden zelf, en wel het gedrag dat zij in de groep manifesteren. Gebeurtenissen uit het verleden van de deelnemers zijn niet relevant. Lewin ontdekte dat het uitermate verhelderend werkt als een groep haar eigen dynamiek of het groepsproces als gespreksonderwerp kiest. Niet lang daarna ging hij met groepen werken die zich uitsluitend met hun eigen ontwikkeling en dynamiek bezighielden. Oorspronkelijk werden dit sensitivitytrainingen (de deelnemers werden gevoeliger voor de uitwerking van hun eigen gedrag) of laboratoriumtrainingsgroepen genoemd. De naam werd ingekort tot trainingsgroep en later tot T-groep. De leden van T-groepen worden zich meer bewust van de wijze waarop zij met anderen omgaan. Zij ontdekken hoe anderen hen zien, welke invloed hun eigen gedrag op anderen heeft en hoe zij door het gedrag van anderen beïnvloed worden.Vaak proberen de deelnemers een antwoord op bepaalde vragen te vinden: ‘Waarom kan ik zo slecht met andere mensen opschieten?’ ‘Waarom kan ik zo moeilijk vrienden maken?’ ‘Hoe kan ik mijn boosheid leren hanteren?’ ‘Waarom heb ik zo weinig vertrouwen in anderen?’ ‘Waarom voel ik me in veel groepen zo machteloos?’
4
Groepsdynamica
T-groepen hebben hun populariteit (vooral in de jaren zestig van de vorige eeuw) aan verschillende factoren te danken: als inductieve methode om de groepsdynamica te onderwijzen, als vorm van ervaringsleren, en als een methode die persoonlijke leerervaringen en emotionele ervaringen genereert. Het traditionele verschil tussen T-groepen en therapiegroepen is dat de begeleiders en deelnemers van T-groepen geen pogingen doen om de motieven van deelnemers te interpreteren of gebeurtenissen uit hun verleden willen onderzoeken. Zij concentreren zich op het gedrag in de groep en de reacties van anderen op dat gedrag. Encountergroepen. De introductie van de encountergroep, door psychotherapeuten als Carl Rogers, in de jaren zestig van de vorige eeuw zorgde ervoor dat het onderscheid tussen T-groepen en therapiegroepen vervaagde. Het gaat er om dat de deelnemers hun eigen gevoelens accepteren en leren vertrouwen, de meeste van hun persoonlijke eigenschappen accepteren en zich opener opstellen in hun contacten met anderen. De deelnemers worden gestimuleerd om zich in ontmoetingen (‘encounters’) met anderen authentiek te gedragen, door hun ware gevoelens, gedachten en zorgen te tonen. De begeleiders accepteren de deelnemers onvoorwaardelijk en helpen hen om hun intense gevoelens tot uitdrukking te brengen. Er wordt gebruikgemaakt van rollenspel en andere oefeningen om bepaalde gevoelens te kunnen ervaren en te uiten, zoals mededogen, eenzaamheid, hulpeloosheid en boosheid. De deelnemers worden aangemoedigd om hun huidige gedrag in termen van ervaringen uit het verleden te verklaren en genezing te zoeken voor in het verleden opgelopen kwetsuren. Gestructureerde persoonlijke groeigroepen. Deze groepen richten zich op specifieke relationele problemen of sociale vaardigheden. Zij maken vaak gebruik van oefeningen waarmee de deelnemers zich de beoogde gedragspatronen of vaardigheden eigen kunnen maken. Bijvoorbeeld assertiviteitstrainingen waarin de deelnemers onderscheid leren maken tussen agressief, passief en assertief gedrag. Alle in het boek en de docentenhandleiding opgenomen oefeningen zijn voorbeelden van gestructureerde persoonlijke groeioefeningen. Vrijwel alle organisaties laten hun medewerkers in workshops en seminars aan gestructureerde persoonlijke groeigroepen deelnemen. Therapiegroepen Therapiegroepen zijn effectieve instrumenten en kunnen mensen helpen om hun psychische problemen en patronen te veranderen. We kennen zeer veel verschillende typen:
Psychoanalytische groepen. Deze benadering richt zich op de innerlijke conflicten die aan psychische problemen ten grondslag liggen. Freud, een van de grondleggers van de psychoanalytische methode was van mening dat de meeste mensen hun conflicten uit de weg gaan door ze te verdringen. Tijdens psychoanalytische groepssessies worden de deelnemers gestimuleerd om hun herinneringen, angsten, fantasieën en dromen ter sprake te brengen. Op deze wijze kunnen zij inzicht in hun onbewuste krijgen. De therapeut interpreteert de vrije associaties van de deelnemers. Therapeuten werken ook met overdracht: de deelnemers hebben de neiging om de gevoelens die zij voor hun ouders koesteren over te dragen op de therapeuten. Op deze wijze kunnen zij de oorzaak voor een bepaald probleem afleiden. Er bestaan diverse psychoanalytische scholen. Kenmerkend voor de freudiaanse werkwijze is de dominante rol van de therapeut. In de groep gaat de therapeut individueel aan de slag met een van de deelnemers, de anderen observeren. Terwijl de op de theorieën van Jung gebaseerde groepen zich meer op het werken met dromen richten.
Webhoofdstuk Het begeleiden van persoonlijke groei- en therapiegroepen
5
Adleriaanse groepstherapie. Alfred Adler ging ervan uit dat we ons vaak inferieur voelen aan anderen omdat we er als kind al vrij snel achterkomen dat we afhankelijk zijn van volwassenen. Dit minderwaardigheidsgevoel motiveert ons om naar superioriteit, macht en uiteindelijk naar perfectie te streven. De psychische problemen van mensen worden door sociale factoren bepaald en kunnen het beste in een sociale context (zoals een therapiegroep) verholpen worden. Het streven om gevoelens van minderwaardigheid te overwinnen leidt tot een meer coöperatieve opstelling in sociale situaties. Op deze wijze proberen wij onze gevoelens van eenzaamheid en onze zwakheden te overwinnen. Psychodrama. Moreno ontwikkelde een vorm van groepstherapie waarin de deelnemers emotionele ervaringen uit hun verleden in een psychodrama uitbeelden. Hij ging ervan uit dat het actief werken aan traumatische gebeurtenissen meer emotionele betrokkenheid teweegbrengt dan er passief over praten en dat de deelnemers door de psychodramatische vormgeving van dergelijke gebeurtenissen eerder over intieme en problematische onderwerpen willen praten. Gestalt groepstherapie. Deze benadering is gebaseerd op de veronderstelling dat we een individu in zijn totaliteit moeten beschouwen. Perls, de grondlegger van deze therapievorm benadrukte de volgende aspecten: (1) de integratie van lichaam en geest; (2) het verduidelijken van onze wensen, waarden en doelen; (3) bewustwording van onszelf, vooral van onze gevoelens en onze uitwerking op anderen; en (4) het afronden van onafgemaakte zaken. We kunnen alleen een geheel worden als bepaalde problemen uit het verleden die ons nog steeds emotioneren opgelost worden, zoals conflicten met anderen, het overlijden van geliefde personen en dingen die we gedaan of nagelaten hebben. Deze problemen worden niet opgelost omdat we onze gevoelens verdringen. We kunnen onze mogelijkheden alleen realiseren als we weer contact maken met onze gevoelens. Op deze manier kunnen we onafgemaakte zaken (conflicten met anderen) afronden. Soms is dat moeilijk omdat de betrokkenen (zoals ouders) inmiddels overleden zijn. Om er voor te zorgen dat de deelnemers toch contact kunnen maken met hun eigen gevoelens, vond Perls bepaalde procedures uit, zoals de legestoelmethode. Hierbij stellen we ons voor dat de ander in de lege stoel zit en beginnen we een gesprek met hem of haar. Nog een voorbeeld: het omkeringsexperiment, waarin we in een rollenspel een kant van onszelf tot uitdrukking brengen die we zelden laten zien. Perls zag therapie als een proces waarin de negatieve identificaties met voor ons belangrijke personen vervangen worden door positieve identificaties met de therapeut. Een Gestalttherapeut gaat in een groep individueel te werk, om de beurt nemen de deelnemers plaats op de ‘warme stoel’. De andere deelnemers observeren. Cognitieve gedragstherapie in groepen. Deze, oorspronkelijk op de theorieën van Skinner en Bandura gebaseerde benadering richt zich op gedragsverandering en besteedt geen aandacht aan mogelijke oorzaken van ongewenst gedrag of de psychodynamiek in de belevingswereld van een individu. Aan de hand van bepaalde procedures, zoals gedragsoefeningen, maken de deelnemers zich meer effectieve gedragspatronen en zelfcontroletechnieken eigen. De laatste jaren is het accent steeds meer op het veranderen van denkpatronen (cognities) komen te liggen. Existentiële groepstherapie. Deze benadering gaat ervan uit dat we zelf kunnen bepalen wat we met de situatie waarin we verkeren, doen. We zijn zelf verantwoordelijk voor onze keuzes en acties. We zijn de architect van ons eigen bestaan. De deelnemers worden gestimuleerd om de verantwoordelijkheid voor hun eigen leven op zich te nemen en zich
6
Groepsdynamica
niet als passieve slachtoffers van de omstandigheden op te stellen. Zij worden geholpen om andere manieren te vinden voor het aanpakken van hun problemen. Op deze wijze leren zij hun eigen levensweg te kiezen, waarbij ook onderwerpen als dood, vrijheid, isolement en zingeving aan de orde komen. Cliëntgerichte groepstherapie. Deze benadering (Rogers was de grondlegger) gaat ervan uit dat mensen zichzelf willen actualiseren en dat zij hun weg daarin zelf, zonder veel tussenkomst van de therapeut, kunnen vinden. De therapeut probeert een klimaat in de groep te creëren dat persoonlijke groei mogelijk maakt: empathie, begrip, acceptatie, warmte en echtheid. Deze benadering heeft alle vertrouwen in de eigen mogelijkheden van een individu. Rationeel-emotieve groepstherapie. Deze benadering stelt dat we al op jonge leeftijd in termen van ‘moeten’ leren denken, wat tot gevolg heeft dat we allerlei halfautomatische irrationele denkgewoonten ontwikkelen. Volgens de grondlegger van deze theorie, Albert Ellis, leiden deze irrationele gedachten tot zelfondermijnend gedrag. Een voorbeeld van een irrationele gedachte is dat iedereen ons aardig moet vinden en dat we een waardeloos individu zijn als dat niet het geval is. Dergelijke ideeën maken ons angstig en depressief. We kunnen deze overtuigingen veranderen. We moeten ons dan eerst bewust worden van een bepaald irrationeel idee en dit vervolgens ter discussie stellen en ontzenuwen. Relatiegerichte groepstherapie. Deze benadering stelt zich op het standpunt dat veel psychische problemen het gevolg zijn van relatieproblemen. Depressiviteit, angstproblemen en persoonlijkheidsstoornissen kunnen het gevolg zijn van moeilijkheden die we in relaties met een partner, vrienden of familieleden ondervinden. De deelnemers moeten hun zelfondermijnende en ineffectieve gedragspatronen veranderen. De groep fungeert als een microkosmos waarin de deelnemers zich vrijwel net zo gedragen als daarbuiten. Zelfondermijnende gedragspatronen komen in de groep tot uiting en kunnen vervolgens geïdentificeerd en veranderd worden. Zelfhulpgroepen, lotgenotengroepen De deelnemers van zelfhulp- of lotgenotengroepen proberen elkaar te helpen met het zoeken naar mogelijkheden om een gemeenschappelijk probleem of conditie op te lossen dan wel te leren hanteren. De deelnemers onderkennen dat zij een gemeenschappelijk probleem hebben, helpen elkaar en verplichten zich op het programma van de groep te volgen, zoals het twaalfstappenprogramma van de Anonieme Alcoholisten (AA). Er bestaan veel onderlinge verschillen tussen zelfhulp-, steun- of lotgenotengroepen, maar de meeste groepen worden door de groepsleden zelf of ervaringsdeskundigen geleid. Het aantal zelfhulpgroepen is enorm. Voor vrijwel elk psychisch of medisch probleem is er wel een groep te vinden. Het aantal zelfhulp- of steungroepen stijgt nog steeds omdat veel mensen geloven dat zij meer aan de hulp van lotgenoten en ervaringsdeskundigen hebben dan aan de hulp die officiële instanties te bieden hebben.
De unieke mogelijkheden van groepservaringen Sommige mensen trekken zich terug als zij problemen hebben en proberen door ze te overdenken oplossingen voor hun moeilijkheden te vinden. Anderen zoeken een vriend, vriendin of een hulpverlener op om hun problemen te bespreken. Groepen hebben een aantal unieke kenmerken die de mogelijkheden van een individuele of dyadische aanpak te boven
Webhoofdstuk Het begeleiden van persoonlijke groei- en therapiegroepen
7
gaan. Deze unieke kenmerken hangen samen met de meer heterogene, complexe sociale groepssituatie. Een groepssituatie kenmerkt zich door een groter aantal relaties waardoor ook het aantal op leren, persoonlijke groei en verandering gerichte mogelijkheden toeneemt. De invloed van het gemeenschapsgevoel Groepen genereren een gemeenschapsgevoel, een omgeving waarin we aandacht, steun, acceptatie en hulp kunnen verwachten. Aan een beschrijving van de vele voordelen die een gemeenschap die verandering en persoonlijke groei stimuleert met zich meebrengt, zouden we een geheel boek kunnen wijden. We zullen er een paar noemen: de identiteit van de leden wordt versterkt, de pijn die met het exploreren van psychische problemen gepaard gaat, wordt verzacht en het nemen van risico’s (om persoonlijke groei mogelijk te maken) wordt gestimuleerd. Andere effecten: een reductie van neurotische spanningen, van gevoelens van neerslachtigheid en eenzaamheid; de gevoelens van hoop nemen toe, het gevoel van eigenwaarde wordt versterkt en het probleemoplossend vermogen neemt toe. Het vertrouwen dat een groepslid in zijn of haar eigen mogelijkheden heeft, neemt toe als de andere groepsleden er blijk van geven dat zij zijn of haar streven naar persoonlijke groei en verandering ondersteunen. De bevestiging die we van groepsleden krijgen, hebben veel meer invloed op onze persoonlijke groei dan we van individuele of dyadische pogingen kunnen verwachten. Hoop Ondersteunende groepen kunnen mensen die volledig gedemoraliseerd zijn, weer hoop geven. Gedemoraliseerde mensen voelen zich verward, ontregeld, geïsoleerd, hopeloos en hulpeloos. In een groepssituatie kunnen zij ervaringen opdoen die hen nieuwe hoop geven, het gevoel dat zij kunnen veranderen en de overtuiging dat je wat aan je problemen kunt doen. Er getuige van zijn dat andere groepsleden er in geslaagd zijn om hun problemen aan te pakken of veranderd zijn door hun deelname aan de groep, is zo’n ervaring. Hoe hoopvoller een individu is, hoe meer mogelijkheden hij ontdekt om zijn doelen te realiseren en hoe zekerder hij er van wordt dat hij in staat is om de acties die het doel dichterbij brengen, te ondernemen. Een groep als microkosmos Groepen functioneren als een microkosmos van de realiteit. De groepsleden brengen dezelfde interacties op gang en manifesteren hetzelfde gedrag als zij in hun dagelijks leven gewoon zijn. In een ondersteunende groep is er sprake van een situatie die zich goed leent voor het veranderen van ineffectief sociaal gedrag dat zich in de groep voordoet. Met andere woorden, een dergelijke groep is een remediërende omgeving waarin de groepsleden hun persoonlijke en relationele problemen kunnen oplossen. Het induceren en reduceren van intense gevoelens Groepen kunnen intense gevoelens induceren en deze vervolgens weer reduceren. De relatie met de therapeut of begeleider kan weer emoties met betrekking tot autoriteitsfiguren oproepen en de relaties met de andere groepsleden kunnen gevoelens met betrekking tot schoolgenoten en broers of zusters oproepen. De verscheidenheid die de deelnemers kenmerkt en de variëteit aan gebeurtenissen die zich in een groep kan voordoen, maken dat een groep vele intense gevoelens kan oproepen. Op persoonlijke groei gerichte groepen en therapiegroepen creëren condities waarin de deelnemers gevoelens die hen voorheen beangstigden kunnen accepteren. De deelnemers ondergaan datgene waar zij het meest bang voor zijn en kunnen op deze wijze hun grootste angsten begrijpen en overwinnen. Omdat zij meestal tot de ontdekking komen dat ze
8
Groepsdynamica
niet door deze gevoelens overweldigd worden en dat de gevreesde gevolgen uitblijven. We noemen dit corrigerende emotionele ervaringen. Het ervaren van en praten over emoties in een ondersteunende en zorgzame omgeving betekent gewoonlijk dat deze emoties afnemen. En krijgen zij minder invloed op het denken en doen van de deelnemers. De wereld vanuit een ander perspectief bekijken Psychische problemen en egocentrisme gaan hand in hand. Een depressief of angstig individu is alleen met zichzelf bezig. In een groep kan deze egocentrische instelling veranderen. De groepsleden kunnen de dingen in een groep eerder vanuit een ander perspectief gaan bekijken en meer empathie tonen. Vooral als zij zich op de problemen van anderen concentreren of uiteenlopende reacties op hun eigen doen en laten ondervinden. Het uitwisselen van gedachten over problemen en oplossingen maakt dat de groepsleden zich begrepen en geaccepteerd gaan voelen, waardoor zij zich meer bewust worden van en meer open staan voor andere gezichtspunten. Verschillende feedbackmogelijkheden Het unieke van een groepssituatie is dat we direct informatie kunnen krijgen over de wijze waarop anderen ons zien. Elk groepslid gebruikt de andere groepsleden als een spiegel die de reacties op zijn of haar doen en laten reflecteert. Er doen zich momenten voor waarop anderen ons heel anders zien dan wij zelf doen. Via de andere groepsleden kunnen wij onszelf leren begrijpen. Alle groepsleden zien ons gedrag en onze ervaringen weer anders, vanuit een ander perspectief. Aan de hand van de reacties en de feedback die dat oplevert, kunnen we onszelf beter gaan begrijpen en onze ervaringen anders interpreteren. Verschillende sociale vergelijkingsmogelijkheden Groepen bieden hun leden diverse sociale vergelijkingsmogelijkheden. Uit deze vergelijkingen kunnen de deelnemers afleiden dat hun problemen universeel zijn. Als de deelnemers tot het inzicht komen dat veel andere mensen dezelfde beangstigende gevoelens en gedachten hebben, terwijl zij in de veronderstelling verkeerden dat zij de enige waren, kan dit een enorme opluchting zijn. Vaak zoeken individuen die zich bedreigd, verward of angstig voelen, andere mensen op die dezelfde problemen hebben of dezelfde gebeurtenissen meegemaakt hebben. Dit geeft hun een beter gevoel over zichzelf en hun stemming verbetert. Groepsleden vergelijken hun gevoelens, percepties, attitudes en gedrag vaak met die van hun groepsgenoten. Dergelijke vergelijkingen zijn een vanzelfsprekend verschijnsel in groepen en kunnen er toe leiden dat de groepsleden nieuwe mogelijkheden op het gebied van gevoelens, percepties en gedrag ontdekken. De leden van persoonlijke groei- en therapiegroepen kunnen neerwaartse sociale vergelijkingen maken (met groepsleden die nog dieper in de problemen zitten) om hun gevoel van eigenwaarde te versterken en minder stress te ervaren. Zij kunnen ook opwaartse sociale vergelijkingen maken (met groepsleden die het probleem effectief weten aan te pakken) om hun eigen vaardigheden te verbeteren. Indirect leren We kunnen indirect leren in groepen, dat wil zeggen dingen leren door wat de mensen om ons heen zeggen en doen. De sociale leertheorie gaat ervan uit dat we ons nieuwe attitudes en gedragspatronen eigen kunnen maken door het gedrag van anderen te observeren. In persoonlijke groei- en therapiegroepen kunnen de deelnemers zien hoe groepsgenoten constructieve gedragspatronen en attitudes manifesteren die zij zich graag eigen zouden willen maken. Zij kunnen er getuige van zijn hoe groepsgenoten conflicten oplossen, vertrouwen weten te wekken en anderen helpen, wat hen op ideeën voor hun eigen gedrag kan brengen.
Webhoofdstuk Het begeleiden van persoonlijke groei- en therapiegroepen
9
Uit onderzoek blijkt dat de leden van groepen die expliciet laten zien wat constructief gedrag is meer gedragsverandering manifesteren dan de leden van groepen waarin alleen maar over problematisch gedrag gepraat wordt (Falloon e.a., 1977). Een verscheidenheid aan sociale vaardigheden Groepen bevorderen het aanleren en gebruiken van een grote verscheidenheid aan sociale vaardigheden en competenties. Persoonlijke groei- en andere groepen vormen daar een ideale omgeving voor. We kunnen als individu lezen wat we willen, onze competenties komen pas echt tot ontwikkeling als we in actie komen, feedback krijgen over de effectiviteit van ons gedrag, ons gedrag veranderen, weer feedback krijgen enzovoort. In een groep kunnen we met nieuw gedrag experimenteren, wat tot gevolg kan hebben dat we het vertrouwen ontwikkelen dat we dit gedrag ook in de buitenwereld kunnen laten zien. Door naar anderen te luisteren en hen te helpen om met meer constructieve gedragsen denkwijzen te experimenteren, kunnen we vaardigheden en competenties ontwikkelen die in een dyadische relatie nooit aan bod zouden komen. Deelnemers aan therapeutische groepen noemen de ontwikkeling van hun sociale vaardigheden en competenties als een van de belangrijkste positieve resultaten van hun deelname (Kivlighan e.a., 1988, 1996). De invloed op gedrag en attitudes Groepen oefenen veel invloed uit op het gedrag en de attitudes van de deelnemers. Enkele factoren die hierbij een rol spelen zijn: het internaliseren van groepsnormen, de uitgesproken belofte om met nieuw gedrag te experimenteren, het observeren van geloofwaardige voorbeelden, de identificatie met andere groepsleden, de confrontatie met persoonlijke informatie, het praten over informatie en het geleerde op anderen overbrengen. In een persoonlijke groei- of therapiegroep ligt het accent op het ontwikkelen en overnemen van meer constructieve gedrags- en denkwijzen. Anderen helpen Groepen bieden deelnemers de mogelijkheid om hun groepsgenoten te begrijpen en te helpen. Onze pogingen om anderen te begrijpen en de worstelingen die zij doormaken met oprechte aandacht te volgen, kunnen de volgende effecten hebben: (1) We worden minder egocentrisch en gaan onze aandacht en energie op anderen richten. (2) We veranderen door anderen te helpen. De AA bijvoorbeeld stelt dat anderen helpen om nuchter te blijven de beste manier is om zelf nuchter te blijven. (3) Ons gevoel van eigenwaarde, ons zelfinzicht en onze sociale competenties nemen toe door andere groepsleden te helpen. (4) Het helpen van andere groepsleden vereist een altruïstische instelling die mogelijk in het dagelijks leven nooit naar voren komt. (5) Een individu dat anderen kan helpen is geestelijk gezond. In staat zijn om anderen te helpen verwijst naar zelfactualisatie en geestelijke gezondheid. (6) We bevorderen ons eigen veranderingsproces als we de hulp en de steun van anderen accepteren. Zelfinzicht Groepssituaties bieden meer mogelijkheden om zelfinzicht te ontwikkelen dan individuele of dyadische situaties. Het anders leren interpreteren van ervaringen uit het verleden en de problemen die we op dit moment ondervinden heeft een positieve invloed op ons veranderingsproces. Wat gebeurt er in een groep? De andere groepsleden reageren op ons gedrag en onze zelfonthullingen, we informeren de andere groepsleden over onze problemen, we krijgen feedback van onze groepsgenoten en hebben onze eigen reacties op hun gedrag en problemen. Op deze wijze kan ons zelfinzicht zich verdiepen.
10
Groepsdynamica
De andere groepsleden kunnen ons helpen om ons eigen gedrag beter te leren begrijpen. Bijvoorbeeld door onze gedachten, gevoelens en belevingen te benoemen en ons te helpen met het reflecteren over de interacties die we met hen hebben. We kunnen stellen dat groepsleden die veel waarde hechten aan zelfinzicht het meeste profiteren van hun deelname aan een therapeutische groep (Butler & Fuhriman, 1983b). Cognitief leren Groepen zorgen voor een toename in de kwantiteit en de kwaliteit van cognitieve leerresultaten (Johnson & Johnson, 1989). In veel persoonlijke groei- en therapiegroepen wordt het aanleren van bepaalde cognitieve structuren als een positieve verandering opgevat. Cognitieve leerprocessen bepalen of we meer zelfinzicht kunnen ontwikkelen en nieuwe competenties in praktijk kunnen brengen. Naar aanleiding van de resultaten van hun klassieke studie naar de effecten van persoonlijke groeigroepen kwamen Lieberman e.a. (1973) tot de conclusie dat positieve veranderingen niet direct met zelfonthulling op zich samenhangen, maar alleen met zelfonthulling die met bepaalde cognitieve inzichten gepaard gaat. Met andere woorden, er bestaat een relatie tussen positieve veranderingen en zelfontdekkingen die tot andere denkwijzen leiden.
Hoe belangrijk is het tonen en uiten van emoties? Het ervaren en uiten van positieve en negatieve gevoelens met betrekking tot het doen en laten van andere groepsleden en belangrijke gebeurtenissen, bevorderen het veranderingsproces. De therapeutische waarde van zelfonthullingen hangt natuurlijk af van de reacties (acceptatie, steun, zorgzaamheid) van andere groepsleden. (1) Het ervaren van intense positieve en negatieve gevoelens werkt verandering in de hand, los van het feit of deze gevoelens geuit worden. In een groep kunnen zich gebeurtenissen voordoen die gevoelens oproepen die we voorheen niet konden of wilden ervaren. Meestal komen we tot de conclusie dat dergelijke gevoelens ons niet overweldigen en dat de gevreesde gevolgen uitblijven. (2) Het uiten van gevoelens en het beschrijven van emotionele ervaringen zorgen voor een hechtere band tussen de groepsleden en een grotere betrokkenheid bij elkaar en de groep (Corey & Corey, 1992; Leichtentritt & Shechtman, 1998). Zelfonthullingen in een groep zijn van een andere orde dan zelfonthullingen tegenover één ander individu. De laatstgenoemde vorm van zelfonthulling is minder dramatisch en beangstigend. Zelfonthullingen in een groep hebben dan ook meer betekenis, de intimiteit en het vertrouwen binnen de groep nemen toe, wat het doen van nieuwe zelfonthullingen weer bevordert (Kaul & Bednar, 1986; Johnson & Noonan, 1972; Roark & Sharah, 1989; Tschuschke & Dies, 1994). De betekenis van zelfonthullingen wordt niet bepaald door de inhoud maar door de reacties van andere groepsleden op wat er tot uiting is gebracht. Een groep doorloopt een aantal fasen (Altman & Taylor, 1973). In de oriënterende fase beperken de groepsleden zich tot oppervlakkige onderwerpen en vermijden te persoonlijke of provocerende zelfonthullingen. De groepsleden doen indrukken van elkaar op en proberen een goede indruk op elkaar te maken. Tijdens de explorerende affectieve fase praten de groepsleden wel over hun persoonlijke attitudes en opvattingen maar onthullen geen intense emoties of intieme details. Tijdens de affectieve fase worden er nog maar een paar onderwerpen vermeden. Positieve en negatieve gevoelens met betrekking tot het doen en laten van de groepsleden worden tot uitdrukking gebracht. In de volgende fase, de stabiele uitwisselingsfase worden alle persoonlijke gevoelens gedeeld. De groepsleden uiten gevoelens die zij voorheen onderdrukten. (3) Het uiten van voorheen onderdrukte intense gevoelens kan een bevrijdende werking hebben. De ontlading van intense gevoelens kan de groepsleden bevrijden van de spanningen en de last die het onderdrukken van emoties met zich mee brengt.
Webhoofdstuk Het begeleiden van persoonlijke groei- en therapiegroepen
11
(4) Ons eigen veranderingsproces wordt bevorderd als we er getuige van zijn dat andere groepsleden significante emotionele ervaringen doormaken. Ze kunnen onze eigen problemen verhelderen. (5) Het onthullen van intense emotionele ervaringen in een zorgzame groep kan aanzienlijke therapeutische effecten hebben. We kunnen bijvoorbeeld tot het besef komen dat anderen onze problemen delen en dat ze niet onoplosbaar zijn. Geheimen werken disfunctionele gedragspatronen en gevoelens in de hand. We kunnen het idee blijven houden dat we de enige zijn met dat probleem en dat het voor anderen onbegrijpelijk is. Het onthullen van een geheim kan er toe leiden dat we ontdekken dat ons probleem een universeel verschijnsel is en dat groepsgenoten vergelijkbare ervaringen achter de rug hebben. Zelfonthullingen hebben een therapeutische werking als we ontdekken dat een geheim dat we zo goed verborgen hebben gehouden (met gevoelens van schaamte, schuld, depressiviteit of woede) door geen van de groepsleden als schokkend wordt ervaren. (6) Zelfonthullingen van groepsleden die al langer lid zijn van een groep kunnen tot gevolg hebben dat relatief nieuwe groepsleden zich met hen identificeren en minder geïsoleerd gaan voelen (vooral in zelfhulpgroepen). (7) Zelfonthullingen geven de groepsleden inzicht in de problemen waarmee zij te kampen hebben. We moeten onze ervaringen eerst ordenen en overdenken voordat we de andere groepsleden er over kunnen vertellen. Dit kan onze nieuwe inzichten geven, zowel in het probleem zelf als in de in de situatie werkzame factoren. Ook het naar onszelf luisteren terwijl we anderen over onze gevoelens en ervaringen vertellen kan bepaalde effecten hebben: we kunnen een nieuw aspect of een nieuwe dimensie van het probleem ontdekken of een nieuwe relatie tussen gebeurtenissen en gevoelens.
Het leiden van een persoonlijke groeigroep Het deelnemen aan een persoonlijke groei-, therapie- of zelfhulpgroep kan significante positieve gevolgen hebben, maar dan moet een groep wel op bekwame wijze begeleid worden. Groepsbegeleiders moeten over een serie complexe vaardigheden beschikken: 1.
Het creëren van de condities die het ervaren en tonen van emoties, en het veranderen van gedragspatronen en attitudes mogelijk maken. 2. Deskundigheid op het gebied van groepsdynamica, ervaringsleren en persoonlijke groei. In staat zijn om de problemen van de deelnemers te omschrijven en te diagnosticeren. 3. Het doceren van sociale en kleine groepsvaardigheden. 4. Het constructieve gebruik van sociale vaardigheden demonstreren. 5. Er voor zorgen dat de groepsleden voldoende mogelijkheden krijgen om over zichzelf te vertellen en met nieuwe attitudes en gedrag te experimenteren. 6. Er voor zorgen dat de groepsleden met constructieve confrontaties en feedback te maken krijgen. 7. Het bevorderen van corrigerende emotionele ervaringen in de groep. 8. Als zich problemen voordoen, groepsleden de mogelijkheid geven om duidelijk te maken wat hen bezighoudt. 9. Afspraken maken met de deelnemers en hen aan de afspraken houden. 10. De voorwaarden creëren die de groep nodig heeft om adequaat te kunnen functioneren.
12
Groepsdynamica
Het creëren van condities die verandering mogelijk maken Deze activiteit omvat de volgende vaardigheden: (1) We moeten ons bewust worden van de ineffectieve en zelfdestructieve gedragspatronen en attitudes van de groepsleden; (2) deze patronen veranderen in meer effectieve en constructieve gedragspatronen en attitudes, en (3) deze nieuwe gedragspatronen en attitudes stabiliseren, zodat ze het karakter van automatische gewoonten aannemen. Enkele voorbeelden van condities die verandering mogelijk maken:
1. Een sterk gevoel van positieve interdependentie en betrokkenheid bij de groepsdoelen. De gemeenschappelijke doelen bestrijken drie niveaus: het optimaliseren van de eigen persoonlijke groei, het optimaliseren van de persoonlijke groei van de andere groepsleden, en bijdragen tot het functioneren van de groep.Vooral in zelfhulpgroepen leeft een sterk gemeenschappelijk identiteitsbesef, de groepsleden hebben dezelfde problemen. Elk nieuw lid van de AA bijvoorbeeld, introduceert zichzelf met de uitspraak: ‘Ik ben alcoholist.’ Waarmee verwezen wordt naar het probleem dat de groepsleden gemeen hebben. 2. Een zekere mate van onderling vertrouwen tussen de groepsleden, zodat zij zich vrij genoeg voelen om risico’s te nemen. Openheid en openhartigheid, acceptatie, steun en een coöperatieve instelling creëren vertrouwen. De groepsbegeleider toont deze eigenschappen en zorgt ervoor dat de groepsleden hetzelfde doen. 3. De groepsleden stimuleren en hen mogelijkheden bieden om zich meer bewust te worden van zichzelf, meer over zichzelf te onthullen, te experimenteren met nieuwe gedrags- en denkwijzen en feedback te krijgen. 4. Het reduceren van de egocentrische instelling van de groepsleden en hen stimuleren om problemen en gedragspatronen van verschillende kanten te bekijken. 5. Hoop en optimisme, zodat de groepsleden gaan geloven dat zij meer controle over zichzelf en hun leven zullen krijgen. 6. Positieve identificatie met groepsleden die over de vaardigheden en competenties beschikken die een groepslid nodig heeft om zijn of haar eigen problemen aan te pakken. 7. Een groepsklimaat dat gekenmerkt wordt door empathie, acceptatie, echtheid, spontaniteit en gelijkwaardigheid. Een dergelijk groepsklimaat stimuleert de deelnemers tot zelfontboezemingen die op zich al een therapeutische werking hebben. Deskundigheid De deskundigheid die een groepsbegeleider nodig heeft, is afhankelijk van het soort groep waarmee hij of zij te maken heeft. Deskundigheden die groepsbegeleiders in vrijwel alle gevallen nodig hebben, liggen op het gebied van de groepsdynamica, ervaringsleren, persoonlijke groei en therapie en diagnostiek. Deskundigheid op het terrein van de groepsdynamica Een persoonlijke groei- of therapiegroep moet een effectieve groep zijn. Een begeleider dient dan ook een diepgaand inzicht in de groepsdynamica te hebben (zie hoofdstuk 1 van het boek). Hij of zij moet alle in het boek besproken vaardigheden beheersen. De groepsbegeleider moet duidelijke, operationele gemeenschappelijke doelen weten te creëren waarvoor de groepsleden zich in willen zetten, die een heldere en zorgvuldige communicatie van gedachten en gevoelens tussen de groepsleden bevorderen en er voor zorgen dat de participatie en het leiderschap gelijkmatig over de groepsleden verdeeld worden. Daarnaast moet de begeleider er voor zorgen dat de expertise van de groepsleden tot zijn recht komt en dat de informatie voor alle groepsleden toegankelijk is. De besluitvormingsprocedures moeten aangepast worden aan de situatie, de begeleider moet constructieve controversen bevorderen (leiden tot creatief en kritisch denken) en er op toezien dat de groepsleden
Webhoofdstuk Het begeleiden van persoonlijke groei- en therapiegroepen
13
conflicten onder ogen zien en constructief oplossen. De groepsleden kunnen alleen leren, veranderen en zichzelf actualiseren als de groep effectief functioneert. Deskundigheid op het gebied van ervaringsleren Groepsbegeleiders moeten deskundig zijn op het gebied van experiëntiële en explorerende leermethoden (zie hoofdstuk 2 van het boek). In vrijwel alle persoonlijke groei en therapiegroepen wordt de nadruk gelegd op het exploreren van de ervaringen van groepsleden. Lering trekken uit de interacties met andere groepsleden en het exploreren van de interacties tussen groepsleden behoren tot de fundamentele kenmerken van alle persoonlijke groeien therapiegroepen. Groepsbegeleiders moeten in staat zijn om de groepsleden zich meer bewust te laten worden van hun eigen actietheorieën, hen te stimuleren tot het verbeteren van de effectiviteit van hun eigen gedrag en die van andere groepsleden, hen te leren hoe zij de gevolgen van hun eigen gedrag kunnen bepalen en feedback kunnen vragen, en hen te leren hoe zij over hun eigen actietheorieën kunnen reflecteren en deze kunnen bijstellen en herzien. Deskundigheid op het gebied van persoonlijke groei en geestelijke gezondheid Groepsbegeleiders moeten zeer goed thuis zijn in de benadering die in een persoonlijke groei-of therapiegroep gevolgd wordt. De theoretische kaders van een benadering worden gebruikt om gebeurtenissen in de groep te interpreteren en ervaringen van groepsleden te herinterpreteren. De theorieën die groepsbegeleiders aanhangen lopen zeer sterk uiteen. Uit de klassiek geworden studie van persoonlijke groeigroepen (Lieberman e.a., 1973) blijkt dat de meest effectieve groepsbegeleiders zeer goed in staat zijn om interpretaties te formuleren die de ervaringen van groepsleden een bepaalde betekenis geven. Een groepsbegeleider moet goed thuis zijn op het gebied van de psychologie of de sociologie en in staat zijn om de groepsleden met zijn of haar kennis en expertise meer inzicht in hun eigen ervaringen te geven. Deskundigheid op het gebied van diagnostiek Groepsbegeleiders moeten in staat zijn om de persoonlijke en de relationele problemen die groepsleden tijdens de groepssessies ervaren, te diagnosticeren. Groepsbegeleiders passen hun kennis (theorie en onderzoek) toe. De probleemomschrijving van een groepsbegeleider kan uiterst zinvol zijn voor een groepslid. Hij of zij kan deze ook in het dagelijks leven gebruiken om meer inzicht in zijn of haar eigen gedrag te krijgen. Een belangrijke taak van groepsbegeleiders is dat zij de ervaringen van groepsleden betekenis geven. Hoe doen zij dat? (1) Door gevoelens en ervaringen die de groepsleden ondergaan te benoemen, (2) de attributies van groepsleden te beïnvloeden en (3) betekenis te geven aan gebeurtenissen die zich in de groep voordoen. Enkele voorbeelden: een groepsbegeleider helpt een groepslid als hij of zij een bepaalde fysiologische reactie als ‘angst’ benoemt of een bepaalde reactie als een ‘afweermechanisme’. Op deze wijze neemt niet alleen het zelfinzicht van groepsleden toe, zij worden ook minder angstig voor bepaalde belevingen. Ze hebben een naam gekregen en zijn dus niet abnormaal. Het benoemen van ervaringen geeft de groepsleden cognitieve instrumenten in handen die zij ook in de toekomst kunnen gebruiken. Groepsbegeleiders moeten uiterst zorgvuldig te werk gaan in het toeschrijven van oorzaken aan de problemen van groepsleden en aandacht besteden aan het persoonlijke controlegevoel dat de groepsleden daaraan overhouden (Johnson & Matross, 1977). Een probleem kan aan interne of externe oorzaken toegeschreven worden. Daarnaast kunnen oorzaken als stabiel of als veranderlijk aangemerkt worden. Afhankelijk van het probleem en de situatie, kan een groepsbegeleider een deelnemer helpen door een probleem aan stabiele,
14
Groepsdynamica
externe of aan veranderlijke interne oorzaken toe te schrijven. De groepsbegeleider kan bijvoorbeeld als een groepslid zich depressief voelt over een persoonlijke mislukking, zijn of haar aandacht op de veranderlijke externe oorzaken van de mislukking vestigen. En in het geval van een persoonlijk succes het accent op stabiele interne oorzaken leggen (om het gevoel van eigenwaarde te versterken). Groepsbegeleiders kunnen er, als het gebeurtenissen die zich in de groep voordoen, betreft, de voorkeur aan geven om de persoonlijke controle en de keuzevrijheid van de deelnemers te benadrukken. Een van de redenen waarom mensen na een bepaalde gebeurtenis depressief worden is dat zij het gevoel dat zij controle over hun eigen leven hebben, kwijt zijn (Glass, 1977). Uit onderzoek blijkt dat het idee dat we controle hebben over de dingen van invloed is op onze prestaties (taken uitvoeren), op ons oordeel over onze omgeving en onze stemming, op het positieve karakter van onze reacties, op onze wijze van optreden (actief, sociaal en krachtig) en onze gezondheidstoestand en levensduur.Wat moet een groepsbegeleider doen? De problemen van groepsleden zodanig beschrijven en diagnosticeren dat het besef dat zij controle over hun eigen leven hebben, versterkt wordt. In hun omschrijving van de problemen van groepsleden moet een groepsbegeleider hun keuzevrijheid benadrukken. Het verlies van controle of keuzevrijheid roept een psychische weerstandsreactie op (Brehm & Brehm, 1981). We worden, als onze vrijheid in gevaar komt, gemotiveerd om acties te ondernemen waarmee we onze vrijheid en controle willen heroveren. Deze motivatie om onze vrijheid te heroveren kan gebruikt worden om zelfsaboterende gedragspatronen en attitudes te veranderen. Terwijl onze prestaties duidelijk minder kunnen worden als we ons nadat we eerst in een afhankelijke positie zijn geplaatst, zelfstandig moeten gaan gedragen. Het doceren van sociale vaardigheden en constructieve gedrags- en denkwijzen Het verbeteren van de sociale vaardigheden van de deelnemers is een van de belangrijkste manieren om zelfondermijnend gedrag te reduceren en zelfconstructief gedrag te bevorderen (zie hoofdstuk 2 van het boek). Het ontbreken of het ineffectief gebruik van sociale vaardigheden, geeft vaak problemen. Sociale vaardigheden kunnen ervaringsgewijs aangeleerd worden (de groepsleden ontdekken in de groep wat wel en niet effectief is), maar ook door middel van oefeningen (zie de oefeningen in het boek en de docentenhandleiding). Groepsbegeleiders moeten in staat zijn om uit te leggen wat een bepaalde vaardigheid inhoudt en waarom deze belangrijk is. Verder moeten zij situaties creëren waarin de deelnemers de vaardigheid kunnen oefenen, en er voor zorgen dat zij feedback krijgen en weer nieuwe oefensituaties creëren. Het demonstreren van sociale vaardigheden en constructief gedrag Het demonstreren van een sociale vaardigheid is een zinvolle manier om uitleg te geven over het karakter van de desbetreffende vaardigheid. Om de groepsleden tot zelfonthullingen en experimenten met nieuw gedrag aan te moedigen, is het raadzaam dat de groepsbegeleider het goede voorbeeld geeft. De sociale leertheorie (Bandura, 1977) legt het accent op het demonstreren van het gewenste gedrag en het bekrachtigen van de groepsleden die dit gedrag imiteren. Het demonstreren van een bepaald gedrag wordt vaak gevolgd door het oefenen van de beoogde vaardigheid, in een rollenspel of in subgroepen. Een groepsbegeleider die een vaardigheid of gewenst gedrag demonstreert participeert actief in de groep. Groepsbegeleiders kunnen zich beter actief dan passief opstellen. Passiviteit wordt immers, als het kenmerk van groepsleden is, geassocieerd met angst, ontevredenheid, zwijgen, slechte opkomst en afhaken. Zij moeten er wel voor waken dat hun rol niet te dominant wordt.
Webhoofdstuk Het begeleiden van persoonlijke groei- en therapiegroepen
15
Het creëren van situaties waarin groepsleden dingen over zichzelf kwijt kunnen en kunnen experimenteren In veel gevallen zijn de belangrijke ervaringen die de deelnemers in een groep opdoen gekoppeld aan zelfontboezemingen en experimenten met nieuwe gedrags- en denkwijzen. Groepsbegeleiders moeten er dan ook voor zorgen dat er voldoende mogelijkheden zijn om beide aspecten aan bod te laten komen. Groepsleden die vertellen hoe zij zich voelen, krijgen bevestiging voor hun belevingen, voelen zich als persoon bevestigd en gaan zich beter begrepen en minder geïsoleerd voelen. Constructieve feedback en confrontaties Groepsbegeleiders moeten er voor zorgen dat de deelnemers constructieve feedback geven en ontvangen en er op toezien dat er geen destructieve feedback wordt gegeven. Wat is constructieve of behulpzame feedback? Op verzoek beschrijft een groepslid hoe hij of zij het gedrag (en de gevolgen) van een ander groepslid ziet en welke reactie dit gedrag bij hem of haar oproept. Niet alle feedback werkt bevorderlijk. Destructieve feedback geeft een oordeel over de persoonlijke waarde van een ander (‘Jij bent echt lelijk. Geen mens zal zich ooit tot jou aangetrokken voelen’). Daarnaast kunnen groepsbegeleiders constructieve confrontaties aanmoedigen. Een confrontatie is een bewuste poging om een ander er toe te bewegen om de gevolgen van een bepaald aspect van zijn of haar gedrag te onderzoeken. Het is een uitnodiging tot zelfonderzoek. Het is belangrijk dat groepsbegeleiders, om er voor te zorgen dat feedback en confrontaties een constructief karakter hebben, onderscheid maken tussen (1) het geobserveerde gedrag, (2) het denkkader van de observator, en (3) de conclusies en interpretaties over de persoon. Groepsbegeleiders moeten er op toezien dat de deelnemers deze drie elementen nooit door elkaar halen. Het geobserveerde gedrag moet, mits de observaties juist zijn, voor alle groepsleden hetzelfde zijn, terwijl hun denkkaders, conclusies en interpretaties sterk kunnen verschillen. Corrigerende emotionele ervaringen Een groepsbegeleider moet in staat zijn om de weg vrij te maken voor corrigerende emotionele ervaringen in de groep. Uitgesproken relevante, persoonlijke leermomenten roepen gevoelens op bij de deelnemers. In de meeste persoonlijke groei- en therapiegroepen komen intense positieve (zorgzaamheid, steun, betrokkenheid) en negatieve gevoelens (woede, frustratie, angst) naar voren. Hoe kunnen groepsbegeleiders het optreden van emotionele reacties bevorderen? Door het geven van feedback te stimuleren, groepsleden te confronteren, het experimenteren met ander gedrag, het oplossen van problemen en zelfonthullingen aan te moedigen en te ondersteunen, en hun gevoelens van sympathie en steun voor de deelnemers tot uitdrukking te brengen. Uit het onderzoek van Lieberman e.a.(1973) blijkt dat de meest effectieve groepsbegeleiders als het om het oproepen van emoties gaat voor de middenweg kiezen. Dat iemand een emotionele ervaring heeft, wil niet zeggen dat hij of zij wat leert, maar echte leermomenten gaan meestal wel met bepaalde emoties gepaard. Groepsbegeleiders moeten er voor zorgen dat de deelnemers niet alleen intense gevoelens kunnen ervaren, maar moeten hen ook helpen om over deze gevoelens te reflecteren en de ervaring op zinvolle wijze te analyseren. Het oplossen van problemen Groepsbegeleiders zullen de deelnemers willen helpen met het verduidelijken van hun gedragspatronen en attitudes, zodat zij kunnen bepalen welke invloed zij op de gevoelens en de interacties van de deelnemers uitoefenen. Op deze wijze worden de constructieve patronen en attitudes versterkt. En het leidt tot veranderingen in destructieve patronen
16
Groepsdynamica
die zelfsaboterende gedragscycli op gang brengen en gevoelens van schuld, depressie, angst, woede en wrok teweegbrengen. De deelnemers worden aangemoedigd om situaties vanuit het standpunt van de andere te bekijken en blijk te geven van warmte en begrip. De groepsbegeleider belicht het conflict tussen de gewenste gevolgen en het feitelijke gedrag en denken, en initieert op het oplossen van problemen gerichte gesprekken (Johnson & Matross, 1977). In een dergelijk op het oplossen van problemen gericht proces kan de informatie over het verleden van een deelnemer (gedrag en gevoelens) en over zijn of haar gedrag en gevoelens in de groep een belangrijke rol spelen. Het maken en nakomen van afspraken Soms is het noodzakelijk dat een groepsbegeleider duidelijke afspraken maakt met de deelnemers over hun verantwoordelijkheden als groepslid. De afspraken kunnen schriftelijk in een contract worden vastgelegd. Bijvoorbeeld: een groepslid wordt geacht om (1) volledige openheid over zijn of haar gedrag in het verleden of heden te betrachten, (2) de verantwoordelijkheid voor zichzelf te nemen zodra de groep is begonnen, zonder anderen of omstandigheden te beschuldigen, en (3) contact te maken en samen te werken met de andere groepsleden. De groepsbegeleider dient er op toe te zien dat de in het contract vastgelegde afspraken nageleefd worden. Uitvoerende functies Groepsbegeleiders moeten naast hun therapeutische taken ook verschillende uitvoerende functies vervullen. Zoals de organisatie van de groep, het regelen van de faciliteiten (de locatie van de bijeenkomsten, het opstellen van een programma, het regelen van de benodigde materialen en evaluaties). Groepsbegeleiders moeten dus ook over een aantal administratieve en evaluatieve vaardigheden beschikken.
Denkkaders, gevoelens en intuïtie Effectieve groepsbegeleiders gebruiken hun eigen conceptuele of denkkaders, gevoelens en intuïtie op een geïntegreerde manier. Een denk- of begrippenkader is een manier van kijken naar het gedrag van de groepsleden met de bedoeling om het gedrag vervolgens aan een bepaald patroon te koppelen. Op deze wijze wordt het gedrag begrijpelijk. Zij maken ook gebruik van denkkaders om de dynamiek van de gebeurtenissen in de groep te kunnen begrijpen, interventies te bedenken en uitleg te geven over wat er heeft plaatsgevonden. Het conceptualiseren van wat er in de groep en tussen de groepsleden gebeurt, leidt vaak tot ideeën voor effectieve interventies. De groepsleden kunnen er veel van leren als de groepsbegeleider zijn of haar conceptualisaties kenbaar maakt. Dankzij de ontwikkelingen in de sociale wetenschappen, zijn er expliciete conceptuele kaders beschikbaar waarmee groepsbegeleiders er voor kunnen zorgen dat de groepsleden van hun ervaringen kunnen leren. Gevoelens geven vaak belangrijke informatie over de gebeurtenissen die zich in de groep en de moeilijkheden die zich tussen groepsleden voordoen. Maar onze gevoelens zijn niet onfeilbaar. Zij kunnen beïnvloed worden door vooringenomenheden, en kunnen vertekend en verkeerd opgevat worden, vooral in situaties waarin we ons bedreigd, defensief, angstig of gespannen voelen. Bovendien heeft ieder mens blinde vlekken, en in bepaalde situaties of onder bepaalde omstandigheden zijn onze gevoelens eerder een afspiegeling van onze eigen angsten dan feitelijke gebeurtenissen. Het is dan ook belangrijk dat groepsbegeleiders zichzelf ‘kalibreren’ op de zorgvuldigheid en de betrouwbaarheid van hun gevoelens in verschillende situaties en hun reacties op uiteenlopende gebeurtenissen.
Webhoofdstuk Het begeleiden van persoonlijke groei- en therapiegroepen
17
Zeer ervaren groepsbegeleiders kunnen hun interventies ook op hun eigen intuïtie baseren. Intuïtief reageren is een voorbewust proces waarin we een duidelijk gevoel hebben over wat er gaat gebeuren terwijl we niet weten hoe dit gevoel tot stand is gekomen. Intuïtief denken is geen vastomlijnd, stapsgewijs proces. We hebben een bepaalde gevoelsmatige en cognitieve reactie op de situatie als geheel en komen met een bepaald antwoord. Wanneer kunnen we bruikbare intuïtieve ingevingen verwachten? Als we opgaan in het groepsproces en ons sterk identificeren met en veel gevoelens van empathie hebben voor wat er tussen de groepsleden gebeurt. Hoe beter we op de hoogte zijn met wat er in de groep speelt, hoe groter de kans dat onze ingevingen betrouwbaar zijn. Maar een overmatig gebruik van onze intuïtieve ingevingen kan problemen geven. En wel om de volgende redenen: intuïtieve ingevingen zijn conclusies waarvan we niet kunnen aantonen dat ze juist zijn. We lopen het risico dat we de juistheid van onze eigen observaties overschatten. De geschiedenis van de geneeskunde en de psychologie kent veel voorbeelden van dwaze op intuïtieve ingevingen gebaseerde behandelingen. Eeuwenlang heeft men intuïtief aangenomen dat mensen met een psychiatrische stoornis door de duivel bezeten zijn en dat alle ziekten zich in ons bloed bevinden. Op intuïtie gebaseerde interventies kunnen zichzelf waarmaken. Dat wil zeggen, een groepsbegeleider die op een verkeerde ingeving afgaat, kan juist die situatie creëren die hij of zij wilde veranderen. Bovendien is het vaak moeilijk te bepalen of een ingeving juist is of niet, omdat deze zich niet op feiten maar op gevoelens en gedachten baseert. En ten slotte, onze ingevingen representeren een innerlijke logica die aansluit bij onze eigen cultuur en referentiekaders. Intuïtieve oordelen over een andere cultuur of een ander referentiekader kunnen dan ook op het verkeerde spoor zitten. We moeten dan ook enige ervaring met het kalibreren van onze intuïtie opdoen.Voor onze ingevingen geldt hetzelfde als voor onze gevoelens, soms zitten we goed en soms ook niet.
Hoe word je begeleider van een persoonlijke groei- of therapiegroep? Individuen die de ambitie hebben om persoonlijke groei- of therapiegroepen te begeleiden, moeten vier fundamentele vragen beantwoorden: ‘Ben ik voldoende geschoold in een van de relevante sociale wetenschappen?’ Een opleiding die het accent op groepsdynamica en de relaties tussen mensen legt is zeer aanbevelenswaardig (bijvoorbeeld sociale psychologie). Wat is ideaal? Als we thuis zijn op het gebied van persoonlijkheidstheorieën, psychopathologie, groepsprocessen en relaties en verbonden zijn aan een organisatie of instelling (bijvoorbeeld hoger onderwijs) die onze professionele status bevestigt. ‘Hoeveel ervaring heb ik als deelnemer en begeleider van persoonlijke groeigroepen?’ Volgens Lakin (1972) zouden we eerst een driejarig opleidingsprogramma moeten volgen dat er ongeveer zo uitziet: 1. Als groepslid aan minstens twee persoonlijke groeigroepen deelnemen. 2. Als observator bijeenkomsten van minstens vijf persoonlijke groeigroepen bijwonen, gevolgd door een nabespreking met de groepsbegeleiders waarin de interacties tussen de groepsleden en andere relevante processen besproken worden. 3. Bij vijf persoonlijke groeigroepen als cobegeleider van ervaren groepsbegeleiders optreden. 4. Als enige begeleider vijf persoonlijke groeigroepen leiden. Er is wel een observator aanwezig met wie het eigen functioneren in de nabesprekingen doorgenomen kan worden.
18
Groepsdynamica
5. Als cliënt een psychotherapie of een vergelijkbaar experiëntieel zelfonderzoekprogramma volgen. 6. Geëvalueerd worden door gekwalificeerde groepsbegeleiders, die niet alleen naar geschiktheid en opleiding kijken maar ook veel aandacht besteden aan evaluaties van anderen. 7. Bijscholing. Zoals deelname aan seminars, supervisiebijeenkomsten, en dergelijke. ‘Hoe sensitief ben ik, in hoeverre heb ik mijn zelfinzichten ontwikkeld en heb ik mijzelf kunnen actualiseren?’ Een groepsbegeleider moet niet alleen een bepaalde opleiding volgen maar ook voldoende zelfinzicht hebben en gevoelig zijn voor de behoeften van anderen. Volgens Maslow (1962) hebben mensen die zichzelf nog niet voldoende hebben kunnen actualiseren de neiging om anderen in termen van ‘bruikbaarheid’ te beoordelen. Terwijl zelfgeactualiseerde individuen in staat zijn om anderen als unieke individuen te zien, als mensen met hun eigen problemen die op verschillende manieren en met uiteenlopende middelen geholpen kunnen worden. ‘Ben ik lid van een beroepsvereniging?’ Hulpverleners die zich tot competente begeleiders van persoonlijke groei- en therapiegroepen willen ontwikkelen, zullen de tijd en de energie investeren die het lidmaatschap van een of meer beroepsverenigingen van hen vergt.
Persoonlijke groeigroepen en angstgevoelens van deelnemers Volgens sommigen kunnen persoonlijke groeigroepen angstgevoelens bij deelnemers oproepen die hen psychisch kunnen schaden. Deze gedachte wordt niet door onderzoeksresultaten onderschreven. Johnson e.a. (1973) hebben onderzocht hoe angstig studenten zich voor en na de deelname aan een persoonlijke groeigroep voelden. Zij verrichtten twee afzonderlijke studies. Zij vergeleken het angstniveau in een persoonlijke groeigroep met het angstniveau voor en na het maken van een groepsdynamicatentamen. Zij constateerden dat het angstniveau voor het begin van de persoonlijke groeigroep lager was dan het angstniveau voor het tentamen. En het angstniveau na het beëindigen van de persoonlijke groeigroep lag aanzienlijk lager dan het angstniveau na afloop van het tentamen. De deelnemers lijken dus meer tentamenstress dan persoonlijke groeigroepstress te ervaren.
Hebben persoonlijke groei- en therapiegroepen ook negatieve aspecten? Vaak moeten de deelnemers aanzienlijke hoeveelheden tijd en energie investeren en er kan van de deelnemers verlangd worden dat zij zich inlaten met mensen met wie zij in andere situaties geen contact zouden zoeken. Een klein percentage van de deelnemers doet negatieve ervaringen op of vinden dat de groep hen te weinig oplevert. Competente groepsbegeleiders zorgen er voor dat negatieve ervaringen of vroegtijdig afhaken zelden voorkomen.
Vergelijkende effectiviteit Groepen zijn krachtige instrumenten die veel invloed op persoonlijke groei- en veranderingsprocessen kunnen uitoefenen. Of een bepaald type groep effectiever werkt dan een ander type is onduidelijk. In het onderzoek van Lieberman e.a. (1973) werden 206 studenten op willekeurige wijze over achttien verschillende typen persoonlijke groei- en therapiegroepen
Webhoofdstuk Het begeleiden van persoonlijke groei- en therapiegroepen
19
verdeeld. Geen enkele benadering was superieur aan de andere. Fuhriman en Burlingame (1994) bestudeerden zevenhonderd onderzoeken (groepstherapie) en zeven meta-analyses. Zij concludeerden dat groepsmethoden zeer effectief zijn, maar dat geen enkele methode effectiever is dan andere. McRoberts e.a. (1998) kwamen tot dezelfde conclusie, maar constateerden tevens dat groepspsychotherapie niet effectiever is dan individuele therapie. Terwijl Bednar en Kaul (1994) tot de conclusie kwamen dat groepsbehandelingen effectiever zijn dan geen behandeling, placebo of non-specifieke behandelingen en andere erkende psychologische behandelvormen.We kunnen echter geen definitieve conclusies trekken, mede omdat het vergelijken van verschillende behandelvormen nogal wat methodologische problemen geeft.
Samenvatting Persoonlijke groei-, therapie- en zelfhulpgroepen zijn belangrijke instrumenten die een uitgesproken positieve invloed op de geestelijke gezondheid van de deelnemers kunnen uitoefenen. Talrijke mensen hebben dat aan den lijve ondervonden of doen deze ervaring op dit moment op. De genoemde groepen hebben vergelijkbare, elkaar overlappende doelstellingen: (1) Het reduceren van zelfdestructieve gedragspatronen en het ontwikkelen van zelfconstructieve patronen; (2) het bevorderen van de geestelijke gezondheid en het reduceren van psychopathologische verschijnselen; (3) het ontwikkelen van positieve relaties met anderen; (4) zelfactualisering en (5) het vergroten van de persoonlijke effectiviteit. In een groep hebben we veel meer relationele mogelijkheden dan wanneer we alleen of met één ander aan de slag gaan. Het aantal mogelijkheden om te leren, persoonlijk te groeien of te veranderen is groot. Welke eigenschappen zijn uniek voor een groep? Een groep (1) is een gemeenschap die ons steunt in ons veranderingsproces, (2) maakt de deelnemers minder gedemoraliseerd en geeft hen weer hoop, (3) creëert een microkosmos van de buitenwereld, (4) induceert en reduceert intense gevoelens, (5) reduceert egocentrisme en leert de deelnemers de dingen vanuit verschillende standpunten te bekijken, (6) biedt diverse mogelijkheden tot feedback, (7) biedt diverse mogelijkheden tot sociale vergelijking, (8) biedt diverse mogelijkheden tot indirect leren, (9) verlangt van de deelnemers dat zij een grote verscheidenheid aan sociale vaardigheden gebruiken, (10) beïnvloedt attitudes en gedragspatronen, (11) biedt mogelijkheden om anderen te helpen, (12) biedt mogelijkheden om zelfinzicht te krijgen en (13) heeft een positieve invloed op cognitieve leerprocessen. Een belangrijk aspect van het deelnemen aan een persoonlijke groei- of therapiegroep is het ervaren van en uiting geven aan de positieve en negatieve gevoelens die het doen en laten van de andere groepsleden oproepen. Zowel het ervaren als het uiten van emoties kunnen therapeutische effecten hebben. Praten over emotionele ervaringen kan bij de deelnemers het idee wegnemen dat zij de enige zijn met een bepaald probleem en hen het idee geven dat het probleem oplosbaar is. Het uiten van intense gevoelens kan een bevrijdende werking hebben. Het feit dat een groepslid zijn of haar gevoelens tot uitdrukking brengt, kan ook op de andere groepsleden een heilzaam effect hebben. Meer ervaren groepsleden die hun emoties tonen vervullen een voorbeeldfunctie voor andere, minder ervaren deelnemers. Deelnemers die zichzelf blootgeven, krijgen vaak meer inzicht in hun problemen. Het deelnemen aan een persoonlijke groei- of therapiegroep kan significante positieve ervaringen en resultaten opleveren, maar daar is wel een bekwame begeleider voor nodig. Uit onderzoek blijkt dat alle groepsbenaderingen effectief zijn en dat geen enkele benadering resultaten te zien geeft die superieur zijn aan de resultaten van andere methoden.