Sterktes van nu, de kracht van 2015
Sterktes, zwaktes, kansen en bedreigingen voor vrijwillige inzet
MOVISIE – Kennis en advies voor maatschappelijke ontwikkeling MOVISIE verzamelt, ontwikkelt en verspreidt kennis en adviseert op het gebied van welzijn, zorg en sociale veiligheid. MOVISIE werkt voor en samen met overheden, burgerinitiatieven, professionele en vrijwilligersorganisaties met als doel de participatie en zelfredzaamheid van burgers te vergroten. Centrale thema’s daarbij zijn vrijwillige inzet, mantelzorg, kwetsbare groepen, leefbaarheid en huiselijk en seksueel geweld.
Kijk voor meer informatie op www.movisie.nl.
COLOFON Auteur(s): Matthijs Terpstra, Elize Smal, Wendy Stubbe, Koos Berkelaar Projectnummer: Datum: 01 maart 2007 © MOVISIE, maart 2007 Bestellen: www.movisie.nl
Inhoudsopgave 1. 2. 3. 3.1. 3.2. 3.3. 3.4. 4. 4.1. 4.2. 4.3. 4.4. 5. 5.1. 5.2.
Inleiding...................................................................................................................................... 2 Actuele ontwikkelingen rond vrijwillige inzet .............................................................................. 3 Sterktes, zwaktes, kansen en bedreigingen .............................................................................. 5 Vrijwillige inzet is overal ............................................................................................................. 5 De organisatie van vrijwillige inzet............................................................................................. 8 Ondersteuning van vrijwillige inzet .......................................................................................... 11 Meerwaarde van vrijwillige inzet .............................................................................................. 15 Vrijwillige inzet in 2015............................................................................................................. 17 Organisatie............................................................................................................................... 17 Ondersteuning ......................................................................................................................... 18 Zorg.......................................................................................................................................... 19 Maatschappelijke stage ........................................................................................................... 19 Sterktes van nu, de kracht van 2015 ....................................................................................... 20 Conclusies ............................................................................................................................... 20 Aanbevelingen ......................................................................................................................... 20
Bijlagen Bijlage 1: Lijst van deelnemende organisaties aan dit onderzoek Bijlage 2: Totaaloverzicht van sterktes, zwaktes, kansen en bedreigingen
1. Inleiding
Aanleiding en onderzoeksvraag Het ministerie van VWS heeft aan het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) de opdracht gegeven op korte termijn een toekomstverkenning voor vrijwillige inzet uit te voeren. De toekomstverkenning bestaat uit verschillende onderdelen, die door verschillende partijen worden uitgevoerd. CIVIQ (thans MOVISIE) is gevraagd een SWOT-analyse (Strengths, Weaknesses, Opportunities, Threats) uit te voeren van en door het veld van vrijwillige inzet. Aanpak De belangrijkste resultaten zijn verkregen door interviews en brainstormsessies met verschillende spelers, afkomstig uit de volle breedte van het vrijwilligersveld. Het totale ‘expertpanel’ bestond uit circa 70 respondenten1.De uitkomsten zijn vervolgens in een expertmeeting besproken, aangevuld, geprioriteerd en voorzien van acties en aanbevelingen. Begripsomschrijving 'Vrijwilligerswerk is werk dat in enig georganiseerd verband, onverplicht en onbetaald wordt verricht ten behoeve van anderen of de samenleving.' Zo luidt de algemene definitie voor vrijwilligerswerk. Afhankelijk van doel, gebruik en ambities zullen betrokkenen vrijwilligerswerk in sommige situaties veel breder opvatten en inzetten. Soms wordt vrijwilligerswerk namelijk in ongeorganiseerd verband, (deels) betaald, (semi) verplicht of ten behoeve van jezelf verricht. Daarom heeft CIVIQ de stap van 'vrijwilligerswerk' naar 'vrijwillige inzet' gemaakt. In dit rapport vatten we vrijwilligerwerk ook in brede zin op. In principe spreken we dus van ‘vrijwillige inzet’, tenzij er sprake is van citaten, uitdrukkingen of wanneer ‘vrijwilligerswerk’ om een andere reden een meer geschikte term lijkt. Leeswijzer Deze rapportage begint met een schets van de actuele maatschappelijke context waarin vrijwillige inzet zich afspeelt. In het derde hoofdstuk volgt een rapportage van de belangrijkste resultaten van de SWOT-analyse. De uitkomsten zijn uitgewerkt in vier subthema’s. De gevonden resultaten zijn niet cijfermatig onderbouwd; het zijn ervaringen van mensen die in verschillende disciplines binnen het vrijwilligersveld actief zijn. Dit betekent dat er ook geen eenduidigheid bestaat; wat de één als sterkte van het veld ervaart, ziet de ander soms juist als een zwakker punt. De belangrijkste uitkomsten van de analyse extrapoleren we vervolgens naar een beeld van vrijwillige inzet in het jaar 2015, om te eindigen met enkele conclusies en aanbevelingen
1
In bijlage 1 zijn de organisaties opgenomen die een bijdrage hebben geleverd.
Utrecht, 04 mei 2007 *
2
2. Actuele ontwikkelingen rond vrijwillige inzet Sinds het Internationaal Jaar van Vrijwilligers in 2001 heeft vrijwillige inzet continu in de belangstelling gestaan en op verschillende manieren nieuwe impulsen gekregen. Hieronder een korte schets van de belangrijkste ontwikkelingen van de afgelopen zes jaar. Speerpunten van het Internationaal Jaar van Vrijwilligers (IJV) waren: promotie, ondersteuning, erkenning en netwerken. In het ‘Manifest over de toekomst van vrijwillige inzet’ gaven opinieleiders hun visie. 2 “Teneinde het vrijwilligerswerk in Nederland voor 2002 tot 2005 veilig te stellen, zal er in de ondersteuning en facilitering van vrijwillige inzet vanuit de verschillende sectoren systematische aandacht moeten zijn voor diversiteit, flexibiliteit, beroepskrachten en kwaliteit.” Belangrijke impulsen gingen daarbij uit van de Commissie Vrijwilligersbeleid en de Tijdelijke Stimuleringsregeling Vrijwilligerswerk. Gemeenten en provincies werden ondersteund bij het ontwikkelen van vrijwilligersbeleid met een sterke nadruk op ondersteuning en deskundigheidsbevordering van vrijwillige inzet. De European Roadmap to 2010, die in het kader van Eurofestation 2004 is ontwikkeld, bouwt voort op de speerpunten van IJV 2001. De rol van nationale, provinciale en lokale overheden, vrijwilligersorganisaties en stakeholders staat centraal. Overheden hebben als taak goed vrijwilligerswerkbeleid te ontwikkelen. Ook dient de overheid een infrastructuur ten behoeve van de ondersteuning van vrijwilligerswerk te faciliteren.3 In de Roadmap worden daarnaast doelstellingen geformuleerd op het gebied van het promoten van werknemersvrijwilligerswerk. Promotie in bredere zin kreeg vorm in diverse mediacampagnes en in de Make A Difference Day, die in 2006 voor de tweede keer plaats vond. In de loop der jaren heeft CIVIQ (voorheen NOV en sVM) vijf trendrapporten uitgegeven.4 Deze trendrapporten bieden informatie over maatschappelijke trends aan vrijwilligersorganisaties, beleidsmakers en ondersteuners. De informatie helpt hen vooruit te kijken en in te spelen op deze trends. In ieder trendrapport komen naast waarneembare trends, bestaande feiten en cijfers over vrijwillige inzet in Nederland aan bod. Enkele trendrapporten bevatten bovendien een themadeel over relevante onderwerpen in relatie tot vrijwilligerswerk (bijvoorbeeld: jongeren, meedoen in de maatschappij). In het trendrapport van 2004/2005 zien we dat de vraag naar vrijwilligers stijgt, het aanbod in hoeveelheid gelijk blijft, maar dat de aard van het aanbod verschuift van traditionele vrijwilligers naar nieuwe soorten vrijwilligers. Tegelijkertijd zijn er nieuwe vormen van vrijwillige inzet in opkomst. De rol van de gemeente als regisseur van vrijwillige inzet neemt toe, net als de rol van lokale ondersteuningsorganisaties, zoals vrijwilligerscentrales.
2
Manifest over de toekomst van vrijwilligerswerk. Aangeboden aan Staatssecretaris Vliegenthart van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport tijdens de Slotmanifestatie van het Internationaal Jaar van Vrijwilligers 2001. Nationaal Comité Internationaal Jaar van Vrijwilligers 2001, 15 december 2001. 3
European Roadmap to 2010: Volunteering and participation in the EU. Drafted at Eurofestation 2004, 7th – 9th November 2004.
4
Voor de verandering … (1998); Feiten en cijfers (1999); De Generatie @ (2001); Onvoltooide toekomst (2002); Uitsluiten of
uitnodigen (2004/2005).
Utrecht, 01 maart 2007 *
3
Drie onderzoeksinstituten verzamelen landelijke cijfers over vrijwillige inzet. Dit zijn het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) en de vakgroep filantropische studies van de Vrije Universiteit met haar onderzoek ‘Geven in Nederland’ (GIN). Omdat de onderzoeksopzet per onderzoek net iets anders is, is het moeilijk om cijfers te vergelijken. Zo liggen de deelnamepercentages bij het CBS over het algemeen hoger dan bij het SCP en 'Geven in Nederland'. Dit heeft te maken met de definitie van het begrip vrijwilligerswerk, maar ook met de wijze waarop in de enquêtes naar vrijwillige inzet wordt gevraagd. Niet alle bevolkingsgroepen in de Nederlandse samenleving zijn in gelijke mate vrijwillig actief. Zo zijn er wat betreft vrijwillige inzet duidelijke verschillen waarneembaar tussen verschillende leeftijdscategorieën, tussen allochtonen en autochtonen en tussen mensen met een betaalde baan en mensen met een uitkering. De vrijwillige inzet varieert zowel binnen- als tussen sectoren. Dit heeft niet alleen te maken met de persoonlijke voorkeuren van vrijwilligers, vaak zijn deze verschillen ook te herleiden naar de fase in de levenscyclus. Binnen de zorgsector zijn bijvoorbeeld meer dan gemiddeld vrouwen van middelbare leeftijd actief. In de aanloop naar de Tweede-Kamerverkiezingen van 22 november 2006 stelden de politieke partijen hun verkiezingsprogramma’s op. Vereniging NOV constateerde na bestudering van deze programma’s dat slechts een beperkt aantal partijen vrijwillige inzet een plaats geeft in het programma. Dat vrijwillige inzet een rol speelt in de samenleving wordt door het CDA, de PvdA, de ChristenUnie en de Partij voor de Vrijheid (Wilders) expliciet erkend. Over één van de belangrijkste in dit document geconstateerde bedreigingen, namelijk de instrumentele inzet van vrijwillige inzet, met het gevaar van het plegen van roofbouw op de vrijwilliger, zwijgen alle partijen. De nadruk wordt gelegd op het verminderen van administratieve lasten (CDA, PvdA, GroenLinks en ChristenUnie), op het belang van lokale ondersteuning (CDA, PvdA en PvdDieren) en op de participatie van groepen in de samenleving die achter blijven (CDA, SP, ChristenUnie en PvdV).
Utrecht, 01 maart 2007 *
4
3. Sterktes, zwaktes, kansen en bedreigingen In dit hoofdstuk beschrijven we de belangrijkste resultaten uit de interviews en brainstormsessies met sleutelfiguren uit het vrijwilligersveld. Deze resultaten zijn besproken, aangevuld en geprioriteerd in de expertmeeting, met als eindresultaat de SWOT-matrices die de basis voren van dit hoofdstuk. De gevonden resultaten zijn in vier thema’s beschreven: 1. Vrijwillige inzet is overal 2. Organisatie van vrijwillige inzet 3. Ondersteuning van vrijwillige inzet 4. Meerwaarde van vrijwillige inzet In de toelichting op de SWOT-matrices worden deze thema’s verder uitgewerkt in subthema’s. Aangezien sterktes en zwaktes, kansen en bedreigingen vaak elkaars spiegelbeeld zijn, loopt de invulling van de subthema’s vaak dwars door de kwadranten van de matrices heen. In de toelichting zijn verwijzingen opgenomen naar de items uit de matrix, bijvoorbeeld (Z2). De letters corresponderen met de letters S, Z, K en B voor respectievelijk sterkte, zwakte, kans en bedreiging. (Z2) verwijst naar zwakte nummer 2 in de matrix. De gevonden items staan in de matrices niet in volgorde van prioriteit weergegeven. Wel vormen de opgenomen items een selectie uit een veel grotere hoeveelheid sterktes, zwaktes, etc. die geïnventariseerd zijn. Deze zijn geselecteerd, op grond van het vaak noemen van dit item of op grond van prioritering die binnen verschillende overleggen (o.a. de expertmeeting) is uitgevoerd. Het volledige en onbewerkte overzicht van alle genoemde sterktes, zwaktes, kansen en bedreigingen is te vinden in bijlage 2. In de toelichting van de SWOT-matrices worden in de tekst verwijzingen gegeven naar de items uit de matrix, bijvoorbeeld (Z2). De letters corresponderen met de letters S, Z, K en B voor respectievelijk sterkte, zwakte, kans en bedreiging. (Z2) verwijst naar zwakte nummer 2 in de matrix.
3.1. Vrijwillige inzet is overal Vereniging NOV heeft in aanloop naar de Tweede-Kamerverkiezingen van 22 november 2006 een brochure uitgegeven met de titel ‘Vrijwillige inzet is overal’. “In georganiseerd verband of in de vorm van burgerinitiatieven, vrijwilligerswerk is de drijvende kracht achter de civil society. Die kracht wordt ontleend aan vier miljoen burgers die zich inzetten, omdat ze dat zelf belangrijk en leuk vinden.” In deze brochure wordt ook opgeroepen om de lokale ondersteuning van vrijwilligerswerk te versterken. Daarnaast wordt de bedreiging van het plegen van roofbouw op het vrijwilligerswerk, vooral door de invoering van de Wmo onder de aandacht gebracht.
Utrecht, 01 maart 2007 *
5
Voor het thema ‘Vrijwillige inzet is overal’ is de volgende SWOT-matrix opgesteld: Sterktes 1. Grote potentiële impact en slagkracht 2. Indicator voor maatschappelijke betrokkenheid 3. Middel voor participatie 4. Betekent veel voor civil society, democratie en sociaal kapitaal 5. Traditie is stevig geworteld in de samenleving; zorgt voor continuïteit 6. Goede opstap naar betaald werk 7. Kan bevolkingsgroepen binden Kansen 1. Groei maatschappelijk betrokken ondernemen 2. Toename maatschappelijk belang 3. Hogere kwaliteitseisen door nieuwe vrijwilligers 4. Vergrijzing 5. Noodzaak brengt beweging
Zwaktes 1. Te bescheiden 2. Rol in de Wmo onvoldoende scherp 3. ‘Vrijwilligerswerk’ is een lege term; bindt niet
Bedreigingen 1. Instrumentele benadering 2. Nadruk op veiligheid in plaats van leefbaarheid 3. Appèl door terugtrekkende overheid 4. Verandering in leefpatronen 5. Claimcultuur
Breedte van het veld Het is een gegeven dat vrijwillige inzet op alle plekken en in alle lagen van de samenleving te vinden is. In de communicatie over vrijwillige inzet krijgt met name het werk in zorg en welzijn aandacht en eventueel in de sport. Maar ook kerken en moskeeën kunnen niet zonder vrijwilligers. Ook zijn er vrijwilligers actief in rechtswinkels, op kinderboerderijen, bij de vrijwillige brandweer, bij de organisatie van Oerol, in de bewonerscommissie van de flat, in de politiek, als websitemoderator op een website van een zelfhulpgroep, in de volkstuinvereniging en ga zo maar door. Ook het vrijwilligerswerk vanuit het bedrijfsleven (onder de noemer van ‘maatschappelijk betrokken ondernemen’) is de laatste jaren sterk in de lift (K1). Zowel op landelijk niveau (denk bijvoorbeeld aan projecten van Fortis, KPMG of Nike), als op lokaal niveau (het accountantskantoor in het dorp doet soms iets voor de lokale voetbalclub). Met een geschat aantal van 4 miljoen vrijwilligers in Nederland is het vrijwilligerswerk in theorie in staat om het verschil te maken in de samenleving (S1). Mits deze (slag)kracht goed gebundeld is, is er door een dergelijk grote en breed verspreide groep mensen een stevige vuist te maken voor meer erkenning en betere ondersteuning van vrijwillige inzet. Maar juist in die bundeling ligt ook een zwakte van vrijwillige inzet. Immers, lang niet alle vier miljoen vrijwilligers in Nederland hebben het gevoel dat zij deel uitmaken van het vrijwilligerswerk (Z3). Dat maakt het lastig lobbyen. Daarnaast nemen vrijwilligers, organisaties en ondersteuners een bescheiden positie in, in relatie met andere partijen als de overheid of het bedrijfsleven (Z1). Het vrijwijwilligerssteunpunt Samen voor Zeist geeft bijvoorbeeld aan dat in trajecten van maatschappelijk betrokken ondernemen de vrijwilligersorganisaties Calimero-gedrag laten zien. De meningen verschillen of het de omgeving is die vrijwillige inzet niet als gelijkwaardige gesprekspartner ziet, of dat vrijwillige inzet zelf een ondergeschikte positie inneemt. Effect is wel dat er slechts een geringe invloed uitgeoefend wordt op de politieke besluitvorming. Toch betekent vrijwillige inzet te veel om te negeren of niet serieus te nemen. De mate en de aard van vrijwillige inzet zijn een indicator van de maatschappelijke betrokkenheid, maar ook van misstanden die zich voordoen (S2). Wanneer de nood hoog is, schieten vrijwilligersinitiatieven als paddestoelen uit de grond (K5).
Utrecht, 01 maart 2007 *
6
De waarde van meedoen Daarnaast is vrijwillige inzet een goed middel voor deelname van zwakkeren in de samenleving (S3). De activiteiten die door vrijwilligers georganiseerd worden, hebben soms als effect dat ze de sociale samenhang versterken en bevolkingsgroepen bij elkaar brengen (S4, S7). Maar het is niet alleen die ‘output’ van vrijwillige inzet, ook het (mee)doen zelf heeft dit effect. Ook voor mensen die via een ‘geleidelijke weg’ de stap naar betaalde arbeid moeten maken, is vrijwillige inzet een mogelijke oplossing (S6). Aan de andere kant wordt maatschappelijke inzet steeds belangrijker gevonden, bijvoorbeeld in sollicitatieprocedures. Veel spelers in het veld vinden dat één van de uitdagingen voor de toekomst is om allochtonen meer bekend te maken met diverse vormen van vrijwillige inzet en hen hiervoor te interesseren. Het gaat hier dus om vrijwillige inzet breder dan in zelforganisaties, want daar wordt al veel gedaan door allochtonen. De overheid erkent de instrumentele waarde van vrijwillige inzet steeds meer (K2). Ook de mogelijke slagkracht van de grote massa aan vrijwilligers wordt onderkend. Daarom speelt vrijwillige inzet binnen de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) een belangrijke rol. Hoewel dit uiteraard kansen biedt, wordt er door het vrijwilligersveld niet onverdeeld positief naar de Wmo gekeken. Het is voor veel spelers in ieder geval nog onduidelijk welke rol vrijwilligers, organisaties en vrijwillige inzet in het algemeen spelen en moeten gaan spelen in de Wmo (Z2). Dat maakt het dan ook lastig kansen te onderkennen. Er wordt een sterke bezorgdheid geuit over de signalen dat vrijwillige inzet als instrument moet worden ingezet om doelstellingen van de Wmo te behalen (B1). Daar waar de Rijksoverheid voorheen centraal de coördinatie van het welzijnswerk op zich nam, ligt dit met de Wmo nu decentraal, bij de gemeenten Daarbij wordt in de uitvoering van de wet een expliciet appèl gedaan op de inzet van vrijwilligers en vrijwillige inzet (B3). Nu ligt er in praktijk ook wel een stevige basis van vrijwilligerswerk in de samenleving verankerd (S5), maar de houding van de overheid die het vrijwilligerswerk de verantwoordelijkheid geeft om bepaalde problemen op te pakken, valt niet altijd goed binnen het vrijwilligersveld. Tussen kansen en bedreigingen Tenslotte is er een aantal ontwikkelingen zichtbaar die vrijwillige inzet bedreigen of juist ten goede komen. Hoewel er steeds meer aandacht voor komt, heeft vrijwillige inzet nog altijd veel last van belemmeringen door wet- en regelgeving. Vooral de lokale overheden lijken zich meer op veiligheid te richten dan op leefbaarheid (B2). Vrijwilligersorganisaties zijn aansprakelijk voor de gevolgen van het werk dat de vrijwilliger doet. Steeds vaker leidt dit tot feitelijke claims (B5). De vergrijzing wordt soms als bedreiging gezien, met name voor organisaties en verenigingen met een ‘grijs’ vrijwilligersbestand, waar de ene na de andere vrijwilliger door fysieke problemen of zelfs door overlijden afhaakt. Vaker nog wordt de vergrijzing als kans gezien. De groep mensen die niet gebonden is door werk, wordt groter (K4). Ook onder ouderen stijgt het opleidingsniveau, dus om deze mensen te binden moet een organisatie wel interessant en uitdagend werk kunnen bieden. Onduidelijk is, of dit feitelijk tot meer vrijwilligers gaat leiden. Wel wordt gezien dat nieuwe vrijwilligers vaak anders tegen vrijwillige inzet aankijken dan de traditionele vrijwilliger. Nieuwe vrijwilligers stellen hogere eisen aan onder andere de kwaliteit van het werk (K3). Dit ‘triggert’ een aantal organisaties om de eigen kwaliteit eens goed tegen het licht te houden. Een grote levensbeschouwelijke organisatie (het Nederlands Bijbelgenootschap) ondervindt vooral voordelen van de ‘nieuwe vrijwilliger’. Deze vrijwilliger hopt en zapt er weliswaar op los, maar zal hierdoor niet vastroesten, en heeft gemiddeld een hogere opleiding dan de ‘oude vrijwilliger’. Verschillende organisaties (bijvoorbeeld de Dierenbescherming en SOS Kinderdorpen) zijn zich bewust van het stijgende opleidingsniveau van vrijwilligers, en de daarbij behorende hogere eisen die deze mensen stellen. Met het ‘oude’ vrijwilligerswerk is het onmogelijk deze mensen aan de organisatie te binden. Maar door een divers en uitdagend aanbod te creëren voor zowel de doeners als de denkers,
Utrecht, 01 maart 2007 *
7
is het mogelijk meer potentiële vrijwilligers vinden. De kunst is dus om als organisatie een combinatie te bieden van vrijwillige inzet op het gebied van ‘grote idealen’ en ‘handen uit de mouwen’. Een van de grootste bedreigingen van vrijwillige inzet is de verandering in leefpatronen, waardoor andere tijdsintensieve activiteiten als werk, gezin, sociale contacten, televisie en internet prioriteit krijgen boven vrijwillige inzet (B4).
3.2. De organisatie van vrijwillige inzet Vrijwillige inzet is er in vele soorten en smaken, zowel in georganiseerd als ongeorganiseerd verband. De definitie sluit op dit moment de laatste groep nog uit: 'Vrijwilligerswerk is werk dat in enig georganiseerd verband, onverplicht en onbetaald wordt verricht ten behoeve van anderen of de samenleving’. Maar wat is georganiseerd verband? Twee mensen die afspraken maken? Een buurtcomité? Op de website van CIVIQ is zelfs door middel van een draaischijf een persoonlijke definitie vast te stellen. Vrijwilligersorganisaties hebben sterktes, zwaktes, kansen en bedreigingen weergegeven over vrijwilligers, de eigen organisatie en andere organisaties. Ook andere spelers uit het vrijwilligersveld hebben hun visie op de organisatie van vrijwillige inzet weergegeven. Dit resulteert in de volgende SWOTmatrix: Sterktes
Zwaktes
1. 2. 3. 4. 5. 6.
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
Enthousiasme en betrokkenheid Beweging creëren Huidige vrijwilligers binden Effectiviteit Steeds professioneler Dicht bij de doelgroep/profijtgroep (in tegenstelling tot bedrijven)
Onvoldoende zakelijk, ondernemend en resultaatgericht Moeite met professioneel en projectmatig werken Niet naar buiten gericht Moeite om activiteiten af te stoten Niet klaar voor veranderingen Spanning tussen projectmatig werken en zingeving Teveel gericht op ons-soort-mensen Zelfstandigheid van organisaties kan leiden tot isolement Met name bezig met eigen doelen en minder met beleidsdoelen en vrijwilligers 10. Kwetsbaar; leunen op kernvrijwilligers
Kansen
Bedreigingen
1. Aanbieden vrijwilligerswerk op maat: gericht op competenties, interesses 2. Vermindering belemmering wet- en regelgeving, goede fiscale regels 3. Professionaliteit en kwaliteit worden steeds belangrijker 4. Nieuwe allianties buiten de grenzen van de eigen netwerken, inzoomen op knelpunten en uitdagingen
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11.
Utrecht, 01 maart 2007 *
Maatschappelijke stage Verplicht vrijwilligerswerk Doorslaande drang naar certificering Overbevissing Niet klaar voor jongeren en andere nieuwe doelgroepen Vrijwillige inzet als instrument om problemen van derden op te lossen Organisaties verplichten een maatschappelijk doel na te streven Vermaatschappelijking van zorg, onderwijs Toenemende concurrentie Bij financiers nadruk op output en niet op intrinsieke waarde Oneigenlijke concurrentie vrijwillige inzet en betaald werk
8
Enthousiasme en betrokkenheid Over de vraag waar vrijwilligersorganisaties wel en niet goed in zijn, zijn de meningen verdeeld. Dat is logisch, omdat het een enorm heterogene groep is. De sterkte van de ene organisatie is de zwakte van de andere. Waar de meningen unaniem over zijn, is het feit dat vrijwilligers enthousiasme en betrokkenheid als gedeeld kenmerk hebben, uitzonderingen daargelaten (S1). NOC*NSF vindt het opvallend dat een goede manager van een groot bedrijf als vrijwillige voorzitter van een sportclub opeens niet goed kan managen. Dit komt door emoties; de vrijwilligers zelf zijn gek van die bepaalde sport of hun kinderen zijn lid van die vereniging. Uit deze grote betrokkenheid kunnen conflicten voortkomen. Maar tegelijkertijd heb je dit enthousiasme onder de vrijwilligers ook nodig in een vereniging. Hierdoor zijn organisaties in staat om een bepaalde beweging te creëren (S2). Dit is vooral het geval bij lokale organisaties. Ook wordt op bepaalde gebieden de effectiviteit van vrijwilligersorganisaties geroemd (S4). Voorbeelden zijn bijvoorbeeld te vinden bij organisaties voor traumaverwerking, noodhulp en terminale zorg. Ook belangenorganisaties en lobbyorganisaties die één bepaald thema aanpakken, boeken regelmatig positieve resultaten. Denk bijvoorbeeld aan het vertragen of afblazen van de aanleg van een snelweg door een natuurgebied. Professionaliseringsdwang Door strengere eisen van financiers, die steeds meer nadruk leggen op de output van een organisatie in plaats van op de intrinsieke waarde (B10), worden organisaties gedwongen steeds professioneler te werken. Vanuit het veld komt het signaal dat dit in meer en meer organisaties langzamerhand wordt opgepakt en dat er daadwerkelijk een groei in professionaliteit ontstaat (S5). Maar dit komt niet alleen door de eisen van financiers. Ook (nieuwe) vrijwilligers eisen steeds vaker dat ze kunnen werken in een professionele omgeving. Daarnaast is er meer concurrentie, zowel van commerciële partijen die een soortgelijke dienst aanbieden, als van andere (vrijwilligers)organisaties, die uit dezelfde middelen (lees: subsidiepot) willen vissen (B9). Professionalisering en nadruk op kwaliteit kan een organisatie een voorsprong geven en de effectiviteit vergroten (K3). Professionalisering kan ook nadelen hebben. Het vastleggen van kwaliteit leidt vaak tot een verregaande drang naar certificering (B3). Het Nederlands Bijbelgenootschap is enerzijds blij met de toenemende aandacht voor kwaliteit, maar is ook erg veel tijd kwijt aan het papierwerk dat komt kijken bij certificering. Professioneel en projectmatig werken wordt veelvuldig ook als zwakte van vrijwilligersorganisaties genoemd (Z2). Dat is overigens niet alleen een zwakte van vrijwilligersorganisaties. In veel organisaties waarin zingeving of intrinsieke waarde een sterke rol speelt, bestaat er een spanningsveld tussen het projectmatig werken en de ‘hogere doelen’ van de organisatie (Z6). Zo heeft Defence for Children International Nederland adviesbureau House of Sharing ingehuurd om enige structuur te brengen in de werkzaamheden, timemanagement en projectmatig werken aan te leren. Externe profilering De groei in professionaliteit start bij vrijwilligersorganisaties vaak bij het verhogen van de kwaliteit van bestaande activiteiten, vooral op het gebied van interne organisatie. Organisaties zijn vaak weinig naar buiten gericht (Z3). Hierdoor is er weinig oog voor kansen en bedreigingen uit de omgeving. HOF Den Haag geeft aan dat vrijwilligersorganisaties vaak moeite hebben om het goede dat ze doen in een duidelijke boodschap naar buiten uit te dragen. Vrijwilligersorganisaties beperken daarnaast hun inzet in de regel tot het ambitieniveau van de aanwezige vrijwilligers. De maatschappelijke vraag naar vrijwillige inzet is geen vraagstuk van een vrijwilligersorganisatie. Het ontwikkelen van een zakelijk en ondernemend instinct staat nog in de kinderschoenen. Met name gezien de groeiende concurrentie, is dat een duidelijke zwakte. Ervaring in adviestrajecten bij vrijwilligersorganisaties leert daarnaast dat resultaatgericht werken slechts in beperkte mate voorkomt (Z1). Vooral ondersteuningsorganisaties geven aan dat zij dit zien als zwakte van vrijwilligersorganisaties.
Utrecht, 01 maart 2007 *
9
Eén van de grote valkuilen van vrijwilligersorganisaties is in hun ogen het feit dat er sterk gestuurd wordt op continuïteit. Dat betekent dat er weinig kritisch gekeken wordt naar de kwaliteit van de diensten en de bijdragen die ze leveren aan het hogere doel of aan de resultaten. Het afstoten van activiteiten is een duidelijke zwakte (Z4). Daarnaast zorgt de nadruk op continuïteit voor een beperkte veranderingsbereidheid. En als die bereidheid er wel is, dan is de organisatie er vaak nog niet klaar voor (Z5)(Z9). Verandering kan betrekking hebben op de wijze van organiseren, maar ook op het soort vrijwilliger (B5). Organisaties zijn volgens geïnterviewden teveel gericht op ons-soort-mensen, zowel als vrijwilliger, als bij de doelgroep (Z7). Op zich is dit logisch bij voor-ons-door-ons organisaties (bijvoorbeeld de voetbalvereniging die alleen activiteiten voor leden uitvoert), maar het beperkt de flexibiliteit en kan op langere termijn een gevaar voor de continuïteit opleveren. Vrijwilligersorganisaties zien ‘vinden en binden’ als een belangrijk thema. Hoewel zij vaak goed in staat zijn om de huidige vrijwilligers aan zich te binden (S3), is het vinden van nieuwe vrijwilligers (in het bijzonder nieuwe soorten vrijwilligers – jongeren, ouderen, allochtonen) vaak een probleem. Kansen voor de toekomst Het opnoemen van zwaktes van vrijwilligersorganisaties geeft geen rooskleurig beeld van de toekomst van deze organisaties. Uit ons onderzoek komen echter wel een aantal kansen naar boven, waarop vrijwilligersorganisaties kunnen en moeten inspelen. Zo wordt de zwakte van het naar binnen toe gericht zijn gepareerd door te wijzen op de kansen die organisaties hebben als ze buiten de grenzen van de eigen netwerken kijken, als ze nieuwe allianties sluiten en daarbij focussen op uitdagingen en knelpunten (K4). Een andere kans, die in de expertmeeting een hoge prioriteit meekreeg, heeft ook alles te maken met externe gerichtheid. Vrijwilligersorganisaties kunnen veel winnen door vrijwilligerswerk op maat aan te bieden en beter aan te sluiten bij competenties en interesses van (nieuwe) vrijwilligers (K1). Dit maakt allereerst vrijwillige inzet aantrekkelijker voor een bredere groep mensen. Daarnaast biedt het een grotere kans op capabele vrijwilligers op de juiste plek. Vrijwilligers zijn zelf goed in staat om hun eigen interesses aan te geven. Zo zetten jongeren zich in het kader van hun maatschappelijke stage vrijwillig in voor een verzorgingshuis. Door te luisteren naar hun interesses is besloten een ‘make-over dag’ voor de oudere dames te organiseren, een heel andere activiteit dan het wandelen en koffie schenken van de reguliere vrijwilligers. Instrumentalisering Als één van de grootste bedreigingen voor de organisatie van vrijwillige inzet wordt de tendens gezien dat vrijwillige inzet als instrument wordt ingezet om problemen van derden op te lossen, of dit nou binnen of buiten de kaders van de Wmo is (B6). Ook in de vorige paragraaf is dit al aan de orde gekomen. Zo vindt NOC*NSF dat sport in de sportnota steeds meer ‘Haarlemmerolie’ wordt. Dat kan een groot gevaar zijn. Vrijwilligers ‘willen iets met sport’, maar niet om de samenlevingsproblemen op te lossen. Dit heeft consequenties voor het plezier dat vrijwilligers eraan beleven, voor hun beschikbaarheid, hun motieven en de kwaliteit van hun werk. Sowieso wordt vanuit het vrijwilligersveld kritisch gekeken naar de manier waarop vrijwillige inzet gezien en gebruikt (gaat) worden. De vermaatschappelijking van zorg en onderwijs vormt volgens veel respondenten een bedreiging voor vrijwillige inzet (B8). Dat burgers steeds meer betrokken zijn bij zorg en onderwijs, is natuurlijk prima, maar het is de vraag of deze betrokkenheid formeel in de vorm van vrijwillige inzet vastgelegd moet worden. Deze vooraf vastgelegde rol van vrijwillige inzet, kort gezegd overheidsbemoeienis met de inhoud ervan, belemmert bepaalde soorten vrijwilligersorganisaties in het functioneren. Er is een tendens zichtbaar dat georganiseerd vrijwilligerswerk een maatschappelijk doel moet dienen (B7). Dat zou het voor de sportsector of ontspanningsverenigingen lastig maken om vrijblijvend ‘hun eigen ding’ te blijven doen. Ook vrijwillige inzet als verplichtende activiteit om een uitkering te ontvangen of behouden, doet volgens het veld geen goed aan vrijwillige inzet en het imago
Utrecht, 01 maart 2007 *
10
daarvan (B2). “Er blijft altijd een groep voor wie betaald werk een stap te ver is. Deze mensen krijgen bijstand, maar in ruil daarvoor vragen we degenen die dat kunnen iets terug te doen voor de samenleving. Denk aan vrijwilligerswerk of mantelzorg.” (VVD-verkiezingsprogramma 2006). Een andere vorm van instrumentalisering is de Maatschappelijke Stage voor scholieren, die dan ook door respondenten vooral als bedreiging voor vrijwillige inzet wordt gezien (B1). Aan de ene kant is het een kansrijk initiatief om jongeren te laten kennismaken met vrijwilligerswerk, mits dit goed georganiseerd is en het aansprekende activiteiten betreft. Ongeveer 5 tot 10% van de leerlingen blijft zich inzetten voor de vrijwilligersorganisatie waar via Maatschappelijke Stage vrijwilligerswerk deden. Aan de andere kant levert de toestroom van duizenden jongeren een capaciteitsprobleem op voor vrijwilligersorganisaties. Er zijn echter niet zoveel geschikte klussen, dus worden er voor deze groep kunstmatig klussen gecreëerd die verder niet bijdragen aan de doelstellingen van de organisatie en door de jongeren al gauw als niet zinvol gezien worden. Een voorbeeld is dat jongeren in een verzorgingshuis bedden moesten opmaken en gedurende hun stage geen enkele oudere bewoner zagen of spraken. Daarnaast zagen we al dat veel organisaties helemaal niet klaar zijn voor nieuwe doelgroepen, dus ook niet weten wat jongeren bezig houdt en welk soort vrijwilligerswerk überhaupt interessant is voor deze groep. Als laatste hiermee samenhangende bedreiging wordt het vraagstuk van de ‘overbevissing’ genoemd. De gedachte hierbij is dat vrijwillige inzet gezien kan worden als een collectieve bron, net als olievelden, visgronden of andere natuurlijke bronnen. Een groeiend beroep op deze bronnen in combinatie met onzorgvuldig gebruik kan leiden tot krapte en oneerlijke verdeling van de voorzieningen5. Alle vrijwilligersorganisaties vissen tenslotte in dezelfde vijver van beschikbare, relatief goedkope menskracht die vrijwilligers bieden. De neiging tot overuitputting ontstaat door twee krachten: enerzijds is er een vrijwel oneindige behoefte aan werkkrachten en anderzijds is vrijwillige inzet goedkoop voor de organisatie. Om die reden, en omdat het lijkt dat ook de hoeveelheid beschikbare vrijwilligers steeds aangevuld (kan) worden, is het voor organisaties veel economischer nieuwe vrijwilligers te werven dan om in duurzaam gebruik te investeren.6
3.3. Ondersteuning van vrijwillige inzet Vrijwillige inzet wordt door verschillende instanties en op verschillende niveaus ondersteund. Op landelijk niveau wordt ondersteuning geleverd door landelijke bureaus van vrijwilligersorganisaties. CIVIQ (vanaf 1 januari 2007 onderdeel van MOVISIE) is het landelijk adviesbureau en kennisinstituut voor vrijwillige inzet, NOC*NSF en het NISB vervullen deze rol voor de sportsector. Vereniging NOV is de vereniging die de belangen behartigt voor vrijwillige inzet en vrijwilligersorganisaties. In elke provincie behalve Limburg en Overijssel is er een soort Centrum voor Maatschappelijke Ontwikkeling (CMO). Deze centra bieden vaak ondersteuning aan lokale vrijwilligerscentrales en bovenlokale vrijwilligersorganisaties. Sommige CMO’s adviseren gemeenten in hun provincie bij het formuleren of uitvoeren van vrijwilligerswerkbeleid. Ook bieden ze ondersteuning aan bij bepaalde thema’s, zoals maatschappelijke stage, werknemersvrijwilligerswerk en taakverlichting bij vrijwilligers. Sommige centra 5
Tragedy of the commons
6
De Stichting Bijzondere Leerstoel Vrijwilligerswerk en Civil society voert in samenwerking met CIVIQ, instituut vrijwillige inzet
in 2006 een onderzoek uit voor het Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport naar kansen en bedreigingen in de nabije toekomst van het vrijwilligerswerk. De belangrijkste vraag: “Hoe schaars is de toekomst van vrijwillige inzet?”
Utrecht, 01 maart 2007 *
11
hebben een concreet aanbod zoals een provinciale vrijwilligersprijs, een provinciale website voor vrijwilligers en deskundigheidsbevordering. De varieteit in het dienstenaanbod heeft deels te maken met de gekozen prioriteiten en met de hoeveelheid en de kwaliteit van het personeel. CMO’s krijgen hun basissubsidie van de provincie. Op lokaal niveau zijn er op dit moment zo’n 220 vrijwilligerscentrales, lokale steunpunten vrijwilligerswerk of vrijwilligersvacaturebanken in Nederland. Vrijwilligerscentrales bieden uiteenlopende diensten, doorgaans bepaald door de financier (meestal de gemeente). Deze diensten richten zich op de individuele vrijwilliger (deskundigheidsbevordering, bemiddeling en informatie), op de vrijwilligersorganisatie (bemiddeling, informatie en advisering) en op de samenleving. Het merendeel (85%) van de vrijwilligerscentrales is geen zelfstandige organisatie, maar een onderdeel van een grotere organisatie, zoals een brede welzijnsorganisatie. Naast vrijwilligerscentrales zijn er 81 lokale sportservicepunten, die lokaal de sport ondersteunen. Tenslotte zijn er zo’n 40 lokale ‘makelaars maatschappelijk betrokken ondernemen’. Ook in de politiek is ondersteuning een issue, zo stelt het CDA verkiezingsprogramma 2006 dat het CDA het vrijwilligerswerk wil blijven stimuleren: “De lokale steunpunten moeten als partner van de gemeente de spin in het web worden en vraag en aanbod bij elkaar brengen.” De SWOT-matrix voor ondersteuning van vrijwillige inzet ziet er als volgt uit: Sterktes 1. Ondersteuningsstructuur is in sommige plaatsen goed georganiseerd 2. Met name grote vrijwilligersorganisaties ondersteunen hun vrijwilligers
Kansen 1. Bundeling van de kennis (MOVISIE) bevordert de lobby voor vrijwillige inzet 2. Professionalisering van de ondersteuning 3. Steunpunten kunnen leren van initiatieven maatschappelijk betrokken ondernemen uit het bedrijfsleven
Utrecht, 01 maart 2007 *
Zwaktes 1. Er wordt meer geïnvesteerd in bestuurder dan in de uitvoering in de organisaties 2. Ondersteuningsstructuur blijft teveel versnipperd 3. Projectmatige ondersteuning biedt onvoldoende antwoord op de behoefte 4. Groot verschil tussen verschillende ondersteuningsorganisaties 5. Te weinig proactief bij maatschappelijke stages 6. Onvoldoende coördinatie-uren om vrijwillige inzet goed te organiseren en te ondersteunen 7. Steunpunten laten onvoldoende aan financiers zien wat ze doen en wat het oplevert Bedreigingen 1. Succes van vrijwillige inzet betekent afbreukrisico van professionele ondersteuning 2. Vrijwilligerscentrales hebben een veel positiever beeld van de kwaliteit van de ondersteuning dan hun omgeving
12
Versnippering ondersteuningsstructuur De ondersteuningsstructuur voor vrijwillige inzet in Nederland is een bonte verzameling van organisaties die, hoewel ze dezelfde naam dragen (bijvoorbeeld ‘vrijwilligerscentrale’), als dag en nacht van elkaar kunnen verschillen. Voor vrijwilligers en vrijwilligersorganisaties is het vaak onduidelijk waar ze het beste voor ondersteuning of advies terecht kunnen. De onduidelijkheid betreft dan zowel het niveau (lokaal steunpunt, CMO of landelijke organisatie), als de vraag of een algemene of specifieke ondersteuner de voorkeur heeft. Zoals in de inleiding van deze paragraaf staat, zijn er algemene ondersteuners voor vrijwillige inzet, maar ook specifieke voor de sport, voor maatschappelijk betrokken ondernemen en voor andere specifieke sectoren binnen het vrijwilligersveld, zoals de vrijwillige thuishulp (Landelijk Steunpunt Vrijwillige Thuishulp) of mantelzorgondersteuning (Mezzo). Kortom, de ondersteuningstructuur is flink versnipperd (Z2). Daarnaast zijn er grote verschillen tussen ondersteuningsorganisaties, qua grootte en qua professionaliteit (Z4). Vereniging NOV stelt als één van de speerpunten in haar op de politiek gerichte visiedocument dat in slechts 10% van de Nederlandse gemeenten een krachtige ondersteuningsorganisatie actief is. Dat betekent dat zo’n 55 van de 220 vrijwilligerssteunpunten voldoen aan de kwalificatie ‘krachtig’. In sommige, vooral grotere plaatsen is de ondersteuning dus goed georganiseerd (S1). Zo worden in Den Haag door HOF en andere ondersteuners alle vrijwilligersorganisaties bereikt. Er zijn diverse netwerkbijeenkomsten en de organisaties kunnen op een breed terrein ondersteuning krijgen; van het werven van vrijwilligers tot het aanschrijven van fondsen, het verzorgen van de boekhouding en het opzetten van een eigen organisatiestructuur. In Apeldoorn bieden zowel de gemeente als het Verenigingsbureau trainingen en advies en zorgen voor promotie van vrijwillige inzet. Naast grote en professionele ondersteuningsorganisaties, zijn er vele kleine steunpunten te vinden. Veel van deze steunpunten hebben onvoldoende coördinatie-uren om vrijwillige inzet lokaal goed te organiseren en te ondersteunen (Z6). De ervaring uit het vrijwilligersveld is dat de meest professionele ondersteuning van de vrijwilligers is te vinden in de grote vrijwilligersorganisaties (S2). Deze organisaties hebben vaak professionele coördinatoren, beleidsmakers en consulenten in dienst. Andersoortige ondersteuning Wat betreft de aard van de ondersteuning, wordt aangegeven dat een groot deel van de aandacht gaat naar bestuurders van vrijwilligersorganisaties. Hoewel zij numeriek een klein deel van organisaties uitmaken, zijn veel trainingen en methodieken toegespitst op deze groep. Daarmee is meteen gezegd dat er dus in verhouding minder ondersteuning is voor uitvoerende vrijwilligers (Z1). Ondersteuningsorganisaties zijn gewend om ondersteuning in de vorm van projecten te geven. Daarbij wordt een bepaald onderwerp of probleem aangepakt in een traject met ‘een kop en een staart’. Dit sluit niet voldoende aan bij de vragen die er zijn bij organisaties (Z3). Sommige problemen of vraagstukken van vrijwilligersorganisaties vragen een continue begeleiding. Dit hoeft niet altijd even intensief te zijn. Er is ook veel behoefte aan ondersteuning door het meedoen of voordoen van bepaalde activiteiten; veel ondersteuning wordt nu door middel van (afstandelijk) advies gegeven. Wel ervaren de respondenten uit het vrijwilligersveld dat veel ondersteunende organisaties ‘lerende’ organisaties zijn. Ondersteuners leren vooral van professionals uit andere sectoren, zoals het bedrijfsleven. Het professionaliteitspeil komt zo steeds hoger te liggen (K2).
Utrecht, 01 maart 2007 *
13
Gemiste kansen Op het gebied van maatschappelijk betrokken ondernemen is de ondersteuning met zo’n 40 lokale makelaars nog redelijk beperkt. Een deel van deze lokale makelaars focust nog teveel op bezwaren, zoals een beperkt budget of onvoldoende tijd en heeft te weinig ook voor de kansen die er liggen. Commerciële bedrijven hebben de laatste jaren steeds meer het maatschappelijk betrokken ondernemen in eigen hand genomen. Lokale makelaars kunnen leren van de professionele aanpak die het bedrijfsleven daarin hanteert (K3). Ook op het gebied van maatschappelijke stages hebben de ondersteuningsorganisaties niet proactief gereageerd (Z5). Door de uitgebreide kennis van het lokale vrijwilligerswerk, zouden vrijwilligerscentrales een goede rol kunnen spelen in de coördinatie van de maatschappelijke stages. In praktijk ligt deze coördinatie vaker bij commerciële organisaties of bij scholen zelf. Deze organisaties hebben echter niet de vrijwilligersorganisaties als ‘klant’, maar de onderwijsinstellingen. Door deze insteek en de wijze waarop in sommige gevallen vrijwilligersorganisaties onder druk worden gezet om stageplaatsen te creëren voor leerlingen, neemt bij vrijwilligersorganisaties de bereidheid af om hieraan mee te doen. ‘Vrijwillige inzet is overal’, zo luidt het eerste thema. Dat vrijwillige inzet steeds meer een maatschappelijke rol krijgt, is duidelijk. De vorming van een nieuw kennisinstituut voor maatschappelijke ondersteuning7 (MOVISIE) wordt aangegeven als kans voor de lobby van vrijwillige inzet (K1). Vrijwillige inzet kan daarmee eenvoudiger in een breder perspectief geplaatst worden, doordat kennis van de gehele maatschappelijke ondersteuning in één organisatie is ondergebracht. Een keerzijde van succesvolle vrijwillige inzet is dat het idee kan ontstaat dat professionele ondersteuning niet meer nodig is (B1). ‘Als het vrijwilligerswerk té goed gaat, trekken financiers (zoals de overheid) en ondersteuners er de handen van af’, zo is de gedachte. Dit is een bedreiging voor investeringen in de toekomst en het op lange termijn borgen van goede ondersteuning. Tenslotte valt op dat het beeld dat vrijwilligerscentrales zelf hebben over de kwaliteit van hun lokale ondersteuning positiever is dan het oordeel van hun omgeving (zoals vrijwilligersorganisaties) (B2). Dit té positieve zelfbeeld, kan een belemmering vormen voor het kritisch naar eigen functioneren en het leren van eigen fouten.
7
Fusie van CIVIQ – instituut vrijwillige inzet; NIZW Sociaal Beleid; X-S2 kennisnetwerk maatschappelijke vraagstukken; Trans-
act – kennisinstituut huiselijk en seksueel geweld; LCO, landelijk centrum opbouwwerk en KCLH, kenniscentrum lesbisch en homo-emancipatie.
Utrecht, 01 maart 2007 *
14
3.4. Meerwaarde van vrijwillige inzet De maatschappelijke erkenning voor vrijwillige inzet wordt steeds groter. Meer en meer wordt ingezien dat vrijwillige inzet een meerwaarde heeft voor de vrijwilliger als individu, maar ook voor de samenleving of delen van de samenleving (K6) (S4). “Een leefbare buurt, een leefbare stad, een leefbaar land, maken we samen. We mogen van mensen verwachten dat ze daar actief een bijdrage aan kunnen leveren. Het is daarom goed dit al jong te leren. Talloze vrijwilligers – jong en oud – geven wat dat betreft het goede voorbeeld.” (CDA-verkiezingsprogramma 2006) Het thema ‘meerwaarde van vrijwillige inzet’ is meer beschouwend van aard dan de andere thema’s. Toch onderkennen de geïnterviewden ook hier verschillende sterktes, zwaktes, kansen en bedreigingen: Sterkte 1. Vrijwillige inzet als middel voor zingeving 2. Vrijwillige inzet past bij individuele ontwikkeling 3. Vrijwilligerswerk is oefenterrein voor vaardigheden en sociale contacten 4. Vrijwillige inzet zorgt daadwerkelijk voor een belangrijke bijdrage aan de samenleving Kansen 1. Vrijwilligerswerk op maat 2. Zingeving voor taakcombineerders en kanslozen 3. Digitalisering 4. Maatschappelijke stage (kennismaking) 5. Motivatie steeds duidelijker op individueel niveau 6. Toename maatschappelijk belang 7. Door ontwikkelingen moet de wijze van organiseren veranderen
Zwaktes 1. Vrijwilligersorganisaties kijken nog onvoldoende naar de drijfveren van vrijwilligers 2. Onvoldoende inspelen op flexibel vrijwilligerswerk
Bedreigingen 1. Vrijwillige inzet als middel om problemen van derden op te lossen (instrument) 2. Concurrentie met betaald werk 3. Vrijwilligersvergoeding 4. ‘Zwakke vrijwilligers’ vragen veel meer begeleiding
Maatwerk gevraagd Een trend als ontkerkelijking leidt tot een toename in de zoektocht naar zingeving op andere gebieden. Vrijwillige inzet speelt daarin een rol (S1). Door het brede palet aan soorten vrijwillige inzet, is er altijd wel iets te vinden waarmee een vrijwilliger het gevoel krijgt een bijdrage te leveren en zinvol bezig te zijn. In de keuze van vrijwilligerswerk, wordt niet alleen naar zingeving gekeken, maar ook naar mogelijkheden om dit vrijwilligerswerk te gebruiken voor het ontwikkelen van bepaalde vaardigheden of sociale contacten (S2) (S3). Vrijwilligerswerk wordt vaak als veilige omgeving gezien om hierin te oefenen. Er liggen dus voldoende mogelijkheden voor individuele vrijwilligers. Vrijwilligersorganisaties spelen daarop echter nog onvoldoende in. Nog te vaak is het (vrijwilligers)werk dat te doen is het vertrekpunt, in plaats van de drijfveren en interesses van de vrijwilliger (Z1). Deze zwakte is af te leren; in de expertmeeting is het leveren van vrijwilligerswerk op maat als één van de grootste en belangrijkste kansen aangegeven (K1). Vrijwilligerswerk op maat is gericht op competenties en interesses van vrijwilli-
Utrecht, 01 maart 2007 *
15
gers en speelt in op de behoefte om ‘zich in te zetten voor grote idealen’ of juist op de behoefte om ‘de handen uit de mouwen te steken’. Wanneer vrijwillige inzet zodanig vrijwilligergericht kan worden ingestoken, vergemakkelijkt dit de werving en het behoud (het ‘vinden en binden’) van vrijwilligers bij de organisatie. “Als organisaties zich ontwikkelen en diverse posities, werkzaamheden en vormen van betrokkenheid organiseren, kunnen vrijwilligers zich op basis van de eigen motivatie op alle vlakken ontwikkelen”, meldt HOF Promotie uit Den Haag. De motivatie voor vrijwillige inzet ligt steeds meer op individueel niveau (K5). Dit geldt ook voor de kansarmen in de samenleving. Zij zijn net zo goed op zoek naar zingeving in hun bestaan. Vrijwilligerswerk op maat levert daarin een bijdrage (K2). Inspelen op ontwikkelingen Vrijwillige inzet kan voor steeds meer mensen een meerwaarde opleveren, als organisaties in hun aanbod voldoende rekening houden met belangrijke maatschappelijke ontwikkelingen. Technologische ontwikkelingen, de opkomst van taakcombineerders8, het minder willen binden voor het leven en de concurrentie met andere vormen van vrijetijdsbesteding of met betaald werk (B2), zorgen ervoor dat de organisatie van vrijwillige inzet moet en gaat veranderen (K7). Aan elke ontwikkeling is een keerzijde te ontdekken, het is juist de kunst om daarin ook weer kansen te zien. De trend van de steeds verdergaande digitalisering levert bijvoorbeeld kansen op voor vrijwillige inzet (K3). Informatie wordt toegankelijker, communicatie kan sneller. Digitaal vrijwilligerswerk is interessant voor jonge vrijwilligers, die geen boodschap hebben aan het traditionele vrijwilligerswerk, wat nog altijd een stoffig imago heeft. Vrijwilligersorganisaties moeten deze trends wel herkennen en erkennen. En ook de daarbij horende flexibele vrijwilliger, die niet meer op vaste tijden een dagdeel ingezet kan en wil worden. Veel organisaties hebben nog steeds moeite om goed om te gaan met de zogenaamde ‘zapvrijwilliger’. Deze concurrentie in tijdsbesteding wordt ook door de politiek onderkend: “Juist nu participatie op de arbeidsmarkt van zo groot belang is, moeten we er wel voor zorgen dat er ruimte is voor het gezin, voor opvoeding en voor vrijwilligerswerk.” (CDA-verkiezingsprogramma 2006). “Werk is veelal verengd tot betaald werk en niet zelden verworden tot een keurslijf, nodig om te voldoen aan de talloze eisen die de huidige maatschappij én mensen zelf aan het leven stellen. De tijdsdruk die betaald werk op mensen legt, beperkt de ruimte voor zorgarbeid en vrijwilligerswerk. Het is zaak deze balans te herstellen.” (ChristenUnie-verkiezingsprogramma 2006). De erkenning van de meerwaarde van vrijwillige inzet door de overheid leidde tot een toestroom van nieuwe soorten vrijwilligers. Mensen met weinig uitzicht op betaalde arbeid (fase-4), mensen in een reïntegratie- of inburgeringstraject, sociaal zwakkeren, psychiatrische patiënten, voor veel doelgroepen zag de overheid een rol weggelegd voor het vrijwilligerswerk om deze mensen op te vangen en te voorzien van een zinvolle dagbesteding of invulling van hun leven. Op de extra begeleiding van deze ‘zwakkere vrijwilligers’ zijn vrijwilligersorganisaties onvoldoende ingesteld (B4). Daarnaast vervaagt – zeker bij deze groepen vrijwilligers – het verschil tussen betaalde en onbetaalde arbeid Hoewel de Wmo ook als kans voor vrijwillige inzet wordt genoemd, zijn er veel partijen in het vrijwilligersveld die deze wet vooral als bedreiging zien. In paragraaf 2.1 zijn de bedenkingen over de instrumentele benadering van vrijwillige inzet al weergegeven.
8
http://www.nizw.nl/thesaurus/taakcombineerders.htm
Utrecht, 01 maart 2007 *
16
4. Vrijwillige inzet in 2015 Vanuit de belangrijkste uitkomsten van de SWOT-analyse trekken we in dit hoofdstuk enkele lijnen door naar de nabije toekomst. In 2015 zal vrijwillige inzet naar verwachting nog steeds een behoefte aan zingeving vervullen. Vrijwel alle partijen uit het vrijwilligersveld gaan ervan uit dat er niet minder vrijwilligerswerk gedaan zal worden. Vrijwillige inzet neemt een steeds belangrijker plaats in op het persoonlijke curriculum vitae; betrokkenheid scoort! Er is een trend waarneembaar dat er meer en meer erkenning komt voor opgedane vaardigheden en competenties in het vrijwilligerswerk. De verwachting is dat deze toename tot 2015 zal doorzetten.
4.1. Organisatie De mate waarin burgers zich vrijwillig inzetten zal in 2015 naar verwachting niet spectaculair afwijken van 2007, de vorm en de organisatie gaat wel veranderen. Om te beginnen zullen organisaties meer maatwerk voor verschillende segmenten van de vrijwilligersmarkt gaan bieden. Zo is er een andere visie op oudere vrijwilligers nodig om de Zilveren Kracht van een groeiende groep vitale ouderen te benutten. Daarnaast voelen jongeren en allochtonen zich minder aangetrokken tot traditionele vormen van vrijwillige inzet. Om hen toch te verleiden zich meer vrijwillig in te zetten, zal er in 2015 een grotere variëteit aan vormen van vrijwillige inzet bestaan. In 2015 is bovendien een groot deel van de Nederlanders hoger opgeleid. Zij zullen inhoudelijk interessant werk willen doen. Slimme organisaties zullen in 2015 dan ook een combinatie bieden van inhoudelijk werk op het gebied van idealen (bijvoorbeeld belangenbehartiging en lobby) en meer praktisch ‘handen uit de mouwen’ werk. De kwaliteitseisen die worden gesteld aan vrijwillige inzet en betaalde arbeid verschillen nu nog sterk. Deze verschillen zullen verminderen. Vrijwilligersorganisaties ondervinden steeds meer concurrentie onderling in het verkrijgen van vrijwilligers en zullen daarom een kwalitatief goede ‘werkplek’ moeten bieden. Zeker nu commerciële partijen zich hierin ook gaan mengen – niet in de concurrentie om vrijwilligers, maar wel om vrijwilligersklussen – moeten vrijwilligersorganisaties werken aan hun kwaliteit en aantrekkelijkheid. Ook (potentiële) vrijwilligers zelf stellen steeds meer eisen aan organisaties. Dat is enerzijds te verklaren door het toenemende opleidingsniveau van vrijwilligers en anderzijds door de groei aan keuzemogelijkheden om de schaarse vrije tijd op een leuke en nuttige manier in te vullen. Vrijwilligersorganisaties ervaren dat er steeds meer behoefte is aan flexibele, kortlopende klussen of nieuwe vormen van vrijwillige inzet. Een aantal nieuwe vormen, die zich nu nog in een pril stadium bevinden, worden voor 2015 als kansrijk gezien. Vrijwillige inzet voor het hele gezin kan een leuke en zinvolle invulling worden van gezinsactiviteiten, die in alle drukke agenda’s moeten worden ingepland. Een combinatie van ‘daten’ en vrijwillige inzet is vanwege de toename van het aantal singles in Nederland in 2015 een bekend fenomeen. In ieder geval zal vrijwillige inzet steeds meer in de context van ‘experience marketing’ oftewel de belevingseconomie plaatsvinden; vrijwillige inzet als ‘iets dat je écht een keer gedaan moet hebben’. Veranderende behoeften vragen om aanpassingen van vrijwilligersorganisaties. De verwachting is dat sommige organisaties zich niet voldoende zullen kunnen aanpassen en het daarom niet gaan redden. Dat geldt bijvoorbeeld in wijken in steden waar de bevolkingssamenstelling snel verandert. Ook ver-
Utrecht, 01 maart 2007 *
17
schuift vrijwillige inzet van ‘traditionele vrijwilligersorganisaties’ naar andere organisatievormen als burgerinitiatieven. Vrouwenorganisaties hebben het bijvoorbeeld moeilijk om zich staande te houden. Op het gebied van wet- en regelgeving zal er de komende 10 jaar ook een en ander veranderen. In het bedrijfsleven en bij ongevallen is er een steeds sterker wordende claimcultuur zichtbaar in Nederland. Werknemers die hun werkgever voor de rechter slepen, letselschadeadvocaten die goede zaken doen. In vrijwillige inzet begint deze trend ook door te dringen. De eerste daadwerkelijke claims van vrijwilligers tegen hun organisatie zijn bekend. Als de claimcultuur Amerikaanse vormen gaat aannemen, kan het in 2015 de vrijwillige inzet ondermijnen. Dit leidt namelijk tot een toename van regelgeving, die belemmerend werkt voor vrijwilligers en organisaties. Het is anno 2007 al ingewikkeld genoeg om voor vrijwilligersorganisaties afwijkende wet- en regelgeving te verkrijgen. Bij andere organisatievormen, zoals die van burgerinitiatieven, wordt het nog ingewikkelder. Maatschappelijk betrokken ondernemen zit al enige jaren in de lift. In 2015 zullen meer bedrijven zich maatschappelijk inzetten door werknemers de kans te geven om zich vrijwillig in te zetten. Dat betekent een groei in het aantal vrijwilligersuren dat vanuit het bedrijfsleven wordt ingezet. Deze groei zal echter niet spectaculair zijn. Binnen maatschappelijk betrokken ondernemen is namelijk de trend zichtbaar dat slechts een selecte groep grote ondernemingen de werknemer (ingekaderde – bijvoorbeeld alleen projecten met jongeren) vrijheid geeft om zich een bepaald aantal uren vrijwillig in te zetten. Het grootste deel van de bedrijven vult het maatschappelijk betrokken ondernemen in door jaarlijks éénmalig een klus te doen met het personeel. Wanneer dit (de jaarlijkse klus) gemeengoed is binnen bedrijven, stagneert de groei van vrijwillige inzet vanuit het bedrijfsleven.
4.2. Ondersteuning Ondersteuning van lokale vrijwillige inzet vindt op dit moment vooral plaats vanuit de vrijwilligerssteunpunten. In 2015 zijn er meer partijen die een grote rol spelen, in de eerste plaats de gemeenten, die in het kader van de Wmo vanaf 2007 verplicht zijn vrijwillige inzet een formele rol te geven en dit te ondersteunen. Ook de financiering van de ondersteuning komt meer decentraal te liggen. De taken die nu worden uitgevoerd door de CMO’s en de vrijwilligerssteunpunten worden verbreed van het sec ondersteunen van vrijwilligersorganisaties naar een maatschappelijke rol, in samenlevingsopbouw. Voorwaarde voor het vervullen van deze rol is voldoende organisatorische kwaliteit van de ondersteuners. Steeds meer commerciële partijen, jonge maatschappelijke ondernemers en freelancers staan klaar om deze taken over te nemen. Zeker wanneer een gemeente besluit om dit aan te besteden, komt er ruimte voor nieuwe ondersteuners. Voor de traditionele bemiddelingsfunctie van vrijwilligerssteunpunten (tussen vrijwilliger en ‘klus’) staan in 2015 professionele uitzendbureaus klaar, die dit als integraal onderdeel van de dienstverlening verzorgen. Daarnaast wordt veel online bemiddeld. Ook grote landelijke vrijwilligersorganisaties doen in 2015 meer aan ondersteuning van het lokale veld. Alles bij elkaar genomen zal de ondersteuning in 2015 over meer partijen zijn verdeeld, waarbij de onderlinge herkenbaarheid een aandachtspunt is. Als de huidige ondersteuners hun opgebouwde kennis, ervaring en netwerken willen blijven gebruiken, zal er een professionaliseringsslag moeten plaatsvinden om in 2015 nog een partij van betekenis te kunnen zijn.
Utrecht, 01 maart 2007 *
18
4.3. Zorg Hoewel de Wmo een welzijnswet is, wordt hij door veel (lokale) partijen als zorgwet geïnterpreteerd. Dit is enerzijds bedreigend voor het brede vrijwilligersveld, anderzijds biedt dit kansen voor vrijwillige inzet in de zorg. De vrijwillige inzet gaat in 2015 een integraal onderdeel vormen van de welzijn-zorg-keten. Daarin kan de vrijwillige inzet een ondergeschikte rol nemen als de zwakste schakel van de keten, maar het biedt ook mogelijkheden om eisen te stellen aan de samenwerkingspartners. Zo heeft de vrijwillige thuishulp allereerst een signaleringsfunctie. Wanneer er een duidelijke hulpvraag gesignaleerd is, kan de professionele thuiszorg aan de slag. Wanneer de thuiszorg is afgelopen, neemt de vrijwillige thuishulp het weer over. In deze keten kan de vrijwillige thuishulp eisen stellen op het gebied van ondersteuning om hun functie goed te kunnen uitvoeren. Een nadeel van de nadruk op de zorg in de Wmo, is dat vrijwillige inzet moeilijk van het traditionele (soms stoffige) imago kan afkomen.
4.4. Maatschappelijke stage Maatschappelijke stages bieden jongeren een mogelijkheid om kennis te maken met vrijwillige inzet. Voorwaarde is een goede coördinatie. Hoe de maatschappelijke stages er in 2015 uitzien, hangt af van de vraag of ze verplicht worden of niet. Als maatschappelijke stages verplicht worden, moeten de scholen ondersteund worden om dit te integreren in hun lesprogramma. Ook vrijwilligersorganisaties hebben dan nog meer ondersteuning nodig. Na de nieuwe vrijwilligers via reïntegratieprojecten, fase-4, ex-psychiatrische patiënten, inburgering van nieuwe Nederlanders komen nu leerlingen als vrijwilliger binnen. De verwachting is dat in 2015 de Rijksoverheid de verantwoordelijkheid bij de lokale overheden gaat leggen, in lijn met hun rol in de Wmo. Het Rijk zal dan goed moeten communiceren over het belang van de maatschappelijke stageregeling. Als maatschappelijke stage niet verplicht wordt, zal het aantal scholen dat meedoet waarschijnlijk afnemen. Alleen scholen met een bepaalde visie op de samenleving zullen dan maatschappelijke stages aanbieden. Dit zal naar schatting maximaal 25% van de scholen zijn, tegenover 67% nu. Deze scholen zullen zelf de coördinatie regelen en daarbij zorgvuldig omgaan met vrijwilligersorganisaties. Het is wel belangrijk om criteria vast te leggen voor wat onder een goede stage wordt verstaan. Deze scholen zullen waarschijnlijk wel steeds meer leerlingen per school inzetten voor maatschappelijke stages. Per saldo zal de deelname van de leerlingen dus wel afnemen, maar de daling zal minder sterk zijn dan de afname van de deelnemende scholen. Samenvattend kunnen we stellen dat het geschetste beeld van vrijwillige inzet in 2015 niet uitgesproken zorgelijk is, maar ook niet uitgesproken positief. Enerzijds maakten veel geïnterviewden kanttekeningen bij gesignaleerde ontwikkelingen in de trant van: ‘dit komt alleen goed, mits deze partijen goed ondersteund worden’. Anderzijds zien organisaties die op dit moment goed inspelen op de huidige ontwikkelingen over het algemeen de toekomst met veel vertrouwen tegemoet.
Utrecht, 01 maart 2007 *
19
5. Sterktes van nu, de kracht van 2015 Tot slot van deze rapportage resumeren we in een vijftal punten de belangrijkste inzichten die deze SWOT-analyse heeft opgeleverd. Op basis van die conclusies doen we tot slot enkele concrete aanbevelingen om de sterktes van nu verder uit te bouwen tot de kracht van 2015.
5.1. Conclusies De drijvende kracht van vrijwillige inzet zit allereerst in de vrijwilligers zelf, in hun enthousiasme en betrokkenheid, maar ook in hun hoeveelheid. Want met ruim 4 miljoen vrijwilligers is vrijwillige inzet in alle delen van de maatschappij vertegenwoordigd en heeft het een enorme (potentiële) impact en slagkracht. Daarmee is vrijwillige inzet van groot belang voor de civil society. Vrijwilligersorganisaties kunnen erg effectief zijn, maar over het algemeen zijn ze onvoldoende ondernemend en resultaatgericht en nog teveel intern gericht. De bereidheid om te veranderen is er, maar de mogelijkheden worden vaak nog niet onderkend. Daarnaast stelt het vrijwilligerswerk zich (onterecht) te bescheiden op. Het gevolg is een ondergeschikte rol in de politieke besluitvorming. Er is veel ondersteuning voor het vrijwilligerswerk, maar deze is erg versnipperd. De afstemming tussen landelijke, provinciale en lokale ondersteuning is onvoldoende. Vrijwillige inzet heeft een sympathiek imago, maar is geen ‘sterk merk’. De term vrijwilligerswerk dekt niet de lading. Een gezamenlijke lobby is dus lastig. Het vrijwilligersveld maakt zich zorgen over de trend vrijwillige inzet als instrument in te zetten om problemen van derden op te lossen. Het is ook niet goed als alle vrijwilligersorganisaties van bovenaf opgelegd krijgen dat ze een maatschappelijk doel moeten dienen. Steeds meer ervaren organisaties ook de concurrentie met andere vormen van tijdsbesteding. Het vrijwilligerswerk moet hierop inspringen om deze concurrentieslag niet te verliezen. Een mogelijk insteek is het aanreiken van vrijwilligerswerk op maat; gericht op competenties, interesses, gebaseerd op ‘grote idealen’ of juist op ‘de handen uit de mouwen’. Het vrijwilligerswerk heeft ook kansen in het aangaan van nieuwe allianties met bijvoorbeeld het bedrijfsleven om zo aan zwakke punten of bedreigingen te werken. De groei van het maatschappelijk betrokken ondernemen, levert een grote kans voor het vrijwilligerswerk. Hoewel een instrumentele benadering van vrijwillige inzet als bedreiging geldt, is het benadrukken van het belang van leefbaarheid door de politiek natuurlijk een kans. Ook de erkenning van burgerinitiatieven als bijdrage voor de civil society is positief.
5.2. Aanbevelingen Versterk de ondersteuning De vrijwilligers in Nederland voelen zich lang niet allemaal deel van ‘het vrijwilligerswerk’ en worden ook door de buitenwereld niet zo gezien. Vrijwillige inzet is echter een ‘aparte tak van sport’ met een eigen dynamiek en ondersteuningsbehoeften. Dat geldt zeker waar het gaat om het organiseren van
Utrecht, 01 maart 2007 *
20
‘vrijwilligerswerk op maat’. Immers dit vraagt van organisaties die met vrijwilligers werken een perspectiefwisseling. Niet de behoeften van de samenleving of van de organisatie zijn het uitgangspunt, maar de motieven van individuele vrijwilligers. Duurzame inrichting Vrijwilligersorganisaties geven aan het best ondersteund te worden door hulp bij professionalisering. Deze ondersteuning moet duurzaam ingericht worden en dus niet louter projectgebonden zijn. Die duurzaamheid moet zowel bij gemeenten als bij organisaties een rol gaan spelen; organisaties hebben nu vaak beperkte capaciteit om iets te doen. In de ondersteuning zal een langetermijnvisie ontwikkeld moeten worden, die ook rekening houdt met het feit dat in het vrijwilligerswerk steeds flexibeler gewerkt moet worden. Naast kennis ook tijd Ondersteuning heeft vaak de vorm van overdragen van kennis. Kennis is echter niet het meest schaarse goed, dat is namelijk tijd. Effectieve ondersteuning bestaat dan ook in het leveren van tijd, bijvoorbeeld in de vorm van een ‘meewerkend voorman/vrouw’ die een keer goed voordoet hoe het moet (bijvoorbeeld een campagne starten, beleid maken, concrete adviestrajecten). Rol gemeente In de ondersteuning van vrijwillige inzet is de lokale overheid een steeds grotere speler. Erkening en waardering voor vrijwillige inzet als ‘aparte tak van sport’ met eigen dynamiek en ondersteuningsvragen moet ook daar het uitgangspunt zijn. Speciale aandacht verdeint daarbij de ondersteuningsstructuur. Ook door het verbeteren van de ondersteuningsinfrastructuur verbetert immers de ondersteuning! Het is zaak dat gemeenten daarbij duidelijke keuzen en richting aangeven, bijvoorbeeld over de vraag hoe burgerinitiatieven gefaciliteerd kunnen worden. Het gemeentelijk beleid geeft dan aan wat nodig is en hoe dit vorm moet krijgen. De geldstroom en de ondersteuningsstructuur dienen daarop gebaseerd te zijn. Ondersteuning op alle niveaus Op dit moment is de ondersteuning in de lijn landelijk – provinciaal – lokaal onvoldoende geborgd. “Als de provincie klaar is, moet de gemeente nog beginnen”, klonk het in de expertmeeting. Een betere ondersteuning is dus ook een zoektocht naar samenhang tussen de verschillende niveaus. Daarnaast is er op dit moment nog nauwelijks inzicht in de mate en kwaliteit van ondersteuning op lokaal niveau. In Engeland is een 10-jarenplan opgesteld om ervoor te zorgen dat alle partijen elkaar beter verstaan; wellicht kunnen we in Nederland hiervan leren. Neem belemmeringen van wet- en regelgeving weg Vrijwilligerswerk wordt gedaan vanuit zingeving9, maar ook omdat er een bepaalde noodzaak, een bepaalde urgentie ervaren wordt. Bij het doen van dit vrijwilligerswerk moet regelgeving niet een beperkende factor zijn. Er staan bijvoorbeeld veel vrijwilligers klaar om in de jeugdzorg te werken, maar de mogelijkheden om hier vrijwilligerswerk te doen zijn door regelgeving beperkt. Het gevoel van urgentie kan door organisaties daarnaast ook gebruikt worden om veranderingen te stimuleren, mits goed gemanaged. ’We zetten het mes in betuttelende regels die het plezier uit het vrijwilligerswerk halen terwijl ze bedoeld waren voor commerciële instellingen.’ (PvdA-verkiezingsprogramma 2006).
9
Eén van de grootste bedreigingen voor de toekomst van vrijwilligerswerk is nutteloos vrijwilligerswerk (citaat uit expertmee-
ting)
Utrecht, 01 maart 2007 *
21
Utrecht, 01 maart 2007 *
22
Bijlage 1 Aan dit rapport hebben de volgende organisaties een bijdrage geleverd: o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o
Agora Atlant zorggroep Breda-Actief - vrijwilligerssteunpunt Bureau vrijwilligerswerk Bussum/Naarden Bureau vrijwilligerswerk Hilversum CIVIQ – instituut vrijwillige inzet Contour Tilburg – maatschappelijk betrokken ondernemen Dierenbescherming DSP-groep – onderzoek, advies en management Erasmus Universiteit – Lucas Meijs Galant – vrijwilligersnetwerk ‘s-Hertogenbosch HOF Promotie Den Haag - vrijwilligerssteunpunt Huis voor de Sport Limburg Humanitas Johanniter Hulpverlening Leger des Heils Mezzo – landelijke vereniging voor mantelzorgers en vrijwilligerszorg Ministerie van VWS – Dienst Maatschappelijke Ondersteuning Move me; Advies in welzijn Museon Nederlands Bijbelgenootschap Nederlandse Rode Kruis NISB – Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen NIZW – Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn NOC * NSF NPV – Nederlandse Patiënten Vereniging PAD Dordrecht - vrijwilligerssteunpunt PJ Partners – provinciale steunfunctie Zuid-Holland PKN – Protestantse Kerken in Nederland Primo Noord Holland – provinciale steunfunctie Prisma Brabant – provinciale steunfunctie Ravelijn Amersfoort – steunpunt maatschappelijk betrokken ondernemen Samen voor Zeist – vrijwilligerssteunpunt Servicepunt Vrijwilligerswerk Enschede Servicepunt Vrijwilligerswerk Meppel Sociaal en cultureel planbureau SOS Kinderdorpen Sportservice Ede SSVH – Stichting samenwerkende vrijwillige hulpdiensten STAMM – Centrum voor Maatschappelijke Ontwikkeling Drenthe Steunpunt vrijwilligerswerk Nieuwegein Stichting Dynamiek – vrijwilligerssteunpunt Ridderkerk Stichting Mozaïek – vrijwilligerscentrale Tiel Stichting Stiel / De vrijwilligerszaak Groningen Stichting Welzijn Brummen
Utrecht, 01 maart 2007 *
23
o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o
SVWO – stichting servicecentrum vrijwilligerswerk Overijssel SWW – stichting voor maatschappelijk werk en welzijn Zuid-Drenthe Timpaan Welzijn Overijssel – bureau vrijwilligerswerk Steenwijk Unie van Vrijwilligers Vereniging NOV – Nederlandse Organisaties Vrijwilligerswerk Verenigingsbureau Apeldoorn – lokaal comité maatschappelijk betrokken ondernemen Verpleeghuis Slotervaart Amsterdam Versa – bureau vrijwilligerswerk Weesp VPTZ – vrijwilligers palliatieve terminale zorg Nederland Vrijwilligerscentrale Almere Vrijwilligerscentrale Amsterdam Vrijwilligerscentrale Arnhem Vrijwilligerscentrale Barneveld Vrijwilligerscentrale Beneden-Leeuwen Vrijwilligerscentrale Deventer Vrijwilligerscentrale Haarlem Vrijwilligerscentrale Hellendoorn Vrijwilligerscentrale Helmond Vrijwilligerscentrale Houten Vrijwilligerscentrale Nijmegen Vrijwilligerscentrale Rijssen Vrijwilligerscentrale Soest Vrijwilligerscentrale Utrecht Vrijwilligerscentrale Westfriesland (Hoorn) Vrijwilligerscentrale Zaanstad Vrijwilligerscentrale Zwolle Vrijwilligersservicepunt Leeuwarden
Utrecht, 01 maart 2007 *
24
Bijlage 2 Hieronder vindt u een weergave van de gevonden Sterktes, Zwaktes, Kansen en Bedreigingen voor vrijwillige inzet (afgezien van de in het rapport genoemde items). Sterktes en zwaktes zijn onderverdeeld in niveaus: sterkte en zwakte van individuele vrijwilligers, van organisaties en van vrijwillige inzet in het algemeen. Onder het laatste niveau nemen we hier ook alle items op uit interviews waarin deze verdeling in niveaus niet ter sprake kwam. In deze lijst zitten mogelijk dubbelingen. Sterktes Sterktes van individuele vrijwilligers o Belangeloze inzet en enthousiasme o Vanuit eigen ambitie en ideaal actief o Erg gemotiveerde mensen o Andere invalshoek en ideeën (frisse blik), bijvoorbeeld op ledenwerven; leerlingen maatschappelijke stage o Vrijwilligers zijn creatief o Vrijwilligers zijn bevlogen vanuit hun idealen o Beschikbaarheid: Vrijwilligers hebben/maken tijd voor het vrijwilligerswerk; tijd=schaars o Flexibiliteit o Improvisatie o Persoonsgerichtheid o Zich laten leiden door emotionele betrokkenheid o Contact o Loyaliteit o Aandacht geven o Bestendigheid (langdurig actief) o Inlevingsvermogen o Leerbereidheid o Leren verantwoordelijkheid nemen o Tijd en aandacht geven o Vraaggericht werken o Specifieke talenten delen o Tijd vrijmaken en vrijwilli-
Utrecht, 01 maart 2007 *
Sterktes van vrijwilligersorganisaties o Staan in tegenstelling tot bedrijven dicht bij de doelgroep/profijtgroep o Vrijwilligersorganisaties zijn soms erg effectief (bijv. bij traumaverwerking, terminale zorg) o Bestuurlijke kwaliteit is goed op het gebied van identiteit o Flexibel o Veel realiseren met weinig middelen o Creatief o Vindingrijk o Sociaal o Randvoorwaarden o Coördineren van activiteiten o Beleid ontwikkelen o Beleid toepassen o Diversiteit inpassen o Passend werk leveren o Vraag en aanbod matchen o Goede begeleiding van vrijwilligers, die organisatie positief beoordelen o Buiten formele kaders o Doel/doelgerichtheid o Goed in betrokkenheid, goed in organiseren van zaken waaraan behoefte is.
Sterktes van het vrijwilligerswerk in het algemeen o Plezier, leuk, energie, spontaan o Mogelijk opstap naar betaald werk (reïntegratie) o Activerend o Gratis mankracht, scheelt veel geld (tevens bedreiging?) o Voldoening o Laagdrempelig o Erkenning o Krentjes in de pap; opleuken van de samenleving o Maatschappelijk versterkend (cohesie), cement van de samenleving o Voor alle leeftijden, > 65 jr. o Ontplooiing, ontmoeting, sociale cohesie o Voorbeeldfunctie voor de samenleving o Flexibel o Leuk werk/ leuke sfeer (sociale collega’s) o Leermogelijkheden; ontwikkelmogelijkheden o Men krijgt energie van iets naast het huidige werk doen o Sociale contacten, netwerken o Oriënteren op ander werkvlak o Sexy, leuk, positief o Burgerschap, normen en waarden o Samen alles klaren o Benutten zilveren kracht o Invulling maatschappelijke betrokkenheid bedrijven
25
Sterktes van individuele vrijwilligers gerswerk prioriteren o Sterke motivatie en inzet o Hoge waardering van zorgvragers voor vrijwillige inzet o Hoge waardering ook van mantelzorgers o Tijd en persoonlijke aandacht voor zorgvragers o Contact niet vanuit ‘mankementen’, maar voor persoon o Persoonlijke kracht aanspreken o Persoonlijke aandacht o Vrijwilligers zijn goed in heldere afgebakende klussen o Vrijwilligers doen het uit betrokkenheid, liefde, uit maatschappelijke betrokkenheid, uit hobby.
Sterktes van vrijwilligersorganisaties o Continuïteit; doorgaan ondanks tegenslag en tekorten o Verenigingstraditie in sport, zorgt voor vanzelfsprekendheid van vrijwilligerswerk in de sport o Via sport kunnen allochtonen en jongeren worden geworven (bijv: in voetbalwereld worden de A1 junioren opgeleid als trainer)
Sterktes van het vrijwilligerswerk in het algemeen o Plaats in de samenleving o Zinvolle dagbesteding o Van alle markten thuis o Maatschappelijke stage: bijstellen beeld vrijwilligerswerk bij jongeren o Bij sollicitaties wordt steeds meer gevraagd naar maatschappelijke betrokkenheid o Vrijwilligerswerk kan mensen erbij trekken die aan de rand van de samenleving verkeren o Aantallen vrijwilligers o Bereikbaarheid o Organisatie o Verbond tussen meer en minder weerbaren, uit alle lagen van de bevolking o Mobiliseren van mensen die zich vrijwillig willen inzetten voor hun naaste en zinvol bezig willen zijn o Diversiteit vergroot keuze vrijwilliger o Idealistisch o Niet denken maar doen o Vrijwilligers blijven een vangnet voor het geval zaken fout lopen (burgerinitiatieven)
Zwaktes van vrijwilligersorganisaties o Verregaande professionalisering niet mogelijk door vrijblijvend karakter o Weinig slagvaardig, professioneel o Visie voor meerdere jaren maken o In het vrijwilligerswerk is het moeilijk iemand te ontslaan o De coördinatie van de bulk aan leerlingen vanuit maatschappelijke stage en de vraag van het vrij-
Zwaktes van het vrijwilligerswerk in het algemeen o Geen continuïteit o Je kunt niet afdwingen: kwaliteit, tijd o Risico van vrijblijvendheid o Je wordt minder serieus genomen o Imago is minder (dan dat van professional) o Geen status o Staat niet snel open o Stoffig imago o Benauwdheid, claimend o Houdt integratie tegen o Aanbod vrijwilliger = vraag o Geen vernieuwing
Zwaktes Zwaktes van individuele vrijwilligers o Vertekend beeld kwaliteiten individu o Vrijwilligers zijn te bescheiden o Vrijwilligers zijn te weinig commercieel o Vrijwilligers hebben een tunnelvisie o Niet altijd een duidelijk commitment - vrijblijvendheid. o Laten zich niet altijd aansturen – waar dat wel nodig is
Utrecht, 01 maart 2007 *
26
Zwaktes van individuele vrijwilligers o Begrenzen, nee zeggen o Rationaliteit, weloverwogen handelen o Systematisch handelen o Zwakke bestuurskracht o Veranderingsgezindheid o Afstand houden o Te grote betrokkenheid o Zakelijkheid o Kritiek accepteren o Te snel tevreden o Vrijwilligers zijn niet goed in vernieuwing en innovatie o Soms wordt verscholen achter het feit: ‘het is maar een vrijwilliger’ en worden er geen/weinig eisen gesteld.
Utrecht, 01 maart 2007 *
Zwaktes van vrijwilligersorganisaties willigersveld loopt nog niet goed o Vrijwilligersorganisaties krijgen geen richtlijnen over MAS van OC&W o Aanpassingsvermogen o Weinig samenwerken en leren van elkaar o Organisaties zijn onvoldoende zichtbaar o Bestuurlijke kwaliteit is niet goed op gebied van inspringen op veranderingen o Organisaties zijn kwetsbaar; ze leunen op kerngroep vrijwilligers o Grenzen stellen o Inzet van PR is te mager; is nodig voor versterking imago en werving vrijwilligers. o Slechte balans tussen flexibele organisaties en bedrijfsmatig werken o Overzicht op activiteit o Zichzelf kunnen verkopen o Organisatie is vaak sluitpost in overleg/ onderhandelingen o Zicht op effectiviteit van dienstverlening o Vooral gericht op het voortbestaan van eigen organisatie. Minder op samenwerking. Is dat in het belang van de zorgvrager? o Onbekendheid van aanbod, van kwaliteit, van bereik o Aanbodgericht: ‘we hebben zoveel vrijwilligers om (..) te doen’, ipv vraaggericht o Minder goed in het professioneel maken van
Zwaktes van het vrijwilligerswerk in het algemeen o Vrijwilligerswerk levert geen diploma op o Traag o Mensen verplichten o Visie voor meerdere jaren maken o Commerciële activiteiten o Kader o Vrijwilligerswerk levert geen brood op de plank o Niet onafhankelijk o Concurreert met andere (vrije) tijdsbesteding o Vrijwilligerswerk telt niet voor vol mee in relatie tot commerciële organisaties o Imago: beperkt zich vaak tot alleen zorg o Vrijwilligerswerk kan niet alles oplossen; wordt wel van ze verwacht: vergrijzing, burgerinitiatieven o Onvoldoende coördinatie-uren om vrijwilligerswerk goed te organiseren en te ondersteunen. o Kwaliteit van de vrijwilligerscentrales is vaak onvoldoende om de coördinatie van maatsch. stages op te pakken o Praktijkontwikkelingen inzichtelijk maken o Imago is niet hip o Slecht imago in de zorg van vrijwilligers o Te weinig erkenning door de overheid (wel plichten maar te weinig waardering) o Imago: vrijwilligerswerk wordt niet altijd serieus genomen o Niet/minder opgewassen tegen veeleisende samenleving o Professionals vervangen o Taakafbakening, grenzen aangeven o Versnipperde belangen – gebrek slagkracht o Zelfstandig zonder geld en middelen goed werk neerzetten
27
Zwaktes van individuele vrijwilligers
Zwaktes van vrijwilligersorganisaties vrijwillige inzet: het werven en behouden van vrijwilligers bijvoorbeeld.
Zwaktes van het vrijwilligerswerk in het algemeen o Zoveel ‘werk’ creëren betaalde arbeid o Vrijwilligerswerk als containerbegrip; Identiteitsgebonden organisaties voelen zich niet deel van ‘het’ vrijwilligerswerk in Nederland. Hier spelen volstrekt andere zaken, en daar is te weinig erkenning voor.
Kansen Kansen voor vrijwillige inzet o Deregulering o Maatschappelijke en politieke aandacht voor thema’s die goed binnen het vrijwilligerswerk opgepakt kunnen worden: Leefbaarheid, Burgerschap, Sociale samenhang bevorderen o Vrijwilligerswerk krijgt meer status, aanzien, aandacht o Bundeling van de kennis (nieuw kennisinstituut) bevordert de lobby voor het vrijwilligerswerk o Toenemende behoefte aan zingeving vrijwilligerswerk o Werknemersvrijwilligerswerk / Maatschappelijk betrokken ondernemen o Wmo; veel mogelijkheden voor inzet vrijwilligerswerk o Maatschappelijke stage; kennismaking van jongeren met vrijwilligerswerk o Vergrijzing; meer potentiële vrijwilligers + meer nodig o Ontwikkelen talenten van vrijwilligers o Vrijwilligers medeverantwoordelijkheid geven o Samen met anderen iets organiseren en uitvoeren. o Georganiseerd vrijwilligerswerk voorzien in behoefte om begrenst (eigen keuze) betekenisvol te zijn. o Naar mate bedreigingen voor vrijwilligerswerk groter worden, groeit de motivatie. o Vrijwilligerswerk als vorm van participatie is
Utrecht, 01 maart 2007 *
Kansen voor vrijwillige inzet o Door middel van maatschappelijke stage meer aandacht voor jongeren in vrijwilligerswerk o Toename eigen keuzevrijheid o Wmo stimuleert uitwisseling o Certificering o Fiscale mogelijkheden o Professionalisering van de ondersteuning o Bereik wordt groter door moderne communicatiemiddelen o Vereenzaming; vrijwilligerswerk is kans om dit te ontlopen o Multiculturele samenleving; vrijwilligerswerk kan veel leren van andere culturen o Vrijwilligers en mantelzorgers staan ook financieel meer in de aandacht voor hun werk. o Wmo: vrijwilligerswerk en vrijwillige zorg specificeren + op maat lokaal inzetten. o Make a difference day (MADD) en andere initiatieven om vrijwilligerswerk te promoten. o Vrijwilligerswerk krijgt een grotere maatschappelijke erkenning o Er ontstaan allerlei nieuwe burger- en vrijwilligersinitiatieven, buiten gevestigde structuren om. o Laat vrijwilligers kiezen wat ze leuk vinden om te doen o Samenwerking kan kans zijn (beter voor zorgvragers, kwaliteit), maar ook bedreiging (voortbestaan eigen organisatie). o Vrijwilligerswerk neemt zichzelf veel serieuzer en zet kracht en noodzaak ervan meer op
28
Kansen voor vrijwillige inzet kans (binnenhalen nieuwe groepen), maar mogelijk ook een bedreiging (snel verloop, kwaliteit van het werk, motivatiegebrek). o Output benoemen kan kans zijn (helderheid aanbod), maar ook bedreiging (vrijwilligers afschrikken, zware belasting organisatie). o Verandering in arbeidsethos (betaalde arbeid wordt steeds minder belangrijk) o Leren van bijv Canada en VS, waar vrijwilligerswerk in culturele sector veel meer status heeft
Kansen voor vrijwillige inzet de kaart. o Goede mix ontwikkelingen van vrijwilligers en beroepskrachten, dat biedt kansen. o Leerlingen maatschappelijke stage bieden anderen kennis over ICT, internet, communicatie (leren met mobiel omgaan, internet cursus ouderen)
Bedreigingen Bedreigingen voor vrijwillige inzet o Concurrentie van veelheid van keuzes van invulling van vrije tijd o Opheffing van prepensioen (VUT/OBU) o Wet- en regelgeving: eisen aan vrijwilligers op gebied van certificering en vergunningen (horeca) o Wmo werkt concurrentie in de hand o Het aantrekken van de arbeidsmarkt o Vergrijzing o Verplicht vrijwilligerswerk om uitkering te houden/ niet gekort te worden o Toenemende druk op arbeidsparticipatie o Door geen subsidieverstrekking sterke concurrentie; komt vrijwil. tot zijn recht? o Vrijwilligerswerk gezien als dagactiviteit o Straks meer commerciële concurrentie o Afhankelijk van conjunctuur o Vereenzaming; geïsoleerde mensen die vrijwilligerswerk nodig hebben en/of zelf geen contacten hebben om vrijwilligerswerk te gaan doen o Verhoging pensioenleeftijd; heft voordeel vergrijzing op o Samenwerking kan kans zijn (beter voor zorgvragers, kwaliteit), maar ook bedreiging (voortbestaan eigen organisatie). o Afzijdigheidtendens (niet met problemen van anderen bemoeien) o Afbouw zorgvoorzieningen, verschuiving vrijwilligerstaken o Te sterke professionalisering o Wmo o.a.: geld inleveren voor vrijwilligers-
Utrecht, 01 maart 2007 *
Bedreigingen voor vrijwillige inzet o Door de Wmo wordt vrijwilligerswerk een morele verplichting o Eenzijdigheid in het vrijwilligerswerk o Oppervlakkigheid o Concurrentie van bedrijfsleven die taken gaan overnemen o Versplintering van organisaties over verschillende wijken o Afnemende deelname tweeverdieners o Politiek (iedereen moet aan betaalde baan) o Overkill van leveren van diensten/producten o Speelbal van subsidiestromen o Noodzaak verzakelijking beperkt creativiteit o Maatschappelijke stage; legt druk op vrijwilligersorganisaties o Volle agenda’s van mensen 20–40 jaar o Vrijwilligerswerk als vorm van participatie is kans (binnenhalen nieuwe groepen), maar mogelijk ook een bedreiging (snel verloop, kwaliteit van het werk, motivatiegebrek). o Output benoemen kan kans zijn (helderheid aanbod), maar ook bedreiging (vrijwilligers afschrikken, zware belasting organisatie). o Er wordt teveel van vrijwilligerswerk verwacht o Vrijwilligerswerk wordt instrumenteel benaderd o Imago vrijwilligerswerk is ‘schattig’ of ‘zwaar’; wordt te weinig serieus genomen o Houding overheid dat er te weinig vrijwilligerswerk wordt gedaan; demotiverend o Structurele ontwikkelingen in de wereld: klimaatverandering, tweedeling arm-rijk, groei-
29
o o o o o o
werk (kortingen) Overvragen (ook door Wmo) Morele dwang Opschroeven eisen Claimgedrag cliënten Concurrentie in tijdsbesteding Betaalde arbeid eerst
Utrecht, 01 maart 2007 *
o
end conservatisme Schaalvergroting van gemeenten, minder sleutelfiguren en bekende gezichten in het vrijwilligerswerk. Het contact met de gemeente is ook lastiger; meer lagen, meer moeite om de juiste persoon te pakken te krijgen.
30
Utrecht, 01 maart 2007 *
31