Stelselwijziging Jeugd
Jeugdbakens Bakens voor de transformatie van het jeugdbeleid
Colofon Den Haag, april 2014 De Jeugdbakens zijn ontwikkeld in opdracht van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en het Rijk. En zijn met dank aan Yvonne van Westering, Marian De Kleermaeker en vele anderen tot stand gekomen, waaronder de leden van het Algemeen Afstemmingsoverleg Veldpartijen. De verhalen bij de jeugdbakens zijn gevangen door K2 Next Generation met behulp van: Save Teams Utrecht, CJG Breda, Bureau Jeugdzorg Rotterdam, MEE Gelderse Poort, Radboud Universiteit Nijmegen (onderzoekers Emerging Body Language), Openbare Basisschool De Heerd en diverse ouders, vrijwilligers en professionals.
Inleiding De VNG en het Rijk zijn in de zomer van 2013 gestart met het ontwikkelen van de inhoudelijke bakens voor de transformatie van het brede jeugdbeleid, kortweg de Jeugdbakens. Ze zijn bedoeld om alle betrokken partijen inhoudelijk meer houvast te geven voor de transformatie en hen te stimuleren dit proces voort te zetten. De Jeugdbakens zijn geen doel op zich, maar een middel om de lokale en regionale dialoog over de transformatie te ondersteunen. Ze zijn gebaseerd op verschillende wettelijke kaders die van toepassing zijn op de brede jeugdsector: de Jeugdwet, de Wet passend onderwijs, de Bakens Welzijn Nieuwe Stijl bij de Wet maatschappelijke ondersteuning, de Wet publieke gezondheid en het Internationaal verdrag inzake de Rechten van het Kind. De Jeugdbakens worden inmiddels op diverse plekken gebruikt als basis voor de dialoog tussen gemeenten en hun samenwerkingspartners over hun visie en transformatieambities. Met behulp van de Jeugdbakens zijn in september en oktober 2013 gesprekken gevoerd met landelijke en lokale partijen: gemeenten, professionals uit het veld, vertegenwoordigers van jongeren en ouders. Dit had niet alleen als doel om de jeugdbakens te toetsen, maar ook om te verkennen op welke onderdelen de verschillende partners (mede)verantwoordelijkheid willen nemen voor het transformatieproces. Voor het transformatieproces geldt immers dat de verantwoordelijkheid primair bij gemeenten en hun samenwerkingspartners op lokaal en regionaal niveau ligt. Samen geven zij invulling aan de nieuwe doelen, taken en verantwoordelijkheden en zullen zij de beoogde inhoudelijke effecten van de decentralisatie van de jeugdhulp realiseren. De VNG, het Rijk en landelijke organisaties stimuleren en faciliteren dit transformatieproces.
Jeugdbakens | 3
Jeugdbakens Kinderen doen mee en groeien gezond en veilig op 1. Ik mag zijn wie ik ben. 2. Ik doe mee en krijg de ruimte en steun om mijn talenten te ontwikkelen. De eigen kracht van kinderen, gezinnen en hun netwerk is de leidraad 3. Mijn ouders kennen mij het beste en zijn ook samen met mij verantwoordelijk voor mijn ontwikkeling en opvoeding. 4. Mijn ouders en ik gaan zelf de dagelijkse uitdagingen aan die horen bij het opgroeien en opvoeden. De professional als onderdeel van het netwerk 5. Als ik of mijn ouders het niet met de mensen om ons heen kunnen oplossen, zijn er hulpverleners die ons ondersteunen zodat wij het (weer) zelf kunnen. Deze mensen zorgen dat hun hulp goed past bij mij, ons gezin en onze omgeving. 6. Een hulpverlener die mij of ons gezin helpt of ondersteunt, neemt onze inbreng serieus, houdt altijd rekening met mijn hele ontwikkeling en kijkt goed naar alles wat er speelt in ons gezin en om ons heen. 7. De hulpverlener is respectvol, goed in haar/zijn werk en mag daarom doen wat nodig is om mij of ons zo goed mogelijk te helpen of steunen. De juiste zorg op de juiste plek en de juiste tijd 8. Mijn ouders en ik krijgen de hulp die we nodig hebben, op het moment dat het nodig is en op de plek die handig is voor ons. 9. Ik ben veilig: thuis, op school, in de buurt, in de zorg en op het internet. 10. Alle mensen om mij heen werken goed samen - met mij en mijn gezin en met elkaar en daardoor kan ik zijn wie ik ben en later worden wie ik wil.
4 | Stelselwijziging Jeugd
Kinderen doen mee en groeien gezond en veilig op
1. Ik mag zijn wie ik ben. We willen dat alle kinderen een optimale start krijgen in veilige, geborgen omstandigheden. Zo kunnen ze het beste opgroeien tot zelfstandige, betrokken volwassenen. Maar ze kunnen vooral ook volop kind zijn. Met name de eerste vijf levensjaren zijn cruciaal. Als in die jaren aan de basisbehoeften (zoals veiligheid, geborgenheid, liefde, warmte, zorg en verbintenis) van het kind tegemoet wordt gekomen, zal het over het algemeen een goede mentale gezondheid en zelfvertrouwen ontwikkelen. Het zal ervaren dat het er mag zijn en ook zichzelf mag zijn. De realiteit is dat niet alle kinderen zo’n optimale start krijgen en dat zij belemmeringen en beperkingen moeten overwinnen die voortkomen uit hun leefsituatie, opvoeding en/ of fysieke of geestelijke gesteldheid. Juist in die eerste levensjaren is dan ook met preventie nog veel winst te behalen. Bij het opgroeien wordt de leefwereld van kinderen steeds groter en zal de nadruk steeds meer komen te liggen op het vergroten van vaardigheden en leren meedoen in de maatschappij. Daarbij is een leefbare en uitdagende omgeving van groot belang. Bepaalde waarden die het kind van huis uit meekrijgt gaan ook een steeds belangrijkere rol spelen: rekening houden met anderen en de eisen van de maatschappij. De volwassenen om hen heen zullen ze aanmoedigen de normale uitdagingen van het leven aan te gaan en ze steunen, bijsturen en helpen om te ontdekken wie zij zelf zijn. << terug naar de Jeugdbakens
Jeugdbakens | 5
2. Ik doe mee en krijg de ruimte en steun om mijn talenten te ontwikkelen. Volwassenen benaderen elk kind op een positieve manier, met oog voor diens mogelijkheden en kansen. Zo krijgt een kind de ruimte om mee te doen en talenten te ontwikkelen. In ons sociale systeem (onderwijs, JGZ, sport, vrije tijd) is het uitgangspunt dat we kinderen die kansen op ontwikkeling bieden, zodat ze naar hun beste vermogen mee kunnen doen in de samenleving. Ze krijgen positieve steun en een positieve benadering in een warme, veilige, stimulerende omgeving. Een omgeving die ook duidelijke grenzen, hoge verwachtingen en gedeelde waarden heeft. En die de kinderen zodoende de beste mogelijkheden voor een goede ontwikkeling geeft en hun veerkracht bevordert. Dit gebeurt in het gezin en op school, maar ook daarbuiten. Als kinderen wat ouder worden speelt het leren meedoen een steeds belangrijkere rol. Het gaat erom dat zij steeds volwaardiger gaan participeren in allerlei vormen van samen leven, leren en werken. Daarin worden ze gestimuleerd, gesteund en gestuurd door volwassenen en leeftijdsgenoten. Zij moeten de kans krijgen om concrete en betekenisvolle bijdragen te leveren aan de sociale verbanden waarvan zij onderdeel zijn. De beroepsopvoeders en eventuele hulpverleners die in dit proces een rol spelen hebben goede pedagogische kennis en vaardigheden, zodat zij de kinderen en jongeren optimaal kunnen begeleiden in hun ontwikkeling. Dit vraagt bij alle betrokken partijen om een benadering die actief de focus legt op mogelijkheden, kansen en eigen kracht. Samenwerken en kennis hebben van het bredere veld is hierbij essentieel. Het participeren in de samenleving heeft niet alleen een functie voor (het ontwikkelproces van) kinderen en jongeren, het is ook van grote waarde voor de samenleving zelf. Denk bijvoorbeeld aan de waardevolle bijdrage van jongeren aan het verenigingsleven. << terug naar de Jeugdbakens
De eigen kracht van kinderen, gezinnen en hun netwerk is de leidraad
3 Mijn ouders kennen mij het beste en zijn ook samen met mij verantwoordelijk voor mijn ontwikkeling en opvoeding. Dat ouders verantwoordelijk zijn voor het opvoeden en opgroeien van hun kinderen, is niets nieuws. Het ouderschap is een belangrijke opgave en als maatschappij hebben we hoge verwachtingen van ouders. Zij zijn niet alleen primair verantwoordelijk voor de opvoeding, zij mogen er ook op worden aangesproken en zijn ook het meest deskundig. Ouders hebben (in principe) altijd het beste voor met hun kinderen en zijn door hun ervaring met het kind en hun onderlinge emotionele band ook meestal experts als het om hun eigen kinderen gaat. Dat wil niet zeggen dat zij er helemaal alleen voor staan; er zijn immers tal van ‘supportive’ volwassenen. Maar wel dat zij in principe altijd aan het stuur zouden moeten staan, ook als de ontwikkeling of veiligheid van het kind in het geding is. Zij krijgen de ruimte om de barrières die tot de normale opvoedopgaven behoren zelf te overwinnen. Het is van belang dat ze het gevoel ervaren - of zo nodig ontwikkelen dat zij verantwoordelijkheid dragen en invloed hebben op de lichamelijke en psychische gezondheid en het welbevinden van hun kind. Ouders zouden bij het gewone opvoeden gesteund en versterkt moeten worden door mensen uit hun eigen sociale netwerk, door beroepsopvoeders en zo nodig door hulpverleners. << terug naar de Jeugdbakens
Jeugdbakens | 7
4.
Mijn ouders en ik gaan zelf de dagelijkse uitdagingen aan die horen bij het opgroeien en opvoeden. Als we dat niet alleen kunnen, doen we het samen met de mensen om ons heen.
Alle ouders hebben wel eens vragen over hun kinderen en de opvoeding. Hoe kan ik het beste reageren op bepaald gedrag? Hoe bied ik mijn kind optimale kansen? Hoe vind ik de balans tussen uitdagen en beschermen? Hoe doen andere ouders dat? Ouders moeten voor deze vragen gemakkelijk terecht kunnen bij hun netwerk. Dit netwerk bestaat uit familie, vrienden en kennissen, maar zeker ook uit de beroepsopvoeders in het (in)formele netwerk van bijvoorbeeld jeugdwelzijnswerk, vrijetijdsbesteding en onderwijs. Het moet de normaalste zaak van de wereld zijn om elkaar bij opvoed- en opgroeivraagstukken te helpen en te steunen. De genoemde partners in het ‘gewone’ leven van het kind en gezin, spelen een belangrijke rol in de ondersteuning van de eigen kracht van het gezin. Zij zorgen samen voor een sterk opvoedkundig klimaat, wat ook resulteert in het demedicaliseren, ontzorgen en normaliseren van opvoedvragen. Dit vraagt onder meer om een stevige infrastructuur van kwalitatief goede algemene jeugdvoorzieningen voor alle kinderen en jongeren. << terug naar de Jeugdbakens
De professional als onderdeel van het netwerk
5.
Als ik of mijn ouders het niet met de mensen om ons heen kunnen oplossen, zijn er hulpverleners die ons ondersteunen zodat wij het (weer) zelf kunnen. Deze mensen zorgen dat hun hulp goed past bij mij, ons gezin en onze omgeving.
Het informele netwerk van vrienden, kennissen en de (in)formele netwerken van onderwijs en vrijetijdsbesteding, die het gezin tot zijn beschikking heeft voor hulp en ondersteuning, zijn nauw verbonden met het meer formele (zorg)netwerk van onderwijsondersteuning, (huis)arts, JGZ en CJG. Gemeenten en professionals faciliteren zo nodig en desgewenst via deze verbindingen de initiatieven en acties van ouders en kinderen om hun eigen vragen en problemen aan te pakken en op te lossen. Deze ondersteuning is makkelijk te vinden en laagdrempelig. De ondersteuning is altijd gericht op dialoog, waarbij expliciete aandacht wordt geschonken aan de beleving van het kind. Daarnaast heeft tot doel het zelfredzame vermogen van het gezin en het netwerk te versterken. De hulpverleners verbinden de individuele vragen waar mogelijk aan ondersteuning of voorzieningen op collectief niveau. << terug naar de Jeugdbakens
Jeugdbakens | 9
6.
Een hulpverlener die mij of ons gezin helpt of ondersteunt, neemt onze inbreng serieus, houdt altijd rekening met mijn hele ontwikkeling en kijkt goed naar alles wat er speelt in ons gezin en om ons heen.
De professional ondersteunt een gezin vanuit een specifieke expertise. Tegelijkertijd is deze ondersteuning onderdeel van het bredere verhaal van het kind en het gezin. Het is van wezenlijk belang dat de hulpverlener die in het gezin aanwezig is dit brede verhaal kent. Naast de ouders of de jongere gaan staan, hen serieus nemen, weten wat er verder speelt, wat de wensen en behoeftes van kind en gezin zijn: dat is allemaal essentieel om de juiste ondersteuning te kunnen geven. Daarbij houdt zij rekening met de verschillende aspecten in de ontwikkeling van het kind (lichamelijk, psychisch, sociaal en cognitief). Zij zal de nadruk leggen op de dingen die wél goed gaan en daarom kansen en mogelijkheden bieden voor het kind of het gezin. Het doel van de ondersteuning is immers het versterken of herstellen van het zelfredzame vermogen van het kind en gezin. Het uitgangspunt is dat de jeugdigen en hun gezin zelf de regie hebben over de hulpverlening of ondersteuning. Zij krijgen daartoe alle relevante informatie over bijvoorbeeld de verschillende hulpverleningsmogelijkheden en de effecten die daarvan verwacht worden. In die situaties waarbij ouders niet in staat zijn goede beslissingen te nemen, wordt er gehandeld vanuit het belang van het kind of de jongere. Het is van belang dat de hulpverlening of ondersteuning afgestemd is en in samenspraak met andere beroepsopvoeders en hulpverleners uitgevoerd wordt. Ouders en jeugd hebben het liefst één vertrouwd gezicht waarmee zij contact houden volgens het uitgangspunt ‘één gezin, één plan, één regisseur’. Verbinding met en kennis van het omliggende veld zijn wezenlijk om de juiste ondersteuning te kunnen leveren. Hierbij gaat het over kennis van en relatie met professionals uit alle domeinen: de professionals uit het ‘gewone’ leven zoals (voor)school en sport, de professionals in het domein van de zorg en welzijn, maar ook de professionals met meer specialistische expertise als jeugd-GGZ of Jeugdreclassering. << terug naar de Jeugdbakens
7. De hulpverlener is respectvol, goed in haar/zijn werk en mag daarom doen wat nodig is om mij of ons zo goed mogelijk te helpen of steunen. Centraal staat dat het kind en gezin primair deskundig en verantwoordelijk zijn voor de opvoeding. Als zij hierbij ondersteuning nodig hebben van professionals, is die ondersteuning erop gericht om het zelfredzame vermogen van het gezin te maximaliseren. Om deze ondersteuning zo in te zetten, moet een professional dialooggericht aan de slag kunnen gaan: met inzet van collectieve en preventieve instrumenten waar mogelijk, met ruimte voor maatwerk en in samenwerking met andere professionals. Om maatwerk voor kind, gezin - en waar mogelijk - voor hun omgeving, te kunnen leveren, heeft een professional ruimte nodig bij het ‘hoe’ van zijn/haar werk. Ruimte om de doelen die vastgesteld zijn zo effectief mogelijk te bereiken. Hiervoor is er vertrouwen nodig tussen de professional en de instelling waarvoor zij werkt. Het sturen op output en maatschappelijke effecten vergroot de ruimte die er is om dit vertrouwen te genereren: zo lang de professional in redelijke vrijheid haar doelen kan bereiken, kan de instelling haar instellingsdoelen bereiken en kan de gemeente deze doelen gebruiken bij de sturing en controle. Naast duidelijkheid en ruimte in de aansturing en controle van het werk van de professional, is het ook van belang dat de professional de geboden ruimte ook daadwerkelijk neemt: vrijheidsgraden in het werk leveren ook onzekerheid op. Hiermee moet een professional (leren) omgaan. Bijscholing, training on the job, maar vooral ook ruimte voor evaluatie en intervisie zijn hierbij essentieel. << terug naar de Jeugdbakens
Jeugdbakens | 11
De juiste zorg op de juiste plek en de juiste tijd
8. Mijn ouders en ik krijgen de hulp die we nodig hebben, op het moment dat het nodig is en op de plek die handig is voor ons. In het jeugdstelsel is het uitgangspunt dat de zorg getransformeerd moeten worden: ouders en kinderen gebruiken meer hun eigen kracht en hun netwerk, en professionals ondersteunen slechts waar nodig. Tegelijkertijd is het van wezenlijk belang dat kinderen en ouders die zorg nodig hebben, deze zonder onnodig verlies van tijd en geld krijgen. Deze zorg is zo licht als mogelijk en zo zwaar als nodig en wordt niet langer geboden dan nodig is. Door goed te schakelen en te verbinden, en door kennis uit te wisselen, wordt al vroegtijdig (in de ‘toegang’) bekeken wat het integrale beeld van het gezin is. Zo wordt snel duidelijk welke hulp en expertise van belang zijn voor het kind en gezin. Deze hulp of expertise wordt zo mogelijk ingevlogen. De hulp aan het gezin dient immers zo dicht bij het gezin als mogelijk plaats te vinden, met zo min mogelijk ‘stappen’ in het proces waar het gezin doorheen moet voor het hulp krijgt. Als aansluiten bij de gewone leefomgeving niet mogelijk is, wordt het gezin snel, goed en efficiënt geholpen om op de juiste plek te komen waar de ondersteuning of hulp wel kan worden geboden. << terug naar de Jeugdbakens
9. Ik ben veilig: thuis, op school, in de buurt, in de zorg en op het internet. Het gaat hierbij niet alleen om veiligheid binnen het gezin, maar ook om veiligheid in de buurt en wijken, op scholen, in de kinderopvang, en veiligheid binnen instellingen voor jeugdigen en/of kinderen met een verstandelijke beperking. Het ontbreken van veiligheid en geborgenheid is een grote bedreiging voor de ontwikkeling van een kind of jongere. Die kan leiden tot lichamelijk letsel of aandoeningen en diverse psychische stoornissen. Daarnaast wordt het vertrouwen van het kind in zichzelf en het vertrouwen in anderen ondermijnd. Wanneer een kind veiligheid ontbeert, is het vaak van volwassenen afhankelijk om iets aan de situatie te doen. Iedereen heeft hierin een verantwoordelijkheid, met de ouders voorop. En beroepsopvoeders en professionals die met gezinnen of kinderen werken, moeten in het bijzonder alert zijn op signalen. Zodra zij deze herkennen moeten zij snel en op gepaste wijze handelen om de veiligheid te herstellen of het kind te beschermen. << terug naar de Jeugdbakens
Jeugdbakens | 13
10. Alle mensen om mij heen werken goed samen - met mij en mijn gezin en met elkaar en daardoor kan ik zijn wie ik ben en later worden wie ik wil. De transformatie van het werken voor de jeugd is niet eenvoudig: we willen meer vanuit kansen en mogelijkheden naar het kind kijken; kinderen en gezinnen worden geacht hun eigen kracht meer aan te boren en meer zelf in actie te zetten. Professionals moeten deze actie ondersteunen en versterken waar nodig, altijd afgestemd op de situatie van het kind en het gezin en in onderlinge samenhang. Dit vergt soms een omschakeling in houding, in werken en in samenwerken. Hiervoor is het noodzakelijk dat er tussen professionals, instellingen en gemeenten verbindingen gelegd en geïntensiveerd worden en dat zij bouwen aan onderling vertrouwen. Hetzelfde geldt voor de verbindingen en het vertrouwen tussen informele netwerken (waaronder ook verenigingen, vrijwilligers, wijk- en buurtbewoners) en formele netwerken rond gezinnen. Zorg vanuit de diverse organisaties en vanuit de diverse (wettelijke) kaders zou meer op elkaar aan moeten sluiten. Dit brengt een verschuiving in de taken van organisaties en gemeenten met zich mee: de afstemming onderling (zowel tussen gemeenten en instellingen, als tussen gemeenten onderling en instellingen onderling) wordt essentieel voor het garanderen van de juiste zorg, op de juiste tijd, op de juiste plek. Deze verschuiving gaat gepaard met een omslag in de aansturing en controle, van procesgestuurd naar resultaatgestuurd. Daarnaast is er veel aandacht voor kwalitatief goede zorg, binnen verantwoorde budgettaire kaders.
<< terug naar de Jeugdbakens
Verhalen over de bakens
Gewoon kind Een ouder op het voetbalveld vertelt:
Bij ons in het G-team voetballen ook chronisch zieke kinderen. Er is er één die iets met zijn stofwisseling heeft, een energiestofwisselingsziekte. Veel van deze kinderen worden niet ouder dan tien jaar en maar een kwart van de kinderen haalt de volwassen leeftijd. Die jongen zit in een rolstoel met orthopedische schoenen. Hij is hier nu één jaar en mag inmiddels van de dokter gewone voetbalschoenen aan. Hij komt dan in zijn rolstoel naar de training. Je ziet gewoon aan dat mannetje dat als we trainen of tijdens de wedstrijd, dat hij geniet. Dat hij zichzelf even voelt als een gewoon kind: ‘Ik ben niet ziek, ik heb geen beperkingen, ik heb gewone voetbalkleren en voetbalschoenen aan.’ Daar doe je het voor. Daar geniet ik ontzettend van. Dat hij anderhalf uur in de week helemaal gewoon is. Wij voetballen twee keer in de maand, één keer uit en één keer thuis, en dan mankeert hij even niets. << keer terug
16 | Stelselwijziging Jeugd
Ik kan dit Een schooldirectrice van een basisschool vertelt:
Op school zit er nu een meisje in groep acht die met rekenen en taal op een wat lager niveau functioneert. Daar zijn de leerkracht en de onderwijsassistent intensief mee bezig geweest door veel met haar in gesprek te gaan, omdat we signlareerden dat het niet zo lekker ging. Ze twijfelde erg van: ‘Naar welke school ga ik zodadelijk? Wat kan ik gaan doen? Waar ben ik nu eigenlijk wel goed in? Andere kinderen kunnen heel goed rekenen, maar ik niet.’ Zij wordt heel erg in haar kracht gezet door de leraar die tegen haar zegt: ‘Waar ben je nu wel goed in? Jij bent heel goed in het organiseren van dingen.’ Zij doet nu de coördinatie van de schoolfuif, dat heeft ze zelf opgepakt. Je ziet dat ze in die praktische dingen heel goed is, daar is ze van hele grote waarde. En zo had ze laatst ook iets gemaakt. Er wordt momenteel heel veel gedaan met mindfulness in de groep, dan gaan ze bijvoorbeeld stilzitten als een kikker. En toen heeft ze daar een muurkrant over gemaakt. Dat was voor ons het ultieme bewijs dat kinderen met minder bagage op CITO-gebied, heel goed zijn in andere dingen. Wij werken sinds dit jaar bij groep vijf
tot en met groep acht met een soort werkoriëntatie, het Atelier noemen wij het, waarbij kinderen muurkranten maken, presentaties geven en met thema’s aan de slag gaan. En zij heeft nu een muurkrant gemaakt, zomaar uit zichzelf. Ze had plaatjes gezocht en dingetjes erbij geschreven. Ik had het er met de rector nog over dat dit nou precies is waar het over gaat. Dat zo’n meisje dingen oppakt waar ze in zo’n Atelier mee bezig is en het integreert met wat ze doet in de klas. Dit is nou zoiets waar zij blij van wordt en dat op die manier aan de leerkracht kenbaar maakt van: ‘Alsjeblieft, ik heb een nieuwe muurkrant gemaakt.’ Dat zijn dingen waar ik ook heel blij van word, als kinderen dat thuis in hun eigen tijd gaan doen. Dat ze bezig zijn met wat er hier gebeurt en dat meenemen, zonder dat het verplicht is. Dat ze ervaren dat het fijn en leuk is op school. Zeker bij zo’n meisje dat eerst niet lekker in haar vel zat, doordat ze zich realiseerde dat ze minder goed is in rekenen en taal. Maar dat ze nu blij is met zichzelf en aan de buitenwereld kan laten zien: ‘Ik kan dit, ookal heb ik een slechte CITO.’ Daar gaat het om. << keer terug Jeugdbakens | 17
Fles gewoon naar binnen Een pedagoge gespecialiseerd in hechtingsproblemen vertelt:
Bij een ouder en een kind kijk ik altijd naar hoeveel er in de relatie gemeen schappelijk is en hoeveel ze verschillen. Er was een moeder en haar baby at niet. Hij was inmiddels al tien maanden. In het ziekenhuis hadden ze de moeder een training gegeven hoe ze de baby moest voeren, maar dat werkte niet. Dat was altijd een drama. Eigenlijk waren die ouders de hele dag bezig met zo’n flesje. Dus op een gegeven moment werd er in het ziekenhuis gezegd: ‘Mevrouw, u moet er maar rekening mee houden dat uw kind verstandelijk gehandicapt is. We gaan dat traject in, want het kind reageert niet op prikkels.’ Terwijl moeder als zeer sensitief en responsief werd gezien; ze had ook een ander zoontje en daar ging alles goed mee. Moeder was super lief. Ze praatte lief, had een vriendelijke stem en intonatie. Dat was allemaal oké. Toen zei de arts in het ziekenhuis: ‘Ik ken een pedagoge en ik wil dat zij er ook nog eens naar kijkt.’ En zo kwam ik bij dat gezin thuis en zag dat de moeder een veel hoger tempo had dan dat baby’tje. Moeder was bij de wieg, praatte heel lief, pakte het baby’tje eruit, zette het op schoot en hup met de fles. Voordat het kindje nog maar door had waar 18 | Stelselwijziging Jeugd
het naartoe ging. Het enige advies wat ik toen heb gegeven is: ‘Noem eens alles wat je ziet aan je kindje, dan vertraagt jou tempo.’ Dus: ‘Oh, wat lig jij lekker in de wieg. Nou jou oogjes zijn nog bijna dicht. Doe ze maar eens open. Kijk ik heb hier een rammelaartje, vind jij die ook leuk?’ Dan ben je heel langzaam, want je moet alles zeggen en opnoemen wat je ziet. En vervolgens kon dat kindje mee in het ritme van moeder: ‘O ja, daar is mijn moeder. O ja, we gaan eruit.’ Eerst een lachje, dan gaat er een handje omhoog en dan gaat een voetje omhoog. En dan haalt moeder hem uit de wieg en vervolgens gaat die fles gewoon naar binnen. Klaar. << keer terug
Verkeerd plankje Een trainer van zelfverdediging- en weerbaarheidscurssussen voor kinderen met een beperking vertelt:
Aan het einde van een training laten we kinderen een plankje doorslaan met hun handen, maar laatst was er een meisje en die kreeg het niet voor elkaar. Ze was heel gemotiveerd, maar haar pijndrempel zat op een hele andere plek. Sommige kinderen hebben dat. Als je hun een keer streng aankijkt of een keer hard tegen ze schreeuwt, dan komt dat als een donderslag bij ze binnen. En zij had dat zo met pijn. Hard tegen een kussen slaan deed al zeer. Dan zeiden de andere kinderen: ‘Dat moeten wij ook hoor.’
en dan kun je het.’ Ze kende dat meisje veel beter dan ik. Toen zei de meester op een gegeven moment: ‘Misschien is dat plankje niet goed?’ Ik dacht: ‘Dat is hem!’ Ik zei: ‘Dat zou goed kunnen, er zit wel eens een verkeerd plankje bij.’ Ik had nog een plankje over en die pakte ik. Ze sloeg opnieuw en ze sloeg er zo doorheen. Nieuwe kans. Zo super, die samenwerking en dan die meester die zegt dat het aan het plankje kan liggen. << keer terug
Zij ging dus ook een plankje doorslaan. Ze had er een goede wens op geschreven en ze wilde als een van de eerste. Maar ze kreeg hem niet doorgeslagen. Ze remde natuurlijk meteen met haar hand af, want het zou pijn gaan doen. Toen probeerde ze nog een keer en kreeg ze een rode rand op haar pols. ‘Nou geeft niks’, zei ik. Maar ze vond het wel vervelend dat het niet lukte. Een ander meisje bij wie het wel lukte, ging bij haar zitten en op haar inpraten. Dat is die samenwerking, zo mooi. Zegt dat meisje: ‘Je moet gewoon kwaad worden. Want als je kwaad wordt, heb je heel veel kracht. Dan let je niet meer op wat je doet Jeugdbakens | 19
Dobbelsteen Een ouder vertelt:
Mijn jongste van zeven zit in een nieuw groepje in de klas en hij zit heel erg in dubio: ‘Ga ik me op het leren concentreren of ga ik met mijn groepje mee kletsen?’ Laatst had hij straf gekregen. Toen kwam hij meteen tussen de middag van: ‘Uuh, ik heb straf gehad.’ Ik vraag: ‘Wat had je dan gedaan?’ ‘Ja, zitten kletsen.’ Ik zeg: ‘Dat is ook niet de bedoeling, maar laten we eerst naar huis gaan, even eten.’ Zaten we aan tafel en toen was het ook meteen weer van: ‘Ik vind het niet leuk. Ik zat te kletsen en toen kwam mijn naam op het bord.’ Toen kwam hij ’s middags uit school en zei hij meteen: ‘Mijn naam is van het bord af, want ik zat in de luisterhouding.’ Dus hij had al meteen zelf actie ondernomen. Maar omdat het groepje toch wel vaak kletste en hij wat extra nodig had om zich te kunnen concentreren, heeft hij nou een dobbelsteen gekregen met een rood vlakje, een groen vlakje en een vraagteken-vlakje. Dan kan hij zelf als hij wil leren, zijn dobbelsteen op rood zetten. Dan mogen de andere kinderen hem niet storen. Ik vind het wel heel leuk dat er op school op zo’n manier iets aan gedaan is. Fijn dat hij toch iets makkelijker kan aangeven van: dit wil ik wel en dit wil ik niet. << keer terug 20 | Stelselwijziging Jeugd
Aardbeien schreeuwen Een groepsopvoeder uit de residentiële jeugdzorg vertelt:
Op de groep was een kind dat altijd schreeuwde. Je kunt dan zeggen: dat kind heeft vervelend gedrag, want hij schreeuwt altijd. Je kunt honderd keer zeggen dat hij stil moet zijn, maar dat doet hij niet. Daardoor krijgt zo’n kind een enorm stempel: ‘Hij luistert niet, het is een lastig kind, hij is druk en hij schreeuwt.’ Maar bij alles wat iedereen lastig vindt, vraag ik altijd: waar is het handig voor? Schreeuwen, dat is een mooie kwaliteit, maar het is ook handig als je zachtjes kunt praten. Dus er moet iets aan toegevoegd worden, een extra beweging. Je gaat het kind iets anders leren, namelijk zachtjes praten.
Op de groep moest hij altijd stil op een stoel zitten. Nu mocht hij afrekenen en met klanten praten. Er ging een hele wereld voor hem open omdat hij mocht schreeuwen. Het werd als prettig gezien. Daarnaast leerde hij dat hij tegen de aardbeienboer en de klanten niet kon schreeuwen. Met die mensen ging hij rustig praten: ‘Hoeveel kost dat?’ ‘Vijf euro.’ Hij ging daardoor vanzelf voelen: ‘aardbeien schreeuwen doe je van: héé!!!’ Maar ‘mag ik nog een bakkie koffie?’ heeft een andere toonsterkte. Op die manier leerde hij er iets bij en deed hij dat vervolgens ook op de groep. << keer terug
Die jongen die schreeuwde dus altijd. En op de groep wist niemand daar op een gegeven moment nog raad mee. Een begeleider had connecties met een aardbeienboer op de markt en had gevraagd: ‘Mag die jongen op zaterdag lekker bij jou achter de kraam aardbeien verkopen? Want hij kan heel goed schreeuwen. Hij kan over de hele markt roepen, “Drie pond aardbeien voor vijf euro!”’ Nou dat mocht en dat was geweldig. Die jongen kon zijn ei daar helemaal in kwijt.
Jeugdbakens | 21
Verantwoordelijkheid Een jonge vrijwilliger van het jongerencentrum vertelt:
Ik word veel gevraagd door het jongerenwerk om wat te komen doen. Bijvoorbeeld, een tijd terug hadden ze iets georganiseerd en toen vroegen ze: ‘Zou jij de mensen die komen en die dat graag willen, zou jij die niet een soort van cursus kunnen geven ofzo?’ Ze deden ook graffiti spuiten. ‘Zou jij daar niet bij kunnen staan? Dan kun je zelf je graffiti maken, maar help je ook anderen.’ Dat zijn dingen die mij interesseren, dingen die ik leuk vind. Dan kan ik ook anderen helpen en ondersteunen en krijg ik bepaalde verantwoordelijkheid. Ik heb van huis uit vrij veel verantwoordelijkheid op jonge leeftijd gekregen, want mijn vader heb ik al tien jaar niet gezien. Mijn moeder is alleenstaand met vier kinderen, dat is wel moeilijk. Ze is een tijd depressief geweest en sliep tweeëntwintig uur van de dag. Maar ik had een broertje en twee zusjes en die moesten eten. Af en toe moest ik boterhammen maken, boodschappen doen, het huis opruimen en dat soort verantwoordelijkheden. Op jonge leeftijd al. Dus ik vond het wel fijn om die
22 | Stelselwijziging Jeugd
verantwoordelijkheid te krijgen, en dit keer was het op een plezierige manier. Met dingen die ik zelf leuk vind, graffiti, hip-hop, rapmuziek. Om daarbij te ondersteunen. Daar hebben ze mij ook een keer een cursus van aangeboden. Dat vind ik kei leuk, dat interesseert mij en dan kan ik er makkelijker mee uit de voeten. << keer terug
Prullenbak pimpen Een wijkagent uit de stad vertelt:
In deze wijk is veel overlastgevende jeugd. Soms doet het jongerenwerk er wat aan, dan halen ze die jeugd naar binnen en vragen ze: ‘Wat willen jullie nou samen doen?’ De overlast die in de afgelopen jaren in de wijk plaatsvonden, waren vooral vernielingen aan prullenbakken. Die werden met Nieuwjaar opgeblazen en dat soort dingen. Het idee was om met graffiti een aantal prullenbakken te pimpen. Om dan de prullenbakken aan de jeugd te geven en te zeggen: ‘Jullie adopteren een prullenbak en pimpen hem, dan wordt die teruggehangen en blijft die van jullie. Het is jullie prullenbak.’ Je geeft iets uit de openbare ruimte om overlast te verminderen. Als het van hen is, dan zorgen ze ervoor dat het zo blijft. Dus samen met een ervaren grafittispuiter die prullenbakken pimpen. Hij is ook in deze wijk ontdekt en inmiddels doorgegroeid tot professional met mooie werken op zijn naam. Hij kwam en heeft samen met de jeugd een ontwerp gemaakt voor de skateramp, die gingen ze ook pimpen.
Dat zijn allerlei acties waar ik van denk: ‘Je dekt én de interesse voor de jeugd, én je maakt iets van de jeugd, én je zet het in de wijk neer en laat het van de jeugd zijn.’ Waardoor de jeugd ook denkt: ‘Dat is van ons en daar blijven we van af.’ Ik denk dat dit soort acties heel positief zijn, en dat het goed is om het samen met jong en oud op te pakken en uit te voeren. Om de wijk letterlijk iets mooier te maken en dat soort dingen. << keer terug
Jeugdbakens | 23
Op eigen benen staan Een coördinator van het Centrum voor Jeugd en Gezin vertelt:
Het jongerenwerk hier werkt vooral themagericht. Ze kijken wat de behoeftes of de talenten zijn. Het kan bijvoorbeeld voorkomen dat een groep een talent heeft dat onbenut blijft. Ik hoorde bijvoorbeeld over een groep hier in het dorp. Die jongeren zorgden voor veel overlast, maar ze hadden ook een goed gevoel voor muziek. Daarom heeft de jongerenwerker een band gevormd. Dus het klassieke jongerenwerk met een soos of een accommodatie waar jongeren leuke dingen kunnen doen en waar je ze van de straat probeert te houden, dat is er niet meer bij. Dat is niet meer de doelstelling van het jongerenwerk. De jongerenwerkers pakken het op als het nodig is en dan doen ze gelijk een stap terug. Ze verhogen de participatie van de jongeren, die het zelf moeten gaan doen. De jongerenwerkers vermaken ze niet meer, ze bedenken geen dingen voor ze. Nee, ze moeten het allemaal zelf doen. Om die band als voorbeeld te nemen, de jongerenwerker vraagt: ‘Wat zou je eigenlijk willen?’ ‘Ja, we zouden muziek willen maken.’ ‘Nou, kom maar met plannen.’ Ze moeten dan zelf voor instrumenten zorgen, ze moeten zelf een ruimte regelen. Alles moeten ze zelf doen. Oké, een ruimte was moeilijk om meteen te
24 | Stelselwijziging Jeugd
krijgen, daar heeft het jongerenwerk ze in gefaciliteerd. Maar op een gegeven moment moeten ze op eigen benen gaan staan. En dat is die verandering. Dat je mensen niet afhankelijk maakt. << keer terug
Op een podium met driehonderd mensen Een vrijwilliger van het jongerencentrum dat hulp biedt aan thuisloze jongeren: Er kwam hier ooit een meisje dat ik al langer kende van de straat. Ze was gestopt met school en had een tijdje in een kliniek gezeten. Het ging helemaal niet goed. Na een jaar was ze daar weggegaan en toen kwam ze eigenlijk gewoon op straat te staan, zonder enig doel in haar leven. Ik kende haar en heb haar toen meegenomen omdat ik wel mogelijkheden zag. Ik vroeg toen ‘Wat is jouw droom? Wat doe je nou het liefst?’ Ze zei: ‘Ik hou van fotograferen. Dat vind ik leuk, maar ik kan het niet goed.’ En toen vroeg ik: ‘Lijkt het jou niet leuk om daar een keer iets mee te doen?’ ‘Ja, maar wat dan?’ Daar heb ik toen over nagedacht. Ze was ook graag met modellen bezig en uiteindelijk kwam ik op een modeshow. ‘Vind je het niet leuk om een modeshow te organiseren?’ ‘Ja, ja dat kan ik niet’ zei ze. Wanneer je in zo’n situatie zit als zij, als je het gevoel hebt dat je weinig kunt, dan is dat een hele grote verandering.
eigen vereniging. Het is een project op zich geworden, met een eigen samenwerking met de gemeente en een theaterproductie. Het is veel groter geworden dan we eigenlijk hadden verwacht. Het is echt een succesverhaal. Uiteindelijk heeft zij haar verhaal, over wat zij heeft meegemaakt en hoe dat voor haar is geweest, verteld bij TedX op het provinciehuis. Toen heeft ze op een podium gestaan voor driehonderd mensen of weet ik veel hoeveel mensen er waren. Dat is wel de omgekeerde wereld. Uiteindelijk kon zij vertellen over haar succes en zag je andere mensen denken: ‘Dat wil ik ook bereiken!’ Ze had nooit verwacht dat zoiets ooit zou kunnen gebeuren. Een mooi succesverhaal! << keer terug
Maar we zijn eraan begonnen. We hebben geld aangevraagd bij de gemeente en het is gegroeid. We zijn nu zes shows verder. En ondertussen is zij voorzitter van haar
Jeugdbakens | 25
Supermarkt in de wijk Een wijkagent uit de stad vertelt:
Twee jaar geleden kwam hier een supermarkt in de wijk, op het Kerkplein. Op het Kerkplein was altijd heel veel jeugdoverlast. Wij dachten: ‘Nou dat moeten we gaan zien.’ In de supermarkt kwam een manager uit een andere stad. Die had daar geleerd hoe hij dat moest doen. Hij zei tegen ons: ‘Don’t beat them, join them!’ Hij heeft de hele groep die overlast veroorzaakte een baan aangeboden. Weg overlast. Dat vind ik een geweldig voorbeeld. Hij zei: ‘Ik haal ze naar binnen. Jongens, kom maar vakkenvullen, daar verdien je nog wat mee.’ En toen was het ook opgelost. Die jongens gaan niet meer op dat plein voor hun eigen winkel staan kloten. Die staan misschien nu hier of weet ik waar, maar daar was het afgelopen. Ik vind het nog altijd een mooi voorbeeld. Hij snapt hoe het werkt. << keer terug
26 | Stelselwijziging Jeugd
Positieve pad Een jeugdreclasseerder vertelt:
Ik heb niet zo lang geleden een kernkwaliteitenspel gedaan met een van de jongens. Dan mag zo’n jongere zijn eigen kaarten neerleggen waar hij zelf van denkt dat hij goed in is en dan leg ik ook kaarten neer waar ik van denk dat hij goed in is. En dan gaan we samen kijken: ‘Hoe kan je die nou positief inzetten in je leven?’ Tijdens het spel waren zijn moeder, zijn oom en twee vrienden aanwezig. En het opvallende wat er gebeurde tijdens het leggen van de kaarten, was dat die jongen heel veel kaarten trok die hij zelf negatief interpreteerde.
Dus het spel gaf die jongen veel inzicht in dingen die hij zelf als negatief zag, maar voor zijn omgeving als postief werden ervaren. Zij zagen een hele grote positieve groei bij hem. << keer terug
Op een gegeven moment gaf zijn moeder hem een kaart die zei dat hij een leider was. Dat hij een leidersrol opnam en hij legde hem in het daglicht van: ‘Nou dat klopt, want ik ben degene die mijn vrienden heeft meegetrokken in het criminele pad.’ Of ‘Ik was diegene die bedacht wat we gingen doen en dan voerden we het zo uit.’ Waarop zijn vrienden en zijn moeder aangaven van: ‘Daar zitten ook positieve dingen aan, want doordat jij een leider bent en nu anders in het leven staat en het beter doet, volgen jouw vrienden je ook weer op dat pad.’ Het positieve pad.
Jeugdbakens | 27
Jongen groeit Een jeugdreclasseerder vertelt:
Ik werk nu samen met een jongen die heel jong vader is geworden. Zestien geloof ik. Een tienervader. Zijn dossier is geloof ik al een jaar of vijf geleden bij ons afgesloten. En nu zijn we een project aan het opzetten voor tienervaders en hebben we hem gevraagd om workshops te geven aan andere tienervaders. Dat is zo mooi. Die jongen dacht altijd: ‘De maatschappij kijkt mij aan van: jij bent op je zestiende vader geworden.’ Jeugdzorg, Raad voor de Kinderbescherming: iedereen heeft zich er destijds tegenaan bemoeid. ‘Maar nu kan je dat wat jij allemaal hebt meegemaakt gebruiken om andere jongeren te helpen.’ En zo’n jongen groeit daarvan. Een beter cadeau kon je hem eigenlijk niet geven voor zijn eigenwaarde. << keer terug
28 | Stelselwijziging Jeugd
Keukenkastjes schoonmaken Een groepsopvoeder uit de residentiële jeugdzorg vertelt:
Ik kwam wel eens op groepen waar de kinderen als straf ’s avonds niet mochten douchen. ‘Ja maar ik vind douchen zo fijn en ik ben vies en ik heb gewerkt en…’ ‘Nee, er is vanavond geen douche, ga maar naar de kraan en pak een washandje, er wordt niet gedoucht’. Nou dat wil ik dus echt never nooit horen. Ik zit op een groep waar ook sancties worden gegeven, dat is nou eenmaal zo. Je krijgt straf als je iets fout gedaan hebt. Maar straf is altijd ontwikkelingsgericht. Er zitten wat jongens die over een paar jaar zelfstandig willen gaan wonen. Maar ze hadden nog nooit iets schoongemaakt, want daar komt de poets voor en de groepsleiding die verzorgt altijd alles. Dus toen zei ik: ‘Straf is ontwikkelingsgericht.’ Ik geloof dat die jongens een kwartier te laat uit de stad kwamen en dan krijg je dus straf.
Toen ging de groepsleiding iets bedenken. Nou waar ze mee kwamen: ‘Op je kamer zitten, morgen niet naar de stad.’ Allemaal van die zinloze straffen. Dus ik zei: ‘Nou dat gaan we niet doen, we gaan ontwikkelingsgericht straf geven. Die jongens willen op kamers wonen. Wat is daar allemaal voor nodig?’ Dus is de groepsleiding gaan denken. Uiteindelijk kwamen ze er uit. De keukenkastjes die moeten ook wel eens schoongemaakt worden, dat doet de groepsleiding normaal in het weekend. ‘Dus wat gaan we doen? Je leert ze dat een keuken schoon moet zijn. Zet die jongens in de keuken, keukenkastjes moeten schoon. En doe dat samen. Dus ga eens samen keukenkastjes schoonmaken.’ << keer terug
Jeugdbakens | 29
In het vrijwillig kader Een AMK-onderzoeker uit het generalistenteam vertelt:
Er kwam laatst een telefoontje binnen over een gezin. Een particulier meldde anoniem zich zorgen te maken over een opvoedsituatie waarin een jong kind zat van één jaar en een schoolgaand kind. Een ernstige vervuilde leefomgeving, en moeder zou het kind ook regelmatig alleen laten. Die zorgen waren heel fysiek en direct waarneembaar. We hebben toen als eerste de inschatting gemaakt van: moeten we daar nu iets mee? Nou, als het over een heel jong kind gaat, dan is dat een van de redenen om ‘ja’ te zeggen. Zeker omdat het kind ook nog wel eens alleen gelaten zou worden. Daar moeten we meteen naartoe. Toen ging ik samen met een van de collega’s uit ons team, een voormalig jeugdbeschermer, op huisbezoek om eens even te kijken. We stonden voor de deur, maar de deur werd niet opengedaan. We konden al aan de voor- en achtertuin zien dat het een grote bende was. En toen hoorde we een kind huilen in de woning, een jong kind. Dus nog wat harder op de deur gebonsd en geroepen door de brievenbus. Dat kind hoorden we heel goed, dus toen hebben we de politie gebeld: ‘Kom maar deze kant op. Wij willen die woning in, want er is een kind in die woning en wij weten niet of moeder thuis is of misschien dronken of
30 | Stelselwijziging Jeugd
onder invloed van andere middelen.’ Toen is de politie gekomen en uiteindelijk net voor het moment dat de deur open-gebroken werd, deed moeder de deur open. Goed, toen zijn we naar binnen gegaan. Het was een ernstig vervuilde woning. In de koelkast was niks behalve een plasje water met wat schimmel. Dus totaal geen eten in huis en boven was het heel vies, vieze bedjes enzo. Op dat moment hebben ik tegen mijn collega gezegd: ‘We gaan als AMK- onderzoekers meteen stelling nemen.’ Ik zei tegen de moeder: ‘Eén ding kan ik nu al zeggen, het kind kan hier in ieder geval niet blijven. De woning moet echt beter, dit kan niet. Dus wat voor oplossing heb je?’ We hebben de vrouw zelf een oplossing laten bedenken. Toen zie ik: ‘Mijn collega kan jou helpen.’ Maar mijn boodschap was: ‘Werk je mee of werk je niet mee?’ Heel duidelijk zwart wit, wel of niet. Die moeder wist hoe dat werkte, haar andere kind had eerder al onder toezicht gestaan. Ze werkte inderdaad mee. We hebben toen tegen moeder gezegd: ‘Ga het zelf maar doen.’ Ze had wat vriendinnen gebeld en die waren inmiddels gearriveerd. Dus hebben we tegen die moeder en die vriendinnen gezegd: ‘Wij komen om vier uur
terug en dan is er een plan. En als we dat goed vinden, dan gaan we dat zo uitvoeren. Maar de stelregel is dat het baby’tje niet hier is voorlopig.’ Dat oudste kind ging sowieso naar zijn vader toe, dat was geen probleem. Maar van het jongste kind was het niet duidelijk wie de vader was. Moeder is gaan bellen en toen bleek er een vriendin in de buurt te wonen en bleek moeder een volwassen dochter te hebben. Beiden wilden ze een rol spelen. Toen zijn we uiteindelijk om vier of vijf uur teruggegaan en ze had een plan. Het baby’tje zou gaan slapen bij een vriendin uit de buurt. Moeder had keurig een tasje gepakt voor het dochtertje en toen zijn we met zijn vieren naar het opvangadres gegaan en hebben we daar gepraat met die vriendin. Moeder heeft zelf verteld van hoe, wat en waarom. Toen is het kind in ieder geval de eerste week daar gebleven. Uiteindelijk is ze bij een pleeggezin geplaatst omdat die vriendin het baby’tje niet voor lange tijd kon opvangen. Maar het is allemaal in het vrijwillig kader opgelost. Die maatregel is er nog steeds niet. << keer terug
Alleen voor staan Een schoolverpleegkundige van het Centrum voor Jeugd en Gezin vertelt:
Ik heb wel eens een gescheiden Turkse moeder gehad. Scheiden is echt een no-go in die gemeenschap, dan hou je vaak niemand over. ‘Heb je familie dan?’ Heeft ze alleen familie van haar mans kant en die spreekt ze niet meer, want ze is van hem weggegaan. ‘Heb je dan andere vriendinnen of kennissen?’ Nee, echt helemaal niemand. En die voedt dan gewoon drie kinderen op. Daar heb ik dan diep respect voor. Hoe krijg je dat voor elkaar? Zo iemand bel ik dan daarna nog even op. Ik belde haar en zei: ‘Weet je wel dat er zo’n buurthuis is bij jou in de buurt? Daar is een speciale vrouwenclub.’ Ze woont dan toevallig in een andere buurt, maar dat maakt niet uit. Toen vroeg ik: ‘Weet je dat dat er is in Zuid-Oost?’ En toen zei ze: ‘Grappig dat je belt, want inderdaad heeft iemand me er laatst op gewezen en ik ga daar een keer naartoe.’ ‘Dat moet je zeker doen, misschien ontmoet je daar wel iemand bij wie je wat steun kunt vinden.’ Zo sterk je ouders ook in hun leven, gewoon als mens, als vrouw, als alles. Voor het kind hadden we allang wat bedacht. Maar je zult er maar zo alleen voor staan. << keer terug
32 | Stelselwijziging Jeugd
Verder met het plan Een jeugdbeschermer uit het generalistenteam vertelt:
Er was een zorgmelding via het AMK bij mij gekomen. Dat ging over een gezin met een kindje van net vijf jaar, waar heel veel zorgen over waren. Moeder had een suicidepoging gedaan. Nou niet echt een poging om zichzelf van het leven te beroven, maar soms wordt het leven haar te veel. Dan neemt ze een overdosis pillen en drinkt ze teveel en dan belt ze 112: ‘Kom mijn maag maar leeg pompen.’ Dan moet ze er even uit. Er was dus een AMK-melding gedaan door het ziekenhuis. Ook omdat er sprake was van relatieproblemen en een vader met agressieproblemen. Die zaak heb ik opgepakt met het wijkteam en samen hebben we gekeken naar de veiligheid. Ik ben vanuit het drang- en dwang- kader betrokken bij deze casus en heb minimale voorwaarden aan de veiligheid gesteld. Ik heb een aantal gesprekken gehad met de ouders en het wijkteam en die voorwaarden besproken. ‘Dit is wat jullie kind nodig heeft om veilig en goed op te kunnen groeien, hoe gaan jullie dat vormgeven? Wat ik daarin belangrijk vind is dat jullie afspraken maken met de GGZ-instelling en het wijkteam en door middel van dit en dat blijft er zicht op de ontwikkeling van jullie kind. Dat er geen geweld meer plaatsvindt, niet fysiek en niet verbaal. Dat moeder niet meer een overdosis pillen neemt, maar dat ze met de GGZ
gaat zoeken naar een andere oplossing als het leven haar even te veel wordt.’ We hebben het plan van aanpak gemaakt met die voorwaarden erin en dat afgesloten. En tegen het wijkteam en de ouders gezegd: ‘Ga maar verder met dat plan, het is jullie plan. Wij hebben geholpen om het op te stellen. Je mag daarin werken, je kan daar dingen in aanpassen, spreek met elkaar een evaluatiedatum af en laat maar weten als je wilt dat ik erbij ben. En als er weer zorgsignalen komen bel je mij. Dan kom ik voor een gesprek. Misschien is dan één gesprek voldoende, maar misschien open ik het dossier wel weer op Bureau Jeugdzorg. En als er zorgen blijven, gaan we toch een melding doen bij de Raad voor de Kinderbescherming. Maar als het zo ver komt, dan zal ik de gezinsvoogd worden.’ Dan halen die ouders toch wel opgelucht adem van: ‘Nou dat scheelt dan weer, als jij het dan bent.’ << keer terug
Jeugdbakens | 33
Niet klakkeloos doorgeven Een schoolverpleegkundige van het Centrum voor Jeugd en Gezin vertelt:
Zo gauw ik weet dat er mensen betrokken zijn bij een familie, ik spreek meestal met de moeder, dan vraag ik haar: ‘Is het goed als ik daar even contact mee opneem?’ Om dan die lijntjes te sluiten. Dan heb ik een soort spilfunctie zodat iedereen weet wie er allemaal bij betrokken zijn. Dat is dan bijvoorbeeld de leerplichtambtenaar, of als er ooit iets aan de hand is geweest iemand van Bureau Jeugdzorg of de Jeugdreclassering. Soms is dat gewoon een extra hulpverlener, een psycholoog, een psychiater of de arts van de GGD. In zo’n situaties zorg ik ervoor dat iedereen weet dat dat zo is. Dat meld ik dan bijvoorbeeld tijdens het zorgoverleg, maar dat is er maar een paar keer per jaar. Het mooie van mijn functie is ervoor zorgen dat mensen niet meer wachten op de vergaderingen en zeggen: ‘Oh, jij kent ze ook, oh wat grappig.’ Dus als er mensen betrokken zijn in een gezin, om ervoor te zorgen dat iedereen dat zo snel mogelijk weet van elkaar. Of eigenlijk beweeg ik dan de ouders om dat te doen. Dan zeg ik: ‘Heb je die al gebeld? Heb je dat al gedaan?’ ‘Nee, nee’ zeggen ze dan. Mensen verwachten vaak wanneer er andere hulpverleners in het gezin betrokken zijn, dat jij
34 | Stelselwijziging Jeugd
dat dan wel regelt. Vorige week nog, toen belde ik een ouder na. Ik had coaching geregeld voor het gezin en ik wil dan weten of het is gelukt. Want niet alle ouders bellen als het niet is gelukt. Dan hoor je bijvoorbeeld maanden later: ‘Nee, nooit meer iets van gehoord.’ Dus dan bel ik na: ‘Is het gelukt?’ ‘O ja, nou dat is goed gekomen.’ ‘Heeft u ook aan school verteld dat die coach er nu is?’ ‘Nee, moet ik dat doen?’ ‘Dat zou ik wel even doen, je wilt als ouder toch de regie hebben over wat school weet en wat je wel en niet vertelt?’ Ik ga dat niet zonder meer klakkeloos doorgeven. Ik vind dat mensen moeten leren dat zij zelf de regie hebben over hun kind. << keer terug
Heen loodsen Een vrijwillige opvoedondersteuner vertelt:
In een gezin waar ik vorig jaar kwam, deed ik vooral dingen van praktische aard. De vader was daar de verzorger. Moeder werkte. Althans als ik kwam, was vader er altijd. Hij werkte aan huis als zzp’er. En hij kon dat huishouden gewoon niet georganiseerd krijgen. Daar kwam ik vooral voor wat ondersteuning. Ik ging even met de kinderen wandelen, dan waren zij even buiten en kon hij even de badkamer doen. Hij werd helemaal gelukkig als hij een keer de was in de wasmachine kon doen.
een tweeling die flesjes moeten krijgen, dat is nogal wat. Die mensen hebben me wel eens verteld dat oma dan een dagje oppaste en dan gingen zij samen naar de sauna. En dan niet voor de sauna, maar alleen om bij te slapen. Dan gingen ze daar liggen en sliepen ze. Zo’n tweeling kost zoveel energie en om ze dan door zo›n periode even heen te helpen, dat is vaak al voldoende. Die mensen hadden genoeg in hun mars om dat te regelen, maar je moet ze even door die eerste anderhalf, twee jaar heen loodsen. En dan is het goed.
Hij kreeg steeds meer het gevoel: ‘Hé, het lukt’ en na een maand of tien begon het te lopen. Hij kreeg een ritme. Ook doordat ik dan wel eens zei: ‘Als je het nou op die manier doet, is het misschien handiger, want dan kun je die tijd daaraan besteden.’ Of dan vroeg hij: ‘Heb je nog tips voor hoe ik dat zou kunnen doen?’ Ik zag dat hij daarin groeide.
<< keer terug
Dus soms zet je gezinnen niet zozeer in hun kracht, maar help je ze door een bepaalde periode heen. Als jij geen kinderen hebt en je komt dan ineens thuis met
Jeugdbakens | 35
Draait er niet omheen Een bezoeker van het jongerencentrum vertelt:
Er werkte een man bij het jongerencentrum, François heet hij. Dat is een volwassen man die drie jaar bij het jongerencentrum heeft gewerkt. Ik spreek hem nog steeds dagelijks. Thuis heb ik de nodige dingen meegemaakt en op school ook. Ik heb drie jaar hier in het dorp op de middelbare school gezeten. Door cijfers en gedrag ben ik daar toen vanaf gemoeten. De schoolmaatschappelijk werker wilde niet al naar jeugdzorg omdat hij zag dat ik het wel kon. Ik had gewoon bepaalde sturing nodig. Dat heeft François toen deels met mij opgepakt. Wij zijn eigenlijk gewoon vrienden geworden. Ik spreek hem nu nog steeds dagelijks en ga af en toe met hem aan tafel zitten, gewoon bij hem of bij mij thuis, of bij mij op stage. En dan praten we over van alles: over mijn leven, over zijn leven, over voetbal, over politiek, echt alles. Wel op een bepaald niveau. Het is met hem anders dan hoe ik met mijn vrienden praat, omdat hij een slimme man is. Dan kan ik niet achterblijven. Ik moet mijn best doen om bij hem te horen, om het zo maar te zeggen. Hij helpt mij qua intelligentieniveau, om dat omhoog te brengen. Het is een super fijne man.
36 | Stelselwijziging Jeugd
Mensen zeggen dat ik goed kan praten. Als iemand mij wat vragen stelt die mij niet zinnen, of dat ik denk ‘dat gaat je niets aan’, dan stel ik een paar vragen terug zodat ik het hele onderwerp verander. Daar ben ik heel goed in. François prikt daar doorheen. Hij prikt overal doorheen en durft de vinger op de zere plek te leggen. Dat helpt wel. Vrienden zeggen vaak: ‘Ja, komt wel goed.’ Maar hij zegt gewoon: ‘Nee, bam!’ Die klapt er gewoon op. Dat helpt. Hij draait er niet omheen. Hij zegt waar het op staat. Want als je iedere keer een probleem hebt en mensen zeggen ‘komt wel goed’, daar heb je er niks aan. Misschien komt het niet goed, misschien wel. François geeft me opdrachten, zoals een plan schrijven. ‘Zet in stappen neer wat je wilt gaan doen om jou probleem te verbeteren en uiteindelijk uit de weg te helpen.’ En zo doet hij dat dan in plaats van: ‘komt wel goed’ en dan een ander onderwerp. << keer terug
Om mee te sparren Een schoolmaatschappelijk werker van het Centrum voor Jeugd en Gezin vertelt:
Op een van mijn scholen heb ik laatst een gesprek gehad met ouders die een dochter hebben die Asperger heeft. Thuis gaat het niet goed. Er zijn veel conflicten die erg escaleren. Nou zij komen dan naar mij en ik heb met ze gepraat. Op school is er ook al wel een rugzakje enzo, dat is er wel. Maar die ouders hebben zoiets van: ‘We merken dat het voor onszelf heel moeilijk is. Vanuit onze ouderrol escaleert het en die meid krijgt elke keer haar zin. Zij wint elke keer op die manier. En wij zoeken eigenlijk iemand om mee te sparren, die ons tips kan geven voor hoe we dat aan kunnen pakken.’ Op alle scholen zijn er coaches en een van die coaches weet heel veel van autisme. Die heb ik dan met elkaar in contaxct gebracht. << keer terug
Jeugdbakens | 37
Zien jullie dat thuis ook? Een vrijwilliger van de scouting vertelt:
We zijn ooit een keer op huisbezoek geweest bij de ouders van een kindje. Dat was een jongetje met iets in het autisme-achtig iets. Die ouders waren daar vanaf het begin heel open over, maar ook wel voorzichtig. Scouting was de eerste hobby waar dat kind heen ging. En ook met overnachtingen vroegen ze: ‘Hoe zit dat nou?’ Zij kwamen toen naar ons toe van: ‘Er is dit en dat, maar we weten niet zo goed hoe we dat nou moeten aanpakken.’ En toen hebben we voorgesteld van: ‘Zullen we dan een keer in gesprek gaan? Gewoon een keer thuis, een avond langskomen?’ Dus toen zijn we daar een avond op de koffie gegaan en hebben we eerst een tijdje zitten praten over het jochie. Hoe het bij hem op school ging en wat de ouders al geleerd hadden. Dat heeft er denk ik daarna wel voor gezorgd dat zij veel makkelijker met vragen naar ons toe kwamen. Of met tips. En wij ook makkelijker naar hen toe gingen: ‘We zien dit en dat, zien jullie dat thuis ook?’ << keer terug
38 | Stelselwijziging Jeugd
Je doet het heel goed Een vrijwillige opvoedondersteuner vertelt:
Gezinnen worden vaak door een consultatiebureau gewezen op onze vrijwilligersorganisatie. Wij zoeken dan maatjes voor deze gezinnen. In principe blijf je daar een jaar, soms iets langer, dat ligt een beetje aan de situatie. Soms ook iets korter als het niet lukt, als je merkt van: dit gaat niet werken.
waarin ik ondersteuning bied. Dan geef ik haar een beetje zelfvertrouwen en laat ik haar zien van: ‘Je doet het heel goed. Ik vind dat je dat goed doet, moet je eens kijken wat je nu al kan.’ << keer terug
De doelstelling van onze organisatie is om ouders een steuntje in de rug te geven waardoor ze weer zelfredzaam worden. Ik vind dat, wat ik tot nu toe gedaan heb, heel goed. Dat is heel duidelijk. In een gezin waar ik kwam was een alleenstaande moeder met een kindje van net één jaar. Die had gewoon een keer iemand nodig waar ze tegenaan kon praten, want ze had zelf een vervelende jeugd gehad met veel agressie. Ze was heel erg bang dat ze geen goede moeder zou zijn, zó bang, zó overbezorgd, dat was bijna beknellend voor dat kind. Ze moest gewoon zelfvertrouwen krijgen en even voelen dat ze het wel goed deed. Dat is dan een situatie
Jeugdbakens | 39
Tweeëndertig moeders in de koffiekamer Een bassischoolleerkracht vertelt: Er zijn heel veel leuke dingen hier in de wijk gebeurd. Er was een grote doelgroep Marokkaanse vrouwen, die hadden niks met elkaar. Maar ze hadden wel allemaal de angst van: ‘Help mijn kind wordt groter, wat moet ik ermee? Ze luisteren niet en straks zitten ze ook in het winkelcentrum en breekt de pleuris uit. Dan komt de politie voor de deur en hebben we het niet meer onder controle.’ Er was een aantal van dat soort dingen die ouders opnoemden, maar ze kwamen elkaar nooit tegen om erover te praten. Er is toen veel gedaan om die groep te vormen en op een gegeven moment zaten er tweeëndertig moeders in de koffiekamer. Toen had de schooldirecteur echt zoiets van: ‘Wauw, wat is dit?’ Dat was onvoorstelbaar. Men heeft toen een moedercomité opgezet. Men vond het belangrijk dat de moeders in de wijk samen leuke dingen gingen doen, zoals iets organiseren voor de kinderen. Er is toen aan de directeur gevraagd: ‘Mogen we dat op school organiseren?’ ‘Oh
40 | Stelselwijziging Jeugd
prima’, zei die, want die vond het al mooi als er vijf moeders kwamen. Later zei hij: ‘Het leek een beetje op de wedstrijd Turkije-Nederland. Wat daar voor een geluid uit kwam, dat hoorde ik zelfs bij mij in de hal!’ Ik dacht eerst ook van: ‘Ach doe maar, die komen toch niet.’ Maar zoveel vrouwen! En veel vrouwen betekent veel lawaai. Grappig, dat hij het vergeleek met een wedstrijd Turkije-Nederland. Dus de opkomst was heel groot. Ik wil niet zeggen dat alle vrouwen betrokken zijn gebleven, maar er is zeker wel een harde kern overgebleven die zich inzet voor leuke activiteiten in de wijk. Zoals een overblijfoma. Een Marokkaanse oma in de wijk die ineens op school leuke dingen wilde gaan doen. Zij helpt nu met overblijven op school. En het moedercomité bestaat nog. Zij komen nog steeds bij elkaar, bedenken nog steeds leuke activiteiten. Dat is heel leuk om te zien. << keer terug
Van elkaar aannemen Een jeugdreclasseerder vertelt:
We gaan wel eens met alle jeugdreclasseerders en hun jongeren om tafel van: ‘Oké, jullie hebben allemaal begeleiding, hoe gaan we elkaar helpen? Hoe gaan we ervoor zorgen dat jullie allemaal uit de problemen blijven? Jullie zijn nou eenmaal een vriendengroep en we gaan jullie niet uit elkaar halen, want dat werkt toch niet. Jullie komen uit dezelfde wijk, dat heeft geen zin. Maar we gaan ervoor zorgen dat jullie leren elkaar positief aan te spreken en jullie niet meer samen in de problemen komen.’ We zijn toen met zijn allen om de tafel gaan zitten en hebben in kaart gebracht wie bij wie hoort en wie wat heeft gedaan. ‘Zijn er lijntjes in de delicten die jullie hebben gepleegd? Zijn die samen gepleegd?’ Dat soort dingen in kaart brengen en dan vervolgens kijken van: ‘Wat missen jullie?’ We hebben bijvoorbeeld wat overlastgevende groepen hier in de stad. Als je zo’n groep in kaart brengt en met ze gaat zitten en niet alleen maar zegt: ‘Jullie plegen overlast en mensen hebben last van jullie’, maar meer vraagt van: ‘Wat missen jullie?’, dan merk je dat die jongens geen plek hebben om met elkaar samen te zijn, want dan is het meteen samenscholing. En sporten kunnen ze niet omdat ze geen geld hebben of omdat ze niet gemotiveerd zijn.
Dan is het leuk om daar het jongerenwerk bij te betrekken. Lokaal kijken we samen van: ‘Goh, jullie wilden zo graag voetballen, nou dan gaan we dat toch doen? Jullie kunnen iedere zaterdag voetballen en dan zorgen wij voor wat drankjes en een bal. Gaan we voetballen.’ Dat soort kleine dingetjes die ertoe doen. Of er was er één die wilde heel graag werken, maar die was heel slecht in het schrijven van een sollicitatiebrief, terwijl een ander dat wel kon. ‘Dan gaan jullie hier samen achter de computer zitten en dan gaan jullie samen een sollicitatiebrief schrijven. Samen een cv opstellen.’ En dat doen ze dan uiteindelijk, dan helpen ze elkaar. Ik denk dat de jongeren ook veel meer van elkaar aannemen dan van ons hulpverleners. << keer terug
Jeugdbakens | 41
Geen langdurige hulpverlening Een schoolmaatschappelijkwerker van het Centrum voor Jeugd en Gezin vertelt:
Op een middelbare school waar ik werk, zitten veel kinderen uit Zuid-West. Dat is een wijk waar nog veel jeugdwerk is en dat soort dingen. Het jeugdwerk is een keer op school geweest en toen vertelden ze dat ze ook TMA-scans aanbieden aan leerlingen. Dat is een computervragenlijst. Het heet Talenten Meeting Analyse geloof ik. Daarmee kan je dus je talenten ontdekken. Jongeren van boven de vijftien, zestien, kunnen dan heel goed zien van: ‘Hé, dit kan ik goed, dus die richting kan ik op.’ Ik had een jongen gekoppeld aan iemand van het jeugdwerk die zo’n test deed. In de gesprekken kwamen we erachter dat het bij hem niet zo lekker ging op school. Hij bleef zitten en had thuis best wel wat troubles. Alles negatief. Ik heb dan zoiets van: ‘Je moet de positieve kant zoeken.’ Hij houdt erg van techniek, dus nou is hij via de mensen van het jeugdwerk samen met iemand anders uit de wijk een techniekclubje aan het oprichten. En iedereen is blij. Je ziet aan die jongen dat hij iemand is die anderen kan helpen en zo helpt hij zichzelf weer. En op deze manier
42 | Stelselwijziging Jeugd
probeer ik met maatwerk dingen te doen. Nou ben ik wel als school-CJG’er het eerste aanspreekpunt en kan ik niet te veel met allerlei zaken doorgaan. Ik doe geen langdurige hulpverlening. Het is kort en krachtig. Dus in één of twee gesprekken zet ik het door naar een coach, naar de huisarts of naar de ouders zelf. Of ik doe niets, dat kan soms ook heel goed zijn. << keer terug
Hij kan het zelf Een schoolmaatschappelijkwerker van het Centrum voor Jeugd en Gezin vertelt:
Vorig jaar was er een jongen wiens moeder zelf contact heeft gezocht met het CJG. We hebben ook een telefoonnummer hè. Die jongen werd gepest op school en zij kwam bij mij om daarover te praten. Er bleek meer aan de hand, niet alleen op school. Ik heb een paar gesprekken met die jongen gehad en hij kon heel moeilijk aansluiting krijgen met andere kinderen in de klas. Toen heb ik met hem gekeken van: hoe kan je dat anders doen? Nou dat heeft hij heel makkelijk opgepakt en dat lukt op die manier. Volgens mij hadden die ouders zoiets van: ‘Hij moet maar geholpen worden.’ ‘Nee’ zeg ik dan, ‘kijk, hij kan het zelf.’ Laat het hem zelf doen en dat werkt vaak goed.
complimenten, en ik zeg dat tegen zijn ouders dat hij het helemaal zelf heeft gedaan. Tenminste, dat laat ik hem zelf vertellen aan zijn ouders. En ik vraag hem: ‘Wat vind je er zelf van?’ En ik zeg: ‘Daar mag je best trots op zijn, dat je dat kan.’ << keer terug
Ik heb dat tegen die ouders gezegd waar die jongen bij was. En toen heb ik met die jongen afgesproken van: ‘Goh, hoe ga je dat anders aanpakken?’ Alle jongens van de klas zaten altijd om één tafel tijdens pauze. ‘Je zit erbij en je doet niks, ga nou elke keer wat zeggen. Een onderwerp aanbrengen, of zeg wat tegen je buurman, of vraag aan je vrienden om samen een onderwerp te bespreken.’ Dat is hij langzamerhand gaan doen. Dan benader ik hem heel positief en geef hem
Jeugdbakens | 43
Echt hun eigen ding Een jeugdreclasseerder vertelt:
Een jongere van mij zei laatst dat hij wilde gaan werken, maar hij vond het niet nodig dat ik hem daarbij ging helpen. Hij dacht dat als ik hem zou helpen, zijn werkgever ook te weten zou komen dat hij bekend was bij Bureau Jeugdzorg. Dus toen zette hij in zijn plan dat hij zelfstandig op zoek ging naar een bijbaan met ondersteuning van zijn nicht. Prima. Daar heb ik niks meer aan toe te voegen. Dat is eigen kracht. Ik zeg altijd: ‘Wie in jouw omgeving gaat je daarbij helpen? Als ik het ben is dat prima, maar als ik het niet ben, vind ik het ook goed. Zolang je maar iemand hebt waarop je kunt terugvallen.’ Als bijlage bij het plan van aanpak doe ik altijd een VIP-kaart. ‘Wie is er belangrijk voor je? Waarom is die belangrijk voor je?’ De mensen die op die kaart staan probeer ik altijd zoveel mogelijk in een gesprek bij elkaar te brengen van: ‘Hij vindt u belangrijk om die en die reden.’ Zo wordt het echt hun eigen ding. ‘We kunnen er niet onderuit. De rechtbank bepaalt dat hij begeleid moet worden door jeugdreclassering, laten we het dan op zijn minst invullen op een manier waar we ons allemaal in kunnen vinden.
44 | Stelselwijziging Jeugd
’Hij vroeg dus zijn nicht om te helpen met solliciteren, dat betekent ook het helpen met schrijven van brieven en het oefenen van sollicitatiegesprekken. Dat zijn normaal dingen die ik met hem zou doen, maar die heb ik bij zijn nicht neergelegd. Daar ben ik toen mee in gesprek gegaan van: ‘Wil je dit überhaupt?’ Maar de meeste familieleden en ook andere mensen uit de naaste omgeving hebben vaak zoiets van: ‘Wat bijzonder dat hij mij daarvoor vraagt.’ Dus die doen dat wel. In zijn geval heeft zijn nicht inderdaad van alles met hem gedaan. En voor het doel dat hij niet meer in aanraking wilde komen met de politie had hij zelf bedacht dat hij kennis ging maken met zijn wijkagent. Hij heeft toen zijn wijkagent gevraagd of hij hem in de gaten wilde houden. Dat is eigen kracht. << keer terug
Die zachte kant Een schooldirectrice van een basisschool vertelt:
We hadden een jongen op school, Jayden, een stuiterbal met een kort lontje. Bij het minste of het geringste was hij boos of ging hij rammen. Dylan, een jongen met Downsyndroom, zat bij hem in de klas. En als je Jayden een opdracht gaf van: ‘Joh, wil je Dylan even helpen? Of wil jij met Dylan even wat gaan doen?’ Nou dan was hij als een blad aan de boom. Dan was hij helemaal om. Zo anders. Hij was geduldig, rustig en vriendelijk. Totaal twee gezichten eigenlijk. Terwijl als je hier met twee stoere jongens zat met ook een kort lontje, dan was het continu gedoe en haantjesgedrag. Maar als hij samen met Dylan dingen ging doen, dan was dat helemaal niet zo. Die relatie was al vanaf het begin bij de kleuters zo en is tot groep acht zo gebleven. Daarin bleef hij heel erg steady en de zorgzame jongen. Er zijn wel meer van dat soort onuitgesproken buddy’s. Jayden zei ook wel eens: ‘Nee, dat mag niet Dylan.’ Terwijl andere kinderen een kind met het syndroom van Down vaak behandelen als een soort knuffelpop, of van: ‘Hij zit dan wel in groep zes, maar ik behandel hem nog steeds als een kleuter, want hij is zo schattig.’ Die kinderen weten dan niet zo goed hoe ze met zo’n jongen
om moeten gaan. Maar zo’n jongen als Dylan gaat weleens over de grens, over zijn eigen grens, of over de grens van de school. Maar Jayden was juist in staat om die grenzen heel goed aan te geven, zonder dat het leidde tot gedoe. Dat is een soort chemie. Een paar kinderen hebben dat gewoon. Die zullen later misschien wel terecht komen in zo’n soort job. Maar dit soort dingen kun je heel goed gebruiken wanneer je ziet dat zo’n jongen weer ontploft of explodeert, of een onhandige oplossing kiest. Dat je je als leerkracht realiseert dat hij niet alleen maar dat stukje is, maar dat hij ook die zachte kant heeft. Het is gevaarlijk als je alleen maar die conflicten ziet. Wij kijken naar die andere kant van kinderen, van: ‘Welk positieve stukje heb ik vandaag bij hem gezien?’ Je merkt dat kinderen zich daardoor ook gewoon lekker voelen hier op school. << keer terug
Jeugdbakens | 45
Eigen kracht plan gemaakt Een jeugdbeschermer uit het generalistenteam vertelt:
Ik kwam laatst bij een gezin en toen hoorde ik dat die ouders zelf al afspraken hadden gemaakt met hun netwerk. Ik vroeg: ‘Als moeder terugvalt of weer drugs gebruikt, wie zou ze dan kunnen bellen?’ ‘Nou, dan kan ik een vriendin bellen’ zei moeder. Ze hadden het er al over gehad. En als het niet goed zou gaan, zou vader de voogdij krijgen. Dat wilden ze zelfs bij de notaris vastleggen. Toen heb ik uitgelegd dat dat niet kon, maar ‘ik hoor dat jullie al heel veel gedaan hebben. Middels een eigenkracht-conferentie zouden jullie die afspraken met elkaar vast kunnen leggen zodat er wat meer een plan is. Er zijn heel veel instanties bij jullie gezin betrokken, maar het is ook goed als jullie zelf gaan nadenken over wat goed is voor jullie en jullie kind. Binnen de kaders die wij stellen aan de veiligheid van jullie kindje, mogen jullie zelf een plan maken.’ Dat heeft hun het gevoel gegeven dat zij zelf een stukje controle hadden. Bureau jeugdzorg staat in één keer op de stoep, de Raad voor de Kinderbescherming doet onderzoek. Er zijn zoveel mensen die iets van ze vragen en iets van ze willen, dat ik me voor kan stellen dat het heel verlammend werkt voor ouders: ‘Straks is er een ondertoezichtstelling en wat hebben wij dan nog in te brengen?’
46 | Stelselwijziging Jeugd
Dit gezin heeft dus zelf een eigenkrachtplan gemaakt. Samen met de ouders is er gekeken van: wat zijn nou de risico’s? ‘Als je drugs blijft gebruiken, betekent dat dit en dit voor je kindje. Vroeggeboorte en noem maar op.’ Dat maken we dan echt inzichtelijk voor de ouders. Wij stellen minimale voorwaarden waarop zij een plan mogen maken, maar daarbinnen hebben ze de ruimte. Wij hebben vervolgens alleen gecheckt of het plan aan onze voorwaarden voldeed. Dus: is het voldoende gewaarborgd dat moeder geen drugs meer kan gebruiken? En over prostitutie hebben we gezegd: ‘Als jullie baby’tje straks geboren is en dat jullie keuze is, dan vinden we daar niks van. Het is niet aan ons om daar iets van te vinden want het is legaal in Nederland. Maar als wij kijken naar jullie baby’tje, dan vinden we het belangrijk dat moeder voorbehoedsmiddelen gebruikt, want het is niet in het belang van jullie kind als moeder een geslachtsziekte oploopt. En als jullie voor een goede oppas zorgen of dat vader thuis is, dan stellen wij niet als voorwaarde dat moeder zichzelf niet mag prostitueren.’ Dus zo hebben we de voorwaarden aan ouders gesteld en daarbinnen hebben ze een eigen plan gemaakt. << keer terug
Plan van aanpak al klaar Een jeugdbeschermer van het generalistenteam vertelt:
Ik heb laatst een zaak opgepakt samen met de Raad voor de Kinderbescherming. Dat ging over een ongeboren baby waarvan de moeder drugsverslaafd was en zichzelf prostitueerde. Er waren heel veel zorgen over de zwangerschap en de Raad voor de Kinderbescherming was al onderzoek aan het doen. Er was een melding gedaan binnen het protocol risicozwangerschappen door de verslavingszorg. Dus het AMK had onderzoek gedaan en de zaak neergelegd bij de Raad voor de Kinderbescherming om met spoed die zaak op te pakken. Binnen het oude werken gaat de Raad voor de Kinderbescherming onderzoek doen, dan gaan ze wel of niet een ondertoezichtstelling vragen. Wanneer Bureau Jeugdzorg nog niet betrokken is, is je eerste betrokkenheid pas tijdens de zitting. Er gaat vaak heel veel tijd verloren zo. Maar met deze moeder zijn we al gedurende het onderzoek met de Raad opgetrokken. De Raad heeft ons gevraagd: ‘Goh, wij gaan starten met dit onderzoek, zouden jullie als ouders daar toestemming voor geven, vast met ons mee willen gaan?’ Dus hebben we samen ook het eerste huisbezoek gedaan. Toen heb ik gekeken wat er op dat moment nodig was voor de veiligheid en wat
we aan ondersteuning in konden zetten rondom de zwangerschap en straks als de baby geboren is. Dat hadden we normaal pas gedaan op het moment dat de ondertoezichtstelling was uitgesproken. Het was voor de ouders heel erg duidelijk dat het niet goed ging, los van het feit of er nou wel of niet een ondertoezichtstelling komt. ‘We hebben zorgen over de veiligheid van jullie kindje, nu in de buik maar ook als het straks geboren is. Welke afspraken kunnen we nu met elkaar maken om de veiligheid zo goed mogelijk te waarborgen?’ Die ouders stonden daar ook voor open en dat is een heel prettig traject geweest, omdat we vanaf de start heel duidelijk konden zijn over wat wij vanuit Bureau Jeugdzorg konden bieden. We hebben met de ouders een Eigen Kracht-conferentie gehouden. Daarin hebben we de ouders en hun netwerk echt verantwoordelijk gemaakt voor de veiligheid. En al voor de geboorte hadden we een indicatie liggen voor gezinsdagbehandeling en er was contact geweest met een instantie. Daar zeiden ze ook: ‘We kunnen ook ambulant alvast starten, laat maar weten als de baby geboren is, dan kunnen we
Jeugdbakens | 47
diezelfde week nog aan de slag.’ We hebben goede afspraken kunnen maken met de gynaecoloog, met het medisch maatschappelijk werk van het ziekenhuis, met verslavingszorg en met de GGZ. Al die instanties waren betrokken en zij waren allemaal op de Eigen Kracht-conferentie. Dat was heel positief, want dat heeft veel opgeleverd. Kennismaken met de betrokken mensen en de situatie in kaart brengen hoefde nu niet nog op het laatste moment. Nog voordat de zaak überhaupt op zitting kwam, lag het plan van aanpak klaar. << keer terug
48 | Stelselwijziging Jeugd
Geholpen door een bekende Een AMK-onderzoeker van het generalistenteam vertelt:
Als er vroeger een melding bij het AMK binnenkwam, dan ging je kijken of er eerder betrokkenheid is geweest van Bureau Jeugdzorg. En zo ja, dan ging je kijken wat precies de betrokkenheid inhield en deed je onderzoek. Heel soms was er even contact tussen de AMK-onderzoeker die het onderzoek deed en de vorigejeugdbeschermer. Maar in de praktijk gebeurde dat vaak niet. Maar nu werken we anders. Als er nu een melding binnenkomt, dan lees ik het dossier na en als ik zie dat Bureau Jeugdzorg betrokken is geweest en ik zie de naam staan van een jeugdbeschermer, dan vraag ik die collega: ‘Kijk eens even mee, want er komt hier een melding binnen.’ Laatst was er een moeder die een suïcidepoging had gedaan. Het ziekenhuis had een melding bij ons gedaan. Die moeder had een jong kind en dat is meteen reden om dat te melden. Nou goed, de eerste vraag is dan: ‘Waar is moeder nu en waar is het kind? Wie heeft het kind opgevangen?’ Dat is vaak dan in het netwerk, dan krijg je al een beetje een beeld bij het netwerk. Dus ik ben met de jeugdbeschermer aan het doornemen: ‘Wat is dit voor iemand?’ Die collega van mij zei: ‘Ik als
jeugdbeschermer heb altijd heel goed contact met deze vrouw gehad. Ik denk dat op het moment als jij als AMK-onderzoeker binnenstapt, dan zit ze tegen het plafond en dan blijft ze er de komende twee maanden tegenaan geplakt zitten.’ Ze zegt: ‘Ik heb zo’n goed contact met haar, ik denk dat ik het beste met haar kan gaan praten.’ Toen zijn we naar de gedragswetenschapper van het AMK gegaan en hebben we dat voorstel gedaan. ‘Luister, er zijn een aantal dingen die we belangrijk vinden. We moeten zicht krijgen op de situatie en er moeten veiligheidsafspraken gemaakt worden, maar dat hoef ik als AMK-onderzoeker niet perse te doen, dat kan mijn collega ook. Als we maar duidelijk maken waar nou precies de grenzen liggen.’ Hij vond het goed. Dus toen is die collega naar de moeder gegaan: ‘Luister, er is een AMK-melding binnengekomen. Ik kom eerst maar eens even langs om te kijken of we samen een plan kunnen maken. Maar die collega kijkt wel mee. Die wil wel zeker weten dat ik de informatie mag hebben van de huisarts en van het ziekenhuis en dat we samen
Jeugdbakens | 49
een plan kunnen maken. Als die collega dat goed vindt, dan hebben wij verder contact met elkaar en dan volgen ze het op afstand, maar doen ze verder geen onderzoek.’ Die moeder vond het fijn dat zij door een bekende geholpen werd en dat is vlekkeloos gegaan. << keer terug
50 | Stelselwijziging Jeugd
Gooi het gesprek open Een schooldirectrice van een basisschool vertelt:
Ik heb laatst een oudergesprek gehad. Een ouder kwam naar ons toe van: ‘Jullie moeten dit met hem, jullie moeten dat met hem, jullie moeten extra lezen en extra rekenen geven.’ Zij nam echt die onderwijsgrens over, dat is dan wel lastig. Zij legde heel erg de focus op onderwijs. Terwijl wij ook erg zitten op het stuk welbevinden en of kinderen goed in hun vel zitten. De leerkrachten zaten echt met de nekharen overeind en hadden tranen in de ogen na die gesprekken met die ouder. Zij gaf hun het gevoel dat ze het niet goed deden. Die vrouw deed dat op een heel dwingende manier. Dus ik ben met haar in gesprek gegaan en heb gevraagd: ‘Dit gebeurt er met mijn collega’s na een gesprek met jou, wil jij dat? De dingen die jij zegt kunnen best heftig binnenkomen.’ Ik heb haar ook gevraagd of ze wel vertrouwen had in onze school. Dat had ze wel, maar ze maakte zich soms zorgen. Toen zijn we er verder uitgekomen.
Als er zoiets aan de hand is, voeren wij daar gesprekken over. Haar jongste kind zit in groep vier en anders zou dat vijf jaar strubbelen worden. We geven dat bij ouders aan en gooien het gesprek open. Dan hoeven de leerkrachten ook niet te vrezen voor die oudergesprekken. En op die manier wijzen we ouders op hun verantwoordelijkheid, van: ‘Jij kiest voor deze school, dat betekent dat je ook voor onze leerkrachten en uitgangspunten kiest en de manier waarop wij communiceren.’ En natuurlijk komen wij ouders tegemoet in hun vragen, maar wij verwachten ook wat van ouders. En dus niet alleen maar lijstjes van wat we allemaal moeten doen om jouw kind verder te helpen in zijn levensontwikkeling. << keer terug
Jeugdbakens | 51
Vrijwillige gebieden afgerond Een AMK-onderzoeker uit het generalistenteam vertelt:
Er kwam een melding via de politie en de huisarts binnen. De reden voor de crisismelding was dat vader zich moest beschermen tegen moeder. Hij moest zich opsluiten om zich te beschermen tegen haar. Dat was de aanname. Hoe gewelddadig was die vrouw dan wel niet? En hoe gewelddadig kon ze naar haar kinderen zijn? Dus een collega sprak die man en vroeg: ‘Goh, hoe gaat het? En wat is er nou precies gebeurd? Waar gaat het nu allemaal precies over?’ Die man die sloot zichzelf op in de kamer, maar niet uit angst voor haar, maar uit angst dat hij haar voor de kop ging slaan! Dus eigenlijk een soort van omgekeerde bescherming. Dat was wel een eye-opener voor ons, want voor hetzelfde geld hadden we daar met het spoedeisende zorgteam en de politie voor de deur gestaan om die kinderen daar weg te halen met een voorlopige ondertoezichtstelling. Dat geeft aan hoe voorzichtig je moet zijn met het interpreteren van informatie. Alleen al door die vraag te stellen: ‘Hoe ziet dat er nu uit, u sluit zich op in een kamer, en hoezo dan en waarom?’ Het echt willen weten, dat hielp al. Die man vertelde vervolgens over de relatieproblemen. Hij was inderdaad geslagen en die vrouw kon heel onvriendelijk en onvoorspelbaar naar de kinderen zijn, dat
52 | Stelselwijziging Jeugd
werd snel duidelijk. Hij zei: ‘Ik wil wel in gesprek met jullie, maar de moeder van mijn vrouw is net overleden.’ Het was een Antilliaans gezin, dus ze ging daar overmorgen heen. We vroegen ons af of het wel slim was om in gesprek te gaan, want ze was in rouwverwerking. Dan kun je zeggen: ‘We knallen er gewoon in zodat we ons werk gedaan hebben.’ Maar we hebben toen voor een andere modus gekozen. We zijn naar hun huis gegaan, moeder was er niet, en toen hebben we met vader doorgesproken: ‘Wat ga je in de tussentijd doen om de veiligheid te kunnen waarborgen?’ We hebben heel concreet met hem afgesproken van: ‘Wat gaan jullie doen? Moeder gaat naar de Antillen, hoe lang gaat ze daar naartoe? Ga je moeder inlichten over die melding? En hoe?’ Eigenlijk is alles helemaal doorgesproken om verdere paniek en gedoe te voorkomen. Dus toen hebben we veel meer hulp op maat geboden. Toen moeder op de Antillen was, zijn we met die kinderen in gesprek gegaan om te kijken wat er met deze vrouw aan de hand was. Speelt er iets psychiatrisch misschien? Er waren wel eens momenten dat die moeder met een mes haar zoon
achterna zat. Er is een heel plan voor dat gezin gemaakt en er is ook een volwassen zoon bij betrokken. Voorlopig mag die moeder even niet alleen zijn met de kinderen. Met die moeder konden we ook goed praten. We hebben haar uitgelegd waarom we ons zorgen maakten en hoe ze de zorgen kon wegnemen. ‘Nou laat je onderzoeken, ga naar de huisarts, die wil meewerken en ga dat persoonlijkheidsonderzoek maar eens doen. Kijk dan even of daar iets uitkomt en of we daar iets mee kunnen of iets mee moeten.’ Deze casus had ook als een voorlopige ondertoezichtstelling gestart kunnen zijn en later in een ondertoezichtstelling van een jaar door kunnen gaan, terwijl het nu in vrijwillige gebieden afgerond wordt. << keer terug
Diarree aan woorden Een jeugdreclasseerder vertelt:
Ik heb het idee dat ik veel vrijheid neem in mijn werk. Wij zijn erg gebonden aan protocollen en regeltjes en ditjes en datjes. En dat is heel moeilijk soms, want wij zijn zelf continu in ontwikkeling. Ik ben heel erg op zoek naar wat kan. En als ik ervoor kies om buiten de methodiek iets te doen wat in het belang is van mijn jongeren, dan wil ik dat kunnen. Maar dat is lastig, want dan loop je soms tegen een muur op en fluiten mensen je terug. Ik laat mijn jongeren tegenwoordig hun eigen plan schrijven, maar dat mag niet want ik moet rapporteren aan de rechtbank en ik moet woorden gebruiken die de jongeren niet begrijpen. Maar dat doe ik niet meer. Ik wil dat mijn jongere zichzelf herkent in zijn plan en zegt: ‘Dit zijn mijn doelen.’ Maar dan kom ik wel eens in strijd met mensen die zeggen: ‘Zo mag het niet en zo kan het niet.’ Maar wat ik echt een hele mooie ontwikkeling vind, is dat de collega’s steeds meer een soort van front vormen: ‘Nee, dit is wat we gaan doen, dit staat in de nieuwe jeugdwet, dit is wat er van ons als nieuwe jeugdprofessionals wordt verwacht. Ik werk vanuit justitie, maar ik werk vóór mijn jongeren.’
Toen heb ik dus plannen door de jongeren zelf laten schrijven en de eerste paar keer kreeg ik hem van de gedragsdeskundige terug. Had hij met rode pen hele verhalen erbij geschreven: ‘Dat kan niet en dat mag je zo niet opschrijven.’ Wij schrijven normaal gesproken plannen waarin staat: ‘Hoofddoel, recidiveert niet, heeft een adequate tijdsbesteding, heeft inzicht in antisociale vriendschappen.’ Even serieus, er zit iemand van zestien jaar met een IQ van 73 tegenover me die denkt: ‘Ik weet niet waar je het over hebt.’ Dus op een gegeven moment ben ik daarmee gestopt en heb ik tegen een jongen gezegd: ‘Waar wil je aan werken?’ ‘Nou, ik wil niet meer opgepakt worden door de politie.’ ‘Dan is dat jouw doel.’ Dat is hetzelfde als ‘recidiveert niet.’ Maar hij noemt het ‘ik word niet meer opgepakt.’ Wat is het verschil? De rechtbank weet nog steeds wat ik bedoel. Nou en het mooie is dat de rechtbank verschil ziet in de rapportages. Een van de rechters zei laatst: ‘Jullie schreven vroeger altijd maar een diarree aan woorden en ik wist nooit waar het over ging.’ Precies. En nu merk je ook wel binnen de keten, dat mensen het oké vinden dat we vanuit het oogpunt van de jongeren schrijven. << keer terug
54 | Stelselwijziging Jeugd
Heen loodsen Een vrijwillige opvoedondersteuner vertelt:
In een gezin waar ik vorig jaar kwam, deed ik vooral dingen van praktische aard. De vader was daar de verzorger. Moeder werkte. Althans als ik kwam, was vader er altijd. Hij werkte aan huis als zzp’er. En hij kon dat huishouden gewoon niet georganiseerd krijgen. Ik kwam daar vooral voor wat ondersteuning. Ik ging even met de kinderen wandelen, dan waren zij even buiten en kon hij even de badkamer doen. Hij werd helemaal gelukkig als hij een keer de was in de wasmachine kon doen. Hij kreeg steeds meer het gevoel: ‘Hé, het lukt’ en na een maand of tien begon het te lopen. Hij kreeg een ritme. Ook doordat ik dan wel eens zei: ‘Als je het nou op die manier doet, is het misschien handiger, want dan kun je die tijd daaraan besteden.’ Of dan vroeg hij: ‘Heb je nog tips voor hoe ik dat zou kunnen doen?’ Ik zag dat hij daarin groeide.
Dus soms zet je gezinnen niet zozeer in hun kracht, maar help je ze door een bepaalde periode heen. Als jij geen kinderen hebt en je komt dan ineens thuis met een tweeling die flesjes moeten krijgen, dat is nogal wat. Die mensen hebben me wel eens verteld dat oma dan een dagje oppaste en dan gingen zij samen naar de sauna. En dan niet voor de sauna, maar alleen om bij te slapen. Dan gingen ze daar liggen en sliepen ze. Zo’n tweeling kost zoveel energie en om ze dan door zo›n periode even heen te helpen, dat is vaak al voldoende. Die mensen hadden genoeg in hun mars om dat te regelen, maar je moet ze even door die eerste anderhalf, twee jaar heen loodsen. En dan is het goed. << keer terug
Jeugdbakens | 55
Plan van aanpak al klaar Een jeugdbeschermer van het generalistenteam vertelt:
Ik heb laatst een zaak opgepakt samen met de Raad voor de Kinderbescherming. Dat ging over een ongeboren baby waarvan de moeder drugsverslaafd was en zichzelf prostitueerde. Er waren heel veel zorgen over de zwangerschap en de Raad voor de Kinderbescherming was al onderzoek aan het doen. Er was een melding gedaan binnen het protocol risicozwangerschappen door de verslavingszorg. Dus het AMK had onderzoek gedaan en de zaak neergelegd bij de Raad voor de Kinderbescherming om met spoed die zaak op te pakken. Binnen het oude werken gaat de Raad voor de Kinderbescherming onderzoek doen, dan gaan ze wel of niet een ondertoezichtstelling vragen. Wanneer Bureau Jeugdzorg nog niet betrokken is, is je eerste betrokkenheid pas tijdens de zitting. Er gaat vaak heel veel tijd verloren zo. Maar met deze moeder zijn we al gedurende het onderzoek met de Raad opgetrokken. De Raad heeft ons gevraagd: ‘Goh, wij gaan starten met dit onderzoek, zouden jullie als ouders daar toestemming voor geven, vast met ons mee willen gaan?’ Dus hebben we samen ook het eerste huisbezoek gedaan.
56 | Stelselwijziging Jeugd
Toen heb ik gekeken wat er op dat moment nodig was voor de veiligheid en wat we aan ondersteuning in konden zetten rondom de zwangerschap en straks als de baby geboren is. Dat hadden we normaal pas gedaan op het moment dat de ondertoezichtstelling was uitgesproken. Het was voor de ouders heel erg duidelijk dat het niet goed ging, los van het feit of er nou wel of niet een ondertoezichtstelling komt. ‘We hebben zorgen over de veiligheid van jullie kindje, nu in de buik maar ook als het straks geboren is. Welke afspraken kunnen we nu met elkaar maken om de veiligheid zo goed mogelijk te waarborgen?’ Die ouders stonden daar ook voor open en dat is een heel prettig traject geweest, omdat we vanaf de start heel duidelijk konden zijn over wat wij vanuit Bureau Jeugdzorg konden bieden. We hebben met de ouders een Eigen Kracht-conferentie gedaan. Daarin hebben we de ouders en hun netwerk echt verantwoordelijk gemaakt voor de veiligheid. En al voor de geboorte hadden we een indicatie liggen voor gezinsdagbehandeling
en er was contact geweest met een instantie. Daar zeiden ze ook: ‘We kunnen ook ambulant alvast starten, laat maar weten als de baby geboren is, dan kunnen we diezelfde week nog aan de slag.’ We hebben goede afspraken kunnen maken met de gynaecoloog, met het medisch maatschappelijk werk van het ziekenhuis, met verslavingszorg en met de GGZ. Al die instanties waren betrokken en zij waren allemaal op de Eigen Kracht-conferentie. Dat was heel positief, want dat heeft veel opgeleverd. Kennismaken met de betrokken mensen en de situatie in kaart brengen hoefde nu niet nog op het laatste moment. Nog voordat de zaak überhaupt op zitting kwam, lag het plan van aanpak klaar. << keer terug
Uitgerust naar school Een intern begeleider van een basisschool vertelt:
Laatst werd er in het zorgoverleg een kind besproken dat vaak ’s morgens vroeg te laat binnenkomt en zit te gapen en niet oplet. Het gaat niet zo goed met het jongetje. Goed, dan spreekt de maatschappelijk werker of de GGD-verpleegkundige de collega uit het CJG-team die het consultatiebureau doet. En zo komen ze over het jongetje te praten en dan blijkt dat in het gezin net een meisje is geboren en die huilt ’s nachts zoveel dat die ouders niet goed kunnen slapen. En de spanningen lopen daardoor wat op in dat gezin. Op een gegeven moment, om een lang verhaal kort te maken, zet de verpleegkundige een plan uit samen met de schoolmaatschappelijk werkster. Ze gaan zich richten op het goed slapen van de baby, waardoor de ouders rustiger worden en minder afreageren op het jongetje van acht. Waardoor het jongetje op school weer beter bij de les is en uitgerust naar school kan met zijn trommeltje.
58 | Stelselwijziging Jeugd
Dus met andere woorden was het niet het probleem van het jongetje, maar van het gezin. Zoiets kan alleen maar ontstaan doordat die twee medewerkers met elkaar overleggen. Dat vind ik dus spectaculair. Het is vreselijk basaal en eenvoudig, maar ik vind het toch spectaculair. << keer terug
Andere mogelijkheden Een Wmo-consulent van het loket vertelt:
Er kwam eens een man langs, die was lichtelijk in paniek. Nou gewoon echt in paniek. Overstuur. Zijn vrouw was opgenomen in het ziekenhuis met vroegtijdige weeën. Drie kleine kinderen thuis. Hij werkte. Geen financiële mogelijkheden. Gewoon niks. Een minimaal inkomen. Hij had een heel concreet probleem: ‘Hoe moet dat met mijn kinderen als ze thuis zijn?’ Eentje is elf en de anderen zijn zes en twee. Die twee moeten naar school gebracht worden en weer opgehaald worden. De ander is fulltime thuis.
Toen is het op die manier opgelost, iedereen schiet wat te hulp. Er zijn een aantal partijen snel aan tafel gaan zitten. Ik geloof dat het binnen twee dagen samen met een vrijwilliger en de familie is opgelost. Er is wel afgesproken dat het consultatiebureau een extra vinger aan de pols houdt voor de vroeggeboorte, om problemen in de toekomst te voorkomen. << keer terug
Er was een concreet opvangprobleem en er waren geen financiële mogelijkheden. Er kon geen beroep worden gedaan op huishoudelijke hulp of zoiets. Daar was de daagkracht niet voor. Er is toen, in overleg met het consultatiebureau en de Wmo consulent, een netwerkberaad belegd. Met die man, schoonouders en ouders is er een oplossing uit voort gekomen. Nu vangt een deel van de familie het op plus een vrijwilliger. Die is er ook bij betrokken.
Jeugdbakens | 59
Eigen kracht plan gemaakt Een jeugdbeschermer uit het generalistenteam vertelt:
Ik kwam laatst in een gezin en toen hoorde ik dat die die ouders zelf al afspraken hadden gemaakt met hun netwerk. Ik vroeg: ‘Als moeder terugvalt of weer drugs gebruikt, wie zou ze dan kunnen bellen?’ ‘Nou, dan kan ik een vriendin bellen’, zei moeder. Ze hadden het er al over gehad. En als het niet goed zou gaan, zou vader de voogdij krijgen. Dat wilden ze zelfs bij de notaris vastleggen. Toen heb ik uitgelegd dat dat niet kon, maar ‘Ik hoor dat jullie al heel veel gedaan hebben. Middels een eigen kracht conferentie zouden jullie die afspraken met elkaar vast kunnen leggen zodat er wat meer een plan is. Er zijn heel veel instanties bij jullie gezin betrokken, maar het is ook goed als jullie zelf gaan nadenken over wat goed is voor jullie en jullie kind. Binnen de kaders die wij stellen aan de veiligheid van jullie kindje, mogen jullie zelf een plan maken.’ Dat heeft hun het gevoel gegeven dat zij zelf een stukje controle hadden. Bureau jeugdzorg staat in één keer op de stoep, de Raad voor de Kinderbescherming doet onderzoek. Er zijn zoveel mensen die iets van ze vragen en iets van ze willen, dat ik me voor kan stellen dat het heel verlammend werkt voor ouders: ‘straks is er een ondertoezichtstelling en wat hebben wij dan nog in te brengen?’ 60 | Stelselwijziging Jeugd
Dit gezin heeft dus zelf een eigen kracht plan gemaakt. Samen met de ouders is er gekeken van: wat zijn nou de risico’s? ‘Als je drugs blijft gebruiken, betekent dat dit en dit voor je kindje. Vroeggeboorte en noem maar op.’ Dat maken we dan echt inzichtelijk voor de ouders. Wij stellen minimale voorwaarden waarop zij een plan mogen maken, maar daarbinnen hebben ze de ruimte. Wij hebben vervolgens alleen gecheckt of het plan aan onze voorwaarden voldeed. Dus is het voldoende gewaarborgd dat moeder geen drugs meer kan gebruiken? En over prostitutie hebben we gezegd: ‘als jullie babytje straks geboren is en dat jullie keuze is, dan vinden we daar niks van. Het is niet aan ons om daar iets van te vinden want het is legaal in Nederland. Maar als wij kijken naar jullie baby’tje, dan vinden we het belangrijk dat moeder voorbehoedsmiddelen gebruikt, want het is niet in het belang van jullie kind als moeder een geslachtsziekte oploopt. En als jullie voor een goede oppas zorgen of dat vader thuis is, dan stellen wij niet als voorwaarde dat moeder zichzelf niet mag prostitueren.’ Dus zo hebben we de voorwaarden aan ouders gesteld en daarbinnen hebben ze een eigen plan gemaakt. << keer terug
Totaal verrast en verbaasd Een buurtbewoner uit de stad vertelt:
Inmiddels alweer een half jaar geleden ben ik met drie andere bewoners in het park gaan staan. Toen hebben we toestemming gevraagd aan de brandweer of we een vuurkorf mee mochten nemen. Nou dat mocht. Hebben we een vuurkorf neergezet en we hadden warme chocomelk en glühwein om in contact te komen met de hangjongeren. Daar hing toen een hele negatieve sfeer omheen. Op een gegeven moment stonden er in het wijkblaadje zoveel negatieve dingen, dat ik zo iets had van: zo komt het nooit goed. Als je alleen maar gaat schrijven: ‘Hangjongeren dit en dat.’ Dat werkt niet hoor. Niet bij mij in ieder geval. Nou, we hebben de stoute schoenen aangetrokken en we zijn gewoon in het park gaan staan. We hadden in ieder geval al lol vooraf. We stonden daar in het midden. Erik met zijn gitaar. En we hadden zo iets van: ‘Al komt er niemand, wij staan hier toch ’s avonds in het donker, vuurtje erbij.’ Uiteindelijk kwamen er een paar brommers bij. Ik geloof dat we uiteindelijk met dertig of vijfendertig jongeren stonden. En ook de oudere bewoners uit de wijk heb ik erbij gehaald. Die raakten met de jongeren in gesprek. Ik zelf ook.
En de jongeren waren totaal verrast en verbaasd. ‘Waarom doe je dat? Waar ben je van?’ Ze waren heel argwanend. ‘Ben je van de gemeente? Ben je van de politie?’ ‘Nee, ik woon hier gewoon in de wijk. Wij vinden het leuk om dit voor jullie een keer te doen, want er is zoveel negativiteit.’ Ik zeg: ‘Niet dat ik het eens ben met alles wat er gebeurt. Maar A, ik weet niet wie het doet, dus dan houdt het op. Wie zou ik daar op aan moeten spreken? En B, ik zoek naar de dialoog met jullie, van wat is er aan de hand? Of wat zou je willen?’ Ik heb toen een gesprek met ze gehad over: ‘Hoe zou je het vinden als je een eigen hangplek mocht maken met sociaal kapitaal? Jullie ontwerpen het en dan gaan we samen de hele wijk door. We halen een aanhanger op, we halen hout bij iedereen uit de schuur die het over heeft en we halen er mensen bij die er verstand van hebben hoe je zoiets bouwt.’ << keer terug
Jeugdbakens | 61
Open bespreken Een directrice van een bassischool vertelt:
Laatst was er een jochie uit groep acht, die vond het nodig om tegen andere kinderen te zeggen: ‘Ik zou willen dat je dood was.’ Dat gaat dan soms onder schooltijd, maar op een gegeven moment is het ook een paar keer buiten school gebeurd. Toen kwamen ouders die zeiden: ‘Dat is toch niet de bedoeling?’ Nee, dat klopt. Toen is het meteen de volgende dag opgepakt: ‘Jongens we moeten iets bespreken. We hebben hebben het al een keer eerder gemerkt in de klas, vertel maar, waarom zeg je dat?’ Dat is soms een hele harde methode, we doen het ook niet altijd. We doen het alleen als we weten dat zo’n kind daar tegen kan en het werkt. En bij deze jongen kon dat. Die wordt zich dan even bewust van het feit dat hij ook gewoon een jongetje is en niet het recht heeft om dat soort idiote dingen tegen anderen te zeggen. En vervolgens bedenken we met elkaar, de leerkracht en de kinderen van: ‘Hoe kunnen we hem nou helpen dat hij niet van die rare dingen zegt?’ We proberen die twee kanten continu te belichten zonder dat de pester of het slachtoffer alle aandacht krijgt. Wij denken dat kinderen die zoiets zeggen of die anderen pesten, dat dat voortkomt uit een stukje onvrede of onmogelijkheden van 62 | Stelselwijziging Jeugd
henzelf, bijvoorbeeld omdat ze minder goed kunnen leren. Dan is het ook fijn dat kinderen daar zelf bewust van zijn, maar ook dat klasgenoten zich realiseren dat zoiets ergens vandaan komt en dat het helpt om positieve dingen tegen hem te zeggen. En als hij dan vervelend doet het open te bespreken. Sommige ouders vinden dat belachelijk. Die ouders kwamen toen naar me toe en vroegen: ‘Waarom moet dat zo in de klas?’ Ik zei: ‘Dat is onze aanpak, wij hebben daar goede ervaringen mee. Het werkt.’ ‘Ja, maar hij voelt zich er niet fijn onder.’ ‘Nou, die indruk hebben wij niet.’ Sommige kinderen gaan daar thuis een beetje zielig over doen, in de hoop dat ze een beetje credits krijgen. Maar dat is verder gewoon doodgebloed. Ik kan me voorstellen dat een kind dat niet erg fijn vindt op zo’n moment, maar daarom is juist de leerkracht vervolgens bezig om die jongen ook heel positief te benaderen, door juist de nadruk te leggen op alles wat goed gaat. En dan wordt het gewoon weer rustig. En nu is het klaar. << keer terug
Stuk steviger Een trainer van zelfverdediging- en weerbaarheidscurssussen voor kinderen met een beperking vertelt:
Tijdens een training was ooit een jonge jongen. Een boom van een vent en die kon geen nee zeggen. Dus op een gegeven moment zette een van de trainers, Bart, zijn pet op en zei: ‘joh, zullen we uitgaan vanavond?’ ‘Ah ja, dat is goed.’ ‘Jij trakteert dan, oké?’ ‘Ja, Ja, tuurlijk.’ Zegt Bart: ‘Want wij zijn vrienden hè?’ ‘Ja…’ Ik denk: oké, ik zet ook de pet op. Mij kent hij niet zo goed en ik ben helemaal geen vriend van hem. Hij kent me niet eens als trainer. Ik zeg: ‘Bart, wat hoor ik? Gaan jullie uit? Komt goed uit, dan ga ik met jullie mee.’ En Bart zegt: ‘Hij trakteert.’ ‘Oh super, dat vind ik hartstikke top van je!’ ‘Ja…’ En dat ging zo door en op een gegeven moment zei ik: ‘Ik heb nog andere vrienden die gaan ook mee. Gaan jullie ook mee?’ Op die manier.
Als je het grietje die dat zo goed zei ziet, dan verwacht je zoiets niet. Ze kwam te laat, ze had haar nagels gelakt en een riempje wat mooi bij haar broek paste. Het was niet echt een sportbroek en ze moeten in sportkleren komen. Ze deed nog net haar schoenen uit voor de training. Zij kwam helemaal niet weerbaar over. Maar ze was wel goed gebekt. En zij zag dat gebeuren bij die jongen en zag dat klopt gewoon niet: ‘Dit moet je niet pikken!’ Gewoon in haar eigen taal. Hij vond het moeilijk, het was zo’n goedzak. Dus toen zeiden we: ‘Oké we gaan het opnieuw doen en dan staan jullie hier gewoon met zijn tweeën, dan gaan jullie het samen oplossen.’ En toen lukte het dus wel. Hij staat een stuk steviger in z’n schoenen na die training. << keer terug
Toen zei één van de meiden: ‘Je moet nee zeggen, niet doen. Laat ze het zelf betalen!’ ‘Ja, maar… Dat is gezellig.’ ‘Ja!’ zegt Bart, ‘dat is toch gezellig?’ ‘Ja, ja…’ dat vond hij ook.
Jeugdbakens | 63
Van de grond Een ouder en oprichter van een speelgroep vertelt:
Ik wilde een groepje opzetten waar ouders met de kinderen konden komen om te praten en te spelen. Toen begon ik aan de brede school te denken als locatie en heb ik een brief naar de gemeente gestuurd en de brede school. Op de brede school zit een vrouw en zij heeft mij vrijwel meteen een mail teruggestuurd: ‘Hé, ik wel met je spreken.’ Tegelijkertijd kwam er ook een bericht van een man van de gemeente, hij juichte mijn initiatief toe en als ik nog hulp nodig had, dan bel maar. Dat soort dingen. Ik dacht: ‘Dit wordt echt gewaardeerd.’ Dan kreeg ik de moed om door te gaan en zo werd ik steeds gedrevener.
goed was in regelen van dingen, want zij regelt ook dingen voor de juf in de klas. Toen vroeg ik aan haar: ‘Heb je zin om bij dat gesprek met de brede school aanwezig te zijn?’ ‘Ja, dat is goed.’
Ondertussen sprak ik ook ouders aan: ‘Stel dat er zo’n groepje zou zijn, zou je daar naartoe gaan?’ Op één moeder na, zei iedereen: ‘Ja, dat vind ik hartstikke leuk als dat hier kwam.’ Toen ben ik gaan peilen: ‘Welke dag zou jou dan het beste uitkomen?’ Woensdag kan ik niet, dus vrijdag werd het. Ik kende een klassenouder en vertelde haar mijn idee, ze zei: ‘Ik ken zo’n groepje, want in Rotterdam hebben we dat ook gedaan. Daar ging ik heel vaak naartoe en daar heb ik zoveel aan gehad. Ik ken nog steeds mensen daar en als je hulp nodig hebt dan roep maar.’ Ik wist dat zij
<< keer terug
64 | Stelselwijziging Jeugd
We hebben ons toen een klein beetje voorbereid, zodat we het goed zouden doen en het goed zouden neerzetten. Dat vond ik heel fijn van haar, zij kende het gevoel van zo’n groep. Dat gesprek met die vrouw van de brede school verliep heel goed en ze zei: ‘Ik vind het een hartstikke mooi initiatief en dat moet gewoon van de grond komen.’
Gewoon vragen Een schoolverpleegkundige van het Centrum voor Jeugd en Gezin vertelt:
Ik denk dat we met z’n allen erg gewend zijn dat als je iets meldt aan iemand anders, dat die het dan maar gewoon doet. Dat is niet goed. Ouders moeten gewoon veel meer zelf in charge komen. Vooral ook het praten over gezinnen houd je daar heel erg mee in stand. Want hoe makkelijk is het om iedere keer die ouders te omzeilen of dat kind?
zitten mensen helemaal in zo’n situatie vastgezogen. Dat kan je zelf ook ervaren en dan heb je zo’n situatie van: ‘Maar heb je al?’ ‘Oh ja. Duh.’ Dat je zo’n gevoel hebt van: ‘Hoe heb ik dat over het hoofd kunnen zien?’ Zo dichtbij eigenlijk. << keer terug
Ik had net een vergadering op school en toen vroeg ik echt letterlijk: ‘Je kunt het toch ook aan het kind vragen?’ De vraag was: ‘Bezoekt het kind eigenlijk zijn hulpverlener nog wel?’ Want dat was de voorwaarde voor het welslagen van de afspraken die ze hadden gemaakt. Maar in ieder geval: ‘Komt hij daar nog wel?’ Ik zeg: ‘Kun je dat niet gewoon vragen dan? Aan moeder?’ Ik vind dat dan heel erg voor de hand liggen. In dit geval was het dan niet slim om het aan moeder te vragen. Dat kan. Waarop ik zei: ‘Kun je het niet gewoon aan het kind zelf vragen?’ En toen waren ze echt even verward van: ‘Wat bedoel je nou?’ Ik zeg: ‘Nou, gewoon vragen: kom je daar nog?’ ‘Oh ja, dat kan natuurlijk ook.’ Maar soms
Jeugdbakens | 65
Een kind van vier of een kind van dertien Een verpleegkundige van het consultatiebureau vertelt: Een moeder vroeg laatst: ‘Mijn kind zit nu op de middelbare school. Ik zie dat haar gedrag heel erg verandert. Haar gedrag thuis verandert ook heel erg, en ik heb daar als ouder veel moeite mee.’ Toen vroeg ik: ‘Waar zit je kind op school? En heb je al eens contact opgenomen met schoolmaatschappelijk werk?’ Daar had ze helemaal niet aan gedacht. Het meisje zat in de stad op school. En toen ik haar vroeg over school, zei ze dat de leerkracht hetzelfde had met haar. Ook op school deed ze vaak niet wat er van haar verwacht werd. Moeder had over twee weken een ouderavond. Dus toen hebben we met elkaar afgesproken: ‘Goh, ga eens met die leerkracht praten en misschien kan de schoolmaatschappelijk werkster jullie beter helpen, omdat ze dan iets op school kan doen en iets met jou als ouder.’ En nou ga ik haar over twee weken terugbellen om te horen of dat gelukt is en of dat naar haar tevredenheid is. En als dat niet zo is, nou dan gaan we verder kijken. Dat is mijn CJG-pet, want dat valt niet onder mijn reguliere werk. Maar weet je, of dat nou een kind van vier betreft of een kind van dertien of veertien, dat maakt dan eigenlijk niet zo uit, toch? << keer terug 66 | Stelselwijziging Jeugd
Geen deur open Een ouder en oprichter van een speelgroep vertelt:
Een tijd geleden was mijn schoonzus hier. Zij woont in Ierland. Zij heeft ook een zoon van dezelfde leeftijd als mijn zoon en zij zei: ‘Ik kan elke ochtend wel ergens binnenlopen. Bij een playgroup. Bij de kerk is er eentje en bij de bieb. Overal kun je wel terecht. Dan is er gewoon een potje geld voor thee en koffie en dan gaan we liedjes zingen of met shakers iets doen.’ Zij is ook oppasmamma en ze neemt dan gewoon de oppaskindjes mee. Een heel belangrijk deel van het opgroeien eigenlijk. Zo wordt het daar gezien. Ook omdat de jeugdzorg daar heel anders is. Je hebt daar geen peuterspeelzalen zoals je ze hier hebt gehad. Daar is het gewoon: het kind gaat naar de crèche of niks. Er is geen peuterspeelzaal en ze beginnen ook laat met school, volgens mij met vijf of zes jaar.
elke dag bij mijn dochter op de basisschool. Daar kon ik voelen hoe bruisend het was op het schoolplein en hoe mensen daar met elkaar kletsten. En toen dacht ik: ‘Ja, dit is wat we nodig hebben voor de ouders die nog geen kind op school hebben.’ Dus ik werd een keer uitgenodigd om mijn idee te vertellen aan het bestuur van de brede school. Toen zei ik: ‘Stel je voor, je bent pas bevallen en je zit thuis en je gaat elke dag je rondje lopen. Je ziet elke dag dezelfde mensen, die laten dan de hond uit en die nemen de kinderwagen mee. Je ziet elkaar zo op straat en: hoi hoi. Ondertussen is er een hartstikke mooi nieuw brede-schoolgebouw, maar er is geen deur open! Je kunt daar niet naar binnen. En wat is daar nou te doen? En wat is dat nou een brede school?’ Dat was mijn drive om een speelgroep op te zetten. << keer terug
Dus ik zeg: ‘Ik weet het eigenlijk niet of we dat ook hier hebben’, en toen ben ik gaan zoeken. Er was hier in het dorp niets en in de grote stad dichtbij ook niet. Toen keek ik op internet voor ideeën en er was wel een website met ‘start your own playgroup’: ‘spreek dan af bij een plek, enzovoort.’ Ik dacht: ‘Ja, dat doe ik!’ De eenvoud en het laagdrempelige bleven bij mij hangen. En tegelijkertijd kwam ik
Jeugdbakens | 67
Als gezinsvoogd in het gezin gebleven Een jeugdreclasseerder vertelt:
Ik heb een zaak waarin een jongere in eerste instantie als jeugdreclasseringszaak is binnengekomen voor een winkeldiefstal. Maar daar bleek eigenlijk veel meer aan de hand te zijn, ook in de thuissituatie. Vader en moeder van dat meisje waren gescheiden. Allebei de ouders waren opnieuw getrouwd en hadden kinderen gekregen. En dat meisje voelde zich eigenlijk nergens thuis, bij vader niet, bij moeder niet. Bij moeder had zij slecht contact met haar stiefvader. Bij vader had ze altijd het idee dat haar jongere zusjes belangrijker waren. Ze voelde zich gewoon nergens thuis en was daardoor heel veel op straat met vrienden. Dat ging helemaal mis en de ouders hadden totaal geen zicht meer op haar. Maar ook een heleboel kleine kinderen in huis die allemaal die spanningen en ruzies en escalaties aan beide kanten meemaakten.
maar gekozen en gezegd: ‘Met de inzet van een gezinsvoogd blijf je bij je vader wonen, want dat op en neer verhuizen is gewoon niet goed voor je.’ Daar waren nog twee jonge kinderen in huis en ik zat daar als jeugdreclasseerder van haar in. Ik ben eigenlijk gedurende het onderzoek, omdat het eigenlijk wel duidelijk was dat er een ondertoezichtstelling zou volgen, als gezinsvoogd aangebleven.
Dan ga je inderdaad toch melden bij de Raad voor de Kinderbescherming. Er moet verder gekeken worden. Dat is het effect van de ontwikkeling dat naar het hele gezin gekeken wordt. Intussen is dat meisje ook heel veel gewisseld, dan weer bij vader wonen, dan weer bij moeder. Dat lukte eigenlijk nergens en uiteindelijk toch
<< keer terug
68 | Stelselwijziging Jeugd
Aan mij gekoppeld zit dan wel een gezinsvoogd die mij wegwijs maakt. Ik ben niet Delta opgeleid, dat is toch een andere pet dan jeugdreclasseerder. Maar dan merk je wel dat het beter is voor zo’n gezin. Ik ken het gezin, ik ken het systeem, ik ken de mensen eromheen. En om dan te zeggen: ‘Ik heb de pet jeugdreclasseerder, dus ik ga eruit’, daar kies ik niet voor. Ik ben in dat gezin gebleven en ik heb die ondertoezichtstelling uitgevoerd.
Zelf een oplossing Een AMK-onderzoeker uit het generalistenteam vertelt:
Er kwam een melding over een Pakistaans gezin met wel zeventig politiemutaties op het adres van huiselijk geweld of in ieder geval van gedoe. Dat is echt heel veel. Dus de politie maakt zich zorgen en wist niet wat ze ermee aan moest. Allerlei dingen geprobeerd. Raadsmeldingen gedaan, geen ondertoezichtstelling, omdat het met de kinderen vrij goed ging. Twee volwassen kinderen en twee kinderen, van zeventien en veertien. Die deden het best goed.
We kwamen tot de conclusie dat die man zijn psychiatrische problemen zou aanpakken. Hij had al bij allerlei psychiatrische instanties gezeten. Maar het had niet geholpen of maar een beetje en de kosten waren te hoog. Het werkte allemaal niet geweldig. Maar het leek in ieder geval wel dat de wil er was. De wil was er, maar er was zoveel persoonlijke problematiek dat het weleens mis ging tussen die mensen.
Er was wéér een politiemelding geweest. Dus nu ging ik ernaartoe en heb ik met die ouders zitten praten en het klikte wel. Die man zat voor de zoveelste keer zijn verhaal af te draaien. Hij had een ernstig traumatisch verleden. Hij en zijn vrouw waren uit Pakistan gevlucht en hadden vreselijke dingen meegemaakt. Hij had goede wil over de zorgen die er waren en voor een deel erkende hij die ook wel. En met zoveel politiemeldingen en de zoveelste her-melding, wordt het sowieso een melding bij de Raad voor de Kinderbescherming. Maar wat moet je dan bereiken en wat willen we nu eigenlijk?
Uiteindelijk heb ik de kinderen ook gesproken. Die kinderen groeien wel op in een gezin waarbij zeventig keer de politie is geweest, wat voor een wereldbeeld krijg je dan? Dat als er problemen zijn thuis de politie komt om het op te lossen? Dat is toch een beetje een raar beeld. Dat beviel mij niet. Dus wat moet er dan gebeuren om dat te voorkomen? Toen heb ik een gesprek gehad met die ouders en een volwassen dochter. We hebben uiteindelijk een plan gemaakt en gezegd: ‘we maken ons zorgen en we vinden eigenlijk dat vader naar een psychiatrische instantie moet om zijn agressieproblemen aan te pakken.’ Normaal gesproken had ik deze zaak overgedragen aan een casemanager van Bureau Jeugdzorg. Die gaat dan bij de intake zitten en die doet de eindevaluatie. Nu hebben we gezegd: ‘Die mensen Jeugdbakens | 69
hebben vertrouwen in mij en ik heb vertrouwen in die mensen. Ik wil dat echt een kans geven en we gaan dat gewoon samen doen. Dan kijken we wel even wat daar uitkomt. Dan hoeven zij niet nog een keer hun verhaal te doen en ik weet precies wat de bedoeling is.’
Ik denk dat die mensen echt geholpen zijn. Het kan best dat er over drie maanden weer een melding ligt, dat zou zomaar kunnen. Maar ik denk wel dat er verandering is gekomen. Dat ze een visie hebben nu. Ze weten wat ze willen, ze hebben zelf aan een oplossing kunnen bijdragen en er vertrouwen in gekregen dat het werkt. En ik geloof dat het ook zal werken.
Dus ik zei tegen die man dat ik met hem mee ging naar die psychiatrische instantie. Ik zeg: ‘We spreken wel af dat je mij daar niet alleen laat zitten.’ Toen begon hij heel hard te lachen, het was een soort van opluchting dat ik mee zou gaan. Dat is een soort van commitment wat we samen gemaakt hebben. En met de rest van de familie zijn we bij elkaar gaan zitten. Er is afgesproken dat als moeder zich niet lekker voelde, iedereen haar met rust zou laten. Er wordt dan niet aan het hoofd van moeder gezeurd en ze mag gewoon op de bank liggen. Duurt het één dag, twee dagen, drie dagen, maakt niet uit, ze wordt met rust gelaten. Als er toch spanning optreedt dan gaat vader even naar buiten, pakt hij de auto en rijdt hij een rondje. En in het afgelopen jaar is er niet één politiemelding geweest.
<< keer terug
70 | Stelselwijziging Jeugd
Dit is een uitgave van het
www.voordejeugd.nl april 2014