Stelling 1 De cliënt is eigenaar van zijn eigen ondersteuningsplan Niet waar Eigendom is het meest omvattende recht dat iemand op een zaak kan hebben. Een eigenaar kan alles met zijn eigendom doen, tenzij dit in strijd is met de rechten van andere mensen of in strijd met andere wetten en regels (zie artikel 1 van het Burgerlijk Wetboek deel 5). Een voorbeeld: je koopt een fiets. Je mag op deze fiets rijden, je kunt hem in je schuur zetten maar je mag hem ook aan iemand anders cadeau geven. Je mag de fiets ook stuk maken,maar vervolgens niet stuk in de sloot gooien. Dan overtreed je milieu wetgeving. Er was enige tijd onduidelijkheid over het eigenaarschap van het dossier van de cliënt. Sommige cliënten/patiënten hebben het daarom aan de rechter gevraagd. De rechterlijke uitspraken over eigenaarschap van het cliëntdossier zijn duidelijk. De rechter is van mening dat de opsteller, dat wil zeggen de zorginstelling of de arts, de eigenaar is van het cliëntdossier. Omdat het ondersteuningsplan onderdeel is van het cliëntdossier, kun je stellen dat de zorginstelling of zorgverlener ook de eigenaar is van het ondersteuningsplan. Echter…, op het ondersteuningsplan zijn alle cliënten/patiëntenrechten van toepassing. Dus een cliënt heeft recht om zijn ondersteuningsplan in te zien, een kopie van (een deel) het ondersteuningsplan te vragen en het (onder bepaalde voorwaarden) te vernietigen.
Stelling 2 Cliënt in zorg? Binnen 6 weken moet een ondersteuningsplan klaarliggen! Waar en niet waar Het Besluit Zorgplanbespreking (maart 2009) verplicht zorginstellingen de cliënt actief te betrekken bij zijn ondersteuningsplan. Het Besluit heeft als doel de positie van de cliënt te verbeteren door de zorgverlening cliëntgericht te maken en daarmee de kwaliteit van zorg te verbeteren. Het Besluit is van toepassing bij zorg die verleend wordt aan cliënten aan wie de zorgaanbieder voor een periode langer dan drie maanden AWBZ-zorg verleent. Binnen 6 weken moet er een zorgplanbespreking hebben plaatsgevonden. De resultaten van deze bespreking worden in een ondersteuningsplan vastgelegd. Indien de cliënt geen bespreking wil, dan wordt toch een ondersteuningsplan geschreven gebaseerd op zijn mogelijke wensen, doelen en beperkingen. Het ondersteuningplan hoeft nog niet helemaal af te zijn. Als het maar gebaseerd is op de bespreking. In de Wet staat het als volgt beschreven: Vereisten Besluit Zorgplanbespreking (2009) 1. De zorgaanbieder organiseert zo spoedig mogelijk na de aanvang van de zorgverlening een bespreking met de cliënt waarin de volgende onderwerpen aan bod komen: a. Welke doelen worden met betrekking tot de zorgverlening voor een bepaalde periode gesteld, gebaseerd op de wensen, mogelijkheden en beperkingen van de cliënt; b. Op welke concrete wijze zullen de zorgaanbieder en de cliënt de gestelde doelen proberen te bereiken; c. Wie is voor de verschillende onderdelen van de zorgverlening verantwoordelijk; op welke wijze vindt afstemming plaats tussen meerdere zorgverleners en andere betrokkenen; wie kan de cliënt op die afstemming aanspreken; d. Met welke frequentie en onder welke omstandigheden gaat de zorgaanbieder de zorgverlening in samenspraak met de cliënt evalueren en actualiseren. 2. De zorgaanbieder moet binnen zes weken na aanvang van de zorgverlening het resultaat van de bespreking vastleggen in het zorgplan. 3. Is de cliënt of zijn vertegenwoordiger niet bereid tot bespreking van de hierboven genoemde onderwerpen, dan houdt de zorgaanbieder bij vastlegging zoveel mogelijk rekening met de veronderstelde wensen en de bekende mogelijkheden en beperkingen van de cliënt. Na de fase van overleg met de cliënt moet de cliënt in de gelegenheid worden gesteld om die delen van het concept zorgplan die betrekking hebben op de persoon van de cliënt zelf, zijn leefomgeving en dagritme in te zien en te becommentariëren: dit is immers de weergave van het gesprek dat de zorgaanbieder met hem heeft gevoerd.
Stelling 3 Een ondersteuningsplan dat niet door de cliënt (of zijn wettelijk vertegenwoordiger) is ondertekend, is niet rechtsgeldig Niet waar De eis dat een ondersteuningsplan schriftelijk ondertekend moet worden, staat niet in een wet maar wordt echter door het zorgkantoor wel vereist. Het zorgkantoor wil op deze manier zeker weten dat de cliënt (of zijn wettelijk vertegenwoordiger) akkoord gaat met de gemaakte afspraken in zijn ondersteuningsplan. In de Wgbo (Wet geneeskundige behandelovereenkomst) is geregeld dat een geneeskundige behandeling alleen uitgevoerd mag worden nadat de patiënt/cliënt zijn toestemming heeft gegeven. Deze toestemming wordt pas gegeven, nadat de patiënt/cliënt alle informatie (specifiek afgestemd op zijn niveau) heeft ontvangen die hij redelijkerwijs nodig heeft om tot een beslissing te komen. Dit noemt men ‘Informed Consent’. Op de zorgovereenkomst in de Gehandicaptenzorg is de Wgbo ook van toepassing verklaard. Het ondersteuningsplan is een uitwerking van de zorgovereenkomst. Dit houdt in dat ook voor de zorg en ondersteuning (die in het ondersteuningplan is afgesproken) toestemming van de cliënt of zijn vertegenwoordiger nodig is om deze daadwerkelijk te verlenen. De cliënt of zijn wettelijk vertegenwoordiger moet dus wel degelijk toestemming verlenen, maar in de Wgbo staat nergens dat dit schriftelijk moet gebeuren.
Stelling 4 Als de politie erom vraagt, dan moet je direct het ondersteuningsplan ter inzage overhandigen. Niet altijd waar, maar eerst goed afwegen! Zorgverleners in de gehandicaptenzorg hebben een medisch beroepsgeheim. Dit houdt in dat de hulpverlener geen inlichtingen over een cliënt of inzage/afschrift van het ondersteuningsplan aan andere personen verstrekt. Ook niet zomaar als de politie hier om vraagt. Voor andere medewerkers die beroepsmatig op de hoogte raken van behandelgegevens van een cliënt, geldt een afgeleid beroepsgeheim. Uitgezonderd van het medisch beroepsgeheim zijn: medebehandelaren en wettelijk vertegenwoordigers. Het medisch beroepsgeheim staat voorop, maar in sommige omstandigheden kan het doorbroken worden. Een doorbreking van het beroepsgeheim is mogelijk indien: De cliënt hier toestemming voor geeft en als blijkt dat de cliënt de gevolgen van zijn toestemming kan overzien. Een andere wet schrijft het voor. Voorbeeld: melden van een bepaalde besmettelijke ziekte aan de Inspectie voor de Gezondheidszorg Er is sprake van een conflict van plichten: overmacht. Dit kan indien het noodzakelijk is om een belang te dienen dat zwaarder is dan het belang van de cliënt. Dit zou bijvoorbeeld een vermoeden van een strafbaar feit kunnen zijn. In ieder geval dient dan aan alle volgende voorwaarden te zijn voldaan: o De zorgverlener dient eerst toestemming aan de cliënt te vragen. o Het niet doorbreken van het geheim levert ernstige schade op voor een ander. o Er is geen andere manier om het probleem op te lossen. o De zorgverlener is in gewetensnood. o Het doorbreken van het geheim voorkomt of beperkt de schade voor een ander. o Het geheim dient zo weinig mogelijk te worden geschonden. Alleen die informatie die volstrekt noodzakelijk is. Alleen na een goede afweging en het voldoen aan alle bovenstaande voorwaarden, kun je de politie inzage geven in het ondersteuningsplan. Tip: geef de politieagenten een kopje koffie en overleg dan even met je leidinggevende hoe verder te handelen. Laat politiemensen niet zomaar ‘los’ in de zorginstelling wandelen. Alleen onder begeleiding en zorg dat er geen cliëntdossiers rondslingeren.
Stelling 5 Het inleveren van je fietssleutel is geen Middel en Maatregel Bopz dus hoeft niet in je ondersteuningsplan te staan Niet waar, maar ook een beetje waar Iedere vrijheidsbeperkende maatregel (iedere inbreuk op een fundamenteel recht van de cliënt) moet met de cliënt of zijn vertegenwoordiger worden afgesproken, regelmatig worden geëvalueerd en vastgelegd in het ondersteuningsplan. Het inleveren van je fietssleutel is een vrijheidsbeperkende maatregel en dient dus in het ondersteuningsplan te worden vastgelegd. Het is echter geen Middel en Maatregel uit de Wet Bopz. De Wet Bopz biedt rechtsbescherming aan cliënten die onvrijwillig zijn opgenomen in een Bopzaangemerkte zorginstelling. De vijf genoemde Middelen en Maatregelen uit de Bopz zijn: afzonderen, fixeren, separeren, gedwongen vocht/voeding en medicatie. Zij mogen voor maximaal 7 dagen in een noodsituatie worden toegepast. Er moet dan wel sprake zijn van gevaar voor de cliënt of een ander persoon in de instelling die niet op een andere (lichtere) wijze kan worden afgewend. Ook indien een cliënt onvrijwillig is opgenomen, mag je nog niet zomaar vrijheidsbeperkingen toepassen. Bij de toepassing van een vrijheidsbeperking dient men altijd af te wegen of er geen lichter alternatief voorhanden is, de vrijheidsbeperkende maatregel wel geschikt is om het doel te bereiken en of het middel dat men inzet wel redelijk is in verhouding tot te bereiken doel. Dit noemt men de beginselen van subsidiariteit, doelmatigheid en proportionaliteit. Deze beginselen dienen altijd te worden afgewogen bij het toepassen van vrijheidsbeperkende maatregelen. Monica de Visser Stafmedewerker Stichting Leekerweide
[email protected] Juridisch Adviesbureau Smaragd
[email protected] www.adviesbureau-smaragd.nl