Antwoorden 11.2 Service‐Organisatie (SO) Zorg voor de jeugd Wie is de bestuurlijk verantwoordelijk voor de SO? De 17 gemeenten zijn gezamenlijk eigenaar van de service organisatie. In de praktijk is dat dus gedelegeerd aan DB/AB van de GR Dienst Gezondheid en Jeugd. Voor regionale taken werkt de serviceorganisatie in opdracht van het DB/AB en voor lokale taken werkt de SO in opdracht van de gemeente zelf. Wie is nu woordvoerder bij een familiedrama/incident? De lokale wethouder is altijd politiek eindverantwoordelijk voor incidenten rondom gezinnen uit zijn of haar gemeenten. Als er sprake is van regionaal georganiseerde vormen van zorg rondom het gezin, zal de voorzitter van het DB en de directeur van de serviceorganisatie gezamenlijk met de lokale wethouder de woordvoering op zich nemen. Daarnaast spelen ook de inspecties een rol. Zorgpartijen zijn aanspreekbaar wanneer zij hun werk niet goed gedaan hebben.
Aanleiding: De Dienst Gezondheid & Jeugd heeft recentelijk een veelvoud aan veranderingen ondergaan. Dat maakt dat de dienst kwetsbaar. Financieel zijn de zaken nog niet op orde. Er ligt een bezuinigingsopdracht. Omdat ik me afvraag in hoeverre de dienst in staat is om de nieuwe opdracht van uitvoeringsorganisatie adequaat en effectief te realiseren heb ik een aantal punten onder elkaar gezet. Hiermee wil ik de besluitvorming van de VVD fractie, over het opzetten van een serviceorganisatie, onderbouwen. Historie: Tot halverwege 2012 waren JGZ 0‐4 en JGZ 4‐19 gescheiden. JGZ 0‐4 jaar werd aangeboden door Careyn en JGZ 4‐19 door de GGD. De gemeente kreeg hiervoor een brede doeluitkering, financierde daaruit beide instellingen. Beide instellingen maakten eigen beleid en communiceerden daarover rechtstreeks met de gemeente. Huidige gang van zaken: Goede zaak dat de knip tussen JGZ 0‐4 en 4‐19 jaar er uit is. Besloten is om JGZ 0‐19 jaar te gunnen aan Careyn en Rivas (beide instellingen voor thuiszorg). Bij de gunning is besloten dat de nieuw op te richten Dienst voor Gezondheid en Jeugd (oude GGD) een aantal taken van de gemeenten overneemt. Hiermee communiceren de instellingen die JGZ leveren niet langer rechtstreeks met de gemeenten maar met de dienst Gezondheidszorg en Jeugd. Dat betekent dat de financiële middelen naar de dienst G&J gaan, die bekostigd de JGZ. De JGZ legt verantwoording af aan de dienst G&J en de dienst G&J legt verantwoording af aan de gemeente. Beleid zoals recentelijk het extra consult adolescenten en prenatale zorg wordt opgesteld door de dienst G&J en uitgevoerd door Careyn en Rivas. Conclusie de knip tussen JGZ 0‐4 en JGZ 4‐19 is vervangen door een knip tussen beleid en uitvoering. Deze knip tussen uitvoering en beleid kan belemmerend werken bij de decentralisatie:
Het CJG is de spin in het web van de gebiedsgebonden basisvoorzieningen Het CJG krijgt alle vragen binnen die niet beantwoord kunnen worden vanuit de basisvoorzieningen De CJG functies maken onderdeel uit van het jeugdteam Het CJG heeft in de Hoeksche Waard een bereik van 96 tot 99 % van alle 0 tot 19 jarigen Vanuit het CJG is er een directe verbinding met de specialistische zorg Het jeugdteam vervult een belangrijke rol in het op ‐ en afschalen van zorg Het jeugdteam heeft budgetverantwoordelijkheid voor de te leveren zorg in een gebied Het jeugdteam haalt zorg uit de zorgmarkt erbij etc.
Gezien deze taken en verantwoordelijkheden is snel schakelen, snel kunnen interveniëren noodzakelijk. Daarvoor zijn de juiste middelen en bevoegdheden nodig. Met de knip tussen beleid en uitvoering is niet duidelijk wie voor wat verantwoordelijk is en wie dus aanspreekbaar is als het mis gaat. Is de Dienst G&J verantwoordelijk en aanspreekbaar voor budgettekorten, te late doorverwijzingen , etc? Kan het zijn dat de nieuwe service organisatie die verantwoordelijkheid krijgt of ligt die bij een van de wethouder van een van de 17 gemeenten?
De 17 gemeenten zijn gezamenlijk eigenaar van de service organisatie. In de praktijk is dat dus gedelegeerd aan DB/AB van de GR Dienst Gezondheid en Jeugd. Voor regionale taken werkt de serviceorganisatie in opdracht van het DB/AB en voor lokale taken werkt de SO in opdracht van de gemeente zelf. De gemeente is opdrachtgever aan de serviceorganisatie. Je hebt als gemeente een contract met de serviceorganisatie over de inzet van het jeugdteam en een gemeenschappelijk contract voor de regionale taken (o.a. specialistische interventies, AMHK, JB/JR). De contractuele relatie loopt formeel dus van de gemeente via de serviceorganisatie naar het Jeugdteam. In de praktijk zullen de drie partijen regelmatig met zijn drieën om de tafel zitten om de kwalitatieve en kwantitatieve resultaten van het jeugdteam te bespreken. Waarbij de SO richting het jeugdteam faciliterende en kaderstellende rol heeft. Welke verantwoordelijkheden hebben de SO en de gemeente t.a.v. budgetbeheersing? De SO zorgt in opdracht van de gemeente voor de actuele informatie over de resultaten en budgetuitputting van het Jeugdteam. Gemeente, SO en Jeugdteam zitten met regelmaat om de resultaten en budgetuitputting te bespreken. Alle details over wie wanneer en waar voor verantwoordelijk is, worden de komende maanden verder uitgewerkt. Overweging: Halverwege vorig jaar gaf de dienst G&J een presentatie in het gemeentehuis van Korendijk waar alle raadsleden uit de Hoeksche Waard voor uitgenodigd zijn geweest. Van de presentatie herinner ik me nog hoe trots de medewerkers van de dienst G&J zijn op hun unieke positie in Nederland omdat die uniciteit zou leiden tot een hogere kwaliteit van de dienstverlening. Is dat ook zo en wat zijn hiervan de meerkosten?Deze vraag is niet beantwoord. Deze vraag kan ik ook niet beantwoorden. De nieuwe uitvoeringsorganisatie Vraag: 1. Waarom is gekozen voor een serviceorganisatie en niet voor een bedrijfsbureau? Er moet niet alleen seq ingekocht worden. Er liggen ook taken op het gebied van monitoring, budgetbeheersing etc. Dit kan niet geleverd worden door een bedrijfsbureau. 2. Welke onderbouwing is er voor de €500.000,00 voor het opzetten van een serviceorganisatie? Het gaat hier om een budget dat de komende maanden nodig is om op te starten, totdat er een goed onderbouwd plan licht en we hiermee naar de raden terug kunnen voor de verdere opzet in 2014. Het gaat in grote lijnen om de volgende bedragen:
(Kleine geldstroom) Kosten
Incidenteel
projectorganisatie bedrijfsvoering informatisering infrastructuur en systemen Onvoorzien totaal
€ 112.747€ 230.300,€ 56.000,€ 50.400,€ 50.553,€ 500.000,-
In het raadsvoorstel en de bijlage (startnotitie inrichting serviceorganisatie) zijn financiële overzichten opgenomen. 3. Waarom nu besluiten om per direct alle ICT systemen met elkaar te verbinden voor een gezamenlijke management rapportage? We willen er niet voor kiezen om 1 nieuw systeem te gaan maken, dat is qua tijd en investering niet haalbaar. Daarnaast is het ook niet haalbaar om per 2015 iedereen op 1 nieuw systeem over te laten gaan. Er bestaat nu niet zo’n systeem. Daarom moet er gezocht worden naar slimme verbindingen tussen systemen. Organisaties kunnen dan vanuit hun eigen systeem informatie aanleveren (voorkomt bureaucratie en extra werklast), maar de serviceorganisatie moet deze informatie wel met elkaar kunnen vergelijken. OP het niveau van de serviceorgansiatie worden dan ook de ict‐ verbindingen gelegd. 2015 wordt een overgangsjaar waarin bestaande contracten doorlopen. In 2016 is er meer keuze vrijheid. Dus waarom die haast en waarom, zonder alle systemen te kennen al één nieuw systeem inrichten. Alle instellingen die betrokken zijn hebben hun eigen ICT systemen en kunnen daarmee cyclisch gegevens verstrekken aan het servicebureau. Careyn en Rivas implementeren in 2014 het elektronisch kinddossier en zijn in staat om daarmee cyclisch alle benodigde gegevens aan de serviceorganisatie te verstrekken. De VVD wil niet meer investeren dan dat het Rijk beschikbaar stelt. Dat betekent voor het inrichten van de uitvoeringsorganisatie dat het budget beperkt blijft tot €500.000,00 tot aan 2015. Pas als blijkt dat hier budget voor beschikbaar komt kan de volgende stap gezet worden. Hiermee houden we vast aan de gestelde randvoorwaarde om de uitvoeringskosten te dekken uit de middelen vanuit de Rijksoverheid. In 2014 zullen we naast de opbouw van de organisatie ook moeten beginnen met inkopen. Ongeacht of het rijk ons hier geld voor geeft, we moeten dit doen om onze taak uit te kunnen voeren. Zoals al eerder afgesproken in de bestuursopdracht zhz is de Algemene randvoorwaarde bij de invoering van de Jeugdwet dat de kosten van de uitvoering van de nieuwe taken (inclusief de kosten van het oprichten en exploiteren van de uitvoeringsorganisatie) worden gedekt uit de van het rijk te ontvangen uitvoeringsmiddelen.. De kosten van het oprichten en exploiteren van de uitvoeringsorganisatie worden ingepast in de begroting van de serviceorganisatie. Zodra meer inzicht bestaat in de rijksmiddelen en de begroting van de serviceorganisatie kan definitief worden beoordeeld of dit uitgangspunt concreet haalbaar is. Tot dat moment worden de kosten feitelijk door
de gemeente voorgefinancierd en worden deze kosten later verrekend met de gemeentelijke bijdrage in de structurele kosten van de serviceorganisatie
We doen wat moet gebeuren, maar wel vanuit het principe dat we binnen het budget van rijksmiddelen gaan blijven. Wat betreft de structurele kosten wil de VVD ook vasthouden aan de gestelde randvoorwaarden. Uit allerlei eerdere stukken blijkt dat voor inkoop ‐ monitoring ‐ etc. 2% van het totale budget gereserveerd kan worden. Stel dat we geen 119 miljoen krijgen maar slechts 94 miljoen waar het naar uitziet dan moeten ook de structurele kosten omlaag, 1,8 miljoen in plaats van 2 miljoen. Resumerend:
duidelijkheid over de verschillende verantwoordelijkheden, deze helder definiëren middelen en bevoegdheden naar het CJG geen serviceorganisatie maar een dienstverlenend bedrijfsbureau geen budget voor het opzetten van een projectorganisatie zolang niet duidelijk is welke dekking er komt voor de uitgaven.
Marijke Boorsma