PROTECT 51
Bulletin
Onze ervaring, uw zekerheid
Trimestriële nieuwsbrief van Verzekeringsmaatschappij Protect
Jaargang 14 - nummer 51 - 2010
Het monopolie van de architect: een lust of een last? Opinie Dit artikel is de weergave van de persoonlijke visie van de auteur: Rik Honoré, Advocaat - Honoré & Gits, Kortrijk.
Inleiding De uitspraak in het dossier Gellingen heeft bij de architecten heftige reacties uitgelokt. De vraag waarom (eens te meer) de verantwoordelijkheid van de architect wordt weerhouden terwijl zo vele anderen die door het parket en de burgerljke partijen werden geviseerd vrijuit gaan, beroert de gemoederen. Vermits de beroepsprocedure nog niet is afgehandeld beperken we ons tot een commentaar op de juridische stellingen die door de rechtbank in het vonnis werden aangehaald. Het is niet de bedoeling om in deze bijdrage commentaar te leveren op de wijze waarop in het vonnis de feiten aan het recht werden getoest. Processen worden niet in de media maar binnen de muren van een justitiepaleis gevoerd. HET CORRECTIONEEL VONNIS De Correctionele Rechter voert aan dat de architect het monopolie heeft om alle werken waarvoor een stedenbouwkundige vergunning is vereist te ontwerpen en te controleren. Hij oordeelt dat dit wettelijk monopolie inhoudt dat de architect niet van zijn controleplicht kan worden ontslagen zelfs wanneer de bouwheer voor een aantal gespecialiseerde delen van het werk een beroep heeft gedaan op derden-specialisten. Hieruit volgt dat hij de plicht heeft om de studies en plannen van deze specialisten te controleren op fouten zelfs wanner zij rechtstreeks voor rekening van de bouwheer werken en rechtstreeks aan hem rapporteren. De rechter trekt deze redenering door naar de studies en (uitvoerings) plannen die door de aannemer
zelf of door hem aangestelde specialisten werden gemaakt en door hem aan het studiebureau werden voorgelegd. Ook in dat geval moet de architect over de schouder van het studiebureau meekijken en zelf een controle uitoefenen. ANALYSE VAN DE STELLING VAN DE RECHTER Na de invoering van de wet van 20 februari 1939 heeft een unanieme rechtspraak en rechtsleer gesteld dat de invoering van het monopolie tot gevolg had dat de architect geen enkele van de hem toevertrouwde wettelijke taken aan een derde kon delegeren. Hij was de eindverantwoordelijke voor alles wat op de werf gebeurde.
Op 3 maart 1978 velde het Hof van Cassatie een princiepsarrest waarbij werd erkend dat de architect bepaalde taken die hem wettelijk waren opgedragen kon (laten) toevertrouwen aan gespecialiseerde ingenieurs wanneer het taken betreft die betrekking hebben op taken die buiten zijn (normale) competentie en buiten zijn (normale) opleiding vielen. Het is opmerkelijk dat het arrest van het Hof van Cassatie tot stand kwam tegen de op dat ogenblik heersende rechtspraak en rechtsleer die zich hardnekkig tegen elke vorm van delegatie verzette. In zijn advies bekritiseerde advocaat-generaal Krings de toonaangevende auteurs en hij verweet hen dat zij geen oog hadden voor de evolutie die het beroep van
In dit nummer: • Het monopolie van de architect: een lust of een last?
1
• Onze modelovereenkomst getoetst
4
• Gunningsprocedure overheidsopdrachten: wat indien de inschrijver de documenten V & G niet bij zijn offerte voegt
6
• De EPB Regelgeving. Sterk verschillende regelgevingen per gewest
8
• De architect en de sloopinventaris afvalstoffen
8
architect sinds 1939 had ondergaan en welke de tussenkomst van gespecialiseerde studiebureau’s noodzakelijk maakte. Hij schreef (vrij vertaald) “… Binnen de limieten van deze klassieke interpretatie, d.w.z. binnen de limieten van de normale vorming van de architect moet deze volledig verantwoordelijk blijven. Maar eens men deze limieten overschrijdt en het beroep op een derde-technieker onvermijdbaar wordt, en voor zover dit uitdrukkelijk tussen partijen is overeengekomen, ben ik van oordeel dat de verantwoordelijkheid van de architect noodzakelijk beperkt is d.w.z. in de mate dat de controle van het werk van de derde zijn eigen competentie overstijgt”. De rechtspraak en de rechtsleer hebben zich nadien bij de visie van het Hof van Cassatie aangesloten. Dit arrest was (en is) uiteraard zeer belangrijk maar de gevolgen voor de wijze waarop een architect zijn beroep moet uitoefenen zijn beperkter dan op het eerste zicht blijkt. Het Hof van Cassatie zegt niet dat de architect ontslagen is van zijn controletaak op delen van het werk die door de bouwheer aan specialisten werden toevertrouwd. Naar het oordeel van het Hof van Cassatie moet de architect erop toezien dat zijn keuze of de keuze van de bouwheer doordacht is d.w.z dat een beroep wordt gedaan op een échte specialist. Daarnaast blijft hij verplicht het werk van de
- 2 - Protect
Bulletin
specialist(en) te controleren op mogelijke fouten. Het Hof van Cassatie komt de architect alleen ter hulp in de mate dat hij niet noodzakelijk zelf een beroep moet doen op de bijstand van een specialist (onderaanneming) en hij ook ter verontschuldiging van een niet opgemerkte fout kan aanvoeren dat van hem niet kon verwacht worden dat hij, rekening houdend met zijn vorming en ervaring, de fout kon ontdekken.
het wetboek het steeds heeft over de aannemer én de archtect. Er bestond geen onverenigbaarheid. De sociale noodzaak om te zorgen voor duurzame constructies waarbij zowel het algemeen belang als het eigen belang van de bouwheer werd gediend gaf aanleiding tot de wet van 20 februari 1939. De wet is van openbare orde. Er kan niet worden van afgeweken en hij moet strikt worden geïnterpreteerd.
Het Hof van Cassatie en de zich daarbij aansluitende rechtspraak doet derhalve geen afbreuk aan het principe dat de architect een wettelijke contoleplicht heeft over alles wat op een werf gebeurt. De rechtspraak erkent alleen dat het om een inspanningsverbintenis gaat en dat moet aangenomen worden dat de inspanning voldoende is wanneer de architect gebruik heeft gemaakt van alle kennis die hij door zijn vorming en zijn ervaring heeft verworven.
Deze Wet is thans 70 jaar oud en hij bleef, sinds zijn ontstaan, wat zijn essentie betreft, ongewijzigd.
EEN KORTE HISTORISCHE SCHETS Het burgerlijk wetboek maakt melding van het beroep van de architect in de artikelen 1792, 1794 B.W. De geschiedenis van de architectuur leert evenwel dat het beroep van architect bij de totstandkoming van het burgerlijk wetboek in de 19de eeuw een totaal andere inhoud had en in niets vergelijkbaar is met het beroep op vandaag. In die periode had de architect (meestal) geen specifieke opleiding genoten en hij was in algemene regel zowel belast met het concept als met de uitvoering. Vandaar dat
Deze Wet is duidelijk een kind van zijn tijd. Hij maakt een onderscheid tussen de intellectuele prestaties van een gekwalificeerd architect en de materiele prestaties van een aannemer die het métier op de werf zelf leerde. De ambachtsman werd onder controle geplaatst van een intellectueel.Hij verkreeg de bescherming van een wettelijk monopolie vermits hij en hij alleen bekwaam werd geacht om een bouwwerk tot een goed einde te brengen. De Wet heeft de architect op een piedestal geplaatst. De architect werd de onbetwiste dirigent van het werforkest. Iedereen werd aan zijn gezag onderworpen. Dat aan een monopolie ook lasten verbonden zijn leert het hiervoor geciteerd arrest van het Hof van Cassatie en het vonnis van de correctionele rechtbank van Doornik: de architect kan zijn controleplicht niet delegeren of aan anderen overlaten.
DE SITUATIE OP EEN HEDENDAAGSE WERF De vraag stelt zich of een architect op een hedendaagse werf nog steeds de rol van een big brother homo universalis kan vervullen. De architect is al lang niet meer de enige die met een specifieke vorming op een werf verschijnt. Hij wordt omringd door aannemers die zelf een gespecialiseerde opleiding hebben gevolgd en niet zeldzaam zelf ingenieur zijn of minstens zelf beschikken over een gespecialiseerd studiebureau. Veel aannemers zijn beter gestructureerd en omringd dan de architect die geacht wordt hun werk te controleren. Naast de aannemers verschijnen op de werven ingenieurs-raadgevers, studieburelen, technische controleurs, projectmanagers, budgetcontrollers, veiligheidscoördinatoren, landmeters, EPBverslaggevers en vele anderen. We hebben het dan nog niet over het leger onderaannemers, leveranciers , pilootaannemers enz. De architect moet in alle nederigheid erkennen dat hij op veel werven niet langer als dirigent kàn optreden bij gebrek aan middelen en omkadering. Hij moet ook toegeven dat de evoluties in materialen en uitvoeringstechnieken hem niet langer toelaten om de gevolgen voor de duurzaamheid en kwaliteiten van het gebouw in te schatten.
Bij strafrechterlijke verantwoordelijkheid, wat bij rampen met lichamelijke schade steeds het geval is, heeft het parket steeds het recht ook de persoon die binnen de vennootschap verantwoordelijk is voor de fout, ook persoonlijk te vervolgen.
wat redelijkerwijze mogelijk was om de fout in het werk van iemand anders te ontdekken… De interpretatie van het arrest wordt niet breder maar eerder beperkter.
DE WET VAN 20 FEBRUARI 1939 IS VOORBIJGESTREEFD
De tijd is aangebroken dat de architecten zich ernstig de vraag moeten stellen of het in 1939 ingevoerd monopolie in zijn huidige vorm op vandaag niet eerder een last dan een zegen is geworden in de mate dat het hen opzadelt met verantwoordelijkheden die zij niet langer onder controle hebben ongeacht de ernst waarmee zij hun beroep uitoefenen.
Het monopolie van de architect, dat overigens in de meeste ons omringende landen niet bestaat, wordt door eminente juristen in vraag gesteld. “De hypocrisie van de onverenigbaarheid van het beroep van architect en aannemer moet plaats maken voor de erkenning van de superioriteit van multidisciplinaire equipes. Er moet een nauwe band komen tussen concept en uitvoering. De overheid zelf maakt steeds meer de binding tussen het concept en de uitvoering. Denk daarbij aan de offertevragen, promotieopdrachten, kadercontracten, PPS opdrachten, wedstrijden enz." Dit zijn niet mijn woorden maar deze van prof. Maurice Flamme. Hij wordt daarin bijgetreden door verschillende andere auteurs. Het wordt derhalve tijd dat het debat over de wijziging van de wet wordt geopend. EEN PERSOONLIJKE BESCHOUWING
Was hij vroeger een primus dan doet men hem op vandaag zelfs in veel gevallen te veel eer aan wanneer hij op een hedendaagse werf wordt aangeduid als een “primus inter pares”.
Uitspraken zoals in het dossier Gellingen tonen aan dat de architecten voor de instandhouding van het monopolie een zware prijs moeten betalen.
Bouwwerven hebben in de feiten geen verticale of pyramidale structuur meer. Het zijn horizontale structuren waarin in team onder gelijken wordt gewerkt.
Het is een illusie te denken dat, binnen het kader geschapen door de Wet van 20 februari 1939, vooralsnog een evolutie zal intreden waarin wordt aanvaard dat de architect bepaalde taken met volledig ontslag van verantwoordelijkheid zowel wat concept als controle betreft aan derden (niet op de lijst ingeschreven architecten) kan delegeren.
De vraag moet dan ook gesteld worden of de doelstelling van de wet van 20 februari 1939 nog beantwoordt aan de maatschappelijke behoeften van vandaag én in het bijzonder nog langer de rechtmatige belangen van de bouwheren én de architecten dient. Binnen de structuur van de wet zoals hij op vandaag bestaat is geen ruimte voor een beperking van de (controle)verantwoordelijkheid van de architect. Het monopolie staat hiervoor in de weg.Het vonnis in het dossier Gellingen heeft dit eens te meer pijnlijk duidelijk gemaakt. Het zou ook een illusie zijn te denken dat de wet Laruelle een oplossing zou bieden in de mate dat de verantwoordelijkheid en de financiële gevolgen voor rekening van de vennootschap zouden blijven.
De interpretatie van de Wet van 20 februari 1939 heeft met het arrest van het Hof van Cassatie van 1978 duidelijk zijn limieten bereikt. Sinds meer dan dertig jaar is de interpretatie van dit arrest niet meer geevolueerd. Verder kan en zal een Rechter niet gaan, vermits het niet in zijn macht ligt om een wet die tot de openbare orde behoort dermate uit te hollen dat deze de facto geen zin meer heeft in de mate dat het monopolie de facto wordt doorbroken. We moeten trouwens vaststellen dat zich een andere trend manifesteert: in de mate dat inspanningsverbintenissen in het recht naar resultaatsverbintenissen evolueren wordt het voor een architect steeds moeilijker om een rechter te overtuigen dat hij alles heeft gedaan
DE LEGE FERENDA
Daarenboven verhindert het monopolie hen in te spelen op een aantal maatschappelijke evoluties bij de toewijzing, financiering en uitvoering van werken in (bouw)teamverband. Denken we daarbij alleen reeds aan de toetreding tot SPVvehikels bij PPS opdrachten. Er zijn daarnaast nog tal van andere voorbeelden. Waarom moet een door de overheid uitgeschreven promotieopdracht via de aannemer verlopen die een architect aanstelt. Waarom zou het niet omgekeerd kunnen? Meer in het bijzonder en wat de verantwoordelijkeid voor controle betreft moeten de architecten de vraag durven stellen of zij op vandaag nog altijd de meest geschikte persoon zijn om de controle uit te oefenen op alles wat op de werf gebeurt. Wanneer zij van oordeel zijn dat dit het geval is dan moeten zij vasthouden aan hun monopolie maar dan ook de daaraan verbonden consequenties onder ogen zien en effectief aanvaarden dat zij verantwoordelijk kunnen worden gesteld voor fouten van specialisten voor zover zij bekwaam worden geacht om deze fout te ontdekken. Voor zover de architecten van oordeel zijn dat zij die verantwoordelijkheid niet langer kunnen of willen dragen dan moeten zij de werkelijkheid onder ogen zien en zelf initiatieven nemen om de wet te doen wijzigen zodat hij in overeenstemming is met de maatschappelijke verwachtingen zoals deze op vandaag bestaan.
Elk monopolie heeft zijn prijs. Wanneer de prijs te zwaar wordt dan moet men durven het monopolie in vraag stellen en zo nodig bijsturen. Minstens moet men de discussie hierover durven aangaan zonder corporatistische reflexen.
Rik Honoré, Advocaat Honoré & Gits, Kortrijk
Protect
Bulletin
-3-
Onze modelovereenkomst getoetst Onze modelovereenkomst werd getoetst aan de wet van 2 augustus 2002 betreffende misleidende en vergelijkende reclame, onrechtmatige bedingen en op afstand gesloten overeenkomsten inzake de vrije beroepen. Protect en de vzw Belgische verbruikersunie Test-Aankoop hebben samengewerkt met het oog op de opstelling van een gemeenschappelijke modelovereenkomst architectuur. Het inlassen van een clausule waarbij de in solidum gehoudenheid van de architect met de andere bouwparticipanten uitgesloten wordt, bleek een struikelblok. TestAankoop heeft daarom aan de Commissie voor Onrechtmatige Bedingen, kortweg C.O.B., advies gevraagd over de contractbepalingen in overeenkomsten die afgesloten worden tussen een architect of ontwerper en haar klant. De uitsluiting van de in solidum gehoudenheid was volgens Test-Aankoop een onrechtmatig beding dat verworpen moest worden. De verbruikersunie eiste dat deze clausule uit de modelovereenkomst geschrapt werd. Protect was echter van oordeel dat een architect of ontwerper enkel moet instaan voor zijn eigen fouten. Hij moet niet garant staan voor de fouten van anderen en op die manier een eventuele insolvabiliteit van andere bouwpartners waarborgen.
- 4 - Protect
Bulletin
“
Kritiek van Test-Aankoop op de uitsluiting van de in solidum gehoudenheid is onterecht.
De uitsluiting van de in solidum gehoudenheid biedt hiertegen bescherming. De C.O.B werd opgericht bij KB van 26 november 1993 en heeft de bevoegdheid krachtens artikel 10 van de wet van 2 augustus 2002 om kennis te nemen van bedingen in overeenkomsten en aanbevelingen te formuleren. Alvorens advies uit te brengen heeft de commissie diverse organisaties en maatschappijen gehoord, waaronder de Orde van Architecten, diverse beroepsorganisaties en gespecialiseerde verzekeringsmaatschappijen. Ook Protect kreeg de gelegenheid om haar standpunt naar voor te brengen. Begin maart ontvingen wij het definitieve advies van de C.O.B. We kunnen er een aantal algemene vaststellingen uit afleiden: • Een eerste vereiste is een duidelijke taakomschrijving. In het contract moet duidelijk vermeld staan waar de klant zich aan mag verwachten en op welke dienstverstrekking hij mag rekenen voor
het overeengekomen ereloon. De bedingen over het voorwerp van het contract en de overeengekomen prijs moeten steeds duidelijk en begrijpbaar geformuleerd zijn. • Een beperking van de aansprakelijkheid van de architect tot de bedragen waarvoor hij verzekerd is, is mogelijk. Voorwaarde is wel een duidelijke informatie aan de klant mbt de polis en een beperking binnen de geoorloofde grenzen. De afweging van de rechten en plichten in de contractuele relatie tussen architect en klant zal steeds gebeuren, rekening houdend met de rolverdeling tussen alle in het bouwproces betrokken beroepsbeoefenaars. De architect heeft bij de totstandkoming van het contract en de presentatie ervan een actieve informatieverplichting mbt het normale takenpakket. Als de klant specifieke verwachtingen heeft, moet hij die zelf kenbaar maken. Afwijkingen van het normaal takenpakket dienen duidelijk te zijn zonder dat ze de taken volledig mogen uithollen. Bedingen die de verantwoordelijkheid (al dan niet in solidum) beperken, zijn niet onrechtmatig. Ze mogen wel nooit tot gevolg hebben dat de tienjarige verantwoordelijkheid, die van openbare orde is, uitgesloten of beperkt wordt. Evenmin mogen ze de
“
Het is mogelijk de aansprakelijkheid financieel te beperken tot de waarborg van de verzekeringspolis.
aansprakelijkheid voor persoonlijke opzettelijke fouten uitsluiten of beperken of de aansprakelijkheid van de architect voor een van zijn essentiële contractuele verplichtingen uitsluiten of beperken. De regels over aansprakelijkheid zijn niet van openbare orde. Er kan dus van afgeweken worden in de overeenkomst. Enkele vb van geldige clausules zijn: • Beperking van de controle tot een algemeen nazicht met uitsluiting van permanent toezicht. • Uitsluiting van verantwoordelijkheid voor gespecialiseerde studies die geen deel uitmaken van de opdracht van de architect zonder dat dit uitsluiting van verantwoordelijkheid voor de algemene controleplicht kan inhouden • Beperking van verantwoordelijkheid in de tijd voor lichte geborgen gebreken • Uitsluiting van verantwoordelijkheid voor hinder uit nabuurschap niet te wijten aan enige fout van de architect • De uitsluiting van de in solidum gehoudenheid van de architect kan contractueel bedongen worden zonder dat deze clausule afbreuk doet aan de bevoegdheid van een rechter om op soevereine wijze te oordelen over de fouten, hun samenlopend karakter en de invloed ervan op de schade. • De beperking van aansprakelijkheid voor budgetoverschrijding moet duidelijk zijn • De uitsluiting van de verdedigingskosten uit de te verhalen schade is niet a priori onrechtmatig voor zover rekening wordt gehouden met art.1022 Ger.wb.
Bedingen die een stilzwijgend akkoord inhouden, zijn onrechtmatig wanneer ze betrekking hebben op essentiële wijzigingen aan de overeenkomst. Het is dus belangrijk om voor essentiële wijzigingen of kenmerken de uitdrukkelijke aanvaarding van de opdrachtgever te vragen. Bedingen over auteursrechten brengen een kennelijk onevenwicht tussen rechten en plichten met zich mee als de architect zich het exclusieve recht voorbehoudt om de documenten te gebruiken. Opzegbedingen zijn geldig. Een evenwichtige belangenbehartiging is echter essentieel. De kritiek van Test-Aankoop op onze modelovereenkomst blijkt dus onterecht. Wij hebben onze modelovereenkomst opnieuw onder de loep genomen en getoetst aan het
advies van de C.O.B. De meeste clausules doorstaan de toets, maar hier en daar wordt een beding best verfijnd om de klant beter te informeren over de werkelijke draagkracht ervan. Protect zal de modelovereenkomst in de komende maanden dan ook bewerken en sommige clausules herschrijven. Op die manier kunnen wij een evenwichtig contract garanderen en een optimale bescherming van de belangen van onze verzekerden waarborgen. Het ligt in onze bedoeling om de aangepaste versie klaar te krijgen na de verlofperiodes. De uitgebreide versie van het artikel kunt u terugvinden op www.protect.be/klantenluik/ artikels. Marijke Evens bedrijfsjuriste
“
Een duidelijke takenomschrijving is essentieel. Alles wat aanvullend op het normale takenpakket bedongen wordt, moet duidelijk omschreven worden.
Protect
Bulletin
-5-
Gunningsprocedure overheidsopdrachten: wat indien de inschrijver de documenten V & G niet bij zijn offerte voegt
“
De beoordeling van de V&Gdocumenten laat men best over aan de veiligheidscoördinator ontwerp.
Bij de aanbesteding van een overheidsopdracht ontstaan heel vaak discussies over de schending van artikel 30 van het KB van 25 januari 2001 betreffende de tijdelijke en mobiele werkplaatsen en de ministeriële omzendbrief over deze materie van 27 december 2007. Omdat de verantwoordelijkheid van de architect betrokken kan zijn bij de opmaak van de aanbestedingsdocumenten en het nazicht van de ingediende offertes, nemen we de inhoud en toepassing van dit artikel eens grondig onder de loep. Artikel 30 van het KB van 25 januari 2001 op de tijdelijke en mobiele werkplaatsen Artikel 30 van het KB van 25 januari 2001 luidt als volgt: De opdrachtgever neemt de nodige maatregelen opdat het veiligheids- en gezondheidsplan deel zou uitmaken van, al naar gelang het geval, het bijzonder bestek, de prijsaanvraag of de contractuele documenten en daarin als een afzonderlijke en als dusdanig betiteld deel wordt opgenomen.
Opdat de maatregelen vastgesteld in het veiligheids- en gezondheidsplan daadwerkelijk zouden kunnen toegepast worden bij de uitvoering van de werken, zorgt hij ervoor dat: 1° De kandidaten bij hun offertes een document voegen dat verwijst naar het veiligheids- en gezondheidsplan en waarbij zij beschrijven op welke wijze zij het bouwwerk kunnen uitvoeren om rekening te houden met dit veiligheids- en gezondheidsplan. 2° De kandidaten bij hun offertes een afzonderlijke prijsberekening voegen in verband met de door het veiligheids- en gezondheidsplan bepaalde preventiemaatregelen en -middelen, inbegrepen de buitengewone individuele beschermingsmaatregelen en -middelen. 3° De coördinator ontwerp zijn taak, bedoeld in de artikelen 4sexies, 5°, en 11,4° kan volbrengen. De opdrachtgevers van de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen waarop de bepalingen van artikel 29 van toepassing zijn, zijn van de toepassing van dit artikel vrijgesteld.
- 6 - Protect
Bulletin
Deze wettelijke bepaling verplicht de aanbestedende overheid dus om het veiligheidsen gezondheidsplan (V&G-plan) op te nemen in de aanbestedingsdocumenten. Voor de inschrijvers legt dit artikel de verplichting op om enerzijds een beschrijving bij hun offerte te voegen van hun uitvoeringswijze conform het V&G-plan en anderzijds om een afzonderlijke prijsberekening op te nemen van de voorziene veiligheidsmaatregelen. Conform artikel 30 tweede lid 1° moet de veiligheidscoördinator ontwerp verplicht advies geven over de beschrijving van de uitvoeringswijze conform het V&G-plan. Bijkomend kan hij contractueel verplicht worden om facultatief advies te verlenen over de afzonderlijke prijsberekening en het al dan niet normaal karakter van de vermelde prijzen. Dit advies van de veiligheidscoördinator is niet bindend, maar moet de aanbestedende overheid de mogelijkheid bieden om een beslissing te nemen over de regelmatigheid van de offertes. In de praktijk treden er heel wat problemen op twee vlakken. Enerzijds problemen in verband met het ontbreken van voormelde documenten in de offerte van de inschrijver, en anderzijds problemen in verband met de gevolgen van een negatief advies van de veiligheidscoördinator over één of beide toegevoegde documenten. Een ministeriële omzendbrief van 27 december 2007 legt een aantal spelregels vast. Ministeriële omzendbrief december 2007
van
27
De interpretatieve ministeriele omzendbrief van 27 december 2007 bevat een aantal aanbevelingen. Die moeten mogelijke problemen voorkomen en bieden een antwoord bij eventuele tekortkomingen. De ministeriële omzendbrief beveelt over de vorm en inhoud van de documenten onder meer het volgende aan: • De aanbestedende overheid neemt in het bestek van de werken een bepaling op die de inschrijvers verplicht om zowel de beschrijving van de uitvoeringswijze als een afzonderlijke prijsberekening aan de offerte toe te voegen. • De aanbestedende overheid legt aan de veiligheidscoördinator ontwerp de verplichting op om een limitatieve lijst
op te maken van de werken die moeten voorkomen op de beschrijving van de uitvoeringswijze, evenals een limitatieve lijst van de preventiemaatregelen en -middelen waarvoor de inschrijvers een prijsberekening moeten geven. Deze lijsten kunnen als invulformulier bij de aanbestedingsdocumenten gevoegd worden zodat de inschrijvers deze ingevulde lijsten samen met hun offerte kunnen indienen. • In de fase van de indiening van offertes mogen enkel bovenstaande twee lijsten opgevraagd worden. • Als de veiligheidscoördinator ontwerp van oordeel is dat een beschrijving van de uitvoeringswijze niet noodzakelijk is omdat het bestek bijvoorbeeld al een gedetailleerde uitvoeringswijze oplegt of omdat er maar één mogelijke uitvoeringswijze is, dan moet dit duidelijk in het bestek vermeld worden. Een afzonderlijke prijsberekening blijft echter noodzakelijk. • De gedetailleerde prijsberekening moet alle afzonderlijke veiligheidsmaatregelen bevatten, tenzij dit onmogelijk is. In dat geval kan een percentage van de totale offerte volstaan. • De kostprijs van algemene preventiemaatregelen moet verspreid zijn over de verschillende posten van de samenvattende opmetingsstaat. De algemene preventiemaatregelen mogen niet als afzonderlijke posten opgenomen worden. De afzonderlijke prijsberekening zal de verdeling van de kosten toelichten. • Indien in de opmetingsstaat bijkomende posten voorzien zijn voor specifieke en buitengewone preventiemaatregelen, dan moet hiervoor geen afzonderlijke prijsberekening gevraagd worden. De ontwerper zorgt er dus best voor dat in het bestek de verplichting voor de inschrijvers opgenomen wordt om een uitvoeringswijze en gedetailleerde prijsberekening aan de offerte toe te voegen. Tevens moet hij erop toezien dat de veiligheidscoördinator ontwerp de invullijsten bij zijn V&G-plan voegt en dat het plan en de invullijsten bij de aanbestedingsdocumenten gevoegd worden. De ministeriële omzendbrief beveelt over de beoordeling van de documenten onder meer het volgende aan: • De veiligheidscoördinator heeft als taak advies geven over de ingediende documenten.
• Als het formulier ontbreekt dat bij het bestek gevoegd wordt over de beschrijving van de uitvoeringswijze of als bepaalde essentiële punten op het formulier niet ingevuld zijn, is de offerte substantieel nietig. Dit is niet het geval als het V&G-plan dat bij het bestek gevoegd is voldoende gedetailleerd is en de inschrijver een afzonderlijke prijsberekening toevoegde. • De offerte blijft regelmatig als het document over de uitvoeringswijze enkel onvolledig is op niet-essentiële punten. • De offerte is onregelmatig als de afzonderlijke prijsberekening ontbreekt of onvolledig is op essentiële punten. • Onvolledigheid op niet-essentiële punten brengt in principe geen onregelmatigheid met zich mee. • De veiligheidscoördinator moet de informatie uit de documenten beoordelen en een gemotiveerd advies bezorgen aan de aanbestedende overheid. Dit advies is niet bindend. Wat de uitvoeringswijze betreft, is het advies verplicht. Wat de prijsberekening betreft, is het facultatief. Het is echter raadzaam om dit contractueel op te leggen aan de veiligheidscoördinator. Hoe problemen voorkomen? Veel discussies kunnen al vermeden worden als de aanbestedende overheid aan de veiligheidscoördinator ontwerp contractueel oplegt om niet alleen het veiligheids- en gezondheidsplan op te maken, maar tevens de invullijsten op te stellen die samen met het veiligheids- en gezondheidsplan bij de aanbestedingsdocumenten gevoegd worden zodat de inschrijver de gevraagde informatie bij zijn offerte kan voegen. Het is tevens aan te bevelen om de veiligheidscoördinator niet alleen te gelasten met een gemotiveerd advies over de beschrijving van de uitvoeringswijze, maar tevens met een gemotiveerd advies over de afzonderlijke prijsberekening. In het kader van zijn informatieplicht doet de ontwerper er goed aan de opdrachtgever hierop te wijzen. Ontbreken of onvolledigheid van de V&G-documenten Het ontbreken van voormelde documenten kan leiden tot een substantiële onregelmatigheid. Zonder risicoanalyse en/of afzonderlijke prijsberekening kunnen offertes onderling immers niet meer vergeleken worden. Nadien kan men deze documenten ook niet meer opvragen. Het ontbreken van de documenten moet echter altijd beoordeeld worden vanuit het beginsel van gelijkheid van de inschrijvers
en de vergelijkbaarheid van de offertes. De offerte moet als onregelmatig geweerd worden als het ontbreken van de documenten tot gevolg heeft dat de inhoud van de offerte niet onderzocht kan worden, de beoordeling of vergelijking van de offertes bemoeilijkt of onmogelijk gemaakt wordt of de gelijkheid van de inschrijvers geschonden. Indien de documenten niet zijn bijgevoegd, maar men de gegevens wel uit de offerte zelf kan afleiden, is de offerte niet noodzakelijk onregelmatig. Indien de documenten wel zijn toegevoegd, maar bepaalde informatie over essentiële punten ontbreekt, kan de offerte onregelmatig zijn. Hoe dan ook kan men de ontbrekende documenten nadien niet opvragen. Indien de afzonderlijke prijsberekening wel bijgevoegd maar onvoldoende gedetailleerd is, kan men bijkomende informatie opvragen indien het bestek in die mogelijkheid voorziet. In geen geval mag dit leiden tot een prijsonderhandeling of mag de inschrijver zijn offerte wijzigen. De regelmatigheid moet beoordeeld worden op basis van de offerte zelf en niet in het licht van de aanvullende verklaringen. Het bestek kan eventueel bepalen dat de V&G-documenten op straffe van nietigheid bij de offerte gevoegd moeten worden. In dat geval is het onontbeerlijk dat de documenten goed voorbereid zijn door de veiligheidscoördinator ontwerp. Men kan immers de onregelmatigheid niet inroepen indien men de inschrijver onvoldoende informeert. Conclusie De ontwerper moet erop toezien: • Dat de veiligheidscoördinator ontwerp een volledig V&G-plan opmaakt. • Dat de veiligheidscoördinator ontwerp de afzonderlijke invuldocumenten over de uitvoeringswijze en de afzonderlijke prijsberekening van de veiligheids- en
“
Het advies over een eventuele onregelmatigheid moet gegeven worden onder voorbehoud van aanvaarding door het aanbestedend bestuur.
“
De V&G-documenten moeten voldoende voorbereid zijn zodat de inschrijver ze ingevuld aan zijn offerte kan toevoegen.
gezondheidsmaatregelen voldoende voorbereidt, zodat ze samen met het V&Gplan bij de aanbestedingsdocumenten gevoegd kunnen worden. Het bestek kan eventueel voorzien dat deze documenten op straffe van nietigheid van de offerte bijgevoegd moeten worden. Dit vereist wel dat de documenten goed voorbereid zijn door de veiligheidscoördinator. Bij onvolledigheid van de door de inschrijver toegevoegde documenten kan slechts bijkomende informatie worden gevraagd als het bestek uitdrukkelijk in die mogelijkheid voorziet. • Dat het bestuur de veiligheidscoördinator ontwerp belast met de beoordeling van de uitvoeringswijze, maar tevens met de beoordeling van de afzonderlijke prijsberekening. • Dat hij zijn advies van toewijzing van de opdracht steeds formuleert onder voorbehoud van het advies van de veiligheidscoördinator ontwerp. De veiligheidscoördinator kan adviseren om een offerte al dan niet als onregelmatig te weren. Hij geeft dit advies echter best onder voorbehoud van nazicht door de aanbestedende overheid wat de juridische correctheid betreft. Noch de architect, noch de veiligheidscoördinator moet immers een bindend advies van toewijzing geven. Het behoort nog steeds tot de discretionaire bevoegdheid van de aanbestedende overheid om de gunningbeslissing te nemen. De aanbestedende overheid mag uiteraard wel een gemotiveerd advies van de ontwerper en de veiligheidscoördinator verwachten. Een gemotiveerd advies betekent echter niet dat de ontwerper of de veiligheidscoördinator ertoe gehouden is de overheid een bindend advies te geven. Het is dus aan te bevelen om, bij twijfel over juridische gevolgen, het advies te formuleren onder voorbehoud van nazicht door de overheid wat betreft de juridische implicaties. Marijke Evens Bedrijfsjuriste
Protect
Bulletin
-7-
De EPB Regelgeving Sterk verschillende regelgevingen per gewest Daar energie en leefmilieu gewestmateries zijn, werkte Vlaanderen, Wallonië en Brussel elk hun regelgeving uit met betrekking tot de EPB. Het gevolg zijn sterk verschillende regelgevingen en dit zowel op het gebied van benamingen, procedures, taakverdeling en verantwoordelijkheden. In Vlaanderen kennen we de EPB-regelgeving al geruime tijd. Sinds 1 mei is de Waalse regelgeving voor werken gelegen in Wallonië ook volop van kracht. Vanaf 1 juli dient men ook in Brussel verplicht beroep te doen op een erkend EPB-adviseur. Door de grote verschillen in wetgeving kan een Vlaams EPB-verslaggever bij het uitvoeren van een opdracht in Brussel of Wallonië, niet zonder meer zijn werkwijze van in Vlaanderen door trekken. Op het klantenluik van Protect vindt u volgende documenten die u kunnen helpen bij het uitvoeren van uw opdracht als architect en/of EPBprofessioneel in de verschillende gewesten: * Vergelijkende tabel van de wetgevingen per gewest * Modelovereenkomst EPB-verslaggever (Vlaanderen), EPB-adviseur (Brussel) en EPB-verantwoordelijke (Wallonië). * Clausules voor in het architectencontract ter verduidelijking en afbaking van de taken van de architect in het kader van de EPBregelgeving. Tevens vindt u op de website bijkomende informatie met betrekking tot het verzekeren van andere taken als EPB-professioneel zoals energiedeskundige of auteur van de haalbaarheidsstudie. Tot slot wijzen wij u erop dat uw polis waarin u bent verzekerd voor EPB in Vlaanderen onvoldoende aangepast is voor werven in Brussel en Wallonië. Neem daarom contact op met uw polisbeheerder. Zij zullen een voorstel doen om uw polis aan te passen aan uw noden.
De architect en de sloopinventaris afvalstoffen Wettelijk kader Het Vlaams Reglement voor Afvalvoorkoming en -beheer (VLAREA) bundelt voor Vlaanderen de uitvoeringsbesluiten die bij het Afvalstoffendecreet horen. Op 13 februari 2009 heeft de Vlaamse Regering de uitvoering goedgekeurd van de sloopinventaris afvalstoffen. De toepassing van de inventaris trad in werking op 1 mei 2009. Volgens artikel 5.2.2.1.§4 van het VLAREA is elke bouwheer van een project waarbij er gesloopt of ontmanteld wordt, verplicht om een sloopinventaris op te maken van de afbraakmaterialen die vrijkomen. Die verplichting geldt enkel voor het slopen of ontmantelen van bedrijfsgebouwen met een bouwvolume van meer dan 1.000 m3 die geheel of gedeeltelijk een andere functie hadden dan wonen. De bouwheer kan de inventaris laten opstellen door een architect of een deskundige die over voldoende kennis beschikt om de afvalstoffen in te schatten die vrijkomen bij het selectief slopen of ontmantelen. De architect of de deskundige moet tevens de afvaltransporten opvolgen en zo nodig bijsturen evenals een kopie van de transportdocumenten bijhouden. Verzekering Het opstellen van sloopinventarissen behoort niet tot de standaardactiviteiten die onder de noemer 'algemene architectuur' in uw polis verzekerd zijn. Daarom moeten architecten die deze activiteit wensen uit te oefenen, eerst een specifieke uitbreiding van hun verzekerde activiteiten aanvragen. Als acceptatiecriterium stellen wij dat de architect die de uitbreiding aanvraagt, moet kunnen aantonen dat hij een specifieke opleiding over het opstellen van een sloopinventaris gevolgd heeft. Meer informatie over de sloopinventaris kunt u verkrijgen bij OVAM (www.ovam.be) en de Confederatie van Aannemers van Sloop- en Ontmantelingswerken - CASO vzw (www.confederatiebouw.be/caso). Marcel Mertens Directeur Productie
Zorg ervoor dat u samen beter en voordeliger beschermd bent. Architect, aannemer en bouwheer: hetzelfde doel voor ogen. Globale bouwverzekeringen: alle bouwpartners in 1 polis verzekerd Protect Bulletin Gratis trimestriële nieuwsbrief voor Protect-verzekerden Protect nv - Jetsesteenweg 221, B-1080 Brussel T 02 411 41 14 - F 02 411 19 29
[email protected] - www.protect.be Redactie: Ides Ramboer, Rebecca Ramboer, Marcel Mertens, Christophe Roelandt Verantwoordelijke uitgever: Ir. Ides Ramboer Verzekeringsonderneming toegelaten onder codenummer 1.009
- 8 - Protect
Bulletin