Stappen naar een ‘Klimaatneutraal ´s-Hertogenbosch’
Energie- en klimaatprogramma 2008-2015 Gemeente ’s-Hertogenbosch
1.
Woord vooraf
Wanneer klimaatneutraal: 2040? 2050? 2060? Aannames en onzekerheid Klimaatneutraal is een prachtige ambitie waar niemand tegen kan zijn. De termijn waarop we klimaatneutraliteit kunnen bereiken is onderzocht, en het zou mogelijk kunnen zijn in 2040. Dit jaartal is gebaseerd op een rekenmodel, waarin een groot aantal aannames zijn verwerkt. Om klimaatneutraliteit te bereiken zijn zeer forse inspanningen nodig, en het vraagt miljoenen investeringen van alle partijen binnen de stad. Het levert ook heel veel kostenbesparing op, die door de stijgende energieprijs alleen maar toeneemt. Doordat we deze uitspraken baseren op veel aannames is er onzekerheid over de termijn waarop we klimaatneutraal kunnen zijn, over de kosten en over de baten. We zijn afhankelijk van veel factoren om ons heen, die bepalen of de stad in een bepaald jaar klimaatneutraal zal zijn. Denk daarbij aan bereidheid van alle partijen om hierin mee te doen, innovatie van energiebesparingstechnieken, marktontwikkeling, subsidies, de energieprijs, de beschikbaarheid van menskracht om technische maatregelen uit te voeren, etc. Dit brengt grote onzekerheid met zich mee over de termijn waarop we de doelstelling kunnen halen. Dus moeten we zoeken naar een aanpak om met deze onzekerheden om te gaan. Dilemma (1) we willen concrete plannen, maar het is een proces We staan daarom voor een dilemma: we willen graag ambitieuze en concrete doelen stellen, met daaraan gekoppelde termijnen waarop de doelen gerealiseerd worden. Maar we realiseren ons dat we geen plan kunnen uitwerken vanaf nu tot 2040 waarin staat welke maatregelen tegen welke kosten genomen moeten worden, en door wie, om in 2040 klimaatneutraal te worden. Dilemma (2) we willen wel héél veel Daarnaast staan we voor een tweede dilemma: uitgaande van de ambitie klimaatneutraal zouden we met een taskforce van vele formatieplaatsen, en zeer forse investeringsbudgetten van vele miljoenen, direct aan de slag moeten gaan. Maar dan gaan we voorbij aan alle andere grote ambities die we als bestuur voor de stad hebben. En dat willen we niet. We willen héél veel, en ook wij moeten keuzes maken. Verdriedubbeling: een grote stap in de goede richting We kiezen daarom voor een pragmatische aanpak: in de voorjaarsnota hebben we voorgesteld het budget en de capaciteit voor klimaatbeleid te verdrievoudigen, en een beroep te doen op subsidies. We zijn ervan overtuigd dat we daarmee een forse extra impuls geven aan de ambitie: het versnellen van de ontwikkeling richting een klimaatneutrale gemeente. We realiseren ons dat het minder is dan wat nodig is zoals blijkt uit het rapport ‘’s-Hertogenbosch klimaatneutraal’ van Builddesk, maar we brengen hiermee wel een proces op gang en versnellen bestaande processen. We zullen het komende jaar benutten om duidelijker in kaart te brengen wat er voor nodig is om in verschillende segmenten en doelgroepen klimaatneutraal te worden. We zullen dan per onderwerp een afweging maken en voorleggen aan de raad. We vragen iedereen om mee te doen Nog veel belangrijker is dat we het komende jaar zullen gebruiken om met alle partijen in de samenleving in gesprek te gaan, onze ambities te delen, en te bespreken wie, wat op welk moment kan en wil doen om bij te dragen aan een klimaatneutrale stad, aan betaalbaar wonen en aan minder afhankelijkheid van fossiele brandstoffen. Veel partijen werken hier al aan. We willen hen verder stimuleren. Nieuwe partijen willen we inspireren om ook actie te ondernemen. Hierdoor ontstaat een proces in de samenleving. Over een jaar weten we veel meer
2
Ondanks onzekerheid over allerlei processen om ons heen, en ondanks beperkte middelen, hebben we in dit programma concrete doelen gesteld. Aantallen woningen, procenten besparing, etc. Daar gaan we mee aan de slag, en daar gaan we voor. Over een jaar hebben we met alle betrokkenen gesproken, afspraken gemaakt. En dan kan het zijn dat we de doelen moeten bijstellen: naar beneden, maar het kan ook omhoog. Ook zal dan duidelijk zijn - op onderdelen - hoeveel budget we nodig hebben. ’s-Hertogenbosch, zomer 2008. Het college van Burgemeester en Wethouders
3
2.
Inleiding
2.1
De noodzaak van klimaatbeleid
Trendbreuk De aarde die opwarmt door ons toenemende gebruik van fossiele brandstoffen, met alle verstrekkende gevolgen van dien. Fossiele brandstoffen die schaars worden en daardoor enorm in prijs stijgen (een verdubbeling de afgelopen tien jaar en naar verwachting een verdubbeling de komende tien jaar). Fossiele brandstofbronnen die uiteindelijk uitgeput raken. Groeiende welvaart waardoor het energieverbruik stijgt (alleen al door het toenemende aantal apparaten per huishouden). Klimaatbeleid is urgenter dan ooit. We staan voor een trendbreuk: We worden gedwongen flink op energie te besparen en alternatieve bronnen zoals zon, wind en water aan te spreken. De tijd is er rijp voor: klimaatbeleid is landelijk en internationaal één van de speerpunten. Daardoor zijn er middelen beschikbaar voor lokale energiebesparing. Door daar nu op in te spelen kunnen we op kosten besparen. Verminderen CO2 CO2 is het belangrijkste gas dat het broeikaseffect veroorzaakt. Om de concentratie CO2 in de lucht te verminderen is het noodzakelijk dat we minder fossiele brandstoffen gebruiken. Dat bereiken we door op energie te besparen én door duurzame energie op te wekken. Daarnaast is het mogelijk dat we CO2 in de atmosfeer afvangen bij energiecentrales en opslaan onder de grond. Ook kunnen we CO2vastleggen door bijvoorbeeld nieuwe bossen aan te planten. Naast CO2zijn er een aantal andere belangrijke broeikasgassen. Deze gassen komen nog niet aan de orde in dit beleidsplan, maar zullen we nader onderzoeken. Uitdaging voor de gemeente Voor de gemeente ligt er een enorme uitdaging het proces van de trendbreuk te stimuleren, te ondersteunen en te versnellen. Bovendien krijgt de gemeente een regierol. De energievoorziening gaat er in de toekomst namelijk anders uitzien. Centrale opwekking van energie in grootschalige centrales wordt geleidelijk aan vervangen door decentrale opwekking. Soms zelfs op wijkniveau, zoals warmte uit de grond. Of op woningniveau, bijvoorbeeld een verwarmingsketel die ook stroom levert. De gemeente zal steeds meer gaan bepalen welke type energievoorziening een wijk krijgt. Komt er bijvoorbeeld een warmtenet, benutten we de ondergrond voor de opslag van warmte en koude of maken we lokaal gebruik van biomassa. Met deze vraagstukken krijgen we te maken. Dit alles maakt de urgentie om klimaatbeleid op lokaal niveau voort te zetten en te intensiveren hoog.
Intensiveren klimaatbeleid In 2007 kondigde het College aan het gemeentelijke energie- en klimaatbeleid te willen intensiveren. Het College stelde daarom een discussienotitie op, waarin drie scenario’s voor die intensivering werden geschetst. In november 2007 is hierover gediscussieerd in de Cie Fes. De Raad heeft daarop in december een motie aangenomen waarin zij het College oproept een plan te maken waarmee de stad in 2025 ‘klimaatneutraal’ wordt. Het College heeft intussen een verkenning laten uitvoeren naar de mogelijkheden om klimaatneutraal te worden. Daaruit blijkt dat de stad in een vooruitstrevend, innovatief scenario waarbij alle kansen worden benut in 2040 klimaatneutraal kan zijn.
4
2.2
Klimaatbeleidsplan
Zorgvuldige basis Op basis van een discussienotitie over het gemeentelijke energie- en klimaatbeleid, de discussie met de Cie FES, de motie van de Raad en een aantal interne en externe discussiebijeenkomsten is dit klimaatbeleidsplan opgesteld. In dit plan geven we een overzicht van de stand van zaken, onze doelstellingen voor de korte en lange termijn en de daaraan gekoppelde concrete acties voor de komende vier jaar. In dit eerste hoofdstuk gaan we in op de noodzaak van klimaatbeleid en enkele algemene keuzes die we daarin hebben gemaakt. In volgende hoofdstukken beschrijven we de huidige stand van zaken en onze doelen en aanpak per thema. Het gaat om de thema´s gemeentelijke gebouwen en voorzieningen (hoofdstuk 2), bestaande woningen (hoofdstuk 3), nieuwe woningen (hoofdstuk 4), duurzame energie (hoofdstuk 5), bedrijven (hoofdstuk 6) en verkeer en vervoer (hoofdstuk 7). In hoofdstuk 8 tot slot komt de organisatie en financiering aan de orde. Dit klimaatbeleidsplan is gericht op het bijdragen aan het tegengaan van klimaatverandering. De gevolgen van klimaatverandering, bijvoorbeeld meer wateroverlast, vallen niet binnen de reikwijdte van dit plan. In het nieuwe waterplan (eind 2008) gaan we hier verder op in.
’s-
Hertogenbosch klimaatneutraal in 2040? We hebben laten onderzoeken wanneer en met welke maatregelen ’s-Hertogenbosch klimaatneutraal kan worden. Een samenvatting van het onderzoek vindt u in bijlage 2. Uitgangspunt van het onderzoek is dat we binnen de Bossche stadsgrenzen energiebesparing en de toepassing van duurzame energie willen realiseren. De conclusie van het onderzoek is dat de stad klimaatneutraal kan zijn in ca. 2040. Hiervoor moet wel ‘alles uit de kast worden gehaald’. Zo stelt het onderzoek bijvoorbeeld dat dan alle daken van woningen en gebouwen ‘belegd’ zijn met zonnepanelen. De energienormen voor nieuwbouw worden fors aangescherpt en jaarlijkse worden 3000 bestaande woningen zo sterk verbeterd dat het energieverbruik wordt gehalveerd etc. etc. Ter vergelijking: in de huidige plannen worden er de komende jaren 1000 woningen per jaar gerenoveerd. 3000 per jaar betekent dus een verdrievoudiging van het renovatie tempo; organisatorisch, technisch en financieel een gigantische opgave. Zie verder de tabel op pag. 4. Financiële impuls De onderzoekers durven geen uitspraken te doen over kosten van deze transitie. Duidelijk is dat deze in de miljoenen lopen. Het gaat om investeringen die door alle partijen in de samenleving zullen worden gedaan: bedrijven, instellingen, burgers, gemeentelijke organisatie. Op de langere termijn worden alle kosten terugverdiend. Daarnaast dalen de komende jaren naar verwachting de kosten voor de opwekking van duurzame energie en stijgen de kosten van het gebruik van fossiele energie. De financiële impuls voor energiebesparing en duurzame energie wordt dus steeds groter.
5
2.3
Doelstelling
Kosten en baten Uit onderzoek blijkt dat het in 2040 - in een zeer vooruitstrevend scenario - mogelijk is om als stad klimaatneutraliteit te bereiken. Veel maatregelen zijn nu al kosteneffectief. Om volledig klimaatneutraal te worden zijn echter ook duurdere maatregelen nodig. De verwachting is echter dat technieken die nu nog heel duur zijn over vijf tot tien jaar ofwel goedkoper zijn, ofwel door de hogere energiekosten kosteneffectief zijn. Door een marge van 10 jaar te nemen in de termijn waarop we klimaatneutraliteit willen bereiken, maken we optimaal gebruik van (ontwikkelingen in) deze technieken tegen lagere maatschappelijke kosten. Daarom streven we ernaar om als stad tussen 2040 en 2050 klimaatneutraal te zijn.
Maatregelen voor klimaatneutrale stad Builddesk, 2008
Gemeentelijke gebouwen: • nieuwe gebouwen klimaatneutraal vanaf 2009; • bestaande gemeentelijke gebouwen label A+ binnen 5 jaar; •
openbare verlichting voorzien van LED lampen en schakeling op beweging;
•
100% van geschikt dakoppervlak beleggen met zonnecellen.
Woningen: •
versnelde isolatie en warmteterugwinning (3000 woningen per jaar);
•
toepassen van zuinigere verlichting waaronder LED (19%);
•
Kortere termijn De Raad heeft zich uitgesproken voor een klimaatneutraal ´s-Hertogenbosch in 2025. Dit blijkt stadbreed op deze termijn niet mogelijk te zijn. Als we echter naar verschillende onderdelen of op een ander schaalniveau kijken, zijn er op kortere termijn wel mogelijkheden. We stellen daarom de volgende doelstellingen: - gemeentelijke organisatie klimaatneutraal: 2020; - gebouwde omgeving klimaatneutraal: 2035; - gehele stad klimaatneutraal: 2045.
convenant woningcorporaties: woningvoorraad in 10 jaar 50% zuiniger,
•
EPC-aanscherping van 25% tot 40% t.o.v. wettelijke norm;
•
snel oplopend rapportcijfer (EPL) tot 10 (klimaatneutrale wijk).
Duurzame energie: •
jaarlijks 3000 bestaande en 800 nieuwe woningen beleggen met 30 m2 zonnepanelen;
• •
67.000 m2 zonnepanelen per jaar op kantoren e.d.; in 2009 windturbine op Treurenburg en vanaf 2011 ook op de Brand; 3000 bestaande woningen worden in 2012 voorzien
Deze doelstellingen betekenen dat we niet alleen als gemeente veel moeten doen. De hele stad, dus ook alle bedrijven, inwoners, maatschappelijke groepen, woningcorporaties etc. zal veel moeten investeren, samenwerken, creatief zijn en vooruitdenken.
•
Doelstellingen waarmaken Allereerst werken we voor een klimaatneutrale gemeentelijke organisatie een concreet plan uit (gereed in 2009). Voor de andere twee doelstellingen staan in dit plan een groot aantal acties die zorgen voor de juiste randvoorwaarden.
Kantoren en industrie:
Dit plan richt zich sterk op het versnellen van reeds lopende processen en het in gang zetten van nieuwe processen. Om grote stappen naar een klimaatneutrale stad te maken zijn forse investeringen van alle partijen nodig die niet altijd even gemakkelijk hoeven zijn. Om deze investeringen te stimuleren zijn financiële prikkels nodig, bijvoorbeeld in de vorm van subsidies, laagrentende leningen en een roterend fonds.
Bron:
van aardwarmte; •
biomassa-installatie Treurenburg: houtchipboiler Sportiom: warmtewinning uit asfalt; aantrekken van glastuinbouw voor duurzame energieproductie.
•
verhoogde schilisolatie en warmte-koudeopslag (80% van de kantoren);
•
zeer zuinige verlichting waaronder LED;
• fors versnelde isolatie en warmte terugwinning met een besparing tot 70%; • toepassen van energiezuinige installaties in de industrie met een besparing van 20% op warmte en 10% op elektriciteit Verkeer en vervoer: •
door parkeerbeleid en tol tot 10% minder auto’s in het centrum;
•
fietsverbeterplan met geasfalteerde paden, snel ‘groen’ bij verkeerslichten en gratis stallingen;
•
verbod op slurpers.
6
2.4
Welke keuzes hebben we gemaakt?
In hoofdstuk 2 tot en met 7 beschrijven we onze aanpak per thema. Die aanpak is gebaseerd op de volgende algemene keuzes: Energie besparen en duurzame energie opwekken We gaan uit van de zogenaamde Trias energetica, een principe voor de effectieve aanpak van klimaatbeleid. Dit principe gaat ervan uit dat je: • eerst alles doet om zoveel mogelijk energie te besparen; • vervolgens duurzame energie opwekt; • tenslotte voor het resterende energieverbruik efficiënt fossiele brandstoffen toepast, waarbij je zomogelijk CO2 weer vastlegt. Onze nadruk ligt op de eerste twee punten omdat hier de grootste kansen liggen. Punt 3, het toepassen van fossiele brandstoffen, zal nog jarenlang nodig zijn om in de energiebehoefte te voorzien. Het compenseren van de daarmee samenhangende CO2 uitstoot heeft voor ons een lage prioriteit. Als we over een aantal jaren de mogelijkheden binnen de eerste twee punten benut hebben, zullen we dit opnieuw in overweging nemen als aanvullende maatregel. Energietransitie We verbruiken steeds meer fossiele brandstoffen, zoals olie, kolen en gas, mede als gevolg van de toenemende welvaart. Hierdoor komt er steeds meer CO2 in de atmosfeer, waardoor de aarde opwarmt. Dit is een niet meer te stoppen proces. Haalbaar is dat we - door de opwarming binnen de perken te houden - de gevolgen beperken. Ze zijn zeker niet te voorkomen. De gevolgen zijn fors, zowel voor mens als natuur: de kans op plagen en ongedierte in de landbouw neemt toe; steeds vaker zullen hevige stortbuien tot wateroverlast leiden of zal langdurige droogte tot problemen leiden, etc. Een structurele verandering gericht op een duurzame energiehuishouding is dus nodig (energietransitie). Zon, wind, aardwarmte, en water als energiebronnen worden steeds belangrijker en energiebesparing een must. Lokaal en regionaal De opwekking van duurzame energie moet flink hoger worden. We willen dat eerst zoveel mogelijk binnen de gemeentegrenzen doen. Vervolgens bekijken we waar we regionaal zo efficiënt mogelijk duurzame energie kunnen opwekken. We kiezen voor een lokale en regionale aanpak en nemen regionaal initiatief om klimaatprojecten op te zetten. Zowel Europees, landelijk als regionaal staat klimaatverandering en energiebesparing hoog op de agenda. Landelijke en internationaal duurzame energieprojecten, bijvoorbeeld windturbines aan de kust of op zee of zonne-energiecentrales in Zuid-Europa, stimuleren we door groene stroom te kopen. De inkoop van groene stroom ontslaat ons echter niet van de plicht om zelf lokaal en regionaal inspanningen te leveren om duurzame energie op te wekken. Bovendien is er landelijk en zelfs wereldwijd veel te weinig duurzame energie te koop om in de energiebehoefte te voorzien. Integrale aanpak Onze aanpak is integraal. Energiegebruik heeft niet alleen relatie met milieu en woningbouw maar met alle beleidsvelden. Zo is bijvoorbeeld ook de locatie van voorzieningen (winkels, sportvelden, etc.) bepalend voor de vervoerskeuze en daarmee het energiegebruik. Uiteraard gaat het altijd om een afweging van verschillende belangen. Bijvoorbeeld: het gevoel van veiligheid ’s nachts op straat door extra verlichting, en anderzijds energiebesparing bij straatverlichting. In stedenbouwkundige plannen zal energie integraal mee worden genomen als criterium, uiteraard in juiste balans met alle andere criteria die hierin een rol spelen. Groei en economische ontwikkeling van de stad kan zorgen voor een groei van het energieverbruik, maar door op het juiste moment aandacht te geven aan energiebesparing en duurzame energie, kan groei en ontwikkeling energiezuinig plaatsvinden. De aanpak is integraal, en daarbij zullen voortdurend afwegingen moeten worden gemaakt.
7
2.5
Wat gaan we de komende vier jaar doen?
De komende vier jaar zetten we alle lopende projecten voort en breiden we deze uit. We zetten nieuwe initiatieven, plannen en pilots op voor energiebesparing en duurzame energie. Daarnaast werken we hard aan het realiseren van randvoorwaarden, om vanaf 2015 met zevenmijlsstappen richting de klimaatneutrale stad te kunnen gaan. Belangrijke punten zijn: • het realiseren van een forse energiebesparing in bestaande en nieuwe woningbouw, bij bedrijven en binnen de gemeentelijke organisatie, inclusief sport, onderwijs, welzijn en de openbare ruimte; • duurzame energieopwekking met windturbines in Treurenburg en De Brand, energie uit biomassa bij Treurenburg en het Sportiom en mogelijk op andere locaties; • pilots klimaatneutraal bouwen voor gemeentelijke gebouwen en bestaande en nieuwe woningbouw; • het zodanig organiseren van regelgeving en financiën dat er financiële impulsen ontstaan voor energiebesparing. Te denken valt aan het vergroenen van de huursubsidieregels (lobby naar het Rijk om huursubsidiegrens te koppelen aan de woonlasten, in plaats van sec aan de huur), het opzetten van een roterend fonds voor investeringen in energiebesparing, etc.; • het opnemen van randvoorwaarden in ruimtelijke plannen, grondbeleid en woonbeleid voor energiebesparing en duurzame energie. Bijvoorbeeld zongericht verkavelen, het mogelijk maken van zonnepanelen en zonneboilers in beeldkwaliteit, het scheppen van ruimte voor kleinschalige en grootschalige windenergie en mogelijkheden realiseren voor aardwarmte en warmte-koude opslag. Dit uiteraard in balans met stedenbouwkundige architectonische kwaliteit; • structureel werken aan de ontwikkeling van kennis op het gebied van energiebesparing en duurzame energie in verschillende sectoren in de stad en binnen de gemeentelijke organisatie; • ontwikkeling van de markt voor energiebesparing en duurzame energie.
2.6
Wat levert het op?
Energieverbruik Het energieverbruik zal over vier jaar lager liggen. Het gaat om een bescheiden besparing. Veel van de resultaten van de inspanningen die we de komende vier jaar doen zijn pas na 2015 zichtbaar. In de grafiek hieronder is dit duidelijk te zien.
Scenariostudie van het energieverbruik van ’s-Hertogenbosch, ‘extra’ scenario dat leidt tot klimaatneutrale stad in 2040. De energiebesparing tot 2015 bedraagt enkele procenten. Forse besparing wordt gerealiseerd tussen 2020 en 2030. Bron: Builddesk, 2008. Zie verder bijlage 2.
8
Kostenbesparing Energiebesparing levert een flinke kostenbesparing op voor bedrijven en burgers. De prijs van energie blijft de komende jaren stijgen. De kostenbesparing is vooral een besparing ten opzichte van deze verwachte stijging. De energierekening zal voor veel burgers over vijf jaar hoger zijn dan nu. Doen we echter niets aan energiebesparing dan is de energierekening straks nog veel hoger. Energiebesparing vraagt eerst een investering, maar op langere termijn zijn burgers en bedrijven goedkoper uit, door nu te investeren in energiebesparingsmaatregelen. Marktontwikkeling Energiebesparing en duurzame energie vormen een groeimarkt voor de komende jaren. Zijn veel bedrijven die duurzame energieproducten aanbieden nu nog afhankelijk van subsidies, over enkele jaren is de energieprijs zo hoog dat energiebesparing en duurzame energie een zelfstandige markt vormen. Door daar nu op in te spelen met een krachtig lokaal klimaatbeleid, geven we de lokale markt een extra impuls.
9
3.
Gemeentelijke gebouwen / voorzieningen
Een belangrijke reden voor energiebesparing binnen de gemeentelijke organisatie is de voorbeeldfunctie die de gemeente heeft. Daarnaast levert energiebesparing een kostenbesparing in de bedrijfsvoering op. 3.1
Stand van zaken
Het energieverbruik van de gemeente bestaat uit: • gebouwgebonden energieverbruik, bijvoorbeeld voor de kantoren (25%); • stroomverbruik voor de openbare verlichting en rioolgemalen (75%). Tot en met 2007 kochten we hiervoor voor 25% groene stroom in. Vanaf 2008 is dat 100%. Verder verbruikt de gemeentelijke organisatie energie voor vervoer. Dit komt aan de orde in hoofdstuk 7 (Verkeer en vervoer). Daarnaast bezitten we ongeveer 400 panden die niet door de gemeente zelf worden gebruikt (zoals buurtcentra, scholen en cultuurcentra). De gebruiker of huurder is hier verantwoordelijk voor het energieverbruik. 3.2
Wat willen we bereiken?
We hebben wat betreft gemeentelijke gebouwen, openbare verlichting en rioolgemalen de volgende doelstellingen: • een klimaatneutrale gemeentelijke organisatie in 2020; • 25% tot 75% energiebesparing voor alle nieuw te bouwen gemeentelijke gebouwen; • minimaal energielabel B voor alle bestaande gemeentelijke gebouwen in 2018; • 100% groene stroom en groen gas; • 100% duurzaam inkopen; • energiebesparing in openbare verlichting en rioolgemalen. 3.3
Wat gaan we doen?
We hebben in de periode 2008 2015 de volgende activiteiten ingepland: 1. opstellen van een plan van aanpak ‘Klimaatneutrale gemeentelijke organisatie’. Hierin is veel aandacht voor de verbetering van de energiekwaliteit van gemeentelijke gebouwen. Onderdeel van het plan is het vaststellen van het energielabel voor 150 gebouwen (budget gereserveerd in voorjaarsnota 2009). Het plan van aanpak ´Klimaatneutrale gemeentelijke organisatie´ is gereed in 2009. Financieringsvoorstellen nemen we op in de voorjaarsnota 2010 / begroting 2010; 2. jaarlijks bij de begroting vaststellen van extra investeringsbudget voor het verbeteren van de energiekwaliteit van gemeentelijke gebouwen. Voor de komende tien jaar gaat het naar schatting om een aantal miljoenen per jaar. Deze investeringen zijn grotendeels terug te verdienen door lagere energielasten; 3. maken van afspraken met gebruikers van gebouwen. Besparing op de energierekening gaan we benutten voor de financiering van energiebesparingsmaatregelen en voor de grotere aandacht voor en advisering bij nieuwbouw en renovatie/onderhoud van gemeentelijke gebouwen; 4. monitoring gericht op energiebesparing door een goed beheer en gebruik van gebouwen; 5. het realiseren van jaarlijks minimaal één pilotproject: bijvoorbeeld een energieneutrale school of een schoolgebouw volgens het passiefhuisconcept; 6. het inzetten van subsidiedeskundigen voor het benutten van subsidies (Provincie, Rijk, Europa) voor pilotprojecten. 7. onderzoek naar de mogelijkheden om het energieverbruik van de openbare verlichting terug te dringen en het verkrijgen van inzicht in de investeringen die hiervoor nodig zijn. In dit onderzoek nemen we een discussie over het gewenste veiligheidsniveau in relatie tot het energieverbruik mee; 8. het doorlopen van een kennisontwikkelingstraject over zeer energiezuinige nieuwbouw en renovatie gemeentelijke gebouwen 9. het inkopen van groene stroom voor primaire huisvesting en voor openbare verlichting en rioolgemalen. Vanaf 2008 kopen we 100% groene stroom in, vanaf 2010 kopen we daarnaast 100% groen gas (stortgas, vergisting) in.
10
10. gebruik van energiezuinige en duurzame lampen en armaturen in de openbare verlichting en eventuele aanpassing van het verlichtingsniveau, gecombineerd met veel aandacht voor veiligheid; 11. toepassing van energiezuinige technieken in rioolgemalen.
3.4
Wat levert het op?
De activiteiten leveren het volgende op: • besparing op de exploitatiekosten voor gemeentediensten; • besparing op de exploitatiekosten voor scholen, buurtcentra, etc. • voorbeeldfunctie voor de stad. Op deze manier stimuleren we andere partijen om serieus werk te maken van energiebesparing en duurzame energie. 3.5
Achtergrondinformatie
Gemeentelijke panden De gemeentelijke panden en voorzieningen zijn verdeeld in de volgende groepen: 1 Bestaande gebouwen • Primaire huisvesting (ca. 25 panden) Onder de primaire huisvesting vallen onder meer het stadskantoor, de afvalstoffendienst en wijkonderkomens. Hiervoor kopen we groene stroom in. Het is wettelijk verplicht voor deze panden een energieonderzoek uit te laten voeren. Uit deze onderzoeken moet blijken welke energiebesparingsmaatregelen mogelijk zijn tegen welke terugverdientijd. • Scholen (ca. 65) In 2008 en 2009 brengen we in samenwerking met de beheerders van alle panden de huidige energiekwaliteit van de scholen in kaart. Hoewel scholen het eigendom van de gemeente zijn, betalen zij zelf de energiekosten. Om tot een flinke slag in energiebesparing te komen is het nodig onze investeringen hiervoor te koppelen aan de baten in de vorm van een lagere energierekening voor de scholen. In feite hebben zowel de gemeente als de scholen baat bij investering in energiebesparing omdat deze leidt tot lagere exploitatielasten. Echter, omdat de budgetten gescheiden zijn en degene die investeert niet de opbrengsten van die investering krijgt, worden deze (nog) niet uitgevoerd. • Sportaccommodaties (ca. 30) In 2008 en 2009 brengen we in samenwerking de huidige energiekwaliteit van de sportaccommodaties in kaart. Op basis daarvan zal een plan worden gemaakt voor de verbetering van de energiekwaliteit. • Cultuurgebouwen De cultuurgebouwen zijn onder meer de Verkadefabriek en het Theater aan de parade. Het is wettelijk verplicht voor deze gebouwen een energieonderzoek uit te laten voeren. Uit dit onderzoek moet blijken welke energiebesparingsmaatregelen mogelijk zijn tegen welke terugverdientijd. Hierna bekijken we welke maatregelen hiervan we daadwerkelijk zullen uitvoeren. • Verhuurde panden (ca. 70) Verhuurde panden zijn panden die om maatschappelijke redenen in het bezit zijn van de gemeente en verhuurd worden aan derden. Denk bijvoorbeeld aan wijkcentra. Ook voor deze panden geldt dat wij als gemeente in energiebesparingsmaatregelen moeten investeren, terwijl de lagere energielasten als gevolg daarvan ten goede komen aan de huurder of gebruiker. Voor een deel van deze panden is het wettelijk verplicht een energieonderzoek uit te laten voeren. • Overige panden Onder overige panden verstaan we onverwarmde of kleine panden. Deze laten we in dit beleidsplan buiten beschouwing.
11
2
Nieuwbouw
Ons doel is op nieuwbouw 25% energie te besparen. In nieuwbouwprojecten als de Voorzieningencluster Groote Wielen (De Witte Wielen) en het Sociaal Cultureel Centrum Rosmalen is deze doelstelling in de plannen verwerkt. 3
Openbare verlichting en rioolgemalen
• Openbare verlichting De openbare verlichting verbruikt jaarlijks ruim 7 miljoen kWh aan elektriciteit. Er is veel aandacht om hier op energie te besparen. Zo loopt er een vervangingsprogramma waarbij we naar verwachting 5000 bestaande lampen en armaturen vervangen door energiezuinige. Dit levert een besparing op van ongeveer 6 %. Ook bij de aanleg van nieuwe verlichting maken we gebruik van energiezuinige lampen en armaturen. Een andere besparingsmaatregel kan het niveau van verlichting zijn. Het huidige verlichtingsniveau is gekozen op basis van veiligheid. Nader onderzoek moet uitwijzen of er besparingsmogelijkheden zijn door hierin te differentiëren. Bijvoorbeeld door gedurende de nacht te kiezen voor een lager verlichtingsniveau, waarbij ook het gevoel van veiligheid gewaarborgd wordt. • Rioolgemalen Bij rioolgemalen besparen we op energie door de toepassing van steeds energiezuinigere technieken bij vervanging en renovatie.
12
4.
Bestaande woningen
De globale energiekosten voor huishoudens in ’s-Hertogenbosch bedragen nu jaarlijks € 120 miljoen. De verwachting is dat de energiekosten door de stijgende energieprijs de komende 10 jaar zullen verdubbelen tot € 240 miljoen. 4.1
Stand van zaken
Het zogenaamde energielabel geeft de energiekwaliteit van bestaande woningen weer. Dit is vergelijkbaar met energielabels van witgoed; Label A is het meest energiezuinig; Label G het minst. Per 1 januari 2008 is het energielabel verplicht bij de verkoop en verhuur van woningen en andere gebouwen. Onderstaande figuur geeft de energiekwaliteit van de bestaande woningen in ’s-Hertogenbosch weer.
Gemeente 's-Hertogenbosch inschatting huidige energielabels in % van de totale woningvoorraad 25% 19%
22% 19%
20% 14% 15% 10%
11% 8%
7%
5% 0% G
F
E
D
C
B
A
Toelichting: label A is nieuwbouwkwaliteit; label C is een redelijk geïsoleerde woning met HR ketel en dubbelglas; label G is een niet of slecht geïsoleerde woning met verouderde verwarmingsinstallatie
4.2
Wat willen we bereiken?
Ons doel is: • Jaarlijks minimaal 1200 tot 1500 woningen opwaarderen tot energielabel B. Het gaat hier om particulier woningbezit en woningen van corporaties; • het huishoudelijk energieverbruik (niet-gebouwgebonden gebruik) met minimaal 10% te verlagen. 3.3 Wat gaan we doen? Om de doelstellingen te bereiken staan de volgende activiteiten op het programma: 12. ontwikkelen van een stadbrede visie op de energievoorziening, inclusief warmte-koude opslag, warmte uit asfalt en oppervlaktewater, toepassingsmogelijkheden van aardwarmte en energiezuinige gebouwconcepten; 13. het maken van afspraken met de corporaties over het verbeteren van de energiekwaliteit op voorraadniveau; 14. het voeren van een intensieve communicatiecampagne om particuliere woningeigenaren te stimuleren om te investeren in de energiekwaliteit van hun woningen, in aansluiting op landelijke acties en subsidies; 15. het onderzoeken van de mogelijkheden voor marktpartijen of woningcorporaties om particulieren te ondersteunen bij energiebesparingsmaatregelen aan hun woning; daarnaast het onderzoeken van mogelijkheden om particuliere eigenaren actief aan te schrijven om daarmee energiebesparing te realiseren. 16. het geven van energieadvies op maat aan huishoudens en het voeren van andere communicatieacties om het energieverbruik te verlagen (gebruikersgedrag en niet-woning gebonden maatregelen); 17. deelnemen aan de landelijke lobby en landelijke discussie over het energieafhankelijk maken van de huursubsidiegrens; 18. het inzetten van subsidiedeskundigen voor het benutten van subsidies (Provincie, Rijk, Europa);
13
19. het opzetten van een kennisontwikkelingstraject bestaande woningbouw voor professionals. 4.4
Wat levert het op?
Die activiteiten hebben het volgende resultaat: • toename van de energiekwaliteit van het woningbestand; • energiebesparing in bestaande bouw; • (relatieve)verlaging van de woonlasten; • bewustzijnsvergroting particulieren voor het treffen van isolatie- en energiebesparingsmaatregelen. 4.5
Achtergrondinformatie
Corporatiebezit Corporaties en gemeenten in de regio sloten in 2006 het ‘Convenant Energiebesparing in de bestaande bouw regio ‘s-Hertogenbosch’. In dit convenant zijn afspraken gemaakt voor de verbetering van de energiekwaliteit van de bestaande bouw. Recent bespraken de partners de voortgang. Zij maakten de afspraak om bij projecten voor ingrijpende verbetering label B als uitgangspunt te nemen. In ’s-Hertogenbosch nemen de twee grote corporaties (Zayaz en Brabant wonen) deel aan het convenant. Vanwege de grens van de huurtoeslag (en de afspraken met de gemeente over de omvang van de kernvoorraad), is het veelal niet mogelijk voor de corporaties om de investeringen in energiebesparing door te berekenen in een hogere huur. Gevolg: deze investeringen worden niet gedaan terwijl dat voor de totale woonlasten gunstig zou zijn, ook als de investeringen worden doorberekend in de huur (zie rekenvoorbeeld). Het ministerie van VROM heeft intussen aangekondigd de omvang van het probleem te bestuderen en naar oplossingen te zoeken. Rekenvoorbeeld woonlasten in relatie tot energielasten Van een slecht geïsoleerde woning bestaan de woonlasten uit € 400,- huur en gemiddeld € 150,- energiekosten. Als de energiekwaliteit van de woning wordt verbeterd, en de kosten hiervoor worden doorberekend in de huur, stijgt de huur naar € 435. De energiekosten dalen tot € 75. De totale woonlasten nemen daardoor af van € 550 naar € 510, terwijl er minder energie wordt verbruikt.
Voor huishoudens met lage inkomens loopt een project gericht op energiebesparing door gedragsverandering. Particulier bezit Voor particuliere woningbezitters lopen enkele kleinschalige acties. Zo kunnen zij gebruik maken van een subsidieregeling voor duurzame energie, zoals zonneboilers (Vlagheidefonds). Landelijke ontwikkelingen Door de forse prijsstijging van gas en elektra zijn de energielasten voor huishoudens de afgelopen periode fors toegenomen. Dit leidt ertoe dat energiebesparende maatregelen in de woningbouw alleen al vanuit woonlastenbeheersing steeds belangrijker worden. Daarnaast draagt het uiteraard bij aan het tegengaan van klimaatverandering. Het ministerie van VROM heeft aangekondigd het plan ‘Meer met minder’ (opgesteld door verschillende marktpartijen) financieel te ondersteunen, zodat 500.000 woningen in 2011 energetisch twee labels verbeterd zijn. Ook komt er een landelijke subsidieregeling voor zonneboilers, zonnepanelen en warmtepompen.
14
5.
Nieuwe woningen
Samen met marktpartijen werken we aan de hoge energiekwaliteit van nieuwe woonwijken. Woningen zo zuinig mogelijk bouwen en duurzame warmte toepassen. 5.1
Stand van zaken
Wij willen bij nieuwe woningen 25% reductie op de CO2 uitstoot realiseren. Deze doelstelling halen we (ten opzichte van de oude wettelijke norm) in o.a. De Groote Wielen, Hinthammerpoort en Empel 3e fase (rapportcijfer 7,0). Op andere locaties halen we deze doelstelling niet of slechts ten dele. Reden hiervan is dat onze prioriteit vooralsnog ligt bij De Groote Wielen als grootste nieuwbouwlocatie. Ten opzichte van de nieuwe wettelijke norm zouden we een rapportcijfer van 7,6 moeten realiseren. Om marktpartijen de gelegenheid te geven hiermee ervaring op te doen, richten we ons beleid op een geleidelijke verbetering van de energiekwaliteit van nieuwe woonwijken. In 2007 hanteren we een rapportcijfer van 7.2 als uitgangspunt en vanaf 2010 een 7.6. Energiekwaliteit en rapportcijfer De energiekwaliteit van nieuwe woonwijken wordt weergegeven met een rapportcijfer (EPL). Als alle woningen in een wijk aan de minimale eisen van het bouwbesluit voldoen krijgt de wijk het cijfer 6,6 (met de regelgeving van vóór 2006 het cijfer 6). Een wijk die energieneutraal is (dus als er evenveel energie verbruikt wordt als er in de wijk wordt opgewekt) krijgt een 10. 5.2
Wat willen we bereiken?
We hebben in de periode 2008-2015 het volgende voor ogen: • bouwprojecten met meer dan 40 woningen of een even groot bouwvolume aan kantoren/bedrijven worden gebouwd met minimaal 25% energiebesparing (rapportcijfer 7,4)). Als er het technisch mogelijk is om duurzame warmte te leveren (warmte-koude opslag, aardwarmte of energie uit biomassa) wordt er 35% bespaard (rapportcijfer 8 en hoger); • tenminste vijf topklimaatprojecten (minimaal 100 woningen), met 50% tot 75% besparing; • energiezuinige koeling in minimaal 50% van de nieuwbouwwoningen • Zorgdragen voor een goede kwaliteit van het binnenmilieu, door extra kwaliteitsbewaking. 5.3
Wat gaan we doen?
Om die doelstellingen te bereiken gaan we het volgende doen: 20. het ontwikkelen van een gemeentebrede energievisie, zie bestaande woningbouw; 21. het uitwerken van een plan van aanpak voor het optimaal benutten van de ondergrond voor opslag van warmte en koude en aardwarmte, en garanderen van voorkomen van vervuiling. 22. Onderzoeken en zo mogelijk realiseren van een pilot met ‘nieuwe nuts’: lokaal opwekken en verhandelen van duurzame energie, waardoor duurzame energie kosteneffectiever wordt. 23. voor woningen op gemeentegrond gelden de doelstellingen als eis en zetten we de statiegeldregeling voort. Voor de overige locaties maken we afspraken met de marktpartijen; 24. het ondersteunen van marktpartijen bij de realisatie van energiezuinige nieuwbouw door middel van advies op maat, informatie e.d.; 25. het stimuleren van financiering door o.a. de klimaathypotheek, VON/prijsbeleid, outsourcing van energiesystemen, kostenbesparing door stroomlijning in het bouwproces e.d.; 26. het sluiten van convenanten met koplopers in de markt om de 5 topklimaatprojecten te ontwikkelen; 27. uitvoeren van minimaal vier pilotprojecten `passief bouwen` en `energieneutraal bouwen`; 28. het ontwikkelen van een plan van aanpak voor klimaatbestendige woningen, o.a. met aandacht voor energiezuinige koeling en optimale benutting van het grondwater voor koude en warmte opslag; 29. het opzetten van een project gericht op de controle van de kwaliteit van het binnenmilieu; 30. het opnemen van de mogelijkheden voor zeer energiezuinig bouwen en duurzame energie in beeldkwaliteitsplannen, in optimale balans met architectonische en stedenbouwkundige kwaliteit;
15
5.4
Wat levert het op?
Met die activiteiten bereiken we: • een verhoging van het wooncomfort van de woningvoorraad; • energiebesparing bij nieuwbouw; • een toename van de energiekwaliteit van het gemeentelijke woningbestand; • een (relatieve)verlaging van de woonlasten. 5.5
Achtergrondinformatie
Lagere woonlasten De investeringen die nodig zijn voor het behalen van de gewenste energiekwaliteit verdienen zich door de stijgende energiekosten binnen 10 tot 15 jaar terug. Per saldo levert de investering in energiebesparing dus lagere woonlasten op. Bij huurwoningen ligt hier een knelpunt: de investeringen worden gedaan door de corporatie, terwijl de huurder de (lagere) energierekening betaalt. Er lopen landelijk initiatieven om dit knelpunt op te lossen. Het ministerie van VROM buigt zich momenteel over dit probleem. Korting op grondprijs Daar waar de gemeente gronden uitgeeft passen we de statiegeldregeling toe: de initiatiefnemer krijgt een korting op de grondprijs van ca. € 1500,- per woning als hij voldoet aan de eisen ten aanzien van aanpasbaar, duurzaam en veilig bouwen. Vanwege de vaste, lage grondprijs voor sociale woningbouw, geldt deze regeling alleen voor de middeldure en dure sector. Comfort gevraagd Het comfort van nieuwbouwwoningen is hoog, vooral door goede isolatie en het toepassen van bijvoorbeeld vloerverwarming. De verwachting is dat dit een grotere rol gaat spelen bij verhuur en verkoop. Naast wintercomfort neemt de behoefte aan zomercomfort (koeling) toe vanwege de vaker voorkomende warme zomers. De nieuwbouw speelt hier steeds vaker op in door bijvoorbeeld vloerverwarming ook geschikt te maken voor koeling. Frisse lucht Voor de steeds betere kierdichting in nieuwbouwwoningen, is goed werkende mechanische ventilatie van groot belang. In de praktijk komt het regelmatig voor dat ventilatiesystemen onvoldoende werken. Hiervoor is extra inzet wenselijk. Warmte-koude opslag De opslag van warmte en koude in de bodem is een efficiënte manier om energie te besparen. Deze techniek wordt steeds vaker toegepast. Momenteel ontwikkelen we beleid om de toepassing van warmte-koude opslag in goede banen te leiden. Belangrijk daarbij is dat onttrekking van water voor warmte-koude opslag andere onttrekkingen – zoals drinkwater – niet verstoort. EPC: energienorm in het bouwbesluit Voor nieuwbouw geldt een energienorm in het bouwbesluit: de EPC. Hoe lager de EPC, des te beter de energiekwaliteit. Per 1 januari 2006 is de wettelijke norm verlaagd van 1,0 naar 0,8. De aanscherping heeft geleid tot snelle technische- en marktontwikkeling, waardoor de kosten voor bouwen met goede energiekwaliteit afnemen. Het voornemen van de minister van VROM is de EPC in 2011 naar 0,6 en in 2015 naar 0,4 te verlagen. In 2020 moet de nieuwbouw energieneutraal zijn. Subsidies Om innovatie en ontwikkeling te stimuleren zijn er landelijk subsidies beschikbaar voor pilotprojecten, zogenaamde transitiegroepen.
16
6.
Duurzame energie
Duurzame energie is, naast energiebesparing, de tweede pijler van het klimaatbeleid. Duurzame energie biedt komende tien jaar volop kansen: om schone energie steeds kosteneffectiever op te wekken, én als groeimarkt voor bedrijven. 6.1
Stand van zaken
Wind In het Commissiebesluit Duurzame energie uit 2001 zijn drie locaties aangewezen als mogelijke locaties voor de ontwikkelingen van windenergie: de kop van het bedrijventerrein Treurenburg, het nog te ontwikkelen deel van De Brand in combinatie met de om te leggen Zuidwillemsvaart en Kloosterstraat. Voor de locatie Treurenburg is er intussen een onherroepelijk bestemmingsplan dat de plaatsing van een windturbine mogelijk maakt. De turbine zal volgens planning in 2009 worden gerealiseerd en levert groene stroom voor ca. 1500 huishoudens. Voor de locatie De Brand loopt een onderzoek naar de mogelijke stedenbouwkundige inpassing en hinderaspecten. De locatie Kloosterstraat is gekoppeld aan de ontwikkeling van het bedrijventerrein en is nu niet van toepassing. De markt voor de kleinschalige windturbinetechnieken is in ontwikkeling. De trend is dat kleinschalige turbines steeds stiller en goedkoper worden, zodat een bredere toepassing ervan mogelijk wordt. We hebben de mogelijkheden voor de plaatsing van kleine windturbines op o.a. gebouwen onderzocht. Hieruit bleek dat er wel kansen liggen, maar dit nog niet heeft geleid tot plaatsing ervan in ’s-Hertogenbosch. Biomassa Op dit moment onderzoeken we de haalbaarheid van de toepassing van biomassa die binnen de gemeente beschikbaar zijn voor verwarming en voor de opwekking van elektriciteit. Voor het nieuwe bedrijventerrein Treurenburg onderzoeken we of voor de verwarming gebruik kan worden gemaakt van biomassa. De biomassa is beschikbaar op de nieuwe vestiging van de Afvalstoffendienst. Voor het Sportiom onderzoeken we of een houtgestookte ketel het zwembad kan verwarmen. 6.2
Wat willen we bereiken?
We hebben voor de periode 2008-2015 de volgende doelen voor ogen: • doelstelling: 20% duurzame energie in 2020, nader uit te werken op basis van vernieuwing van de duurzame energiescan; • warmte-koude opslag in de bodem: indien technisch mogelijk wordt in alle nieuwbouw WKO toegepast, met energiezuinige koeling in de zomer; • het benutten van alle in de gemeente of regio beschikbare biomassa voor energieopwekking; • het realiseren van windturbines op Treurenburg en De Brand; • het ontwikkelen van een regionale duurzame energieaanpak; • het realiseren van 50 tot 100 stille, kleinschalige windturbines op hoge gebouwen, bedrijven en in het buitengebied in 2015; • 1000 gebouweigenaren die zonne-energie toepassen, zo mogelijk gefinancierd met landelijke subsidie. Wat gaan we doen (2008-2015)? Om deze doelen te bereiken zijn de volgende activiteiten nodig: 31. het actualiseren van de ‘duurzame energiescan’, regionaal, ook gericht op nieuwe windlocaties; 32. het onderzoeken van mogelijkheden en opzetten van pilots: a) voor winning van biogas uit mest b) voor een pilot waterstof/brandstofcel in combinatie met duurzame energieopwekking c) verhuren van platte daken (kantoren, sportzalen, bedrijfshallen e .d.) aan zonne-energie-exploitanten; d) opzetten van lokale onderlinge opwekking en leveringen van duurzame energie ‘Nieuwe nuts’, zie ook woningbouw. e) extra biomassa uit groenvoorzieningen/houtwallen.
17
33. het uitwerken van een plan van aanpak voor het optimaal benutten van de ondergrond voor opslag van warmte en koude en aardwarmte (zie hoofdstuk 3 en 4: bestaande en nieuwe woningbouw); 34. het doen van een haalbaarheidsonderzoek Windenergie De Brand / Zuid-Willemsvaart (in uitvoering); 35. het opzetten van een project voor het stimuleren van duurzame energie bij particulieren op basis van een landelijke subsidieregeling in combinatie met het Vlagheidefonds; 36. het initiëren van duurzame energieprojecten in de regio, bijvoorbeeld windenergieprojecten; 37. het participeren in de lobby richting Rijk voor consistente en stabiele subsidieregeling(en) voor duurzame energie, i.s.m. B5, G27, provincie, 100.000+ gemeenten. 6.3
Wat levert het op?
Daarmee behalen we de volgende resultaten: • het opwekken van duurzame energie binnen de stad waardoor we minder afhankelijk zijn van energieprijsstijgingen; • het eenvoudig kunnen toepassen van zonne-energie zodra deze kosteneffectief is, naar verwachting over 5 à 10 jaar; • een optimale benutting van de ondergrond voor energie; • op termijn goedkopere energie dan energie uit fossiele bronnen. 6.4
Achtergrondinformatie
Gebouwgebonden duurzame energie Voor de gebouwde omgeving (nieuwbouw) gelden normen die met energiebesparende maatregelen of met duurzame energietoepassingen gerealiseerd kunnen worden. Vooral zonneboilers en warmtekoude opslag worden in nieuwbouw toegepast. We maken echter prestatieafspraken over de energiekwaliteit en niet over het treffen van specifieke maatregelen. Vlagheidefonds Voor particulieren is er het Vlagheidefonds, een fonds waar zij subsidie kunnen aanvragen voor duurzame energietoepassingen, zoals zonneboilers. Deze subsidie is bedoeld als aanvulling op de landelijke subsidie. Particulieren doen regelmatig een beroep op het Vlagheidefonds. Landelijke ontwikkelingen De landelijke doelstelling is verdubbeld naar 20% duurzame energie in 2020. Voor windenergie op het land is de doelstelling een verdubbeling in de komende 4 jaar; Voor particulieren is er opnieuw een subsidieregeling voor zonneboilers, zonnepanelen en warmtepompen. Het beschikbare budget is echter beperkt. De subsidieregeling voor grootschalige opwekking van duurzame energie is in 2008 opengesteld (SDE), zodat realisatie van windenergie weer mogelijk wordt. De energetische terugverdientijd van een windturbine is ca. 7 maanden. Dat wil zeggen dat een windturbine in 7 maanden evenveel energie oplevert als nodig is voor productie, plaatsing en uiteindelijke sloopt. De levensduur is 15 tot 20 jaar.
18
7.
Bedrijven
Bedrijven nemen gemiddeld de helft van het energiegebruik binnen een gemeente voor hun rekening en vormen daarmee een belangrijke doelgroep voor klimaatbeleid. 7.1
Stand van zaken
Nieuwbouw Bedrijventerreinen worden ontwikkeld volgens het gemeentelijke Basispakket Duurzame stedelijke ontwikkeling Werkgebieden. Op het gebied van energie schrijft dit basispakket een doelstelling voor van minimaal 25% energiebesparing bij nieuwbouw. Deze doelstelling nemen we op in het bestemmingsplan en in uitgiftekaders van bedrijventerreinen, zoals bij bedrijventerrein Treurenburg, De Groote Vliet, Rosmalense plas, Empel-Zuid en Heesch West. Bestaande bedrijven Voor bestaande bedrijven hebben we ingezet op de zogenaamde verruimde reikwijdte bij handhaving van de milieuvergunning of milieumelding. Dit houdt in dat een bedrijf alle bekende energiebesparende maatregelen moet nemen met een terugverdientijd van vijf jaar of minder. Bedrijven die een energieverbruik hebben kleiner dan 50.000 kilowatt aan elektriciteit of kleiner dan 25.000 m3 aardgas, zijn vrijgesteld van deze verplichting. De gemeente kan bedrijven met een hoog energiegebruik (meer dan 75.000 m3 aardgas of aardgasequivalent, of 200.000 kWh elektriciteit per jaar) verplichten tot een energieonderzoek en het laten uitvoeren van maatregelen die zich binnen 5 jaar terugverdienen. Bedrijven die deelnemen aan een meerjarenafspraak (MJA) voldoen via die weg aan de energiedoelstellingen van de wet milieubeheer. Controle In het kader van de verruimde reikwijdte hebben we tot nu toe kantoren en scholen, tankstations en auto-herstelinrichtingen gecontroleerd. Overige branches komen de komende jaren aan de beurt. Initiatieven van het Rijk Vanuit het huidige beleid van het Rijk lopen initiatieven voor het terugdringen van het energiegebruik van bedrijven (gebouwgebonden en procesenergie). Het Rijk zet in op wetgeving, stimulering en facilitering en subsidiëring. 7.2
Wat willen we bereiken?
We hebben de volgende doelen voor ogen: • voor nieuwe bedrijven willen we een energiebesparing van 25% tot 50% (gebouwgebonden energieverbruik); • alle bedrijven voldoen in 2012 aan de wettelijke energie-eisen, inclusief het afdekken van koelmeubelen en waar mogelijk het sluiten van winkeldeuren in de winter; • 20 - 40% energiebesparing bij 1000 bestaande bedrijven in utiliteitsgebouwen/MKB in 2015. • Kostenbesparing voor bedrijven, door investeringen in energiebesparing te stimuleren. • benutten van kansen voor het bedrijfsleven op de groeiende markt voor duurzame energie en energiebesparing. 7.3
Wat gaan we doen?
Om deze doelen te bereiken zijn de volgende acties nodig: 38. het ontwikkelen van een stadsbrede visie op de energievoorziening (zie bestaande woningbouw); 39. het maken van afspraken met alle betrokkenen bij de ontwikkeling van bedrijventerreinen over: - het gemeentelijke Basispakket Duurzame stedelijke ontwikkeling Werkgebieden; - minimaal 25% - 50% energiebesparing.
19
40. 41.
42.
43. 44. 45.
7.4
Deze voorwaarden worden opgenomen in het uitgiftekader van bedrijventerreinen en nemen we zoveel mogelijk op in de bestemmingsplannen; intensieve handhaving van wettelijke verplichtingen. We gaan voor een branchegerichte projectmatige aanpak met proactieve communicatie en kennisontwikkeling; het opzetten van een samenwerking met 10 koploperbedrijven als voorbeeld- en ambassadeursfunctie voor andere bedrijven: forse energiebesparing (convenant), communicatie/informatie, zichtbare maatregelen; het opzetten van energiebesparingsprojecten voor bedrijven en instellingen: kantoorgebouwen, bedrijfsverzamelgebouwen, MKB, zorginstellingen, vastgoedbedrijven), d.m.v.: - communicatie en advisering van bedrijven, zo mogelijk gratis; - inschakeling van intermediaire organisaties (zoals ondernemersverenigingen, KvK, makelaars, branche, installateurs); - het doen van een concreet maatregelgericht aanbod, zoals: cv-optimalisatie, energie- en verlichtingsscan; het geven van informatie over energiemaatregelen en financieringsmogelijkheden, zo mogelijk via de Infodesk Bouwen; het onderzoeken naar de mogelijkheden voor het opzetten van een revolving fund voor de financiering van energiebesparingsmaatregelen; Communicatietraject, met de nadruk op energiebesparing als manier om kosten te besparen.
Wat levert het op?
Daarmee bereiken we: • een energiebesparing en daarmee kostenbesparing voor bedrijven; • vermindering van de invloed van energieprijsstijgingen op de kosten van bedrijven; • aantrekkelijke bedrijfslocaties, met een positief vooruitstrevend imago (hoog comfort, lagere energielasten).
20
8.
Verkeer en vervoer
Verkeer en vervoer zijn (op basis van landelijke gemiddelden) verantwoordelijk voor ongeveer 25% van de CO2 uitstoot van de gemeente en daarmee een relevante factor voor het klimaatbeleid. 8.1
Stand van zaken
Bereikbaar en leefbaar Het gemeentelijke verkeersbeleid is gericht op een goede bereikbaarheid en leefbaarheid van de stad. Door een nog steeds toenemend autobezit en –gebruik wordt de druk op de openbare ruimte steeds groter, met alle nadelige gevolgen van dien voor zowel de bereikbaarheid als de leefbaarheid. Koersnota Wat betreft het verkeers- en vervoersbeleid is de koersnota “Hoofdinfrastructuur ‘s-Hertogenbosch” richtinggevend. De koersnota is nog in ontwikkeling maar zullen wij naar verwachting eind 2008 vaststellen. Op dit moment steken we in op heldere keuzes in de hoofdinfrastructuur en stimuleren we anderzijds fiets- en openbaar vervoergebruik (nota “fietsplan in uitvoering”). Binnen de koersnota koos de raad onlangs voor het zogenaamde “Doorstroomassenmodel”. In dit model wordt het verkeer op enkele doorstoomassen binnen de Ruit gebundeld. Daarnaast streven we naar een meer autoluwe binnenstad zonder de economische vitaliteit van de binnenstad aan te tasten. Naast de bovengenoemde beleidsstukken zijn het Plan van aanpak Luchtkwaliteit en het activiteitenbesluit van invloed op de CO2 uitstoot van het verkeer en vervoer. In deze stukken komt onder andere het verkeers- en vervoersmanagement bij bedrijven aan orde. Auto’s op aardgas Als onderdeel van het luchtbeleid schalen we voor het gemeentelijke wagenpark geleidelijk over op voertuigen op aardgas. Rijden op aardgas levert vooral een bijdrage aan luchtkwaliteit. Het is echter een goede eerste stap, die het later makkelijker maakt om over te stappen op biogas. Biogas is nu nog onvoldoende beschikbaar, maar biogas levert zodra het beschikbaar is wel een forse bijdrage aan het verminderen van de CO2 uitstoot. Op dit moment zijn er enkele tientallen auto’s geschikt voor rijden op aardgas. Aan aardgas-vulpunten wordt hard gewerkt. 8.2
Wat willen we bereiken?
We hebben de volgende doelstellingen voor ogen van 2009 - 2015: • een vermindering van de CO2 uitstoot van rond de 3% met het huidig (voorgenomen) beleid (doorstroomassenmodel uit de koersnota). Dit komt overeen met ca. 24 kton CO2; • een groei van het fietsverkeer in 2020 naar 44% van alle interne verplaatsingen en van het openbaar vervoer naar 16% van alle externe verplaatsingen; • inzetten op aardgas voor het gemeentelijke wagenpark, vooral vanwege de luchtkwaliteit. Op die manier vervullen we de wens om als organisatie een goed voorbeeld zijn. Op lange termijn kan dit ook een vermindering van de CO2 uitstoot met zich meebrengen, namelijk als steeds meer biogas of duurzaam geproduceerd waterstof aan het aardgasnet toegevoegd gaat worden.
Een stad met ambitie De doelstelling voor het fietsverkeer en openbaar vervoer is ambitieus: een groei van het fietsverkeer in 2020 naar 44% van alle interne verplaatsingen en van het openbaar vervoer naar 16% van alle externe verplaatsingen.
21
Periode 2009-2015 • 44% van alle interne verplaatsingen met de fiets; • 16% van alle externe verplaatsingen met het openbaar vervoer; • tussen 727 en 622 kton per jaar verkeersgerelateerde CO2 uitstoot (afhankelijk van rijksmaatregelen); • handhaving verkeers- en vervoersmanagement bij bedrijven; • vergroening van het gemeentelijk wagenpark zoals vastgesteld in de nota (uitwerking vergroening gemeentelijk wagenpark). • voor het woonwerkverkeer van de medewerkers van de gemeente hebben we een vervoersplan opgesteld. Deze zullen we tot eind 2008 evalueren en vergelijken met landelijke kengetallen voor kantoorgebouwen. Periode 2015 tot energieneutraal • aanvullende maatregelen afhankelijk van algemene technische ontwikkelingen en ervaringen met de implementatie van de koersnota;
8.3
Wat gaan we doen?
In eerste instantie zullen we de maatregelen uit de koersnota Hoofdinfra (2009-2020) implementeren. De lijst van maatregelen ziet er naar de huidige stand van zaken zo uit: RO • •
verder inzetten op corridorontwikkeling (spoorzones); doorvoeren compacte stad met optimale verknoping diverse vervoersnetwerken.
Beprijzen/parkeren • sturend parkeerbeleid met een meer autoluwe binnenstad waarbij parkeren meer naar de randen (van de binnenstad en transferia) wordt gestuurd. • uitbreiden gereguleerd gebied (schil om de binnenstad); • invoeren gratis bewaakte stallen in de binnenstad (ca. 3.000 fietsparkeerplaatsen); • meer OV (provinciale maatregel). Fiets • • • •
OV • • •
optimaliseren fietsnetwerk door vooral te ontvlechten en te complementeren; fiets parkeren optimaliseren door parkeernormen op te nemen in het bouwbesluit en de capaciteit van het fiets parkeren in vooral de binnenstad fors te verhogen; innovatie: het stimuleren van nieuwe (fiets)concepten en stallingsmogelijkheden; opstellen van een communicatie- en marketingplan Fiets, en een actievere rol van de gemeente vanuit de diverse beleidsvelden.
40% meer exploitatieruimte voor het nemen van kwaliteitsmaatregelen (optimalere lijnvoering, efficiëntere dienstregeling etc.); optimalisering van de doorstroming op trajectniveau; maatwerk in de binnenstad (transferpunten en kleinschalig OV).
Transferia • verder stimuleren transferiumgebruik; • uitbouwen van 1500 naar 3000 transferiumplaatsen; • nadrukkelijk inzetten op de ketens vanaf het transferium. Mobiliteitsmanagement • continueren Wegwijs A2; • in overleg met het gezamenlijke bedrijfsleven nader invullen; • vanaf 2009 bedrijven actief handhaven op het nemen van verkeers- en vervoersmaatregelen. Benutting • voortzetten DVM Brabantstad; • implementeren stedelijk DVM;
22
•
optimaliseren stedelijke verkeersregelingen.
Bouwen • faciliteren en bundelen op doorstroomassen en optimaliseren van aansluitingen; • vrijgekomen ruimte (contra-mal) benutten voor fiets en OV.
8.4
Wat levert het op?
Met deze activiteiten bereiken we het volgende: • verbetering van de doorstroming en bereikbaarheid en daarmee ook leefbaarheid van de stad. Minder voertuigen en een betere doorstroming betekenen namelijk ook een betere luchtkwaliteit en minder geluidsbelasting; • door innovatieve concepten voorkomen dat een autoluwe binnenstad nadelige economische effecten heeft. Klimaatbeleid stimuleert in die zin nieuwe en innovatie bedrijvigheid.
23
9.
Financiën en organisatie
9.1
Financiering van klimaatbeleid
Ambitie De ambitie van dit klimaatbeleidsplan is groot. Werken naar een klimaatneutrale gemeente vergt grote investeringen in energiemaatregelen voor onze eigen gebouwen, zodat deze in 2020 klimaatneutraal kunnen zijn. Daarnaast is een stevige organisatie die samen met bedrijven, woningcorporaties, maatschappelijke organisaties en bewoners werkt aan een klimaatneutrale gebouwde omgeving in 2035, en tenslotte een totale klimaatneutrale gemeente rond 2050. We vragen daarbij ook aan al deze andere groepen zelf te investeren in energiebesparing en duurzame energie. Deze investeringen zullen een veelvoud bedragen van onze eigen investeringen. Subsidie Rijkssubsidie kunnen we mogelijk benutten voor de uitvoering van het klimaatbeleid (SLOK-voorheen BANS), innovatieve projecten (unieke kansen regeling) en opwekking van duurzame energie (SDE regeling). Per project zullen we kijken of we ook overige subsidies kunnen benutten. Investeringen in energiebesparing Investeringen in energiebesparing zullen door vele partijen in de stad worden gedaan, variërend van particuliere woningeigenaren tot exploitanten van windturbines. Enkele voorbeelden: Bestaande woning Het verbeteren van een woning met energielabel F of G tot energielabel B kost ca. €6.000 tot €10.000, afhankelijk van het woningtype en de gekozen maatregelen. De besparing is €800 tot €1200 per jaar bij de huidige energieprijzen. Op dit moment wordt de investering dus ca. tien jaar terugverdiend. Met de stijgende energieprijzen zal dit alleen maar sneller gaan. Windturbine Een grootschalige windturbine kost ca. €2 tot €3 miljoen. De opbrengst bestaat uit opbrengst van de stroom, en subsidie van het rijk voor de opwekking van duurzame energie. Hiermee wordt de investering en het onderhoud ruim terugverdiend en is het exploiteren van een windturbine een activiteit die door de markt wordt opgepakt. Gemeentelijke gebouwen Om de ca. 150 gemeentelijke gebouwen op te waarderen tot energie label B is op basis van een grove schatting enkele tonnen per gebouw nodig. Totaal gaat het om een bedrag van enkele tientallen miljoenen euro’s.
Kosten De kosten voor de uitvoering van dit klimaatbeleidsplan bedragen € 750.000,- per jaar. Dit zijn kosten voor het initiëren van projecten, het meefinancieren van pilots, onderzoekskosten, kennisontwikkelingskosten, etc. Deze kosten zijn exclusief investeringen. Budgetten voor investeringen zullen jaarlijks bij de begroting worden aangevraagd. In de voorjaarsnota 2009 is voor eigen gebouwen al een bedrag van € 450.000,- opgenomen voor het bepalen van de energielabels van de 150 gemeentelijke gebouwen. Vanaf 2010 zullen we voorstellen doen voor investeringen. In bijlage 1 is een overzicht te vinden van benodigde capaciteit en externe kosten van de actiepunten in dit klimaatbeleidsplan.
24
Jaarlijkse (exclusief investeringen) kosten voor periode 20082015
Gemiddelde kosten per jaar Fte’s
Externe kosten (onderzoek, advies, begeleiding, communicatie)
Gemeentelijke gebouwen 2) Woningbouw bestaand Woningbouw nieuw Duurzame energie Bedrijven Verkeer en vervoer
0,3 0,7 0,4 0,4 0,8 0,2
€60.000 €160.000 €30.000 €50.000 €200.000 € 20.000
Communicatie Coördinatie, rapportage e.d.
0,2 0,2
€20.000 -
Totaal formatie Kosten formatie per jaar
3,2
NB: alle kosten zijn exclusief investeringen in energiebesparingsmaatregelen. 1)
€ 210.000
Totale kosten per jaar
€ 750.000
Dekking: Reguliere begroting Nieuw beleid vanaf 2009 Rijkssubsidie (Bans-2 / Slok) 3) Nog te verkrijgen co-financiering 4) Totaal dekking
€100.000 €330.000 €85.000 €235.000 750.000
1) Investeringen bedragen stadbreed vele miljoenen. Deze kosten worden op middellange termijn terugverdiend door lagere energiekosten, en leveren daarna winst op, of houden de energievoorziening betaalbaar. Veel actiepunten in dit beleidsplan zijn gericht op het realiseren van financiering door het verkrijgen van subsidies, voorfinanciering uit nog op te zetten fondsen, ontschotting (ervoor zorgen dat de partij die de investering betaald ook de baten van lagere energielasten krijgt), etc. 2) Voor investering in energiebesparingsmaatregelen bij gemeentelijke gebouwen zal in de voorjaarsnota 2010 een voorstel worden gedaan. 3) De minister van VROM heeft Rijkssubsidie voor lokaal klimaatbeleid toegezegd. Het is nog niet duidelijk of dit een subsidieregeling wordt of een doeluitkering in het gemeentefonds. 4) Het verkrijgen van cofinanciering is nog niet zeker, en zal vooral betrekking hebben op pilots, stimuleringsprogramma’s voor huishoudens, particuliere woningbezitters en bedrijven. Zonodig zullen aanvullende voorstellen gedaan worden in de voorjaarsnota voor 2010 als de cofinanciering tegenvalt.
9.2
Organisatie
Om zowel binnen als buiten de eigen organisatie de beschreven ambitie waar te maken is een sterke organisatie nodig. De formatie zal daarom worden uitgebreid met 2fte. Deze organisatie moet daadkrachtig zijn binnen de eigen organisatie. Naar externe partijen zal de organisatie in staat moeten zijn een regierol op zich te nemen waaruit sterke samenwerkingsverbanden worden opgezet en die stimulerend en faciliterend werkt. Om dit te bewerkstelligen zullen we voor de uitvoering van het klimaatbeleidsplan een programmamanager aanstellen. Daarnaast zullen we een interne stuurgroep oprichten die bestaat uit de betrokken afdelingshoofden (Bouwen, Ruimtelijke Ordening, Strategie, Economische Zaken, Grondzaken en Wonen, Beheer Openbare Ruimte, IR Bureau, Afvalstoffendienst, Milieu) en die wordt
25
voorgezeten door een AMT-lid. De programmamanager legt verantwoording af aan de interne stuurgroep. Deze stuurgroep komt vier keer per jaar bijeen en bewaakt de voortgang van de uitvoering. We richten een ‘Klankbordgroep Klimaat’ op. Deze groep bestaat uit vertegenwoordigers van de Bossche samenleving en geeft advies over het gemeentelijk klimaatbeleid; rond specifieke thema’s en projecten wisselt de samenstelling van de groep. Tweemaal per jaar organiseert de programmamanager een overleg met de klankbordgroep en de interne stuurgroep. De klankbordgroep is vergelijkbaar met het Kernteam klimaatbeleid Tilburg en de Bredase Energieraad. Van de deelnemers verwachten we een actieve rol in het maatschappelijk veld.
9.3
Communicatie
Om het draagvlak en enthousiasme voor klimaatbeleid te bevorderen binnen de eigen organisatie en bij de Bossche bewoners, organisaties en bedrijven voeren we een intensief communicatieplan uit. We breiden de gemeentelijke website uit met alle lopende en geplande klimaatprojecten. Vier keer per jaar geven we een klimaatpagina (digitaal en op verzoek ook op papier, als onderdeel van bestaande nieuwsbrieven en publicaties). In de lopende milieueducatieprogramma’s schenken we extra aandacht aan het klimaat. Jaarlijks organiseren we een stedelijk klimaatcongres en ieder jaar vinden kleinere en/of grotere publieksmanifestaties plaats. We zullen veel doen om alle bewoners te betrekken bij het klimaatbeleid.
26
Bijlage 1 Uitvoeringskosten klimaatprogramma 2008-2015
Gemeentelijke gebouwen (0,3 fte) Opstellen van een plan van aanpak gemeentelijke gebouwen / klimaatneutraal 2020 Afspraken met gebruikers over benutten besparing voor investering Monitoring gericht op energiebesparing. Realiseren van pilotprojecten Inzetten van subsidiedeskundigen Openbare verlichting, onderzoek Kennisontwikkelingstraject energiezuinige nieuwbouw en renovatie Groene stroom voor gemeentelijke gebouwen en diensten Totaal gemeentelijke gebouwen en voorzieningen Woningbouw bestaand (0,7 fte) Ontwikkelen van een stadsbrede visie op de energievoorziening Afspraken met de corporaties over verbeteren van de energiekwaliteit Intensieve stimuleringscampagne particuliere woningeigenaren Onderzoeken ondersteuning particulieren door marktpartijen of woningcorporaties
Uitvoeringskosten 2008-2015
€ 20.000 € 50.000 € 10.000 € 75.000 € 60.000 € 25.000 € 5.000 p.m. € 245.000
€ 300.000 €0 € 300.000 €0 € 10.000 € 2.500
Totaal woningbouw bestaand
€ 647.500
Totaal woningbouw nieuw Duurzame energie (0,4) Actualiseren van de ‘duurzame energiescan’ Optimaal benutten van de ondergrond voor energie Haalbaarheidsonderzoek Winenergie De Brand (in uitvoering); Realisatie windenergieprojecten Haalbaarheidsstudie biogas uit mest, waterstof/brandstofcellen Duurzame energie bij particulieren Regionale duurzame energieprojecten
€ 61.250
€ 20.000 € 15.000
Energieadvies op maat voor huishoudens / communicatieacties. Lobby en discussie energieafhankelijke huursubsidiegrens Inzetten van subsidiedeskundigen Kennisontwikkelingstraject voor professionals
Woningbouw nieuw (0,4 fte) Ontwikkelen van een gemeentebrede energievisie Afspraken over doelstellingen, statiegeldregeling uitvoeren Ondersteunen van marktpartijen door middel van advies, informatie Stimuleren van financiering 5 top-klimaat projecten ontwikkelen, convenanten met koplopers Pilot projecten passief bouwen en energieneutraal bouwen. Plan van aanpak voor klimaatbestendige woningen Controle van kwaliteit van binnenmilieu Energiezuinig bouwen in beeldkwaliteitsplannen en welstandsnota Maatregelen gericht op gedrag: zie bestaande woningbouw.
Gemiddelde kosten per jaar
€ 161.875
€ 5.000 € 15.000 €0 € 50.000 € 20.000 € 5.000 € 20.000 € 5.000
€ 120.000
€ 30.000
€ 10.000 € 80.000 € 10.000 € 25.000 € 25.000 € 45.000 €0
27
Lobby subsidieregeling(en) voor duurzame energie Gebouwgebonden duurzame energie in beeldkwaliteitsplan en welstandsnota. Totaal duurzame energie
€0 pm
€ 195.000
€ 48.750
Bedrijven (0,8) Ontwikkelen van een stadsbrede visie op de energievoorziening; Nieuwe bedrijventerreinen minimaal 25% - 50% energiebesparing Handhaving; branchegerichte aanpak (excl. wettelijke handhaving) Samenwerking opzetten met 10 koploperbedrijven, convenant Energiebesparingsprojecten voor bedrijven en instellingen / advies Informatie over energiemaatregelen en financieringsmogelijkheden Onderzoeken van de mogelijkheden revolving fund
Totaal bedrijven
€ 200.000
Verkeer en vervoer (0,2)
€ 20.000
Coördinatie, rapportage e.d. (0,2) Communicatie (0,2) Website Klimaatkrant Educatie Energieraad Publieksmanifestatie
Formatie Kosten formatie per jaar, 3,2 fte
€ 10.000 € 16.000 pm € 4.000 € 60.000 € 90.000
€ 22.500
3,2
€ 208.000
Totale kosten per jaar
€ 752.375
Dekking: Reguliere begroting Nieuw beleid vanaf 2009 Rijkssubsidie (bans-2, Slok) Nog te verkrijgen co-financiering
103.000 330.000 85.000 235.000
Totaal dekking
753.000
Bijlage 2: klimaatneutraal ’s-Hertogenbosch > ter inzage en digitaal beschikbaar.
28