Standpunt ijkingsproeven
VVS erkent dat toelatingsproeven een positieve invloed kunnen uitoefenen op de oriëntering van de student maar waarschuwt er tegelijkertijd voor dat (niet-) bindende toelatingsproeven niet het beoogde wondermiddel zijn en pas echt tot hun recht komen in de bredere context van een gedegen oriënteringstraject. In onderstaand standpunt schetsen we niet enkel de pijnpunten of vraagstukken waar een ijkingsproef mee af te rekenen krijgt, we formuleren ook zelf onze visie op de inplanting en organisatie van dergelijke proeven.
1. HET VLAAMSE REGEERAKKOORD In het Vlaamse regeerakkoord (2014-2019) is er veel aandacht voor de overgang tussen secundair en hoger onderwijs. Omdat onderzoek telkens opnieuw aangeeft dat deze aansluiting moeilijk verloopt en studenten hier vaak onvoorbereid beslissingen (moeten) nemen, wordt er gezocht naar oplossingen om deze oriëntering vlotter te laten verlopen. Niet-bindende toegangs-/toelatingsproeven zouden studenten een inzicht geven in hun eigen competenties en de competenties die vereist zijn om aan een opleiding te beginnen. Dit zou studenten moeten ontraden om zich in te schrijven voor opleidingen waar ze eigenlijk niet geschikt voor zijn en op die manier de studietrajecten verkorten. In eerste instantie zouden dergelijke niet-bindende toegangsproeven toegepast worden op de lerarenopleiding en de wetenschapsrichtingen, maar mits een goede evaluatie, zouden ze zeker ook voor andere opleidingen van toepassing worden.
2. VRAAGTEKENS Niet-bindende toelatingsproeven zijn geen wondermiddel. VVS stelt zich vragen bij het de benaming, het uitgangspunt, de praktische uitwerking, de validiteit en de sociale impact van dergelijke proeven. BENAMING Terminologisch is er heel wat te verduidelijken. Zo is er zowel sprake van oriënteringsproeven, ijkingsproeven als niet-bindende toelatingsproeven. -
Oriënteringsproeven zijn proeven die de student een algemeen idee geven van waar hij of zij staat in het totale (hoger onderwijs)landschap. Een dergelijke proef zou ingevoerd worden op het einde van secundaire onderwijs. Ijkingsproeven proberen een student het idee te geven waar hij of zij staat binnen een specifiek domein (bv. De exacte- of sociale wetenschappen).
Standpunt Ijkingsproeven | 12.03.2015 | 1
-
De concrete invulling van de niet-bindende toelatingsproef is vooralsnog onduidelijk maar zal naar alle waarschijnlijkheid eerder aanleunen bij een soort ijkingsproef.
Daarnaast hebben we een terminologisch bezwaar: een niet-bindende toelatingsproef is immers een contradictio in terminis en zorgt in die zin voor mogelijke Babylonische spraakverwarringen. Het zou dan ook beter zijn om te spreken over ijkingsproeven. Tenzij deze niet-bindende proeven enkel een opstap vormen naar echt bindende toelatingsproeven? VVS pleit ervoor dat deze proef niet de naam ‘niet-bindende toegangsproef’ krijgt aangezien dit een inherente tegenstelling betreft en aldus tot verwarring zal leiden. VVS stelt voor om de proef de naam ‘ijkingsproef’ te geven, aangezien deze naam belichaamt wat de proef beoogt: ijken of de student al dan niet een bepaalde opleiding tot een goed einde zal kunnen brengen. Deze naam wordt ook al gebruikt in het huidige onderwijssysteem. VVS pleit voor de benaming ‘ijkingsproef’ en zal deze benaming consequent hanteren doorheen de rest van dit standpunt. UITGANGSPUNT VVS stelt zich, ten tweede, een aantal vragen bij het uitgangspunt van ijkingsproeven. In de eerste plaats is er nog maar weinig tijd om te remediëren aan het begin van het academiejaar. Hoewel het uitgangspunt lovend is, lijkt het ons praktisch moeilijk realiseerbaar om in een dergelijke, korte periode een werkend remediëringstraject op poten te zetten. We benadrukken hierbij opnieuw de noodzaak om de eindtermen in het SO (secundair onderwijs) – zeker gezien de hervormingen – en de begintermen in het HO (hoger onderwijs), verder op mekaar af te stemmen. Voor studenten die opteren voor opleidingen die niet aansluiten bij hun studierichting in het SO, zouden remediëringstrajecten wel zeer nuttig kunnen zijn. Ten tweede kunnen we ons voorstellen dat dergelijke proeven potentiële studenten gaan afschrikken en onterecht aan het twijfelen brengen. Wij willen ook absoluut vermijden dat studenten al aan het begin van hun studieloopbaan in het HO maatregelen opgelegd krijgen, studenten moeten de vrijheid krijgen om zichzelf te bewijzen en de mogelijkheid om zich te kunnen ontwikkelen in het HO. De student reeds een etiket opplakken nog voor de eerste les gegeven werd, lijkt ons contraproductief en onwenselijk. VVS wilt dan ook de garantie dat deze proeven op een anonieme wijze afgelegd kunnen worden. Ten derde stellen we ons de vraag wat er moet gebeuren als het resultaat van de oriënteringsproef aan het einde van het secundair onderwijs, het resultaat van deze ijkingsproef tegenspreekt? Dit hangt af van de concrete invulling van beide proeven. Een nauwe samenwerking bij het opstellen van deze proeven, lijkt ons dan ook essentieel. PRAKTISCHE INVULLING Daarnaast zijn er, ten derde, serieuze praktische bezwaren en bedenkingen. We bundelen de belangrijkste hieronder: 1. Wanneer komt de proef er? En hoe wordt deze ingepland in het academiejaar? 2. Wie richt de proef in? Een onafhankelijke instantie?
Standpunt Ijkingsproeven | 12.03.2015 | 2
3. Wat gebeurt er met de resultaten? Worden er pedagogische gevolgen verbonden aan het resultaat? 4. Wat is het doel ervan? Waarschijnlijk een advies? 5. Wie betaalt het? 6. Terminologisch, wat wordt het? Niet-bindende toelatingsproef, ijkingsproef of oriënteringsproef? 7. Hoe zit het met de validering van dergelijke proef? 8. Wat zijn de wetenschappelijke bewijzen? 9. Hoe verhoudt ze zich met het oriënteringstraject? Willen we twee proeven of één allesomvattende? 10. Moet de proef instellingsoverschrijdend zijn? VALIDITEIT Het ontwerp en de validering van dergelijke proeven, ten vierde, is een enorm werk dat onderschat wordt door overheid en instellingen. -
Wat bijvoorbeeld met beroepsprocedures of studenten die beweren dat ze enkel een slechte dag hadden? Wat te doen met alle studenten die vragen hebben over het resultaat in deze testfase?
Het zal bovendien enkele jaren duren vooraleer een ijkingsproef op punt staat. Dit zal in de aanvangsfase enorm veel middelen en manuren vereisen. De invoering van een ijkingsproef zou een contradictie vormen in het licht van het huidige pleidooi voor een vermindering van de administratieve planlasten. We stellen ons ook vragen bij de effectiviteit van dergelijke proeven: vormen nietbindende toegangsproeven hét middel om de oriëntering tussen SO en HO vlot te trekken? We betwijfelen dit ten sterkste. Het vormt immers enkel een momentopname en houdt geen rekening met het leertraject van de individuele student. We worden hierbij ondersteund door een rist aan wetenschappelijke onderzoeken 1. VVS pleit echter voor grondig wetenschappelijk onderzoek rond de effectiviteit en efficiëntie van een dergelijke test, alvorens deze aan de volledige Vlaamse studentenpopulatie op te leggen. Ook willen we als studenten benadrukken dat een performante proef onmogelijk is zonder de nodige (extra) middelen. Enkel wanneer de overheid de nodige middelen vrijmaakt, zal de proef zijn doel kunnen bereiken.
SOCIALE IMPACT Ook het sociale aspect mag hier niet genegeerd worden: zoals blijkt uit onderzoek van het HIVA bevoor- of benadelen proeven al snel bepaalde socio-economische groepen. Resultaten zullen immers altijd deels bepaald worden door sociale achtergrond of 1
In het verleden werd er in Vlaanderen immers al duchtig geëxperimenteerd met al dan niet bindende toelatingsproeven. Zowel de Meno-test (VUB) als de Lemo-test (UA), kunnen al bij al zeer povere resultaten voorleggen. Vak- of domeinspecifieke kennistesten blijken een goede voorspeller maar de punten en richting gevolgd in het secundair, voorspellen nog een pak accurater het resultaat van de generatiestudent. Testen die peilen naar motivatie of academische vaardigheden konden vooralsnog nauwelijks significante correlaties voorleggen met de resultaten in het eerste jaar. Toelatingsproeven à la geneeskunde zijn effectief maar enkel en alleen omdat ze meer dan 80% van de deelnemers weigert, iets waar we zeker niet naar streven in de rest van ons HO.
Standpunt Ijkingsproeven | 12.03.2015 | 3
taalvaardigheid en nooit enkel intelligentie meten. De toegang tot het HO is sowieso al ongelijk verdeeld, een toelatingsproef zal hier nog een extra sociaal struikelblok aan toevoegen2.
3. ANTWOORDEN IJKINGSPROEVEN Ijkingsproeven zullen waarschijnlijk als eerste ingevoerd worden. Hieronder leggen we de visie van VVS uit op deze proeven. We schetsen eerst de discussiepunten vooraleer tot een concreet voorstel te komen. Wat de datum of de inplanting van de proef betreft, onderkent VVS een drietal belangrijke momenten. In eerste instantie is het derde trimester van het laatste jaar SO belangrijk voor die leerlingen die wensen verder te studeren. In tweede instantie moet de proef herhaald kunnen worden in de zomermaanden voor diegenen die na hun eerste proef geremedieerd hebben en hun kennis opnieuw willen testen vooraleer definitief te beslissen. In derde instantie moet de ijkingsproef eveneens ter beschikking staan in het 1ste en het begin van het 2de semester voor die studenten die wensen te heroriënteren. Hierbij aansluitend woedt de discussie of een ijkingsproef in een gecontroleerde situatie moet doorgaan of op een locatie naar keuze van de student. Dit is belangrijk in de perceptie van de student – ‘hoe ernstig moet ik de proef nu nemen?’. De afweging hier gaat tussen verplichte begeleiding en controle enerzijds versus het rekenen op de persoonlijke verantwoordelijkheid – het is immers de toekomst van de student zelf – anderzijds. Deze discussie valt sterk samen met het vraagstuk of de ijkingsproef online en toegankelijk voor ieder moet aangeboden worden of uitsluitend in gecontroleerde omstandigheden aangeboden. VVS stelt een twee-momentenstelsel voor: -
-
Het eerste moment is verplicht en vindt plaats in een gecontroleerde omgeving. Dit moment gaat door in het derde trimester van het laatste jaar SO. Met een gecontroleerde omgeving bedoelen we een locatie waar de (toekomstige ) student onder toezicht en met de nodige begeleiding de ijkingsproef kan afleggen (school, CLB, instelling,…). Het doel van dit eerste moment is dubbelzijdig: enerzijds moet de student de ‘ernst’ van de proef leren inzien en anderzijds moet dit moment de student in de nodige informatie voorzien waarbinnen deze ijkingsproef en het resultaat moet geïnterpreteerd worden. Het tweede moment kan volledig gekozen worden door de (toekomstige) student zelf. Deze kan ervoor opteren de ijkingsproef opnieuw in een gecontroleerde omgeving af te leggen maar evengoed op een locatie naar keuze (of helemaal geen tweede keer). Hierbij opteert VVS dus voluit voor het vrij online aanbieden van de ijkingsproef, weliswaar met een voorafgaande verplichting om de proef eerst onder gecontroleerde begeleiding af te leggen. De student wordt dus weldegelijk geresponsabiliseerd.
2 Toelatingsproeven zijn veel minder democratisch dan verhoogde inschrijvingsgelden. Het drempelverhogend effect van een hoger inschrijvingsgeld kan je immers voor jongeren uit achtergestelde milieus rechttrekken met gepaste studietoelagen, terwijl toelatingsproeven hen zondermeer van hoger onderwijs uitsluiten.
Standpunt Ijkingsproeven | 12.03.2015 | 4
Dit twee-momentenstelsel heeft als voordeel dat ze het evenwicht houdt tussen persoonlijke verantwoordelijkheid en de nodige begeleiding en de discussie rond het tijdstip van de proef neutraliseert door een vast en een vrij moment in te lassen. Wat de organisatie van de proef betreft, is VVS overeengekomen dat het uitgangspunt moet zijn dat de instellingen gezamenlijk de ijkingsproeven ontwerpen zodat deze instellingsoverschrijdend zijn en dus, per definitie, gelijk zijn voor iedere (gelijkaardige) opleiding in Vlaanderen. Van dit uitgangspunt mag afgeweken worden voor specifieke, instellingseigen opleidingen die niet in lijn liggen van andere, gelijkaardige opleidingen in Vlaanderen. De baseline moet echter samenwerking zijn. Er moet ten alle tijden vermeden worden dat instellingen de (instellingseigen)ijkingsproef als marketingstrategie gaan gebruiken. Er zijn nog enkele belangrijke kanttekeningen waar VVS de aandacht op wil vestigen. In eerste instantie moet er blijvend rekening gehouden worden met de sociale omgeving van de student: niet iedere omgeving biedt de mogelijkheid om een ijkingsproef in de ideale omstandigheden af te leggen. Daarom pleiten we ervoor om in eerste instantie de toekomstige student te verplichten de proef af te leggen in een gecontroleerde en dus voor ieder gelijke omgeving. In tweede instantie mogen de resultaten van een ijkingsproef nooit later gebruikt worden om eventueel studieresultaten te verklaren, laat staan studiebegeleidingsmaatregelen te verantwoorden. Daarom hamert VVS op de anonimiteit van deze proef. De resultaten moeten in de optiek van een validering evenwel bijgehouden worden en gecontroleerd, maar mogen nooit naar een individuele student teruggeleid worden. Deze anonimiteit is essentieel voor VVS. ORIENTATIETRAJECT Hoewel een ijkingsproef er sneller gaat komen dan een oriënteringstraject, is VVS evenwel een groter voorstander van een geïntegreerd traject eerder dan een ‘geïsoleerde’ ijkingsproef. Voor een uitgewerkte visie op het oriënteringstraject verwijzen we graag door naar het betreffende standpunt 3. Hieronder een beknopte schets. Wat betreft het SO, pleit VVS voor twee progressieve oriëntatieproeven op het einde van de tweede graad en op het einde van het secundair onderwijs. Waar de eerste proef vooral zal peilen naar de interesses van leerlingen, zou de tweede proef naast interesses ook vaardigheden en begincompetenties voor het hoger onderwijs testen. De proeven zullen vooral als aanknopingspunt dienen om een opvolgingsgesprek te voeren. In dit gesprek worden de resultaten van de proef besproken met de leerling en er wordt gepeild naar motivatie en vaardigheden. Het CLB moet instaan voor het afnemen van deze proeven en een professionele (!) begeleiding verzekeren. Rekening houdende met de hierboven opgesomde opmerkingen, zou een ijkingsproef in het HO als sluitstuk van dit oriënteringstraject kunnen dienen. 4. CONCLUSIE Hoewel VVS de ijkingsproef niet als ideaal beschouwt om de oriëntering van (toekomstige) studenten te optimaliseren en hier vragen formuleert rond de naamgeving, de validiteit, het uitgangspunt en de praktische uitwerking van deze 3
http://www.vvs.ac/standpunt-studieori%C3%ABntering-15-03-2012.
Standpunt Ijkingsproeven | 12.03.2015 | 5
proeven, presenteren we evenwel een voor ons optimale organisatie en inplanting van deze proef. VVS stelt een twee-momentenstelsel voor. Een eerste, verplichte moment zou doorgaan in een gecontroleerde omgeving in het 3de trimester. Hierdoor kunnen (toekomstige) studenten op een begeleide manier kennismaken met de ijkingsproef. Het tweede, vrije moment kan qua tijdsstip en locatie volledig gekozen worden door de student zelf. De ijkingsproef moet bovendien gemeenschappelijk georganiseerd en ontworpen worden door alle Vlaamse instellingen tezamen. Verder hameren we op de anonimiteit van de ijkingsproef, het sociaal aspect evenals de validiteit van de ijkingsproef.
Standpunt Ijkingsproeven | 12.03.2015 | 6