RIS103886a_20-03-2003
Stand van zaken opvang asielzoekers en vluchtelingen in Den Haag
Maart 2003
Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheidsprojecten Gemeente Den Haag
Inhoudsopgave 1. 2.
3.
4.
5.
6.
7.
Inleiding Uitgangspunten en ontwikkelingen vreemdelingenbeleid 2.1. De nieuwe Vreemdelingenwet 2.2. Intrekken Zorgwet VVTV 2.3. Overdracht zorgtaken ROA/VVTV aan het COA Het landelijke terugkeerbeleid 3.1. Eigen verantwoordelijkheid centraal 3.2. Ontbreken van een sluitend asielbeleid 3.3. Specifieke groepen De uitgeprocedeerden-problematiek in de gemeente 4.1. De gemeente in spagaat 4.2. Werken aan een oplossing 4.3. Haagse noodopvang Huisvesting van statushouders en asielzoekers in Den Haag 5.1. Verdeling van verantwoordelijkheden 5.2. Huisvesting van statushouders 5.2.1. Taakstelling 5.2.2. Contingentenmodel 5.3. Huisvesting asielzoekers Alleenstaande Minderjarige Asielzoekers (AMA’s) 6.1. Wettelijk kader en rijksbeleid 6.2. Ama’s in Den Haag 6.2.1. Uitgeprocedeerde ama’s 6.2.2. Opvang ex-ama’s 18+ met een verblijfsstatus Lijst met afkortingen en begripsomschrijvingen
Bijlage 1. Bijlage 2.
Opvangmodaliteiten voor asielzoekers in Den Haag Doelgroep-specifieke activiteiten en projecten 1. VluchtelingenWerk 2. Wereldvenster 3. WINst voor vluchtelingen 4. Project voor Somalische jongeren
1
2 3 3 3 3 4 4 4 4 6 6 6 7 8 8 8 8 9 9 11 11 12 12 13 14 15 17
1.
Inleiding
De instroom van asielzoekers naar Nederland blijft een belangrijk onderwerp op de politieke en maatschappelijke agenda. De opvang van asielzoekers maar ook de terugkeer van en het onthouden van zorg en opvang aan uitgeprocedeerde asielzoekers zijn actuele thema's. Als gevolg van de aangescherpte regelgeving is het aantal personen dat in Nederland asiel aanvraagt aanzienlijk teruggelopen. Belangrijkste doelstelling van de nieuwe Vreemdelingenwet, die op 1 april 2001 is ingegaan, is het drastisch inkorten van de asielprocedures. Niet toegelaten asielzoekers hebben minder mogelijkheden om tegen de afwijzing van hun aanvraag te procederen. De afschaffing van de Zorgwet Voorwaardelijke Vergunning tot Verblijf (VVTV) per april 2001 heeft ertoe geleid dat een groot percentage asielzoekers dat gebruik maakte van deze regeling is uitgeprocedeerd. Hun recht op zorg en opvang is hiermee komen te vervallen. Het beëindigen van de voorzieningen en het uit de woning zetten van deze mensen heeft binnen verschillende gemeenten geleid tot maatschappelijke onrust. Het doel van deze notitie is inzicht bieden in de huidige stand van zaken en belangrijke actuele ontwikkelingen met betrekking tot de opvang van asielzoekers en vluchtelingen (statushouders) in de gemeente Den Haag. Zowel de huisvesting als de maatschappelijke zorg en opvang van deze specifieke doelgroepen krijgen in het Haagse beleid speciale aandacht. Den Haag spant zich in om aan haar wettelijke taakstelling inzake de huisvesting van statushouders te voldoen. Daarnaast levert Den Haag een actieve bijdrage aan de opvang van asielzoekers in de gemeente, al is deze opvang primair een verantwoordelijkheid van de rijksoverheid. Hetzelfde geldt voor de zorg en de opvang van de alleenstaande minderjarige asielzoekers (ama’s) die in Den Haag wonen, onderwijs volgen en recreëren. Ook voor de uitgeprocedeerde asielzoekers is het rijk primair verantwoordelijk. Omdat de rijksoverheid haar verantwoordelijkheden hierin onvoldoende neemt, vormt het verblijf van uitgeprocedeerde asielzoekers in een belangrijk punt van zorg voor de gemeente. In deze notitie wordt ingegaan op deze problematiek en op de stand van zaken met betrekking tot de uitgeprocedeerde asielzoekers in Den Haag. In afwachting van de formatie en de beleidslijn van het nieuwe kabinet zal in deze notitie slechts globaal worden ingegaan op het toekomstige beleid. Zodra er in dit kader meer relevante informatie te geven is, wordt de commissie daarvan op de hoogte gesteld. De opbouw van deze notitie is als volgt. Na deze algemene inleiding wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op belangrijke uitgangspunten en ontwikkelingen met betrekking tot het asielbeleid. Hierbij is onder andere aandacht voor de nieuwe Vreemdelingenwet, de afschaffing van de Zorgwet VVTV en de overdracht van de zorg voor en opvang van ex-VVTV'ers en ROA-asielzoekers aan het COA en wordt met name ingegaan op de gevolgen van deze uitgangspunten en ontwikkelingen voor de gemeente. In hoofdstuk 3 wordt het landelijke terugkeerbeleid belicht. In hoofdstuk 4 is aandacht voor de problematiek van de uitgeprocedeerden in de gemeente, met name gerelateerd aan het terugkeerbeleid. Ook wordt ingegaan op de rol van Den Haag in het vinden van oplossingen voor de problematiek. Hoofdstuk 5 belicht de huisvesting van zowel statushouders als asielzoekers in Den Haag en de hierbij geldende 'waterscheiding' in verantwoordelijkheden tussen rijk en gemeente. Hoofdstuk 6 gaat in op de opvang van de ama’s en de problematiek omtrent de uitgeprocedeerde ex-ama’s. Tot slot treft u een lijst aan die gebruikte afkortingen en begrippen verduidelijkt. In de bijlage 1 wordt een overzicht gegeven van de verschillende modaliteiten waarin de opvang van asielzoekers in Den Haag de afgelopen jaren heeft plaatsgevonden. Bijlage 2 bevat een overzicht van specifieke activiteiten en projecten voor de Haagse vluchtelingen en asielzoekers, van zowel de gemeente zelf als van externe organisaties zoals bijvoorbeeld VluchtelingenWerk.
2
2.
Uitgangspunten en ontwikkelingen asielbeleid
2.1. De nieuwe Vreemdelingenwet Met ingang van 1 april 2001 is de nieuwe Vreemdelingenwet, ook wel de Vreemdelingenwet 2000 genoemd, in werking getreden. Deze wet heeft als belangrijkste doelstelling het vereenvoudigen en inkorten van de asielprocedures. Er is nog maar sprake van één type (tijdelijke) verblijfsvergunning voor alle asielzoekers die worden toegelaten en de asielzoeker heeft minder mogelijkheden om te procederen tegen een beslissing. De gevolgen van het aangescherpte restrictieve asielbeleid, waarvan de nieuwe Vreemdelingenwet de basis vormt, zijn in de afgelopen twee jaren niet onopgemerkt gebleven. De instroom van asielzoekers in Nederland is aanzienlijk gedaald; ten opzichte van 2000 meer dan gehalveerd. Voor het succes van de nieuwe Vreemdelingenwet is echter meer nodig dan alleen een lagere instroom en een hoger percentage (snelle) afwijzingen. Om te voorkomen dat de niet toegelaten dan wel afgewezen asielzoeker illegaal in Nederland (en dat is dus onlosmakelijk altijd in een gemeente) verblijft, is een duidelijk geformuleerd terugkeerbeleid nodig, dat ook daadwerkelijk wordt uitgevoerd. In hoofdstuk 3 wordt hier nader op ingegaan. 2.2. Intrekken Zorgwet VVTV Met de inwerkingtreding van de nieuwe Vreemdelingenwet zijn andere verblijfstitels, zoals onder andere de Zorgwet VVTV (voorwaardelijke vergunning tot verblijf), komen te vervallen. Slechts een beperkt deel van de Haagse VVTV-ers, nauwelijks meer dan een kwart van de in totaal ongeveer 400 personen, is in aanmerking gekomen voor een vergunning bepaalde tijd. Van alle overige gevallen is de verblijfstitel niet verlengd dan wel ingetrokken. Het rijksbeleid schrijft voor dat van al deze uitgeprocedeerden binnen 28 dagen de voorzieningen beëindigd worden. Onder deze VVTV-voorzieningen vallen naast een geldelijke toelage voor levensonderhoud ook de ziektekostenverzekering en de woonvoorziening. Doordat de woonvoorziening komt te vervallen dient betrokkene dus ook binnen de gestelde 28 dagen hun woning te verlaten. Geeft men hier geen gehoor aan, dan volgt in principe ontruiming. De beëindigingen en vooral de ontruimingen hebben in de gemeente(n) voor grote maatschappelijke onrust gezorgd. Sinds de overdracht van zorgtaken aan het COA (zie § 2.3) valt er nog slechts een handjevol exVVTV’ers onder verantwoordelijkheid van de gemeente en zullen er nauwelijks meer beëindigingen van Zorgwetvoorzieningen onder gemeentelijke verantwoordelijkheid plaatsvinden. Indien er sprake is van gedwongen ontruiming van uitgeprocedeerde asielzoekers verzoekt het COA om ondersteuning van de sterke arm. De burgemeester beslist, na consultering van de lokale driehoek, over de mogelijke inzet van de van de sterke arm, die gebruikelijk is bij de uitvoering van een -gedwongen- ontruiming. Alle potentiële gedwongen ontruimingsgevallen worden ter beoordeling voorgelegd aan de driehoek. In § 4.1. wordt hier nader op ingegaan. 2.3. Overdracht zorgtaken ROA/VVTV aan het COA Op aanbod van het rijk heeft de gemeente Den Haag, net als vele andere gemeenten, de uitvoering van de zorg en opvang van de asielzoekers die nog onder de Zorgwet VVTV of ROA (Regeling Opvang Asielzoekers) vallen overgedragen aan het COA. Het gaat hier om asielzoekers die nog in procedure zijn tegen een gerechtelijke beslissing met betrekking tot hun VVTV- of ROA-status en op grond daarvan nog steeds verstrekkingen ontvangen in het kader van deze (voormalige) regelingen. De gemeente is niet meer verantwoordelijk voor het uitvoeren van de verstrekkingen aan de overgedragen personen. De overname door het COA heeft plaatsgevonden in mandaat en is formeel per 1 april 2002 een feit. Een relatief klein aantal personen blijft onder verantwoordelijkheid van de gemeente vallen. Omdat deze personen geen gebruik maken van een aan de VVTV- of ROA-regeling gekoppelde woonvoorziening, maar bijvoorbeeld inwonen bij een familielid, komen zij niet in aanmerking voor overdracht. Indien zij zijn uitgeprocedeerd worden uitsluitend de geldelijke verstrekkingen (inclusief de verzekeringen) beëindigd.
3
3.
Het landelijke terugkeerbeleid
3.1. Eigen verantwoordelijkheid centraal Sinds het terugkeerbeleid per 11 februari 2000 (o.b.v. de Terugkeernotitie d.d. 25-06-1999) van kracht is, staat de eigen verantwoordelijkheid van de vreemdeling om zelfstandig terug te keren centraal. Dat betekent dat zodra een vreemdeling uitgeprocedeerd -en rechtmatig verwijderbaar- is, de eventuele voorzieningen beëindigd worden. De vreemdeling zal vervolgens, al dan niet vrijwillig, moeten terugkeren. Of er zelf voor kiezen om (met onbekende bestemming) te vertrekken. Dit laatste houdt over het algemeen in de keuze voor een illegaal verblijf, veelal in Nederland. De voormalig Staatssecretaris van Justitie stelt in een brief van 1 februari 2002 dat de overheid voor deze keuze niet verantwoordelijk gehouden kan worden, tenzij er sprake is van een ongewenst-verklaring en dus van gedwongen terugkeer. Zelfstandige terugkeer is primair de verantwoordelijkheid van de vreemdeling zelf. Vast staat immers, volgens de voormalig staatssecretaris, dat betrokkene terug kán keren. Desgewenst kan het IOM de vreemdeling faciliteren bij zijn terugkeer. Doordat veel asielzoekers ongedocumenteerd zijn of, omdat zij niet terug willen, onjuiste of onvoldoende informatie verschaffen om hun identiteit en nationaliteit te kunnen vaststellen, is het niet in alle gevallen even gemakkelijk om de benodigde reisdocumenten te regelen en (spoedige) terugkeer mogelijk te maken. Met betrekking tot de huidige problematiek rondom de terugkeer van uitgeprocedeerde asielzoekers en illegalen wordt door het rijk vooral het belang van het versnellen van de beëindigingsprocedures benadrukt. Maar met het versnellen van de beëindigingsprocedures is het probleem van de daadwerkelijke terugkeer niet ineens opgelost. Er moet een expliciet onderscheid gemaakt worden tussen het beëindigen van de voorzieningen enerzijds en de daadwerkelijke terugkeer anderzijds. 3.2. Ontbreken van een sluitend asielbeleid Het rijk is verantwoordelijk voor het gehele asielbeleid. Dat houdt in opvang, beoordeling, besluitvorming en terugkeer. Dit zou een sluitend proces moeten zijn, van begin (binnenkomst) tot eind (status of vertrek). Echter, daar het rijk haar verantwoordelijkheden met betrekking tot het terugkeerbeleid onvoldoende neemt, hapert het sluitstuk van dit proces. Het proces kan pas sluitend zijn wanneer niet alleen de zorg en opvang van de uitgeprocedeerde worden beëindigd, maar ook -aansluitend- zijn/haar vertrek wordt geëffectueerd. Uit landelijke statistieken blijkt dat een deel van de afgewezen of uitgeprocedeerde asielzoekers van wie de opvangvoorziening wordt beëindigd, de opvang verlaat met onbekende bestemming. Bij het rijk bestaat de vooronderstelling dat een groot deel van deze groep uiteindelijk naar het buitenland vertrekt. Er bestaat echter altijd een kans dat betrokkene zich feitelijk nog wel illegaal in Nederland bevindt. Het is dan ook van belang dat de uitgeprocedeerde asielzoeker die wel wil meewerken aan zijn/haar terugkeer, maar die nog niet kán terugkeren, bijvoorbeeld omdat de reispapieren nog niet geregeld zijn of omdat de asielzoeker om gezondheidsredenen nog niet in staat is om te vertrekken, recht moet hebben op (rijks)opvang. Hierover zijn onlangs afspraken gemaakt tussen de VNG en demissionair minister Nawijn, maar deze zijn (nog) niet bevredigend voor de gemeente (zie § 4.2). Voorkomen moet echter wel worden dat de afgewezen of uitgeprocedeerde asielzoeker een vorm van valse hoop gaat koesteren dat hij of zij misschien toch wel in Nederland wordt toegelaten. De opvang voor deze groep zal dan ook vooral gericht moeten zijn op het aanstaande vertrek. Een belangrijke voorwaarde om de asielzoeker te bewegen tot terugkeer is het bieden van faciliteiten gericht op het verbeteren van de (arbeidsmarkt)positie en het toekomstperspectief van de asielzoeker in het land van herkomst. 3.3. Specifieke groepen Voor de asielzoekers en ex-VVTV’ers uit Centraal Irak is in mei 2002 een vertrekmoratorium ingesteld. Per 22 november 2002 is dit omgezet in een categoriaal beschermingsbeleid. Dat houdt in dat alle in gang gezette asielprocedures voor Centraal Irakezen worden stopgezet en dat zij een voorlopige verblijfsstatus krijgen. Waarmee zij dus ook onder de normale regelgeving en voorzieningen vallen die gelden voor
4
mensen met een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd. Voor de Noord-Irakezen geldt per 7 februari 2003 een vertrekmoratorium. De voorzieningen van betreffende asielzoekers zullen niet worden beëindigd en reeds uitgeprocedeerde of afgewezen asielzoekers en exVVTV’ers en hebben opnieuw recht op rijksopvang totdat het vertrekmoratorium weer wordt ingetrokken. In september 2002 heeft de rijksoverheid voor zowel Sierra Leone als Afghanistan het categoriale beschermingsbeleid ingetrokken. Dat betekent dat asielzoekers uit deze landen niet meer in aanmerking komen voor een tijdelijke verblijfsvergunning en dat op grond van het beschermingsbeleid reeds verleende verblijfsvergunningen na individuele beoordeling worden ingetrokken. Hoewel vanuit verschillende politieke en maatschappelijke hoeken is gepleit voor een vertrekmoratorium of beschermingsbeleid ten aanzien van Somalische asielzoekers, is door het rijk –hierin geadviseerd door onder andere het IOM- terugkeer naar Somalië niet als onmogelijk verklaard. Wel is algemeen bekend, en ook onderkend door het IOM, dat het voor Somaliërs relatief moeilijk is om de voor terugkeer benodigde reisbescheiden te verkrijgen. Terugkeer naar Somalië is dan ook niet of nauwelijks binnen de wettelijk vastgestelde 28 dagen te regelen. Volgens het IOM moet hier gemiddeld 3 maanden voor worden gerekend. Tot voor kort hield het rijk hier geen rekening mee in haar beleidsvoering. Medio december 2002 is de demissionair minister van Vreemdelingenzaken en Integratie met de VNG overeen gekomen dat, indien de uitgeprocedeerde asielzoeker een schriftelijk bewijs kan overleggen dat een laissez-passer naar alle waarschijnlijkheid op korte termijn zal worden afgegeven, ontruiming uitgesteld zou moeten kunnen worden (zie ook § 4.2). Omdat het voor de uitgeprocedeerde niet eenvoudig en zelfs niet altijd mogelijk blijkt een dergelijk schriftelijk bewijs te overleggen, is het nog maar de vraag of deze afspraak voldoende zoden aan de dijk zet voor de Somalische uitgeprocedeerde asielzoekers.
5
4.
De uitgeprocedeerden-problematiek in de gemeente
4.1. De gemeente in spagaat Het is duidelijk dat met de invoering van de nieuwe Vreemdelingenwet het centrale probleem van het terugkeerbeleid, namelijk de effectuering ervan, niet is opgelost, maar wel van eigenaar is veranderd. Doordat het gedwongen uitzetten van mensen die niet meewerken aan het verkrijgen van geldige reispapieren vrijwel onuitvoerbaar is, heeft de rijksoverheid de verantwoordelijkheid ten aanzien van de terugkeer neergelegd bij de illegale vreemdeling zelf. De wetgeving biedt geen mogelijkheden om de voorzieningen van uitgeprocedeerden te continueren. Omdat er ook geen recht meer is op opvang komen deze mensen letterlijk op straat te staan. Indien zij echter niet of niet meteen (kunnen) terugkeren naar het land van herkomst, blijven zij als het ware “rondzwerven” binnen de gemeente. De gemeente Den Haag heeft zich steeds op het standpunt gesteld dat de gemeente de wetgeving uitvoert waartoe het parlement heeft besloten en dat er geen verwachtingen moeten worden gewekt door het bieden van tijdelijke hulp indien er geen uitzicht bestaat op een structurele oplossing. Om die reden is dan ook steeds gekozen voor uitvoering geven aan het beleid van beëindigen van verstrekkingen aan uitgeprocedeerde asielzoekers. En in beginsel ook aan het beleid van de hiermee samenhangende ontruimingen, echter met inachtneming van de verantwoordelijkheid van de burgemeester ten aanzien van de inzet van de sterke arm. De daadwerkelijke effectuering van de ontruimingen kan, zeker waar het gaat om gezinnen met kleine kinderen, leiden tot de niet acceptabele situatie dat kinderen op straat gaan zwerven. De gemeente beseft dat doorkruisen van het rijksbeleid door het blijven bieden van opvang aan uitgeprocedeerde asielzoekers geen oplossing biedt. De gemeente wil echter ook voorkomen dat gezinnen met jonge kinderen daadwerkelijk op straat komen te staan. Zolang de uitgeprocedeerde asielzoeker de verantwoordelijkheid voor zijn of haar terugkeer niet wil of kan nemen, zit de gemeente als het ware klem tussen de asielzoeker die zij niet op straat wil zetten en de rijksoverheid die vasthoudt aan de eigen verantwoordelijkheid van betrokkene en daarmee haar eigen verantwoordelijkheid afschuift. Ontruimingen In verband met de maatschappelijke impact van gedwongen ontruimingen van uitgeprocedeerden (zeker indien het gezinnen met kinderen betreft) en de mogelijke gevolgen voor de openbare orde heeft burgemeester Deetman indertijd besloten dat alle ontruimingen van uitgeprocedeerde asielzoekers, ongeacht de juridische titel, ter beoordeling worden voorgelegd aan de lokale driehoek. Op grond van het rijksbeleid is de burgemeester gehouden de gevraagde politieondersteuning te bieden. De burgemeester heeft in dit verband de beleidsvrijheid, indien de handhaving van de openbare orde dit naar zijn oordeel rechtvaardigt, om te bepalen op welke wijze en op welk tijdstip de gevraagde politieondersteuning wordt geboden rekening houdend met de (bijzondere) omstandigheden van de uitgeprocedeerde asielzoeker. 4.2. Werken aan een oplossing Rijksbeleid In de hoofdpunten van het regeringsbeleid voor 2003 is opgenomen dat er met de gemeenten sluitende afspraken gemaakt worden over de onthouding van opvang aan uitgeprocedeerde asielzoekers. Er is echter sprake van voortdurende onduidelijkheid over het informele en formele standpunt van het rijk met betrekking tot de uitgeprocedeerden. Ook is er nog onduidelijkheid over de politieke koers die de nieuwe regering gaat varen inzake het asiel- en terugkeerbeleid en over de consequenties van een onlangs door de Tweede Kamer aangenomen motie omtrent een specifiek pardon voor een specifieke groep asielzoekers. Een landelijke projectgroep, bestaande uit medewerkers van het ministerie van Justitie, het COA, de IND en de VNG, heeft eind 2002 een advies uitgebracht aan demissionair minister Nawijn inzake het verblijf van uitgeprocedeerde asielzoekers in de gemeenten. De naar aanleiding daarvan door de minister aangereikte oplossingen zijn voor de gemeente echter niet bevredigend. Demissionair minister Nawijn wil namelijk het recht op opvang van uitgeprocedeerden die wel terug willen, maar dit nog niet kunnen, koppelen aan het
6
overleggen van een schriftelijk bewijs inzake het aanstaande vertrek van de uitgeprocedeerde. Gebleken is dat, zelfs al is iemand actief bezig met het regelen van zijn/haar terugkeer, het niet altijd mogelijk is dit zwart op wit te kunnen bewijzen. Daarnaast kan van zieke mensen niet altijd worden verwacht dat zij actief bezig zijn met het regelen van hun terugkeer. Ook is er nog steeds onduidelijkheid over de mogelijkheden voor mensen die een hernieuwde of herhaalde asielaanvraag hebben ingediend en over de situatie van mensen die een aanvraag voor een verblijfsvergunning op medische gronden hebben ingediend. Voor beide genoemde categorieën geldt dat zij de behandeling van hun aanvraag in Nederland mogen afwachten, maar geen recht hebben op opvang. De VNG stelt zich op het standpunt dat een (opnieuw) in behandeling genomen aanvraag automatisch recht moet geven op opvang. Wel heeft demissionair minister Nawijn in dit kader toegezegd dat, indien een tweede asielaanvraag alsnog resulteert in een verblijfsvergunning, de door gemeente c.q. particulier initiatief gemaakte kosten voor opvang achteraf worden vergoed. Deze toezegging moet overigens nog worden uitgewerkt. Inspanningen gemeente Den Haag Om te voorkomen dat zich in de gemeente schrijnende situaties voordoen met betrekking tot de uitgeprocedeerde asielzoekers (bijvoorbeeld gezinnen met kinderen of zieken) van wie de voorzieningen zijn beëindigd en die al wel hun woning hebben verlaten, heeft de gemeente onlangs besloten tot voorlopige continuering van de financiële ondersteuning van noodhulp en -opvang via het particulier initiatief. Daarnaast heeft de gemeente herhaaldelijk dringend de medewerking van de regering gevraagd om het probleem omtrent de uitgeprocedeerden op te lossen. Zowel de burgemeester (onder meer in zijn rol als voorzitter van de VNG) in gesprekken met de verantwoordelijk minister, als wethouder Heijnen van OSWI in het VNG-platform asiel en bij andere gelegenheden, hebben een grotere rijksverantwoordelijkheid ten aanzien van het terugkeerbeleid bepleit. Voorts spant Den Haag zich, onder meer in samenwerking met de andere G4 en de VNG, ook op ambtelijk niveau in om de rijksoverheid te overtuigen van haar verantwoordelijkheid ten aanzien van de problemen die samenhangen met het terugkeerbeleid. 4.3. Haagse noodopvang Een deel van de personen die zelfstandig vertrekt keert daadwerkelijk terug naar het land van herkomst. Anderen vinden elders onderdak (meestal bij familie of vrienden), of zoekt hulp via de noodopvang. Bij deze laatstgenoemden gaat het vooral om uitgeprocedeerde asielzoekers die: C wel willen, maar (nog) niet kunnen terugkeren omdat reispapieren nog niet in orde zijn of om gezondheidsredenen; C een tweede of herhaald asielverzoek hebben ingediend, maar gedurende de behandeling van dit verzoek, wat ze wel in Nederland mogen afwachten, geen recht hebben op opvang en/of voorzieningen; C een reguliere (is niet-asiel) vergunning tot verblijf hebben aangevraagd op humanitaire of medische gronden en die ook gedurende de behandeling van dit verzoek geen recht hebben op opvang/voorzieningen. De Stuurgroep Noodopvang biedt deze mensen indien nodig een tijdelijk opvangadres en/of leefgeld voor het dagelijkse levensonderhoud gedurende de periode die nodig is om het toekomstperspectief te realiseren, juridische en sociaal-maatschappelijke begeleiding en zorg voor dagbesteding en scholing.
7
5.
Huisvesting van statushouders en asielzoekers in Den Haag
5.1. Verdeling van verantwoordelijkheden De toelating, opvang en eventuele verwijdering van asielzoekers is een verantwoordelijkheid van de landelijke overheid en landelijke organen als de IND en het COA. Voor de opvang van minderjarige asielzoekers (AMA's) is daarnaast de landelijke voogdij-instelling Nidos van belang. De gemeente heeft een verantwoordelijkheid voor de opvang en huisvesting van de verblijfsgerechtigden: de 'statushouders'. Bij de afschaffing van de ROA op 1 januari 1996 zijn er duidelijke afspraken gemaakt over deze verantwoordelijkheidstoedeling. Dit staat ook wel bekend onder de naam "waterscheiding". De gemeente hanteert deze taakverdeling als uitgangspunt voor het bepalen van de eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van asielzoekers en vluchtelingen. Ongeacht de genoemde waterscheiding heeft de gemeente een eigen verantwoordelijkheid voor de zorg van alle burgers die op haar grondgebied woonachtig zijn. Vanuit deze verantwoordelijkheid kan de gemeente het rijk en andere bestuursorganen aanspreken op de wijze waarop zij hun taak binnen de wettelijke kaders uitvoeren. Het gaat hierbij om zowel de aard van de opvang als de wijze waarop de samenwerking met plaatselijke organisaties en instellingen (zoals bijvoorbeeld VluchtelingenWerk, scholen, etc.) vorm krijgt. En ook om de gevolgen van het onthouden van opvang aan bepaalde groepen mensen voor de omgeving. 5.2.
Huisvesting van statushouders
5.2.1. Taakstelling Stand van zaken t/m 2002 Naar rato van het aantal inwoners heeft elke gemeente de taak asielzoekers die een VBTA-status (vergunning bepaalde tijd asiel) hebben gekregen, vanuit de landelijke asielzoekersopvang te huisvesten binnen de gemeente. Deze door de rijksoverheid opgelegde taakstelling is ingevoerd per mei 1993. Volgens de gegevens van het rijk liep Den Haag in 2002 achter in de realisatie van de taakstelling. Tussen het COA, die de telling van de gehuisveste statushouders landelijk coördineert, en de gemeente bestond verschil van mening over het aantal in Den Haag gehuisveste statushouders. Gebleken is dat een aantal van deze gehuisveste statushouders bij het COA niet bekend was. In gezamenlijk overleg met het COA wordt dit nader uitgezocht en zullen telling en realisatiecijfers worden herzien. De gemeente gaat ervan uit dat aan de verplichtingen t/m 2002 in het kader van de taakstelling (vrijwel) geheel is voldaan. Taakstelling 2003 De taakstelling voor 2003 is afhankelijk van de herberekening t/m 2002 (zie hierboven). Naar verwachting zal de realisatie van de taakstelling voor Den Haag geen problemen opleveren. De realisatie van de taakstelling in de toekomst Met zowel het COA als de dienst Burgerzaken (Gemeentelijke Basis Administratie) zijn concrete afspraken gemaakt ten aanzien van de registratie van statushouders die zich in Den Haag vestigen. Zo kunnen verschillen van mening over de realisatie van de taakstelling in de toekomst vermeden worden. Tevens zal het COA in de loop van 2003 een nieuwe ‘aanmeldkaart’ introduceren, waardoor bij inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie de herkenning van de statushouders voor de taakstelling zal verbeteren. Den Haag (zowel gemeente als Haagse corporaties) wil graag dat de lokale rijkstaakstellingen met betrekking tot de huisvesting van statushouders omgezet worden in een regionale taakstelling. Op deze manier kan beter worden ingespeeld op de verschillen in de gemeentelijke woningvoorraden. Naar verwachting zal hierdoor de druk op de Haagse woningmarkt afnemen. Met het rijk zal afgesproken moeten worden dat Haaglanden als regio de verantwoordelijkheid wil nemen voor de realisatie van de taakstelling huisvesting statushouders. Het Stadsgewest Haaglanden moet dan zelf tot een onderverdeling per gemeente komen en als toezichthouder fungeren. Stadsgewest Haaglanden staat positief tegenover deze regionale invulling van de taakstelling. Momenteel
8
heeft het KAN (stedelijk Knooppunt Arnhem-Nijmegen) een dergelijke afspraak met COA en ministerie. Het Stadsgewest zou gebruik kunnen maken van de daar opgedane expertise. Zodra binnen Haaglanden een akkoord is bereikt over de regionalisering van de taakstelling, wordt dit nader uitgewerkt. 5.2.2. Contingentenmodel In verband met het toenemende aantal statushouders in de centrale opvanglokaties van het COA, die zijn bestemd voor de asielzoekers, is het COA in gesprek getreden met gemeenten om bij hen de druk te verhogen om deze statushouders te huisvesten. Ter bespoediging van de uitplaatsing van de statushouders uit de opvang in reguliere woningen heeft het COA in samenwerking met de VNG het zgn. “contingentenmodel” ontwikkeld, waarbij het COA aan de gemeenten periodiek een afgesproken aantal statushouders aanbiedt waarvoor de betreffende gemeente een woning zoekt. De gemeente Den Haag werkt hier in beginsel graag aan mee, maar zowel de gemeente als de Haagse corporaties hechten er aan de taakstelling statushouders volledig te (blijven) realiseren binnen de regels van het hier geldende aanbodmodel voor de woonruimteverdeling dat onder meer is gebaseerd op eigen initiatief en keuzevrijheid van de burger. Den Haag heeft afspraken met het COA gemaakt over de inpassing van de voorgestane methodiek van contingentsgewijze uitplaatsing binnen de huidige systematiek van woonruimteverdeling in de sociale sector in Haaglanden. Concreet komen die afspraken op het volgende neer: C COA zorgt, binnen de jaarlijkse taakstelling, maandelijks voor een contingentslijst met 15 namen/gegevens van huishoudens van max. 4 personen of alleenstaande statushouders van 30 jaar of ouder (deze voordracht is bindend, kandidaten mogen niet worden ‘teruggegeven’); C De gemeente kent binnen 1 maand na aanmelding via de contingentslijst "voorrang" toe aan de betreffende statushouders voor een termijn van drie maanden. Deze voorrangsperiode is dezelfde als die toegekend wordt aan andere voorrangskandidaten, maar kandidaten worden in het computersysteem van de regionaal samenwerkende corporaties wel separaat geregistreerd in de urgentiemodule onder de code voor statushouders; C Kandidaten zoeken zelf woonruimte in de regionale woonkrant, of via teletekst of internet. Per 1 maart 2003 is op basis van een proefperiode van 6 maanden gestart met de betreffende werkwijze. De proef wordt afgesloten met een gezamenlijke evaluatie van COA, gemeente en corporaties op basis waarvan een besluit tot voortzetting genomen zal worden. Het COA zorgt ten aanzien van de (toekomstige) statushouders voor de nodige informatievoorziening over de Haagse woningmarkt en de mogelijkheid daarop met voorrang te reageren. Tevens zal het COA gedurende de proefperiode de vereiste legeskosten die zijn verschuldigd voor de aanvraag van de voorrangsverklaringen voor haar rekening nemen. Binnen de andere gemeenten in Haaglanden blijkt helaas nog onvoldoende steun te bestaan voor deze Haagse methodiek. De voorrangsregeling voor statushouders geldt dan ook alleen voor de gemeente Den Haag, bij wijze van een experiment in het belang van de volkshuisvesting. De regionale voorrang wordt daarbij ingewisseld voor lokale voorrang. Zeker indien de Haagse methodiek een succes blijkt, zal de gemeente (DSO) zich blijven inzetten voor uitbreiding van de aanpak naar de regio. 5.3. Huisvesting van asielzoekers Raamovereenkomst De huisvesting van asielzoekers is een rijksverantwoordelijkheid. De gemeente Den Haag heeft wel altijd de noodzaak onderkend tot het leveren van een bijdrage aan de realisatie van opvang voor asielzoekers. De gemeente en het COA hebben in 2000 afspraken gemaakt over de aantallen te huisvesten asielzoekers en de vormen van opvang. In deze raamovereenkomst is een toezegging gedaan om het COA in staat te stellen 2.750 asielzoekers in onze stad op te vangen. Als gevolg van het aangescherpte toelatingsbeleid is dit aantal echter niet meer actueel. De instroom van asielzoekers is dermate sterk teruggelopen dat het rijk heeft
9
besloten de benodigde opvangcapaciteit met tenminste de helft te verminderen. In Den Haag is het Opvangcentrum (OC) voor asielzoekers aan de Junostraat per december 2002 gesloten. De AVO-modaliteit (Aanvullende Opvang) voor asielzoekers in Den Haag zal per juli 2003 worden opgeheven. Tevens heeft het COA de ZZA-regeling, op grond waarvan asielzoekers zich kunnen vestigen bij familie in de stad, medio 2002 afgeschaft. Het aantal asielzoekers in de gemeente is hierdoor sterk gedaald en zal naar verwachting nog verder omlaag gaan. De betekenis van de genoemde raamovereenkomst is hiermee komen te vervallen. Met het COA worden binnenkort afspraken gemaakt over het ontbinden van deze raamovereenkomst. Indien er eventueel nieuwe afspraken gemaakt gaan worden, zal Den Haag vooral inzetten op regionalisering van deze afspraken. De problematiek omtrent de uitgeprocedeerde asielzoekers en het uitblijven van een structurele oplossing hiervoor vanuit het rijk als eerste verantwoordelijke, heeft echter afbreuk gedaan aan het draagvlak binnen de gemeente voor de opvang van asielzoekers en aan de bereidheid van Den Haag om actief mee te werken aan deze opvang. Financiële gevolgen van de dalende asielzoekersaantallen De vermindering van het aantal asielzoekers in Den Haag brengt voor de gemeente een inkomstenderving met zich mee. Vanuit de zogenoemde “Bestuurskostenregeling” ontvangt de gemeente van het COA voor de in haar grensgebied woonachtige asielzoekers jaarlijks een bepaald bedrag per asielzoeker per opvangmodaliteit. Uit het budget van de bestuurskostenregeling betaalt de gemeente onder meer de activiteiten van VluchtelingenWerk voor de begeleiding van asielzoekers en vluchtelingen met een asielachtergrond. Daarnaast werd een tweetal functieplaatsen bij het Haags Startpunt Nieuwkomers, verbonden aan de ROA/VVTV-werkzaamheden, uit de bestuurskostenregeling vergoed. De financiering van deze 2 fte’s voor asielzoekerstaken is per 2003 komen te vervallen, hetgeen in de lijn ligt met een afname van het aantal werkzaamheden op dit gebied. De subsidie aan VluchtelingenWerk is in 2003 nog op hetzelfde niveau gehandhaafd als in 2002, waarbij echter wel een in 2002 gedane reservering is ingezet. In het licht van de afnemende aantallen asielzoekers en vluchtelingen zullen voor de toekomst nieuwe subsidieafspraken worden gemaakt met VluchtelingenWerk.
10
6.
Alleenstaande minderjarige asielzoekers (ama's)
6.1. Wettelijk kader en rijksbeleid Demissionair minister Nawijn heeft zich in beginsel geen voorstander verklaard van een aparte amawetgeving. Ook ten aanzien de minderjarige asielzoekers is het beleid gericht op het beperken van de instroom en het bevorderen van de terugkeer. De uitgangspunten van de nieuwe Vreemdelingenwet gelden ook voor ama's. Het verschil met de volwassen asielzoeker is dat de ama's zolang zij nog minderjarig zijn over het algemeen niet worden teruggestuurd. Indien in het land van herkomst geen adequate opvang is, worden afgewezen c.q. uitgeprocedeerde ama's opgevangen in Nederland tot uiterlijk hun 18-de jaar (conform Internationale Verdragen). Momenteel onderzoekt de Nederlandse overheid de mogelijkheden om in de herkomstlanden van de ama's opvanglokaties op te richten voor alleenstaande minderjarige asielzoekers uit Nederland/Europa. Ama's 18+ In verreweg de meeste gevallen (ongeveer 80%) worden de asielverzoeken van ama's afgewezen en zijn er ook geen andere gronden om een verblijfsstatus te verlenen. Per 15 september 2002 is een vernieuwde werkwijze met betrekking tot de terugkeer van ama's van kracht. Uitgangspunt is het tijdig en adequaat voorbereiden en informeren van de uitgeprocedeerde en rechtmatig verwijderbare ama. Met jongeren die (naar alle waarschijnlijkheid) Nederland dienen te verlaten en/of wier voorzieningen dienen te worden beëindigd, worden periodiek terugkeergesprekken gehouden door COA, IND en VD, ter voorbereiding van het aanstaande vertrek. Bij het bereiken van de 18-jarige leeftijd wordt het leefgeld van de ama, die op dat moment is uitgeprocedeerd, beëindigd en dient de rechtmatig verwijderbare jongere het land te verlaten. In het kader van het algemene terugkeerbeleid geldt ook voor deze ex-ama's de (volwassen) eigen verantwoordelijkheid voor het vertrek uit Nederland. Opvang van ama’s Wanneer een minderjarige asiel aanvraagt in Nederland wordt eerst vastgesteld of er geen sprake is van ouders of familieleden op wie de jongere kan terugvallen. Zijn die er niet en is er ook geen sprake van opvangmogelijkheden in het land van herkomst dan biedt de Nederlandse overheid opvang, tenminste tot het moment dat de ama meerderjarig is. Afhankelijk van de uitkomst van het asielverzoek bij het bereiken van de 18-jarige leeftijd zal de jongere definitief mogen blijven of worden teruggestuurd naar het land van herkomst. Indien er wanneer de ama 18 jaar wordt nog geen definitieve beslissing is genomen op het asielverzoek, dan komt de jongere in aanmerking voor opvang bij het COA totdat deze beslissing er is. Per 1 september 2001 is de rijksoverheid gestart met de implementatie van een tweedeling in de amaopvang, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen voogdij en opvang in de ‘terugkeervariant’ en voogdij en opvang in de ‘integratievariant’. C
De ama’s waarvan in eerste aanleg wordt bepaald dat zij niet mogen blijven, worden opgevangen door het COA binnen de terugkeervariant. Onder deze terugkeervariant valt het experiment met het campusmodel voor 15 - 17 jarigen. In november 2002 is de eerste ama-campus geopend in de gemeente Vught. Uitgangspunt is vermijding van integratie in de Nederlandse samenleving en zinvolle voorbereiding op de terugkeer gedurende de tijdelijke periode dat de ama in Nederland verblijft. Van een groot succes kan vooralsnog niet worden gesproken. Uit protest tegen het intensief intern georganiseerd dagprogramma en het relatief gesloten karakter van de campus heeft het merendeel van de ama's de campus alweer verlaten. Ondanks inspanningen van de voogdijinstelling om verbinding te houden met de jongeren, zijn de meesten van hen met onbekende bestemming vertrokken. Aangenomen wordt dat zij elders in Nederland onderdak vinden bij bekenden, terugkeren naar het land van herkomst of door migreren. Momenteel wordt gewerkt aan verbetering van de situatie op de campus, hetgeen impliceert dat de rijksoverheid het experiment vooralsnog wil voortzetten.
11
C
De ama’s waarvan in eerste aanleg bepaald wordt dat zij (mogelijk) wel mogen blijven, worden geplaatst in de integratievariant, onder verantwoordelijkheid van Stichting Nidos (per 01-01-2002 de rechtsopvolger van Stichting De Opbouw). Deze stichting zorgt voor plaatsing van de jongeren tot 15 jaar in een pleeggezin, of voor semi-zelfstandige huisvesting in een kleinschalige wooneenheid (KWE) voor jongeren van 15 – 17 jaar. In Den Haag worden deze jongeren onder andere gehuisvest in woningen die in beheer zijn van de SHAM en vallen zij onder de begeleiding van een mentor van Stichting Nidos.
6.2.
Ama's in Den Haag
6.2.1. Uitgeprocedeerde ama's Eind 2002 zijn de Vreemdelingendienst (VD) en de Immigratie- & Naturalisatiedienst (IND) begonnen met het houden van zogenaamde "terugkeergesprekken" met de uitgeprocedeerde Haagse ama's, waarin de jongeren wordt verteld dat (zodra zij 18 zijn of, voor hen die al 18 zijn, binnen 28 dagen) de voorzieningen worden stopgezet en dat zij Nederland moeten verlaten. Het gaat hierbij vooral om "oude gevallen": (voorheen) minderjarigen die niet onder het nieuwe ama-beleid vallen en die vaak lange tijd in Den Haag zijn opgevangen (in KWE's of bij pleeggezinnen) en hier naar school zijn gegaan of nog gaan. Vele van deze jongeren zien (nog) geen perspectief in terugkeer. Zij zijn daar (vanuit het oude beleid) nooit geregisseerd op voorbereid. Te verwachten valt dat een deel van deze jongeren zal kiezen voor illegaliteit. Ook voor de scholen is het een zeer moeilijke opgave om les te geven aan kinderen die te horen hebben gekregen dat zij binnenkort het land moeten verlaten. Tenminste, áls zij deze jongeren al kunnen motiveren om naar school te blijven gaan: deze jongeren vertonen relatief vaak spijbelgedrag. Lobby richting rijksoverheid Per brief van 14 november 2002 heeft wethouder Heijnen naar minister Nawijn zijn zorg geuit over de positie van de ama's. Hierin onderschrijft de wethouder het uitgangspunt dat de toelating en uitwijzing van asielzoekers een rijksverantwoordelijkheid is en blijft, maar wijst hij tevens op de problemen waarmee de gemeente en de lokale voorzieningen (scholen in het bijzonder) ten gevolge van het ama-beleid worden geconfronteerd. In een reactie op deze brief, bijna drie maanden later, gaat de demissionair minister in eerste instantie inhoudelijk in op de terugkeervariant van het "nieuwe" ama-beleid (hetgeen echter geen soelaas biedt voor de in onze stad verblijvende ama's die onder het oude beleid vallen). Met betrekking tot de door de wethouder aangekaarte problemen binnen het onderwijs wijst de minister specifiek, op terugkeer gericht onderwijspakket af op grond van de stelling dat een uitzonderingspositie van asielzoekersleerlingen ten opzichte van andere leerlingen niet wenselijk is. Op eventuele (alternatieve) oplossingen met betrekking tot de problematiek van de ex-ama's in de gemeente gaat de minister in zijn brief niet in. Belangrijk voor deze doelgroep is met name het begeleiden en faciliteren van de terugkeer van de uitgeprocedeerde jongeren. Dit houdt dus onder andere in het afstand doen van het eigen verantwoordelijkheidsbeginsel in het terugkeerbeleid. Want ook al hebben deze jongeren de meerderjarige leeftijd bereikt, het feit dat zij als minderjarige binnengekomen zijn, sindsdien (veelal jarenlang) in een relatief beschermde omgeving zijn opgevangen en vaak geen duidelijk toekomstbeeld hebben, laat staan perspectief zien in terugkeer, maakt deze jongeren vaak extra kwetsbaar. In G4-verband en in samenspraak met de VNG pleit de gemeente Den Haag daarom voor het van rijkswege faciliteren van terugkeer als reëel perspectief. Dat betekent een aanpak waarin: de rijksoverheid zeker is gesteld van het feit dat de jongere een 'thuisplek' heeft bij terugkomst, de jongere actief wordt ondersteund en begeleid bij het verkrijgen van de benodigde reispapieren en de jongere gedurende de tijd die nodig is om het vertrek te regelen zorg en opvang krijgt en de mogelijkheid om korte beroepsgerichte scholingsmodules te volgen. Indien de opvang wordt geboden in een apart (terugkeer)centrum, komt deze aanpak overeen met de terugkeervariant in het nieuwe ama-beleid.
12
6.2.2. Opvang van ex-ama's 18+ met een verblijfsstatus Ama's die op hun 18-de verjaardag beschikken over een verblijfsstatus krijgen te maken met het eindigen van het voogdijvoorziening. De jongere dient de KWE te verlaten en de inkomensvoorziening van het Nidos stopt. Er kan aanspraak worden gemaakt op een uitkering krachtens de Abw of, indien de jongere schoolgaand is, op studiefinanciering. Formeel vallen de jongeren bij het verkrijgen van de verblijfsstatus onder de Wet Inburgering Nieuwkomers en kan dus trajectbegeleiding plaatsvinden via het Haags Startpunt Nieuwkomers. Als gevolg van de druk op de Haagse woningmarkt blijk het vinden van geschikte huisvesting in Den Haag voor de jongeren niet altijd even gemakkelijk. Meer dan eens is gebleken dat ex-ama's in slechte situaties van malafide kamerverhuur terecht kwamen. Met name de huisvestingssituatie van tienermoeders is in dit verband zorgelijk. De kamermarkt op zichzelf biedt geen of nauwelijks passende oplossingen voor deze alleenstaande moeders met 1 of 2 kinderen. Het komt in de regel relatief weinig voor dat in een woning meer dan 1 kamer vrijkomt. Door DSO wordt gewerkt aan het realiseren van bonafide kamerverhuur door toegelaten instellingen (corporaties) ten behoeve van jongeren, studenten en andere aandachtsgroepen. Op 29 november 2002 heeft wethouder Hilhorst een convenant getekend met DuWo, een corporatie voor jongerenhuisvesting. Tegelijkertijd werd met DuWo een prestatieovereenkomst afgesloten. DuWo speelt daarmee in op de behoefte aan huisvesting van jongeren en studenten: zij heeft zich verplicht tot 450 zelfstandige en 550 onzelfstandige eenheden (kamers) te realiseren in de komende drie jaar. Met andere corporaties is de gemeente nog in onderhandeling over een dergelijk convenant en soortgelijke prestatieafspraken. Dit opent de weg naar een groter aanbod van geschikte woonruimte voor jongeren. Met betrekking tot de huisvesting van de ex-ama’s zou hierop aangesloten kunnen worden. Tevens zou vanuit deze ontwikkelingen mogelijk een brug geslagen kunnen worden naar de totstandkoming van specifieke afspraken omtrent de huisvesting van ama-tienermoeders.
13
7.
Lijst met afkortingen en begripsomschrijvingen
Ama Asielzoeker AVO
COA
COW dienst OCW dienst SZW DSO IND IOM ROA SHAM Statushouder VD VTBA VTBR VOTA VOTR VVTV
VW2000 ZZA
Alleenstaande Minderjarige Asielzoeker: minderjarige asielzoeker die asiel heeft aangevraagd zonder de aanwezigheid van zijn ouders. Een persoon, die een asielverzoek heeft ingediend waarop nog geen definitief besluit is genomen Aanvullende opvang voor asielzoekers en statushouders, semi-zelfstandige huisvesting onder verantwoordelijkheid van de COA in door de SHAM beheerde panden Centraal Orgaan opvang Asielzoekers, dit bestuursorgaan is verantwoordelijk voor de opvang van asielzoekers. Het COA valt onder verantwoordelijkheid van het ministerie van Justitie. Centrale Opvang in gemeentelijke woningen onder verantwoordelijkheid van het COA Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn van de gemeente Den Haag Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheidsprojecten van de gemeente Den Haag Dienst Stedelijke Ontwikkeling van de gemeente Den Haag Immigratie- en Naturalisatiedienst; valt onder de verantwoordelijkheid van het ministerie van Justitie Internationale organisatie voor migratie Regeling Opvang Asielzoekers Stichting Huisvesting Alleenstaanden en Meerpersoonshuishoudens: verantwoordelijk voor de huisvesting van asielzoekers en ex-VVTV'ers Een persoon die op grond van een ingediend verzoek om asiel is toegelaten als vluchteling dan wel een vergunning tot verblijf bepaalde tijd heeft gekregen Vreemdelingendienst; valt onder verantwoordelijkheid van het ministerie van Justitie Vergunning tot verblijf voor bepaalde tijd op titel van asiel Vergunning tot verblijf voor bepaalde tijd op titel van regulier Vergunning voor onbepaalde tijd op titel van asiel Vergunning voor onbetaalde tijd op titel regulier Voorwaardelijke Vergunning tot Verblijf. Een vergunning waarmee een vreemdeling in Nederland mag blijven zolang de situatie in zijn eigen land te gevaarlijk is. Deze vergunning werd tot april 2001 verstrekt aan asielzoekers, die niet als vluchteling zijn erkend, maar die vanwege de algemene situatie in het land van herkomst niet teruggestuurd worden. Als de situatie in het eigen land weer veilig is, dan werd/wordt de vergunning ingetrokken c.q. niet verlengd. Nieuwe vreemdelingenwet, die per 1 april 2001 van kracht is. Zelf Zorg Arrangement: betreft asielzoekers die zich, met instemming van het COA, op eigen houtje tijdelijk vestigen bij familie of kennissen, in afwachting van de afhandeling van hun asielverzoek.
14
Bijlage 1.
Opvangmodaliteiten voor asielzoekers in Den Haag
De opvang van asielzoekers in Den Haag heeft de afgelopen jaren plaatsgevonden in een 4-tal verschillende modaliteiten (de als actueel gehanteerde aantallen per modaliteit dateren van medio februari 2003, bron: COA cluster Haaglanden): 1. Het OC (opvang centrum) aan de Junostraat Tot medio 2002 waren in het Opvangcentrum aan de Junostraat nog 600 asielzoekers gehuisvest. In verband met het teruglopende aantal asielzoekers en de slechte staat waarin het gebouw van het OC verkeerde is het OC voor bewoning per 1 december 2002 vervroegd gesloten. Dit is bijna een jaar voor het verstrijken van de contracttermijn per oktober 2004. Als gevolg van ‘natuurlijk verloop’ (beëindiging procedure, statusverlening, vrijwillige verhuizing) was het aantal OC-bewoners dat door het COA moest worden overgeplaatst naar een andere opvanglokatie afgenomen tot ongeveer 300. Bij de herhuisvesting van deze bewoners heeft de gemeente bij het COA expliciet aangedrongen op een zorgvuldige overdracht van de schoolgaande kinderen naar een andere school waar zij hun school onafgebroken en op gelijk niveau voort te zetten. In het OC waren per aanvang van het nieuwe schooljaar 2002 23 basisschool-kinderen en 14 middelbare school-kinderen gehuisvest. De eerstegenoemden gingen naar een aan het OC gekoppeld schooltje. Dit schooltje is per 1 december 2002 opgeheven, de docenten hebben via het schoolbestuur op een andere school werk gekregen. De middelbare schoolkinderen gingen naar een reguliere middelbare school (via de Lucasstichting). Ondanks de vervroegde sluiting van het OC als opvangcentrum, blijft het COA het gebouw aan de Junostraat tot het einde van de contractperiode benutten voor onder andere administratieve werkzaamheden en activiteiten in het kader van de begeleiding van de asielzoekers. Binnen het huidige bestemmingsplan levert dit geen bezwaren op. In het bestek van de Wet voorkeursrecht gemeenten is het OC-pand aan de Junostraat aan de gemeente te koop aangeboden. DSO heeft belangstelling getoond en is eind 2002 met verwerving gestart. 2. De Aanvullende Opvang in panden in de stad (AVO) Het betreft hier meerdere wooneenheden in een pand. In Den Haag wonen ruim 250 asielzoekers in een AVO-woning. Als gevolg van de inkrimping van de opvangcapaciteit zal het COA met ingang van 1 juli 2003 ook de AVO-lokaties in Den Haag afstoten. Via natuurlijk verloop redt het COA de uitstroom van de AVO niet tijdig. De meeste bewoners zullen dus moeten worden overgeplaatst naar een andere centrale opvanglokatie. 3. De Centrale Opvang in Woningen (COW) Onlangs heeft het COA de benaming van deze woonvorm gewijzigd in KCO (kleinschalige centrale opvang).Het gaat hierbij om gezinnen of één of enkele alleenstaanden in een woning. In Den Haag maken ruim 1100 personen gebruik van deze opvangmodaliteit. De betreffende woningen zijn -voor een bepaalde duur- beschikbaar gesteld door corporaties. De KCO blijft voorlopig behouden. 4. De Zelf Zorg Arrangementen (ZZA) Betreft asielzoekers die zich, met instemming van het COA, op eigen houtje tijdelijk vestigen bij familie of kennissen, in afwachting van de afhandeling van hun asielverzoek. In Den Haag wonen een kleine 350 ZZA’ers. De ZZA als opvangmodaliteit is onder de gemeenten nooit erg populair geweest. Er is, zeker in de grote steden, op vrij grote schaal misbruik gemaakt van de regeling, zowel door asielzoekers zelf als door malafide huisjesmelkers. De asielzoekers wonen in werkelijkheid vaak niet waar ze zeggen te wonen. Gemeenten worden regelmatig geconfronteerd met overlast als gevolg van illegale verhuur en overbewoning. De ZZA is feitelijk ingevoerd als (nood)oplossing voor de destijds ontoereikende opvangcapaciteit voor asielzoekers.
15
Den Haag heeft reeds in april 2000 in een raamovereenkomst met het COA vastgelegd dat er geen (nieuwe) ZZA’ers meer in de gemeente geplaatst mogen worden. Het aantal (geregistreerde*) ZZA’ers in Den Haag is sinds die tijd ook aanzienlijk teruggelopen van ruim 1.100 naar een kleine 800 medio 2002 tot minder dan 350 nu. * a.g.v. de vele verhuizingen en ‘schijnadressen’ zijn er redenen om aan te nemen dat niet alle ZZA’ers in beeld zijn van COA, VD en gemeente
Per 15-06-2002 heeft het COA landelijk besloten geen ZZA-plaatsingen meer te doen. De voornaamste reden hiervoor is de toenemende onderbezetting van de Opvangcentra en Asielzoekerscentra. Er is dus momenteel voldoende opvangcapaciteit in de centrale opvang. Ook de kostenbesparing die het afschaffen van de ZZA met zich meebrengt speelt een rol. Voor een asielzoeker in de ZZA betaalt het COA maandelijks zo’n € 50 per maand meer dan voor een asielzoeker in de centrale opvang. Stoppen met ZZA-plaatsing betekent niet direct ook afschaffing dan wel uitbanning van de ZZA. De asielzoekers die nu reeds gebruik maken van de ZZA-regeling mogen dit blijven doen, mits zij aan de hiervoor gestelde criteria (blijven) voldoen. Volgens het COA zal het (beleidswijzigingen daargelaten) nog jaren duren voordat in het hele land geen asielzoeker meer gebruik maakt van de ZZA-regeling. Zoals hierboven reeds aangegeven bestaat het vermoeden dat de gemeente geen volledig beeld heeft van alle ZZA’ers binnen haar gemeentegrenzen woonachtig zijn. In werkelijkheid wonen er dus waarschijnlijk meer asielzoekers in Den Haag dan nu bekend, hetgeen onder meer van betekenis is voor de volumeafspraak met het COA in de raamovereenkomst. Het COA heeft toegezegd haar ZZA-bestand te zullen opschonen. Hiervoor zullen uitgebreide adres- en criteriacontroles plaatsvinden. Iedere ZZA’er afzonderlijk zal worden uitgenodigd voor een controlegesprek. Van wie niet op komt dagen of van wie de gegevens niet blijken te kloppen wordt de persoonlijke toelage stopgezet. Plaatsing in de centrale opvang is het (enige) alternatief. De Vreemdelingen Dienst, bij wie de ZZA’ers zich verplicht periodiek melden, zal het COA ondersteunen bij de controle-actie. Ook nu voert de VD al adrescontroles uit wanneer een ZZA’er bijvoorbeeld niet voldoet aan zijn/haar meldplicht. Overigens zullen ZZA’ers die niet verschijnen op het controlegesprek bij het COA zich naar verwachting wel melden bij de VD teneinde hun persoonlijke toelage veilig te stellen. De opschoning van het COA-bestand, gevolgd door een bestandsvergelijking van COA en GBA, moet het beeld van het aantal ZZA’ers, en dus het totale aantal asielzoekers in de stad, zo sluitend maken.
16
Bijlage 2.
Specifieke activiteiten en projecten voor vluchtelingen en asielzoekers in Den Haag
1. VluchtelingenWerk De dienst SZW van de gemeente Den Haag verstrekt jaarlijks een subsidie aan VluchtelingenWerk Den Haag. Deze organisatie speelt een belangrijke rol in de individuele begeleiding van vluchtelingen, asielzoekers, ama's en uitgeprocedeerden. In de maatschappelijke begeleiding van vluchtelingen (statushouders) werkt VluchtelingenWerk Den Haag nauw samen met het Haags Startpunt Nieuwkomers van de gemeente Den Haag. De gemeente Den Haag acht ook de uitvoering van sociaal-culturele activiteiten voor asielzoekers en ama's van groot belang. Echter, de opvang en begeleiding van asielzoekers (nietstatushouders) valt in eerste instantie onder (financiële) verantwoordelijkheid van het rijk. Daarom heeft VluchtelingenWerk Den Haag in 2001 in opdracht van de gemeente met het COA structurele samenwerkingsafspraken gemaakt met betrekking tot de co-financiering van het COA voor de uitvoering van sociaal-culturele activiteiten van VluchtelingenWerk ten behoeve van asielzoekers en ama's. Voor de opvang en maatschappelijke en juridische begeleiding van uitgeprocedeerde asielzoekers heeft de gemeente onlangs een incidentele subsidie verstrekt aan de Stuurgroep Noodopvang (zie § 4.4). De Stichting VluchtelingenWerk werkt nauw samen met de Stuurgroep Noodopvang met betrekking tot de uitgeprocedeerden in Den Haag. Daarnaast heeft VluchtelingenWerk Den Haag ook samenwerkingsafspraken met het IOM, dat wekelijks spreekuur houdt in het pand van VluchtelingenWerk ten behoeve van asielzoekers en vluchtelingen die willen terugkeren of door migreren, en met Stichting Nidos, die twee maal per week spreekuur houdt op lokatie van VluchtelingenWerk voor jongeren die nog in procedure zijn. Eind 1999 publiceerde de Stichting VluchtelingenWerk Den Haag een beleidsvisie op de toekomst 20002005. De ontwikkelingen en veranderingen in het vreemdelingenbeleid, de steeds verdergaande aanscherping van wet- en regelgeving en veranderingen binnen de organisatie van VluchtelingenWerk zelf vragen om een herbezinning op het toekomstig beleid van de organisatie. In september 2002 presenteerde Stichting VluchtelingenWerk Den Haag daarom de notitie "Toegerust voor de toekomst" waarin de stichting haar beleidsvisie voor 2003 – 2006 verwoord. Deze beleidsnotitie vormt de basis voor de in het werkplan 2003 geformuleerde doelen, activiteiten en inspanningen. VluchtelingenWerk Den Haag typeert zichzelf als "een lokale onafhankelijke stichting die opkomt voor de belangen van vluchtelingen en asielzoekers door zich in te zetten voor hun recht op bescherming, door in samenwerking met vluchtelingen te werken aan volwaardige participatie en een nieuw toekomstperspectief en door een brugfunctie te vervullen tussen asielzoekers en vluchtelingen en de Haagse samenleving". Dit wordt vertaald in drie operationele doelen: C het bieden van (individuele) maatschappelijke en juridische begeleiding; C het (in samenwerking) bieden van een variëteit aan activiteiten ter bevordering van de participatie en integratie van vluchtelingen in de Haagse samenleving (activiteiten op het gebied van sociaalculturele ontmoeting); C het versterken van het draagvlak in Den Haag voor de aanwezigheid van asielzoekers en vluchtelingen (activiteiten op het gebied van voorlichting en deskundigheidsbevordering). Ook uitgeprocedeerden, die naar het oordeel van de overheid niet in aanmerking komen voor een verblijfsstatus, maar volgens de criteria van VluchtelingenWerk wel een terecht beroep doen op bescherming, rekent de organisatie tot haar doelgroep voor wat betreft het verzorgen van tijdelijke noodopvang, ondersteuning bij het regelen van de terugkeer, voorlichting en advies. 2. Wereldvenster Vanuit het budget van de volwasseneneducatie (dienst OCW) wordt de Stichting Wereldvenster gesubsidieerd. Deze organisatie stelt zich ten doel asielzoekers die nog in procedure zijn een betere uitgangspositie te verschaffen bij hun integratie in de Nederlandse samenleving dan wel bij hun terugkeer naar het land van herkomst of bij doormigratie. Om dit doel te bereiken verzorgt Wereldvenster
17
(kortdurende) cursussen Nederlands als tweede taal en praktische vakken en bemiddelt, in het verlengde van deze cursussen, bij het vinden van praktijkstages. De doelgroep van Wereldvenster wordt gevormd door: C de asielzoeker in procedure die niet (snel) in het reguliere onderwijs terecht kan; C degenen die in het kader van gezinshereniging (met een asielachtergrond) wachten op een besluit tot verblijf; C de alleenstaande minderjarige asielzoeker die uitvalt in het voortgezet onderwijs. De minimumleeftijd die Wereldvenster stelt met betrekking tot haar doelgroep is 17 ½ jaar. Het aanbod van Wereldvenster bestaat uit Nederlands als tweede taal gecombineerd met een praktisch vak. Tot op heden betreft dat een basiscursus elektrotechniek, een basiscursus metaalbewerking, en een cursus computervaardigheden. Tevens is er een cursus conversatie-Engels opgezet en is een cursus algemene techniek in en om het huis in ontwikkeling. Wereldvenster heeft niet de ambitie "terugkeercursussen" te gaan verzorgen, maar wil bij een negatief besluit op een asielverzoek wel een bijdrage leveren om "terugkeer met bagage" mogelijk te maken. De stichting probeert daarom met haar aanbod zo veel mogelijk aan te sluiten op de behoefte op de arbeidsmarkt in de herkomstlanden. Wereldvenster werkt voor de uitvoering van haar aanbod samen met onder andere het COA, de Mondriaan Onderwijsgroep en Cordaid. 3. WINst voor Vluchtelingen Niet zelden blijken vluchtelingen die een verblijfsstatus verkrijgen (en daarmee inburgeringsplichtig zijn geworden) in het land van herkomst al een hoge(re) opleiding gevolgd te hebben. Om hun mogelijkheden voor een snelle doorstroom naar het WO of HBO te vergroten heeft de gemeente Den Haag in het Plan Inburgering en Volwassenen Educatie 2003 de intentie opgenomen deze specifieke doelgroep een extra zetje te geven bij hun start in de Nederlandse samenleving. Het project 'WINst voor Vluchtelingen' moet dit mogelijk maken. Dit project richt zich op jonge alleenstaande vluchtelingen tot ongeveer 26 jaar. Voor deze leeftijdsgrens is gekozen zodat de vluchtelingen die doorstromen naar universiteit of hogeschool nog voor studiefinanciering in aanmerking komen. Aan de jonge vluchteling wordt ter voorbereiding op de vervolgstudie een specifiek en intensief programma aangeboden. Voor een succesvolle voorbereiding op hogeschool en universiteit is namelijk meer nodig dan de kennis van de Nederlandse taal en algemene maatschappelijke oriëntatie (de basisonderdelen van een 'standaard' inburgeringsprogramma). Oriëntatie en voorbereiding op de te volgen studie, een specifieke manier van studeren en een assertieve houding zijn minstens zo belangrijk. Voor een optimale voorbereiding op de studie biedt de gemeente de (voor het project geselecteerde) vluchteling de volgende faciliteiten: C huisvesting gedurende de voorbereiding op de studie (tegen de normale huurprijs); C bij doorstroom naar hogeschool of universiteit woonruimte via de studentenhuisvesting (tegen de normale huurprijs); C woonbegeleiding; C computer in bruikleen (voor het maken van studie-opdrachten e.d.). Om het project tot een succes te maken werkt de gemeente samen met UAF (selectie en begeleiding van vluchtelingen), Mondriaan Onderwijsgroep (nieuwe op hoogopgeleide nieuwkomers afgestemde inburgeringsaanbod), de Haagse Hogeschool en voor de huisvesting met de SHAM en DuWo, een woningcorporatie die zich richt op studentenhuisvesting. Naar verwachting zullen na de zomer van 2003 de eerste kandidaten aan het project deelnemen. Het project wordt gefinancierd door de dienst SZW, vanuit de inburgeringsmiddelen.Voor 2003 is hiervoor i 90.756 begroot (zie Plan Inburgering en Volwassenen Educatie 2003) 4.
Project voor Somalische jongeren
18
In 2002 is de dienst SZW begonnen met de uitvoering van het project "Naar een zelfstandige toekomst voor Somalische jongeren". Dit project, dat medegefinancierd wordt door het Europees Vluchtelingenfonds (EVF), is er op gericht de Somalische jongeren in beeld te krijgen en door middel van verschillende maatregelen enerzijds te voorkomen dat zij afglijden naar maatschappelijk ongewenst gedrag en anderzijds te bevorderen dat zij op een goede manier in de Nederlandse samenleving integreren. Somalische jongeren die geen werk hebben of hun school voortijdig hebben verlaten worden opgespoord en op een traject gericht op arbeid en/of scholing geplaatst. Daarvoor zijn Somalische trajectbegeleiders aangesteld. Tevens is er veel aandacht besteed aan het creëren van een zinvolle vrijetijdsbesteding. Behalve dat een zinvolle vrijetijdsbesteding nuttig is voor de jongeren en eventueel "afglijden" van de jongeren kan tegengaan, is het tegelijkertijd ook een manier voor de hulpinstanties om in contact te komen met de jongeren die een hulpvraag hebben. In maart 2003 zullen de resultaten van het project in een afsluitende conferentie worden besproken. Mede door de deskundigheidsbevordering aan een tiental Haagse organisaties kan al worden geconstateerd dat het project tot gevolg heeft dat er in Den Haag positieve aandacht bestaat voor de Somalische jongeren. Het project richt zich op Somalische jongeren tot 25 jaar met een verblijfsstatus. Onder hen bevinden zich behalve jongeren die met een of beide ouders naar Nederland gekomen zijn en tweede-generatiejongeren (die in Nederland geboren zijn) ook Somalische ex-ama's die een verblijfsstatus hebben gekregen. Voor het project is in totaal (2002 en 2003 tezamen) i 240.672 begroot vanuit de inburgeringsmiddelen.
19