Stadsnatuurmeetnet Leiden
Dienst Bouwen en Wonen en Dienst Milieu en Beheer
Samenvatting resultaten 2004
Leiden
Stadsnatuurmeetnet Leiden Resultaten 2004 Samenvatting Het Stadsnatuurmeetnet Leiden bestaat uit twee delen: 1. Een meetronde in de even jaren (met een ‘nulmeting’ in 2004). 2. Analyse, beleidsaanbevelingen en presentatie van de resultaten in de oneven jaren (te beginnen in 2005). In 2004 is voor het eerst het Leidse Stadsnatuurmeetnet uitgevoerd. Deze ‘nulmeting’ heeft een schat aan informatie opgeleverd en vormt een stevige basis voor de volgende meetronden. De stad blijkt het leefgebied te zijn van duizenden planten, vogels, vlinders, libellen en andere diersoorten. Ontwikkelingen in de Leidse stadsnatuur kunnen vanaf de nulmeting met volgende meetronden gevolgd worden. Oorzaken van verbetering of verslechtering worden vervolgens omgezet in beleidsmatige aanbevelingen. Verantwoordelijk voor het doen van deze aanbevelingen is de coördinator van het Stadsnatuurmeetnet (beleidsmedewerker ecologie) van de gemeente Leiden. Gebruik van de resultaten (analyse nulmeting) De resultaten van de meetronden zullen worden gebruikt als beleidsinformatie: in stedelijke (ontwikkelings)projecten, rapportages van BOA, nieuwe beheerplannen enzovoort. Ook voor de uitvoering van de Flora- en faunawet wordt het Stadsnatuurmeetnet gebruikt: de Ffw vereist namelijk bij ruimtelijke ontwikkelingen een gedragscode. In deze gedragscode, die nog in ontwikkeling is, zullen monitoringsgegevens een prominente plaats krijgen. Belangrijk voor dit alles is de gegevensanalyse, die zal plaatsvinden in de tussenliggende jaren wanneer er geen meetronde plaatsvindt. De eerste meetronde wordt momenteel nog geanalyseerd. De onderstaande aanbevelingen zijn dus voorzichtig en voorlopig. Meetlocatie weidevogels en hazen: Cronesteyn
Beleidsaanbevelingen De beleidsaanbevelingen uit de meetronde van 2004 zijn in twee categorieën op te splitsen: 1. Aanbevelingen voor stedelijk ontwikkelingsbeleid en ruimtelijke projecten 1.1. Het Stadsnatuurmeetnet is, samen met het reeds vastgestelde gemeentelijke Ecologisch Toetsingskader Leiden, nodig als basis onder de (in ontwikkeling zijnde) gedragscode voor de Flora- en faunawet. Deze gedragscode maakt het mogelijk voor Leiden om in projecten de natuurwaarden een volwaardige plaats te geven en tevens correct om te gaan met de werking van de Ffw en aldus het aantal benodigde ontheffingen te beperken.
3
Stadsnatuurmeetnet Leiden – resultaten 2004
JG - 10-01-06
1.2. De resultaten van het Stadsnatuurmeetnet creëren extra mogelijkheden voor een natuurlijker inrichting van de stad; (her)inrichtingsplannen kunnen dankzij de gegevens uit het meetnet beter op natuurkansen worden beoordeeld, waarmee een belangrijk doel uit het Ecologisch beleidsplan Leiden (EBL, 1998) dichterbij komt. 2. Aanbevelingen voor water- en groenbeheer 2.1. De resultaten van het Stadsnatuurmeetnet creëren extra mogelijkheden voor een natuurlijk(er) beheer van water en groen, conform de doelen uit het EBL. Beheerdoelstellingen en beheerplannen worden aangepast of verfijnd op basis van gegevens uit het Stadsnatuurmeetnet. 2.2. Bestaande vormen van natuurlijk beheer, zoals het maairegiem van extensief beheerde bermen of het versterken van natuurlijk parkbeheer, worden met de gegevens uit het meetnet in de hand met kracht voortgezet. Verder worden er losse aanbevelingen gedaan op het gebied van inrichting, beheer, communicatie of monitoring. Deze aanbevelingen worden in hoofdstuk 3.1 beschreven en zullen in de relevante beleidsvelden worden omgezet in acties (uitvoering 2005/2006). Verfijning stadsnatuurmeetnet De meetronden van het Stadsnatuurmeetnet vinden eens per twee jaar plaats. De eerste meetronde geeft aanleiding tot verdere verfijning van het meetnet (methode, meetlocaties en -tijden, soortgroepen). Een in 2005 verfijnd meetnet wordt in 2006 voor de tweede keer uitgevoerd. Communicatie over resultaten De gegevens uit het meetnet zijn belangrijk voor de communicatie met stadsbewoners over stadsnatuur. Presentatie van gegevens is net als de gegevensanalyse voorzien in de jaren tussen de meetronden (uitvoering eerste keer 2005: tentoonstelling Leiden lekker wild en extra katern Leids Nieuwsblad. Tweede keer 2007). Vergelijking andere steden en landelijke inbedding Vergelijkingen met andere steden is onderwerp van verdere actie: onderzocht wordt of andere steden het meetnet kunnen overnemen. Dit wordt gedaan in het kader van de landelijke Werkgroep Stedelijke Ecologie, waar Leiden actief lid van is. Prioriteit wordt gegeven aan vergelijkbare steden zoals Delft, Zoetermeer, Gouda of Haarlem. Verder wordt onderzocht in hoeverre het Stadsnatuurmeetnet Leiden een rol kan spelen in de landelijke ontwikkeling van graadmeters voor stadsnatuur. Doel is om het Stadsnatuurmeetnet Leiden zowel inhoudelijk als financieel in te bedden in landelijke meetnetten voor stadsnatuur. Contacten worden gelegd met de provincie Zuid-Holland, de ministeries van VROM en LNV, alsmede landelijke bureaus als RIVM en Alterra (uitvoering 2005/2006).
4
Stadsnatuurmeetnet Leiden – resultaten 2004
JG - 10-01-06
Stadsnatuurmeetnet Leiden Resultaten 2004 Inhoud 1. Inleiding 1.1. Geschiedenis en beleidskader 1.2. Wat is natuurmonitoring? 1.3. Doel van het Stadsnatuurmeetnet 2. Resultaten van de eerste meetronde 2.1. Planten 2.2. Libellen 2.3. Dagvlinders 2.4. Amfibieën 2.5. Vogels 2.6. Zoogdieren 3. Conclusies en vervolgacties 3.1. Beleidsaanbevelingen 3.2. Communicatie 3.3. Analyse van de resultaten 3.4. Verfijning van het meetnet 3.5. Vergelijking met andere steden 3.6. Landelijke inbedding
5
Paardenbijter: 89 keer waargenomen in Leiden
Stadsnatuurmeetnet Leiden – resultaten 2004
JG - 10-01-06
1. Inleiding 1.1 Geschiedenis en beleidskader In het Ecologisch beleidsplan van de gemeente Leiden (EBL 1998) is de natuurmonitor opgenomen als een belangrijk doel van het ecologische beleid van Leiden. In het Uitvoeringsprogramma EBL 2002 – 2005 (2002) is dit doel verder geconcretiseerd. Een project t.b.v. een Monitoringsplan voor stedelijke natuur werd in het vooruitzicht gesteld.
Kauwtjes: nummer 1 in Leiden
Meetlocatie planten: Slaaghsloot
Doel van dit project was het doen van een ‘nulmeting natuur’ en het opzetten van een monitoringssysteem voor de stadsnatuur van Leiden. Ook een actie uit de dierenwelzijnsnota Zet Leiden dieren op de kaart? (2001): “het inventariseren van de diverse zelfstandig in de stad levende dieren”, kreeg in dit project een plaats. In 2003 heeft het Centrum voor Milieuwetenschappen Leiden (CML, Universiteit Leiden) in opdracht van de gemeente een monitoringssysteem ontwikkeld. Het bureau Stadsnatuur Rotterdam (bSR), dat jarenlange ervaring heeft met stadsnatuurmonitoring, heeft het meetnet voor gebruik geschikt gemaakt en heeft tevens de eerste meetronde in 2004 verzorgd. Leiden is de eerste stad in Nederland waar een stadsnatuurmeetnet werkt. Het Stadsnatuurmeetnet Leiden bestaat uit twee delen: 1. Meetronde in de even jaren (met een ‘nulmeting’ in 2004). 2. Analyse, beleidsaanbevelingen en presentatie van de resultaten in de oneven jaren (te beginnen in 2005). 1.2 Wat is natuurmonitoring? (Natuur)monitoring is een instrument om te kunnen bepalen of (natuur)beleidsdoelstellingen worden gehaald. Monitoring geeft antwoord op een breed spectrum van vragen. Wat is de ‘staat der stadsnatuur’? Worden natuurdoelstellingen voor de stad gehaald? Heeft natuurlijk beheer een positief effect op de stadsnatuur? Hebben maatregelen tegen ‘lastige’ soorten effect? Welk effect heeft een verandering in het ruimtegebruik op de natuur ter plaatse? Heeft het leggen van groene verbindingen zin gehad? Zou een nieuwe groene verbinding wenselijk zijn? Welke relatie is te leggen tussen (lokale) milieukwaliteit en stadsnatuur in Leiden? Het vinden van antwoorden op deze vragen is niet eenvoudig. De vraag is namelijk wát je precies moet ‘monitoren’ en wat de monitoringsgegevens precies vertellen.
6
Stadsnatuurmeetnet Leiden – resultaten 2004
JG - 10-01-06
Zegt het al dan niet vóórkomen van een kleine karekiet in een rietlandje iets over het beheer van dat rietlandje? Of over de ruimtelijke condities van dat landje? Of over beide, of zijn er andere redenen voor zijn voorkomen of afwezigheid? Eerst het CML en daarna het bSR hebben al deze vragen als leidraad genomen voor hun onderzoeken. Het resultaat is het Stadsnatuurmeetnet Leiden. Kennis begint met meten en beleid begint met weten. Leiden loopt hierin voorop en staat aan het begin van een lange weg: de nulmeting is net gedaan en een eerste voorzichtige stand van zaken kan gegeven worden. Of het ‘goed’ gaat of ‘slecht’ met de Leidse stadsnatuur, is pas na een paar meetronden te zeggen. Belangrijk hierbij is dat het meetnet voor een langere periode op min of meer dezelfde manier werkt, zodat meetresultaten goed vergelijkbaar zijn. 1.3 Doel van het Stadsnatuurmeetnet Het Stadsnatuurmeetnet heeft tot doel om veranderingen in het voorkomen van planten en dieren in de stad in kaart te brengen, ofwel om een ‘staat der stadsnatuur’ te geven voor Leiden. In Leiden wordt extra aandacht geschonken aan de plant- en diersoorten die inzicht geven in de toestand van de natuur in Leiden (ze zijn exemplarisch voor een bepaalde situatie), soorten die zeldzaam of wettelijk beschermd zijn (we hebben een speciale verantwoordelijkheid) en om soorten waar burgers mee begaan zijn (de resultaten zijn ‘communicabel’). natuurmeetnet Meetronde
Analyse
unicatie
Externe comm
Interne
aanbeve
lingen
Publicatie Beleid
Uitvoering Het meetnet in de beleidscyclus
Analyse van de meetronden leidt tot aanbevelingen die in verschillende beleidskaders (ontwikkelingsprojecten, beheer, communicatie) kunnen worden opgepakt. Acties in projecten, beleid of beheer die daaruit voortvloeien, kunnen worden geëvalueerd in volgende meetronden. Vergelijkingen met eerdere resultaten kan uiteraard pas na een paar meetronden en vergelijking met andere steden zou prachtig zijn, maar dat is nog niet mogelijk omdat andere steden (nog) geen meetnet hebben. Ook het opnemen van de Leidse gegevens in landelijke meetnetten is vooralsnog toekomstmuziek, hoewel men op landelijk niveau hard bezig is met het ontwikkelen van graadmeters voor natuur in de stad. Het Leidse meetnet is een mooi duwtje in de rug van die ontwikkeling. De resultaten uit het meetnet zouden voorts een integraal onderdeel moeten worden van de jaarlijkse rapportages van BOA e.a. Let op: het gaat in het Stadsnatuurmeetnet puur om natuurmonitoring, dus om het beoordelen of natuurdoelen worden gehaald. Er zijn verschillende andere vormen van ‘groene monitoring’ mogelijk die minstens zo belangrijk zijn (natuurbeleving, monitoring ecologische condities, monitoring tevredenheid over groen etc.), maar die zijn hier niet aan de orde; ze horen in andere kaders thuis en worden daar aangepakt.
7
Stadsnatuurmeetnet Leiden – resultaten 2004
JG - 10-01-06
2. Resultaten van de eerste meetronde Leiden is dichtbevolkt. Dat wisten we al, maar naast 117.000 mensen wordt onze stad bewoond door duizenden vogels, vlinders en libellen, honderden soorten planten, vele kikkers en salamanders en maar liefst zeven soorten vleermuizen. De meetronde van 2004 is uitgevoerd door bSR, door professionals die met een geleidebrief van de gemeente aan het tellen zijn gegaan. Tijdens de telrondes zijn geen problemen gemeld, behalve een telefoontje van een bewoner die zich afvroeg wat een teller met een verrekijker in zijn straat deed. Op basis van de meetronde van 2004 zal het meetnet verder worden verfijnd, ten behoeve van de meetronde van 2006. Onderstaande resultaten leiden tot eerste voorzichtige aanbevelingen die in relevante beleidskaders verder worden opgepakt. Steviger aanbevelingen zijn pas te doen na analyse van de gegevens. Een algemene aanbeveling geldt voor alle plant- en diersoorten, namelijk: bij (her)ontwikkeling inventariseren van en rekening houden met (beschermde) planten en dieren. Dit is reeds onderdeel van Rijks- en gemeentelijk beleid, in de Flora- en faunawet en in het Ecologisch toetsingskader Leiden. 2.1 Planten Voor planten zijn 74 meetlocaties onderzocht en zijn in totaal 226 plantensoorten aangetroffen. Kenmerkend voor Leidse parken is het grote aantal soorten dat zich thuis voelt op oude landgoederen en buitenplaatsen. Niet alleen waar je ze verwacht zoals in de Leidse Hout of het Bos van Bosman, maar wijd verspreid over de stad zijn typische ‘landgoedplanten’ zoals vingerhelmbloem, bosanemoon, sneeuwroem en sterhyacint gevonden (aanbeveling: voorzichtig blijven omgaan met ongestoorde parkgronden; indien nodig het onderhoudsregiem aanpassen). Kruiden die vaak in rijke kleibermen voorkomen, zijn ook op grote schaal in de Leidse parken te vinden. Voorbeelden zijn fluitenkruid, kleefkruid, zevenblad en hondsdraf (aanbeveling: natuurlijk maaibeheer blijven voortzetten). Langs Leidse oevers is het vooral riet dat overheerst en harig wilgenroosje en scherpe boterbloem die kleur geven, maar ook beschermde soorten zoals de dotterbloem en de zwanebloem komen vaak voor (aanbeveling: zoeken naar geschikte locaties voor natuurvriendelijke oevers). 2.2 Libellen 36 Meetlocaties zijn onderzocht, waarbij in totaal 22 soorten zijn waargenomen. De meest voorkomende libel in Leiden is een juffer: het lantaarntje is bijna 4.000 keer geteld. Bijzondere soorten die maar één keer zijn gesignaleerd, zijn de glassnijder en de bruine winterjuffer, respectievelijk langs de Oude Trambaan en in de Leidse Hout. Ook de vroege glazenmaker, een voor het laagveengebied karakteristieke libel, is regelmatig in Leiden waargenomen. Veelvoorkomende libellen in Leiden zijn verder de variabele waterjuffer en de grote en kleine roodoogjuffer en in iets mindere mate de houtpantserjuffer, de watersnuffel, de paardenbijter, gewone oeverlibel, diverse soorten heidelibellen en de keizerlibel. Langs natuurvriendelijke oevers zijn aanmerkelijk meer libellen gevonden dan langs conventionele oevers. Leuke constatering is dat de relatief nieuwe vijver in Park Roomburg goed scoort onder de
8
Stadsnatuurmeetnet Leiden – resultaten 2004
JG - 10-01-06
beste libellenlocaties in het meetnet (aanbeveling: zoeken naar geschikte locaties voor natuurvriendelijke oevers). 2.3 Dagvlinders Op 24 locaties is zes maal een zogenaamde ‘vlinderroute’ gelopen cf. de methodiek van de Vlinderstichting. In totaal zijn negentien soorten geteld. Vlinders houden van zon en daarom was voor vlinders het natte 2004 minder goed dan 2003. Dat is goed
Meetlocatie gierzwaluwen: Pieterskerkhof
kuifeend: niet gevonden in Leiden
te zien aan de vlindertellingen, die minder spectaculair waren dan bijvoorbeeld de tellingen die in 2003 in de Leidse parken zijn gehouden (zie Turkse tortels en Spaanse ruiters. Planten en dieren in Leidse parken [2004]). De verscheidene soorten witjes voeren de boventoon, maar absolute topper is het bruin zandoogje: die is meer dan tweehonderd keer gezien. Verder komen alle ‘normale’ vlinders in Leiden voor, maar zoals gezegd niet in de grote hoeveelheden van 2003. Niet verrassend is dat in de Moerastuin van Cronesteyn de meeste vlinders zijn gevonden. Aardig is ook het voorkomen van de Rode-Lijstsoort bruin blauwtje op vier locaties (aanbeveling: zoeken naar en beheer aanpassen van geschikte locaties voor vlinderstroken [overgang bosplantsoen – ruigte – kruiden – gras]). 2.4 Amfibieën Amfibieën zijn geïnventariseerd op 36 locaties, dezelfde als die van de libellen. De locaties zijn vier keer bezocht, waarvan twee keer ’s nachts. De amfibieën die in Leiden verwacht werden, zijn gevonden: de groene kikker, de bruine kikker, de gewone pad en de kleine watersalamander. Maar veel amfibieën zitten er niet in de stad en de oorzaken laten zich raden. We zullen het waarschijnlijk moeten zoeken in een combinatie van factoren. Veel aaneengesloten wateren bevatten (roof)vissen en er zitten behoorlijk wat reigers in de stad, dus predatie zal een oorzaak zijn. Maar ook het gebrek aan voldoende natuurvriendelijke oevers en de aanwezigheid van veelal hoge oeverbeschoeiingen zullen redenen zijn voor de geringe hoeveelheid kikkers en salamanders (aanbeveling: zoeken naar geschikte locaties voor natuurvriendelijke oevers). 2.5 Vogels Vogels zijn op 36 punten en langs tien transecten geteld. Vijfmaal zijn de locaties bezocht. Verder zijn gierzwaluwen (op twintig locaties, driemaal bezocht) en weidevogels (vier locaties, vier keer bezocht) apart geteld. Er zijn 61 soorten vogels in Leiden aangetroffen. Voor een stad in de Randstad is dat een aardig resultaat. Uitschieters zijn de kauw en de merel, maar ook een echte stadsvogel als de gierzwaluw komt uitbundig voor in Leiden. Veel voorkomende vogels in Leiden zijn
9
Stadsnatuurmeetnet Leiden – resultaten 2004
JG - 10-01-06
verder de stadsduif, de koolmees, de pimpelmees, de huismus en de winterkoning. De landelijke achteruitgang van de huismus is ook in Leiden zichtbaar: enkele jaren geleden misschien wel op de eerste plaats, komt de huismus in 2004 ‘slechts’ op de zevende plaats (aanbeveling: aanhaken bij landelijk beleid t.b.v. huismus; voortzetten aanmoedigingsbeleid geveltuinen). De zilvermeeuw is ook een topper, maar het is niet de enige meeuw die de stad heeft ontdekt: ook kleine mantelmeeuwen, kokmeeuwen en stormmeeuwen zijn in behoorlijke aantallen gezien. Broeden zullen ze in Leiden niet doen (behalve natuurlijk de zilvermeeuw), maar foerageren dus zeer waarschijnlijk wel (aanbeveling: blijvend klachten monitoren; voorzetten acties Leiden ruimt op & Leiden schone stad). Bijzondere vogels die je niet zo snel in Leiden verwacht, zijn de nachtegaal, de braamsluiper en de boomklever. Of ze hier ook broeden, zou kunnen worden onderzocht. In de broedvogeltelling van 2003 in de stadsparken zijn ze in ieder geval niet waargenomen. Op de boomklever na, die broedt in de Leidse Hout (aanbeveling: versterken natuurvriendelijk bosbeheer). Bij de watervogels zijn vooral veel ‘soepeenden’, wilde eenden en meerkoeten gevonden en in iets minder mate waterhoentjes en futen. Omdat in de lente en zomer geteld is, zijn geen data bekend van eenden die Leiden in de winter bezoeken, zoals kuifeenden of smienten (aanbeveling: wintertellingen toevoegen aan meetnet: meenemen in verfijning 2005). In Polderpark Cronesteyn zijn net als in voorgaande jaren de weidevogels weer gevonden: grutto, tureluur, scholekster en kievit (aanbeveling: voortzetten van natuurvriendelijk mozaïekbeheer weiland Cronesteyn-hoeve). 2.6 Zoogdieren Van de zoogdieren is een beeld te schetsen van hazen (die met de weidevogeltellingen konden worden meegenomen) en van vleermuizen. Het boerenweiland van Cronesteyn spant de kroon met twintig hazen in één telling (aanbeveling: voortzetten van natuurvriendelijk mozaïekbeheer weiland Cronesteynhoeve). Voor vleermuizen, die allemaal onder het strengste beschermingsregiem van de Ffw vallen, zijn op veertien meetlocaties vier bezoeken gebracht, waarbij per locatie op tien punten geteld is (met de bat-detector). Maar liefst zeven soorten Meetlocatie vleermuizen: 5e Binnenvestgracht vleermuizen komen voor in de stad. Waarschijnlijk niet allemaal met een vaste verblijfplaats, maar toch. De gewone dwergvleermuis is de meest voorkomende vleermuis in Leiden (meer dan vierhonderd keer geteld), maar ook bijzondere soorten als de grootoorvleermuis en de rosse vleermuis zijn net als in 2003 weer gesignaleerd en wederom was dat in de Leidse Hout. Tot slot blijken zowel de watervleermuis als de meervleermuis rond te vliegen boven de Leidse wateren (aanbeveling: stadsbreed onderzoek uit 1991 actualiseren met nieuwe inventarisatie).
10
Stadsnatuurmeetnet Leiden – resultaten 2004
JG - 10-01-06
3. Conclusies en vervolgacties De eerste meetronde van het meetnet was een groot succes. Een unieke hoeveelheid data is verzameld en de ‘nulmeting’ legt derhalve een stevige basis onder het Stadsnatuurmeetnet. Pas na enkele meetronden zijn verdergaande conclusies te trekken, maar wel kan al worden gezegd dat planten en dieren en masse de stad als leefgebied hebben ontdekt. Hieronder wordt een aantal beleidsaanbevelingen en vervolgacties besproken, die volgen uit de eerste meetronde. 3.1 Beleidsaanbevelingen Op basis van de meetronde van 2004 kan een aantal beleidsaanbevelingen worden gedaan. Deze beleidsaanbevelingen zijn in twee categorieën te splitsen: 1. Aanbevelingen voor stedelijk ontwikkelingsbeleid en ruimtelijke projecten 1.1. Het Stadsnatuurmeetnet is, samen met het reeds vastgestelde gemeentelijke Ecologisch Toetsingskader Leiden, nodig als basis onder de (in ontwikkeling zijnde) gedragscode voor de Flora- en faunawet. Deze gedragscode maakt het mogelijk voor Leiden om in projecten de natuurwaarden een volwaardige plaats te geven en tevens correct om te gaan met de werking van de Ffw en aldus het aantal benodigde ontheffingen te beperken. 1.2. De resultaten van het Stadsnatuurmeetnet creëren extra mogelijkheden voor een natuurlijker inrichting van de stad; (her)inrichtingsplannen kunnen dankzij de gegevens uit het meetnet beter op natuurkansen worden beoordeeld, waarmee een belangrijk doel uit het Ecologisch beleidsplan Leiden (EBL, 1998) dichterbij komt. 2. Aanbevelingen voor water- en groenbeheer 2.1. De resultaten van het Stadsnatuurmeetnet creëren extra mogelijkheden voor een natuurlijk(er) beheer van water en groen, conform de doelen uit het EBL. Beheerdoelstellingen en beheerplannen worden aangepast of verfijnd op basis van gegevens uit het Stadsnatuurmeetnet. 2.2. Bestaande vormen van natuurlijk beheer, zoals het maairegiem van extensief beheerde bermen of het versterken van natuurlijk parkbeheer, worden met de meetgegevens in de hand met kracht voortgezet. Verder wordt met de resultaten van de meetronden van 2004 een aantal losse beleidsaanbevelingen gedaan op het gebied van inrichting, beheer, communicatie en monitoring. Deze aanbevelingen worden verder geconcretiseerd door de verantwoordelijke afdelingen, daarbij geassisteerd door de coördinator van het Stadsnatuurmeetnet: 1. Er wordt gezocht naar geschikte locaties voor natuurvriendelijke oevers. In het kader van het Waterplan Leiden (in ontwikkeling) zullen deze oevers natuurvriendelijk worden ingericht en beheerd. 2. Er wordt onderzocht of er in de stad locaties voor vlinderstroken kunnen worden aangewezen (d.i. een overgang bosplantsoen – ruigte – kruiden – gras). Het beheer van deze locaties wordt vervolgens aangepast. 3. Er wordt aangehaakt bij het landelijk beleid voor de huismus en de gierzwaluw. Leiden heeft met andere Nederlandse steden een speciale verantwoordelijkheid voor deze typisch stadse vogels.
11
Stadsnatuurmeetnet Leiden – resultaten 2004
JG - 10-01-06
4. Het aanmoedigingsbeleid voor geveltuinen en natuurvriendelijk tuinieren wordt voortgezet. 5. Klachten over overlast van o.a. meeuwen blijven gemonitord worden; acties Leiden ruimt op & Leiden schone stad worden voortgezet. 6. Onderzocht wordt of wintertellingen aan het Stadsnatuurmeetnet kunnen worden toegevoegd, eventueel door middel van de inzet van vrijwilligers. 7. Het natuurvriendelijke mozaïekbeheer van het weiland Cronesteynhoeve wordt voortgezet en blijft onderdeel van het pachtcontract voor het weiland. 8. Onderzocht wordt of het zinvol is om de stadsbrede vleermuisinventarisatie uit 1991 te actualiseren met een nieuwe stedelijke inventarisatie van vleermuizen. 3.2 Communicatie De gegevens uit de eerste meetronde zijn ingezet bij de communicatie over stadsnatuur, onder andere in de Naturalis-tentoonstelling Leiden lekker wild – natuur in de stad en in een extra stadskatern in het Leids Nieuwsblad. Presentatie en publicatie worden een vast onderdeel van de activiteiten rond het meetnet in de jaren waarin geen meetronde plaatsvindt. Hierbij zal onderscheid worden gemaakt tussen een interne doelgroep (beleidsinformatie, BOA) en een externe doelgroep (verhoging beleving, kennisvermeerdering enzovoort). 3.3 Analyse van de resultaten Verdere beleidsanalyse t.b.v. regionaal beleid, ontwikkeling, inrichting en beheer is wenselijk en kan na enkele meetronden worden verzorgd. Beleidsanalyse en de daarbij horende beleidsaanbevelingen worden een vast onderdeel van de activiteiten rond het meetnet in de jaren waarin geen meetronde plaatsvindt. Een eerste analyse wordt uitgevoerd in 2005 (gereed in november). Park Roomburg: mooi voorbeeld van een nieuwe natuurvriendelijke oever 3.4 Verfijning meetnet Ervaringen uit de meetronde van 2004 worden gebruikt voor een verdere verfijning van het meetnet. Deze verfijning is mogelijk voor de gebruikte methodiek (van tellen), het aantal in het meetnet opgenomen soortgroepen en het aantal meetlocaties. De tweede ronde van het meetnet in 2006 zal dankzij de verfijning beter en efficiënter worden uitgevoerd.
3.5 Vergelijking met andere steden Het Stadsnatuurmeetnet zou idealiter in meerdere steden uitgevoerd moeten worden, teneinde vergelijkingen tussen steden mogelijk te maken. Gepoogd wordt, samen met bSR, om andere steden zover te krijgen dat ze een op de eigen stad toegesneden natuurmeetnet gaan uitvoeren. Extra aandacht gaat hierbij uit naar goed vergelijkbare steden in het westen van het land, zoals Delft, Gouda, Haarlem, Zoetermeer of Alkmaar. Deze taak wordt opgepakt door de gemeentelijke coördinator van het meetnet en een belangrijke rol is weggelegd voor de landelijke
12
Stadsnatuurmeetnet Leiden – resultaten 2004
JG - 10-01-06
Werkgroep Stedelijke ecologie, waar behalve Leiden o.a. genoemde steden deel van uitmaken. Een eerste landelijke bijeenkomst over het Stadsnatuurmeetnet vond plaats op 9 juni 2005 in Leiden. 3.6 Landelijke inbedding Onderzocht wordt of een landelijke inbedding van het Stadsnatuurmeetnet kan leiden tot een landelijke dekking voor de kosten van uitvoering van het Stadsnatuurmeetnet. Men is op diverse plaatsen bezig met de ontwikkeling van landelijke graadmeters voor stadsnatuur, biodiversiteit in de stad, uitvoering en gedragscode Flora- en faunawet etc. De methode en de gegevens uit Leiden kunnen dit proces goed ondersteunen. Samen met bSR worden acties ondernomen teneinde de Leidse bijdrage aan deze landelijke inspanningen te zekeren en bovendien het Stadsnatuurmeetnet Leiden zowel inhoudelijk als financieel in (toekomstige) landelijke meetnetten of graadmeters in te bedden. Contact wordt gezocht met ministeries van VROM en LNV alsmede met de provincie Zuid-Holland en landelijke wetenschappelijke bureaus als RIVM en Alterra.
13
Stadsnatuurmeetnet Leiden – resultaten 2004
JG - 10-01-06
Colofon Het Stadsnatuurmeetnet Leiden is een gezamenlijk product van de Dienst Bouwen en Wonen en de Dienst Milieu en Beheer. Leiden, november 2005 Auteur Jasper Groos Literatuur
• • • • • • •
Epe, M.J., F.L.A. Brekelmans, M.M.E. Backerra, R.W.G. Andeweg, Resultaten inventarisaties Stadsnatuurmeetnet Leiden 2004 (Leiden 2005). Epe, M.J., F.L.A. Brekelmans, M.M.E. Backerra, R.W.G. Andeweg, Stadsnatuurmeetnet Leiden (Leiden 2004). Groos, J., Gedragscode voor ruimtelijke ontwikkelingen in Leiden. De Flora- en faunawet in praktijk (Leiden 2005). Groos, J., Leiden lekker wild. Over natuur in de stad (Leiden 2003). Morel, T., J. de Bakker, Ecologisch toetsingskader gemeente Leiden (Leiden 2003). Rossenaar, Arnout-Jan, Inventarisaties stadsnatuur gemeente Leiden (Leiden 2004). Vos, P., S. Kragten, W.J. ter Keurs, Naar een stadsnatuurmeetnet in Leiden (Leiden 2003).
Bruin blauwtje: 8 keer waargenomen in Leiden
14
Stadsnatuurmeetnet Leiden – resultaten 2004
JG - 10-01-06