G. Resink Conrads Hudigs In: Bijdragen tot de Taal-, Land- en Volkenkunde 128 (1972), no: 2/3, Leiden, 358-363
This PDF-file was downloaded from http://www.kitlv-journals.nl
358
KORTE MEDEDELINGEN
vessels. In Ceylon, place-names like Hambantota and Sammaanturai remind us of the role of sampan in the foreign trade with Indian merchants. puroocanattaatci: < Skt. prajojana -\- Tam. taalcci meaning "loss of income". To this day "puroocanam" means "incotne" in the Jaffna dialect of Tamil. vilanka: < Tam. vilanku "to know". vilanka in the sense of "to know" is current in the Jaffna dialect and it exactly corresponds with the South Indian usage "puriya" from puri "to know". veliyarankampanna: < Tam. veli + Skt. ranga + Tam. pan meaning "to make public". It corresponds in meaning with "piracittatn panna" (cf. L. 21) and "ariyapanna" (cf. L. 1, 7-8, 9 & 20). A cknowledgement The author of this paper expresses his sincere thanks to the Director, Department of National Archives, Nugegoda, Ceylon, for obliging him with a photostat copy of the plakkaat and for granting him permission to publish it with the necessary critica! apparatus. University oj Ceylon s. THANANJAYARAJASINGHAM
CONRADS HUDIGS * De Amsterdamse Hudig in The Mirror o} the Sea (in 1906 in boekvorm verschenen) en de Makassaarse Hudig in Almayer's Folly (1895) en An Outcast oj the Islands (1896) zijn familie van elkaar geweest in een relatie, waarin de eerste meer feit en de tweede meer factie was. Uit „Herinneringen door J. Hudig Dzn", daterend van februari 1918 en uitgegeven door de „Stichting Familie Hudig" x blijkt immers dat de enige en ware Hudig, die Conrad in 1887 in Amsterdam ontmoet Het Nederlandse Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen ben ik bijzonder erkentelijk voor de studiebeurs, die mij in 1967-1968 in gelegenheid stelde mijn Conrad-studies in Nederland voort te zetten, waarvan dit essay één der resultaten is. Drs. R. Nieuwenhuys, kenner bij uitnemendheid van de indische belleterie, was zo vriendelijk mij te wijzen op deze verder als „Herinneringen" te citeren mémoires waarvan een exemplaar berust in het archief van het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde te Leiden. Naast mijn dank jegens hem voegt zich die jegens de Heer W. H. Hudig te Rotterdam, die als vertegenwoordiger van bovengeoemde stichting mij een exemplaar van deze mémoires ten geschenke gaf.
KORTE MEDEDELINGEN
359
kan hebben, juist deze Hudig moet zijn geweest, toen eerste directeur van de Koloniale Bank. In die functie kan hij als geldschieter zijn opgetreden van de charterers van het schip „Highland Forest", dat in februari 1887 vast lag in het ijs en waarop Jozef Korzeniowski als „first mate" gemonsterd had.2 Conrad beschrijft hoe hij om Hudig op te zoeken van de haven in een tram naar het centrum van de stad moest rijden,3 waar inderdaad het kantoor van de Koloniale Bank in de Doelenstraat 4 stond. Hudig kan de kort tevoren tot Engelsman genaturaliseerde Pool verteld hebben hoe hij zijn Amsterdamse carrière begonnen was door kantoor te houden in het huis „De Koning van Polen" aan de Herengracht, wat de royalist in Conrad bijzonder getroffen kan hebben. Hudig kan bovendien bijzondere belangstelling hebben gehad juist voor de „Highland Forest", omdat het schip naar Semarang zou varen, waar hij jarenlang gewoond had. Uit zijn mémoires blijkt dat hij geen beste herineringen had aan de slechte gezondheidstoestanden in die plaats, toen hij er in de zestiger jaren vertoefde.4 Heeft hij dat in zijn gesprekken met Korzeniowski opgehaald dan kan dat mede helpen verklaren waarom Conrad, die ziek was toen de „Highland Forest" Semarang aandeed en op raad van de aan boord gekomen dokter rust moest nemen, die rust toch maar liever wilde genieten in een hospitaal in Singapore in plaats van in een ziekenhuis in Semarang.5 Uit de „Herineringen" blijkt bovendien dat Hudig vele jaren in Engeland heeft gewoond wat zijn vloeiend Engels kan helpen verklaren. Hij was er werkzaam in de scheepsbouw en was uitgesproken pro-Brits en anti-Duits, wat hem in Conrads ogen alleen sympathieker zal hebben gemaakt.6 Hudig is ook dikwijls in Frankrijk geweest en had een op 2 3
4
5 6
Jocelyn Baines, Joseph Conrad. A Critical Biography (Third Impression, with further corrections, 1960), 86. Joseph Conrad, The Mirror of the Sea, 50-51. Alle werken van Conrad, hier en in de volgende noten geciteerd, zijn die, gepubliceerd in Dent's Collected Edition. „Herinneringen", 58 (over het huis in de Doelenstraat no. 4 en het huis „De Koning van Polen") ; over Semarang handelen de pagina's 36-37 (1865) en 38-39 (1869). Baines, op. cit., 87. „Herinneringen", 5-10 (1860-1863). In 1867 schrijft Hudig: „ . . . mochten de Pruissen hier gekomen zijn, zoo zouden zij tegenstand genoeg ontmoet hebben. Had daarentegen Engeland een poging tot verovering gewaagd, zoo zou het hun vrij gemakkelijk geweest zijn. De verontwaardiging tegenover Holland is zoo groot, dat de meesten, waaronder ook ik, de Engelsen met vreugde zouden begroet hebben, en de dag van hun aankomst hier als een begin van een tijdperk van vooruitgang zouden hebben beschouwd", 39.
360
KORTE MEDEDELINGEN
Java geboren zoon,7 wat Conrad, die ook jaren in Frankrijk had doorgebracht en die ook enig kind was, weer bijzonder kan hebben aangesproken. Deze feiten uit Hudigs leven kunnen hebben bijgedragen tot het in het leven roepen van de Hudig in Conrads eerste twee romans. Ook die Hudig woont immers in een Indonesische havenplaats en wel Makassar en ook hij is een particulier, die er zaken doet. Hij is er zelfs „banker" van de Radja Laut Lingard, wat een zinspeling lijkt op die andere bankier Hudig. 8 Ook hij heeft een enig kind, zij het een dochter verwekt bij een mevrouw Da Souza. Maar dat verbaast niet wie de mening van Conrads beste biograaf, Jocelyn Baines, deelt dat Conrad de eigen emotioneel geladen vader-enig-kind-relatie in zijn werken van zich afgeschreven heeft in vele vader-enige-dochter-verhoudingen.9 Ook de Makassarse Hudig is opgewekt, hartelijk, joviaal en behulpzaam als zijn Amsterdamse voorbeeld. Wel is zijn Engels er minder op geworden en hij is in de romans niet getrouwd, wat de Amsterdamse Hudig wel was al is hij in de Oost ook lang vrijgezel gebleven, tot in zijn 35ste levensjaar.10 Hudig, wiens moeder een juffrouw Havelaar was en die met zijn neef Jan Havelaar in 1864 voor het eerst in het Rijk van Insulinde voet aan wal gezet heeft, logeerde in Batavia in het „Hotel des Indes", dat volgens F. de Haan aan Multatuli zijn naam te danken zou hebben.11 Hij kan Korzeniowski ook op Max Havelaar gewezen hebben waarvan een in 1868 uitgekomen Engelse vertaling bestond, door Multatuli zelf geautoriseerd. Hudig noemt „Sjaalman" en Max Havelaar namelijk uitdrukkelijk 12 en wat kan er meer voor de hand gelegen hebben man en boek te noemen jegens de leesgrage en erudiete stuurman, die naar Java zou varen en inderdaad daarheen vertrok op 18 februari 1887,13 de dag voordat Douwes Dekker stierf. Heeft Korzeniowski Max Havelaar reeds eerder gelezen en wel omdat de roman genoemd en bestreden werd in zijn „favourite bedside comT 8 9
10 11
12 13
Idem, 44, 45, 50. Ahnayer's Folly, 25. Baines, op. cit., 154-155. Zie voor die vader-enige-dochter-relatie in Conrads in of nabij Indonesië spelende werken mijn essay: „Conradiaanse interraciale vriendschappen" in Forum der Letteren, VI, no. 1 (Februari 1965), 44. „Herinneringen", 46. Idem, 1 (moeder: Geertruida Havelaar), 10, 22. Zie E. Du Perron, Verzameld Werk, deel IV (1956), 455 over de naam „Hotel des Indes". „Herinneringen", 18, 35. Jerry Allen, The Sea Years o} Joseph Conrad (1965), 322.
KORTE MEDEDELINGEN
361
panion", Alfred Russel Wallace's The Malay Archipelago, in 1869 uitgekomen,14 dan kan de oudste zoon uit het tweede huwelijk van Hudig Sr. met een (tweede) meisje Havelaar hem slechts gesterkt hebben in de overtuiging dat dit werk hét boek in Engelse vertaling van een groot Nederlands schrijver was, dat over Java handelde. Als het een beetje wil kan Hudig ook nog over een ander over Java geschreven werk gesproken hebben en wel van de Engelse schrijver J. W. B. Money: Java, or, How to> manage a Colony in 1861. Ook dat boek wordt overigens door Wallace genoemd in hetzelfde hoofdstuk, waarin Max Havelaar ter sprake komt.15 Al dan niet door Hudig ter zake voorgelicht laat Conrad later Money vermomd als Travers — een andere gedachtenassociaties oproepende naam — in The Rescue optreden, waarin hij op Java een studie wil maken van het koloniale bestuursstelsel en wel in dezelfde jaren na de Krimoorlog, waarin de roman speelt.16 Hudig kan tenslotte Conrad ook de gedachte meegegeven hebben dat de aanduiding „Lord" in de archipel niet ongebruikelijk was. Hij had nl. net een brochure gepubliceerd getiteld Suiker lords.11 Waar de vertaling van „Tuan" („Heer") in „Sir" voor Jim al genoeg verhoging in stand zou hebben betekend is de ironische verheffing tot „Lord Jim" misschien op Conrads kennis van dit indische spraakgebruik terug te voeren, waarmee Hudig hem vertrouwd kan hebben gemaakt. In deze gedachtengang behoort J. Hudig Dzn dan tot de zeven Nederlandse informanten, die Conrad aan stof, figuren en namen kunnen hebben geholpen voor zijn in Indonesië spelende of mede daarop betrekking hebbende werken. Drie van hen verstrekten hun gegevens schriftelijk en wel, in volgorde van beïnvloeding, de schrijver Multatuli, de bioloog C. J. Temminck en de zeevaarder Abel Tasman. De eerste twee auteurs kenden Conrad uit Wallace's beroemde hiervoor genoemde werk.18 Van Tasman las hij een Engelse vertaling van diens scheepsjournaal, getuige het laatste essay dat hij voor zijn dood nog in druk onder de ogen moet hebben gehad. Hij verhaalt in dat stuk van allerlei „regrettable details" uit 14 15 10 17 18
Zie voor dit beroemde werk de Dover edition (1962) en de vermelding van en de kritiek op Max Havelaar, 74. Idem, 72. The Rescue, 20, 34. Deze brochure trof ik aan in de boekerij van het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde te Leiden. The Malay Archipelago (Dover edition), 47 (Temminck).
362
KORTE MEDEDELINGEN
Tasmans leven, opgediept „quite recently" uit een „very amusing and interesting book",19 dat wel G. A. Woods The Discovery of Australia van 1922 zal zijn geweest. Een exemplaar ervan werd hem aangeboden door zijn vriend Richard Curie en staat als laatste werk onder nummer 68 vermeld in de catalogus no. 267 van Books from Joseph Conrad's Library, in 1926 ten verkoop aangeboden door W. Heffer & Sons Ltd., Cambridge. Waar ik vroeger over de invloed van deze informanten reeds uitvoerig geschreven heb kan ik hier volstaan met daarnaar in hoofdzaak te verwijzen.20 Slechts drie opmerkingen over de vroege invloed van Max Havelaar mogen hier daaraan nog worden toegevoegd. Zo zag ik indertijd voorbij hoe in de titel van Conrads eerste roman Almayer's Fclly niet alleen een aantal klinkers en medeklinkers van Havelaars naam, maar ook iets van Havelaars „gek" zijn doorklinkt, zoals Max' rêve aux millions reeds op de eerste bladzijde van de roman door Kaspar Almayer nagedroomd wordt. 21 En zo merkte ik ook niet op dat in Karain behalve iets van Multatuli's kritiek op de toestanden op Java méér dan iets van de befaamde gordel van smaragd zichtbaar wordt op de eerste bladzijde waar sprake is van: „green islands upon the level of a polished sea, like a handful of emeralds on a buckler of steel".22 Karain verraadt bovendien iets van de structuur van Max Havelaar doordat de naamloze ik-verteller in London niet alleen een proto-Marlow is, zoals Guerard reeds heeft opgemerkt.23 maar ook 19
20
21
22 23
„Geography and some Explorers" in Last Essays, 7 (over het scheepsjournaal), 9. Zie over Tasman en Conrad mijn opstel „Jozef Korzeniowski's voornaamste lectuur betreffende Indonesië" in Bijdragen tot de Taal-, Landen Volkenkunde, Deel C X V I I (1961), 236. Zie mijn artikelen „ D e excentrieke Lord Jim", „Marlow-Almayer-Havelaar", „Stuurman Korzeniowski ontmoet Sjaalman" en „Het Juweel van Landak, Kaatje Stolte's dochter en E m m a van Heine", in De Gids, C X X I V , resp. I I I (maart 1961), 178-180; V I I I (augustus 1961), 28-35; I X (september 1961), 107-112 en X (oktober 1961), 183-187 alsmede het essay „Tristram, Max en Jim" in De Nieuwe Stem, X X (april (1965), 247-256. Dat de excentrieke Lords M a x en Jim ook in andere ogen dan de mijne elkaar niet bijten blijkt uit het samenbrengen in één Zweeds boekdeel van Lord Jim en Max Havelaar. Zie hiervoor G. Stuiveling Multatuli in de reeks „Genie en wereld" (1970), 156. Clara Eggink, die Almayer's Folly vertaalde onder de pathetische titel Liefde en noodlot op Borneo (zonder jaartal), duidt het half afgebouwde huis in de tekst aan als „Almayer's gekkenwerk", 43. Drs. S. Pringgodigdo ben ik dankbaar mij een exemplaar van do vertaling te hebben geschonken. Tales of Unrest, 3. Zie hierover uitvoeriger mijn onder noot 20 genoemde opstel „Marlow-AlmayerHavelaar" en Albert J. Guerard Conrad the Novelist (1958), 90.
KORTE MEDEDELINGEN
363
een navolger van die andere ik-verhaler Droogstoppel in Amsterdam. Beide raconteurs over de levens van Havelaar en Karain — de titelhelden in Indonesië — laten immers ook weer andere vertellers tot die levensverhalen bijdragen. Vooral in de Engelse vertaling van Max Havelaar komt Stern duidelijk als de tweede „narrator" naar voren. In Karain is de hoofdrolspeler zelfs nog duidelijker de voornaamste verteller. De structuur van Max Havelaar is ongetwijfeld rijker dan die van Karain. Maar de overeenkomsten zijn zo opvallend, ook bijvoorbeeld in de verschillende „ruimten", waarin de verhalen zich afspelen, dat een vergelijkende studie van de structurele paralellen tussen de eerste Engelse vertaling van Max Havelaar en Karain en vooral Lord Jim alle moeite waard is.24 De vier Nederlandse informanten, die Conrad in het Engels mondeling wat te zeggen hebben gehad zijn in volgorde van ontmoeting: de mijningenieur D. De Jongh Hzn in Muntok, bij wie Korzeniowski in 1883 gastvrijheid kan hebben genoten toen hij daar op Banka strandde, zoals later een De Jongh in Lord Jim gastheer is van Conrads deelincarnatie Jim 2 5 ; voorts de bankdirecteur Hudig in Amsterdam; dan de onbekend gebleven havenarts in Semarang 28 en tenslotte de handelsman William Charles Olmeijer in Berau,27 alle drie in 1887 ontmoet. Van Conrads hiervoor genoemde informanten waren er twee beroemd vóór hem: Abel Tasman en Multatuli.
Twee werden befaamd dóór hem: Charles Olmeijer alias Kaspar Almayer alsmede Hudig-feit, mede dank zij Hudig-fictie. Djakarta, mei 1971 24
25
26
2T
G. J. RESINK
A. L. Sötemanns loffelijk proefschrift de structuur van Max Havelaar (1966) moet voor een dergelijke studie de voornaamste steun bieden, al zal de door Sötemann niet behandelde Engelse variant in dit geval uiteraard de belangrijkste bron moeten vormen. . Zie de Regeerings Almanak voor Nederlands Indië voor 1883, Tweede Gedeelte (1882), 347 en Lord Jim, 201. Dat hier de dokter, die in Semarang Conrad adviseerde om rust te nemen (The Mirror of the Sea, 55) geïdentificeerd wordt met de havenarts ligt niet alleen voor de hand, maar die identificatie wordt ook in die hand gewerkt door autobiografisch aandoende zinspelingen in het kort verhaal „A Smile of Fortune" over een naar Semarang varend schip en twee bladzijden verder over de „medical officer of the port", die aan boord kwam van „my ship to have a look at one of my crew who was ailing". Zie 'Twixt land and sea, 30, 32. John Dozier Gordan bracht reeds in 1940 in Amerika in zijn boek Joseph Conrad. The making of o Novelist uitvoeriger dan ieder ander in die tijd aan het licht wie voor Kaspar Almayer model had gestaan. Het boek is in 1963 herdrukt en handelt over Olmeijer op de pagina's 36-45, 53, 104.