F. Bosch Guru, drietand en bron In: Bijdragen tot de Taal-, Land- en Volkenkunde 107 (1951), no: 2/3, Leiden, 117-134
This PDF-file was downloaded from http://www.kitlv-journals.nl
GURU, DRIETAND EN BRON
T I n het LXVIe deel van het Tijdschrif t voor Indische Taal-, Land- en J L Volkenkunde heeft de heer R. J. C. Sneeuwjagt, destijds Hulpgezaghebber van het B.B. te Mataram, de volgende interessante mededeling gedaan over een op Lombok in omloop zijnde legende betreffende het ontstaan der heilige bronnen te Suranadi. Lang voor de komst der Baliers op Lombok — aldus in het kort het verhaal — woonde op Bali de beroemde pedanda Bahu Rahuh( ook bekend onder de namen Empu Nirarta en Batara Dwijendra. Op zekere dag vernam hij, dat het eiland Lombok door allerlei plagen en ziekten geteisterd werd en terstond besloot hij het land van zijn onheilen te gaan verlossen. De naam Pangeran Sangupati aangenomen hebbende stak hij naar Lombok over, waar hij door tussenkomst van Sang Hjang Wide te weten kwam, dat de oorzaak van alle rampen gezocht moest worden in de overgang van de bevolking tot de Islam. Hij predikte er toen een nieuwe leer, de Waktu Telu, een tussenvorm van de oude godsdienst en de Islam, waardoor als door een wonder alle plagen verdwenen en het land tot zijn vroegere rust en voorspoed terugkeerde. Toen hij later op zijn omzwervingen over het eiland te Suranadi kwam, vernam hij, dat ook Sumba door plagen werd geteisterd en onmiddellijk besloot hij ook daar het land van zijn onheilen te verlossen. Zijn gezellen smeekten hem mede te mogen gaan, aangezien er geen andere pedanda was van wie zij wijwater zouden kunnen krijgen, maar Pangeran Sangupati vermaande hen niet te vrezen. Nadat hij zich in gebed tot Sang Hjang Wide had gewend, begaf hij zich naar het nabijzijnde bos en plantte er zijn staf tot vier maal toe in de bodem en ziet, aanstonds borrelden uit de ontstane openingen vier bronnen uit de grond op, welke hij Tirta, Perlakutan, Pabersian en Pangentas noemde. Aan de plaats van hun ontstaan gaf hij de naam Suranadi, aangezien hij in zijn gebed Sang Hjang Wide gesmeekt had, dat het bronwater afkomstig zou mogen zijn van de rivier Suranadi, die door de hemel (Sorgaloka) stroomt. Daarop legde Sangupati aan zijn volgelingen het gebruik van het bronwater uit en deelde hun mede, dat het voor altijd gebezigd zou
118
GURU, DHIETAND EN BEON.
kunnen worden en er geen pedanda meer nodig zou zijn voor de bereiding van wijwater. Vervolgens vertrok hij naar Sumba. Tot op de huidige dag wordt het bronwater van Suranadi door de Baliers als toja tirta gebezigd en worden er bedevaartstochten naar de plaats van het wonder ondernomen. Dat de plek belangrijk is kan nog blijken uit het feit, dat een der Lombokse vorsten er een lustverblijf heeft doen bouwen. De trek waarom het ons in deze legende te doen is — de miraculeuze verwekking van het bronwater door pedanda Bahu Rahuh — hoort thuis in een grote groep van mythen, legenden en andere overleveringen, welke tot gemeenschappelijk kenmerk hebben, dat als hoofdpersoon er in optreedt iemand van het Guru-type, hetzij in de gedaante van god Civa zelf, hetzij in die van een priesterheilige, een godsdienstleraar, een brahmaan, een asceet of een ander hoogheilig man, en dat deze van zijn bovennatuurlijke vermogens blijk geeft door zijn priesterstaf, zijn drietand of enig ander puntig voorwerp in de grond te stoten en hierdoor een bron, een rivier, een meer of vijver, of enig ander water te doen ontstaan, Dit water staat in een reuk van heiligheid en strekt gewoonlijk 's Guru's volgelingen of der omwonende bevolking tot nut en voordeel, maar bij wijze van uitzondering kan het ook tot straf van een belediging, een gepleegd verzuim of een adatovertreding, de bedrijvers van het kwaad met al hun woonsteden verzwelgen. We willen nu aannemelijk trachten te maken, dat de aan deze verhalen ten grondslag liggende voorstelling met betrekking tot het mystiek verband dat tussen de Guru-figuur, zijn staf en het water aanwezig wordt gedacht, ook in de Hindoe-Javaanse tijd in verschillende delen van de Archipel bekend is geweest en ons in een aantal gevallen op het spoor van de betekenis van oudheidkundige overblijfselen kan brengen, soms ook bepaalde historische gebeurtenissen vermag toe te lichten en op te helderen. Maar alvorens hiertoe over te gaan zal het nodig zijn het terrein der overlevering iets nader te verkennen en enige algemene indrukken op te doen over het type van verhalen die het Guru-stafwater-motief bevatten. We merken hierbij op, dat de oudheidkundige en historische aard van het door ons gestelde doel er ons van heeft doen afzien meer dan een opperviakkig onderzoek naar het voorkomen en de verbreiding van het bedoelde motief in te stellen. Onnodig dus te zeggen, dat het hier volgende materiaal allerminst aanspraak maakt op volledigheid en het zonder moeite van ethnografische en folkloris-
132
GURU, DRIETAND EN BRON.
blijkens de inscripties koning Erlangga zich in het bijzond^r met de aanleg en verbetering van waterwerken heeft beziggehouden 28 ) in verband moet worden gebracht met 's vorsten steeds nog niet bevredigend verklaarde, posthume titel paduka mpungku bhatara Guru en met de geestelijke titel mpungku welke hij blijkens de inscriptie van Pamotan ook tijdens zijn leven heeft gevoerd 2 9 ). Bij het opperen van deze mogelijkheid moeten we uiteraard in het midden laten of aan Erlangga eerst na zijn dood de titel Bhatara Guru is toegekend uit hoofde van zijn bemoeienis met waterbouwkundige werken tijdens zijn leven, dan wel of hij, reeds door zijn tijdgenoten als een Bhatara Guru vereerd zijnde, zich aan deze waardigheid verplicht heeft gevoeld om zich met de uitvoering van waterwerken bezig te houden. Ten slotte staan we nog een ogenblik stil bij de Guru-figuur in de iconographie. Algemeen is bekend, dat op Java Civa in zijn gedaante van Mahadeva-Daksinamurti niet zelden en, in zijn gedaante van Mahaguru, bijna zonder uitzondering, wordt afgebeeld met drietand en waterkruik. Hierbij heeft men zich echter nooit afgevraagd welke bijzondere betekenis aan het triqula-embleem gehecbt moet worden wanneer het door de Grote Leraar wordt gevoerd. En geen wonder ook. Aangezien immers de tricula in de Indische iconographie een van de meest voorkomende attributen van God Civa is, scheen het van zelf te spreken, dat de Guru-manifestatie van deze god door hetzelfde voorwerp werd gekenmerkt als de god zelf. Men heeft hierbij echter uit het oog verloren, dat de drietand door Civa pleegt te worden gehanteerd als het dodelijke wapen waarmede hij, na zelf een demonische gestalte te hebben aangenomen, zijn niet minder demonische tegenstanders te lijf gaat en vernietigt. Zo voert hij dit wapen als Gajahamurti ,,de doder van de asura in olifantsgedaante", als Kalaharamurti ,,de verdediger van de demon des doods", als Tripuranta ,,de vernieler van de drie burchten", en eveneens in zijn meest demonische en duivelse gestalte, die van Virabhadra. Het is duidelijk dat deze bestemming van de tric.ula als oorlogswapen kwalijk past bij het vreedzame, ascetische karakter van de Guru en er zal dan ook, na alles wat vooraf is gegaan, geen uitvoerig bewijs meer nodig tot verdediging van de opvatting, dat de tricula als attribuut van de Guru dezelfde betekenis bezit die er in alle voorstellingen van het in het vorengaande besproken type aan wordt 88) Krom, HJCP, p. 270. ™) OJO LXIII en CXIII.
GURU, DRIETAND EN BRON.
133
toegekend, die dus van het werktuig bij uitnetnendheid om er bronnen mede te verwekken. Ter nadere adstructie van deze verklaring kan nog dienen het feit, dat de kamandalu, waterkruik, het tweede karakteristieke embleem van de Guru, gewoonlijk in combinatie met de drietand voorkomt, ja bij vele Guru-beelden aan de drietand is opgehangen als ware het om de saamhorigheid der beide voorwerpen en de door hen vertegenwoordigde voorstellingen op zijn duidelijkst te demonstreren. Zoals niet zelden geschiedt verruimt de iconographie ook hier onze gezichtskring en geeft zij ons dingen te verstaan die uit de geschreven bronnen alleen niet zijn op te maken. Dat men de als godheid vereerde figuur van de Guru zou hebben toegerust met een attribuut, dat zijn betekenis enkel en alleen zou hebben ontleend aan het te voorschijn roepen van a a r d s e bronnen, kan niet waarschijnlijk worden geacht. Er moet een grotere macht aan de tricula zijn toegekend, een diepere betekenis aan het verwekken van water uit de bodem zijn gehecht, dan die welke in verband staat met de bevrediging van stoflfelijke behoeften van nietige stervelingen. Welke die macht en die betekenis zijn laat zich niet moeilijk gissen. Parvati, de grote Cakti, die in de Kaqmirse legende door Civa's drietand uit de aarde wordt bevrijd, is een in wezen met Prakrti, de schepping en het geschapene, een ook met Prajfia, de hoogste geopenbaarde kennis, wier symbool is het boek. Zij vertoont zich in de gedaante van een bron, voortbrengende het levenswater, dat reinigt van de bezoedelende omgang met de Picaca's, hetzelfde water, dat in de Lombokse legende als de uit de hemel neergedaalde Ganges verschijnt en in het verhaal van Sunan Bonang zich vertoont als de boeken van de overwalse geleerde. Wie drinkt uit deze bron laaft zich aan oneindige kennis, communieert met de hoogste Cakti die de aanvang en het einde aller dingen is. Uit de over geheel Azie verspreide verhalen wordt nu ook duidelijk, waarom het een Guru moet zijn, die de bron van het heilige weten voor zijn volgelingen ontsluit. De Guru-maharsi immers is de verschijningsvorm van de hoogste godheid, die over vuur en water gebiedt so ) en de tovermacht bezit om deze elementen naar zijn wil of tot heil of ten verderve van de mensheid aan te wenden. Hij is de grote initiator in de geheimenissen van dood en leven; hij is het, die door de toediening 30
) Het Lingga-heiligdom van Dmaja, TBG LIV, p. 268.
134
GURU, DRIETAND EN BRON.
van het ontsterfelijkheidsvocht der geopenbaarde wijsheid de dood van het niet-weten overwint. En wat ten slotte de tric.ula betreft: het embleem van de Guru, de danda van de Balise priester, de bladnerf van Windusana, de lans van Singamangaradja, de drietand van Poseidon en de kromstaf der Christelijke heiligen, zij zijn in wezen, zo niet in oorsprong, een: het magischkrachtige werktuig waarvan de god of de heilige zich bedient om het ,,levend water" van de reinigende en verlossende bron van volmaakte kennis uit de duistere moederschoot der natuur te voorschijn te roepen. F. D. K. BOSCH.