Stadsmonitor -thema Sport-
Modules Sportdeelname bij volwassenen Sportdeelname bij jongeren Stedenvergelijking sporten en bewegen Sportaanbod Sportevenementen en topsport Bijlage: Bronnen
2 5 7 9 11 12
Versie: 11 september 2014 Gemeente Nijmegen Onderzoek en Statistiek contactpersoon: Ad Manders tel.: 024-329 22 77 / 024-329 98 89 (O&S) e-mailadres:
[email protected] www.nijmegen.nl (onderdeel gemeente > onderzoek en cijfers)
Stadsmonitor -thema Sport- 1
Sportdeelname bij volwassenen Onder de volwassenen Nijmegenaren groeit de sportdeelname nog steeds. Die groei heeft vooral te maken met de sterke toename van het aantal wandelaars, fietsers en hardlopers en met de toename van het aandeel dat buiten verenigingen en sportscholen om en niet wekelijks sport. De groei is relatief sterk in de aandachtsgebieden en bij de 65-plussers.
Sportdeelname opnieuw toegenomen Het aandeel volwassenen dat aan sport doet, is opnieuw toegenomen. Het aandeel dat wekelijks sport is licht gestegen: van 60% in 2011 naar 62% in 2013. Het aandeel dat één of enkele keren per maand sport is veel sterker gestegen: van 7% in 2011 naar 14% in 2013. In totaal doet nu 76% van de Nijmegenaren minstens één keer per maand aan sport (tegenover 65% in 2009 en 67% in 2011).
Figuur 1: Sportdeelname bij volwassen Nijmegenaren Bron: Burgerpeiling, O&S
Een belangrijke reden voor de toegenomen sportdeelname is dat de stijging van het aantal fietsende, wandelende en hardlopende Nijmegenaren zich sterk heeft doorgezet. Zo geeft nu 23% aan langere afstanden te wandelen, tegenover 8% in 2007. En 27% geeft aan bezig te zijn met toerfietsen, wielrennen of mountainbiken, tegenover 12% in 2007.
Stadsmonitor -thema Sport- 2
2007
2009
2011
2013
fitness
25%
27%
23%
30%
toerfietsen, wielrennen, mountainbiken
12%
13%
18%
27%
hardlopen
15%
15%
20%
26%
wandelen (langere afstanden)
8%
10%
13%
23%
zwemmen
8%
8%
6%
10%
tennis
7%
6%
7%
7%
veldvoetbal
5%
6%
5%
6%
Figuur 2: Meest beoefende sporten voor volwassen Nijmegenaren Bron: Burgerpeiling, O&S
Het percentage volwassenen dat lid is van een sportvereniging is de afgelopen jaren gelijk gebleven (23%). Landelijk nam het aantal volwassen mannen dat lid is van een sportvereniging in de periode 2009-2011 met 3,5% af, maar bij de vrouwen steeg het aantal met 3,5%. Ook het aandeel dat bij commerciële sportcentra sport is tamelijk stabiel (28%). Het aandeel volwassen Nijmegenaren dat actief is in een informele sportgroep (18%), ligt niet veel lager dan het aandeel dat lid is van een sportvereniging. Onder een informele sportgroep verstaan we een groep van minimaal drie personen, die buiten een sportvereniging of commerciële sportschool om aan sport doet. Verder is er een grote, sterk groeiende groep die ongeorganiseerd aan sport doet (51%), bijvoorbeeld alleen of met z’n tweeën wandelen, fietsen of hardlopen. Bij veel mensen is er sprake van een mix tussen georganiseerde en ongeorganiseerde sport. 60%
50%
40%
30% 51% 20% 28% 23%
10%
18%
0% ongeorganiseerd
bij commercieel sportcentrum
bij sportvereniging
met informele sportgroep
Figuur 3: Hoe sporten de volwassenen Nijmegenaren? Bron: Burgerpeiling 2013, O&S
Stadsmonitor -thema Sport- 3
Toename sportdeelname relatief groot bij 65-plussers en in aandachtsgebieden In de afgelopen tien jaar is de sportdeelname het sterkst gestegen bij de 65-plussers. Inmiddels is ruim zestig procent van hen minstens één keer per maand aan het sporten (tegenover 76% van alle volwassen Nijmegenaren). Met het stijgen van de leeftijd daalt het percentage mensen dat bij een vereniging of commerciële sportschool sport. Maar het percentage dat met een informele sportgroep of in ongeorganiseerd verband sport, verschilt niet veel per leeftijdscategorie. In de leeftijdscategorieën 35-49 jaar, 50-64 jaar en 65+ zijn er meer mensen die met een informele sportgroep sporten dan dat er bij een vereniging sporten. In 2011 constateerden we dat de groei van de sportdeelname in de voorgaande twee jaar relatief laag was in de aandachtsgebieden (de gebieden die bij de wijkaanpak extra aandacht krijgen vanwege het relatief grote aantal problemen/achterstanden). Deze keer is de groei juist relatief sterk in die aandachtsgebieden. Al met al is het aandeel volwassen dat minstens één keer per maand sport in de aandachtsgebieden (exclusief Nijmegen-Centrum, omdat dit een ander type aandachtsgebied is) gestegen van 58% in 2009 naar 67% in 2013; in de niet-aandachtsgebieden is dit aandeel gestegen van 70% naar 82%. Hierbij aansluitend zien we dat de sportdeelname relatief sterk is toegenomen bij mensen, die laag of middelbaar opgeleid zijn; van hen doet nu 64% minstens één keer per maand aan sport, tegenover 84% van de hoogopgeleiden.
Stadsmonitor -thema Sport- 4
Sportdeelname bij jongeren Bij de jongeren zien we een lichte groei van het percentage dat lid is van een sportvereniging. Kijkend naar het totale beweegpatroon zijn de verschillen naar opleidingsniveau niet heel groot: bij vmboleerlingen komt bewegingsarmoede iets vaker voor dan bij havo/vwo-leerlingen. Bij meisjes van nietwesterse herkomst komt bewegingsarmoede veruit het meest voor. De meest actuele cijfers over sportende jongeren stammen uit 2011, en die over kinderen tot 12 jaar uit 2009.
Lichte toename van aantal jongeren bij sportverenigingen Van de leerlingen in het voortgezet onderwijs doet 88% aan sport (schoolgym is hierbij niet meegerekend). Veel sportende jongeren zijn lid van een sportvereniging. Van de vo-leerlingen zit 71% bij een sportvereniging. Dat is een lichte stijging ten opzichte van 2002/2007 (68%). Daarbij hoort de opmerking dat het percentage sportclubleden in de lagere klassen groter is dan in de hogere klassen. Ook landelijk is het aantal jeugdleden in de periode 2009-2011 gestegen, vooral bij meisjes (+9%, tegenover +3% bij de jongens). vmbo-leerlingen zijn minder vaak lid van een sportvereniging (59%) dan havo/vwo-leerlingen (77%). In 2002 werd ongeveer hetzelfde verschil gemeten. Van de basisscholieren zit 74% bij een sportvereniging. Over de populariteit van verschillende soorten sporten bij de Nijmeegse jeugd hebben we geen recente cijfers. Gegevens uit 2008 laten zien dat voetbal, danssport, hockey, vecht- en verdedigingssporten, tennis en paardensport bij de Nijmeegse jongeren de meest beoefende sporten in verenigingsverband zijn. Landelijke cijfers laten zien dat steeds meer meisjes gaan voetballen. Ook bij andere teamsporten - hockey, basketbal en ijshockey - groeide het aantal leden. Achteruitgang is er bij de semi-individuele sporten (onder meer bij tennis en judo).
Verschillen naar opleidingsniveau voor het totale beweegpatroon Het dagelijks bewegen, zoals het fietsen naar school, levert verhoudingsgewijs de grootste bijdrage aan het beweegpatroon van middelbare scholieren, gevolgd door het sporten. Van de Nijmeegse middelbare scholieren gaat 89% op de fiets of lopend naar school. Van de middelbare scholieren sport en beweegt 67% minimaal 7 uur per week, 24% 3 tot 7 uur per week en 9% minder dan 3 uur per week. Vmbo-leerlingen zitten minder vaak dan havo/vwo-leerlingen bij sportverenigingen, maar doen meer aan sport buiten sportverenigingen om. Al met al sporten en bewegen vmbo-leerlingen gemiddeld genomen wat minder dan de havo/vwo-leerlingen, maar het verschil is niet heel groot. Van de vmbo-leerlingen doet 64% minstens 7 uur per week aan sport en bewegen, en van de havo/vwo-leerlingen 69%. Het aandeel dat heel weinig sport en beweegt (minder dan 3 uur per week) ligt voor de vmbo-leerlingen op 12% en voor de havo/vwo-leerlingen op 7%. Voor drie viercijferige postcodegebieden in Nijmegen geldt dat het aandeel vo-leerlingen met bewegingsarmoede tussen de 15 en 21% ligt: 6511 (Nijmegen-centrum), 6535 (Hatert) en 6542 (Wolfskuil vormt het grootste deel van dit postcodegebied).
Stadsmonitor -thema Sport- 5
Figuur 4: Aantal uur per week dat leerlingen sporten en bewegen, naar opleidingsniveau Bron: E-MOVO 2011, GGD Regio Nijmegen
Bij de kinderen tot 12 jaar levert het buiten spelen naar verhouding de grootste bijdrage aan het beweegpatroon, gevolgd door sporten bij een club of vereniging, schoolgym en het fietsen of lopen naar school. Het aandeel dat minimaal 7 uur per week sport en beweegt is wat groter dan bij de middelbare scholieren (72%). Kinderen uit gezinnen met een lage sociaal-economische status zijn minder vaak lid van een sportclub, maar spelen vaker buiten. Dit verklaart waarom er geen significante verschillen naar sociaal-economische status worden gemeten voor het totale beweegpatroon van de kinderen. Bij gezinnen, waarin men grote moeite heeft met het financieel rondkomen, ligt het percentage kinderen dat geen lid is van een sportvereniging duidelijk hoger dan gemiddeld.
Lage sportdeelname bij meisjes van niet-westerse herkomst In het verleden hebben we al vaker gegevens gepresenteerd waaruit blijkt dat de sportdeelname bij de jeugd het laagst is bij meisjes van niet-westerse herkomst. De meest actuele cijfers hierover stammen uit 2011: van de meisjes van niet-westerse herkomst in het voortgezet onderwijs is 40% lid van een sportvereniging, tegenover 71% van alle vo-leerlingen; 38% sport buiten een vereniging om, tegenover 51% van alle voleerlingen; 20% beweegt minder dan drie uur per week, tegenover 8,5% van alle vo-leerlingen.
Stadsmonitor -thema Sport- 6
Stedenvergelijking sporten en bewegen Bureau Onderzoek en Statistiek werkt met een vaste set benchmarksteden: Arnhem, Eindhoven, Enschede, Groningen, Leiden, Maastricht, Tilburg. Ten opzichte van die steden wordt er in Nijmegen naar verhouding veel aan sporten en bewegen gedaan. Vormen van sporten en bewegen die in Nijmegen meer dan gemiddeld beoefend worden zijn hardlopen, wandelen en hockey.
Relatief veel Nijmegenaren sporten en bewegen Najaar 2012 hebben de GGD’en, het CBS en het RIVM voor het eerst gezamenlijk een landelijk onderzoek verricht naar de gezondheid en leefstijl van volwassenen. Uit dat onderzoek blijkt dat 70% van de volwassenen Nijmegenaren voldoet aan de norm gezond bewegen (minimaal een half uur matig intensieve lichamelijke activiteit op minimaal vijf dagen van de week). In Groningen is dit percentage hoger (74%), maar in de andere steden varieert dit percentage tussen de 61 en 67%. Het gemiddelde voor de benchmarksteden ligt op 66%. Tevens zien we in Groningen het laagste aandeel volwassenen met overgewicht (37%). Nijmegen volgt op de tweede plaats (40%) en in de overige steden varieert het aandeel met overgewicht tussen de 41 en 49%. Het gemiddelde voor de benchmarksteden ligt op 43%.
Groningen
74%
NIJMEGEN
70%
Leiden
67%
Tilburg
66%
Arnhem
63%
Eindhoven
63%
Enschede
62%
Maastricht
61%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
Figuur 5: Percentage volwassenen dat voldoet aan de norm gezond bewegen Bron: Gezondheidsmonitor 2012, GGD’en/RIVM/CBS
Ook ten opzichte van de regio scoort Nijmegen op de bovengenoemde punten relatief gunstig. Van alle gemeenten in de regio heeft Nijmegen het hoogste percentage volwassenen dat voldoet aan de norm gezond bewegen (70% tegenover 66% gemiddeld in Gelderland-Zuid), het laagste percentage volwassenen met overgewicht (40% tegenover 47% gemiddeld in Gelderland-Zuid) en ook het laagste percentage met ernstig overgewicht (10% tegenover 12% gemiddeld in Gelderland-Zuid).
Stadsmonitor -thema Sport- 7
De fitnorm is een zwaardere norm dan de norm gezond bewegen (tenminste drie keer per week gedurende minimaal 20 minuten zwaar intensieve lichamelijke activiteit). Hiervoor scoort Nijmegen licht bovengemiddeld: in Nijmegen voldoet 24% aan deze norm, tegenover 23% gemiddeld in Gelderland-Zuid. Cijfers uit Cendris Streetlife (opgenomen in de Nationale Atlas Volksgezondheid) laten zien dat er in Nijmegen relatief weinig huishoudens zijn waar niet aan sport gedaan wordt (48% tegenover 50% gemiddeld in de benchmarksteden). Ook in Groningen en Leiden is het aandeel niet sportende huishoudens relatief laag (47-48%). In de andere steden varieert dit aandeel tussen de 50 en 53%.
Meer hardlopers en wandelaars en meer leden van hockey- en atletiekverenigingen Het aantal huishoudens waarin wordt getrimd/hardgelopen, is in Nijmegen relatief hoog (12,5% tegenover 10,2% gemiddeld voor de benchmarksteden). Dat geldt ook voor het aantal huishoudens waarin wordt gewandeld (39,6% tegenover 36,9% gemiddeld voor de benchmarksteden). Voor zwemmen, mountainbiken/wielrennen, fitness en schaatsen is het beeld meer gemiddeld (Bron: Cendris Streetlife). Verder zijn in Nijmegen relatief wat meer personen lid van hockey- en atletiekverenigingen en relatief wat minder personen lid van zwemverenigingen en golfclubs. Voor het lidmaatschap van verenigingen binnen de sporttakken voetbal, tennis, gymnastiek, paardensport en volleybal sluiten de Nijmeegse cijfers meer aan bij het gemiddelde voor de benchmarksteden (Bron: KISS, NOC*NSF). In Nijmegen ligt het percentage personen, dat lid is van 1 of meer bij sportbonden aangesloten sportverenigingen (19,2%) in de buurt van het gemiddelde voor de benchmarksteden (19,6%) (Bron: KISS, NOC*NSF). In zijn algemeenheid zien we dat in studentensteden een lager percentage lid is van bij sportbonden aangesloten verenigingen (landelijk percentage: 24%). Dat heeft te maken met de studentenpopulatie in die steden. Studentensportverenigingen zijn (veelal) niet aangesloten bij sportbonden en een deel van de studenten sport in het weekend nog in de woonplaats van de ouders. In Nijmegen wonen tussen de 20.000 en 25.000 studenten op een bevolking van ruim 168.000. Verder zien we in zijn algemeenheid dat er in steden relatief veel huishoudens met een lagere sociaaleconomische status wonen. Bekend is dat het percentage sportverenigingsleden onder deze groep relatief laag is.
Stadsmonitor -thema Sport- 8
Sportaanbod Bij de meeste sportverenigingen is het aantal leden op peil gebleven. Ten opzichte van 2009 zijn er meer sportverenigingen met financiële knelpunten en zijn er minder verenigingen met een tekort aan vrijwilligers. Wel is de behoefte aan extra vrijwilligers nog steeds groot. Bij Nijmegenaren is er de nodige bereidheid om zich in hun vrije tijd voor sportverenigingen te gaan inzetten. Het aantal informele sportgroepen is toegenomen. De behoefte aan ondersteuning door de gemeente is bij deze groepen beperkt.
Toename financiële knelpunten bij sportverenigingen De sportverenigingsmonitor 2013 laat de volgende ontwikkelingen zien:
Bij de meeste verenigingen is het aantal leden op peil gebleven. Dit sluit aan bij de bevindingen uit het bevolkingsonderzoek (percentage lid van sportverenigingen vrij stabiel). Het percentage verenigingen met te weinig vrijwilligers is licht afgenomen (van een derde in 2009 naar een kwart in 2013). Wel is nog steeds een meerderheid van de verenigingen op zoek naar vrijwilligers voor diverse taken. Een tekort aan vrijwilligers komt relatief veel voor bij hockeyverenigingen, zwemverenigingen en voetbalverenigingen. Bevolkingsonderzoek (Burgerpeiling 2013) laat zien dat het aantal volwassen Nijmegenaren, dat zich als vrijwilliger voor een sportvereniging inzet, is gestegen naar 8,5%. Bij eerdere metingen lag dat percentage rond de 6% (6,5% in 2011). Aan de volwassen Nijmegenaren is gevraagd of ze zich in hun vrije tijd (meer) willen gaan inzetten voor sportverenigingen: 7% heeft daar positief op gereageerd, van wie het grootste deel met enig voorbehoud (wil dat “misschien” gaan doen). Een meerderheid van die 7% is nu nog niet als vrijwilliger bij een sportclub actief. In totaal is voor zestien vormen van vrijwillige inzet voor de samenleving gevraagd of men eventueel bereid is daar meer tijd in te steken. Inzet voor sportverenigingen behoort tot de meest aangevinkte taken. Meer verenigingen dan bij de vorige meting (2009) hebben in de afgelopen jaren hun financiële situatie zien verslechteren. Bij circa veertig procent van de verenigingen is de huidige financiële situatie niet gezond (‘niet gezond, niet ongezond’ of ‘ongezond’). Hierbij aansluitend zien we dat in de ranglijst van meest genoemde knelpunten bij verenigingen ‘knelpunten m.b.t. de financiën’ gestegen zijn van de zesde plaats in 2009 naar de eerste plaats in 2013. Diverse verenigingen geven aan dat ze de afgelopen jaren op de kosten bezuinigd hebben en de contributies hebben verhoogd. In combinatie met hogere kosten voor huur/onderhoud van de accommodaties en de afname van subsidies en sponsorgeld, betekent dat dat de rek er bij een deel van de verenigingen uit is. In de ranglijst van de meest genoemde verenigingsambities voor de komende jaren zijn ‘verbeteringen m.b.t. de accommodatie’ gezakt van de vierde plaats in 2009 naar de achtste plaats in 2013. Dat neemt niet weg dat diverse clubs knelpunten m.b.t. de accommodatie noemen. Deels gaat het daarbij om grotere, deels om kleinere knelpunten. Niet veranderd is dat ‘groei (meer leden en vrijwilligers)’ en ‘sport blijven bieden op prestatief en recreatief niveau’ de meest genoemde ambities zijn. Een meerderheid van de verenigingen denkt bij het verwezenlijken van ambities en het oplossen van knelpunten ondersteuning nodig te hebben. Daarbij is ‘de gemeente’ het meest genoemd, gevolgd door ‘vrijwilligers’, ‘scholen/onderwijsinstellingen’, ‘sponsoren’ ‘nationale sportbonden’ en ‘andere sportverenigingen in de stad’. De aandacht bij verenigingen voor maatschappelijke thema’s rondom het sporten (respect/normen en waarden, fair play/sportief gedrag en integratie) is toegenomen.
Stadsmonitor -thema Sport- 9
Beperkte ondersteuningsbehoefte bij informele sportgroepen Najaar 2012 is er een onderzoek gehouden onder de leden van het digitaal stadspanel, die actief zijn in een informele sportgroep (een groep van minimaal 3 personen, die buiten een sportvereniging of commerciële sportschool om aan sport doet). Veel respondenten geven aan dat ze minder of niet zouden sporten, als ze niet bij een informele sportgroep zouden kunnen sporten. Redenen om voor een informele sportgroep te kiezen zijn het laagdrempelige karakter, de stimulerende werking van de groep, de lage kosten en sociale aspecten (netwerk vergroten; ook contact met elkaar buiten het sporten om). Bij informele sportgroepen is de behoefte aan ondersteuning door de gemeente beperkt. Een ruime meerderheid van de respondenten (81%) geeft aan dat hun informele sportgroep geen ondersteuning nodig heeft. Van de gemeente verwachten de respondenten vooral a. een faciliterende rol - accommodaties die gebruikt kunnen worden door informele sportgroepen en voorzieningen in de openbare ruimte - en b. een ondersteunende rol bij de promotie van het sporten in informele groepen. Het aantal respondenten, dat wil dat de gemeente zich nadrukkelijker met informele sportgroepen gaat bemoeien en meer het voortouw neemt, is veel kleiner. De deelnemers aan informele sportgroepen sporten deels meer in de buurt van hun woonadres en deels verder weg. Ruim zeventig procent van de respondenten geeft aan dat hun sportgroep in Nijmegen sport. Ruim de helft daarvan noemt één of meer locaties in het stadsdeel waar men woont. De rest noemt één of meer locaties buiten het stadsdeel waar men woont. Bijna de helft van de respondenten geeft aan dat hun sportgroep (ook of alleen) buiten Nijmegen sport. Informele groepen, die zwemsport, teamsporten in de zaal, racketsporten en fitness/gymnastiek beoefenen, doen dat vooral in Nijmegen. De groepen, die fietsen/wielrennen/mountainbiken en wandelen, doen dat meer buiten dan in de stad. En de groepen, die hardlopen, doen dat zowel in als buiten de stad. De Sportverenigingsmonitor 2013 laat zien dat diverse verenigingen bereid zijn om ondersteuning te bieden aan informele sportgroepen. Meer dan de helft van de verenigingen, die gebruik maken van buitensportvelden, staat onder voorwaarden positief tegenover het gebruik door informele sportgroepen van de sportvelden en de kleed- en doucheruimtes. Daarbij gaat het relatief vaak om tennis- en voetbalverenigingen. Verder vinden 4 op de 10 verenigingen met eigen trainers het (onder voorwaarden) goed als informele sportgroepen hun trainers benaderen. Een behoorlijk deel van de informele sportgroepen waar de respondenten bij sporten, bestaat nog niet zo lang. Dit duidt op een groei van deze manier van sporten. Bevolkingsonderzoek laat zien dat ook het sporten in ongeorganiseerd verband is toegenomen. Die groei is - over het geheel genomen - niet ten koste gegaan van sportverenigingen en heeft geleid tot een groeiende sportdeelname in de stad.
Stadsmonitor -thema Sport- 10
Sportevenementen en topsport De Nijmeegse loopevenementen zijn onverminderd populair. De prestaties van de topsportclubs zijn veelal bescheiden.
Drie populaire loopevenementen De Zevenheuvelenloop en de Marikenloop blijven veel hardlopers trekken. In 2013 kwam bij de Zevenheuvelenloop een recordaantal van 26.486 lopers over de streep. En bij de Marikenloop finishte in 2014 11.886 vrouwen. Ook de Vierdaagse, met 43.013 gestarte deelnemers in 2014, is onverminderd populair.
Bescheiden prestaties van topsportclubs Voetbalclub NEC degradeerde aan het einde van seizoen 2013/2014 naar de Jupiler League. De dames van hockeyclub Nijmegen eindigden in 2014 op de 11e plaats van de hoofdklasse. Twee andere dameshockeyteams spelen op het één na hoogste niveau, namelijk in de overgangsklasse (Union en QZ). Ook bij de heren telt Nijmegen twee teams in de overgangsklasse (Union en Nijmegen). IJshockeyclub Nijmegen Devils speelt in de eerste divisie. De heren van volleybalvereniging Vocasa spelen op het een na hoogste niveau, namelijk in de topdivisie. Top Judo Nijmegen doet jaarlijks bij verschillende nationale titeltoernooien mee om de podiumplaatsen. Belangrijke topsportevenementen, die jaarlijks in de stad plaatsvinden, zijn de eerder genoemde loopevenementen, enkele nationale titeltoernooien judo en het atletiekevenement Nijmegen Global Athletics.
Stadsmonitor -thema Sport- 11
Bijlage: Bronnen • • • • • • •
Burgerpeiling 2013, O&S Sportverenigingsmonitor 2013, O&S E-MOVO 2002, 2007, 2011, GGD Regio Nijmegen Kindermonitor 2009, GGD Regio Nijmegen Volwassenen- en ouderenmonitor 2012-2013, GGD Gelderland-Zuid Notitie over informele sportgroepen in Nijmegen, 2013, O&S Statistieken: Nationale Atlas Volksgezondheid, Cendris Streetlife, KISS - NOC*NSF, CBS Statline, juli 2014
Stadsmonitor -thema Sport- 12