HANDLEIDING
Stadsdeelgerichte Aanpak Discriminatie
HANDLEIDING
Stadsdeelgerichte Aanpak Discriminatie Sofia Gerards
Bureau Discriminatiezaken Hollands Midden en Haaglanden Maart 2011
Voorwoord Discriminatie is een onderwerp waar iedereen wel wat over te zeggen heeft of wel eens ervaren heeft, hetzij op directe wijze, hetzij op indirecte wijze, hetzij gegrond, hetzij ongegrond. Mensen roepen: “Ik voel me gediscrimineerd!” en termen als ‘positieve discriminatie’, ‘racisme’ en ‘uitsluiting’ zijn actueel en veelgebruikt. Maar wat is discriminatie nu precies? Is er een wettelijke bescherming tegen discriminatie? Waar kun je terecht als je discriminatie ervaart in je directe leefomgeving? En hoe kun je discriminatie voorkomen? Uit onderzoek blijkt dat de antwoorden op deze vragen toch niet zo voor de hand liggen voor de meeste mensen. Deze handleiding Stadsdeelgerichte Aanpak Discriminatie is gebaseerd op een pilot die in op dracht van de gemeente Den Haag en het Ministerie van VROM (WWI) is uitgevoerd door Bureau Discriminatiezaken in de acht stadsdelen van Den Haag met als doel om discriminatie in de woonomgeving meer op de kaart te zetten en op interactieve wijze samen met wijkbewoners en lokale organisaties discriminatie te voorkomen en te bestrijden door vroegtijdige signalering. De woonomgeving is namelijk naast de arbeidsmarkt het maatschappelijke terrein waar discrimina tie het meest voorkomt. Den Haag zal niet de enige stad zijn waar behoefte is om meer stadsdeelgericht en kleinscha liger te werk te gaan, teneinde inwoners beter van dienst te kunnen zijn wanneer er discrimi natie ervaren wordt. Bureau Discriminatiezaken deelt daarom graag de opgedane ervaringen tijdens dit traject. De handleiding is zo opgebouwd dat een dergelijk antidiscriminatie traject binnen iedere gemeente of stadsdeel uitgezet kan worden, in zijn geheel of onderdelen hiervan. In de inleiding wordt als achtergrond de definiëring en het wettelijk kader van discriminatie beschreven. Vervolgens wordt de opbouw van het traject toegelicht en het daarop gebaseerde stappenplan om een dergelijk traject uit te zetten in uw gemeente of stadsdeel. Het stappenplan bestaat uit vier onderdelen, te beginnen met het voortraject, dan het plan van aanpak, waarna de implementatie van start gaat en er uiteindelijk een evaluatie en monitoring plaatsvindt. Wij hebben met plezier aan dit project gewerkt en zijn ervan overtuigd dat een stadsdeel gerichte aanpak van discriminatie leidt tot een succesvolle bestrijding en voorkoming van discriminatie in de woonomgeving. Iedere bewoner kan daaraan zijn of haar steentje bijdragen in gezamenlijke verantwoordelijkheid. Wij hopen dan ook dat deze handleiding iets voor uw gemeente of organisatie kan betekenen! Gert-Jan Ankoné Directeur Bureau Discriminatiezaken Hollands Midden en Haaglanden
handleiding
Stadsdeelgerichte Aanpak Discriminatie
Inhoudsopgave Inleiding
4
Wat is discriminatie? Wettelijk kader Schets probleemstelling Opbouw traject
4 7 8 9
STAP 1. Onderzoek
11
1.1 Projectomgeving definiëren 1.2 Doelstelling formuleren
11 13
STAP 2. Plan(nen) van Aanpak
16
2.1 Communicatieplan 2.2 Personeelsplan 2.3 Activiteitenplan 2.4 Financieel plan
17 19 21 21
STAP 3. Implementatie
23
3.1 Uitbreiding kennis over discriminatie onder stadsdeelbewoners 3.2 Verhoging meldbereidheid (tegengaan onderrapportage) 3.3 Verbetering zichtbaarheid antidiscriminatievoorziening 3.4 Grotere betrokkenheid stadsdeelbewoners en professionals 3.5 Discriminatie in kaart gebracht en geactualiseerd
23 25 26 27 28
STAP 4. Evaluatie en Monitoring
29
4.1 Gedurende het traject 4.2 Haalbaarheid 4.3 Eindevaluatie en Voortzetting
29 30 31
Literatuur
35
Bijlagen
37
handleiding
Stadsdeelgerichte Aanpak Discriminatie
Inleiding Wat is discriminatie? Er bestaan verschillende definities van discriminatie, afhankelijk van het doel waar ze voor gebruikt worden. Zo zijn er verschillen tussen definities in internationale verdragen en definities in de Nederlandse wet- en regelgeving. Niet in ieder land wordt bijvoorbeeld homofobie als een vorm van discriminatie gezien. Daarnaast worden in wetenschappelijke kringen verschillende definities gehanteerd. Discriminatie betekent letterlijk ‘het maken van onderscheid’, in de breedste zin van het woord. Op maatschappelijk-juridisch vlak wordt discriminatie geassocieerd met personen en menselijk handelen. In deze handleiding wordt in algemene zin onder discri minatie verstaan:
Het maken van ongeoorloofd onderscheid of ongelijke behandeling op grond van godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, leeftijd, seksuele geaardheid of op welke andere grond dan ook.
Discriminatie kan zich voordoen op individueel niveau in de directe omgeving of op structureel niveau in beleid van instellingen, wetgeving e.d. Daarbij kan sprake zijn van directe discriminatie waarbij de grond expliciet wordt genoemd en indirecte discriminatie, waarbij een ogenschijnlijk objectief criterium tot uitsluiting leidt van een specifieke groep. direct
indirect
individueel
Een man in een rolstoel wordt afgewezen na sollicitatie vanwege zijn handicap, hoewel deze handicap hem niet ongeschikt maakt voor de functie.
Een meisje met een hoofddoek wordt de toegang tot een openbare school ontzegd, omdat hoofddeksels niet toegelaten zijn.
structureel
Een woningcorporatie weigert mensen met een allochtone achtergrond een woning in een bepaalde omgeving aan te bieden.
Een bedrijf heeft in het pensioenreglement opgenomen dat parttimers niet in aanmerking komen voor een pensioenverzekering. Echter meer vrouwen dan mannen zijn parttimers, dus is dit indirecte discriminatie op grond van geslacht.
handleiding
Stadsdeelgerichte Aanpak Discriminatie
Gronden De discriminatiegrond waar de meeste klachten – geregistreerd door Politie Haaglanden en het Bureau Discriminatiezaken – betrekking op hebben, is ras. Ras is een juridische term die, in overeenstemming met internationale verdragen en jurisprudentie, breed dient te worden uitge legd. Het omvat huidskleur, afkomst en nationale of etnische afstamming. Daarnaast zijn er de volgende gronden: • • • • • • • • • •
Godsdienst Levensovertuiging Politieke gezindheid Geslacht Hetero- of homoseksuele gerichtheid Handicap of chronische ziekte Burgerlijke staat Leeftijd Arbeidsduur Bepaalde en onbepaalde tijd (contract)
Maatschappelijke terreinen Discriminatie kan zich op verschillende maatschappelijke terreinen voordoen. De terreinen waarop de meeste geregistreerde klachten betrekking hebben 1 zijn: • • • • •
Arbeidsmarkt (werving & selectie, ongelijke behandeling op werkvloer) Collectieve voorzieningen (overheid, gezondheidszorg, uitkeringsinstanties) Buurt/wijk (burenruzies, buurtgerelateerde conflicten) Publieke ruimte (scheldpartijen, discriminerende uitingen of bekladdingen) Commerciële dienstverlening (bejegening door winkelpersoneel, uitsluiting van dienstverlening)
Minder vaak betreffen discriminatieklachten: • Politieoptreden (bejegening, niet opnemen van aangiften) • Horeca (deurbeleid van een uitgaansgelegenheid) • Onderwijs (verhouding tussen leerlingen onderling, bejegening door docenten, toelatingsbeleid, afgegeven adviezen door scholen) • Media (als discriminatoir ervaren berichtgeving en reclame-uitingen) • Politieke en publieke opinie (uitspraken van politici of andere publieke figuren, columns en andere uitingen in het publieke debat) • Huisvesting (handelen of het nalaten van handelen van woningbouwcorporaties, wijze van bemiddeling en toewijzing) • Privésfeer (discriminatoire bejegening binnen relaties of familieverbanden) • Sport en recreatie (scheldpartijen op het sportveld, (on)toegankelijkheid sportverenigingen voor bepaalde groepen) 1 Hierbij is uitgegaan van de situatie in Hollands Midden en Haaglanden, maar landelijke kerncijfers tonen aan dat dit ook landelijk gezien grotendeels de situatie is (zie www.art1.nl)
handleiding
Stadsdeelgerichte Aanpak Discriminatie
Deze handleiding is gericht op discriminatie in de woonomgeving. We rekenen daartoe discrimi natie in de buurt of wijk, discriminatie in de publieke ruimte en discriminatie met betrekking tot huisvesting. Klachten over discriminatie in de buurt of wijk betreffen meestal burenruzies, waarbij vooral de gronden ras en hetero- of homoseksuele gerichtheid een rol spelen. Daarnaast kan het gaan om scheldpartijen en bekladdingen met een discriminatoir karakter, bewust aangebracht op een specifieke locatie in de buurt of wijk (‘doelbekladdingen’). Of het betreft ondernomen buurtacties tegen de aanwezigheid of komst van bepaalde gezinnen of buurtacties tegen de bestemming van een bepaald gebied voor bijvoorbeeld een moskee, een asielzoekerscentrum of ‘polenbarakken’. Discriminatie in de publieke ruimte betreft meestal bekladdingen die niet op een specifiek doel zijn aangebracht (op bankjes, viaducten, elektriciteitshuisjes etc.) en scheldpartijen op straat. Klachten over huisvesting gaan vooral over het handelen van woningcorporaties met betrekking tot woonruimtebemiddeling en toewijzing van woningen, waarbij eisen op grond van leeftijd, inkomen en gezinssamenstelling gehanteerd worden. Of het betreft klachten over uitsluiting en bejegening op grond van ras door woonconsulenten en woonruimtebemiddelaars. Bron: Kik & Spoelstra (2009)
Uitingsvormen Wat betreft de vormen waarin discriminatie zich manifesteert kunnen er in de praktijk vier worden onderscheiden: • • • •
Omstreden behandeling Vijandige bejegening Bedreiging Geweldpleging
Bij omstreden behandeling gaat het om belemmering of ontzegging van toegang tot voorzieningen, uitsluiting, afwijzing of toepassing van regels die discriminatie tot gevolg hebben. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het weigeren van de toegang tot discotheken of het uitsluiten van mensen voor bepaalde woningen of wijken. Vijandige bejegening betreft het uiten van opvattingen, gedragingen en daden waarbij sprake is van (vermeend) discriminatoir onderscheid. Dit kan gaan om bijvoorbeeld beledigende, denigre rende of stigmatiserende uitspraken of pesterijen, zoals suggestieve opmerkingen, geruchten verspreiden, treiteren, lastig vallen en het in diskrediet brengen van mensen. Ook het maken van grappen of grappig bedoelde toespelingen op iemands afkomst, godsdienst of seksuele gerichtheid kan als een vorm van vijandige bejegening worden ervaren. Ook als degene die het betreft ‘hartelijk’ meelacht. Bedreiging heeft betrekking op het uiten van dreigementen of het dreigen kwaad te berokkenen aan iemand, waarbij wordt gerefereerd aan een discriminatiegrond. Bij geweldpleging gaat het om pogingen tot geweld of daadwerkelijk geweld waarbij discriminatie een rol speelt (als motief of als bijkomend feit).
handleiding
Stadsdeelgerichte Aanpak Discriminatie
Wettelijk kader Grondwet Discriminatie is in Nederland verboden. Uitgangspunt vormt Artikel 1 van de Grondwet:
"Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan".
De grondwet in Nederland moet in de eerste plaats worden gelezen als een algemeen kader waarin de spelregels voor de samenleving zijn vastgelegd. In tegenstelling tot veel andere landen worden in de Nederlandse rechtspraak wetten niet aan de Grondwet getoetst. Het Strafrecht en het Burgerlijk Wetboek zijn dus geen afgeleiden van de Grondwet, maar moeten als nadere uitwerking beschouwd worden.
Strafrecht Discriminatie is opgenomen in een aantal artikelen in het Wetboek van Strafrecht: 137c (beledi ging van bevolkingsgroep), 137d (aanzetting tot haat, discriminatie of geweld), 137e (openbaar making discriminerende uitlatingen), 137f (deelnemen aan of steunen van activiteiten gericht op discriminatie) en 137g en 429quater (achterstelling bij beroep of bedrijf). In deze artikelen zijn de volgende discriminatiegronden opgenomen: godsdienst, levensovertuiging, ras, geslacht, seksuele gerichtheid en handicap. Discriminatie kan ook een rol spelen bij andere delicten, bijvoorbeeld als motief. Dergelijke gevallen van belediging, uitschelden en fysiek geweld worden ‘commune delicten met discrimi natoire inslag’ genoemd. Relevante artikelen in het Wetboek van Strafrecht in deze zijn onder andere: Artikel 141 (openlijke geweldpleging), Artikel 285 (bedreiging met geweld), Artikel 300 (mishandeling), Artikel 301 (mishandeling met voorbedachte rade), Artikel 302 (zware mishan deling), Artikel 303 (zware mishandeling met voorbedachte rade) en 350 (vernieling).
Wetgeving Gelijke Behandeling In de Algemene Wet Gelijke Behandeling (AWGB) uit 1994 zijn de volgende discriminatiegronden opgenomen: Godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, nationaliteit, homo- of heteroseksuele gerichtheid en burgerlijke staat. Kort gezegd houdt deze wet in dat op de genoemde gronden geen onderscheid gemaakt mag worden op het gebied van: • de arbeidsmarkt • het aanbieden van goederen en diensten • onderwijs Naast de AWGB kent het burgerlijk recht nog een aantal andere wetten die ongelijke behande ling verbieden, zoals de Wet Gelijke Behandeling op grond van leeftijd (WGBl) en de Wet Gelijke Behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (WGBh/cz). Deze wetten zijn verge lijkbaar met de AWGB, maar hebben een beperktere reikwijdte. Het belangrijkste verschil is dat het aanbieden van goederen en diensten wel binnen de reikwijdte van de AWGB valt, maar niet
handleiding
Stadsdeelgerichte Aanpak Discriminatie
binnen de reikwijdte van wetten als de WGBl en de WGBh/cz. Voorbeeld: Een discotheek houdt een maximum leeftijdsgrens aan van 21 jaar. Dit lijkt leeftijdsdiscriminatie, maar omdat het om het aanbieden van een dienst gaat is het volgens de wet geen discriminatie. Ten tijde van de druk van deze handleiding is er een conceptwetsvoorstel gedaan om de aparte wetten van ongelijke behandeling op te nemen in de algemene wet onder de noemer Integratie wet AWGB. Dit zou moeten leiden tot een betere kenbaarheid en toegankelijkheid van de gelijke behandelingswetgeving. Daarnaast zou het nauwer aansluiten bij de formuleringen binnen de Europese Richtlijnen, waardoor vergelijking gemakkelijker wordt. De Commissie Gelijke Behande ling heeft een advies uitgebracht op het wetsvoorstel. De Tweede Kamer heeft nog geen besluit genomen.
Wet Gemeentelijke Antidiscriminatievoorziening De Wet Gemeentelijke Antidiscriminatievoorziening (WGA) is in 2009 aangenomen en heeft ten doel erin te voorzien dat de burger zoveel mogelijk in zijn directe leefomgeving bijstand kan vinden als hij of zij zich gediscrimineerd voelt. De WGA bevat de verplichting voor het college van burgemeester en wethouders van iedere gemeente om de ingezetenen van hun gemeente toegang te verlenen tot een antidiscriminatievoorziening, ook wel afgekort tot ADV. Een anti discriminatievoorziening is een verzamelbegrip dat gebruikt wordt om een meldpunt aan te duiden dat in ieder geval voorziet in twee taken: Bijstand en registratie. Met deze wet wordt de toegang voor iedere burger tot een antidiscriminatievoorziening gewaarborgd, om zodoende te komen tot een sluitende keten van landelijke en lokale voorzieningen inzake discriminatie bestrijding. 2 Voor de gemeenten in de regio’s Haaglanden en Hollands Midden vormt Bureau Discriminatiezaken de antidiscriminatievoorziening en fungeert daarmee als meldpunt dat naast bijstand en registratie van klachten, voorlichting en projecten ontwikkelt en uitvoert en beleidsadvisering en onderzoek verricht.
Schets probleemstelling Na de arbeidsmarkt komt discriminatie het meest voor in de woonomgeving. Tegelijkertijd lijkt het aantal geregistreerde klachten en meldingen niet in verhouding tot de signalen uit het veld en onderzoek naar ervaren discriminatie. Discriminatie in de woonomgeving wordt vaak niet als zodanig herkend. Dit komt door gebrek aan kennis over het concept of omdat discriminatie bijvoorbeeld een gevolg van een conflict is met een andere ontstaansgeschiedenis. Ook blijken bewoners vaak niet (voldoende) op de hoogte te zijn van het bestaan van een meldpunt en het feit dat melden effect heeft, ook anoniem. Of mensen willen hun negatieve ervaring liever zo snel mogelijk vergeten en kiezen ervoor geen melding te doen. Omdat discriminatie niet wordt onderkend of gemeld, wordt het vinden van een oplossing van het probleem of de conflictsitu atie bemoeilijkt, wat kan leiden tot escalatie en onomkeerbare gevolgen.
2 Zie website van de Eerste Kamer: www.eerstekamer.nl/wetsvoorstel/31439_wet_gemeentelijke
handleiding
Stadsdeelgerichte Aanpak Discriminatie
Opbouw traject De Stadsdeelgerichte Aanpak Discriminatie is in de vorm van een tweejarige pilot in de acht stadsdelen van Den Haag uitgezet om discriminatie in de woonomgeving en het discriminatie meldpunt als laagdrempelige voorziening voor de inwoners meer op de kaart te zetten. Deze wens kwam vanuit de gemeente Den Haag, die vervolgens het project gecofinancierd heeft met het Ministerie van VROM (WWI). De pilot heeft plaatsgevonden in de periode van oktober 2008 – december 2010. Vanaf 2011 is het project integraal ondergebracht binnen de reguliere werk zaamheden van het Bureau Discriminatiezaken. Van belang bij een dergelijk project is een constante kritische blik en de flexibiliteit om traject onderdelen bij te stellen, indien nodig. Er is immers een zekere afhankelijkheid van de mede werking van stadsdeelbewoners en lokale organisaties. Hoe deze samenwerking of interactie verloopt is niet exact te voorspellen. Er is veel onderzoek gedaan naar gebiedsgericht werken en de integrale wijkaanpak 3 en dat laat zien dat het niet gemakkelijk is. De persoonlijke aanpak, draagvlak creëren bij de inwoners en ‘van onderaf’ (bottum-up approach) werken blijken vaak de sleutel tot een succesvolle aanpak. Echter de tijdsfactor gaat dan ook meespelen. Door middel van voortgangsrapportages, tussentijdse evaluaties en toetsing aan bestaande literatuur over de stadsdeelgerichte aanpak en bewonersparticipatie heeft het Bureau Discri minatiezaken getracht een kritische blik te behouden, knelpunten te signaleren en eventuele bijstellingen te verrichten. Dit is uiteraard gebeurd in samenspraak met de subsidiegevers. Het traject is opgebouwd in vier stappen 4, waarbij wordt uitgegaan dat het initiatief en ontwerp op hoofdlijnen al geschetst zijn. Met het volgen van deze stappen is het traject in principe in ieder gebied (stadsdeel, wijk, gemeente) toe te passen. Echter met de volgende randvoorwaarden dient rekening gehouden te worden: 1 Een dergelijk project dient uitgevoerd te worden door – of in samenwerking met – een organisatie met expertise op het gebied van bestrijding van discriminatie, zowel voor klachtenbehandeling als voorlichting en onderzoek. 2 Er worden projectmedewerkers aangesteld die op langere termijn inzetbaar zijn, het gebied goed kennen en de nodige netwerken bezitten, of de tijd krijgen om dit te verwerven. Uit onderzoek en ervaring blijkt dat vertrouwen en een bekend gezicht van belang zijn voor een succesvolle aanpak. 3 Het traject wordt gezien als een starttraject. Om deze duurzaam te maken en (meetbare) resultaten op te laten leveren, dient er ook na het traject ruimte te worden gegeven aan een zekere voortgang. Met andere woorden, men moet overtuigd zijn van de zin van de stadsdeelgerichte (of gebiedsgerichte) aanpak van discriminatie voor de langere termijn, waarbij er een constante kritische blik op de invulling geworpen wordt.
3 Zie o.a. onderzoek van de Radboud Universiteit Nijmegen in opdracht van Platform Corpovenista: Hoe pakken we de wijk aan?, 2010a,b,c. En het WRR rapport Vertrouwen in de Buurt, 2005. 4 Het gebruik van een dergelijk stappenplan is standaard voor een project en komt veel voor in de literatuur.
handleiding
Stadsdeelgerichte Aanpak Discriminatie
STAP 1 Onderzoeken
STAP 4 Evalueren
STAP 2 Plannen
STAP 3 Implementeren
Deze handleiding behandelt het stappenplan in zijn algemeenheid, en geeft waar nodig ter illustratie praktijkvoorbeelden, knelpunten en adviezen naar aanleiding van de opgedane ervaringen door Bureau Discriminatiezaken tijdens dit traject. Deze zijn gemarkeerd in groene vlakken. Bij de implementatie (stap 3) worden de verschillende onderdelen los van elkaar besproken, zodat deze naar keuze in een nieuw project ingebouwd zouden kunnen worden. Ook in zelfstandige vorm kunnen de onderdelen namelijk concrete resultaten opleveren. Wanneer het traject is ‘afgerond’ en evaluatie heeft plaatsgevonden, kan het traject opnieuw ingezet worden door iedere stap aan te passen, de verbeterpunten meenemend. Daarmee is het traject een cyclus met een constante evaluatie en monitoring dat duurzaamheid waarborgt. STAP 1 Onderzoek
Projectomgeving definiëren Doelstelling formuleren
• • • • •
Literatuuronderzoek en archiefonderzoek Veldonderzoek Algehele doelstelling Subdoelen Op te leveren resultaten per subdoel
STAP 2 Plan(nen) van Aanpak
Communicatieplan Personeelsplan Activiteitenplan Financieel plan
• • • • • •
PR Interne opbouw Taakverdeling en Verantwoordelijkheden Planning en ureninzet per stap en activiteit Begroting Kosten-batenanalyse
STAP 3 Implementatie
Subdoel 1 Subdoel 2 Subdoel 3 Subdoel 4 Subdoel 5
• • • • •
Omschrijving Omschrijving Omschrijving Omschrijving Omschrijving
STAP 4 Evaluatie en Monitoring
Gedurende traject Haalbaarheid Eindevaluatie en advies voortzetting
• • • • •
Voortgangsrapportages Tussenevaluaties Tijdsfactor Mankracht Financiën
handleiding
Stadsdeelgerichte Aanpak Discriminatie
aanpak aanpak aanpak aanpak aanpak
en en en en en
middelen middelen middelen middelen middelen
10
STAP 1. Onderzoek Om te kunnen starten met het project is het van belang om eerst een onderzoek te verrichten naar het betreffende gebied en alle feiten op een rij te zetten. Het gebied dient afgebakend te worden, er dient in kaart gebracht te worden hoe het gebied is opgebouwd, hoe de bevolkings samenstelling is, welke publieke voorzieningen er zijn en welke samenwerkingsverbanden, bewonersinitiatieven, stichtingen, wijklocaties, kortom ‘sociale knooppunten’ 5 actief zijn. Tevens is het van belang om een eerste schets te maken van de sociale cohesie in het gebied, verschillen tussen bijvoorbeeld wijken en maatschappelijke aandachtspunten te definiëren. Wanneer duidelijk in kaart is gebracht om wat voor gebied het gaat bij het te starten traject, en de eventuele verschillende aandachtspunten binnen dat gebied zijn gekenmerkt, dient de doelstelling helder geformuleerd te worden.
1.1 Projectomgeving definiëren Bepaal de afbakening van het gebied waarin het traject gaat plaatsvinden. Het is daarbij het meest praktisch als de bestuurlijke begrenzingdefinities worden aangehouden die officieel gehanteerd worden door de gemeente voor regio’s, stadsdelen, wijken en buurten. Via de publiekelijk toegankelijke database van het Centraal Bureau Statistiek (CBS) of via de Gemeente zijn de meest actuele cijfers over het betreffende gebied te vinden voor wat betreft de bevolkings samenstelling, beroepsbevolking, werkgelegenheid, dienstverlening, industrie, onderwijs, etc. Via de antidiscriminatievoorziening (ADV) in de regio kan inzicht worden verkregen in het aantal discriminatieklachten en meldingen vanuit dat gebied. De cijfers kunnen aangevuld worden met literatuuronderzoek en onderzoek naar gemeentelijk beleid. Op internet is naar alle waarschijnlijkheid veel te vinden over beleid en onderzoeken die hebben plaatsgevonden in het gebied. Kijk naast de gemeentelijke website bijvoorbeeld ook naar publicaties van woningcorporaties en welzijnsinstellingen. Daarnaast is het raadzaam om naar het lokale archief te gaan om informatie te vergaren over specifieke onderwerpen. Om de meer suggestievere belevingswereld voor wat betreft de sociale cohesie (actualiteiten, signalen, trends) binnen het gebied in kaart te brengen, kunnen contacten met sleutelfiguren, actieve lokale organisaties en wijkcontactpunten de benodigde aanvullende informatie opleveren. Via hen kan in kaart worden gebracht waar de sociale knooppunten te vinden zijn. Dit zijn de plekken waar bewoners bij elkaar komen – van buurthuizen en wijkcentra tot sportcentra en cafés. Via lokale websites of wijkcontactpunten vanuit de Gemeente kan inzicht worden 5 Bron term: Brandsen et al, 2010a.
handleiding
Stadsdeelgerichte Aanpak Discriminatie
11
verkregen in de organisaties, stichtingen, bewonersinitiatieven die actief zijn in de woonom geving en hun samenwerkingsverbanden. Met alle verzamelde informatie kan dan een eerste ‘quickscan’ opgesteld worden, als start document dat gedurende het traject geactualiseerd wordt. De duur van deze eerste stap is overigens afhankelijk van de hoeveelheid kennis over het werkgebied waar de uitvoerende organisatie al over beschikt.
Quickscan Naam stadsdeel Bestaande uit de wijken Bewonersaantal Afbeelding kaart (incl. wijken)
................................... ................................... ................................... ...................................
Bevolking Omvang Leeftijd Herkomst Opleiding Werk & Inkomen
cijfer bewonersaantal in vergelijking met gemiddelde van de stad in percentages (0-20 jr, 20-65 jr, 65+ jr) tabel met absolute getallen en percentages in percentages (lager opgeleiden, middelbaar opgeleiden, hoger opgeleiden) in percentages (gemiddeld besteedbaar huishoudinkomen, percentage inkomen > ¤ 3050,-, percentage inkomen < ¤ 1200,-, niet-werkenden en werkzoekenden, bijstandsgerechtigden)
LEEFBAARHEID / VEILIGHEID Oordeel over buurt, verloedering, veiligheid, groen, voorzieningen, discriminatie, overlast etc. Verbeterpunten leefbaarheid
SOCIALE SAMENHANG Algemeen buurtgevoel, medeverantwoordelijkheidsgevoel, mate van eigen activiteit in buurt Verbeterpunten sociale samenhang
DISCRIMINATIEKLACHTEN Tabel Tabel Tabel Tabel Tabel
Aantal klachten en meldingen Klachten naar discriminatiegrond Klachten naar maatschappelijk terrein Klachten naar herkomst slachtoffer Aantal klachten in vergelijking met andere stadsdelen
SOCIALE KAART Overzicht van bewonersorganisaties en wijk- en dienstencentra, winkels, zorg- en welzijnsinstellingen, samenwerkingsverbanden, stichtingen, etc.
EVT. FOCUS / AANDACHTSPUNTEN Naam wijk/gebied Uitleg focus Aandachtspunten
................................... (specifieke problematiek) of verbeterpunten
VERANTWOORDING Bronvermelding (Veiligheidsmonitor Den Haag 2007, Stadsdeelanalyses Den Haag 2009, Klachtenregistratie van Bureau Discriminatatiezaken, gerealiseerde interviews)
handleiding
Stadsdeelgerichte Aanpak Discriminatie
12
1.2 Doelstelling formuleren Voordat het traject start met Stap 1 is er logischerwijze al een eerste doelstelling geformuleerd is, anders was uiteraard het traject niet ingezet. In deze paragraaf doelen we echter op een vaststelling van het doel van het traject naar aanleiding van wat in het vooronderzoek naar voren is gekomen. Zo kan het zijn dat het onderzoeksgebied specifieke aandachtspunten krijgt waardoor de formulering meer gedetailleerd wordt, krijgt het een tijdsdimensie of bijvoorbeeld een onderverdeling in subgebieden met ieder een eigen aanpak of focus. Daarnaast kan de al gehele doelstelling opgedeeld worden in subdoelen, die elk een op te leveren resultaat beogen. Het is aan te bevelen om de doelstelling SMART 1 te maken.
Algehele doelstelling De algehele doelstelling is gebaseerd op de probleemstelling, de aanleiding voor het ontwikkelen van een aanpak van discriminatie in trajectvorm. Voordat een dergelijk traject in gang wordt gezet zal de algehele doelstelling in de volgende trant zijn:
Vroegtijdige signalering en aanpak discriminatie in de woonomgeving, teneinde de sociale samenhang in de woonomgeving te vergroten.
Na vooronderzoek zou deze mogelijkerwijze kunnen zijn:
In [gebiedsnaam] wordt gedurende twee jaar (januari 2008 – januari 2010) een aanpak van discriminatie ontwikkeld, gericht op het vroegtijdig signaleren van incidenten met een discriminatieaspect of ontwikkelingen die daartoe kunnen leiden. Het traject draagt bij tot het bespreekbaar maken van specifieke incidenten en ontwikkelingen in de drie wijken [naam 1, naam 2, naam 3], signaleren en melden van discriminatie en vergroting van actieve betrokkenheid en samenwerking van de wijkbewoners en professionals bij de aanpak en voorkoming, teneinde de sociale samenhang in de woonomgeving te vergroten.
De doelstelling is daarmee gedetailleerder geworden. Er is een afbakening van het werkgebied aangegeven, een termijn, een onderverdeling in wijken, taken als ‘bespreekbaar maken’, ‘signa leren’, ‘melden’, ‘vergroting van actieve betrokkenheid en samenwerking’ en een doelgroep van wijkbewoners en professionals die betrokken wordt bij de aanpak. Deze doelstelling kan vervol gens opgedeeld worden in subdoelen door ‘hoe-vragen’ te stellen over de doelstelling, zoals: • • • • •
Hoe kan discriminatie gesignaleerd worden? Hoe kan discriminatie in kaart worden gebracht? Hoe kan discriminatie worden voorkomen en bestreden? Hoe kunnen de bewoners daar een actieve rol in spelen? Hoe kunnen de professionals van lokaal actieve organisaties daar een actieve rol in spelen?
1 SMART = Specifiek Meetbaar Acceptabel Realistisch Tijdsdimensie
handleiding
Stadsdeelgerichte Aanpak Discriminatie
13
Subdoelen Beantwoording op de ‘hoe-vragen’ kunnen vervolgens leiden tot een aantal subdoelen, die alle op hun beurt weer bijdragen aan de algehele doelstelling. 1 2 3 4 5
Uitbreiding kennis over discriminatie onder stadsdeelbewoners Verhoging meldbereidheid (tegengaan onderrapportage) Verbetering zichtbaarheid antidiscriminatievoorziening Grotere betrokkenheid bewoners en professionals bij aanpak discriminatie in de woonomgeving Discriminatie in de woonomgeving in kaart gebracht en geactualiseerd
Op te leveren resultaten per subdoel Ook voor de resultaten geldt dat deze liefst zo SMART mogelijk geformuleerd worden. Echter, dat is niet gemakkelijk voor een sociaal-maatschappelijk project als deze met weinig meetbare indica toren. Dit geldt zowel voor de tijdsdimensie (het traject is slechts een start) als voor het percentage of getal waarin een resultaat uit te drukken is (zie ook de kosten-batenanalyse in stap 2). Voor nu kunnen we stellen dat iedere stadsdeelbewoner en professional meer die we bereiken met de aanpak van discriminatie, al een gewenst resultaat is. De te realiseren resultaten worden dus niet uitgedrukt in percentages of aantallen (daarvoor zou een onderzoek nodig zijn), maar in de vorm van ‘stijging’. Uitzondering is het meldingscijfer. De op te leveren resultaten per subdoel kunnen we dan als volgt omschrijven. 1 Uitbreiding kennis over discriminatie onder stadsdeelbewoners Een contactpunt ADV is er voor iedere inwoner. Maar er is nog een grote brug te slaan tussen meldbereidheid en kennis over het concept discriminatie. Veel bewoners en professionals herkennen discriminatie niet. Ook is men vaak niet op de hoogte van het brede begrip van discriminatie; het gaat immers niet alleen om rassendiscriminatie. De stadsdeelgerichte aanpak moet leiden tot het volgende resultaat:
Steeds meer stadsdeelbewoners en professionals hebben basiskennis over het concept discriminatie, wat wil zeggen dat men op de hoogte is van de diverse gronden en het feit dat discriminatie verboden is en zelfs strafbaar kan zijn. Tevens is men zich ervan bewust dat discriminatie en ongelijke behandeling grote consequenties kunnen hebben en men neemt de bestrijding en voorkoming daarvan serieus.
2 Verhoging meldbereidheid (tegengaan onderrapportage) Uit onderzoek blijkt dat slechts het topje van de ijsberg zichtbaar is van de omvang van discri minatie. Signalen wijzen uit dat er veel meer discriminatie plaatsvindt dan gemeld wordt (Kik, 2010). Het is van belang om die onderrapportage tegen te gaan, zodat er meer inzicht komt in de omvang en soorten discriminatie en het effectief bestreden en voorkomen kan worden door een structurele aanpak. De stadsdeelgerichte aanpak moet leiden tot het volgende resultaat:
Steeds meer stadsdeelbewoners en professionals zijn op de hoogte van een laagdrem pelige voorziening om discriminatie in de woonomgeving te melden, weten dat melden altijd zin heeft en dat melden ook anoniem kan. Na twee jaar is een verhoging van het meldingscijfer zichtbaar. handleiding
Stadsdeelgerichte Aanpak Discriminatie
14
3 Verbetering zichtbaarheid antidiscriminatievoorziening Bewoners zijn vaak niet op de hoogte van het bestaan van een antidiscriminatievoorziening, omdat deze niet duidelijk zichtbaar is in de directe leefomgeving. Bovendien vinden mensen het soms gemakkelijker om klachten te melden bij iemand dichterbij huis waar ze al contact mee hebben zoals een welzijnsintermediair, een medewerker van het wijkcentrum of de wijkagent, en zoeken zij een ADV niet actief op. De stadsdeelgerichte aanpak moet leiden tot het volgende resultaat:
De ADV moet voor iedere bewoner of professional een toegankelijk meldpunt zijn. De consulenten van de ADV zijn vertrouwde gezichten in de wijken en mensen stappen gemakkelijk op hen af.
Houd bij de behoefte aan een wijkcontactpunt rekening met het feit dat sommige inwoners veel contact hebben met lokale intermediairs, terwijl anderen niet eens weten wie hun wijkagent is of welke welzijnsvoorzieningen er in hun woonomgeving zijn. Een voorbeeld is het verschil tussen huurders en huiseigenaren. Huurders kunnen terecht bij hun woonconsulent wanneer zij overlast (dus ook discriminatie) in hun woonomgeving ervaren. Een wijkcontactpunt lijkt voor hen dan min der van belang. Huiseigenaren daarentegen zijn eerder aangewezen op een dergelijk contactpunt waar zij terecht kunnen met een ervaren discriminatieklacht in de woonomgeving.
4 Grotere betrokkenheid bewoners en professionals bij aanpak discriminatie Bewoners en professionals spelen een grote rol in de bestrijding en voorkoming van discriminatie in de woonomgeving. Daarom is het van belang dat de aanpak ontwikkeld wordt in samenwer king met hen. Tevens zijn zij degene die weten wat er speelt en waar behoefte aan is. Kortom, zij zijn de hoofdrolspelers alsmede de doelgroep. De stadsdeelgerichte aanpak moet leiden tot het volgende resultaat:
Bewoners en professionals werken samen met de ADV om discriminatie in hun woon omgeving meer op de kaart te zetten. Zij reiken ontwikkelingen en gebeurtenissen aan die met discriminatie te maken hebben, denken mee over de bestrijding en voorkoming en werken mee aan de uitvoering van de aanpak van discriminatie.
5 Discriminatie op gebiedsniveau in kaart gebracht en geactualiseerd Een goed beeld van het gebied en een goede registratie van wat er speelt is van belang om de aanpak zowel op korte termijn als op lange termijn te laten slagen. Het geeft inzicht in de ontwikkelingen, wat gebruikt kan worden voor beleidsadvisering aan gemeentelijke instanties en andere instellingen. En het biedt de benodigde achtergrondkennis wanneer activiteiten georganiseerd worden in het kader van de aanpak van discriminatie. De stadsdeelgerichte aanpak moet leiden tot het volgende resultaat:
Een duidelijke en up-to-date kaart van het gebied met daarin de gegevens over de bevolking, werkgelegenheid, publieke voorzieningen, zorg & welzijnsvoorzieningen, sociale kaart, discriminatieklachten, beleving, ontwikkelingen en signalen/aandachtspunten.
handleiding
Stadsdeelgerichte Aanpak Discriminatie
15
STAP 2. Plan(nen) van Aanpak
Nu het vooronderzoek ter verkenning van het gebied verricht is en er een duidelijk beeld geschetst is, kan de volgende stap genomen worden: het opstellen van de diverse plannen van aanpak. Het volgende moet daarbij in het achterhoofd gehouden worden. Zoals gezegd is een stadsdeelgerichte aanpak van discriminatie voor een groot deel afhankelijk van de medewerking van de stadsdeelbewoners en professionals. Er is veel onderzoek gedaan naar bewonersparticipatie (of burgerparticipatie) en de tot stand gekomen participatiepiramide 1 is daar een resultaat van.
actief participeren
uitwisselen
informeren Iedere projectleider die bewonersparticipatie ambieert zal ervaren dat slechts een relatief kleine groep bewoners actief meedenkt en -werkt en bij een relatief grote groep niet verder gekomen wordt dan informeren, introduceren van het projectplan. In de piramide is dit uitgedrukt op de volgende wijze: 1 De onderste trede geeft de grootste groep bewoners aan. Dit is de groep die bereikt zal worden door de eerste stap van implementatie van een project uit te voeren: Informeren. 2 Van de eerste groep zal een kleinere groep deelnemen aan de volgende stap: Uitwisselen. Deze groep is al iets actiever en werkt mee aan het project door haar ervaringen uit te wis selen en mee te denken. Vaak zijn dit al de sleutelfiguren uit de omgeving, actieve bewoners die aangesloten zijn bij bijvoorbeeld een bewonersorganisatie of een stichting, of professionals die vanuit hun werk geïnteresseerd zijn in uitwisseling van ervaringen en kennis.
1 De gebruikte participatiepiramide is gebaseerd op de 4-lagen participatiepiramide van Nieuwe Maan Communicatie Adviesgroep, 2008 (www.dmo.amsterdam.nl/wijkaanpak_0) Er zijn vele soorten te vinden. May heeft dit concept (triangle of engagement) uitgebreid beschreven in zijn onderzoek naar oude en nieuwe theorieën over de praktijk van burgerparticipatie (2006).
handleiding
Stadsdeelgerichte Aanpak Discriminatie
16
3 Van de tweede groep zal tenslotte een in verhouding heel kleine groep actief meewerken aan het project door bijvoorbeeld een samenwerking, gezamenlijk bijeenkomsten organiseren, het project actief uitdragen naar leden van zijn of haar organisatie, stichting of familie en vrienden, diepte-interviews, ideeën aandragen en uitwerken, op eigen initiatief de projectleider informeren, etc.: Actief participeren. Dit is de realiteit en het is aan iedere projectleider de uitdaging om de actieve groep zo groot en divers mogelijk te maken, teneinde zo dicht mogelijk te komen bij een vorm van bewoners participatie die representatief is.
BUREAU DISCRIMINATIEZAKEN Om de bewonersparticipatie zo groot mogelijk te maken heeft Bureau Discriminatiezaken onder andere de volgende werkwijzen gehanteerd:
Bouwen op ‘dat wat er al is’ Bijeenkomsten krijgen een bepaald thema dat aansluit bij een specifieke doelgroep. Uiteraard voor iedereen toegankelijk, maar er worden niet op geforceerde wijze groepen bij elkaar gebracht puur voor dit project. Op deze manier is het laagdrempelig voor die specifieke doelgroep om actief mee te werken (‘het is hun ding’), voelt men medeverantwoordelijkheid en enthousiasme en wordt het beter verspreid onder hun gelederen. Vertaald naar het piramidesysteem betekent dit dat je meer dere piramides naast elkaar krijgt.
Blijvend informeren Herhaling zorgt voor herkenning. Terugkerende posters, advertenties in wijkkranten en flyers op diverse locaties zorgen ervoor dat bewoners het bureau als meldpunt gaan herkennen, vertrouwd raken met het beeldmerk (logo) en met het concept discriminatie. Wanneer er vervolgens een activiteit georganiseerd wordt, zijn mensen sneller geneigd om deel te nemen. Of zijn zij in ieder geval op de hoogte van het feit dat het bureau actief is. Wanneer zij dan discriminatie ervaren, is de drempel lager om een melding te maken. Vertaald naar het piramidesysteem betekent dit dat de grote groep wellicht in de onderste trede blijft qua actieve participatie, maar dat zij wel actief melden (wat uiteindelijk een van de hoofddoelen is van de stadsdeelgerichte aanpak).
2.1 Communicatieplan Om de stadsdeelbewoners en professionals op de hoogte te brengen van de start van het traject, maar ook om hen blijvend te informeren over de aanpak van discriminatie, is een goed commu nicatieplan noodzakelijk. Discriminatie is geen populair onderwerp en dat maakt het extra lastig om het onder de aandacht te brengen en mensen te enthousiasmeren. De elementen die in een standaard communicatieplan voorkomen zijn de volgende:
handleiding
Stadsdeelgerichte Aanpak Discriminatie
17
1 Situatieschets als startpunt Wat is de aanleiding? Wat is de huidige situatie en wat is er al ondernomen op communicatie gebied? Definieer de verschillende doelgroepen en discriminatievormen. Wat is de gewenste situatie/visie?
2 Doelstelling (SMART) Dit kan op drie vlakken: Is het doel kennis vergroten (informeren en herinneren), houding beïnvloeden of gedrag stimuleren?
3 Doelgroep(en) Welke doelgroepen moeten benaderd worden? Wat zijn hun kenmerken, zowel kwalitatief als kwantitatief?
4 Communicatiestrategie Richt het plan zich op een specifieke doelgroep of discriminatievorm? Wordt er gekozen voor een actieve of passieve benadering? Mondelinge communicatie of schriftelijk?
5 Boodschap Welke boodschap wordt er gecommuniceerd, voor welke doelgroep en welke discriminatievorm? Een heldere en positieve formulering is hierbij van belang.
6 Planning Wat zijn de communicatiemomenten en termijnen? Hoe verhouden die zich tegenover elkaar? Welke middelen worden ingezet? Wat is de productietijd van de middelen?
7 Kosten Maak een overzicht van het budget en de kosten. Stel eventueel een kosten-batenanalyse op. Bepaal wie verantwoordelijk is voor het budget.
8 Plan van aanpak In matrixvorm
doel
doelgroep
middel
datum/termijn
wie
budget
9 Evaluatie Wat heeft goed gewerkt, wat niet? Waar is meer budget voor nodig? Verbeterpunten? Eventueel: Wat wordt voortgezet in een nieuw communicatieplan, en hoe?
handleiding
Stadsdeelgerichte Aanpak Discriminatie
18
BUREAU DISCRIMINATIEZAKEN Bureau Discriminatiezaken heeft kunnen voortborduren op de al bestaande PR uitgevoerd in haar werkgebied. Deze PR is geïntensiveerd voor de stadsdeelgerichte aanpak met als doelstelling:
Binnen twee jaar dient een groot aantal stadsdeelbewoners op de hoogte te zijn van het bestaan van een ADV als meldpunt en het effect van melden. Daarnaast dienen steeds meer stadsdeelbewoners te weten dat er naast ras meerdere discriminatiegronden zijn en dat bijna iedereen wel eens met discriminatie of ongelijke behandeling te maken heeft (kennis). Er dient een stijgende lijn zichtbaar te zijn in het aantal meldingen vanuit de stadsdelen (gedrag).
De gebruikte middelen hierbij waren: Passief Actief
Advertenties in wijkkranten, folders en posters in wijkcentra en sociale knooppunten, stadsdeelwebsites met informatie (incl. quickscans), berichtgeving op de website Mondelinge voorlichting, debatreeks Standpunt Den Haag
TIP: Om wijkbewoners en (welzijns)organisaties blijvend te enthousiasmeren en een zekere toege wijdheid te creëren, is het goed om iedere keer te herhalen wat het doel is en dat dit een gezamen lijk doel is, waar samenwerking voor nodig is. Soms verliezen bewoners dit uit het oog, door drukte en getouwtrek vanuit vele projecten en activiteiten 1. Men moet blijven voelen dat de aanpak van discriminatie hun eigen belang is.
2.2 Personeelsplan Afhankelijk van de omvang van het traject en structuur van de uitvoerende organisatie kan een personeelsplan op zeer uiteenlopende wijze ingevuld worden. Deze handleiding heeft niet de intentie dit HR instrument volledig te beschrijven. Er wordt kort ingegaan op de benodigde stap pen voor een eenvoudig personeelsplan, uitgaande van een situatie zoals bij het Bureau Discri minatiezaken. De volgende elementen dienen in kaart gebracht te worden om te komen tot een dergelijk plan:
1 Formuleren kerncompetenties: Waar staat het project voor? Het is van belang om de juiste mensen op de juiste plekken te zetten, teneinde het beste resultaat te bereiken. Voor een antidiscriminatie project zijn medewerkers nodig die zeer gedre ven en kundig zijn, geloven in hun werk en het doel, zeer goed met mensen kunnen omgaan, netwerkers die kunnen verbinden en verbanden leggen.
1 Brandsen et al noemen de term ‘projectencarrousel’: Bewoners en met name sleutelfiguren raken vermoeid door de vele projecten met vele gezichten die komen en gaan (2010c: 8)
handleiding
Stadsdeelgerichte Aanpak Discriminatie
19
2 Overzicht (organogram) organisatie/bedrijf Het is goed om in kaart te brengen hoe de organisatie/het bedrijf in elkaar steekt, zodat duidelijk wordt hoe het project daar een onderdeel van vormt. Vormt het project bijvoorbeeld een geheel nieuwe ‘afdeling’ met nieuwe medewerkers? Of gedeeltelijk, door alleen een nieuwe projectleider aan te stellen en de andere taken te verdelen onder de al aanwezige medewerkers? Of wordt er iemand extern aangesteld? Bij wie komen de verantwoordelijkheden en bevoegdheden te liggen?
3 Stroomschema / organogram projectorganisatie Een organogram om in kaart te brengen hoe de projectorganisatie in elkaar steekt, wie welke verantwoordelijkheden en bevoegdheden heeft. Eventueel kan dit uitgebreid worden met het benoemen van de projectonderdelen in de vorm van een stroomschema.
4 Matrix functie, taken en omvang (in FTE’s) Een matrix brengt duidelijk in beeld wat per functie verwacht wordt en hoeveel FTE daarvoor nodig is. Daarnaast kan daarin ook vastgelegd worden welke vorm van intervisie (overlegstruc tuur) gebruikt wordt en een back-up plan bij (tijdelijke) uitval van een medewerker. Ook kan er vastgelegd worden hoe om te gaan met de inhuur van externen voor bepaalde werkzaamheden (bijvoorbeeld vormgeving, ICT, verslaglegging of andere assistentie bij activiteiten).
BUREAU DISCRIMINATIEZAKEN Kerncompetenties Bureau Discriminatiezaken maakt voor het traject Stadsdeelgerichte Aanpak Discriminatie gebruik van de al aanwezige ervaring en expertise binnen het bureau. Iedere afdeling draagt zorg voor een of meerdere onderdelen van het traject die in verband staan met elkaar. Het traject is dus een integraal project met onderlinge samenwerking en afhankelijkheid tussen de drie verschillende afdelingen: Klachtenbehandeling, Informatie & Advies (KIA), Voorlichting & Projecten (VOPRO), Onderzoek & Monitoring (O&M). De kerncompetenties zijn: • Vakkundigheid • Maatschappelijke betrokkenheid (affiniteit met non-profit sector en bestrijding discriminatie) • Zeer sociaal zijn en mensen en organisaties aan je kunnen binden en inspireren (een netwerker) • Creatief en ondernemend • Goed kunnen samenwerken
Projectorganogram Directeur Secretariaat
Projectleider
Teamleider KIA
Teamleider VOPRO
Afd. KIA Consulent
Afd. VOPRO Consulent
handleiding
Stadsdeelgerichte Aanpak Discriminatie
Afd. O&M Onderzoeker
20
2.3 Activiteitenplan Alle activiteiten die tijdens het traject uitgevoerd zullen worden – van stap 1 tot en met stap 4 – staan genoemd in een activiteitenplan. Voor de stadsdeelgerichte aanpak is het handig om te werken vanuit de 4 stappen en de subdoelen. Welke activiteiten worden er per stap en per subdoel verricht? Daarnaast wordt er in de planning aangegeven wie de activiteit verricht, hoeveel (geschatte) uren daarvoor nodig zijn en binnen welke termijn de activiteit afgerond dient te zijn. Dit geeft een duidelijk overzicht van wat er per fase van wie verwacht wordt, en geeft de projectleider een handige tool om het traject te coördineren en bewaken. Het activiteiten plan kan gekoppeld worden aan het personeelsplan, om inzicht te verkrijgen in de benodigde omvang van personeelsinzet voor de uitvoering van het project. Tevens kan er op basis van het activiteitenplan een kostenplaatje gemaakt worden ten behoeve van de begroting.
Zie bijlage 2 voor een voorbeeld van een versimpeld activiteitenplan, gebaseerd op het plan van Bureau Discriminatiezaken.
2.4 Financieel plan Om een financieel plan op te stellen, worden in deze paragraaf de begroting en de kostenbatenanalyse genoemd.
Begroting De begroting wordt opgesteld aan de hand van de voornoemde plannen, om inzichtelijk te ma ken wat de verwachte inkomsten zijn tegenover de beraamde kosten om het stadsdeelgerichte traject uit te voeren. Zowel wanneer de inkomsten of het te besteden totaal bedrag van de uitvoerende organisaties zelf komen, als wanneer de inkomsten voor een stadsdeelgerichte aanpak van discriminatie grotendeels uit subsidies bestaan, zullen de bedragen ofwel al bekend, ofwel redelijk in te schatten zijn. Eventueel zal er nog aan fondsenwerving gedaan moeten worden. Wat de uitgaven betreft moet er naast de salariskosten van de medewerkers ook gekeken worden naar materiaal kosten, productiekosten, inhuur externen, etc. In het geval van deze beschreven aanpak is het handig om hiervoor het activiteitenplan te doorlopen. Denk bij het opstellen van de begroting aan het volgende: • Zorg ervoor dat alle bedragen inclusief BTW zijn. • Plaats ook een post ‘onvoorzien’ op de begroting, zodat er financiële ruimte is. • Plaats tevens de inhuur van vrijwilligers met een algemeen geaccepteerd uurloon (inclusief BTW) op de begroting. Zij verrichten de taken dan wel zonder salaris, evenwel staan de taken voor een bedrag. Gesteld dat onverhoopt het inschakelen van een vrijwilliger niet doorgaat en de taken wel verricht moeten worden, is het begrote bedrag alsnog nodig.
handleiding
Stadsdeelgerichte Aanpak Discriminatie
21
In de randvoorwaarden (pagina 9) kwam al naar voren dat een dergelijke discriminatieaanpak bij voorkeur in samenwerking met een antidiscriminatiebureau of andere organisatie met expertise op het gebied van discriminatie gedaan wordt. Dit geeft een gedeelde verantwoordelijkheid, bredere kennis en draagvlak, alsmede een verdeling in kosten en werklast. Niet altijd is het dan noodzakelijk om het project te laten financieren door externe gelden en nieuwe medewerkers in te zetten. Een bepaalde prioriteitstelling en eventuele herallocatie kan al voldoende zijn. Dit maakt de drempel lager om een dergelijk project in te zetten.
Kosten-batenanalyse Voor een antidiscriminatie aanpak als deze is het niet gemakkelijk om een kosten-batenanalyse (KBA) op te stellen, omdat het voornamelijk kwalitatieve indicatoren betreft, weinig meetbare indicatoren of waarden (zie STAP 1 inzake de SMART formulering). Dit geldt overigens voor vele projecten in de sociale sector. Toch verdient het voorkeur om een eenvoudige analyse te maken, alvorens de implementatie te starten. Het kan namelijk wel een belangrijke bijdrage leveren aan projectoptimalisatie bij de tussentijdse en eindevaluatie (Ecorys et al, 2008: 27). Om een dergelijke analyse te maken dient een projectleider tenminste inzicht te hebben in de aard van de aanpak en de middelen, de aard en de omvang van de doelgroep en het financiële plaatje (2008: 26). De volgende onderdelen horen thuis in een eenvoudige kosten-batenanalyse, gericht op de sociaal-maatschappelijke sector 2: 1 Probleemanalyse (beschrijving probleem, oorzaak probleem, doelstelling project, randvoorwaarden project) 2 Projectalternatief (beschrijving van een of meerdere projectalternatieven – bijvoorbeeld verschillende varianten van projectonderdelen en/of andere fasering) 3 Nulalternatief (beschrijving van ontwikkelingen die zouden plaatsvinden zonder project) 4 Kosten (opstellen overzicht van eenmalige kosten, jaarlijks terugkerende kosten, vaste kosten en variabele kosten) 5 Effecten (identificeren en mogelijk kwantificeren van de effecten, vergelijking met andere projecten, literatuur) 6 Baten (identificeren van positieve en negatieve baten n.a.v. de gestelde effecten) 7 Overzicht kosten en baten (kosten en baten afzetten tegen elkaar in matrixvorm) 8 Varianten- en risicoanalyse (identificeren onzekerheden, opstellen scenarioanalyse, vergelijken eindsaldo’s) Na het doorlopen van deze onderdelen zal er een redelijk overzicht zijn van de kosten en baten van het project, of dit nu in kwalitatieve of in kwantitatieve waarden is beschreven. Daarmee kan besloten worden of het project de moeite waard is, wat de beste aanpak is, en wat het (waarschijnlijk) oplevert.
2 Gebaseerd op kosten-batenanalyses van Ecorys & Verwey-Jonker Instituut (2008), die op hun beurt gebaseerd zijn op de OEI-leidraad, de landelijk erkende evaluatiestandaard voor infrastructuurprojecten, met daarbij een focus op de MKBA (Maatschappelijke Kosten-Batenanalyse). Zie voor meer informatie over OEI-leidraad: www.rijksoverheid.nl
handleiding
Stadsdeelgerichte Aanpak Discriminatie
22
STAP 3. Implementatie De Stadsdeelgerichte Aanpak Discriminatie wil discriminatie in de woonomgeving op alle gronden vroegtijdig signaleren en bespreekbaar maken, zodat discriminatie in de toekomst kan worden voorkomen, met als uiteindelijke doel om meer begrip en respect en een plezierige leefomgeving te bewerkstelligen. Om dit te bereiken richt de aanpak zich op het vergroten van de meldbereid heid door mensen te informeren over hun rechten en de mogelijkheden om ervaren discriminatie te melden en als bureau een gezicht te vormen in de stadsdelen. Onderzoek op basis van de klachten en signalen brengt vervolgens in kaart waar, wanneer en op welke grond discriminatie in de woonomgeving ervaren wordt. Uiteindelijk kan daar preventief op gereageerd worden door het geven van voorlichtingen, uitvoeren van projecten en beleidsmatig adviseren aan gemeen ten en instanties. Eerst worden nogmaals de opgestelde subdoelen genoemd. Vervolgens wordt per subdoel be schreven wat er nodig is om deze te realiseren, met voorbeelden van de middelen die door het Bureau Discriminatiezaken zijn ingezet. Sommige middelen zijn voor meerdere subdoelen in te zetten. Een voorbeeld van een planning van de middelen zijn te vinden in het activiteitenplan (bijlage 2). 1 2 3 4
Uitbreiding kennis over discriminatie onder stadsdeelbewoners Verhoging meldbereidheid (tegengaan onderrapportage) Verbetering zichtbaarheid antidiscriminatievoorziening in de stadsdelen Grotere betrokkenheid stadsdeelbewoners en professionals bij aanpak discriminatie in de woonomgeving 5 Discriminatie in de woonomgeving in kaart gebracht en geactualiseerd
3.1 Uitbreiding kennis over discriminatie onder stadsdeelbewoners Alles valt of staat met de kennis die stadsdeelbewoners over het concept discriminatie hebben. Immers wanneer men discriminatie niet herkent, zal men ook geen melding doen of het nut van samenwerking inzien. En zonder meldingen en samenwerking kan een gemeente of antidis criminatievoorziening (ADV) geen efficiënte aanpak ontwikkelen om discriminatie te bestrijden en voorkomen. Voorlichting is dus van groot belang voor een succesvolle aanpak. Er zijn twee vormen: Actieve voorlichting en passieve voorlichting. De vraag is dan: Hoe zijn de stadsdeelbewoners te bereiken? Zoals al eerder gezegd is discri minatie geen populair onderwerp. Men denkt er liever niet over na. Het is dus noodzakelijk om een manier van voorlichten te bedenken waarbij aangesloten wordt bij de belevingswereld van de stadsdeelbewoner. Daarnaast is het goed om sleutelfiguren en lokale organisaties te betrek ken in activiteiten rondom voorlichting. Zij vormen de ingang tot vele bewoners. Het verdient
handleiding
Stadsdeelgerichte Aanpak Discriminatie
23
de voorkeur dat voorlichtingen verricht worden door de vaste consulent, omdat het meteen een vorm van netwerken is. De verpersoonlijking van het project – een vertrouwd gezicht – is van belang. Naast vertrouwen zorgt een vertrouwd gezicht ook voor herkenbaarheid, waardoor het project(onderwerp) beter blijft ‘hangen’ bij mensen (Brandsen et al, 2010c). Een herkenbaar logo, posters en folders met pakkende teksten en titels helpen daarbij.
BUREAU DISCRIMINATIEZAKEN Bureau Discriminatiezaken heeft o.a. de volgende middelen ingezet om de kennis over discriminatie onder stadsdeelbewoners uit te breiden:
Wijkcontactpunt (actieve voorlichting) Een wijkcontactpunt is een inloopspreekuur geplaatst in een wijkcentrum, dat wordt bezet door een consulent van het Bureau Discriminatiezaken. Deze consulent dient als vast aanspreekpunt voor het stadsdeel. Stadsdeelbewoners kunnen bij het wijkcontactpunt terecht wanneer zij vragen hebben of een klacht over discriminatie of ongelijke behandeling. Vanuit het wijkcontactpunt onderneemt en organiseert de consulent naast het inloopspreekuur tevens verschillende activiteiten om stads deelbewoners en organisaties te informeren over discriminatie en meldbereidheid te verhogen, door middel van gesprekken, voorlichtingen aan professionals, maar ook de verspreiding van folders en posters.
Standpunt Den Haag Live! + on Tour (actieve voorlichting) Iedere zes weken organiseert Bureau Discriminatiezaken een stedelijk debat met stadsdeeloverstij gende actuele onderwerpen met titels als ‘Polen, welkom in Den Haag?’, ‘Een homo als buurman, zou u daar van schrikken?’, ‘Horecadiscriminatie, ook jouw verantwoordelijkheid!’, ‘Afrikanen in Den Haag, buiten beeld of toch niet?’ en ‘Spreidingsbeleid effectief of niet?’. Hagenaars worden gevraagd naar hun meningen, visies, en ideeën over vraagstukken die betrekking hebben op de woonomgeving, sociale cohesie, burgerschap en discriminatie. Zie www.standpuntdenhaag.nl Een keer per jaar wordt er op uitnodiging van een belangenorganisatie in elk stadsdeel een bijeen komst georganiseerd met dezelfde formule als de stedelijke debatreeks, maar nu genaamd Standpunt Den Haag on Tour. Er wordt een actueel onderwerp gekozen naar aanleiding van signalen in het betreffende stadsdeel. Op basis van de uitkomsten kan de gemeente geadviseerd worden over de signalen en ontwikkelingen. Zie het voorbeeld over Scheveningen op pagina 32.
Stadsdeelwebsite (passieve voorlichting) Via de website van Standpunt Den Haag kan men ook terecht op de stadsdeelwebsites. Hier zijn onder andere de quickscans te vinden, interviews met sleutelfiguren, verslagen van stadsdeelbijeen komsten en andere relevante en actuele informatie over het stadsdeel en haar wijken. Tevens is de mogelijkheid ingebouwd om direct een melding te maken van discriminatie.
handleiding
Stadsdeelgerichte Aanpak Discriminatie
24
3.2 Verhoging meldbereidheid (tegengaan onderrapportage) Om een beter beeld te krijgen van de omvang van discriminatie is het noodzakelijk om het meldgedrag van stadsdeelbewoners te beïnvloeden. Daarvoor dient het melden laagdrempelig te zijn; toegankelijk en weinig moeite te kosten. En iedere bewoner moet uiteraard op de hoogte zijn van het bestaan van het meldpunt en het nut daarvan. Om dit te bewerkstelligen is om te beginnen goede PR nodig. De afstand tussen de ADV en de bewoners moet verkleind worden. De voorziening moet zichtbaar aanwezig zijn en de gebruiks aanwijzing om te melden simpel. Om vervolgens melden laagdrempelig te maken, verdient het aanbeveling om melden kosteloos te maken en voor iedere doelgroep toegankelijk. Zo zullen ouderen gemakkelijker telefonisch een klacht indienen, terwijl jongeren wellicht de voorkeur hebben om een digitaal meldformulier in te vullen of een e-mail te sturen. Ook voorlichting speelt een belangrijke rol bij de beïnvloeding van meldgedrag. Verder is wederom ‘het vertrouwde gezicht’ een belangrijk aspect. Bewoners melden klachten gemakkelijker bij iemand die men vertrouwt en die in de buurt is. Als consulent zelf dit vertrouwde gezicht vormen is een manier, maar kost veel tijd. Er kan ook samengewerkt worden met sleutelfiguren en organisaties. Intermediairs worden dan voorgelicht om discriminatie te herkennen en klachten en signalen door te geven aan de ADV.
BUREAU DISCRIMINATIEZAKEN PR Naast de reguliere PR van het Bureau Discriminatiezaken zijn er voor de Stadsdeelgerichte Aanpak onder andere posters met het meldnummer, folders en flyers ontwikkeld en verspreid in de stads delen in wijkcentra en sociale knooppunten. Daarnaast worden op reguliere basis advertenties met meldnummer en info over het wijkcontactpunt en nieuwsberichten in de wijkkranten geplaatst.
Wijkcontactpunt Het wijkcontactpunt is ingesteld zodat wijkbewoners in hun directe leefomgeving op laagdrempelige en persoonlijke wijze hun verhaal kwijt kunnen en melding van discriminatie of ongelijke behandeling kunnen doen. Het wijkcontactpunt wordt ook gebruikt om voorlichting te geven aan intermediairs zoals bijvoor beeld de medewerkers van het wijkcentrum 1 of organisaties die daar gevestigd zijn of vertegen woordigd worden door bijvoorbeeld een spreekuur.
Outreaching project: Jongeren hangplekken Uit contacten met jongerenwerkers is gebleken dat jongeren op hangplekken regelmatig discriminatie ervaren. Deze jongeren worden moeilijk bereikt door het Bureau Discriminatiezaken, daarom werd besloten om in samenwerking met het jongerenwerk een methode te ontwikkelen om deze jonge ren te bewegen actie te ondernemen wanneer zij discriminatie ervaren. Vijf ‘hangplekken’ werden nader verkend en voor tenminste één hangplek is een ‘adoptieplan’ opgesteld waarbij er een direct en blijvend contact ontstond met de aldaar verblijvende jongeren. Middelen als sociale media (onder andere een Hyves pagina) zijn gebruikt om jongeren te betrekken in de dialoog en bewustwording rondom discriminatie. 1
In Den Haag zijn in wijkcentra I-Shops opgezet; een gezamenlijk initiatief van welzijnsorganisaties en de gemeente. In de I-Shops kan men terecht met alle vragen over wonen, zorg, (vrijwilligers)werk, ontspanning, inkomen en vragen of ideeën over de buurt (zie www.denhaag.nl).
handleiding
Stadsdeelgerichte Aanpak Discriminatie
25
3.3 Verbetering zichtbaarheid antidiscriminatievoorziening Ook voor de verbetering van de zichtbaarheid van de ADV is een goede PR met een herkenbaar logo noodzakelijk. Daarnaast is de ‘fysieke’ aanwezigheid van de ADV in de wijken van belang door deelname aan bijeenkomsten, activiteiten en samenwerking met lokale organisaties.
BUREAU DISCRIMINATIEZAKEN PR Posters, folders, flyers, advertenties, nieuwsberichten in wijkkranten, alle voorzien van het herkenbare logo.
Wijkcontactpunt Bijstand en voorlichting door vaste consulent (wekelijks op vaststaand tijdstip en locatie).
Deelname aan activiteiten in de wijken Consulenten zorgen ervoor dat zij op de hoogte zijn van wat er aan activiteiten en gebeurtenissen plaatsvindt, zodat zij ter plaatse kunnen zijn of zelfs actief kunnen deelnemen. Zo gaan zij naar Nieuwjaarsborrels, staan zij met een stand vertegenwoordigd op lokale kerstmarkten, zomerfestivals, nemen deel aan wijkbijeenkomsten en organiseren zelf wijkbijeenkomsten in samenwerking met lokale partners. Ook laten zij hun gezicht zien door middel van het geven van lokale voorlichtingen op scholen en aan organisaties.
handleiding
Stadsdeelgerichte Aanpak Discriminatie
26
3.4 Grotere betrokkenheid stadsdeelbewoners en professionals Eerder is al aangegeven dat de mate van betrokkenheid van stadsdeelbewoners en lokale organisaties van belang is voor een succesvolle aanpak. Dit begint met de gedeelde behoefte om discriminatie aan te pakken. Een welzijnsorganisatie zal meestal direct aangeven dat die behoefte er is, en bewoners wanneer zij zich realiseren dat discriminatie, uitsluiting en ongelijke behandeling in hun directe leefomgeving vaker voorkomt dan gedacht en een oplossing niet alleen van buitenaf kan komen. Samenwerking met sleutelfiguren en organisaties is dan de manier om discriminatie gezamenlijk aan te pakken. Zij vormen de ingang tot de bewoners en kunnen ervoor zorgen dat het project breed gedragen zal worden, en dit idealiter ertoe leidt dat mensen zelf initiatieven ontplooien (zie participatiepiramide).
BUREAU DISCRIMINATIEZAKEN Wijkradar Om signalen uit de wijken op te pikken zijn er in ieder stadsdeel wijkradars ingesteld die bestaan uit minimaal 25 vrijwillige leden die in de verschillende wijken van de stadsdelen wonen of werken. Zij zijn geworven door middel van een folder die verspreid is in de stadsdelen. De radarleden worden eens per kwartaal bevraagd door middel van een digitale enquête. Ook tussentijds kunnen zij signalen direct aan de consulent doorgeven of kan de consulent met hen contact opnemen. De radarleden worden daartoe extra voorgelicht door de consulent.
SPDH Live! + SPDH on Tour De stedelijke debatreeks Standpunt Den Haag Live! waarbij met Haagse inwoners actuele stadsdeel overschrijdende onderwerpen over discriminatie en ongelijke behandeling worden bediscussieerd. En de stadsdeelbijeenkomsten Standpunt Den Haag on Tour, eenzelfde formule, maar nu gehouden in een specifiek stadsdeel met een actueel thema dat speelt in haar buurten of wijken. Beide worden georganiseerd in samenwerking met een partnerorganisatie. Zie pagina 24.
Panelgesprek Een panelgesprek met ongeveer 5 deelnemers wordt minimaal één keer per jaar per stadsdeel ge organiseerd. De bedoeling is dat de samenstelling van het panel zo divers mogelijk is (uit verschil lende wijken, zowel sleutelfiguren als ‘gewone’ bewoners). Een panelgesprek is kleinschaliger dan een wijkbijeenkomst en deelnemers hebben meer ruimte om hun woordje te doen, maar grootscha liger dan een dialoog. Men gaat met elkaar in gesprek en kan elkaar aanvullen of stimuleren na te denken over andere zienswijzen vanuit verschillende doelgroepen.
Interviews en gesprekken De consulent houdt zoveel mogelijk interviews en gesprekken met inwoners en professionals om te weten wat er speelt, mogelijke signalen op te pikken en klachten te registreren.
handleiding
Stadsdeelgerichte Aanpak Discriminatie
27
3.5 Discriminatie in kaart gebracht en geactualiseerd Tijdens de eerste fase, het vooronderzoek, is er al een startschets gemaakt van de situatie rondom discriminatie in het gebied waar het traject plaatsvindt. Tijdens het traject wordt deze ‘quickscan’ voortdurend geactualiseerd op basis van nieuwsberichten, geregistreerde klachten en meldingen, opgevangen signalen door de consulent door middel van dialogen, interviews, panelgesprekken en andere lokale activiteiten. Trends worden zichtbaar, er kan beleidsadvise ring naar gemeenten en instellingen plaatsvinden en er kunnen gerichte voorlichtingsprojecten ontwikkeld worden.
BUREAU DISCRIMINATIEZAKEN Panelgesprek Gesprekken met een panel bestaande uit 5 bewoners of professionals van een stadsdeel.
Interviews en gesprekken Individuele interviews en dialogen met bewoners en professionals van een stadsdeel.
Klachtenregistratie Bureau Discriminatiezaken is tevens de ADV voor Den Haag, dus beschikt over een database van klachtenregistratie, waarmee inzichtelijk wordt wat de cijfers en trends zijn met betrekking tot discriminatie.
Wijkradar Een groep van ongeveer 25 inwoners of professionals in de stadsdelen die zich beschikbaar stellen voor kwartaalenquêtes en eventuele signalen doorgeven aan de consulent.
Quickscan Een geactualiseerd overzicht van de situatie en achtergrond van discriminatie per stadsdeel.
Stadsdeelwebsite Een website specifiek voor het stadsdeel, waar onder andere de quickscan op te vinden is, interviews en verslagen van wijkbijeenkomsten en de mogelijkheid tot direct melden van discriminatieklachten.
handleiding
Stadsdeelgerichte Aanpak Discriminatie
28
STAP 4. Evaluatie en Monitoring Het is tijd om de balans op te maken, zowel tussentijds als een eindevaluatie. Dit is wenselijk voor de projectmedewerkers zelf en voor de subsidiegevers. Zoals eerder besproken is een evaluatie en tijdige bijstelling van een dergelijk project van groot belang, omdat er met weinig meetbare indicatoren wordt gewerkt. Een antidiscriminatie aanpak is mensenwerk, een continue kritische blik is noodzakelijk om te bezien of de ondernomen stappen de gewenste resultaten hebben bereikt en voortgang zin heeft.
4.1 Gedurende het traject Gedurende het traject is het goed om periodiek, bijvoorbeeld ieder kwartaal, te evalueren hoe het afgelopen kwartaal is verlopen. Dit kan gedaan worden door het activiteitenplan puntsgewijs door te lopen. Beschrijf per stap, subdoel en bijbehorende activiteit in hoeverre dit verricht of behaald is, wat wel en niet goed is gegaan en wat de eventuele verbeterpunten zijn om mee te nemen naar het volgende kwartaal. Houd daarbij als richtlijn de op te leveren resultaten per subdoel aan (zie STAP 1).
subdoel 1 activiteit
evaluatie
verbeterpunten
activiteit 1
beschrijving verloop activiteit
beschrijving verbetering activiteit
activiteit 2
beschrijving verloop activiteit
beschrijving verbetering activiteit
Naast de inhoud is het ook van belang om een tussentijdse balans van de financiën op te maken. Zet de gemaakte kosten af tegen de begrote kosten. Is de begroting reëel of moet deze aangepast worden? Moeten er nieuwe keuzes gemaakt worden met betrekking tot de activiteiten? Moeten de projectgelden wellicht anders ingedeeld worden? Blijft er na een activiteit geld over en kan dit meegenomen worden naar een volgende activiteit? Wanneer er voor het project subsidiegelden zijn ontvangen, zal de subsidiegever waarschijnlijk zelf hebben aangegeven op welke wijze er tussentijds gerapporteerd moet worden. Indien bij tussentijdse evaluatie blijkt dat de begroting aangepast moet worden en hiervoor toestemming nodig is van de subsidiegever, kan dit op basis van de voortgangsrapportage en eventueel de opgestelde kosten-batenanalyse aangevraagd worden. TIP: Goede tussentijdse evaluaties en voortgangsrapportages zijn tijdsbesparend bij het opstellen van de eindverantwoording. Vooral wanneer je ervoor zorgt dat de formats van de tussentijdse en voortgangsrapportage overeen komen met het format voor de eindverantwoording (meestal aange leverd door de subsidiegever).
handleiding
Stadsdeelgerichte Aanpak Discriminatie
29
4.2 Haalbaarheid Bij een dergelijk antidiscriminatie project moet bij de evaluatie extra kritisch gekeken worden naar de haalbaarheid. Omdat de werking van de projectonderdelen een behoorlijke afhankelijk heidsgraad van de medewerking van bewoners en professionals heeft en dus veel inzet en tijd vergt, zouden meer manuren in principe meer resultaat binnen een beperkte periode betekenen. Hoewel, dit geldt tot op zekere hoogte. Vanzelfsprekend kan een project, ondanks de inzet van meer manuren toch mislukken, omdat de projectonderdelen niet effectief zijn of pas effectief worden naarmate er enige tijd is verstreken. Er moet dus gekeken worden naar de beste balans tussen inzet in manuren en effectiviteit, daarbij rekening houdend met het budget en de tijds factor (efficiëntie).
BUREAU DISCRIMINATIEZAKEN Gedurende het traject bleek dat de ingestelde wijkcontactpunten niet druk bezocht werden. Er is toen een afweging gemaakt tussen de inzet van meer manuren of een verandering van invulling van het wijkcontactpunt. Uitgaande van de ervaring dat meer aanwezigheid van de consulent op een vast tijdstip niet per definitie meer klachten oplevert en het bureau uiteindelijk ook niet de rol van lokale welzijnsintermediair op zich kan nemen (core business blijft immers het vormen van een lokaal meldpunt), is er vooral gekozen voor een flexibele invulling van het wijkcontactpunt. De consulent kan het wijkcontactpunt ook gebruiken voor voorlichting aan intermediairs, gesprekken en afspraken met wijkbewoners, of deelnemen aan wijkactiviteiten. Qua manuren is er daarnaast wel iets meer ruimte gegeven om stadsdeelactiviteiten op andere dagen bij te wonen.
Zoals al eerder aangegeven kunnen onderdelen van het project naar keuze ingevoerd worden in een nieuw project, omdat alle onderdelen op zichzelf staand ook een gewenst resultaat kunnen opleveren. Daarbij kan dan tevens de keuze gemaakt worden over hoe ‘sterk’ een projecton derdeel ingezet wordt (in manuren en budget). In principe werkt ieder onderdeel mee aan het ‘meer op de kaart zetten van discriminatie en ADV’ en is het altijd de moeite waard. Op welke wijze is per gebied, per uitvoerende organisatie, per projectonderdeel, per budget en per termijn anders, maar met een degelijke kosten-batenanalyse en grondige kennis over het werkgebied redelijk te bepalen.
handleiding
Stadsdeelgerichte Aanpak Discriminatie
30
4.3 Eindevaluatie en Voortzetting Wanneer de tussentijdse evaluaties gedegen gebeurd zijn, is de eindevaluatie niet meer dan een samenvatting van tussenevaluaties, in grootte afhankelijk van de wens van opdrachtgever of subsidiegever. De eindevaluatie moet een duidelijk overzicht zijn van het gehele project, van doelstelling tot eindresultaat. De volgende elementen horen daarin minimaal thuis: 1 2 3 4 5
Inleiding (aanleiding, korte samenvatting project, duur) Doelstelling (inclusief subdoelen) Behaalde resultaten (per subdoel, gebaseerd op kosten-batenanalyse) a Omschrijving activiteit b Kwalitatief of kwantitatief resultaat (getoetst aan de ‘te realiseren resultaten’) c Beschrijving min- en pluspunten of verbeterpunten Financiële eindverantwoording Eindconclusie
Wanneer daarom wordt gevraagd kan in de eindconclusie tevens een advies worden gegeven over een mogelijke voortzetting van het project, verbeterpunten in ogenschouw nemend.
Eindconclusie project Stadsdeelgerichte Aanpak Discriminatie Over het project Stadsdeelgerichte Aanpak Discriminatie uitgevoerd door Bureau Discriminatie zaken kunnen we zeggen dat het goed verlopen is, daarbij rekening houdend met de tijdspanne en beschikbare middelen. Een meetbaar resultaat van de wijkaanpak wordt weergegeven door de stijging van het aantal discriminatieklachten (subdoel: verhoging meldbereidheid). In 2008 was het totaal aantal klachten in Den Haag 220, in 2009 292 klachten en in 2010 was het aantal klachten gestegen tot 321. In onderstaand schema is het aandeel klachten met betrekking tot woonomgeving te zien.
Klachten woonomgeving, plaats voorval Den Haag 2008-2010
2008
2009
2010
totaal
publieke ruimte buurt / wijk huisvesting totaal
43 21 11 75
52 36 5 93
59 32 10 101
154 89 26 269
Bron: Jaarcijfers 2010, Bureau Discriminatiezaken
Het werkelijke cijfer wat toegedicht kan worden aan de stadsdeelgerichte aanpak schommelt ergens tussen de genoemde totale aantallen en de aantallen met betrekking tot de woonom geving. Immers de aanpak richtte zich primair dan wel op discriminatie in de woonomgeving, ook klachten op andere maatschappelijke terreinen zijn via de stadsdeelgerichte aanpak binnen gekomen en in behandeling genomen.
handleiding
Stadsdeelgerichte Aanpak Discriminatie
31
Ook met betrekking tot de andere subdoelen worden hier kort enkele resultaten beschreven: • Door meer dan 25 bijeenkomsten met een gemiddelde opkomst van 15 personen (wijkbewo ners en lokale professionals), vele gesprekken en meldingen die via intermediairs zijn bin nen gekomen, kunnen we stellen dat een groter aantal stadsdeelbewoners meer kennis en bewustwording omtrent discriminatie heeft gekregen. Zij zullen nu in staat zijn discriminatie (eerder) te signaleren. • Steeds meer stadsdeelbewoners en professionals weten het wijkcontactpunt van Bureau Discriminatiezaken te vinden, als onderdeel van de diverse diensten die een wijkcentrum biedt aan de bewoners. Inwoners en professionals vragen om informatie over discriminatie, melden hun klachten en nodigen de consulent uit om deel te nemen of mee te werken aan lokale activiteiten. De PR die is uitgezet in de stadsdelen helpt mee aan de zichtbaarheid van het Bureau Discriminatiezaken. Het logo (‘het handje’) wordt steeds vaker herkend en het meldnummer gebruikt. • De wijkpanels, de latere vervanging daarvan door de consulent door middel van een inten sievere benadering van stadsdeelbewoners en professionals voor gesprekken en interviews, en de samenwerking met ketenpartners bij stadsdeelbijeenkomsten en activiteiten hebben ervoor gezorgd dat er een grotere betrokkenheid is door stadsdeelbewoners en professionals bij de aanpak van discriminatie in de woonomgeving. Gebaseerd op de signalen die via hen werden aangedragen, zijn bijvoorbeeld onder andere de volgende thema’s belicht tijdens bijeenkomsten:
• • • • •
Beter een Poolse buurman dan een verre vriend De kloof tussen jong en oud Samen wonen in Laak Veiligheid in Vrederust Vlaggetjesdag in Scheveningen, een multicultureel feest?
Daarnaast is de samenwerking met wijkagenten en welzijnsintermediairs versterkt, zodat zij signalen en discriminatieklachten die zij binnen hun werk tegenkomen kunnen doorgeven aan de consulent van het wijkcontactpunt.
• Een praktijkvoorbeeld van in kaart gebrachte signalen en wat daarmee kan gebeuren is een stadsdeelbijeenkomst in Scheveningen. Tijdens de bijeenkomst liepen de commoties hoog op. De autochtone Scheveningers zijn zich bewust van het feit dat zij buitenstaanders discri mineren. Zij willen geen buitenstaanders in hun leefomgeving. Het Bureau Discriminatiezaken vond deze signalen dermate ernstig dat zij dit direct besproken heeft met een vertegenwoor diger van het stadsdeelkantoor, zodat er ook op gemeentelijk niveau wat mee gedaan kan worden. Dit praktijkvoorbeeld laat tevens zien dat stadsdelen en wijken heel verschillend kunnen zijn en dat maatwerk, gebaseerd op goede kennis van het stadsdeel, dus noodzake lijk is.
handleiding
Stadsdeelgerichte Aanpak Discriminatie
32
• Een ander praktijkvoorbeeld van hoe opgepakte signalen omgezet kunnen worden naar een oplossingsgerichte aanpak is het outreaching project Jongeren Hangplekken. De consulenten signaleerden dat deze jongeren nauwelijks bereikt worden door het Bureau Discriminatie zaken, maar wel discriminatie ervaren. In samenwerking met jongerenwerkers is deze outreaching benadering opgezet. Door allerlei activiteiten is een grote groep jongeren actief betrokken bij het onderwerp en is er meer bewustwording gecreëerd. Dit heeft onder andere geresulteerd in een Hyves pagina tegen discriminatie waar ruim 200 jongeren lid van zijn geworden. Dit onverwachte zijproject is tevens een duidelijk voorbeeld van de flexibele op stelling die nodig is om in te spelen op signalen bij een dergelijk antidiscriminatie project. Na de evaluatie heeft Bureau Discriminatiezaken besloten het project te integreren in haar regu liere werkzaamheden. Zij is ervan overtuigd dat een stadsdeelgerichte aanpak noodzakelijk is om de bestrijding en voorkoming van discriminatie meer op de kaart te zetten en op deze wijze alle inwoners beter van dienst te kunnen zijn. De vormgeving van het project is een goede manier om dit te bereiken, mits een aantal verbeterpunten worden meegenomen. De onderdelen van het project zijn divers en flexibel toe te passen op situaties in de verschillende stadsdelen. Projectonderdelen kunnen los van elkaar ingezet worden, maar de onderdelen kunnen elkaar juist ook versterken. Zo werkt een postercampagne over discriminatie en melden beter, wanneer er zojuist een door het projectteam georganiseerde bijeenkomst met een actueel thema in de wijk heeft plaatsgevonden. Herkenning werkt immers ook mee aan bewustwording. Een andere reden om het project voort te zetten is de tijdsfactor. De meeste activiteiten zullen pas na langere tijd zichtbare resultaten opleveren.
handleiding
Stadsdeelgerichte Aanpak Discriminatie
33
BUREAU DISCRIMINATIEZAKEN De volgende veranderingen zijn doorgevoerd:
Wijkradar Deze is opgeheven. Werven van wijkbewoners was geen probleem, maar het bleek lastig om de radarleden actief te houden. De leden waren vanzelfsprekend de al actievere wijkbewoners, die zich ook druk bezig houden met andere maatschappelijke kwesties in de leefomgeving. Discriminatie bleek dan vaak geen prioriteit te hebben. De consulenten vangen de radar op door zelf actief te signaleren via hun steeds groter wordende netwerken van wijkbewoners en intermediairs.
Wijkcontactpunten Deze worden nu bezet door twee vaste consulenten, beiden al behoorlijk ervaren in het werkgebied met een breed netwerk. Zij hebben meer speelruimte gekregen tijdens het wijkcontactpunt en buiten dat vaste tijdstip om zoveel mogelijk te signaleren en een gezicht van het bureau te vormen tijdens activiteiten in de diverse wijken.
Reguliere evaluatie en monitoring Tweewekelijks vindt er een gestructureerd overleg plaats binnen het projectteam, zodat er informatie en signalen uitgewisseld kunnen worden. Tevens kunnen er nieuwe ideeën of aanpassingen in het project besproken worden. De registratie van signalen is verbeterd en een duidelijke taak geworden van de twee vaste consulenten.
Quickscans De panelgesprekken en dialogen hebben meer focus gekregen op de ‘gewone’ wijkbewoner, en niet alleen de actieve wijkbewoners. In eerste instantie is het voor de hand liggend om de actieve wijk bewoner te bevragen, maar uiteindelijk is het natuurlijk representatiever om een zo breed mogelijke groep te benaderen, ook in het kader van bewustwording.
Outreaching project Jongeren Hangplekken Dit is een inmiddels afgerond miniproject met een duur van 5 maanden in samenwerking met jongerenwerkers in het kader van voorlichting en signalering. Het heeft een duidelijker beeld gegeven van hoe ‘hangjongeren’ discriminatie ervaren en daarmee omgaan. Ook heeft het bewustwording over discriminatie gecreëerd d.m.v. dialoog en sociale media. Contact met de jongerenwerkers blijft evenwel gehandhaafd.
CONTACT Bureau Discriminatiezaken Hollands Midden en Haaglanden Het Nutshuis Riviervismarkt 5 2513 AM Den Haag Postbus 273 2501 CG Den Haag Telefoon 070-302 86 86 E-mail
[email protected] Website www.discriminatiezaken.nl
handleiding
Stadsdeelgerichte Aanpak Discriminatie
34
Literatuur Brandsen, T., L. Collignon, J. Helderman, M. Rouw (2010a) Hoe pakken we de wijk aan? 1 e Tussenrapportage. PDF rapport (online): Platform Corpovenista, Radboud Universiteit Nijmegen, Partners+Pröpper. (www.kei-centrum.nl) Brandsen, T., L. Collignon, J. Helderman, M. Rouw (2010b) Hoe pakken we de wijk aan? 1 e Tussenrapportage - Een ontwikkelingsgericht onderzoek naar wijkgericht werken. PDF rapport (online): Platform Corpovenista, Radboud Universiteit Nijmegen, Partners+Pröpper. (www.kei-centrum.nl) Brandsen, T., L. Collignon, J. Helderman, M. Rouw (2010c) Een methodiek voor gebiedsgericht werken. PDF rapport (online): Platform Corpovenista, Radboud Universiteit Nijmegen, Partners+Pröpper. (www.kei-centrum.nl) Dagevos, J. (2010) Maakt de buurt verschil? – De relatie tussen de etnische samenstelling van de buurt, interetnisch contact en wederzijdse beeldvorming. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. Ecorys Research and Consulting & Verwey-Jonker Instituut (2008) Handleiding voor kosten-batenanalyses in het sociale domein. PDF rapport (online). (www.verwey-jonker.nl) Engbersen, R., M. Lodewijks (2004) De zeven uitdagingen van bewonersparticipatie in herstructureringsoperaties. Den Haag: Ministerie van VROM & Ministerie van VWS. Engbersen, G. E. Snel, A. Weltevrede (2005) Sociale herovering in Amsterdam en Rotterdam. Eén verhaal over twee wijken. Den Haag/Amsterdam: Amsterdam University Press. Huygen, A., R. Lammerts (2005) Vertrouwen door dialoog – Balans van vier jaar Utrechtse wijkaanpak. PDF rapport (online): Verwey-Jonker Instituut. (www.verwey-jonker.nl). Kik, J., S. Spoelstra (2009) Discriminatiemonitor Woonomgeving. Den Haag: Bureau Discriminatie zaken. Kik, J. (2010) Jaarcijfers Discriminatiezaken Haaglanden. Den Haag: Bureau Discriminatiezaken. May, J. (2006) ‘Ladders, stars and triangles. Old and new theory for the practice of public partici pation’. In: International Journal of Market Research, 48, pp. 305-319.
handleiding
Stadsdeelgerichte Aanpak Discriminatie
35
Peeters, P. (2010) ‘De prachtwijken gaan er niet komen’. In: TSS - Tijdschrift voor sociale vraagstukken, 12, pp. 4-6. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) (2008) Burgerparticipatie in Beleidsvorming – Resultaten van een verkennende literatuurreview. Bilthoven. Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) (2005) Vertrouwen in de Buurt. Den Haag/Amsterdam: Amsterdam University Press.
handleiding
Stadsdeelgerichte Aanpak Discriminatie
36
Bijlage 1. Instanties Commissie Gelijke Behandeling De Commissie Gelijke Behandeling (CGB) is door de wetgever ingesteld om toe te zien op de naleving van de gelijke behandelingswetgeving. De CGB is onafhankelijk en bevoegd om klachten over ongeoorloofd onderscheid te onderzoeken en er een oordeel over te vellen. Oordelen van de CGB zijn echter niet juridisch bindend. www.cgb.nl
Nationale ombudsman De Nationale Ombudsman (NO) onderzoekt gedragingen van de overheid. Het instituut is ingesteld om de burger een mogelijkheid te geven om klachten over de uitvoering van taken door de overheid voor te leggen aan een onafhankelijke en deskundige instantie. De Nationale ombudsman behandelt klachten over het handelen van de overheid tegenover burgers, maar geen klachten over wet- en regelgeving. www.nationaleombudsman.nl
Openbaar Ministerie Het Openbaar Ministerie (OM) is het onderdeel van de rechterlijke macht dat ervoor moet zorgen dat strafbare feiten worden opgespoord en vervolgd. Wanneer iemand wordt verdacht van het plegen van een strafbaar feit, krijgt hij of zij met het OM te maken. Het OM is de enige instantie in Nederland die verdachten voor de strafrechter kan brengen. Het OM zorgt ervoor dat strafbare feiten worden opgespoord en vervolgd. Daarvoor wordt samengewerkt met de politie en andere opsporingsdiensten. De officier van justitie treedt op als vertegenwoordiger van het OM en leidt het opsporingsonderzoek. Het OM houdt ook toezicht op de goede uitvoering van het vonnis van rechters; boetes moeten worden betaald, gevangenisstraffen uitgezeten en taak straffen goed uitgevoerd. www.om.nl
Rechtbanken Kantonrechter: De kantonrechter behandelt civiele zaken en strafzaken (overtredingen). Civiele zaken zijn geschillen tussen burgers onderling, tussen bedrijven onderling of tussen burgers en bedrijven. Wanneer deze zaken gaan om een bedrag van ¤ 5.000,- of minder worden ze behandeld door de kantonrechter. De kantonrechter behandelt ook alle arbeidszaken, huur- en pachtzaken zonder dat daar een financiële bovengrens aan is verbonden. Bij de kantonrechter kan in persoon zonder advocaat of zonder andere gemachtigde worden geprocedeerd. Bij een bedrag boven de ¤ 5.000, - komt de zaak voor bij de gewone civiele rechter van de rechtbank. Dan moet men een advocaat inschakelen. Strafrechter: De strafrechter beoordeelt of iemand een strafbaar feit heeft gepleegd en daarvoor gestraft moet worden. Als het om relatief lichte feiten gaat waarop maximaal één jaar gevange nisstraf staat, behandelt één rechter de zaak, de politierechter. Zwaardere zaken worden behan deld door drie rechters.
handleiding
Stadsdeelgerichte Aanpak Discriminatie
37
Civiele rechter: De civiele rechter wordt ook wel burgerlijk rechter genoemd. Hij behandelt zaken tussen twee partijen. Dat kunnen natuurlijke personen zijn, maar ook rechtspersonen zoals stichtingen en bedrijven. De zittingen bij de civiele rechter zijn in principe openbaar, dus toegankelijk voor publiek en pers. Zittingen van de kinderrechter en de meeste andere familie zaken worden achter gesloten deuren behandeld. Mensen die een zaak aan de civiele rechter willen voorleggen moeten daarvoor griffierechten betalen. Een ingewikkelde zaak wordt altijd door drie rechters behandeld. Dit wordt de meervoudige kamer genoemd. Minder gecompliceerde zaken worden door één rechter behandeld, de enkelvoudige kamer. Bestuursrechter: De bestuursrechter behandelt zaken tussen de overheid en burgers of bedrijven en conflicten tussen overheidsorganen onderling. Veel zaken waarmee de bestuursrechter te maken krijgt gaan over het milieu, ruimtelijke ordening en sociale zekerheid. Ook zaken met betrekking tot het vreemdelingenrecht en het ambtenarenrecht komen bij de bestuursrechter terecht. www.rechtspraak.nl
Commissie Woonoverlast Wanneer iemand woonoverlast ervaart door buren, andere mensen of instanties in de woonom geving, kan men terecht bij een meldpunt voor woonoverlast. Dit is vaak een samenwerkings verband met de gemeente en woningcorporaties. Na het invullen van een klachtformulier wordt de klacht in behandeling genomen. Bij een gegronde klacht kunnen er eventuele acties worden ondernomen. De te nemen stappen staan vastgelegd in een klachtregeling wat binnen het wet telijk kader valt. Een klachtformulier is meestal te vinden via de website van de gemeente of via woningcorporaties.
Politie De politie heeft als kerntaken het verlenen van noodhulp, het houden van toezicht in de publieke ruimte, de handhaving van de openbare orde en het opsporen van strafbare feiten. Door een 24-uurs aanwezigheid heeft de politie ook een signaleringstaak en preventierol, waarbij zij samenwerkt met overheid en maatschappelijke organisaties.
Bemiddeling en Mediation In veel steden zijn bureaus te vinden die gespecialiseerd zijn in bemiddeling en mediation bij een conflict in de leefomgeving, op de arbeidsvloer, in de publieke sector, in private sfeer, etc. Professionele bemiddeling en mediation stellen mensen in staat om weer op redelijke wijze met elkaar om te gaan en om in de toekomst problemen zelf bespreekbaar te maken. Voor regio Haaglanden zie www.bemiddelingmediation.nl
Meldpunt Graffiti Gemeente Den Haag beschikt over een meldpunt Graffiti. Wanneer een pand of voorziening volgeplakt is met stickers, posters of wanneer er leuzen op geplaatst zijn, kan er een melding gemaakt worden via een meldformulier op de website van de gemeente. De gemeente zorgt er dan voor dat het schoongemaakt wordt. De meldingen worden geregistreerd. Bureau Discrimi natiezaken vraagt de meldingen met een discriminatoir karakter op om een zo volledig mogelijk zicht op discriminatie te verkrijgen.
handleiding
Stadsdeelgerichte Aanpak Discriminatie
38
handleiding
Stadsdeelgerichte Aanpak Discriminatie
STAP 3. Implementeren (19 maanden)
STAP 2. Plannen (3 weken)
STAP 1. Onderzoeken (3 maanden)
25 uren 25 uren 25 uren
Projectleider Projectleider Projectleider Projectleider
Communicatieplan opstellen Personeelsplan opstellen Activiteitenplan opstellen Financieel plan opstellen
Alle subdoelen
Verhoging meldbereidheid
Uitbreiding kennis over discriminatie
25 uren
Projectleider
Coördinatie (uitwisseling, overleg, aansturen, beleidsvorming)
Alle subdoelen
100 uren zie eerder genoemd 200 uren 1280 uren
Consulent 1+2 Projectleider Consulent 1+2
Voorlichting aan intermediairs Outreaching: Jongeren Hangplekken miniproject 8 wijkcontactpunten bemannen (16 uren per week)
10 uren
Projectleider
PR (folder)
Projectleider
500 uren
Projectleider
Bijhouden relevante ontwikkelingen, deelname wijkactiviteiten
PR (postercampagne, advertenties, stickers, sociale media)
200 uren
Consulent 1+2
Voorlichting aan intermediairs
150 uren
50 uren
Projectleider
200 uren
50 uren
Zichtbaarheid ADV in stadsdeel Lokaliseren opties wijkcontactpunten vergroten
Onderzoeker
Periodiek rapporteren
50 uren
Projectleider
Onderzoeker
Quickscan opstellen en bijhouden
100 uren
100 uren
100 uren
omvang
Contactpersonen netwerk (o.a. voor wijkradar) opbouwen
Betrokkenheid bewoners en professionals vergroten
Onderzoeker
Projectleider
Veldonderzoek Statistisch onderzoek (klachtenregistratie)
Onderzoeker
Literatuuronderzoek en archiefonderzoek
Discriminatie per stadsdeel in kaart gebracht en geactua liseerd
wie
activiteit
subdoel
¤
¤
budget
¤ ¤ ¤ ¤ ¤ ¤ ¤ ¤ ¤ ¤ ¤ ¤ ¤ ¤ ¤ ¤
week 7+8 week 8, 28, 43, 58, 73 (per kwartaal) week 1-12 week 1-12 week 1-93 week 9 week 10 week 11 week 12 week 12-89 week 12-89 week 12 week 12-14 + extra zie eerder genoemd week 12-89 week 12-89
week 1-4 + week 27, 42, 57, 72 ¤ (per kwartaal)
week 1-9 + tussen week 12-89
week 1-9 + tussen week 12-89
termijn
Bijlage 2. Activiteitenplan
39
handleiding
Stadsdeelgerichte Aanpak Discriminatie
TOTAAL
STAP 4. Evalueren (2 maanden)
Consulent 3
EXTRA Klachtenbehandeling (5 uur per klacht)
100 uren 50 uren
Projectleider Projectleider
Eindevaluatie verrichten en rapporteren Opstellen eindverantwoording aan subsidiegevers
5230 uren (per 2 jaar)
150 uren
Projectleider
Tussenevaluaties verrichten en rapporteren
Alle subdoelen
zie eerder genoemd
Coördinatie (uitwisseling, overleg, aansturen, beleidsvorming)
Projectleider
50 uren
Projectleider
Stadsdeelwebsites bijhouden
480 uren (alleen indien project uitgevoerd wordt door een ADV)
50 uren
50 uren
100 uren
10 uren
300 uren
400 uren (16 x 25 u)
500 uren (10 x 50 u)
Interviews en individuele gesprekken Projectleider Consulent 1+2
Projectleider
Projectleider
PR wijkradar (folder)
Panelgesprekken
Projectleider
Werving wijkradar leden, periodieke bevraging, relatiebeheer
Projectleider
Consulent 1+2
Stadsdeelbijeenkomsten (SPDH on Tour)
Stedelijk SPDH portaal en stadsdeel websites ontwikkelen
Projectleider
Stedelijke debatreeks (SPDH Live)
Alle subdoelen
Discriminatie in kaart gebracht en geactualiseerd
Betrokkenheid van stadsdeel bewoners vergroten
zie eerder genoemd
zie eerder genoemd
Projectleider Projectleider
zie eerder genoemd
Consulent 1+2
Bijhouden relevante ontwikkelingen, deelname wijkactiviteiten
Zichtbaarheid ADV in stadsdeel 8 wijkcontactpunten bemannen vergroten PR (advertenties, postercampagne)
¤ ¤ ¤ ¤ ¤ ¤ ¤
¤ ¤ ¤ ¤
week 12 week 13-16 week 12-89 week 12-89 week 12-89 week 12-89
zie eerder genoemd week 9, 29, 44, 59, 74 (per kwartaal) week 89-91 week 91-93
¤
¤
¤
¤
¤
week 12-89
uitvoer: week 21, 29, 37, 45, 53, 61, 69, 77
uitvoer: week 19, 25, 31, 37, 43, 49, 55, 61, 67, 73
zie eerder genoemd
zie eerder genoemd
zie eerder genoemd
* Er wordt uitgegaan van een trajectperiode van 2 jaar, 46 weken (netto) per jaar. De trajectperiode beslaat dus week 1 – 93. * De stappen overlappen elkaar gedeeltelijk. Zo blijft stap 1 gedurende het gehele traject doorgaan. En stap 4 wordt ook tijdens stap 3 al ondernomen in de vorm van tussenevaluaties. Ook de periodes overlappen elkaar dus, wat logischerwijs geen probleem is als er meerdere projectmedewerkers zijn. * De duur en omvang van stap 1 is afhankelijk van de hoeveelheid kennis die er al over het betreffende werkgebied is binnen de uitvoerende organisatie(s). * De activiteiten zijn ruime omschrijvingen en dus inclusief alle bijbehorende taken, zoals reiskosten, materiaalkosten, logistiek, eventuele afspraken met externe uitvoerders, etc. Het is de taak van de projectleider om tijdens de uitvoering van de activiteiten een gespecificeerd overzicht bij te houden.
40
Bijlage 3. Traject klachtenbehandeling Meldingen en klachten Wanneer een bewoner of professional melding maakt van discriminatie bij de consulent van een wijkcontactpunt, geeft deze de melding door aan de afdeling Klachtbehandeling, Informatie en Advies van het Bureau Discriminatiezaken. Daar wordt de klacht geregistreerd en onderzocht op hoofdlijnen, waarna de klachtenbehandeling van start kan gaan. De klachtenbehandeling door het Bureau Discriminatiezaken houdt in de eerste plaats in dat er naar de persoon die discriminatie ervaren heeft, wordt geluisterd. De praktijk leert dat het voor veel mensen van groot belang is dat hen een luisterend oor geboden wordt en dat hun verhaal serieus genomen wordt. Het Bureau Discriminatiezaken geeft na een eerste contact de melder een advies over hoe hij of zij verder zou kunnen met zijn of haar ervaring. In gevallen waar het gegeven advies of de verstrekte informatie de cliënt onvoldoende moge lijkheden biedt om zelf met de zaak verder te kunnen, staan er meerdere wegen open. Er kan worden gekozen voor een traject waarbij aandacht is voor het weerbaar maken van de cliënt die discriminatie of uitsluiting heeft ervaren. Hiervoor worden meerdere gesprekken gevoerd met de betrokkene. Er worden mogelijkheden om met de situatie om te gaan doorgenomen en handvatten aangereikt. Een klacht kan ook een meer formele procedure volgen. Wat er met de klacht of melding gebeurt, is afhankelijk van verschillende factoren. Allereerst zal bekeken worden of er voldoende aanknopingspunten zijn om een vermoeden van discriminatie te rechtvaardigen. Hiervoor is het belangrijk dat de cliënt zoveel mogelijk gegevens en bewijzen verzamelt om zijn of haar discriminatie-ervaring te onderbouwen. De ervaring wordt door het Bureau Discriminatiezaken ook bekeken in het licht van het juridisch kader dat wordt gevormd door de gelijke behandelingswetgeving en het strafrecht.
Klachtenprocedure Als een klacht of melding in het wettelijk kader te plaatsen is en de cliënt vervolg wil geven aan de klacht, zal de klachtenprocedure worden ingezet bij het Bureau Discriminatiezaken. Het uitgangspunt is hierbij om de verhoudingen tussen partijen te herstellen en komt in de praktijk in eerste instantie neer op het principe van hoor en wederhoor. De klacht wordt aan de aange klaagde partij voorgelegd voor een reactie. Afhankelijk van deze reactie wordt, in overleg met de betrokkene(n), bepaald of en zo ja welk vervolgtraject ingegaan wordt. Dit kan bijvoorbeeld leiden tot een bemiddelingsgesprek tussen de cliënt en de andere partij. Leidt bemiddeling niet tot het gewenste resultaat, bijvoorbeeld omdat er geen (bevredigende) reactie of gesprek volgt en de cliënt er geen genoegen mee neemt om op dit punt het dossier te sluiten, kan voor het in gang zetten van een vervolgprocedure gekozen worden. De zaak wordt
handleiding
Stadsdeelgerichte Aanpak Discriminatie
41
dan bijvoorbeeld voor een principieel oordeel aan de Commissie Gelijke Behandeling voorgelegd of aan een andere instantie zoals de Nationale Ombudsman of de Raad voor de Journalistiek, afhankelijk van de klacht in kwestie. In bepaalde gevallen kan ook worden gekozen voor het doen van aangifte bij de politie. Of dit tot de mogelijkheden behoort kan de consulent van het Bureau Discriminatiezaken voor de cliënt nagaan. De consulent van het Bureau Discriminatiezaken kan de cliënt vervolgens onder steunen bij het doen van aangifte. Zo mogelijk en indien dit vanuit de cliënt wenselijk is, wordt een afspraak gemaakt met het politiebureau en gaat de consulent mee met de cliënt. Op deze manier wordt ervoor gezorgd dat de aangifte van discriminatie goed wordt opgenomen en degene die discriminatie heeft ervaren zich serieus genomen weet. Het Bureau Discriminatiezaken kan ook ondersteuning bieden bij het vervolg van het strafrechtelijke traject. Dat houdt in dat de voortgang van de aangifte en het besluit van het Openbaar Ministerie om al dan niet tot ver volging over te gaan wordt gevolgd en een cliënt wordt bijgestaan wanneer de procedure daar aanleiding toe geeft.
Registratie Een deel van de klachten die bij het Bureau Discriminatiezaken binnenkomen wordt alleen geregistreerd. Dit betreft klachten die niet behandeld kunnen worden. Bijvoorbeeld omdat de melder anoniem wil blijven of geen klachttraject wil, veelal uit vrees voor represailles ook al is victimisatie 1 bij wet verboden. Benadrukt moet worden dat registratie van dergelijke meldingen echter wel van belang is, omdat het aanknopingspunten kan bieden voor een beleidsmatige aanpak van een structureel probleem. Gemeenten en instanties kunnen daarover geadviseerd worden.
1
Victimisatie is het ondervinden van negatieve effecten ten gevolge van een gedane klacht over discriminatie.
handleiding
Stadsdeelgerichte Aanpak Discriminatie
42
Bijlage 4. Praktijkvoorbeelden Signalen uit Loosduinen Laila woont en werkt in Loosduinen. Als welzijnsmedewerker betekent ze veel voor de vrouwen in haar buurt. Onlangs werd Laila zeer grof uitgescholden door een autochtoon meisje van 10 jaar. Zij schrok daar erg van en voelde zich vernederd, mede omdat haar eigen kinderen er bij waren. Omdat het meisje niet wilde ophouden heeft Laila uiteindelijk de politie gebeld. Toen deze kwam heeft de agent haar beloofd contact op te nemen met de ouders van het meisje en daarna te laten weten hoe zij hebben gereageerd. Laila heeft daarna niks meer van de agent vernomen en vraagt zich af hoe de ouders van het meisje hebben gereageerd. Kees is manager bij een voetbalvereniging in Loosduinen. Hij ziet opvallende discriminatie binnen de vereniging. In de hoge teams spelen alleen autochtone kinderen en in de lage teams spelen alleen allochtone kinderen. Terwijl de teams samengesteld horen te worden op speelniveau. Het is overduidelijk dat er talenten in een te laag team spelen. Kees heeft vanuit zijn functie als manager er wat van proberen te zeggen, maar het kader (die hij verantwoordelijk acht) wilde niet luisteren.
Aanpak: Quickscan en panelgesprek Ten behoeve van de quickscan wordt er een panelgesprek georganiseerd met sleutelfiguren uit de acht stadsdelen. Kees en Laila nemen ook deel aan dit gesprek. In het gesprek geven de panelleden aan dat zij meer discriminatie waarnemen dan vroeger. In de supermarkt wordt nu ‘voor de grap’ met het karretje tegen vrouwen met een hoofddoek aangeduwd en ook worden zij vaker uitgescholden op straat. De consulent van Bureau Discriminatiezaken geeft aan dat zij deze toename ook ziet in het aantal meldingen en klachten uit Loosduinen. Laila en Kees vertellen in het panelgesprek ook over de discriminatie die zij zelf hebben erva ren. Laila geeft aan dat ze graag wil dat het Bureau Discriminatiezaken contact opneemt met de politie om te informeren of zij de ouders hebben aangesproken op het gedrag van hun dochter. Kees geeft aan dat hij graag een gesprek aangaat met de afdeling Voorlichting van het Bureau Discriminatiezaken om gezamenlijk te bekijken op welke manier het kader van de voetbalver eniging kan worden voorgelicht. De volgende dag belt de klachtenafdeling van het Bureau Discriminatiezaken Laila op voor meer informatie over het incident met het meisje. Laila is blij dat er toch nog wat gebeurd met haar verhaal. De afdeling Voorlichtingen & Projecten (VOPRO) maakt een afspraak met Kees voor een intakegesprek om een voorlichting op maat te kunnen maken voor het kader van de voetbal vereniging. Ook wordt er bekeken of het Bureau Discriminatiezaken iets kan betekenen voor de hele club. De afdeling Onderzoek en Monitoring (O&M) neemt de signalen die uit het panelgesprek zijn voortgekomen op in de quickscans.
handleiding
Stadsdeelgerichte Aanpak Discriminatie
43
Homofobe buurman Bart woont samen met zijn vriend Leo in een flat in het Haagse Hout, een van de stadsdelen van Den Haag. Een paar maanden terug is er een nieuwe buurman naast hen komen wonen die proble men lijkt te hebben met hun homoseksualiteit. Wanneer Bart en Leo hem gedag zeggen negeert hij hen en als zij in de tuin zitten snelt hij naar binnen. Al een paar keer zijn de fietsbanden van Bart en Leo lek gestoken en Bart vermoedt dat de buurman dit heeft gedaan. Ook ligt er soms ‘ineens’ afval bij hen op het balkon en mompelde de buurman laatst: “Vieze flikker” toen hij voorbijliep. Bart voelt zich hierdoor gekwetst. Hij is altijd open geweest over zijn homoseksualiteit maar twijfelt nu of dat wel verstandig is. Hij zou graag wat doen maar weet niet wat.
Aanpak: Stadsdeelwebsite Bart gaat online op zoek naar advies en komt op de website van Standpunt Den Haag. Daar vindt hij een link naar ‘ondersteuning bij overlast’ en leest hij over de verschillende mogelijkheden die hij kan ondernemen. Hij besluit een klacht in te dienen bij het Bureau Discriminatiezaken. Via de website van Standpunt Den Haag vult hij het meldingsformulier in. Twee dagen later wordt Bart opgebeld voor een intakegesprek. Tijdens het intakegesprek worden door de consulent van de klachtenafdeling verschillende mogelijkheden voor verdere stappen genoemd om in overweging te nemen. Voor het leksteken van de fietsbanden zou Bart bijvoor beeld aangifte kunnen doen van vernieling. De consulent kan hem hierin begeleiden. Wel is het belangrijk dat Bart foto’s maakt van de lekke fietsband en eventueel ook van de troep op het balkon. Bovendien moet Bart weten dat hij, mocht de aangifte leiden tot vervolging van de zaak, bekend wordt gemaakt aan de buurman. Omdat Bart twijfelt of hij nog wel open kan zijn over zijn homoseksualiteit kan hij ook worden doorverwezen naar het Maatschappelijk Werk van het COC voor ondersteuning. Hier kan Bart door middel van gesprekken met een Maatschappelijk Werker en met lotgenoten zijn ervaringen delen en zoeken naar manieren om met dergelijke situaties om te kunnen gaan. De verhuurder van de woning waar Bart in woont heeft de verplichting een huurder woongenot te bieden en heeft ook verantwoording bij het bestrijden van conflicten tussen buren waarbij het woongenot wordt aangetast. Bart zou dit incident dus kunnen melden bij de verhuurder van zijn woning of woonconsulent. Bart denk na over welke stappen hij wil ondernemen, hij is opgelucht nu hij weet er niet alleen voor te staan.
handleiding
Stadsdeelgerichte Aanpak Discriminatie
44
Rassendiscriminatie in Transvaal Yasmin is een Marokkaanse vrouw en woont in Transvaal, een wijk in het stadsdeel Centrum van Den Haag. Zij heeft vijf kinderen en is getrouwd. Vroeger ging Yasmin alleen naar buiten om de kinderen van school te halen of om boodschappen te doen. Sinds er in het buurtcentrum speciaal voor Marokkaanse vrouwen activiteiten worden georganiseerd is dat veranderd. Ze gaat nu naar yogales, naailes en Nederlandse les. Yasmin heeft daardoor een sociaal leven gekregen buiten haar familie om en voelt zich een gelukkige en sterke vrouw. Onlangs was ze met haar vriendin op weg naar de Nederlandse les toen er twee blanke vrouwen voorbij fietsten. Een daarvan spuugde voor Yasmin op de grond en riep: “Wij moeten jullie soort hier niet, ga terug naar je eigen land”. De vrouwen fietsten daarna lachend weg. Yasmin is erg van het incident geschrokken en voelt zich niet meer prettig op straat. Ze is bang om de vrouwen weer tegen te komen en wil daarom zoveel mogelijk binnen blijven.
Aanpak: Wijkcontactpunt Toen de activiteitenbegeleidster van het buurtcentrum, Astrid, hoorde over het incident heeft ze de consulent van het wijkcontactpunt om advies gevraagd. De consulent heeft toen voorgesteld dat de activiteitenbegeleidster samen met Yasmin langs zou komen voor informatie. Yasmin was dat in eerste instantie niet van plan, maar omdat ze de consulent al een paar keer in de wijk heeft gezien en Astrid de consulent kent, heeft ze er vertrouwen in. Bovendien is het wijk contactpunt niet ver lopen van haar huis. Op het wijkcontactpunt legt de consulent aan Yasmin uit wat Bureau Discriminatiezaken voor haar kan betekenen. Yasmin vertelt wat er is gebeurd en de consulent neemt haar gegevens en het verhaal op. Ze vraagt of Yasmin het goed vindt als er daarna contact met haar wordt opge nomen door de klachtenafdeling van Bureau Discriminatiezaken. Na afloop van het gesprek heeft Yasmin een opgelucht gevoel. Ze heeft haar verhaal kunnen vertellen en ze voelt zich een stuk sterker nu ze weet dat er mensen achter haar staan. De con sulent heeft na het gesprek laten weten dat er in de volgende maand een bijeenkomst wordt georganiseerd waarin gesproken zal worden over discriminatie en veiligheid in de buurt. Yasmin heeft besloten om op de bijeenkomst weer haar verhaal te vertellen. Wanneer de klachtenafde ling van het Bureau Discriminatiezaken Yasmin die week belt om te vragen of zij verdere stap pen wil ondernemen tegen de twee vrouwen zegt Yasmin dat ze dat niet wil. Het gesprek met de consulent en de bijeenkomst in het vooruitzicht zijn voor haar voldoende. Het Bureau Discri minatiezaken registreert de melding.
handleiding
Stadsdeelgerichte Aanpak Discriminatie
45
Discriminatie binnen de sport Vanuit de stadsdeelgericht aanpak krijgt het Bureau Discriminatiezaken verschillende signalen van ervaren discriminatie in de sportsector binnen. Bijvoorbeeld over dat allochtone amateur voetballers harder worden aangepakt door scheidsrechters dan autochtone spelers. Opmerkelijk is dat wanneer de scheidsrechter allochtoon is dit nog erger zou zijn, omdat de scheidsrechter niet de indruk wil wekken partijdig te zijn. Sommige voetbalclubs zouden daarnaast ook een ‘tweede’ wachtlijst hanteren voor allochtone spelers. Autochtone spelers komen automatisch op de ‘eerste’ wachtlijst en zijn daarom sneller aan de beurt wanneer er een plek vrij is. Een boksschool in de Schilderswijk zou, omwille van de wens van autochtone leden, geen allochtone leden accepteren onder het mom van “Wij zitten vol.”. Om deze redenen kan het zijn dat allochtonen zich niet welkom voelen binnen Haagsche sportver enigingen en de voorkeur geven aan een club met alleen allochtone leden of zich niet meer aan melden bij een nieuwe club en bijvoorbeeld op straat voetballen.
Aanpak: Standpunt Den Haag Live! Om dit verder te onderzoeken en samen na te denken over een eventuele aanpak wordt besloten om een Standpunt Den Haag Live! debat te organiseren met als titel ‘Segregatie in de Sport, mag dat?’ Verschillende gastsprekers lichten hun visie toe op discriminatie (en segregatie) in de sport. Een sportmedewerker in de wijk Transvaal (stadsdeel Centrum) vertelt dat wanneer zowel mannen als vrouwen lid zijn van zijn fitnessclub, hij wordt aangesproken door allochtone leden die dan niet meer willen komen. Hij vindt dat begrijpelijk, maar wil het sporten niet scheiden omdat het doel van zijn fitnessclub integratie is. Een projectleider van de KNVB (project ‘Meedoen allochtone jeugd in de sport’) vertelt als twee de gastspreker over zichtbare en onzichtbare discriminatie binnen de sport. Wat zichtbaar is zijn de verbale discriminerende uitlatingen op het veld en wat onzichtbaar is de houding van som mige scheidsrechters. Zij bevestigt in haar verhaal de signalen over het harder aanpakken van allochtone leden. Wel noemt ze de kanttekening dat er soms onrechtvaardig wordt geroepen dat een gegeven kaart discriminatie is. Omdat de KNVB discriminatie binnen de voetbalsport tegen wil gaan heeft zij een eigen meldpunt opgezet. De meldingen die binnenkomen worden serieus onderzocht, waarna gezocht wordt naar een oplossing. Tijdens het debat komt naar boven dat homoseksualiteit een onzichtbaar fenomeen is in de voetbalwereld. Er moet nog heel wat aan gedaan worden om dit punt op de agenda te krijgen. Verder wordt er gesproken over de brugfunctie die sport kan vervullen, het belang van de be trokkenheid van ouders bij de club en het belang van het aanpakken van discriminatie binnen de vereniging. Tijdens de informele borrel na het debat worden contacten gelegd en afspraken gemaakt om met elkaar verder te praten. Het Bureau Discriminatiezaken is met een aantal aan wezigen aan het bekijken of zij kunnen samenwerken in een mogelijke aanpak.
handleiding
Stadsdeelgerichte Aanpak Discriminatie
46
Colofon Tekst drs. S. Gerards
Vormgeving Ontwerpstudio Jos Agasi
Uitgave Bureau Discriminatiezaken Hollands Midden en Haaglanden Postbus 273 2501 CG Den Haag 070 302 86 86
[email protected] www.discriminatiezaken.nl
handleiding
Stadsdeelgerichte Aanpak Discriminatie
47
Uitgave van Bureau Discriminatiezaken Hollands Midden en Haaglanden
Mede mogelijk gemaakt door Ministerie voor Wonen Wijken en Integratie (BZK) en Gemeente Den Haag