ISSN 1725-4760
Gelijkheid en non-discriminatie
Grondrechten en antidiscriminatie
Jaarrapport 2005
Werkgelegenheid
sociale zaken
Europese Commissie
Gelijkheid en non-discriminatie Jaarrapport 2005
Werkgelegenheid
sociale zaken
Grondrechten en antidiscriminatie
Europese Commissie Directoraat-generaal Werkgelegenheid, sociale zaken en gelijke kansen Eenheid D.3 Manuscript voltooid in april 2005
De inhoud van deze publicatie stemt niet noodzakelijk overeen met de mening of het standpunt van het directoraat-generaal Werkgelegenheid, sociale zaken en gelijke kansen van de Europese Commissie. Indien u geïnteresseerd bent in toezending van de elektronische informatiebrief „ESmail” van het directoraat-generaal Werkgelegenheid, sociale zaken en gelijke kansen van de Europese Commissie, stuurt u dan een e-mail aan
[email protected] – de informatiebrief verschijnt regelmatig in het Duits, Engels en Frans. Productie van dit verslag Applica sprl Grafisch design Boom Boom sprl Foto’s Pagina’s 5, 7, 9, 10, 12, 18, 21, 22: © Media Consulta Pagina’s 25, 27, 29, 33, 34: © Carl Cordonnier, Dailylife Pagina 36: © Europese Commissie
Europe Direct helpt u antwoord te vinden op uw vragen over de Europese Unie Een nieuw gratis nummer:
00 800 6 7 8 9 10 11
Meer gegevens over de Europese Unie vindt u op internet via de Europaserver (http://europa.eu.int). Bibliografische gegevens bevinden zich aan het einde van deze publicatie. Luxemburg: Bureau voor officiële publicaties der Europese Gemeenschappen, 2005 ISBN 92-894-9449-2 © Europese Gemeenschappen, 2005 Overneming met bronvermelding toegestaan. Printed in Belgium GEDRUKT
OP CHLOORVRIJ GEBLEEKT PAPIER
Inhoudsopgave Inleiding >
5
Deel I > Vooruitgang bij het implementeren van de richtlijn inzake rassengelijkheid 7 en van de richtlijn inzake gelijke behandeling in arbeid en beroep 7
Wijzigingen in de nationale wetgeving
13
Individuele rechten beschermen en afdwingen
17
Deel II > De toestand van de Roma in de EU verbeteren
25
De aard en de omvang van de uitdaging
25
Gezamenlijke inspanning om de toestand van de Roma te verbeteren
26
Het communautair actieprogramma — Klemtoon op de Roma
31
3
2005
Europese wetgeving en Europese acties
Jaarrapport — Gelijkheid en non-discriminatie
Inleiding > In het afgelopen jaar werd verdere vooruitgang geboekt in de strijd tegen discriminatie en bij het afdwingen van het recht op gelijke behandeling voor al wie in de Europese Unie leeft. Veel lidstaten hebben nu stappen ondernomen om hun wetten in overeenstemming te brengen met de twee Europese richtlijnen die in 2000 werden goedgekeurd — de richtlijn inzake rassengelijkheid (2000/43/EG), die discriminatie op grond van ras of etnische afstamming in de meeste domeinen van het dagelijkse leven verbiedt, en de richtlijn inzake gelijke behandeling in arbeid en beroep (2000/78/EG), die discriminatie op grond van godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid verbiedt in de domeinen arbeid, beroep en opleiding. Dit geldt ook voor de tien landen die in mei 2004 tot de Unie zijn toegetreden. Het Europese actieprogramma ter bestrijding van discriminatie is die inspanningen blijven ondersteunen, in het bijzonder om ervoor te zorgen dat men zich bewust zou zijn van de rechten en plichten die de nieuwe wetten inhouden, en om de strijd met discriminerende attitudes en discriminerend gedrag aan te gaan. Ondanks die vooruitgang is discriminatie nog steeds een feit en moet nog meer worden ondernomen om te garanderen dat het wettelijke kader adequaat wordt geïmplementeerd en uitgevoerd. Zo is de Commissie aan het controleren of de nieuwe wetten die de lidstaten hebben ingevoerd, stroken met de richtlijnen en is zij, waar dit niet het geval blijkt, aangepaste acties aan het ondernemen. Zij is ook bij de lidstaten gedetailleerde informatie aan het vergaren over de manier waarop deze de richtlijnen in de periode van vijf jaar sinds hun goedkeuring hebben toegepast. In 2006 zal hierover verslag worden uitgebracht aan het Europees Parlement en aan de Raad. Met de publicatie van het groenboek over Gelijkheid en non-discriminatie in een uitgebreide Europese Unie bracht de Commissie in mei 2004 een consultatieproces over de prioriteiten in het toekomstige beleid op gang. Midden 2005 zal er een mededeling worden goedgekeurd die uit het groenboek voortvloeit en die voorstellen voor acties formuleert, o.a. het organiseren van een Europees Jaar van gelijke kansen in 2007.
5
Het grote belang dat de Commissie aan het beleid in dit domein hecht, wordt weerspiegeld door het feit dat in 2004 een nieuwe groep van commissarissen voor grondrechten, voor de bestrijding van discriminatie en voor gelijke kansen werd opgericht, die door de voorzitter van de Commissie wordt geleid. Die groep heeft tot doel om de politieke agenda vooruit te stuwen en de coherentie tussen de verschillende initiatieven in dit domein te garanderen. Een andere fundamentele evolutie is het plan om een nieuw bureau voor de grondrechten op te richten.
SAMENVATTING VAN HET VERSLAG Dit verslag biedt u een samenvatting van de ontwikkelingen die zich in het afgelopen jaar in de lidstaten en op Europees vlak hebben voorgedaan in de strijd tegen discriminatie. Het is in twee delen opgesplitst. Het eerste deel behandelt de vereisten die in de richtlijn inzake rassengelijkheid en de richtlijn inzake gelijke behandeling in arbeid en beroep zijn vastgelegd, en de acties die door de Commissie zijn ondernomen om te garanderen dat de lidstaten die richtlijnen naleven. Vervolgens wordt ingegaan op de nieuwe wetten en op andere maatregelen die de lidstaten hebben genomen om die eisen na te leven. Aan de hand van een aantal voorbeelden wordt ook getoond hoe de wetten in de praktijk worden omgezet.
2005
Het tweede deel van het verslag onderzoekt de toestand van de Roma in de EU, die samen de grootste etnische minderheid in de EU-25 vormen. Het verslag bestudeert ook enkele van de acties die de EU onderneemt om iets te doen aan de wijdverspreide uitsluiting en discriminatie waarmee de Roma-gemeenschappen overal in Europa te maken krijgen.
Jaarrapport — Gelijkheid en non-discriminatie
De consultatie over de toekomst van het antidiscriminatiebeleid in de EU De publicatie van het groenboek over Gelijkheid en non-discriminatie in een uitgebreide Europese Unie (1) bracht in 2004 een consultatieproces op gang over maatregelen die in de toekomst genomen zouden moeten worden om de bescherming tegen discriminatie uit te breiden en te versterken. Naar aanleiding van de vragenlijst kwamen er 1 443 antwoorden en 150 schriftelijke bijdragen binnen uit alle lidstaten van de EU, uit Roemenië en Turkije. Die werden ingediend door nationale, regionale en lokale overheden, instanties die bevoegd zijn voor gelijke behandeling, NGO’s, sociale partners, experts en individuele burgers. De voornaamste resultaten zijn in november 2004 in Nederland voorgesteld op een conferentie met de titel „Equality in a future Europe”. Het gaat onder andere om volgende resultaten. • Na de uitbreiding moet de EU haar inspanningen in de strijd tegen discriminatie uitbreiden (aldus 88 % van de ondervraagden). • De EU moet specifieke acties ondernemen voor de situatie van Roma in alle lidstaten. • De EU moet zowel in de „oude” als in de „nieuwe” lidstaten harder ten strijde trekken tegen het benadelen en discrimineren op grond van seksuele geaardheid. • Er zijn bijkomende inspanningen nodig zodat de richtlijnen nationaal worden nageleefd. • De belangrijkste obstakels bij de daadwerkelijke implementatie van de richtlijnen zijn het blijven voortbestaan van discriminerende attitudes en gedragingen (68 %), onvolledige wetgeving (59 %) en het gebrek aan informatie en bewustzijn over rechten en plichten (48 %). • Bij de NGO’s en bij andere actoren is er veel vraag naar het optrekken van de bescherming op alle gronden naar het niveau dat in de richtlijn inzake rassengelijkheid is voorzien, maar enkele nationale overheden beschouwen dit nog als voorbarig. • Als meest efficiënte middelen om de problemen aan te pakken die de richtlijnen niet afdekken, worden bovendien wetgeving (34 %), bewustmaking (32 %) en positieve actie (23 %) genoemd. • Men vindt dat beschouwingen over non-discriminatie en gelijke behandeling de overheersende stroming moeten vormen in een reeks domeinen van het Europese beleid.
6
• Volgens 82 % van de ondervraagden moeten er meer inspanningen geleverd worden in de strijd tegen discriminatie op basis van de verschillende gronden, met inbegrip van het geslacht. • 93 % van de ondervraagden beschouwt het vergaren van gegevens als een belangrijke stap bij het uitwerken van een efficiënt beleid voor gelijke kansen en tegen discriminatie, maar daarnaast beklemtoonde men ook de noodzaak om de persoonlijke levenssfeer te beschermen. • De overgrote meerderheid van de schriftelijke antwoorden wijst op de toegevoegde waarde die de EU-financiering bij beleidsacties en wetgeving tegen discriminatie biedt. De steun gaat bij voorkeur naar „informatie en bewustmaking” (60 %) en „analyse en monitoring” (54 %). • Men stelt dat elke instantie die bij de strijd tegen discriminatie betrokken is, een belangrijke rol heeft, in het bijzonder de instanties die met slachtoffers van represailles werken, en dat vooral de participatie van de nationale overheden zou moeten toenemen.
2005
(1) http://europa.eu.int/comm/employment_social/fundamental_rights/policy/aneval/green_en.htm.
Inleiding
Deel I >
Vooruitgang bij het implementeren van de richtlijn inzake rassengelijkheid en van de richtlijn inzake gelijke behandeling in arbeid en beroep In het afgelopen jaar is in een aantal lidstaten van de Europese Unie aanzienlijke vooruitgang geboekt bij het verder implementeren van de Europese richtlijn inzake rassengelijkheid (Richtlijn 2000/43/EG) en de richtlijn inzake gelijke behandeling in arbeid en beroep (Richtlijn 2000/78/EG). De tien nieuwe lidstaten moesten die richtlijnen tegen 1 mei 2004, de datum van hun toetreding tot de EU, volledig in nationaal recht hebben omgezet en als gevolg hiervan werden er in de maanden die aan de uitbreiding van de Unie voorafgingen, talloze nieuwe wetten goedgekeurd. Tegelijkertijd werden in vele van de 15 andere lidstaten, waar de deadlines voor de omzetting in het nationale recht al waren verstreken, namelijk 19 juli 2003 voor de richtlijn inzake rassengelijkheid en 2 december 2003 voor de richtlijn inzake gelijke behandeling in arbeid en beroep, stappen ondernomen met het oog op de volledige omzetting van de richtlijnen in nationaal recht. In een aantal gevallen hebben die wetten betrekking op discriminatie op basis van leeftijd en handicap, waarbij de lidstaten voor die aspecten ten opzichte van de deadline voor de andere gronden drie jaar uitstel konden vragen voor het naleven van de richtlijn inzake gelijke behandeling in arbeid en beroep. Denemarken koos voor één jaar uitstel met het oog op de implementatie van het aspect „handicap” uit de richtlijn inzake gelijke behandeling in arbeid en beroep. De regelgeving van het Verenigd Koninkrijk inzake handicap is in oktober 2004 van kracht geworden en vanaf september 2006 gelden nieuwe regels inzake beroepsopleiding. Denemarken opteerde daarnaast ook voor één jaar uitstel voor het aspect „leeftijd” en keurde in december 2004 een wet goed over beide aspecten, „leeftijd” en „handicap”. Een periode van drie jaar uitstel wordt door België, Duitsland, Nederland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk gehanteerd voor het aspect „leeftijd” en door Frankrijk, Zweden en het Verenigd Koninkrijk (in dit laatste alleen qua beroepsopleidingen) voor het aspect „handicap”. Die landen moeten aan de Commissie jaarlijks verslag uitbrengen over de vooruitgang die zij met het oog op de implementatie boeken.
7
EUROPESE WETGEVING EN EUROPESE ACTIES Overzicht over de richtlijnen inzake rassengelijkheid en inzake gelijke behandeling in arbeid en beroep
Wat is het doel van de Europese richtlijnen ter bestrijding van discriminatie?
2005
Beide richtlijnen werden in 2000 goedgekeurd om gemeenschappelijke minimale normen vast te leggen voor de wetgeving die de Europese lidstaten hanteren in de strijd tegen discriminatie op grond van ras of etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd en seksuele geaardheid. Ze hebben tot doel om een algemeen wettelijk kader tot stand te brengen waarin die vormen van discriminatie bestreden kunnen worden, en zo het beginsel van gelijke behandeling te doen toepassen. Die richtlijnen beletten de lidstaten niet om een betere bescherming tegen discriminatie te bieden dan datgene wat de richtlijnen opleggen. Bij het omzetten van
Jaarrapport — Gelijkheid en non-discriminatie
de richtlijnen in hun nationale recht hebben de lidstaten echter niet het recht om het niveau van bescherming te laten dalen onder het niveau dat voordien bestond. Wie wordt door de Europese wetgeving beschermd? De twee richtlijnen beschermen iedereen op Europees grondgebied tegen discriminatie op grond van ras of etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, leeftijd, seksuele geaardheid of handicap. Dit omvat ook personen die geen burger van een Europese lidstaat zijn, maar die zich in de EU bevinden. De bescherming geldt ook voor iedere burger die gediscrimineerd wordt omdat de persoon die discrimineert, denkt of vermoedt dat hij tot een bepaald ras behoort, een bepaalde godsdienst heeft, enzovoort, ook al is die mening of dat vermoeden niet correct. Dit geldt op dezelfde wijze ook voor alle personen die gediscrimineerd worden omdat ze in verband gebracht worden met een persoon van een bepaald ras, met een bepaalde godsdienst, met een bepaalde seksuele geaardheid, enzovoort. Waartegen beschermt de wetgeving? De richtlijnen beschermen iedereen tegen de volgende vormen van discriminatie. • Directe discriminatie: hiervan is sprake wanneer iemand op één van de gronden die in de richtlijnen vervat zitten, ongunstiger wordt behandeld dan een ander in een vergelijkbare situatie wordt, is of zou worden behandeld. • Indirecte discriminatie: hiervan is sprake wanneer een ogenschijnlijk neutrale bepaling, maatstaf of handelwijze personen van een bepaald ras of van een bepaalde etnische afstamming, met een bepaalde godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid in vergelijking met andere personen al dan niet opzettelijk benadeelt, tenzij die bepaling, maatstaf of handelwijze objectief wordt gerechtvaardigd door een legitiem doel en de middelen voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk zijn. • Intimidatie: hierbij is sprake van ongewenst gedrag dat met een van de in de richtlijnen vervatte gronden verband houdt en dat tot doel of gevolg heeft dat de waardigheid van de persoon wordt aangetast en een bedreigende, vijandige, beledigende, vernederende of kwetsende omgeving wordt gecreëerd. • Opdracht tot het discrimineren van personen als iemand opdracht krijgt om te discrimineren, staat dit gelijk met discriminatie. Bovendien schenden werkgevers — en andere personen waarop de richtlijn inzake gelijke behandeling in arbeid en beroep van toepassing is zoals verstrekkers van opleidingen — ook het beginsel van gelijke behandeling indien ze verzuimen om aan personen met een handicap redelijke accommodatie ter beschikking te stellen. Dit houdt in dat zij adequate maatregelen moeten nemen om ervoor te zorgen dat personen met een handicap toegang krijgen tot arbeid, kunnen deelnemen aan het arbeidsproces en hierin vooruitgang kunnen boeken of een opleiding kunnen volgen. De werkgevers zijn echter niet verplicht om maatregelen te nemen die een onevenredige belasting zouden inhouden. Of van een dergelijke onevenredige belasting sprake is, moet in elk geval afzonderlijk overwogen worden, waarbij met alle omstandigheden rekening moet worden gehouden. Uiteindelijk zijn het de rechtbanken die hierover beslissen. De belasting zal niet als onevenredig worden beschouwd als de lidstaat maatregelen heeft genomen die de belasting voor de werkgevers wegneemt, bij voorbeeld door hiervoor financiële middelen toe te kennen.
8
Tot slot moeten werknemers die over discriminatie geklaagd hebben of terzake een rechtszaak aanhangig hebben gemaakt, krachtens de richtlijnen beschermd worden tegen ontslag of tegen elke andere ongunstige behandeling door de werkgever die een reactie is op de klacht. In dat geval is sprake van represailles en die zijn strafbaar. Ook individuen zijn krachtens de richtlijn inzake rassengelijkheid buiten de werksfeer beschermd tegen represailles. Waar en in welke omstandigheden verbieden de richtlijnen discriminatie? Discriminatie op grond van ras of etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid wordt verboden met betrekking tot de toegang tot arbeid, tot een zelfstandige activiteit of een beroep, met inbegrip van selectiecriteria en aanwerving, toegang tot alle types beroepsopleiding en beroepskeuzebegeleiding, met inbegrip van praktische werkervaring; arbeidsvoorwaarden, met inbegrip van ontslagen en verloning; en lidmaatschap van of betrokkenheid bij vakbonden en andere werknemersorganisaties, verenigingen van de werkgevers en professionele instanties.
2005
Discriminatie op grond van ras of etnische afstamming is ook verboden met betrekking tot sociale bescherming, met inbegrip van sociale zekerheid en sociale voordelen uit de gezondheidszorg (zoals gratis voorschriften en reisfaciliteiten), opvoeding en toegang tot en levering van goederen en diensten die beschikbaar zijn voor het grote publiek, met inbegrip van huisvesting. Deel I > Vooruitgang bij het implementeren van de richtlijn inzake rassengelijkheid en van de richtlijn inzake gelijke behandeling in arbeid en beroep
Hoe kan het recht op gelijke behandeling krachtens de richtlijnen afgedwongen worden? Iedere burger die van mening is dat hij is gediscrimineerd, moet toegang hebben tot gerechtelijke of administratieve procedures waarmee hij zijn rechten kan afdwingen. De rechtbank of een andere bevoegde instantie moet de zaak onderzoeken (afhankelijk van de nationale beperkingen in de tijd) en adequate sancties opleggen indien er daadwerkelijk sprake blijkt te zijn van discriminatie. In enkele landen bestaan er speciale procedures die specifiek zijn uitgewerkt om beslissingen te nemen over geschillen omtrent discriminatie, en in meerdere landen bestaan er ook verzoeningsprocedures voor het oplossen van geschillen. Zelfs indien een lidstaat de richtlijnen niet correct heeft geïmplementeerd, kunnen de burgers toch de bescherming van die bepalingen genieten (zie hieronder „Individuele rechten beschermen en afdwingen”). Als een slachtoffer zijn zaak bij een rechtbank of een andere instantie aanhangig maakt, heeft dat slachtoffer het recht om ondersteund te worden door organisaties die een rechtmatig belang hebben bij het naleven van het beginsel van gelijke behandeling, bijvoorbeeld vakbonden of NGO’s die zich met discriminatie bezighouden. Over het algemeen gaan de slachtoffers met een dergelijke ondersteuning akkoord. Omdat een geval van discriminatie van nature moeilijk te bewijzen is, stellen de richtlijnen dat het bewijsniveau dat het vermoedelijke slachtoffer moet aandragen, bij een rechtszaak over discriminatie minder groot is dan dat wat normaal gezien vereist zou zijn. Als de eiser feiten heeft aangedragen op basis waarvan kan worden vermoed dat er sprake is van discriminatie, gaat de bewijslast over op de gedaagde, die dan de vermoedelijke discriminatie met bewijzen zal moeten weerleggen. Die regel is van toepassing bij burgerlijke en administratieve rechtbanken en dito procedures, maar niet bij strafrechtelijke procedures, waar de traditionele hogere normen inzake bewijs van toepassing blijven, en bij onderzoeksprocedures.
9
Schendingen van de wetten ter bestrijding van discriminatie moeten met doeltreffende, adequate en ontradende sancties aangepakt worden, waarbij ook de uitbetaling van een schadevergoeding aan het slachtoffer mogelijk is. Volgens het Europese Hof van Justitie moeten de lidstaten in de rechtspraak over discriminatie op grond van geslacht sancties voorzien die een „reële en daadwerkelijke” bescherming bieden voor de rechten van het individu in de Europese Unie en die een daadwerkelijk en afschrikkend effect hebben op de werkgevers. Bovendien mogen de lidstaten geen maximumbedrag bepalen voor de schadevergoeding die aan slachtoffers van discriminatie kan worden uitbetaald (zie de zaken Von Colson, 14/83 en Marshall II, C-271/91 op www.curia.eu.int). Bestaan er uitzonderingen op het beginsel van gelijke behandeling? De richtlijnen staan enkele uitzonderingen op het beginsel van non-discriminatie toe. Ten eerste: ze staan positieve actie (of positieve discriminatie) toe, zodat bepaalde groepen gunstiger kunnen worden behandeld dan andere. Dit laatste is bedoeld ter voorkoming of ter compensatie van nadelen die met één van de genoemde gronden van discriminatie samenhangen.
2005
Ten tweede: ze staan verschillende behandelingen toe wanneer het werk door zijn aard werkelijk vereist dat het uitgevoerd wordt door een persoon van een bepaalde etnische afstamming, met een bepaalde godsdienst of leeftijd, … Of er daadwerkelijk van een wezenlijke en bepalende beroepsvereiste sprake is, wordt zeer strikt beoordeeld. Bovendien kunnen organisaties van wie het ethos op een godsdienst of overtuiging gebaseerd is (bij voorbeeld kerken) in landen waar de nationale wetgeving of praktijken van voor de richtlijnen dateren, eisen dat bepaalde werkzaamheden uitgevoerd worden door een persoon met die godsdienst of overtuiging. Hierbij is geen sprake van discriminatie voorzover de aard van de activiteiten of de context waarin die activiteiten uitgevoerd worden, de godsdienst of overtuiging van die persoon tot een wezenlijke, legitieme en gerechtvaardigde beroepsvereiste maken.
Jaarrapport — Gelijkheid en non-discriminatie
Er bestaan bijzondere uitzonderingen op het verbod op discriminatie op grond van leeftijd. De lidstaten kunnen ervoor kiezen om bij wet te bepalen dat een verschillende behandeling op grond van leeftijd in sommige omstandigheden geen discriminatie op grond van leeftijd vormt voorzover de verschillende behandeling objectief en redelijkerwijs gerechtvaardigd is door een legitieme doelstelling — zoals met betrekking tot werkgelegenheidsbeleid en de arbeidsmarkt of doelstellingen voor beroepsopleidingen — en voorzover de middelen om die doelstelling te bereiken, adequaat en noodzakelijk zijn. De richtlijn inzake gelijke behandeling in arbeid en beroep geeft voorbeelden van dingen die onder bepaalde omstandigheden kunnen neerkomen op gewettigde verschillen in de behandeling. Hierbij gaat het ook om bijzondere voorwaarden voor de toegang tot arbeid en beroepsopleidingen, om arbeidsvoorwaarden, met inbegrip van regelingen voor ontslag en verloning, voor jongeren, voor oudere werknemers of verzorgers. Die voorwaarden kunnen worden toegestaan als het de bedoeling is om de integratie van die mensen in het beroepsleven te bevorderen of hun bescherming te garanderen. Men kan ook minimale voorwaarden qua leeftijd, beroepservaring of anciënniteit opleggen voor de toegang tot werkgelegenheid of voor het ontvangen van bepaalde voordelen die aan de werkgelegenheid zijn gekoppeld. Men kan een maximumleeftijd voor aanwervingen bepalen voorzover die gebaseerd is op de opleiding die voor de baan vereist is, of op de noodzaak om voor de pensionering nog tijdens een redelijke periode te kunnen werken.
10
Als de lidstaten ervoor kiezen om dergelijke uitzonderingen in te voeren, moet dit in de nationale wetgeving zijn opgenomen, waarbij gegarandeerd moet zijn dat de uitzonderingen een legitiem doel nastreven en dat ze adequaat en noodzakelijk zijn. Dit laatste houdt in dat het in elk geval onmogelijk moet zijn om die doelstelling met andere niet-discriminerende middelen te bereiken. De richtlijn biedt aan de lidstaten tevens de mogelijkheid om binnen een stelsel van sociale zekerheid een leeftijd te bepalen waarop burgers tot het pensioen- en invaliditeitsstelsel kunnen toetreden. Binnen een dergelijk stelsel kunnen verschillende leeftijdsgrenzen gehanteerd worden voor verschillende categorieën werknemers en bij statistische berekeningen mag het criterium leeftijd gebruikt worden als het niet in discriminatie op grond van geslacht uitmondt. In diezelfde zin zijn de twee richtlijnen ook niet van toepassing op burgers van derde landen en op statelozen die het grondgebied van een lidstaat wensen te betreden of die er zich wensen te vestigen, en voor de behandeling die uit hun wettelijke status voortvloeit. Merk echter op dat de Europese richtlijn betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen (G2003/109/EG), aan deze onderdanen eenzelfde behandeling garandeert als aan de burgers van de EU-lidstaten. De burgers van de EU zijn krachtens artikel 12 van het Europese Verdrag tegen discriminatie beschermd op grond van hun nationaliteit van een EU-lidstaat. Daarnaast geldt de richtlijn inzake gelijke behandeling in arbeid en beroep (qua discriminatie op grond van godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd en seksuele geaardheid) niet voor:
2005
• maatregelen die de nationale wetgever neemt en die in een democratische samenleving noodzakelijk zijn met het oog op de openbare veiligheid, op het behoud van de openbare orde en het voorkomen van strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid en de rechten en vrijheden van anderen; • betalingen die uitgevoerd worden door staatsinstellingen of gelijkaardige instanties, met inbegrip van de instellingen voor sociale zekerheid en sociale bescherming. Tot slot hebben de lidstaten het recht om hun strijdkrachten te ontheffen van de bepalingen uit de richtlijn inzake gelijke behandeling in arbeid en beroep die betrekking hebben op leeftijd en op handicap.
Deel I > Vooruitgang bij het implementeren van de richtlijn inzake rassengelijkheid en van de richtlijn inzake gelijke behandeling in arbeid en beroep
Waartoe verplichten de richtlijnen de lidstaten nog? De lidstaten moeten één of meerdere instanties oprichten die gelijke behandeling bevorderen, ongeacht het ras of de etnische afstamming. Ze moeten ervoor zorgen dat die instanties op zijn minst in staat zijn om onafhankelijk assistentie te verlenen aan personen die het slachtoffer van discriminatie zijn geworden. Hiertoe kunnen ze bij gevallen van discriminatie klacht indienen, onafhankelijk onderzoek verrichten en onafhankelijke verslagen en aanbevelingen publiceren over elk onderwerp dat met discriminatie te maken heeft. De lidstaten zijn verantwoordelijk voor het verspreiden van informatie over de wetgeving over gelijke behandeling in hun land. Dit heeft zowel betrekking op nieuwe wetten die de richtlijnen in nationaal recht omzetten, als op oude wetten die al van kracht zijn. Ze moeten ook de discussie tussen werkgevers en werknemersorganisaties over gelijke behandeling bevorderen en de dialoog aanzwengelen met NGO’s die belangstelling hebben voor de strijd tegen discriminatie. De lidstaten zijn verplicht om alle discriminerende wetten en regelingen af te schaffen en ze moeten ervoor zorgen dat alle discriminerende bepalingen uit overeenkomsten, collectieve overeenkomsten of interne regels van organisaties onwerkzaam zijn. De lidstaten moeten aan de Europese Commissie verslag uitbrengen, enerzijds uiterlijk op 19 juli 2005 over de toepassing van de richtlijn inzake rassengelijkheid en anderzijds uiterlijk op 2 december 2005 over de toepassing van de richtlijn inzake gelijke behandeling in arbeid en beroep. Nadien moeten zij om de vijf jaar een dergelijk verslag uitbrengen. De Commissie zal die informatie vervolgens gebruiken om voor het Europees Parlement en voor de Raad van de Europese Unie verslagen over de toepassing van de richtlijn uit te werken. Wat kan de Europese Commissie doen als de lidstaat de richtlijnen niet correct uitvoert? Krachtens het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap kan de Europese Commissie een procedure opstarten tegen lidstaten die de bepalingen uit de richtlijnen niet naleven (artikel 226). Dergelijke procedure kan worden opgestart als de lidstaat de omzetting in het nationale recht niet meldt, als hij zich niet houdt aan de bepalingen uit de richtlijn of als de omzetting in nationaal recht onvolledig of niet correct is gebeurd. De procedure begint met een formeel schrijven dat de Commissie aan de lidstaat richt en waarin zij uiteenzet waarom de lidstaat volgens haar zijn verplichtingen niet is nagekomen. De lidstaat heeft twee maand tijd om hierop te antwoorden. Als de zaak hiermee niet opgelost is, brengt de Commissie een „met redenen omkleed advies” uit waarop de lidstaat opnieuw binnen de twee maand moet reageren. Indien de lidstaat niet antwoordt of indien de Commissie het antwoord onbevredigend acht, kan zij de lidstaat naar het Europese Hof van Justitie doorverwijzen.
11
Indien het Hof van mening is dat de lidstaat zijn verplichtingen niet is nagekomen, moet de staat de maatregelen nemen die nodig zijn om zich naar het arrest van het Hof te schikken. Indien de Commissie nadien van mening is dat de maatregelen van de lidstaat onvoldoende zijn, krijgt de staat de gelegenheid om opmerkingen in te dienen. Dan volgt een met redenen omkleed advies dat gedetailleerd ingaat op de punten die de lidstaat niet naleefde (artikel 228 van het Europese Verdrag). Vervolgens krijgt de lidstaat een beperkte periode om die punten aan te passen. Als de lidstaat dit niet doet, kan de Commissie de zaak opnieuw voor het Europese Hof van Justitie brengen en het bedrag vermelden dat de lidstaat volgens haar moet betalen. Als het Hof van mening is dat de lidstaat zich niet naar zijn arrest heeft geschikt, kan het hiervoor een forfaitaire som of een dwangsom opleggen. Actie van de Commissie tegen vijf lidstaten
2005
In juli 2004 daagde de Commissie vijf lidstaten (Oostenrijk, Finland, Duitsland, Griekenland en Luxemburg) voor het Europese Hof van Justitie omdat ze de omzetting van de richtlijn inzake rassengelijkheid in nationaal recht niet hadden gemeld. In de eerste stappen van de procedure wegens schending van het Gemeenschapsrecht werd geen oplossing bereikt. In december 2004 daagde de Commissie die vijf lidstaten voor het Europese Hof van Justitie omdat ze de omzetting van de richtlijn inzake gelijke behandeling in arbeid en beroep in nationaal recht niet hadden gemeld. Ook nu had de voorafgaande communicatie tussen de Commissie en deze lidstaten nog geen oplossing gebracht, terwijl dit wel lukte bij België, Denemarken, Ierland, Nederland, Portugal en het Verenigd Koninkrijk, tegen wie aanvankelijk ook een procedure wegens schending van het Gemeenschapsrecht aanhangig was gemaakt.
Jaarrapport — Gelijkheid en non-discriminatie
In Griekenland en Duitsland zijn de wetsontwerpen pas eind 2004 aan het Parlement voorgelegd. In Griekenland is de wetgeving ondertussen goedgekeurd en de rechtszaken tegen die lidstaat zijn stopgezet. In Luxemburg zijn de twee wetsontwerpen die eind 2003 aan het Parlement zijn voorgelegd, nog steeds niet goedgekeurd. In Oostenrijk hebben nog niet alle deelstaten de richtlijnen in nationaal recht omgezet en in Finland moeten de richtlijnen nog ingevoerd worden op de Åland-eilanden. De procedure wegens schending van het Gemeenschapsrecht houdt rekening met het feit dat Duitsland aan de Commissie heeft meegedeeld dat het bij de richtlijn inzake gelijke behandeling in arbeid en beroep gebruik wenst te maken van de mogelijkheid om drie jaar uitstel te krijgen voor het aspect „discriminatie op grond van leeftijd”. Geen enkele van de vier andere lidstaten heeft zijn deadline zo formeel verlengd. Op 24 februari 2005 zijn Finland en Luxemburg door het Europese Hof van Justitie veroordeeld omdat ze geen wetgeving goedkeurden die de omzetting van de richtlijn inzake rassengelijkheid in nationaal recht mogelijk moet maken (zie de rechtszaken C-327/04 en C-320/04). Tegen eind 2004 hadden alle nieuwe lidstaten behalve de Tsjechische Republiek officieel aan de Commissie meegedeeld dat ze beide richtlijnen in hun nationale recht hadden omgezet. Op dit ogenblik is de Commissie hun mededelingen aan het onderzoeken, omdat ze zich ervan bewust is dat de omzetting in sommige landen ernstige lacunes vertoont. De Tsjechische Republiek heeft een formele waarschuwing over het niet-meedelen van beide richtlijnen ontvangen. Voor de nieuwe lidstaten zijn de procedures later op gang gebracht dan voor de „oude” lidstaten omdat de deadline voor de omzetting in nationaal recht later viel, namelijk op 1 mei 2004. Bovendien vaardigt de Commissie die procedures wegens schending van het Gemeenschapsrecht in „pakketten” uit en niet tegen individuele lidstaten. Dit houdt in dat de Commissie wacht tot ze de vereiste informatie heeft om tegelijkertijd procedures tegen meerdere lidstaten te kunnen opstarten.
12
Het intensieve voorbereidende werk is begonnen voor de formele stappen in de procedures wegens schending van het Gemeenschapsrecht door niet-naleving van de richtlijnen. Dit omvat een gedetailleerd onderzoek naar de nationale wetten die de richtlijnen moeten invoeren, om zo de lacunes of leemten in de omzetting te ontdekken. De formele stappen voor het „pakket” voor schending van het Gemeenschapsrecht door schending van de richtlijn inzake rassengelijkheid zullen waarschijnlijk in 2005 tegen meerdere „oude” lidstaten gelanceerd worden. Later volgen dan waarschijnlijk procedures voor schending van de richtlijn inzake gelijke behandeling in arbeid en beroep tegen een aantal „oude” lidstaten en voor schending van beide richtlijnen tegen enkele nieuwe lidstaten.
2005
Bij het bestuderen van de nationale wetgeving verliest de Commissie de aard van de Europese richtlijnen niet uit het oog, namelijk het feit dat deze aan de lidstaten de vrijheid geven om de meest geschikte vorm van implementatie van de bepalingen te kiezen. Niettemin moet de Commissie de garantie hebben dat de wetgeving werkelijk de resultaten bereikt die de richtlijnen beogen. De Commissie wordt bij deze controle op de conformiteit bijgestaan door het Europese netwerk van onafhankelijke wettelijke experts in het domein van de nondiscriminatie, dat verslagen over de ontwikkelingen in de verschillende lidstaten publiceert.
Deel I > Vooruitgang bij het implementeren van de richtlijn inzake rassengelijkheid en van de richtlijn inzake gelijke behandeling in arbeid en beroep
‘
De Europese richtlijn inzake rassengelijkheid, die door Hongarije is geïmplementeerd in de vorm van de wet op gelijke behandeling en ter bevordering van gelijke kansen is een baanbrekend instrument om minderheden bij wet tegen discriminatie te beschermen. We hebben rekening gehouden met alle wettelijke vereisten uit de richtlijn die van essentieel belang zijn voor al wie in de toekomst met discriminatie van welke aard ook geconfronteerd kan worden. We hebben dit jaar tevens een Dienst voor gelijke behandeling opgericht die gevallen van discriminatie moet onderzoeken en juridische procedures tegen de daders moet opstarten. We zijn uiterst gretig om te zien hoe dit zal worden gebruikt om de wettelijke bescherming van de Roma te verbeteren, want de meeste zaken die aan de voor gelijke behandeling bevoegde dienst werden voorgelegd, hadden betrekking op discriminatie van Roma in de domeinen werkgelegenheid en onderwijs. Ik hoop van ganser harte dat de maatschappelijke organisaties in naam van de slachtoffers van discriminatie processen zullen aanspannen om aan de nieuwe wetgeving op die manier een maximale impact te geven. We zijn ons echter ervan bewust dat de toestand van de Roma niet alleen kan worden opgelost via juridische stappen, dat die aan andere maatregelen moeten worden gekoppeld. De Hongaarse regering is een coördinerende rol aan het spelen in het „Roma Decade”, een initiatief van de Wereldbank en van het Open Society Institute, dat in februari 2005 werd gelanceerd door Hongarije en zeven andere Europese landen. Met dit initiatief zijn we hopelijk in staat om een maximale hoeveelheid hulpmiddelen van allerlei aard te vinden om zo de economische en sociale toestand van de Roma overal in Europa te verbeteren.
’
KINGA GÖNCZ, MINISTER VAN JEUGD, GEZIN, SOCIALE ZAKEN EN GELIJKE KANSEN, HONGARIJE
WIJZIGINGEN IN DE NATIONALE WETGEVING
13
2005
Hoewel de deadlines voor de omzetting in nationaal recht verstreken zijn, worden er in een aantal lidstaten nog steeds wetten gewijzigd en goedgekeurd om beide richtlijnen tegen discriminatie om te zetten. In Slowakije werd de wet tegen discriminatie in mei 2004 goedgekeurd. In Ierland werd de wet van 2004 over gelijke behandeling in juli 2004 van kracht; ze amendeert de wet van 1998 over gelijke behandeling in arbeid en beroep en de wet van 2000 over gelijkheid van status. In Malta werd in november 2004 een wet goedgekeurd om de lacunes op te vullen die in het domein van de werkgelegenheid waren ontstaan na het goedkeuren van de wet van 2002 inzake werkgelegenheid en industriële relaties. In december 2004 werd in Denemarken een nieuwe wet goedgekeurd met het oog op de omzetting in nationaal recht van de bepalingen uit de richtlijn inzake gelijke behandeling in arbeid en beroep die op „leeftijd” en „handicap” betrekking hebben. In Frankrijk werd een wet goedgekeurd om een Hoge Autoriteit tegen discriminatie en voor gelijke behandeling op te richten, die de richtlijn inzake rassengelijkheid in nationaal recht moet omzetten. In Hongarije werd een regeringsbesluit inzake de Autoriteit voor gelijke behandeling goedgekeurd. In België zijn in mei 2004 nieuwe wetten goedgekeurd door het Waalse Gewest, de Franse Gemeenschap en de Duitstalige Gemeenschap. In Oostenrijk werd de wetgeving in 2004 goedgekeurd in de deelstaten Stiermarken, Wenen, Neder-Oostenrijk en Karinthië, terwijl de deelstaten Vorarlberg en OpperOostenrijk wetsontwerpen indienden. In Griekenland werd in januari 2005 een wet gepubliceerd die alle gronden van discriminatie uit beide richtlijnen omvat, en in diezelfde maand werd in Zweden een wet tegen discriminatie op grond van seksuele geaardheid van kracht in het domein van de sociale zekerheid. In Polen zal de wet op nationale en etnische minderheden en regionale talen in mei 2005 van kracht worden.
Jaarrapport — Gelijkheid en non-discriminatie
OVERZICHTSTABEL: STAND VAN ZAKEN VAN IMPLEMENTATIE VAN DE RICHTLIJNEN (TOESTAND OP 1 APRIL 2005) Nota: Deze tabel geeft een samenvatting van de wetgeving die in verband met de richtlijnen is goedgekeurd. Ze is niet bedoeld om te evalueren of de nationale wetgeving volledig met de richtlijnen strookt en of die wetten in de respectieve lidstaten integraal worden nageleefd. Aangezien de nationale wetgeving in dit domein erg snel evolueert, zal het niet lang duren voor er aan de hier beschreven toestand al weer nieuwe wetgeving kan worden toegevoegd. België
Federaal niveau: wet van 25 februari 2003 ter bestrijding van discriminatie en tot wijziging van de wet van 15 februari 1993 tot oprichting van een Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding; wet van 20 januari 2003 tot versterking van de wetgeving tegen racisme en tot wijziging van de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden. Regionaal niveau: decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 8 mei 2002 houdende evenredige participatie op de arbeidsmarkt; decreet van de Franse Gemeenschap van 19 mei 2004 over de implementatie van het beginsel van gelijke behandeling; decreet van het Waals Gewest van 27 mei 2004 over de gelijke behandeling bij arbeid en bij beroepsopleidingen; decreet van de Duitstalige Gemeenschap van 17 mei 2004 over de waarborg voor gelijke behandeling op de arbeidsmarkt; ordonnantie van 26 juni 2003 betreffende het gemengde beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Omvat alle gronden uit de twee richtlijnen en ook bijkomende gronden, met inbegrip van het geslacht.
Tsjechische Republiek
Wet nr. 65/1964 Coll. Arbeidswetboek dat in 2004 voor het laatst werd geamendeerd; wet nr. 361/2003 Coll. over de dienstrelaties van leden van de strijdkrachten; wet nr. 221/1999 Coll. over de dienstrelaties van leden van de strijdkrachten, zoals geamendeerd in 2002; wet nr. 218/2002 Coll. over de officiële dienst in de staatsadministratie en over de verloning van ambtenaren en andere bedienden; wet op het onderwijs nr. 561/2004 Coll. Omvat alle gronden uit de twee richtlijnen en ook bijkomende gronden, met inbegrip van het geslacht.
Denemarken
Wet nr. 960 (2004) over artikel 266 b) van het Strafwetboek, wet nr. 626 (1987) inzake verbod op discriminatie op basis van ras, enzovoort; wet nr. 459 (1996) gewijzigd door wet nr. 253 (2004) en wet nr. 1416 (2004) inzake verbod op discriminatie in arbeid en beroep, enzovoort; wet nr. 374 (2003) inzake verbod op ongelijke behandeling op grond van ras of etnische afstamming; wet nr. 1417 van 22 december (2004) inzake verbod op directe en indirecte discriminatie op grond van leeftijd en handicap; wet nr. 411 (2002) inzake het Instituut voor internationale studies en mensenrechten. Omvat alle gronden uit de twee richtlijnen en ook bijkomende gronden.
Duitsland
Wet op de industriële relaties, die in 2001 is gewijzigd; federale wet op de werknemersvertegenwoordiging, die in 2001 is gewijzigd; wet op de gelijke behandeling van personen met een handicap. Omvat alle gronden uit de twee richtlijnen en ook bijkomende gronden, met inbegrip van het geslacht.
Estland
Wet inzake wijzigingen aan de wet inzake de wettelijke kanselier en bijbehorende wetten; wet van de Republiek Estland inzake arbeidsovereenkomsten, zoals gewijzigd op 22.4.2004; Strafwetboek. Omvat alle gronden uit de twee richtlijnen en ook bijkomende gronden, met inbegrip van het geslacht.
Griekenland
Griekse wet inzake toepassing van het beginsel van gelijke behandeling ongeacht ras of etnische afstamming, godsdienst of andere overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid (gepubliceerd op 27 januari 2005). Omvat alle gronden uit de twee richtlijnen.
Spanje
Wet nr. 62/2003 van 30 december inzake fiscale, administratieve en sociale maatregelen; decreet nr. 5/2000 van 4 augustus, wet inzake inbreuken tegen de sociale orde en de bijbehorende sancties, gewijzigd op 1 april; wet nr. 51/2003 van 2 december inzake gelijke kansen, non-discriminatie en universele toegang voor personen met een handicap. Omvat alle gronden uit de twee richtlijnen. Decreet nr. 1865/2004 ter oprichting van de Nationale Raad voor personen met een handicap.
Frankrijk
Perswet 1881 (laatst gewijzigd op 2 februari 2002); wet nr. 2001-1066 ter bestrijding van discriminatie; wet nr. 2002-73 inzake sociale modernisering; wet van 21 december 2004 ter oprichting van een gespecialiseerde dienst (HALDE); wet van 20 december 2004 inzake sociale cohesie. Omvat alle gronden uit de twee richtlijnen en ook bijkomende gronden, met inbegrip van het geslacht.
Ierland
Wet van 2004 inzake gelijke behandeling, die een wijziging van de wet van 1998 inzake gelijke behandeling in arbeid en beroep en van de wet van 2000 inzake gelijke status inhoudt; wet van 1990-2004 inzake pensioenen; wet van 2003 inzake alcoholintoxicatie. Omvat alle gronden uit de twee richtlijnen en ook bijkomende gronden, met inbegrip van het geslacht.
Italië
Wetgevend decreet nr. 215 van 9 juli 2003 dat Richtlijn 2000/43/EG in nationaal recht omzet en dat later gewijzigd werd door het wetgevend decreet nr. 256 van 2 augustus 2004; decreet van 11 december 2003 over interne structuren en bevoegdheden van de speciale dienst. Omvat discriminatie op grond van ras en etnische afstamming. Wetgevend decreet nr. 216 van 9 juli 2003 dat Richtlijn 2000/78/EG in nationaal recht omzet en dat later gewijzigd werd door het wetgevend decreet nr. 256 van 2 augustus 2004. Omvat alle gronden uit de Richtlijn inzake gelijke behandeling in arbeid en beroep.
Cyprus
Wet nr. 59(I)/2004 inzake gelijke behandeling (ras of etnische afstamming). Wet nr. 57(I)/2004 inzake personen met een handicap (amendement). Wet nr. 58(I)/2004 inzake gelijke behandeling in arbeid en beroep. Omvat ras of etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, leeftijd en seksuele geaardheid. Wet nr. 36 (I)/2004 inzake de administratieve commissaris (amendement). Wet nr. 42 (1)/2004 inzake de strijd tegen racisme en andere vormen van discriminatie (commissaris). Omvat alle gronden uit de twee richtlijnen en nog bijkomende gronden.
Letland
Arbeidswetgeving: goedgekeurd in 2001 en gewijzigd op 7 mei 2004. Omvat een niet exhaustieve lijst met gronden, maar verwijst niet uitdrukkelijk naar seksuele geaardheid.
Litouwen
Wet inzake gelijke kansen, van kracht geworden op 1 januari 2005; Strafwetboek zoals gewijzigd op 31 mei 2003. Omvat alle gronden uit de twee richtlijnen.
Luxemburg
Sinds de goedkeuring van de richtlijnen is er geen wetgeving goedgekeurd of gewijzigd.
Hongarije
Wet CXXV uit 2003 inzake gelijke behandeling en inzake bevordering van gelijke kansen; decreet nr. 362/2004 van de regering inzake de dienst voor gelijke behandeling en de gedetailleerde regels voor die procedure. Omvat alle gronden uit de twee richtlijnen en ook bijkomende gronden, met inbegrip van het geslacht.
Malta
Wet van 2002 inzake werkgelegenheid en industriële relaties en wettelijke kennisgeving nr. 461 uit 2004 (gelijke behandeling in regelingen over werkgelegenheid); wet uit 2000 voor gelijke kansen (personen met een handicap). Omvat alle gronden uit de twee richtlijnen.
Nederland
Algemene wet gelijke behandeling uit 1994, zoals gewijzigd door de wet van 2004 over implementatie in Europa; wet van 17 december 2003 inzake discriminatie op grond van leeftijd; wet van 3 april 2003 over gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte. Omvat alle gronden uit de twee richtlijnen en ook bijkomende gronden, met inbegrip van het geslacht.
Oostenrijk
Federaal niveau: federale wet inzake gelijke behandeling (goedgekeurd in 1993, gewijzigd in 2004), wet inzake gelijke behandeling, wet inzake de Commissie voor gelijke behandeling en de Dienst voor gelijke behandeling (al die wetten zijn op 1 juli 2004 van kracht geworden). Provinciaal niveau: wet van de deelstaat Stiermarken inzake gelijke behandeling; dienstorder van de deelstaat Wenen; wet van de deelstaat Wenen inzake verbod op discriminatie, wet van de deelstaat Neder-Oostenrijk inzake gelijke behandeling; wet van de deelstaat Karinthië tegen discriminatie. Omvat alle gronden uit de twee richtlijnen en het geslacht. Tot nog toe staat het aspect „handicap” alleen in de wetgeving van de deelstaten vermeld.
Polen
Arbeidswetboek (laatste wijziging op 14 november 2003); wet van 20 april 2004 ter bevordering van de werkgelegenheid en de instellingen van de arbeidsmarkt; verordening van de Ministerraad van 25 juni 2002 over de gevolmachtigde van de regering inzake gelijke behandeling van mannen en vrouwen. Wet op de nationale en etnische minderheden en op regionale talen (goedgekeurd op 6 januari 2005, van kracht sinds 1 mei 2005). Omvat alle gronden uit de twee richtlijnen en ook bijkomende gronden, met inbegrip van het geslacht.
Portugal
Wet nr. 18/2004 inzake discriminatie op grond van ras of etnische afstamming; decreetwet nr. 251/2002; wet nr. 38/2004 inzake maatregelen voor de herintegratie en voor de participatie van personen met een handicap; wet nr. 16/2001 inzake godsdienstvrijheid. Arbeidswetboek wet nr. 99/2003, wet nr. 35/2004 ter regeling van het Arbeidswetboek. Omvat alle gronden uit de twee richtlijnen en ook bijkomende gronden, met inbegrip van het geslacht.
Slovenië
Wet uit 2004 ter implementatie van het beginsel van gelijke behandeling; wet uit 2004 inzake herintegratie van personen met een handicap in het arbeidsproces; wet van 2003 inzake relaties in arbeid en beroep. Omvat alle gronden uit de twee richtlijnen en ook bijkomende gronden, met inbegrip van het geslacht.
Slowakije
Wet nr. 365/2004 Coll. inzake gelijke behandeling in bepaalde domeinen en bescherming tegen discriminatie. Die wet vormt een amendement en aanvulling op bepaalde andere wetten (antidiscriminatiewet); wet nr. 308/1993 Coll. inzake oprichting van het Slowaakse Nationale Centrum voor mensenrechten; voor het laatst gewijzigd in 2004 Coll.; Arbeidswetboek nr. 311/2001 Coll., voor het laatst gewijzigd door wet nr. 365/2004. Omvat alle gronden uit de twee richtlijnen
Finland
Non-discriminatiewet nr. 21/2004; Strafwetboek zoals gewijzigd door de wet nr. 302/2004; wet inzake arbeidsovereenkomsten, zoals gewijzigd door de wet nr. 23/2004. Omvat alle gronden uit de twee richtlijnen en ook bijkomende gronden, met inbegrip van het geslacht.
Zweden
Wet inzake verbod op discriminatie op grond van etnische afstamming (1999:130), voor het laatst gewijzigd door wet 2003:308; wet inzake het verbod op discriminatie van personen met een handicap in arbeid en beroep (1999:132), gewijzigd door de wet nr. 2003:309; wet inzake het verbod op discriminatie in arbeid en beroep op grond van seksuele geaardheid (1999:133), gewijzigd door de wet nr. 2003:310; wet inzake gelijke behandeling van studenten aan universiteiten (2001:1286), gewijzigd door de wet nr. 2003:311; wet inzake het verbod op discriminatie (2003:307), gewijzigd door de wet nr. 2004:1089. In januari 2005 is de wetgeving tegen discriminatie op grond van seksuele geaardheid in het domein van de sociale zekerheid van kracht geworden. Omvat alle gronden uit de twee richtlijnen behalve leeftijd.
Verenigd Koninkrijk
Groot-Brittannië: wet van 1976 inzake relaties op grond van ras, voor het laatst gewijzigd door de bepaling inzake relaties op grond van ras uit 2003. Noord-Ierland: Noord-Iers besluit inzake discriminatie op grond van ras uit, voor het laatst gewijzigd door het reglement uit 2003 inzake discriminatie op grond van ras. Omvat discriminatie op grond van ras en nationale herkomst. Groot-Brittannië: wet van 1995 inzake discriminatie op grond van handicap, voor het laatst gewijzigd door het besluit uit 2003 over discriminatie op grond van handicap; besluit uit 2003 over gelijke kansen in arbeid en beroep (godsdienst en overtuiging); besluit uit 2003 over gelijke kansen in arbeid en beroep (seksuele geaardheid). Noord-Ierland: Noord-Iers besluit uit 1998 over faire aanwerving en behandeling, voor het laatst gewijzigd door het besluit uit 2003 over faire aanwerving en behandeling; Noord-Iers besluit uit 2003 over gelijke behandeling in arbeid en beroep (seksuele geaardheid); Noord-Iers besluit uit 2004 (amendement) bij de wet uit 1995 inzake discriminatie op grond van handicap. Omvat godsdienst of overtuiging, handicap, seksuele geaardheid en — in Noord-Ierland — de politieke overtuiging.
OVERZICHTSTABEL: STAND VAN ZAKEN VAN IMPLEMENTATIE VAN DE RICHTLIJNEN (TOESTAND OP 1 APRIL 2005) Bulgarije
De wet uit 2003 ter bescherming tegen discriminatie is van kracht sinds januari 2004. Omvat alle gronden uit de twee richtlijnen en ook bijkomende gronden, met inbegrip van het geslacht.
Roemenië
De in augustus 2000 goedgekeurde verordening ter voorkoming en bestraffing van alle vormen van discriminatie. wet nr. 48 van 16 januari 2002 dat deze verordening met een klein aantal amendementen goedkeurt. Omvat alle gronden uit de twee richtlijnen en ook bijkomende gronden, met inbegrip van het geslacht.
Noorwegen
De wetgeving die de regels uit de richtlijn inzake gelijke behandeling in arbeid en in beroep (2000/78/EG) in het nationale recht moet omzetten, is op 1 mei 2004 van kracht geworden.
In volgende landen wordt de wetgeving door het Parlement behandeld: Tsjechische Republiek (wet ter bestrijding van discriminatie die beide richtlijnen in nationaal recht omzet), Frankrijk (hervorming van de wet uit 1975 inzake handicap), Duitsland (voor beide richtlijnen en voor de G2002/73/EG inzake gelijke behandeling van mannen en vrouwen), Luxemburg (wet nr. 5248 ter omzetting van de richtlijn inzake rassengelijkheid in nationaal recht en wet nr. 5249 ter omzetting van de richtlijn inzake gelijke behandeling in arbeid en beroep in nationaal recht) en Oostenrijk (wetsontwerp inzake aanpassing van de wet inzake gelijke behandeling van personen met een handicap). In Letland heeft het Parlement in april 2004 een uitvoerige wet ter bestrijding van discriminatie in eerste lezing behandeld, maar deze wet lijkt door de nieuwe regering opzij te zijn geschoven. De nieuwe regering wil de richtlijnen blijkbaar in nationaal recht omzetten door amendementen aan verschillende bestaande wetten. In Spanje heeft de regering in december 2004 een wet goedgekeurd over clausules in collectieve arbeidsovereenkomsten die betrekking hebben op het beëindigen van arbeidsovereenkomsten van werknemers die de pensioenleeftijd bereiken. Op dit ogenblik ligt die tekst in het Parlement. In Cyprus bekijkt het Parlement op dit ogenblik een wet die de wettelijke maximumleeftijd van zestig jaar voor leden van de Commissie voor openbaar onderwijs wil afschaffen. Die Commissie is bevoegd voor het aanwerven van leerkrachten voor openbare scholen en voor arbeidsgerelateerde aspecten van het schoolwezen.
16
In het Verenigd Koninkrijk is een wet inzake discriminatie op grond van handicap aan haar weg door het Parlement bezig. Daarnaast heeft de regering in maart 2005 een nieuwe wet inzake gelijke behandeling gepubliceerd die enerzijds de oprichting van een Commissie voor gelijke behandeling en mensenrechten voorstelt, en die anderzijds de bescherming tegen discriminatie op gronden van godsdienst en overtuiging wil uitbreiden naar de levering van goederen, diensten en faciliteiten aan het publiek, het verstrekken en beheren van woningen en het uitvoeren van openbare functies. In Noord-Ierland heeft een openbare consultatie plaatsgevonden over de opties voor een nieuwe wet inzake gelijke behandeling, die de bestaande wetgeving ter bestrijding van discriminatie, voorzover dit haalbaar is, wil harmoniseren en die de huidige bepalingen, voorzover dit adequaat is, wil aanpassen. Bovendien zal in de herfst van 2005 een consultatie plaatsvinden over het ontwerp voor de regelingen inzake handicap in het onderwijs. Het is de bedoeling dat die regeling tegen september 2006 van kracht kan worden. Ondertussen werd in Noorwegen een voorstel ingediend voor een wet die discriminatie op grond van etnische afstamming, godsdienst, enzovoort moet afschaffen. Een ander wetsvoorstel betreft de wet over een ombudsman voor gelijke kansen en ter bestrijding van discriminatie (op de vijf gronden uit de richtlijnen) en de Beroepsraad gelijke kansen en bestrijding van discriminatie.
2005
Estland moet de wetgeving voor het omzetten in nationaal recht van de aspecten van de richtlijn inzake rassengelijkheid die niets met werkgelegenheid te maken hebben, nog invoeren en in Spanje is het wachten op een koninklijk besluit over de vorm en de functies van de Raad ter bevordering van de gelijke behandeling van alle burgers zonder discriminatie op gronden van ras of etnische afstamming, want pas dan kan die gespecialiseerde instantie beginnen functioneren.
Deel I > Vooruitgang bij het implementeren van de richtlijn inzake rassengelijkheid en van de richtlijn inzake gelijke behandeling in arbeid en beroep
INDIVIDUELE RECHTEN BESCHERMEN EN AFDWINGEN De rechten van het individu die door de richtlijn inzake rassengelijkheid en de richtlijn inzake gelijke behandeling in arbeid en beroep gewaarborgd worden, moeten door acties op nationaal vlak worden afgedwongen. In de meeste lidstaten van de EU zijn het de burgerlijke rechtbanken, de arbeidsrechtbanken en — in sommige vallen — de strafrechtbanken die voor dergelijke zaken bevoegd zijn. In enkele landen bestaan er alternatieven, onder andere administratieve procedures voor diensten die voor gelijke kansen bevoegd zijn. Ook verzoeningsprocedures zijn wijdverspreid als middel om geschillen over discriminatie op te lossen. Over het algemeen kunnen slachtoffers schadeloosstelling vorderen door voor de rechtbanken in hun land de nationale antidiscriminatiewetgeving in te roepen. De richtlijnen beschermen het individu evenwel ook als die richtlijnen niet correct of niet volledig in nationaal recht zijn omgezet (zie kader).
Rechten van individuele burgers indien de richtlijnen niet volledig zijn omgezet Als de vermeende discriminatie gepleegd is door de staat of door een openbare instantie, kunnen de voorwaarden uit de richtlijnen ter bestrijding van discriminatie, die duidelijk, nauwkeurig en niet aan voorwaarden gebonden zijn, rechtstreeks ingeroepen worden voor de rechtbanken van het land in kwestie. Die bepalingen hebben een zogenaamde „verticale rechtstreekse werking”. Dit houdt in dat burgers die van mening zijn dat zij door een openbare instantie zijn gediscrimineerd, zich, als een lidstaat de richtlijnen niet tijdig of niet correct in nationaal recht heeft omgezet, niettemin op de bepalingen uit de richtlijnen kunnen beroepen. Als de vermeende discriminatie gepleegd is door een ander individu of door een privé-entiteit, moeten de nationale rechtbanken aan de richtlijnen een „onrechtstreekse werking” geven en al het mogelijke doen om de nationale wetgeving zodanig te interpreteren dat zij strookt met het Gemeenschapsrecht. Dit houdt in dat ze de nationale wetgeving zo sterk mogelijk in de licht van de bewoordingen en het doel van de richtlijn moeten interpreteren teneinde zo het resultaat te bereiken dat door de richtlijn is vooropgesteld. Hierbij is het irrelevant of de nationale wetgeving voor of na de richtlijn werd goedgekeurd (zaak C-106/89 Marleasing [1990] Jurispr. 4135).
17
Een derde beginsel uit het Gemeenschapsrecht helpt om te garanderen dat de lidstaten de twee richtlijnen correct implementeren, namelijk het beginsel van de „aansprakelijkheid van de staat” zaken C-6 en 9/90 Francovich, de gevoegde zaken C-46/93 Brasserie du Pêcheur en C-48/93 Factortame). Indien er bij het bereiken van de deadline voor de omzetting in nationaal recht geen nationale wetgeving is die de richtlijn omzet of indien de nationale wetgeving in strijd is met het Gemeenschapsrecht, moet de lidstaat de schade vergoeden die uit de verzuimde implementatie van de richtlijn voortvloeit. De staat is aansprakelijk indien volgende voorwaarden zijn vervuld: 1) de bepaling uit het Gemeenschapsrecht moet tot doel hebben om aan de individuele burger rechten te verlenen, 2) de schending moet voldoende ernstig zijn, en 3) er moet een oorzakelijk verband bestaan tussen de nalatigheid van de staat en de schade die betrokkene heeft geleden. Aan de nationale rechtbanken kan worden gevraagd om te beslissen of de lidstaat de richtlijnen inzake gelijke behandeling foutief heeft geïmplementeerd. Als de rechtbank die mening toegedaan is en als die voorwaarden zijn vervuld, kan de eiser recht hebben op een financiële vergoeding.
2005
De nationale rechtbanken kunnen hun vragen over de interpretatie van bijzondere vereisten uit de richtlijnen ook doorverwijzen naar het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, dat die vraag vervolgens zal onderzoeken en een uitspraak zal doen.
Jaarrapport — Gelijkheid en non-discriminatie
De rol van het Europese Hof van Justitie Indien een nationale rechtbank niet zeker is of de implementatie van de richtlijnen inzake gelijke behandeling correct is verlopen dan wel hoe een speciale term uit de richtlijnen moet worden geïnterpreteerd, dan zou ze bij het Europese Hof van Justitie een prejudicieel verzoek over de interpretatie van de richtlijnen kunnen en moeten indienen zodat deze een arrest kan vellen over de te behandelen zaak (artikel 234 van het Europese Verdrag). Rechtbanken die in laatste instantie optreden, d.w.z. rechtbanken tegen wier arresten geen beroep meer mogelijk is) zijn verplicht om dergelijke vragen naar het Hof van Justitie door te verwijzen. In zijn antwoord zal het Hof van Justitie de relevante bepaling uit de richtlijnen bekijken en een interpretatie formuleren waarbij rekening is gehouden met de omstandigheden van de nationale rechtszaak. Tevens wordt rekening gehouden met alle opmerkingen die de regeringen van de lidstaat of de Commissie hebben geformuleerd. Die uitspraken van het Hof van Justitie zijn uiterst belangrijk voor de correcte en eenvormige toepassing van de bepalingen uit de richtlijnen. Zo zijn prejudiciële verzoeken bijvoorbeeld van vitaal belang geweest bij de interpretatie van de Europese richtlijn inzake de gelijke behandeling van mannen en vrouwen. NGO’s, vakbonden en andere belanghebbende organisaties in lidstaten kunnen verduidelijking over de bepalingen uit de richtlijnen vragen en de wetgeving in hun land op de proef stellen door strategisch belangrijke rechtszaken aanhangig te maken die de nationale rechtbanken ertoe dwingen om een prejudicieel verzoek bij het Europese Hof van Justitie in te dienen. Twee Duitse rechtbanken hebben bij het Europese Hof van Justitie verzoeken ingediend over de vraag of een bepaling uit de nationale wetgeving waardoor met medewerkers van 52 jaar en ouder arbeidsovereenkomsten van bepaalde duur afgesloten mogen worden, in overeenstemming is met de richtlijn inzake gelijke behandeling in arbeid en beroep (zaken C-144/04 Mangold, PB C 146/01 van 29.5.2004 en C-261/04 Schmidt, PB C 228/41 van 11.9.2004, hoewel de laatste zaak sindsdien werd ingetrokken (het Publicatieblad van de EU is te vinden op http://europa.eu.int/eur-lex/).
18
Ook een Hongaarse rechtbank heeft een vraag gesteld aan het Hof van Justitie, namelijk of een bepaling uit het Hongaarse strafwetboek die van het in het openbaar gebruiken of tonen van een uit een vijfpuntige rode ster bestaand embleem een overtreding maakt, verenigbaar is met het in het Gemeenschapsrecht opgenomen beginsel van non-discriminatie (zaak C-328/04 Vajnai Attila, PB C 262/15 van 23.10.2004). Het is de vraag of de richtlijn inzake rassengelijkheid aan de burgers de mogelijkheid biedt om hun politieke overtuiging met een symbool tot uiting te brengen. Ook een Spaanse rechtbank diende bij het HvJ EG een prejudicieel verzoek in, namelijk over de interpretatie van het begrip „handicap” met het oog op de bescherming die de Richtlijn 2000/78/EG biedt (zaak C-13/05; Chacón Navas, PB C 69/8 van 19.3.2005).
2005
Dit soort doorverwijzingen kan veel tijd in beslag nemen, vooral wanneer de vraag afkomstig is van een rechtbank die in laatste instantie beslist. We mogen aannemen dat het aantal vragen van nationale rechtbanken over de twee richtlijnen en, in voorkomend geval, het aantal arresten van het Europese Hof van Justitie gestadig zal toenemen. In de lidstaten zullen er ondertussen steeds meer vonnissen en arresten over beide richtlijnen opduiken (zie kaders voor enkele voorbeelden).
Deel I > Vooruitgang bij het implementeren van de richtlijn inzake rassengelijkheid enIntroduction van de richtlijn gelijke behandeling in arbeid en beroep — inzake The anti-discrimination framework
Rechtszaken in verband met discriminatie België en Frankrijk: huisbazen veroordeeld wegens discriminatie op grond van ras In december 2004 veroordeelde de correctionele rechtbank van Antwerpen (België) een huisbaas wegens discriminatie omdat hij zijn huis niet aan een Belgisch koppel van Congolese oorsprong wilde verhuren. De eigenaar had aan het verhuurkantoor opdracht gegeven om „bij voorkeur niet aan buitenlanders te verhuren”. Het Centrum voor gelijke kansen en racismebestrijding, dat de bevoegde dienst in België is, stelde zich in deze zaak burgerlijke partij. Gemiddeld heeft 7 % van de klachten over racisme die het centrum jaarlijks ontvangt, te maken met huisvesting. Als schadevergoeding moet de huisbaas aan het centrum 250 EUR betalen. In september 2004 veroordeelde de strafrechtbank van Grenoble (Frankrijk) een landeigenares die haar lap grond niet aan „een Arabier” wilde verkopen omdat ze vreesde voor problemen met de buren. De rechtbank legde haar een geldboete van 10 000 EUR op, ze veroordeelde haar tot een gevangenisstraf van vier maand met uitstel en ze kende een schadevergoeding toe van 1 500 EUR aan de koper en van 500 EUR aan diens echtgenote. Daarnaast verplichtte de rechtbank de eigenares om het vonnis te laten publiceren in het professionele tijdschrift van de federatie van vastgoedmakelaars en kende zij een schadevergoeding toe aan de twee NGO’s die het slachtoffer ondersteunden, namelijk MRAP en SOS Racism. Finland: annulatie van een beslissing van de Kerk over het verbod voor personen van hetzelfde geslacht die in een geregistreerd partnerschap leven, om kapelaan te worden De administratieve rechtbank in Vaasa heeft onlangs een beslissing van de Evangelisch-Lutherse Kerk vernield die stelde dat de betrokken persoon niet tot kapelaan benoemd kon worden omdat hij openlijk een relatie met een partner van hetzelfde geslacht had en omdat hij aangekondigd had dat hij die relatie officieel zou laten registreren. Dit werd beschouwd als een schending van de wet op de non-discriminatie, die discriminatie inter alia verbiedt op gronden van seksuele geaardheid of van „andere gronden die verband houden met een persoon”, en een homofiele relatie werd als een dergelijke grond beschouwd. In de Finse wet op de kerken, bij voorbeeld het Kerkreglement of de Kerkwet, bestaat er geen uitzondering die de exceptie van „religieus ethos” uit artikel 4(2) van de richtlijn inzake gelijke behandeling in arbeid en beroep implementeert. Ierland: Arbeidsrechtbank baseert zich op de richtlijn inzake rassengelijkheid om een ontslag op grond van ras als onrechtvaardig te bestempelen Vóór de omzetting ervan in nationaal recht strookte de Ierse wet inzake de bewijslast niet met de richtlijnen. Toen de Arbeidsrechtbank op 8 maart 2004 een oordeel moest vellen in de zaak van Citibank tegen Massinde Ntoko (EED045), waren de richtlijnen inzake rassengelijkheid en inzake gelijke behandeling in arbeid en beroep nog niet in Iers nationaal recht omgezet. Toch baseerde de Rechtbank zich voor het aspect „bewijslast” rechtstreeks op de bepaling uit de richtlijn inzake rassengelijkheid en stelde dat de firma Citibank een Congolese medewerker op grond van zijn ras had gediscrimineerd toen ze deze ontsloeg omdat hij tijdens het werk een privé-telefoongesprek voerde. Het Hof verwees naar de rechtspraak van het Europese Hof van Justitie dat stelt dat men zich bij het interpreteren van het nationale recht op een niet-geïmplementeerde richtlijn kan steunen in gevallen waarbij individuele personen betrokken zijn: de nationale rechtbanken moeten de nationale bepalingen zo sterk mogelijk interpreteren in het licht van de bewoordingen en van het doel van de richtlijnen teneinde zo het resultaat te bereiken dat de richtlijn nastreeft. De gedaagde moet aan de eiser een schadevergoeding van 15 000 EUR (2 000 EUR gederfde inkomsten en 13 000 EUR niet-geldelijke schadevergoeding) betalen als vergoeding voor de vernedering en het verlies van het grondrecht op gelijke behandeling en vrijheid van schade op grond van ras).
19
Hongarije: recht van NGO’s om als eiser op te treden bij discriminatiezaken van algemeen belang Een NGO die homofielen en lesbiennes vertegenwoordigt, spande een rechtszaak aan tegen de Gáspár KároliUniversiteit van de Hervormde Kerk, omdat deze universiteit homofiele studenten theologie zou hebben gediscrimineerd. Na het wegzenden van een student theologie die aan één van zijn professors zijn homoseksuele geaardheid had gebiecht, bracht de raad van de Faculteit Theologie op 10 oktober 2003 een algemene verklaring naar buiten waarin werd gesteld dat „de kerk niet akkoord kan gaan met […] het opvoeden, aanwerven en in dienst nemen van priesters en godsdienstleraren die er een homoseksuele levenswijze op na houden of deze promoten.” In eerste en tweede instantie waren de rechtbanken van mening dat de Universiteit gebruik maakte van haar vrijheid van meningsuiting en wel binnen haar grondwettelijke limieten en dat ze zich niet aan discriminatie van homoseksuelen schuldig had gemaakt. De NGO plant een procedure voor het Hooggerechtshof.
2005
Deze zaak had grote gevolgen voor NGO’s die zaken rond seksuele geaardheid aan de publieke opinie voorleggen (actio popularis): de rechtbank noemde homoseksualiteit een inherent kenmerk van iemands persoonlijkheid, een preconditie voor een actio popularis krachtens de Hongaarse wet inzake gelijke behandeling. Bovendien moeten de NGO’s ook niet wachten tot de discriminatie een feit is: het volstaat dat er door een discriminerende wet, praktijk, enzovoort in toekomst sprake zou kunnen zijn van een schending van de rechten.
Jaarrapport — Gelijkheid en non-discriminatie
Slovenië: uitspraak van Grondwettelijk Hof over verordening die de bouw van moskeeën inperkt In juli 2004 heeft het Sloveense Grondwettelijke Hof bepaald dat de vraag uit een referendum, namelijk of de verordening van de Gemeenteraad Ljubljana uitgevoerd moet worden, een schending inhield van het grondwettelijke recht om vrij zijn eigen godsdienst te beoefenen. De verordening in kwestie bepaalde de voorwaarden voor de bouw van gebouwen die bestemd zijn voor religieuze en culturele activiteiten van de Islamitische religieuze gemeenschap. Het Hof stelde dat de beslissing om de voorwaarden voor het gebruik van het land in een referendum te laten bepalen, tot doel had om de bouw van een moskee onmogelijk te maken en dat het organiseren van een referendum over de verordening dan ook zou inhouden dat men zou beslissen of de leden van de Islamitische religieuze gemeenschap hun eigen godsdienst al dan niet vrij kunnen beoefenen in een moskee, wat ongrondwettelijk is. Zweden: positieve discriminatie op basis van etnische afstamming bij toegang tot de universiteit De universiteit van Uppsala voerde „alternatieve selectiecriteria” in voor de studierichting rechten, waarbij 10 % van de plaatsen voorbehouden werd voor kandidaten van wie beide ouders „in het buitenland geboren” zijn. Dit strookte met de wetgeving uit januari 2003 die het pluralisme in het hoger onderwijs wilde vergroten. Die praktijk werd betwist door twee kandidates met zeer goede studieresultaten die, indien er geen alternatieve selectiecriteria hadden bestaan, zeker waren uitgekozen. Ze stelden dat de selectiecriteria discriminerend waren krachtens de wet van 2001 inzake universiteitsstudenten, die niet uitdrukkelijk in een voorkeursbehandeling voorziet. De rechtbank van het district Uppsala bepaalde in januari 2005 dat de praktijk van de universiteit in strijd was met het verbod op directe discriminatie en baseerde zich hierbij op de rechtspraak van het Europese Hof van Justitie inzake positieve discriminatie tussen mannen en vrouwen, d.w.z. ze stelde dat positieve discriminatie niet is toegestaan wanneer er sprake is van een duidelijk verschil in de verdiensten van de kandidaten. De twee dames kregen elk een schadevergoeding van 75 000 SEK (ongeveer 7 500 EUR) toegekend. Waarschijnlijk zal deze zaak later in beroep worden behandeld. Nederland: gebrek aan het verstrekken van redelijke accommodatie bij een beroepsopleiding
20
Een antidiscriminatiebureau maakte een rechtszaak aanhangig tegen een vereniging die voor de horecasector examens organiseert. Ze stelde dat de vereniging de wet op gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte had geschonden omdat zij bij een beroepsopleiding geen redelijke accommodatie ter beschikking had gesteld. De vereniging had „aangepaste” examens aangeboden aan kandidaten die moeilijk konden lezen. Maar voor dat „aangepaste” examen werd wel 90 EUR extra aangerekend. De Commissie gelijke behandeling was van mening dat dit niet strookt met de wettelijke verplichting om aan personen met een handicap redelijke accommodatie te verstrekken. De accommodatie die in dit geval vereist was, was geen onevenredige belasting voor de vereniging en dus was er sprake van illegale discriminatie (zaak 2004/140 van 26 oktober 2004). Spanje: clausules in collectieve overeenkomsten over gedwongen pensionering op 65 jaar zijn door het Hooggerechtshof geannuleerd Met twee arresten van 9 maart 2004 heeft het Spaanse Hooggerechtshof clausules uit collectieve arbeidsovereenkomsten geannuleerd die werknemers verplichtten om op 65 jaar met pensioen te gaan omdat er geen nationale bepaling bestond die dergelijke verplichte pensionering toelaat. Het Hof baseerde zich op de richtlijn inzake gelijke behandeling in arbeid en beroep en concludeerde dat de verplichting om op 65 jaar met pensioen te gaan, een discriminatie op grond van leeftijd is als er geen bepaling bestaat die een verschillende behandeling op grond van leeftijd rechtvaardigt door een legitiem werkgelegenheidsbeleid, de arbeidsmarkt of doelen van de beroepsopleiding. In december 2004 keurde de Spaanse regering een wet goed waarmee ze dergelijke clausules opnieuw in collectieve overeenkomsten kan opnemen door deze te koppelen aan „een legitiem werkgelegenheidsbeleid, de arbeidsmarkt en doelen van de beroepsopleiding”. Dit houdt in dat die clausules, zodra de wet door het Parlement is goedgekeurd, niet langer een discriminatie op grond van leeftijd vormen, evenwel voorzover als objectief en redelijkerwijs gerechtvaardigd beschouwd kunnen worden. Verenigd Koninkrijk: eerste geval van discriminatie op grond van seksuele geaardheid krachtens de regeling ter omzetting van de richtlijn inzake gelijke behandeling in arbeid en beroep
2005
In januari 2005 is de regeling uit 2003 ter omzetting van de richtlijn inzake gelijke behandeling in arbeid en beroep (seksuele geaardheid) voor het eerst geschonden. De Arbeidsrechtbank van Stratford in Londen stelde dat de eiser, een business manager, gedurende een hele periode het slachtoffer was geworden van discriminatie door het hoger management van de firma Cleanaway en dat hij gedwongen was om zijn baan met een jaarsalaris van 54 000 GBP (ongeveer 78 400 EUR) op te geven. Hij kreeg 35 345 GBP (ongeveer 51 300 EUR) toegewezen als schadevergoeding voor onredelijk ontslag, pesterijen en discriminatie. De rechtbank was van mening dat zijn werkgever ondanks eerdere klachten van andere homofiele personeelsleden verzuimd had om het probleem te accepteren of aan te pakken. De personeelsdienst van Cleanaway was niet erin geslaagd om aan haar hogere managers diets te maken dat insinuaties omtrent seksuele geaardheid niet door de beugel kunnen.
Deel I > Vooruitgang bij het implementeren van de richtlijn inzake rassengelijkheid en van de richtlijn inzake gelijke behandeling in arbeid en beroep
Remedies en sancties bij schendingen van de rechten van het individu
Krachtens de richtlijnen moeten de nationale rechtbanken garanderen dat schendingen van het beginsel van gelijke behandeling op afdoende wijze hersteld worden. De sancties die aan de daders opgelegd worden, moeten effectief (i.e. het gewenste resultaat bereiken), proportioneel (i.e. op adequate wijze de ernst en de aard van het verlies en/of de geleden schade weergeven) en ontradend (i.e. toekomstige discriminerende acties beletten) zijn. Het is nog vroeg om nu al accuraat te evalueren of de verschillende sancties die in de respectieve lidstaten van de EU ter beschikking staan, al dan niet aan die vereiste voldoen. Dit zal duidelijker worden naarmate de nationale rechtbanken meer en meer vonnissen en arresten vellen.
Enkele lidstaten hebben traditioneel sancties uit hun strafrecht opgelegd voor bepaalde vormen van discriminatie, in het bijzonder geldboeten en gevangenisstraffen. Over het algemeen worden de Europese richtlijnen echter geïmplementeerd via het burgerlijk recht, het arbeidsrecht en het administratieve recht. Daarom zullen sancties zoals schadevergoeding in de toekomst meer en meer gebruikelijk worden. Een financiële vergoeding kan een vergoeding voor geleden schade en voor toekomstige schade inhouden, maar ook voor emotionele schade, voor persoonlijk letsel zoals psychiatrisch letsel of smartengeld om de dader te straffen. Het slachtoffer wordt bijgevolg rechtstreeks vergoed in tegenstelling tot geldboetes die vanuit het strafrecht worden opgelegd en die aan de staat worden betaald. De andere remedies omvatten voorlopige herstelmaatregelen om een einde te maken aan de discriminatie of om de dader te verplichten om maatregelen te nemen om de uitwerkingen van de discriminatie op het slachtoffer te voorkomen of te reduceren, bij voorbeeld het bevel om hem of haar weer aan het werk te laten gaan of om een bepaalde gedragscodex in te voeren. Soms zijn er specifieke sancties voor bedrijven of organisaties die afwijken van de sancties die aan individuele personen worden opgelegd. Een groot aantal landen heeft sancties die speciaal ontworpen zijn om discriminatie te remediëren. Die komen in de plaats van of naast de algemenere sancties uit het burgerlijk recht, het strafrecht of het administratieve recht. Zo omvatten de sancties in België onder andere geldboetes uit het strafrecht, gevangenisstraffen en schadevergoedingen, burgerlijke schadevergoedingen, het nul en nietig verklaren van clausules uit overeenkomsten, het opleggen van de stopzetting van een discriminerende praktijk en de publicatie van een vonnis of arrest. Indien werknemers ontslagen zijn omdat zij over discriminatie hebben geklaagd (represailles), kunnen zij in hun functie hersteld worden en met terugwerkende kracht betaald worden of ze kunnen — als alternatief — voor een schadevergoeding kiezen die met zes maand loon overeenstemt.
21
2005
In Italië kan een rechter krachtens de decreten die de richtlijnen in nationaal recht omzetten, bevelen dat een discriminerend gedrag wordt stopgezet, dat de gevolgen ervan tenietgedaan worden en dat de toestand van voor de discriminatie wordt hersteld. Dit is gebaseerd op het idee dat elke discriminerende handeling onwettig en bijgevolg nietig is. Discriminerend ontslag zal altijd als nul en nietig beschouwd worden en de onwettig ontslagen werknemers kunnen in hun functie hersteld worden. Rechters kunnen ook de publicatie van het vonnis of arrest in een nationale krant opleggen. De slachtoffers kunnen een vergoeding voor financiële en andere schade vorderen. Bedrijven die zich aan discriminatie op grond van ras of etnische afstamming, godsdienst of nationaliteit schuldig blijken te maken, kunnen alle openbare aanbestedingen, contracten voor leveringen en financiële steun van openbare instanties verliezen. In sommige gevallen kunnen bedrijven voor een termijn van maximum twee jaar van alle openbare aanbestedingen en van elke financiële steun van de overheid worden uitgesloten.
Jaarrapport — Gelijkheid en non-discriminatie
‘
Equinet, het Europese netwerk van de voor gelijke behandeling bevoegde instanties, wordt geleid door de Nederlandse Commissie gelijke behandeling, met de Groep migratiebeleid als secretariaat. Het doel van Equinet bestaat erin om de samenwerking te ontwikkelen en om de informatie-uitwisseling tussen de voor gelijke behandeling bevoegde instanties overal in de EU te verbeteren — er zijn achttien lidstaten vertegenwoordigd — teneinde zo te garanderen dat de Europese wetgeving inzake gelijke behandeling overal eenvormig wordt toegepast en dat het peil van de wettelijke bescherming tegen discriminatie wordt opgetrokken. We helpen de voor gelijke behandeling bevoegde instanties om hun taak te vervullen door het uitwisselen van wettelijke knowhow en standpunten over strategieën voor de omzetting, maar we willen ook de dialoog met de Europese instellingen bevorderen om ervoor te zorgen dat overwegingen inzake gelijke behandeling meegenomen worden in de beleidslijnen en programma’s van de EU. Equinet werkt via werkgroepen, opleidingssessies voor personeelsleden en het uitwisselen van informatie over de praktijk en over de wetten en regels die overal in de EU gelden. Dit helpt niet alleen om de prestaties van de voor gelijke behandeling bevoegde instanties te verbeteren, maar het versterkt ook hun onafhankelijkheid en het maakt de steun voor de slachtoffers efficiënter. Een dergelijke samenwerking houdt ook in dat de bevoegde diensten uit ervaringen elders kunnen leren en in hun eigen landen beter onderbouwde aanbevelingen voor wetten en procedures kunnen formuleren.
22
Het netwerk wordt tot eind 2006 ondersteund door het communautaire actieprogramma en één van onze onmiddellijke doelstellingen bestaat erin om de voorwaarden voor het duurzaam voortbestaan na die datum te creëren.
’
ALEX-GEERT CASTERMANS, VOORZITTER NEDERLANDSE COMMISSIE GELIJKE BEHANDELING
Organen ter bevordering van gelijke behandeling in de verschillende lidstaten van de EU
2005
Artikel 13 van de richtlijn inzake rassengelijkheid (2000/43/EG) eist dat de lidstaten een orgaan oprichten ter bevordering van de gelijke behandeling van alle personen zonder discriminatie op grond van ras of etnische afstamming. Die organen moeten onder meer ook bevoegd zijn om onafhankelijke bijstand te verlenen aan slachtoffers van discriminatie door hun klachten op te volgen, onafhankelijke onderzoeken uit te voeren en onafhankelijke rapporten en aanbevelingen te formuleren omtrent thema’s die verband houden met discriminatie. Vele van die organen zijn ook gemandateerd om naast ras en etnische afstamming aan andere gronden van discriminatie te werken. Dit is door de Europese wetgeving niet verplicht, maar de Europese Commissie steunt het ten zeerste (zie kader met de lijst van organen ter bevordering van gelijke behandeling in de 25 lidstaten van de EU en Roemenië, en vormen van discriminatie waarmee ze zich bezighouden).
Deel I > Vooruitgang bij het implementeren van de richtlijn inzake rassengelijkheid en van de richtlijn inzake gelijke behandeling in arbeid en beroep
Diensten voor gelijke behandeling (of gelijkaardige instanties) Dienst gelijke behandeling
Contact
Gronden
België
Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding — Centre pour l’égalité des chances et la lutte contre le racisme
Tel. (32-2) 212 30 00 www.diversiteit.be
Alle gronden uit beide richtlijnen en andere gronden
Tsjechische Republiek
De Openbare Verdediger van rechten — Veřejný ochránce práv
Tel. (420) 542 54 21 11 www.ochrance.cz
Alle gronden uit beide richtlijnen en geslacht
Denemarken
Instituut voor mensenrechten — Rights Institut for Menneskerettigheder
Tel. (45) 32 69 88 88 www.humanrights.dk
Ras en etnische afstamming
Duitsland
Commissaris van de federale regering voor migratie, vluchtelingen en integratie — Beauftragten der Bundesregierung für Migration, Flüchtlinge und Integration Commissaris van de federale regering voor de noden van personen met een handicap — Behindertenbeauftragte
Tel. (49-30) 206 55 18 35 of (49) 188 85 55 18 35 www.integrationsbeauftragte.de
Ras en etnische afstamming
Tel. (49) 188 85 27 29 44 www.behindertenbeauftragter.de
Handicap
Estland
Kantoor van de minister van Justitie van Tel. (372) 693 84 00 Estland — Eesti Vabariigi Oiguskantsler www.oiguskantsler.ee
Alle gronden uit beide richtlijnen plus geslacht en andere gronden
Griekenland
De Griekse ombudsman
Tel. (30) 80 11 12 50 00 www.synigoros.gr
Alle gronden
Spanje
Nationale raad voor handicap — Consejo Nacional de la Discapacidad Ombudsman — El Defensor del Pueblo
Tel. (34-91) 363 70 00 www.mtas.es Tel. (34-91) 432 79 00 www.defensordelpueblo.es
Handicap
Frankrijk
Hoge Autoriteit ter bestrijding van discriminatie en voor gelijke kansen — Haute autorité de lutte contre les discriminations et pour l’égalité
Tel. (33) 08 10 00 50 00 www.le114.com
Alle gronden uit beide richtlijnen plus geslacht en andere gronden
Ierland
Autoriteit voor gelijke kansen — Equality Authority
Tel. (353-1) 417 33 33 www.equality.ie
Alle gronden uit beide richtlijnen plus andere gronden
Italië
Nationale dienst tegen discriminatie op grond van ras — Ufficio Nazionale Antidiscriminazioni Razziali
Tel. (39-06) 42 15 32 61 www.pariopportunita.gov.it
Ras of etnische afstamming
Cyprus
Kantoor van de commissaris voor administratie (ombudsman)
Tel. (357-22) 45 63 00 E-mail:
[email protected]
Ras of etnische afstamming plus godsdienst, politieke of andere overtuiging, taal, nationaliteit
Letland
Nationale dienst mensenrechten — Valsts Cilvēktiesību Birojs
Tel. (371) 728 72 10 www.vcb.lv
Alle gronden
Litouwen
Kantoor van de ombudsman voor gelijke kansen — Lygių galimybių kontrolieriaus tarnyba
Tel. (370) 52 61 27 87 www.lygybe.lrs.lt
Alle gronden uit beide richtlijnen
Alle gronden
Diensten voor gelijke behandeling (of gelijkaardige instanties) Dienst gelijke behandeling
Contact
Gronden
Luxemburg
Speciale Permanente Commissie Tel. (352) 478 36 92 tegen discriminatie op grond van ras — Commission spéciale permanente contre la discrimination raciale
Ras of etnische afstamming
Hongarije
Autoriteit voor gelijke behandeling — Egyenlő Bánásmód Hatóság
Tel. (36-1) 235 45 09 E-mail:
[email protected]
Alle gronden uit beide richtlijnen plus geslacht en andere gronden
Malta
Nog niet bepaald. Opdracht van de Commissie ter bevordering van gelijke kansen voor mannen en vrouwen kan uitgebreid worden
Nederland
Commissie gelijke behandeling
Tel. (31-30) 888 38 88 www.cgb.nl
Alle gronden uit beide richtlijnen plus geslacht en andere gronden
Oostenrijk
Dienst voor gelijke behandeling — Anwaltshaft für Gleichbehandlungsfragen Ombudsman voor gelijke kansen voor mannen en vrouwen in de wereld van de arbeid — Anwältin für die Anwältin für die Gleichbehandlung von Frauen und Männern in der Arbeitswelt
Tel. (43-1) 532 02 44
Alle gronden uit beide richtlijnen behalve handicap, plus geslacht
Polen
Commissaris voor de bescherming van de rechten van de burgers — Rzecznika Praw Obywatelskich Gevolmachtigde van de regering voor de gelijke status van mannen en vrouwen — Pelnomocnika Rzadu ds. Rownego Statusu Kobiet i Mezczyzn Gevolmachtigde van de regering voor personen met een handicap — Pelnomocnik Rzadu do Spraw Osób Niepelnosprawnych
Tel. (48-22) 551 77 00 www.brpo.gov.pl
Alle gronden
Tel. (48-22) 520 08 31 www.rownystatus.gov.pl
Alle gronden uit beide richtlijnen behalve handicap, plus geslacht
Tel. (48-22) 826 96 73 www.mpips.gov.pl/ osobyniepelnosprawne.php
Handicap
Portugal
Hoge Commissaris voor immigratie en etnische minderheden — Alto Comissariado para a Imigração e Minorias Étnicas
Tel. (351-21) 810 61 00 www.acime.gov.pt
Ras en etnische afstamming
Slovenië
Dienst gelijke kansen — Urad za enake možnosti
Tel. (386-1) 478 84 60 www.uem-rs.si
Alle gronden
Slowaakse Republiek
Nationaal Centrum mensenrechten — Slovenského národného strediska pre ľudské práva
Tel. (421-2) 57 20 39 11/14 www.snslp.sk
Alle gronden
Finland
Ombudsman voor minderheden — Vähemmistövaltuutettu
Tel. (358-10) 604 70 48 www.vahemmistovaltuutettu.fi
Ras en etnische afstamming
Zweden
Ombudsman ter bestrijding van etnische discriminatie — Ombudsmannen mot etnisk diskriminering Ombudsman voor handicap — Handikappombudsmannen
Tel. (46-8) 50 88 87 00 www.do.se
Ras en etnische afstamming
Tel. (46-8) 20 17 70 www.handikappombudsmannen.se
Handicap
Commissie voor de rechten van personen met een handicap — Disability Rights Commission Commissie gelijke kansen voor Noord-Ierland — Equality Commission for Northern Ireland Commissie voor gelijke kansen ongeacht het ras — Commission for Racial Equality
Tel. (44) 084 57 62 26 33 www.drc-gb.org
Handicap
Tel. (44-2890) 50 06 00 www.equalityni.org
Ras en etnische afstamming, godsdienst, politieke overtuiging, geslacht, handicap en seksuele geaardheid Ras en etnische afstamming
Verenigd Koninkrijk
Roemenië
Nationale Raad ter bestrijding van discriminatie — Consiliul National pentru Combaterea Discriminarii
Tel. (44-207) 939 00 00 www.cre.gov.uk Tel. (40-21) 312 65 78/79 www.cncd.org.ro
Alle gronden
Deel II >
De toestand van de Roma in de EU verbeteren
De Roma (1) zijn eeuwenlang het voorwerp van discriminatie en vervolging geweest. Hoewel over hun historische afkomst soms discussies zijn gevoerd, bestaat er op dit ogenblik een hoge mate van consensus — in het bijzonder dankzij het linguïstische bewijsmateriaal — dat Roma-volkeren afstammen van groepen die tegen het einde van het eerste millennium na Christus het Indiase subcontinent hebben verlaten. Hoewel enkele landen geen statistieken over de etnische afstamming bijhouden, suggereren de schattingen dat er zo’n drie tot vier miljoen Roma in de EU verblijven en misschien nog eens twee tot drie miljoen in Bulgarije en Roemenië, die in 2007 tot de EU zullen toetreden. Door de uitbreiding van de Europese Unie is er meer aandacht gekomen voor de discriminatie en uitsluiting waarmee Roma-gemeenschappen zowel in de „nieuwe” als in de „oude” lidstaten worden geconfronteerd. Een groot gedeelte van de verantwoordelijkheid voor het oppakken van die uitdagingen ligt op het nationale, regionale en lokale vlak. Een reeks Europese beleidslijnen en programma’s kan de inspanningen van de nationale autoriteiten en maatschappelijke organisaties echter helpen ondersteunen. Dit deel van het verslag schetst een aantal initiatieven dat de Europese Commissie recent heeft genomen om de sociale insluiting van de Roma te bevorderen.
25
DE AARD EN DE OMVANG VAN DE UITDAGING De Roma worden overal in de EU in uiteenlopende mate met discriminatie en sociale uitsluiting geconfronteerd. In alle landen waar er statistieken beschikbaar zijn of waar er onderzoeken zijn uitgevoerd, is gebleken dat de Roma een significant lagere opleiding, een duidelijk hoger werkloosheidspercentage, een duidelijk lager inkomen en een zwakkere gezondheid hebben dan de rest van de bevolking (zie in het bijzonder de Europese Commissie, The situation of Roma in an enlarged European Union (2)). In veel lidstaten worden Roma-kinderen op school systematisch afgezonderd, vaak zitten ze in „speciale scholen” voor kinderen met leermoeilijkheden of komen ze in speciale klassen terecht. Bovendien leven Roma vaak in achtergestelde en afgezonderde gebieden met kwalitatief slechte huisvesting, een gebrek aan basisdienstverlening en een beperkte toegang tot kwalitatief goede gezondheidszorg (zie kader). (1) Het begrip „Roma” wordt in dit verslag gebruikt om te verwijzen naar personen die zichzelf bestempelen als Roma, zigeuners, woonwagenbewoners, Manouches, Sinti, en naar andere groepen die als „zigeuners” worden beschouwd. Het gebruik van het begrip „Roma” heeft niet tot doel om de grote diversiteit die in die gemeenschappen bestaat, af te zwakken of om stereotiepe beelden te bevorderen.
2005
(2) http://www.europa.eu.int/comm/employment_social/fundamental_rights/pdf/pubst/roma04_en.pdf.
Jaarrapport — Gelijkheid en non-discriminatie
De toestand van de Roma in de Europese lidstaten De volgende statistieken geven een overzicht over de toestand van de Roma in Europa. Meer dan de helft van de kinderen die Slowaakse speciale scholen bezoeken, waren in het schooljaar 2002-2003 van Roma-herkomst. In 2003 ging slechts de helft van de Roma-kinderen in Duitsland naar school en bijna 80 % van hen ging naar een speciale school. Ook in Hongarije, Bulgarije, Polen en Slovenië zijn Roma-kinderen oververtegenwoordigd in speciale scholen. Meer dan 85 % van de Roma uit de beroepsbevolking was in Slowakije in 2003 niet officieel aan het werk. In Bulgarije, Roemenië en Slowakije had meer dan 80 % van de Roma een inkomen dat onder de nationale armoedegrens ligt, zoals blijkt uit het UNDP-onderzoek dat eind 2001werd uitgevoerd. Volgens diezelfde studie had zo’n 45 % van de Roma in Hongarije en Slowakije geen toilet in de woning. Zo’n 65 % van de Roma die in Roemenië aan de studie deelnemen, en 45 % van de Roma die in Bulgarije aan de studie deelnamen, verblijven in een woning zonder lopend water. Bron: Europese Commissie, The situation of Roma in an enlarged European Union en Ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties (UNDP), Avoiding the dependency trap.
26
GEZAMENLIJKE INSPANNING OM DE TOESTAND VAN DE ROMA TE VERBETEREN De Europese wetgeving ter bestrijding van discriminatie, die in deel 1 van dit verslag wordt beschreven, kan de Roma helpen bij het verdedigen van hun recht op gelijke behandeling bij de toegang tot arbeid, opleiding, scholing, sociale zekerheid, gezondheidszorg, huisvesting, goederen en diensten. Via het communautair actieprogramma ter bestrijding van discriminatie verstrekt de Europese Commissie opleidingen aan organisaties die de Roma verdedigen, en aan andere NGO’s. Aldus ontvangen zij de wettelijke en praktische informatie die ze nodig hebben om de slachtoffers van discriminatie te verdedigen. De EU controleert op actieve wijze het respect voor minderheden, met inbegrip van de Roma, en de bescherming die zij in de kandidaat-lidstaten als onderdeel van het toetredingsproces krijgen. Het Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat heeft onlangs het toezicht op de toestand van de Roma in de Europese lidstaten opgevoerd. Bovendien stimuleert de Commissie de nationale autoriteiten ertoe om bij het opstellen van hun nationale actieplannen voor werkgelegenheid en sociale insluiting rekening te houden met de noden van de Roma-gemeenschappen. De financiële middelen van de EU leveren bijkomende ondersteuning voor de insluiting van de Roma. De Commissie is met de nationale autoriteiten en NGO’s aan het samenwerken om te garanderen dat de financiële middelen hun doel bereiken en dat de systemen die het beleid moeten controleren en evalueren, verbeterd worden. Later in dit document vindt u nog enkele voorbeelden van projecten die de EU ondersteunt.
2005
Om de veelzijdige uitdagingen aan te gaan waarmee Roma geconfronteerd worden, is de Europese Commissie maatregelen aan het nemen om te kunnen garanderen dat de Europese beleidslijnen en programma’s coherent samenwerken. Als eerste stap werd opdracht gegeven voor een studie om de toestand van de Roma in de uitgebreide EU te onderzoeken en om de relevante beleidslijnen te evalueren (zie kader). Die studie werd uitgevoerd in samenwerking met de NGO’s van de Roma en in overleg met de nationale autoriteiten.
Deel II > De toestand van de Roma in de EU verbeteren
De toestand van de Roma in de uitgebreide Europese Unie Deze studie die met de middelen van de Gemeenschapsprogramma’s ter bestrijding van discriminatie en voor de sociale insluiting gefinancierd werd, onderzocht de omstandigheden waarin de Roma wonen en werken in de Europese lidstaten waar zij het talrijkst zijn. Op basis hiervan is een aantal aanbevelingen voor het beleid inzake onderwijs, arbeid, huisvesting en gezondheidszorg geformuleerd. Het gaat vooral om volgende aanbevelingen: • het bewustzijn vergroten over de toestand van de Roma en de discriminatie waarvan zij het slachtoffer zijn, en de effecten controleren van de nieuwe wetten die uit de richtlijn inzake rassengelijkheid resulteren; • de coördinatie tussen de verschillende Europese beleidslijnen en programma’s en tussen de EU en de andere internationale organisaties versterken;
27
• garanderen dat de Roma betrokken worden bij het formuleren, implementeren en evalueren van beleidslijnen en dat het Europese en nationale beleid rekening houden met de voor Roma belangrijke aangelegenheden; • methodes bepalen voor het onderzoeken en evalueren van de efficiëntie van de programma’s die de toestand van de Roma moeten verbeteren. De lidstaten zouden: • de Roma moeten erkennen als afzonderlijke etnische groep om zo prioritaire maatregelen te kunnen nemen in het raam van de beleidsplannen voor sociale insluiting en werkgelegenheid; • methodes moeten ontwikkelen om in samenwerking met de Europese Commissie gegevens over de etnische herkomst te vergaren; • moeten garanderen dat er bij alle overheidsdiensten op nationaal en lokaal vlak diensten bestaan die belast zijn met het garanderen van de integratie van de Roma. De Roma-organisaties zouden: • actiever moeten trachten om de stereotiepen die over Roma bestaan, en het nadeel dat hen wordt berokkend, te bestrijden; • het toezicht op de toestand van etnische minderheden moeten bevorderen om aldus beter de problemen te kunnen identificeren waarmee zij geconfronteerd worden; • geïntegreerd moeten zijn in Europese NGO’s en netwerken die zich met de strijd tegen discriminatie en met andere grondrechten bezighouden.
2005
Dit verslag is in het Engels, Frans en Duits beschikbaar op: http://www.europa.eu.int/comm/employment_social/fundamental_rights/pdf/pubst/roma04_en.pdf.
Jaarrapport — Gelijkheid en non-discriminatie
Als antwoord op de aanbevelingen uit de studie heeft de Commissie een speciale Inter-Service Group opgericht die moet garanderen dat het uitgebreide gamma beleidslijnen en programma’s die nu geïmplementeerd worden om Roma-gerelateerde aangelegenheden aan te pakken, correct worden gecoördineerd. In die groep zijn veertien directoraten-generaal vertegenwoordigd. Ze zijn niet alleen bevoegd voor werkgelegenheid en sociale zaken, maar onder andere ook voor de uitbreiding en de betrekkingen met derden, onderwijs en cultuur, justitie en mensenrechten, gezondheidszorg, regionaal beleid en plattelandsontwikkeling. Het doel bestaat erin om richtlijnen voor het beleid uit te werken, informatie tussen alle betrokken directoraten uit te wisselen en ervoor te zorgen dat de beschikbare middelen optimaal worden gebruikt en dat uit de ervaringen van het verleden lessen worden getrokken. De EU werkt terzake ook samen met andere internationale organisaties. De Europese Commissie is bijvoorbeeld lid van de stuurgroep voor de Decade of Roma Inclusion 2005-2015, die in februari 2005 in Sofia werd opgestart (zie kader).
The Decade of Roma Inclusion 2005-2015 Het initiatief namens Decade of Roma Inclusion (Het decennium van de insluiting van Roma) werd in februari 2005 bekrachtigd door de regeringen van Bulgarije, Kroatië, de Tsjechische Republiek, Hongarije, de Republiek Macedonië, Roemenië, Servië en Montenegro en Slowakije. Het wordt ondersteund door het Open Society Institute, de Wereldbank en een aantal andere internationale organisaties.
28
Dit initiatief, dat tot 2015 zal doorlopen, heeft tot doel om in de betrokken landen de kloof tussen de Roma en de rest van de bevolking te sluiten. De internationale stuurgroep, die uit vertegenwoordigers van de betrokken regeringen, van de internationale sponsors en van de Roma bestaat, heeft met het oog op haar acties vier prioritaire domeinen bepaald (onderwijs, werkgelegenheid, gezondheid en huisvesting) en drie aspecten die haaks op die prioriteiten staan (armoede, discriminatie en geslacht).
Steun voor de Roma uit het Phare-programma
Het doel van het Phare-programma bestaat erin om de landen in Centraal- en Oost-Europa bij te staan bij hun economische en sociale problemen en om hen te helpen bij het voorbereiden van hun toetreding tot de EU. Sinds 1998 heeft Phare duidelijk meer dan 100 miljoen EUR uitgegeven voor projecten die de situatie van de Roma-minderheid moeten verbeteren in landen waar zij een groot deel van de bevolking uitmaken. In Bulgarije en Roemenië worden nog steeds aanzienlijke bedragen uitgegeven aan programma’s waarvan de Roma de belangrijkste begunstigden zijn. In veel gevallen worden de Roma actief betrokken bij de implementatie.
2005
Het Roemeense project „Toegang tot onderwijs voor achtergestelde groepen” dat door het ministerie voor Onderwijs en Onderzoek wordt gecoördineerd, heeft bijvoorbeeld tot doel om de onderwijspraktijk te wijzigen door Roma als onderwijsinspecteurs in te zetten waardoor zij de brug kunnen slaan met de voor onderwijs bevoegde autoriteiten en het onderwijzend personeel. Andere voorbeelden zijn te vinden op: http://www.europa.eu.int/comm/enlargement/phare_evaluation_pdf/revised_minorities_thematic_raw_161204.pdf).
Deel II > De toestand van de Roma in de EU verbeteren
Steun voor de Roma uit het structuurfonds
Het Europese Sociale Fonds (ESF), dat één van de Europese structuurfondsen is, ondersteunt een aantal projecten in de nieuwe én „oude” lidstaten om zo de toegang van de Roma — en van andere benadeelde groepen — tot de werkgelegenheid te verbeteren, in het bijzonder door een beter onderwijs en betere opleiding. Een opmerkelijk voorbeeld is het Acceder-project in Spanje, dat deel uitmaakt van het interregionale programma Strijd tegen discriminatie en dat de problemen van de achtergestelde groepen op de arbeidsmarkt wil aanpakken. Het project heeft tot doel om tegen het einde van het project in 2006 4 000 Roma aan het werk te krijgen: • door hen te helpen bij het volgen van een beroepsopleiding; • door de opleidingsprogramma’s en dienstverlening voor werkzoekenden aan te passen aan hun specifieke noden; • door het grote publiek bewust te maken van de discriminatie waaronder de Roma te lijden hebben en door het imago dat zij bij het grote publiek hebben, te verbeteren; • door actievere maatregelen te bevorderen om zo hun levensomstandigheden en hun toegang tot openbare dienstverlening te verbeteren. Bovendien wordt een groot aantal projecten die de Roma helpen, ondersteund door Equal, een initiatief dat het ESF financiert om zo innovatieve benaderingswijzen te bevorderen die achtergestelde personen makkelijker aan het werk moeten krijgen. Van 2001 tot 2004 waren 45 van de gefinancierde projecten alleen gericht op Roma of op Roma en op andere achtergestelde groepen (zie kader voor voorbeelden). De nieuwe ronde van het Equalprogramma die in 2005 is gestart, omvat een tachtigtal nieuwe projecten om de Roma te helpen.
Voorbeelden van Equal-projecten
29
2005
In Oostenrijk had het „Mri Buti”-project tot doel om de Roma in de deelstaat Burgenland door middel van begeleiding en advies te helpen bij het zoeken naar werk. In Hongarije zijn Roma-mannen en Roma-vrouwen opgeleid voor banen waarnaar ter plaatse vraag bestond, zoals metselaars en kinderverzorgsters. In Duitsland is een project geïmplementeerd om een nieuwe aanpak te testen bij het kwalificeren van Roma en Sinti voor jobs — bijvoorbeeld als ombudsman in het onderwijs of in de sociale sector. In Frankrijk en Ierland krijgen leden van de Romagemeenschap en de gemeenschap van woonwagenbewoners hulp bij het uitbouwen van nieuwe bedrijven.
Jaarrapport — Gelijkheid en non-discriminatie
Roma in Brussel — Lívia Járóka, lid van het EP Lívia Járóka was na de Europese verkiezingen in juni 20004 het eerste Roma-lid van het Europees Parlement uit de „nieuwe” lidstaten. Van opleiding is ze sociaal antropologe en ze is aan het University College Londen een doctoraat over etnische minderheden aan het schrijven. Ze beschouwt zichzelf in het Europees Parlement in eerste instantie als een vertegenwoordigster van het Hongaarse volk, maar omdat dat volk een groot aantal Roma telt, beschouwt ze zichzelf ook als een bemiddelaar tussen de verschillende instanties die zich op Europees vlak met Roma-aangelegenheden bezighouden, en met representatieve groepen die hiermee op het terrein bezig zijn. Ze zegt hierover het volgende: „Er is heel veel onwetendheid over de Roma, die omwille van stereotiepen als één eenvormige groep met één enkele identiteit en eenzelfde soort kenmerken worden beschouwd, waarbij die dan zeer romantisch of extreem negatief voorgesteld worden. Al die miljoenen Roma in Europa zijn zo divers als alle andere etnische groepen, met verschillende talen, culturen en locatiegebonden omstandigheden en met diverse capaciteiten en vaardigheden. Als zij hun identiteit van zigeuner als een gemeenschappelijk element aanvoelen, is dat vaak omdat ze allemaal op dezelfde wijze gediscrimineerd en uitgesloten worden. Het is noodzakelijk om de algemene perceptie van zigeuners te wijzigen en om het beeld te ontsluieren dat de mensen van hen hebben om zo de stereotiepen door de realiteit te vervangen.”
30
Die vereenvoudigde en foutieve perceptie heeft volgens haar geleid tot een verkeerde voorstelling over het feit welke politieke aangelegenheden voor de Roma van belang zijn en welke niet. „Discriminatie tegen de Roma of culturele aangelegenheden moeten daarom specifiek aangepakt worden, waarbij specifieke maatregelen moeten worden genomen. De problemen waaronder de Roma in de domeinen onderwijs, arbeidsmarkt, gezondheidszorg en huisvesting te lijden hebben, moeten niet primair aangepakt worden vanuit een Romaperspectief, maar in hun eigen termen. Met andere woorden, het moet de bedoeling zijn om een beleid uit te werken dat voor iedereen gelijke toegang kan garanderen tot goed onderwijs, een fatsoenlijke baan, een kwalitatief hoogstaande gezondheidszorg enzovoort, ongeacht hun etnische oorsprong.” Een belangrijke manier om het imago van de Roma te veranderen bestaat volgens haar erin om meer Roma bij de politiek en bij de media te betrekken. „De Roma moeten meer betrokken worden bij het beslissingsproces en ik werk daartoe nauw samen met de NGO’s en met iedereen die een bijdrage kan leveren om de toestand voor de Roma te verbeteren, en wel los van hun partij. In dat opzicht denk ik dat het stageprogramma dat de Europese Commissie met de hulp van het Open Society Institute heeft gelanceerd, een prachtig initiatief is en ik ben zelf gelijkaardige stageprogramma’s aan het organiseren in het Parlement.” „De media zijn ook een domein waar de toename van de aanwezigheid van Roma van cruciaal belang is. In de media is een soort hysterie over de Roma ontstaan, waardoor zij al te vaak foutief en onaanvaardbaar als bedreiging voor de nationale veiligheid worden voorgesteld. „Ik zie 2007, het Jaar van de gelijke kansen, als grote kans om de algemene perceptie van de Roma te wijzigen. We zijn nu al ideeën en initiatieven aan het ontwikkelen om te garanderen dat het Jaar van de gelijke kansen ook daadwerkelijk effect zal hebben.”
2005
De andere twee delen van het structuurfonds — het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) en het Europese Orientätie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) — steunen ook een reeks programma’s ten voordele van de Roma en van andere bevolkingsgroepen die in achtergestelde gebieden wonen. In die gebieden helpt het EFRO bij de financiering van de wegenbouw of van andere basisinfrastructuur zoals de levering van zuiver water en van hoofdrioleringen, de renovatie van scholen en ziekenhuizen alsook de oprichting van kleine bedrijfjes, terwijl het EOGFL achtergestelde gemeenschappen in landelijke gebieden ondersteunt.
Deel II > De toestand van de Roma in de EU verbeteren
HET COMMUNAUTAIR ACTIEPROGRAMMA — KLEMTOON OP DE ROMA Het communautaire actieprogramma, dat is opgezet om de nieuwe Europese wetgeving tegen discriminatie te versterken, vormt een aanvulling op de projecten die door de structuurfondsen worden ondersteund. Het aanpakken van de problemen die de Roma ervaren bij de toegang tot onderwijs en werkgelegenheid, is geïdentificeerd als één van de prioriteiten voor het gebruik van de financiële middelen uit het programma. Bovendien zijn de Roma-organisaties aangemoedigd om financiële steun aan te vragen voor projecten in andere prioritaire domeinen zoals de uitbouw van de samenwerking tussen NGO’s, het opleiden van advocaten zodat deze de rechten kunnen verdedigen van personen die slachtoffer van discriminatie zijn, het ontwikkelen van middelen om toezicht te houden op discriminatie. Een lijst met projecten die door het actieprogramma worden ondersteund, is te vinden op: http://www.europa.eu.int/comm/employment_social/fundamental_rights/callspt/result006_en.htm). Op dit ogenblik ondersteunt het programma vijf projecten die de specifieke problemen van Roma aanpakken en waarbij organisaties uit verschillende Europese lidstaten betrokken zijn (zie kaders terzake).
31
Uitbouw van niet-discriminerend kwalitatief hoogstaand onderwijs voor Roma-kinderen Dit project heeft tot doel om het publiek bewust te maken van de problemen die Roma-kinderen beleven, en van de noodzaak om deze problemen aan te pakken. Het richt zich tot de leerkrachten en hun vakbonden, de voor het onderwijs bevoegde autoriteiten en de ouders. Het is bedoeld om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren en het beleid te wijzigen. Op Europees vlak is al veel gebeurd in de strijd tegen discriminatie van Roma in Oost-Europa, aldus de project-manager, Elena Jenaro. Maar dit is het eerste project om het onderwijs van Roma-kinderen te verbeteren waarbij de vakbonden van het onderwijzend personeel betrokken zijn. Roma-kinderen zijn een belangrijk onderdeel van de toekomst van deze gemeenschappen en de vakbonden van de leerkrachten spelen daarin een belangrijke rol. Het concrete resultaat zal de voorbereiding van nationale actieplannen zijn met richtlijnen voor de vakbonden die zij in hun onderhandelingen met de voor onderwijs bevoegde autoriteiten moeten opvolgen. Het is ook de bedoeling om een set instrumenten te ontwikkelen om leerkrachten op te leiden hoe ze discriminatie kunnen herkennen en aanpakken. Het is de bedoeling om in eerste instantie 75 leerkrachten op te leiden zodat zij die set instrumenten kunnen gebruiken. In tweede instantie moeten zij dan elk een tiental trainers opleiden zodat tegen het einde van het project meer dan 750 personen zullen zijn opgeleid. Leider: European Trade Union Committee for Education — ETUCE (Europees Syndicaal Comité van het onderwijzend personeel). Partners: Algemene Onderwijsbond, Podkrepa-vakbond, de vakbond van het personeel voor onderwijs en wetenschap in Slowakije, de Democratische Unie van Hongaarse leerkrachten, de Hongaarse onderwijsvakbond, de Bulgaarse onderwijsvakbond.
2005
Informatie: Elena Jenaro, project-manager, te bereiken via
[email protected].
Jaarrapport — Gelijkheid en non-discriminatie
Participatie van Roma en Sinti aan een daadwerkelijk werkgelegenheids- en onderwijsbeleid Dit project verenigt een groep van uiteenlopende NGO’s uit Bulgarije, de Tsjechische Republiek, Hongarije, Italië en Slowakije, die allemaal de rechten van de Roma in verschillende domeinen willen bevorderen. De twee belangrijkste doelstellingen luiden als volgt: het uitbouwen van een beleid op lange termijn om systematische discriminatie van Roma en Sinti in de domeinen onderwijs en werkgelegenheid te bestrijden en het verbeteren van de capaciteit van de NGO’s om op de politieke scène als daadwerkelijke verdedigers van de rechten van de Roma-gemeenschappen op te treden, en van het zelfvertrouwen van de NGO’s in die capaciteit. De intentie, aldus de project-manager Savelina Danova, bestaat erin om de vaardigheden van de activisten van de Roma en Sinti te bevorderen en om hen permanent in de wereld van de beleidsmakers onder te dompelen zodat gegarandeerd is dat het beleid strookt met de eisen en noden van de Roma en Sinti zelf. Een fundamenteel streefdoel bestaat erin om dit project ook te laten doorgaan wanneer de Europese financiering ten einde loopt. Het project heeft tot doel om de discriminatie tegen Roma in de domeinen werkgelegenheid en onderwijs te documenteren en om regeringsprogramma’s over het onderwijs aan Roma-kinderen te bevorderen. Dit zal de grondslag vormen voor aanbevelingen aan het beleid die op hun beurt de kern zullen vormen voor toekomstige lobbying-inspanningen om het beleid in die domeinen te versterken. Leider: International Helsinki Federation. Partners: European Roma Rights Centre en European Roma Information Office. Informatie: Savelina Danova, project-manager, te bereiken via
[email protected].
32
TRANSPOSE — Traveller Roma advocacy network supporting people to organise to secure equality Dit project is een joint venture van de Ierse Traveller Movement, het European Roma Rights Centre en het Italiaanse Helsinki-Comité en omvat vijf landen (Ierland, de Tsjechische Republiek, Slowakije, Hongarije en Italië). De doelstellingen zijn: • het publiek bewust maken van de discriminatie ten overstaan van woonwagenbewoners en Roma onder beleidsmakers en gespecialiseerde instanties evenals in de maatschappij in het algemeen; • ervoor zorgen dat woonwagenbewoners en Roma zich meer bewust zijn van de bestaande wettelijke bescherming en van de middelen die beschikbaar zijn om discriminatie te bestrijden; • zorgen voor meer solidariteit onder de woonwagenbewoners en Roma in hun inspanningen om de discriminatie te bestrijden; • een netwerk van deskundige advocaten uit de wereld van de woonwagenbewoners en de Roma die eraan werken dat de Europese richtlijnen inzake gelijke behandeling op lokaal vlak nageleefd worden. Anne Jennings-Tauciene zegt hierover het volgende: „Het Transpose-programma biedt aan woonwagenbewoners en Roma een unieke kans om de vaardigheden te verwerven die ze nodig hebben om de pleitbezorger van hun gemeenschap te worden. Dit initiatief gaat over mondig worden door de toegang tot informatie en aldus door de toegang tot rechten. Het doel is een streng lokaal ondersteund netwerk met advocaten van de gemeenschap die gebruik maken van de vaardigheden die ze via een Transpose-opleiding verworven hebben, en die als daadwerkelijk hulpmiddel voor hun gemeenschappen fungeren.” Leider: Irish Traveller Movement. Partners: European Roma Rights Centre en het Italiaanse Helsinki Committee.
2005
Informatie: Anne Jennings-Tauciene, project manager, te bereiken via
[email protected].
Deel II > De toestand van de Roma in de EU verbeteren
Roma EDEM — Bevordering van de integratie van Roma/ woonwagenbewoners en van gelijke behandeling in het onderwijs en op de arbeidsmarkt Het algemene doel van het project bestaat erin om de kloof tussen de wetgeving ter bestrijding van discriminatie en de praktijk ten overstaan van de Roma te dichten en om ervoor te zorgen dat de aangelegenheden die voor de Roma belangrijk zijn, hoog op de Europese politieke agenda staan. Het plan is om de strijd tegen discriminatie in de overheidsdienst te bevorderen, om de belangrijkste figuren uit de openbare sector en de privé-sector bewust te maken, om de vaardigheden van de verenigingen en gemeenschappen van Roma en woonwagenbewoners uit te breiden, in het bijzonder van vrouwen, bij het verdedigen van hun grondrechten, en om te garanderen dat de informatie over Roma en woonwagenbewoners en hun cultuur nauwkeurig is en geen stereotiepen bevat. „Tot de activiteiten die in de twee jaar durende implementatiefase gepland zijn, aldus Cristina Domínguez Robles, project manager, behoren seminaries over gelijke behandeling in het onderwijs en op de arbeidsmarkt in elk van de betrokken landen en wel gericht op verenigingen van Roma en woonwagenbewoners, internationale seminaries over het toezicht op de wetgeving ter bestrijding van discriminatie en van het beleid op lokaal vlak, het opstellen en verspreiden van materiaal voor Roma dat informatie bevat over gelijke behandeling, hulpmiddelen en goede praktijkvoorbeelden in het Engels, Spaans, Portugees, Tsjechisch, Hongaars en Roemeens en ook het Romani.” Leider: Fundación Secretariado General Gitano. Partners: de Commissie gelijke behandeling voor Noord-Ierland, het Hoog Commissariaat voor immigratie en etnische minderheden in Portugal, de Parlementaire Commissaris voor de rechten van nationale en etnische minderheden in Hongarije, het Departement mensenrechten van het kabinet van de regering in de Tsjechische Republiek, de Nationale Raad ter bestrijding van discriminatie in Roemenië en de Romani CRISS in Roemenië. Informatie: Cristina Domínguez Robles, project manager, te bereiken via
[email protected].
2005
33
Jaarrapport — Gelijkheid en non-discriminatie
RomEco — Roma en de arbeidsmarkt Projectmanager Jochen Blaschke zegt het als volgt: „Bij het merendeel van de beleidsplannen en projecten die de sociale uitsluiting van Roma in Europa moeten bestrijden, ligt de klemtoon op culturele aangelegenheden. Het ontbreekt nog steeds aan beleidslijnen die gericht zijn op de integratie van Roma overal in Europa.” Het project is bedoeld om de toestand van de Roma op de arbeidsmarkt in vier landen (Bulgarije, de Tsjechische Republiek, Duitsland en Italië) te bestuderen en om programma’s van beroepsopleidingen die de Roma in de economie moeten integreren, te evalueren. Een belangrijke doelstelling bestaat erin om een netwerk van experts inzake discriminatie, arbeidsmarkt, beroepsopleiding en voor Roma belangrijke aangelegenheden te creëren, met daarin ook de Roma zelf, om zo van gedachten te kunnen wisselen en de belangrijkste voorwaarden voor een succesvol integratiebeleid te kunnen bepalen. Een andere doelstelling is het ontwikkelen van nieuwe benaderingswijzen voor beroepsopleidingen om zo de integratie van de Roma in de arbeidsmarkt te kunnen verbeteren. Daarnaast zullen er brochures en andere publicaties aangemaakt worden om het grote publiek bewuster te maken van de toestand waarin Roma verkeren. Leider: Berliner Institut für Vergleichende Sozialforschung (BIVS) in Duitsland. Partners: Universiteit Florence, departement Onderwijswetenschappen (Italië), de vereniging Dzeno in de Tsjechische Republiek en Studii Romani in Bulgarije. Informatie: Jochen Blaschke, project-manager, te bereiken via
[email protected]; Guillermo Ruiz, projectcoördinator, te bereiken via
[email protected].
2005
34
Deel II > De toestand van de Roma in de EU verbeteren
Steun voor het Roma-netwerk
Het communautaire actieprogramma geeft ook financiële steun aan een netwerk dat de belangen van de Roma op Europees vlak vertegenwoordigt. Dit is een middel om de vertegenwoordigers en beleidsmakers van de Roma te helpen om te communiceren en om elkaar te consulteren, waarbij het de bedoeling is om Roma-onderwerpen in de „mainstream” te zetten, m.a.w. men tracht ervoor te zorgen dat bij alle beleidslijnen die voor hen van belang zijn, rekening wordt gehouden met de noden van de Roma. Details over de opdracht zijn te vinden op: http://europa.eu.int/comm/employment_social/fundamental_rights/callspt/calls_en.htm.
Roma in Brussels — Viktória Mohácsi, lid van het EP Voor ze in december 2004 haar zetel in het Parlement innam, werkte Viktória Mohácsi als gevolmachtigde voor het opheffen van de rassenscheiding bij Roma-kinderen in het Hongaarse ministerie van Onderwijs en eerder had ze bij het European Roma Rights Centre in Boedapest gewerkt. Haar Roma-achtergrond is de sleutel tot haar werk in het EP en ze heeft bij haar strijd voor de Roma-volkeren een duidelijke missie. „Hoewel wij Roma in Europa een erg gediversifieerde groep zijn, delen wij een gemeenschappelijke identiteit, cultureel erfgoed en taal, ook al kent die taal zeer veel verschillende dialecten. Onze identiteit als groep wordt ook versterkt door de eeuwenlange discriminatie. Omdat we ons bedreigd voelen, hebben we de neiging om op onze eigen gemeenschappen terug te vallen en ons in de landen waar we wonen, van anderen te isoleren.” Ze heeft een duidelijke visie op wat er nodig is om de toestand van de Roma in Europa duidelijk te verbeteren.
„De maatschappij kan lobbyen, maar de regeringen zijn de sleutel tot acties. Over het algemeen hebben de regeringen echter de neiging om zich te concentreren op de culturele aspecten van de Roma-aangelegenheid, op het bevorderen van de folklore van de Roma, die als populair en — politiek gezien — ongevaarlijk gelden. Aan dergelijke initiatieven werd heel veel geld uitgegeven, maar er gebeurt heel weinig om de Roma in de maatschappij te integreren en er is weinig geld voor onderwijs, huisvesting of werkgelegenheid die de sleutel hiertoe vormen. Als mensen honger hebben, hebben ze nu eenmaal geen zin om te gaan dansen. Onderwijs is een kritiek onderwerp en een onderwerp dat me nauw aan het hart ligt. De toestand qua onderwijs is in alle landen zeer vergelijkbaar en wel ongeacht het aantal Roma in een bepaald land. Zelfs in Finland, waar er — als mijn informatie correct is — minder dan 10 000 Roma zijn, zit het merendeel van de Roma-kinderen in speciale scholen voor kinderen met leermoeilijkheden. In Hongarije zit 30 % van de kinderen in de categorie van 6 tot 14 jaar in speciale scholen. Volgens mij is dat een mentale holocaust voor wie op die scholen afstudeert: ze krijgen slechts een lage onderwijsstandaard en op die manier verliezen ze daadwerkelijk de kans op verdere opleiding. Hierdoor zal het voor hen moeilijk of zelfs onmogelijk zijn om werk te vinden en ze zullen van sociale steun moeten leven. Het feit dat er zoveel Roma werkloos zijn, is ten dele te wijten aan de sociale toestand en de discriminatie, maar in grote mate is het te wijten aan een gebrek aan opleiding.
35
In 2002 lanceerde de Hongaarse regering een beleid om de rassenscheiding bij de Roma-kinderen op school op te heffen en om hen tegen 2006 te integreren in het reguliere onderwijssysteem. Voordien werd aan de ouders in een onderzoek gevraagd wat zij over dit voorstel dachten. Terwijl bijna de helft van hen het idee van de integratie steunde, zei 94 % dat ze niet willen dat hun kind in de klas naast een Roma-kind zit. Ik zie mijn rol als lid van het Europees Parlement als die van een communicator tussen de EU en de mensen die op het terrein werken, om hen op de hoogte te houden van de ontwikkelingen. Volgens mij is de EU belangrijk want je kan er de nationale regeringen onder druk zetten om actie te ondernemen. Ik wil garanderen dat alle kinderen hetzelfde recht op kwalitatief hoogstaand onderwijs krijgen, ongeacht hun achtergrond, en ik zou willen dat de wetgeving over het einde van de rassenscheiding tegen het einde van mijn mandaat goedgekeurd is.
2005
Ik ben erg optimistisch over het initiatief „Decade of Roma Inclusion”, maar het is belangrijk dat de betrokken NGO’s de middelen gebruiken voor werkelijk dringende aangelegenheden en voor programma’s die het verschil kunnen maken.”
Jaarrapport — Gelijkheid en non-discriminatie
Stageprogramma voor afgestudeerde Roma
In november 2004 lanceerde de Commissie een „stageprogramma” dat door het Open Society Institute wordt gesponsord en dat in 2005 aan tien Roma-afgestudeerden van universiteiten de kans geeft om in de diensten van de Commissie te werken. Die stages van elk drie maanden staan open voor kandidaten uit de nieuwe lidstaten (uitgezonderd Cyprus en Malta), Bulgarije, Roemenië, Kroatië, de Republiek Macedonië, Servië en Montenegro en Turkije. Het is de bedoeling om aan de betrokken personen een algemeen beeld van de doelstellingen van de Europese integratie, praktische kennis over het werk van de Commissie en persoonlijke ervaringen en nuttige contacten voor hun toekomstige loopbaan mee te geven.
36 De stageprogramma’s voor Roma Volgens Odile Quintin, directeur-generaal Werkgelegenheid en sociale zaken, zal het programma de betrokken afgestudeerden in staat stellen „om inzicht te krijgen in de manier waarop wij bij de Commissie werken en om tot ons denkproces bij te dragen …(het zal) een voordeel zijn voor deze jonge mensen en hun gemeenschappen, maar het zal ook een groot voordeel zijn voor ons omdat we zo nadenken over de weg die we in de toekomst willen inslaan”. De vier afgestudeerden met Roma-achtergrond die geselecteerd werden voor een stage die op 1 mei 2005 begon, zijn een reporter van de Bulgaarse nationale televisie, een Roemeense jurist die voor de Stichting voor democratische wijzigingen in Boekarest en voor het European Roma Rights Centre in Boedapest heeft gewerkt, een consulent die werkt bij een aantal internationale organisaties die met Roma-aangelegenheden bezig zijn, en een coördinator die als verbindingsman naar de Gemeenschap optreedt.
2005
Radostina Chaprazova, afgestudeerd in de politieke wetenschappen aan de American University in Bulgarije, die stage zal lopen in het DG Werkgelegenheid, zei hierover het volgende: „Deze stage is een buitengewone gelegenheid voor mij én een grote uitdaging. Het zal me helpen ontdekken of ik daadwerkelijk kan bijdragen tot het verdedigen van de rechten van mijn volk en of ik qua carrière de juiste weg ben ingeslagen. Bulgarije is een smeltkroes van verschillende godsdiensten, etnische groepen en nationaliteiten. Maar er bestaat een open vijandigheid tegenover de Roma, die zich zelfs uit in de onwil om met elkaar te communiceren en zelfs om in dezelfde buurt te wonen of hun kinderen naar dezelfde school te sturen. Duizenden Roma leven in ellendige omstandigheden, in getto’s, afgezonderd van de rest van de gemeenschap, in onaanvaardbare omstandigheden waaraan iets moet veranderen, en het is mijn taak om die veranderingen tot stand te brengen.”
Deel II > De toestand van de Roma in de EU verbeteren
Europese Commissie Gelijkheid en non-discriminatie — Jaarrapport 2005 Luxemburg: Bureau voor officiële publicaties der Europese Gemeenschappen 2005 — 36 blz. — 21 x 29,7 cm. ISBN 92-894-9449-2
VERKOOP EN ABONNEMENTEN De publicaties van het Publicatiebureau waarvoor een vergoeding wordt gevraagd, zijn verkrijgbaar bij zijn over de hele wereld verspreide verkoopkantoren. Hoe kan men in het bezit komen van een publicatie? Op de lijst van verkoopkantoren kiest u een kantoor, waar u vervolgens een bestelling plaatst. Hoe kan men in het bezit komen van de lijst van verkoopkantoren? • Ofwel kunt u de internetsite van het Publicatiebureau raadplegen: http://publications.eu.int/ • ofwel vraagt u om toezending van de lijst per fax: (352) 29 29-42758 en ontvangt u deze op papier.
Discriminatie niet
Meer informatie over de beleidslijnen van de EU ter bestrijding van discriminatie, vindt u op het volgende adres: Europese Commissie Directoraat-generaal Werkgelegenheid, sociale zaken en gelijke kansen Eenheid D.3 B -1049 Brussel
[email protected]
Of raadpleeg onze website: http://europa.eu.int/comm/employment_social/fundamental_rights/index_en.htm.
Website van de campagne „Voor diversiteit — tegen discriminatie” http://www.stop-discrimination.info.
KE-AM-05-001-NL-C
Verschil moet er zijn