Positieve discriminatie is ook discriminatie Een gegarandeerd aantal vrouwen verkozen Bart Dierickx sept ‘94
Uitgaande van het beginsel dat alle mensen gelijk zijn [voor de wet], is elke vorm van discriminatie een onrecht. Een alternatieve, maar meer realistische formulering zwakt de gelijkheidseis af en eist slechts gelijke kansen. Dit is geen subtiel verschil in woorden; maar wanneer men kijkt naar de toepasbaarheid van deze principes, is er geen fundamenteel verschil. Discriminatie is een woord met een terecht pejoratieve bijklank. Denk aan rassendiscriminatie, discriminatie op basis van taal, godsdienst, geslacht, enzovoort. Daar duikt de term positieve discriminatie op. Men doelt dan op activiteiten of maatregelen die tot doel hebben om een -wegens discriminatie- scheefgegroeide toestand recht te trekken door een discriminatie in de andere richting. Dikwijls gebeurt dit door de overheid, soms ook spontaan op ongeorganiseerde manier door individuele burgers. Als voorbeeld van dit laatste kennen we het fenomeen dat adoptiekinderen van vreemde origine soms systematisch worden "voorgetrokken" door leraars, familie, of andere mensen die ermee in contact komen, tegenover "gewone" kinderen.
De ongewenste nadelige gevolgen van positieve discriminatie, als de maatregel wordt toegepast op een groep van mensen, zonder te kijken naar elk individueel geval, zijn: ⇒ dat slecht de modale man (of vrouw) uit die groep er echt profijt kan uit halen ⇒ dat de meest achtergestelden van de voordien bevoordeelde groep nu op hun beurt zullen gediscrimineerd worden ⇒ dat de minst achtergestelden van de positief gediscrimineerde groep nu in een ongerechtvaardigd voordelige positie komen tegenover de andere groep. Een voorbeeld: Positieve discriminatie voor een zeer assertief en bekwaam adoptiekind is een slechte maatregel, o.a. om bovenvermelde redenen. Voor het kind zelf, maar ook ten opzichte van andere kinderen die niet dezelfde mogelijkheden hebben. Maar eigenlijk is voor eender welk ander kind een discriminatie in wezen onrechtvaardig. Een bijna aanvaarde positieve discriminatie betreft de positieve discriminatie van vrouwen in de politiek, en ook in sommige takken van het bedrijfsleven. Maatregelen die de wetgever treft zijn bijvoorbeeld: een gegarandeerd aantal plaatsen op kieslijsten, of voorkeursregelingen bij aanwervingen. Echter, ook deze maatregelen zijn in de grond niet eerlijk. Inderdaad zullen de discriminatie van de vrouwen als groep wegwerken, maar ten koste van een groot aantal individuele discriminaties.
Een vrouw die ook zonder de maatregel "haar mannetje staat" (een opzettelijke woordspeling) krijgt zomaar een voordeel in de schoot geworpen ten opzichte van mannelijke "concurrenten", die zich als enkeling terecht gediscrimineerd kunnen voelen. Neem het geval dat bv. twee gelijkwaardige kandidaten zich aandienen voor een baan of voor een politiek mandaat. Geen enkel moreel principe kan rechtvaardigen dat men achtergesteld wordt omwille van zijn behoren tot een groep, in casu "man zijn". “Het feit dat de meeste gelijkaardige betrekkingen opgevuld worden door uw seksegenoten” catalogeer ik niet in het schap “redelijke argumenten”. Zeker kan er geen rechtvaardiging zijn in het feit dat zijn eigen groep talrijker is, of gemiddeld succesvoller. Het ware nog enigzins goed te praten dat men, als voorbeeld, als steun voor een gelijksheidsprincipe, wérkelijk gediscrimineerde individuen bevoordeligt. Maar als dit in de praktijk betekent dat elk geval afzonderlijk beschouwd opnieuw een onrecht is, dan heeft men helemaal niets bereikt. Het is zeer goed om jongens en meisjes gelijke kansen te geven in het onderwijs, om het stemrecht voor man en vrouw gelijk te maken. Dit is echter een gelijkmaken, geen positieve discriminatie. Veronderstel dat men bij de invoering van het kiesrecht voor vrouwen een inhaal- of compensatiebeweging had willen doen, bijvoorbeeld dat de volgende legislatuur door vrouwen ging gekozen worden. Het zou op zich een nieuw onrecht zijn; een soort weerwraak, een oog-om-oog tand-om-tand. Het principe van positieve discriminatie is gevaarlijk, omdat het moeilijk controleerbaar is, willekeur toelaat, precedenten schept. In vele gevallen kan men een duidelijk ethisch en moreel onderbouwd gelijkheidsprincipe hanteren, maar geen even onderbouwd positief discriminatiecriterium. M.a.w., positieve discriminatie is in zeer veel gevallen mogelijk. Maar in welke gevallen is het toelaatbaar, en in welke gevallen niet? Neem nu het volgende voorbeeld. Mindervaliden genieten van een aantal voordelen, een positieve discriminatie als u wil. Ik ga dit in geen geval in vraag stellen, immers het gaat hier om een verzorgende functie van de samenleving, en is in die betekenis geen echte positieve discriminatie tussen individuen: iemand die wel kan lopen kan zich niet benadeeld voelen door voorzieningen als verlaagde drempels voor rolwagentjes. Deze positieve discriminatie is ethisch verantwoord. In dit voorbeeld gaat het om een algemene maatschappelijke bevoordeliging van een groep die door de natuur misdeeld is. De vraag is niet of deze bevoordeliging terecht is, maar of andere groepen met hetzelfde recht ook geen voordeel zouden moeten krijgen... Nu keren we terug naar het onderscheid man-vrouw. Mannen leven gemiddeld zeven jaar minder lang dan vrouwen. De kortere levensverwachting is een nadeel aangedaan door de natuur. Welnu, zou men het kunnen verantwoorden dat de maatschappij dit "onrecht" of "ongelijkheid" tracht te compenseren door zeer grote medische voordelen toe te staan aan mannen in vergelijking met vrouwen. In de praktijk zou dit moeten betekenen dat de medische zorgen voor mannen zeer geavanceerd en duur worden, of voor vrouwen afzakken tot het niveau van landen waar de vrouwelijke levensverwachting nu 7 jaar lager is dan hier. Het is duidelijk dat zulke maatregel uiterst oneerlijk en immoreel zou zijn.
Of, denk eens aan een iets verschillende vraagstelling. Vrouwen zijn begiftigd met een gemiddeld kleinere lichamelijke kracht dan mannen. Is het aanvaardbaar dat deze ongelijkheid zou moeten gecompenseerd worden door positieve maatregelen? Lagere drempels bij de aanwerving als bv. politieagent? Verbod op nachtarbeid (men interpreteert dit soms ook als een negatieve discriminatie)? Laten we besluiten met een vergelijking die ons terugbrengt naar het begin. Mannen blijken door de natuur meer begiftig te zijn met een soort mengeling van agressiviteit, dominant gedrag, koppigheid, en een vrijstelling van baren en zogen, die maakt dat deze soort meer succes heeft dan vrouwen bij het opbouwen van een carriere, van het verwerven van leidinggevende functies. Dit is een loutere vaststelling, geen waardeoordeel. Is het rechtvaardig om deze ongelijkheid te compenseren? Indien het geen individuele discriminaties oplevert, kan ik akkoord gaan. Bv. het uitbouwen van faciliteiten als kinderopvang werken in het voordeel van de modale vrouw, en discrimineren geen enkel individu boven een ander. Ook een streven naar een zeer gelijke opvoeding voor jongens en meisjes is alleszins noodzakelijk. Op zijn minst moet dit resulteren in objectieve "gelijke kansen". Volgens sommigen zou dit op lange termijn ook het rollenpatroon doorbreken, maar daar heb ik serieuze twijfels over . Het toekennen van banen, politieke mandaten of verkiesbare plaatsen op basis van geslacht en niet op basis van een criterium als bekwaamheid, is onrechtvaardig. Deze maatregelen zullen net zoveel mannen individueel discrimineren als ze individuele vrouwen zullen bevoordeligen: het zal niet meer volstaan om de bekwaamste kandidaat te zijn. Als het maatschappelijk niet aanvaardbaar is om de baan te krijgen omwille van de juiste partijkaart, of omwille van een invloedrijke relatie, dan is de baan op basis van geslacht ook verwerpelijk. Er zit een zwak punt in de vorige redenering: worden banen, mandaten en verkiesbare plaatsen dan normaal wèl uitgedeeld volgens een criterium als bekwaamheid? Het algemeen en het individueel belang In het voorgaande heb ik alleen willen aantonen dat discriminatie van welke polariteit ook onrechtvaardig is, als het gaat om discriminatie van individuen onderling. Voor collectieve belangen is dat anders. Discriminatie kan als voorwerp een collectieve persoon hebben, of een idee, een godsdienst, een taal of een cultureel goed. Voorbeelden van dit soort discriminaties zijn talrijk. Zelfs een traditie kan positief gediscrimineerd worden: In principe is het verboden het verkeer lam te leggen, voor geluidsoverlast te zorgen, grote hoeveelheden rommel op straat te werpen. Nochtans gebeurt dit in mijn gemeente één maal per jaar, tijdens de carnavalstoet, bovendien onder het goedkeurend oog van de hoogwaardigheidsbekleders. Wie dezelfde chaos zou veroorzaken tijdens een willekeurige andere dag, riskeert een zeer gezonde boete. Wie protesteert tegen de geluidoverlast tijdens de carnavalstoet, wordt meewarig bekeken en doorverwezen. Dit is één illustratie dat een discriminatie tussen een collectief belang een het individu niet op dezelfde manier beoordeeld kan worden als discriminatie tussen individuen onderling.
Kan men dan de positieve discriminatie van vrouwen voor politieke mandaten misschien als een algemeen belang beschouwen en het daarom rechtvaardigen? Twee motiveringen zijn denkbaar:
1)
een volksvertegenwoordiging dient representatief te zijn voor het volk dat het vertegenwoordigt. Een goede helft van de kiezers is vrouw, en dat moet dan ook weerspiegeld zijn in de samenstelling van de vertegenwoordiging. Er is iets te zeggen voor dit argument. Maar zouden andere "categorieën" niet net het zelfde kunnen gaan eisen? Bv. homoseksuelen zouden kunnen eisen om minstens 5% van de verkiesbare plaatsen te bezetten. Bejaarden zouden 30% kunnen gaan opeisen. Werklozen zouden 10% kunnen opeisen. Daar waar de verkiezingen dienen om een per definitie "representatieve vertegenwoordiging te creëren, zou men tenslotte op voorhand ingrijpen in het vrije keuzeproces, en er een soort geleide loting van maken. "De verkiezingen zijn vrij, maar het corps der verkozenen moet zoveel procent van die, die, die en die categorie omvatten." Denk nog een stap verder: vrouwen, homo's, werklozen of ouderen zouden na enkele jaren kunnen wensen dat hun eigen stemmen doorslag geven voor hun eigen categorie. M.a.w. mannen stemmen op de mannenlijst, vrouwen op de vrouwenlijst, werklozen op de werlozenlijst, jongeren op de jongerenlijst. Is dit aantrekkelijk? Neen, men zou een nieuwe apartheid creëren. We hebben het dan nog alleen gehad over de mondige drukkingsgroepen. Eerlijkheidshalve moeten dus ook niet assertieve groepen een gewaarborgde vertegenwoordiging krijgen, in verhouding met de samenstelling van de bevolking! Op het gevaar of om te sarkastisch over te komen, enige suggesties: 7 procent van de ministers moet een zware fysieke of geestelijke handicap hebben (kwatongen zullen zeggen...); hoogstens 25 procent van de volksvertegenwoordiging mag een universitair diploma hebben; 70 procent van de vertegenwoordigers des volks moet blijk geven van een volledige politieke desinteresse; 10 procent van de verkozenen mag retorische talenten hebben; minstens 5 procent moet functioneel analfabeet zijn.
2)Men zou ook kunnen stellen dat positieve discriminatie in principe onjuist is, maar dat ze toch tijdelijk moet opgedrongen worden om een scheefgegroeide situatie, een vicieuze cirkel, recht te trekken. In het besproken geval zou de manifeste ondervertegenwoordiging van vrouwen in het parlement zichzelf in stand houden. Er zouden drie mechanismes bestaan. ⇒ Individueel hebben vrouwen geen traditie om in de politiek te gaan, om redenen van gezin, aanleg, enzovoort. ⇒ Partijen en structuren hebben geen traditie om vrouwen gelijke kansen te geven. ⇒ De macht bestendigt zichzelf, en zij die de macht hebben zullen ze doorgeven aan politieke erfgenamen, in casu mannen aan mannen. Het eerste van deze argumenten is reëel, maar niet terzake vanuit het standpunt van algemeen belang. Het gaat hier typisch over de discriminatie van het individu tegenover het andere, zoals in het begin van dit artikel beschreven. Men kan het niet oplossen door positieve discriminatie.
Het tweede mechanisme kan aangepakt worden door positieve discriminatie. Het is aan hen om dat te veranderen. Het derde mechanisme kan niet gecorrigeerd worden. Er zit iets in de menselijke natuur dat kameraadschappen kweekt tussen mannen onderling en vrouwen onderling. Mannen kunnen bijvoorbeeld eens gaan biljarten, éne pakken, en ondertussen "de problemen" bespreken. Vrouwen doen gelijkaardige dingen. Maar mannen en vrouwen kunnen dit maar in beperkte mate samen doen. Men kan dit goed of slecht vinden. Wie wint? Tot slot, een overweging. Wie heeft er voordeel bij maatregelen om een groter aantal vrouwen een (verkiesbare) plaats te garanderen bij de verkiezingen? Als er nu zoveel meer vrouwen verkiesbaar staan, en zullen verkozen worden, wie zijn deze dan? In overgrote meerderheid zijn het vrijgevochten, economisch, intellectueel en maatschappelijk onafhankelijke vrouwen. Niet de sloor aan de haard of de arbeidster die na haar uren nog voor de was en de strijk en de kinderen moet zorgen. Niet het bedeesde meisje dat door Eva erfelijk belast is en haar mond niet durft te openen in het bijzijn van een man, omdat ze dat zo was geleerd door haar moeder die het ook zo had geleerd, enz. Dit is nochtans de "modale vrouw" waar dikwijls naar verwezen wordt om de positieve discriminatie te verdedigen. Ik gun ze het, en ik durf ook op een vrouw stemmen (a propos, is het echt waar dat de stemmen op vrouwen het meest van mannen komen?). Mijn indruk blijft dat het voordeel gaat naar iemand die het niet nodig heeft. Een veel geloofwaardiger, en eerlijker, maatregel ware om de ware gediscrimineerde te bevoordeligen, door gezinshulp of kinderopvang te voorzien voor verkozen mandatarissen1, gedurende de tijd die zij besteden aan de uitoefening van hun ambt. *
1
en oeps nu zitten we in het moeras van de zelfbedieningsmentaliteit van de politieke kaste ☺