VLAAMSE OVERHEID inventarisatie van het onroerend erfgoed : ORGELS
Provincie West-Vlaanderen
Administratieve entiteit IEPER
Arrondissement Ieper
Stad IEPER Parochiekerk Sint-Maarten (voormalige kathedraal) KERK De oudste bidplaats werd in de 13de eeuw vervangen door een groots bouwwerk met Noordfranse vroeggotische inslag, met bijhorend kloostercomplex. Was van 1569 tot 1797 kathedrale kerk van het toenmalige bisdom Ieper. Om schade van tijdens de Franse Overheersing te kunnen herstellen werd in 1804 o.m. het doksaal verkocht. Na diverse restauratiecampagnes in 2de helft 19de en begin 20ste eeuw, werd de kerk vernield in de oorlog 1914-18. Wederopgebouwd naar de vooroorlogse toestand - met kleine "correcties" - tussen 1922 en 1930.
De kerk is beschermd als monument, K.B. 10 II 1940. ORGEL Beknopte orgelhistoriek tot 1914 - in de 16de e. bezat de kerk meerdere orgels; minstens één ervan ontsnapte aan de beeldenstorm; het gaat vermoedelijk om werk van de Ieperse orgelmakers Langhedul (werkzaamheden van Jan Langhedul zijn bekend van 1577 to 1583) - door vernietiging van de archieven in 1914-18 is weinig meer bekend over de verdere geschiedenis - 1805-17, werken door R. Germain (Ieper) - 1831, levering van een nieuw orgel door Pierre van Peteghem (Gent); er bestaan meerdere overleveringen wat betreft de bestemming van het oude orgel of van delen ervan (Ieper St.Jacobskerk, Dikkebus, zelfs Oostvleteren wordt vernoemd) - 1890, ombouw door Ch. Anneessens (Menen) - c1908, herstellingen door Fr. Joris (Ronse) - kerk en orgel werden totaal vernield tijdens de eerste wereldoorlog Huidig instrument Auteur : (gesigneerd) Jules Anneessens-Tanghe à Menin, Fournisseur Pontifical Bouwjaar : 1931
[= Menen]
INSTRUMENT Klaviatuur - vrijstaande speeltafel vóór het orgel - gesigneerd (cfr. supra), naamplank met ingelegde messing-letters
- toetsbeleg recent vernieuwd, met kunststof - registerbediening : één horizontale rij tuimel-schakelaars boven het klavier; daarboven een corresponderende reeks kleine trekkers, voor het instellen van de vrije combinatie Dispositie I. Gr.Org. Montre 16 Montre 8 Bourdon 16 Bourdon 8 Flûte harm. 8 Viola 8 Prestant 4 Flûte harm. 4 Doublette 2 Quinte 5 1/3 Plein jeu 4r Cornet 5r Trompette 8 Clairon 4
II. Pos. Principal 8 Bourdon harm.8 Dulciana 8 Flûte écho 4 Nazard 2 2/3 Cymbale 2r Cromorne 8
III. Réc. Quintaton 16 Flûte orchestre 8 Cor de nuit 8 Diapason 8 Salicional 8 Voix céleste 8 Flûte traversière 4 Quinte 2 2/3 Tierce 1 3/5 Fourniture 3r Basson 16 Trompette harm. 8 Basson & Hautbois 8 Voix humaine 8
Péd. Contrebasse 16 Sousbasse 16 Flûte 8 Basse 8 Violoncelle 8 Flûte 4 Quinte 10 2/3 Bombardon 16
- wijzerplaat (0 12) voor de generaal-crescendo - drukknoppen onder man. I : P - MF - F - FF - T │ A │ Comb.lib. - 12 pedalen, in lepelvorm; 3 balanstreden, gradueel : G.O. au Péd. Cresc.-Decresc. Oct. aigue G.O. Pos. au Péd. Expression Pos. Oct. grave Ré. Ré. au Péd. Expression Ré. Oct. aigue Ré. au G.O. Pos. au G.O. Oct. grave Ré. au G.O. Ré. au G.O. Super Oct. Ré. au Pos. Trémolo Ré. manuaalomvang : C - c4 pedaalomvang : C - g1 Pijpwerk - het front bestaat grotendeels uit sierpijpen, alleen in de middentoren is sprekend pijpwerk aanwezig - er is veel zink aangewend, vooal voor de grootste pijpen - de meeste houten gedekten zijn in behoorlijke kwaliteit (Oregon of Noorse grenen), doch er zijn ook zachtere houtsoorten aan te treffen, waarbij de wanden dan nog verlijmd zijn zonder tand en groef; voeten met regelschroef - expressions en stemrollen zijn algemeen toegepast; er zijn overvloedig veel kernsteken aanwezig * Gr. Org. * Montre 16 : bij de grootste pijpen zakken de voeten door Cornet 5r : op een aparte pijpenbank geplaatst * Pos. * Dulciana 8 : trechtervormige corpora Cymbel 2r : zeer enge mensuur Cromorne 8 : nog klassiek van factuur, doch wijde mensuur; het groot octaaf is weggenomen
* Rec. * Quintaton 16 : baspijpen in zachte houtsoort * Ped. * - voor het merendeel houten pijpen; ook ten dele afleidingen uit het Gr. Org. - Flûte 4: groot octaaf in hout, verder zeer wijde open pijpen in zink Windladen - het Gr. Org. is opgesteld achter de middentoren en -velden; aan weerszijden daarvan zijn Rec. en Pos. opgesteld, in dwarsrichting, achter de grote zijtorens (links het Rec., rechts het Pos., vanuit de kerk gezien) - het Gr. Org. ligt wel een 80 cm. lager dan het front; dit bemoeilijkt het uitklinken - Rec. : zeer grote lade, met stemgang tussen C- en C#-kant - het raam van de windladen is in eik, maar voor het overige zijn diverse houtsoorten dooreen gebruikt Tractuur - pneumatisch systeem ORGELKAST - zeer in de breedte uitgebouwd ééndelig meubel; in een neogotische stijl die zeer Engels aandoet (o.m. met opgeschilderde horizontaal doorlopende banderollen op de frontpijpen, en niet van bekapping voorziene torens) - constructief gezien is het geen echte kast, alleen een afscherming die vóór het instrument opgetrokken is; deze façade is echter goed gemaakt en met veel zorg afgewerkt, de panelen in kwaliteits eikenhout - de zwelkassen in minderwaardige kwaliteit (triplex) huidige toestand : normaal datum onderzoek : november 1990 * * *
BIBLIOGRAFIE * Over voormalige orgels * 1) E.G.J. Gregoir : Historique de la facture et des facteurs d'orgue, Antwerpen, 1865; blz. 200-202 : VAN PETEGHEM (Pierre), le jeune, [...] Voici les orgues placées par ce facteur de 1823 à 1846: [...]; Ypres (St-Martin), 2 clav., 30 reg. et pédale, fr. 12,453; [...]
Ces orgues ont été placées de 1824 à 1835.
[...]
2) M.A. Vente : Figuren uit Vlaanderens Orgelhistorie, afl. 3. Het geslacht Langhedul, in De Schalmei, jg. I/4, Gent, 1946; zie blz. 5, vermelding van werkzaamheden van Jan Langhedul, 15771583. 3) A. Deschrevel : Het orgel in de St. Maartenskathedraal te Ieper, in De Schalmei, jg. III, 1948, blz. 68-69 (eerste afl.) en blz. 80-81 (tweede afl.). [Historiek van de orgels tot 1914] - blz. 68-69 : In een vorige bijdrage(1) verscheen de beschrijving van het huidige (Anneessens-)orgel in de kathedraal te Ieper. (1) Zie "De Schalmei", II jg., bl. 116.
Er werd ons gevraagd eens na te gaan of er niets meer te vinden was over de vroegere orgels in dit kerkgebouw. Niettegenstaande het archief, samen met de kerk, zo goed als geheel vernietigd werd tijdens de wereldoorlog 1914-1918, toch hadden we het geluk, en een bewaard verslagboek der kerkfabriek (1804-1839), de onderhandelingen terug te vinden die gevoerd werden bij den bouw van het vooroorlogse orgel. Voor de vroegere eeuwen (werkperiode van de Ieperse orgelbouwers: Langhedul, van Belle, van den Eynde) konden we, tot nog toe, geen enkele aanduiding vinden. Alleen bewaren we een paar getuigenissen van locale geschiedschrijvers. Marcus van Vaernewyck (†1568) die voor de godsdienstberoerten der XVIe eeuw de Ieperse kathedraal bezocht, schrijft(2) : "In de voornoemde kerk zyn dry of vier schoone orghelen". (2) De Historie van België - 6e uitg., Gend, 1829 - D. II, bl. 277.
In de processtukken over de feiten die zich voordeden in den beeldenstorm van Augustus 1566(3), lezen we beschuldigingen tegen "Clais de Bac, de jonghe, dewelcke met zekere instrumenten in zijn hand brac de grote orghele boven smetsers oultaer tSinte Martens ..." en tegen "den zone van den schoenlappere by der Bueterpoorte ..., die de eerste was die de cleene orghele by Sinte Andries oultaer hielp breken". (3) G. Des Marez : Documents ... : Commission Royale d'Histoire, T. VII, 1897, bl. 573-574.
Of hiermede het groot orgel der kathedrale kerk bedoeld wordt, kunnen we niet met zekerheid uitmaken. In elk geval bleef dit orgel gespaard tijdens de tweede kerkbraak (20 Sept. 1578). In een onuitgegeven handschriftje(4) uit die jaren lezen we volgende merkwaardige nota: "Daer naer wilden zy den orghel uuyt Ste Maertens kercke haelen ende die oock verbranden, maer eenen van de ghedeputerde van de stadt daer by commende heeft dien verboden, segghende dat het een musickael instrument was daer men Godt
lofsanghen mede placht te spelen ende dat het een gebruick was van in Davits tyden, door dese reden wiert den moet van de geusen geslist ende den orghel wiert toe geslooten en daer ghelaten staen, daer hy noch op den dagh van heden gesien wordt ...". (4) Bewaard in de Stadsbibliotheek te Ieper.
Dit feit wordt door Aug. van Hernighem, in zijn nauwkeurig dagboek(5), als volgt bevestigd: "Op Alderzielen (1578) ... de kerke was zoo geschonden dat men er niet vele in zoude vinden geheel, maar den oorghele stond noch ongeschonden." (5) Gedeeltelijk uitgegeven onder de titel "Nederlandsche Historie", twee delen, Gent 1864-1867 - hier D. I, bl. 83.
Die "ghedeputerde van de stadt" is naar ons oordeel niemand anders dan Jan Langhedul (niet te verwarren met Jan Fs. Michiel Langhedul, orgelbouwer, overleden den 6 Feb. 1592 en begraven te Gent) die reeds in 1566, bij de eerste wanordelijkheden, bekend staat als kettersgezind raadslid van de stad Ieper.(6) (6) A. De Schrevel : Le Protestantisme à Ypres - passim.
Vanaf het begin van het Calvinistisch bewind, 23 Juli 1578, komt hij voor als schepen van de stad tot hij op 20 Oktober 1583, samen met zijn zoon Jan en (zijn broeder?) Jacques Langhedul, omkwam door de pest.(7) (7) Nederlandsche Historie : D. II, bl. 262.
In hoever Jan Langhedul, Schepen, verwant was met Jan Langhedul, orgelbouwer is nog niet uitgemaakt. Doch we vermoeden dat de schepen hier tussenkwam om het behoud van een merkwaardig familiegewrocht; of was Jan soms zelf de bouwer van dit orgel? We zien immers in de bewaarde rekeningen van de kathedrale kerk een Jan Langhedul, in 1577, betaald worden om het onderhoud van het orgel (pro conservandis organis). Deze uitgave komt regelmatig terug tot 1583.(8) (8) Zie "De Schalmei", I jg., Dr. Vente : Het geslacht Langhedul.
Nà dit jaar, dat ook het sterfjaar is, komt de naam Jan Langhedul niet meer voor. Ook hebben we geen verdere gegevens nopens het orgel der kathedraal, tenzij de aanduidingen van Edm. Vander Straeten: "Le grand orgue prend part aux fêtes solennelles. Il est tenu par Jean Heins. Le petit orgue guidait principalement le chant grégorien du Chœur. Il est réparé en 1589."(9) (9) La Musique aux Pays-Bas, T. II, bl. 265.
Over dit orgel der XVIe eeuw bezitten we tenslotte het oordeel van Antonius Sanderus, Kanunnik van het Iepers Kapittel, die getuigt dat het orgel der kathedraal een der bizonderste was van het land.(10) (10) Flandria illustrata - Colonia Agrippina 1641 - T. I, p. 357 - "Organum quoque ecclesiæ, quod suavi modulatione divina mulcet officia, inter prima Belgii censendum est."
Over latere ombouwingen en vernieuwingen zijn we niet ingelicht tot in het jaar 1805, wanneer Sieur René Germain, orgelmaker, wonende te Ieper, "den orgel met blaesbalgen vermaekt, (ge)kuischt en voor 18 maenden (ge)garandeert voor de somme van 352 fr.kr." Meer vinden we niet tot in 1826. Op 26 Februari wordt een voorstel gedaan in den kerkraad door Mr P. Van Peteghem, orgelbouwer te Gent, voor het leveren van een nieuw orgel; op 3 September daaropvolgend wordt overeengekomen dat het nieuw orgel zal geleverd binnen de kerk en "voor den ouden orgel, zoude Mynheer Van Peteghem op den prys van den nieuwen (twalf duysend francs) laaten aftrekken twee duysend francs." Het volgend jaar, 18 Februari 1827, werd de overeenkomst hernieuwd "den raad wenschende een klaarder accord". Aan de samenstelling
werden geen wijzigingen gebracht; de leveringsdatum wordt nu gebracht op veertien maanden, te beginnen met den 18 Februari 1827.(11) (11) Zie Bijlage. Ter inzage : Redactie van "De Schalmei".
Intussen was een prijskamp uitgeschreven geworden met "eene premie van twintig guldens Nederlands, toe te staan aan dien, die voor den tienden Januari 1827 het beste plan van eenen dokzaal met orgelkas zal inbrengen, waar af de teekening moet overeenkomen met de architecteure van de kerk." De voorstellen schijnen uitgebleven te zijn, ofwel niet te voldoen.(12) (12) In de Stadsbibliotheek worden drie plannen voor een orgel in de St. Martenskerk bewaard - twee opstellingen achteraan in de middenbeuk - 1 onder het groot roosvenster in het zuidelijk transept - geen enkel ervan werd uitgevoerd.
Op 3 Juni werd besloten, "om alles aan te wenden wat mogelyk is om eenen dokzaal te maaken waar op weynig blaeme zoude konnen vallen en den raad buyten alle verwitselen van onagzaemheyd te stellen" den heer L. Roelant, bouwmeester te Gent, te raadplegen. Op 27 December worden 3 tekeningen van den heer Roelant aan den raad voorgelegd, waarvan "het plan N° 1 voor dokzaal en orgelkas zal gevolgd worden in alle pointen per uytzondering dat de heer Roelant zal verzogt worden de figuur haar tans daar bevindende te laaten vervangen door een ander ornement; de vier pilaren en sousbassementen zullen in steen gemaakt worden naar keur van den heer architect ..." Daar de tekening van het buffet zolang uitbleef had Van Peteghem, bij brief van 18 Oogst, bezwaar ingediend "omdat het plan van doksaal en orgelkasse niet aangenomen zynde, het werk voor de te maken orgel niet kan voorts gebracht worden." Ook wenste de orgelbouwer "zekere speelen van het tegenwoordig positif te gebruyken, mits verminderinge op den geconvenierden prys vier hondert vijftig franken." Hierop ging de kerkraad niet in "omdat de kerk daar door te lang van eenen orgel zoude gepriveert zyn en hierdoor de magt verbreken van den ouden orgel op voordeelige conditien te konnen verkoopen." Wat er dan is tussengekomen dat het bouwen verhinderde, wordt niet vermeld. Eerst in April 1829 krijgt de heer De Navigheer de Kemmel opdracht "tot koopen alle slag van hout die der noodig is zoo om het maken van eenen okzaal als voor eenen orgelkas, met versoek van zig wel te willen verstaan met de heer architect Bourgois en timmerman Em. Rousselle ..." In maart 1830 beslist de kerkraad geen veranderingen meer toe te laten aan het plan van Bouwmeester Roeland en "belast den heer architect (Bourgois) de veranderingen aan het positif te laaten zoo, en op de manier vastgesteld, wanneer den raad zig begeven in het werkhuys van den Baas Rousselle." Alles laat den schijn dat eerst nu een definitief plan voor het buffet gevonden was; doch het uitwerken ervan viel niet mede omdat men de nodige "dikten van wageschot ofte gezaagde Valencynsche eeken houten" niet vinden kon. - blz. 80-81 : Daarbij komt nog mistevredenheid over de traagheid bij het uitvoeren van het werk, zodat op Thuyndag 1830 "de muzikanten moeten plaats nemen op den nieuwen doxaal malgré hy beneffens d'orgelkas niet opgedaan is." Heel deze vertraging lag in het feit dat het orgel en doxaal op een ander plaats gebouwd werden dan oorspronkelijk voorzien was. Immers in de kerkraad-vergadering van 15 April 1827 had "den raad
besloten met seven stemmen tegen een datter eenen dokzaal zal gemaakt worden aan de kleyne kerkdeur", t.t.z. in het zuidtransept, en goed bepaald dat het "alliement van den nieuwen te maaken orgel zou lopen van den pilaar aan den houck van de gewesen St Joseph Capelle in regte linnie naar dien nefens het Graf Christi." Intussen, zoals we hoger aanhaalden, zou men het oud orgel bewaren tot het nieuwe zou bespeelbaar zijn. Welnu uit een klachtbrief, daterend einde Juni 1829, weten we dat op dat ogenblik het oude doxaal en orgel, opgesteld tegen de noordelijke transeptgevel, weggebroken waren. Dus voor dat er een aanvang werd genomen met het nieuw doksaal en orgel. In de Ieperse Kroniek (Hs. in Stadsbibliotheek) lezen we hierover: "1829, 1830 en 1831 afbraek van den ouden, en bouwing van den nieuwen orgel en dokzael in St Maertens kerk." "1834 is den ouden orgel van St Maertens geplaetst in de kerk van St Jacobs." Er bestaat een traditie die beweert dat het vooroorlogse orgel in Dikkebusch herkomstig was uit de St Maartenskathedraal te Ieper. Archivalisch is dit niet bewezen; toch lijkt het ons niet onmogelijk. Het buffet was er een uit de tweede helft der XVIIIe eeuw, naar de Franse stijlrichting. Het orgel zelf telde een 12tal spelen (waarschijnlijk het Ieperse Positief, met één handklavier) o.a. prestant 4, bourdon 8, flute 4, doublette 2, montre 8 disk., nazard 3, fourniture 3r, cornet 5r, trompet 8, clairon 4 bas, cromhorne 8 disk. Een andere overlevering houdt staande dat het doxaal te Oostvleteren eveneens uit de Ieperse kathedraal komt. Dit kunnen we geenszins aanvaarden. In Oogst 1830 had men nog geen inschrijvingen ontvangen "om aan te nemen de vier perceelen schrijn- en snijwerk van den doksaal en orgelkas" die in openbare aanbesteding waren uitgegeven sedert enkele weken. Na veel rondzoeken werden eindelijk de nodige houtsoorten gevonden bij de Wwe Imschoot te Gent. Nu zullen de werken kunnen vooruitgaan. Er wordt geschreven, in November, naar Van Peteghem "om zonder voorderen uytstel den orgel te komen placeeren." In December rijzen opnieuw moeilijkheden op met den schrijnwerker Louwagie "dirigeerende het schrijn en timmerwerk der orgelkasse en doxaal", deze slepen aan tot Mei 1831. Eindelijk, einde December 1831, kan het orgel geplaatst, doch niet zonder nieuwe moeilijkheden en vertraging. In een brief van 27 Februari 1832, beklaagt Van Peteghem er zich over dat hij genoodzaakt is geweest "vooreerst van een merkelijk tijdverlies alhier t'ondergaan, ten tweeden van groote veranderingen aan zijn gedaan werk toegedragen, nieuwe werken te verrigten en leveringen te doen die al buiten gezeide overeenkomst zijn, en ten derden van een werk beloopende een en twintig honderd guldens bij den kerkraad van St Quintus Lennik bij Brussel te verliezen." Daarbij had hij ook sedert geruimen tijd recht op betaling aangezien zijn opdracht af was, doch door de schuld van den besteller het orgel niet kon geplaatst worden. Door die verandering van opstelplaats moesten tamelijk veel wijzigingen aangebracht worden: hiervoor eiste Van Peteghem "1e de som van een en zestig guldens dertien stuivers negen deniers voor dezen brabants courant over en in voldoening van zeven weken mondkost en herberging, gerekend à vier en zestig franken per maand, 2e twee hondert vier en negentig guldens gelijk geld over studie ter veranderen en nieuwe maken der klaviermekanijken
gerekend à zeven guldens per dag, met dezelver leveringen van gezellen, guiden && te zamen de som van drie honderd vijf en vijftig guldens dertien stuyvers negen deniers voor dezen brabants courant." De kerkraad ging gewillig in op die "schadeloosstellinghe over de veranderingen aen de Mécaniquewerken" doch zou maar het verschuldigde bedrag voor het geleverde orgel betalen nà de uitspraak der expertise die bestond uit "de heeren Bergé, organist en musykant woonende binnen de stad Brugge en Callewaert, koopman en musykant tot Cortryk." De dag voor het onderzoek werd vastgesteld op 20 Maart 1832. Na zes jaar onderhandelen kon Van Peteghem zijn werk aanvaard zien en betaald worden. Het bijwerken van doxaal en orgelkas duurde nog tot 1833 waar alles moest af zijn tegen het groote Jubilé van O.L.Vrouw van Thuuyne. Als al het schrijnwerk uitgevoerd is wordt beslist "den grond onder den doxaal, de vier colonnen en capiteelen te schilderen in lijm gelijk het coleur der Kerke, idem de basementen van de vier pylaren te laeten sonder schilderen, de basementen van den achtermeur te schilderen conforme aen het coleur der Kerke en het plafond onder den doxaal in Valencyns eeken hout." Aldus bleven orgelkas en doxaal er staan tot November 1914 wanneer het verging in den brand der kerk. Uit een bewaarde foto blijkt dat het een smaakloos gewrocht was der neo-gothiek, waarin een veel grotere rol werd toegekend aan panelen met traveerwerk dan aan de frontpijpen. Wat het orgel zelf aangaat, daar luidt de samenstelling in moderne omschrijving: Positief (54 noten) Groot Orgel (54 noten) Cornet 5r Prestant 4 Montre 8 Bourdon 8 Bourdon 16 Doublette 2 Prestant 4 Flûte 4 Doublette 2 Nasard 2 2/3 Flûte 4 Tierce 1 3/5 Nasard 2 2/3 Fourniture 3r Tierce 1 3/5 Basson 8 bas Fourniture 4r Hautbois 8 disk. Cymbale 4r Flûte traversière 8 Sexquialter 2r Bombarde 16 Trompette 8 Aangehangen voetklavier Clairon 4 bas van 15 noten. Cromorne 8 disk. Gros Nasard 5 2/3 Grosse Tierce 3 3/5 Als we de samenstelling van dit orgel nu vergelijken bij die van het Van Peteghem-orgel te Haringe (1779)(13), en te Aalst (1763)(14), dan stellen we vast dat die orgelbouwersfamilie bijna onveranderlijk hetzelfde klankbeeld is trouw gebleven. (13) Zie "De Schalmei", II jg., bl. 20. (14) Zie "De Schalmei", II jg., bl. 136.
Het verwondert ons echter hier geen eigen pedaalspelen aan te treffen; of deze bouwwijze bij Pieter junior nog voorkomt, zou moeten uitgemaakt uit andere van zijn werken. In het begin dezer eeuw, omstreeks 1908, - enkele maanden na de benoeming van wijlen Heer Louis Van Houtte als orgelist - werden grote herstellingen aan het orgel uitgevoerd door het huis Frans
Joris uit Ronse. Welke veranderingen er aangebracht werden hebben we niet kunnen achterhalen; alleen dit, dat een zwelkast (waarschijnlijk met nieuw Reciet) en een vrij voetklavier werden aangebracht. A. DESCHREVEL. 4) A. Deschrevel : Archivalia over het orgel in Watou, in De Schalmei, jg. V, Gent, 1950; zie blz. 110, in voetnoten 1) en 4). [over de werken door R. Germain, 1805-1817] 5) M.A. Vente : Proeve van een repertorium van de archivalia betrekking hebbende op het Nederlandse Orgel en zijn makers tot omstreeks 1630, uitg. Kon. Academie van België, Klasse der Schone Kunsten, Verhandelingen, Verzameling in-8, boek X, afl. 2; Brussel 1956; Zie Nr. 119, blz. 99-100, archiefuittreksel (in extenso) betreffende werken van J. Langhedul [reeds vermeld in het art. cit. supra sub 2]. 6) M.A. Vente : Die Brabanter Orgel, uitg. J. Paris, Amsterdam 1963; zie blz. 125, vermelding aktiviteit Langhedul [cfr. supra onder 2 en 5] 7) Gh. Potvlieghe : Drie 19de-eeuwse werklijsten van Belgische Orgelmakers, in De Mixtuur, nr. 11, NL - Schagen, okt. 1973; blz. 210, in de werklijst van firma Ch. Anneessens te Geraardsbergen: 1890 - Ypres, St-Martin, 2 clav. péd. rest. 8) J. Geldhof : Oorlogsdagboeken over Ieper 1914-1915, 2 delen, Brugge, 1974 & 1977; deel 2, dagboek van pastoor C. Delaere, zie blz. 54 : 14.08.1915 Zaterdag. 's Nuchtens naar Yper met den camion [ ... ] In St.-Maartens : een put vóór het hoogzaal, [ ... ], veel schade aan orgel, altaren enz. 9) P. Roose : De Belgische orgelbouwersfamilie Joris, in Orgelkunst, jg. III/3, Grimbergen, sept. 1980; zie blz. 6-7; in een orgelinwijdingsprogramma van 1911, van Fr. Joris en zonen, orgelbouwers te Ronse, wordt een werklijst gegeven; hierin is aan te treffen: "Ieperen, St.-Martin", deze werken zijn te situeren c1908. 10) P. Roose : Disposities van Van Peteghem-orgels tussen 1739 en 1864, uitg. Orgelkunst, Cahier nr. 1, Grimbergen 2001, blz. 65.
11) J.-P. Felix : L'ancien orgue Pieter junior Van Peteghem de la cathédrale St-Martin à Ypres et son buffet monumental de style néo-gothique (1827-1832), in Mélanges d'Organologie XIII, uitg. door de auteur, Brussel, 2005, blz. 218-222. Op de frontpagina en op blz. 222 volgende afbeelding
met onderschrift : John CONEY Vue intérieure de l'église St-Martin à Ypres (ca 1830). Détail d'une eau-forte rehaussée de couleurs. Don de Daniel Tack, 1966. Ieper, Stedelijk Museum. Foto Stedelijk Museum, Ieper.
* Over het huidige orgel * 1) programmaboekje van de inwijding, 14 juni 1931 :
2) tijdschrift Musica Sacra, jg. XXXVIII, Mechelen, 1931, Vlaamse editie; in 'Kroniek', blz. 185 : Nieuwe orgels - Op zondag 14 Juni l.l. werd een nieuw orgel (pneumatisch stelsel) ingehuldigd in de Kathedraal te Yper. Het werd geleverd door de firma Jules Anneessens-Tanghe van Meenen, en heeft 3 klavieren en pedaalklavier, 43 spelen en 17 combinaties. De wijding en het plechtig lof geschiedden door den Z.E.H. Vermaut, pastoor-deken der Kathedraal. Het orgelconcert werd uitgevoerd door twee laureaten van het Lemmensgesticht : de heer Louis Vanhoutte, orgelist van St-Vedastus te Meenen, en de heer Joseph Hanoulle, bestuurder van de Muziekschool te Roesselare, en organist aan de Kathedraal te Yper. Programma: [....] Ter gelegenheid van de plechtige inhuldiging van het orgel, werd later nog een recital gegeven: Op Zondag 9 Augustus 1931, te 4 uur, gaf de heer Flor. Peeters volgend programma te hooren: [...] [onderaan de bladzijde: afbeelding van de speeltafel van het orgel]. 2) Pieter (pseudoniem?): Het orgel in de Kathedraal van Ieper, in De Schalmei, jg. II, Gent, 1947; blz. 116-117. [We geven slechts een kort citaat, het overige van de tekst biedt geen relevanties.]
blz. 117 : In Juni 1931 was het orgel af. Ik herinner me nog best de zeer grote belangstelling van de bevolking voor dit gebeuren en een zekere mystiek die de Kathedraal omhing toen Meester Anneessens met gesloten deuren (wat anders nooit gebeurde) de 3110 pijpen harmoniseerde tot een machtig geordend geheel. [...] Het orgel kwam klaar op 14 Juni 1931. Hier volgt de dispositie: [...] 3) G. Theys : Orgelcultuur in Vlaanderen, deel XII, in De Gidsenkring, jg. XIV/1, febr. 1976; blz. 29-32; over Ieper St.-Maarten, zie blz. 30. Dit artikel brengt geen nieuwe gegevens; alleen wordt er bijkomend vermeld "Het gotiek buffet werd getekend door de architect J. Coomans." 4) J.P. Félix : Inventaire descriptif des archives des facteurs d'orgues Kerkhoff, uitg. door de auteur, Brussel, 1987 (tweede, herwerkte uitgave); blz. 326 : YPRES = IEPER (Eglise St.-Martin) - Demande de devis pour la fourniture et le placement d'un nouvel orgue, répondant aux spécifications suivantes : - Système pneumatique. - Tous les jeux complet. - Composition imposée : [daarna volgt de dispositie die nogal ambitieus van opzet was : 51 registers en 16 speelhulpen; de latere realisatie door J. Anneesens is een afgeslankte versie, maar draagt duidelijk de stempel van Anneessens; wellicht was het plan door hem opgemaakt, maar vroeg men omwille van de wetgeving op de overheidsopdrachten ook aan andere orgelbouwers om mee te dingen]
ICONOGRAFIE 1) Fotografische opname(n) beschikbaar bij het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium / Brussel : Zie tevens : Roose-Meier, B. : Fotorepertorium van het meubilair van de Belgische bedehuizen, provincie West-Vlaanderen, kanton Ieper II; uitg. Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium, Brussel, 1979; blz. 15-30, IEPER, kerk Sint-Maarten Klank / Orgel (in de noordelijke kruisbeuk), heropgebouwd door Anneessens, van Menen, versierd met musicerende engelen, na 19141918, eik, cliché M53106 (1970).
©KIK-IRPA, Brussel
2) Foto's P. Andriessen; zie www.andriessenorgelbouw.be