KATHEDRAAL VAN DE INDUSTRIE ‐ HET GEBOUW ALS HERINNERING ‐ Hergebruik van de voormalige Neerlandia Fabriek Thesisplan door Carlien den Uijl
KATHEDRAAL VAN DE INDUSTRIE ‐ HET GEBOUW ALS HERINNERING ‐ Hergebruik van de voormalige Neerlandia Fabriek
Thesisplan & reflectie Door Carlien den Uijl Student Architecture, Urbanism & Building Sciences ‐ studio RMIT – project Utrecht Delft University of Technology www.bk.tudelft.nl studentnummer: 1375954 E
[email protected] Onder begeleiding van: Lidy Meijers 1 februari 2012
KATHEDRAAL van de industrie ‐ het gebouw als HERINNERING |Thesisplan door Carlien den Uijl
2
Voorwoord
‘ Bouwwerken zijn overleveraars van leven. Zij geven het leven van het verleden door aan de levens van de toekomst’ Een inspirerende uitspraak van H. Heynen uit ‘Dat is architectuur uit de 20e eeuw’ (Rotterdam, 2001, Uitgeverij 010, pag. 708). En tegelijkertijd een heel actueel discussiepunt. Want hierop volgend kan de vraag worden gesteld, hoe wij met deze bouwwerken uit het verleden moeten omgaan om ze bruikbaar en interessant door te kunnen geven naar een volgende generatie. Door het opnieuw waarderen van bestaande gebouwen liggen er kansen om de geschiedenis van een gebouw onder de aandacht te brengen. Professor Jo Coenen (hoogleraar en wetenschappelijk directeur van de leerstoel RMIT ) zou hierop het volgende kunnen antwoorden:
‘ The primary objective is no longer to build the new, but to add to the existing structures’ Hoe ik deze vraag zal gaan beantwoorden zal gaan blijken uit het definitieve ontwerp voor mijn afstudeerproject. Dit verslag zal mij hopelijk kunnen helpen om een weg te vinden langs vele mogelijkheden naar het antwoord op deze vraag. Mijn standpunt is nu vrij breed ontwikkeld en grotendeels gevormd door de Rmit afdeling van de TU Delft. Ik heb in deze leerstoel kennis kunnen maken met verschillende manieren van transformaties van bestaande structuren, waarbij het historische bewustzijn van belang is. Ik weet nog niet precies welke houding ik inneem. Tijdens mijn master periode heb ik vanuit verschillende standpunten ontwerpen gecreëerd. Wat bij allen wel centraal stond was dat ik meer uit ben gegaan van ingrijpende interventies dan behoudt, daar dit meer interessante (technische) vraagstukken oplevert. Ik hoop na het afronden van mijn studie een standpunt te kunnen bepalen ten opzicht van de omgang met historische structuren.
KATHEDRAAL van de industrie ‐ het gebouw als HERINNERING |Thesisplan door Carlien den Uijl
3
Inhoud
Voorwoord 1. Inleiding 1.1 Structuur 2. Aanleiding 2.1 Fascinatie 2.2 Persoonlijke motivatie 3. Contextuele achtergrond 3.1 Positie 3.1.1 Ontwikkeling Utrecht 3.2 Context 3.2.1 Ontwikkeling deelgebied 3.2.2 Directe omgeving 3.3 Omschrijving gebouw, functie en geschiedenis 3.4 Waardering locatie 4. Probleemstelling 4.1 Probleemdefinitie 4.2 Doelstelling 4.3 Onderzoeksvraag 4.3.1 Subvragen 4.4 Onderzoeksgebied (oplossingsrichting) 4.5 Relevantie 4.5.1 Sociale relevantie 4.5.2 Wetenschappelijke relevantie 5. Voornemende benadering van het onderzoek 5.1 Referentie naar een methode van Hamel en Punte 5.2 Methode (criteria, voorstel) 6. Planning 7. Reflectie 7.1 De relatie tussen het thema van de studio en het ontwerp 7.2 De relatie tussen de methodische invalshoek van de studio en de methode gekozen door de student 7.3 De relatie tussen onderzoek en ontwerp 7.4 De relatie tussen het project en de bredere sociale context 8. Literatuur 8.1 Bronnen 8.2 Relevante literatuur 9. Bijlage I Collages II Jaarplanning
p. 3 p. 5 p. 5 p. 6 p. 6 p. 6 p. 8 p. 8 p. 8 p. 9 p. 9 p. 9 p. 10 p. 11 p. 12 p. 12 p. 12 p. 12 p. 12 p. 13 p. 13 p. 13 p. 14 p. 15 p. 15 p. 17 p. 18 p. 19 p. 19 p. 20 p. 23 p. 27 p. 30 p. 30 p. 30 p. 31 p. 31 p. 32
KATHEDRAAL van de industrie ‐ het gebouw als HERINNERING |Thesisplan door Carlien den Uijl
4
1.
Inleiding
Voor u ligt het concept thesisplan van AR3AR051, van Master 3, als voorbereiding op het afstudeerproject in het master onderwijs van de RMIT studio aan de faculteit bouwkunde van de Technische Universiteit in Delft. Dit verslag bevat een formulering van de probleem‐ en doelstelling voor het afstudeerproject. Met daaropvolgend een voorgenomen benaderingsvorm van de methode en werkwijze, als ook de criteria en relevantie die hieraan worden gesteld. Het doel van dit verslag is het geven van inzicht in het te verwachten (ontwerp)proces. Op basis van de generieke kennis die ontleend is in de voorgaande jaren van deze opleiding, bewijst dit verslag of ik in staat ben het ontwerpproces te verantwoorden en te evalueren.
‘ De vaardigheid in het ontwerpen veronderstelt even continu leerproces, voorafgaand aan en tijdens het maken van een nieuw ontwerp. Door vaak te ontwerpen leert men van eigen fouten en successen – van eigen ervaring.’ (TU Delft, 2008) De ontwerpopgave betreft een interventieplan van een voormalige fabriek voor (draad)staal, gelegen langs de Vaartse Rijn in de wijk Hoograven in Utrecht Zuid.
1.1 Structuur Alle ontwikkelingen, invloeden en overige zaken worden op chronologische volgorde behandeld. Allereerst wordt een beschrijving gegeven van mijn fascinatie voor de RMIT richting en wat de onderbouwing is voor de studio Utrecht en het gekozen project binnen deze studio. Vervolgens wordt ingegaan op de contextuele achtergrond van het project. Deze achtergrond is van belang voor het formuleren van de probleemstelling daaropvolgend. Uit de probleemstelling kan een onderzoeksvraag geformuleerd worden binnen even afgekaderd onderzoeksgebied. De relevantie op sociaal en wetenschappelijk gebied geven aan dat de probleemkwestie ook van invloed is op grotere schaal. Tot slot volgt een traject omschrijving, door middel van even proces voorbeeld van het voorgenomen onderzoek en een planning om inzicht te geven in de relatie tussen tijd en product.
KATHEDRAAL van de industrie ‐ het gebouw als HERINNERING |Thesisplan door Carlien den Uijl
5
2.
Aanleiding
De keuze om te gaan afstuderen binnen de leerstoel RMIT uit de richting Architectuur is heel bewust gekozen. Dit heeft in grote mate te maken met mijn achtergrond (kunstacademie), waarbij ik al in aanraking werd gebracht met bestaande structuren. In dit hoofdstuk zal er een omschrijvIng volgen van de redenen waarom ik voor deze afstudeerrichting heb gekozen.
2.1 Fascinatie Mijn keuze om af te studeren binnen de richting RMIT heeft alles te maken met een persoonlijke fascinatie voor het hergebruik van bestaande structuren. Aan een bestaande context kleeft namelijk altijd een achtergrond, een verhaal, een historie. Het voorafgaande onderzoek hiernaar vind ik erg interessant: wie heeft het gebouwd, met welke reden is het gebouwd, wat zijn de historische lagen en waarom functioneert het niet meer? Het geeft het ontwerpen een extra dimensie, namelijk het meenemen van de bestaande context en de historie in het ontwerp. Het geeft een soort houvast in het ontwerpproces door met iets bestaands te werken. De grote uitdaging in het ontwerpproces is dan ook om de bestaande context bruikbaar te maken voor de huidige tijd en wensen, door middel van een bepaalde ingrepen, zonder het historische karakter al te veel aan te tasten. Deze combinatie van geschiedenis en heden maakt deze richting zo inspirerend! Daarbij ben ik van mening dat de moderne architectuur van tegenwoordig onverschillig omgaat met de omliggende bestaande omgeving en een gebrek heeft aan historisch besef. In het verlengde hiervan is het pleidooi van Aldo Rossi in ‘L’archittettura della citta’ te begrijpen, waarin hij pleit voor een respectvolle en behoedzame omgang met de bestaande gebouwde omgeving:
‘De gebouwde omgeving heeft de status van ‘places of memory’, en stelt de continuïteit van tijd en plaats centraal. Heden en toekomst zijn ingebed in het verleden; oud en nieuw vormen één totaliteit.’ De waarde van dit project ligt in het besef dat het ontwerpen aan oude gebouwen een buitengewone uitdaging vormt. Omdat er hiervoor geen algemeen principe bestaat zijn ontwerpers niet alleen aangewezen op hun architectonische kwaliteiten maar moeten zij ook hun zintuiglijke eigenschappen op scherp zetten. Peter Zumthor schrijft in ‘Architektur Denken’ hierover het volgende:
‘Mit jedem neuen Bauwerk wird in eine bestimmte historische Situation eingegriffen. Für die Qualität dieses Eingriffes ist es entscheidend, ob es gelingt, das Neue mit Eigenschaften auszustatten, die in ein sinnstiftendes Spannungsverhältnis mit dem schon Dagewesenen treten. Denn damit das Neue seinen Platz finden kann, muss es uns erst dazu anregen, das Bestehende neu zu sehen. Man wirft einen Stein ins Wasser. Sand wirbelt auf und setzt sich wieder. Der Aufruhr war notwendig. Der Stein hat seinen Platz gefunden. Aber der Teich ist nicht mehr derselbe wie vorher.’
2.2 Persoonlijke motivatie Er zijn een aantal redenen waarom ik voor het project Utrecht gekozen heb. Ten eerste omdat ik zelf geboren en getogen ben in Utrecht (west). Aan deze stad heb ik goede herinneringen. En nu ik op een andere locatie woon, kan ik op een meer objectieve wijze kijken naar deze unieke stad. De veelzijdige (bijna chaotische) historische kleinschaligheid van de binnenstad in tegenstelling tot de eentonige (gepland en overzichtelijk) grootschalige buitenwijken uit de jaren ’70, zijn kenmerkend voor Utrecht. Een tegenstelling die een grote uitdaging biedt om mee om te gaan. Evenals de (aangelegde) waterwegen die ooit van invloed waren op de groei van handel en industrie in Utrecht. Terwijl in het huidige Utrecht deze waterwegen weinig benut worden, ondanks dat ze zo veel potentie bieden. (zie ook de gemaakte collages ‘eerste indruk van Utrecht’ in de bijlage). Kortom, er liggen veel mogelijkheden alleen al in de achtergronden van dit project! KATHEDRAAL van de industrie ‐ het gebouw als HERINNERING |Thesisplan door Carlien den Uijl
6
Ten tweede was er binnen deze studio een ruime en diverse keuze uit een tiental projecten in Utrecht Zuid. Variërend van eind 19e eeuwse industriële complexen en naastgelegen watertoren en/of villa , naoorlogse kerkgebouwen, sociale woningbouw in de vorm van seriematige stempels uit de jaren ’70, bedrijfsverzamelterrein met kantoorvilla’s uit de jaren ’90, etc. Het verband tussen deze verschillende projecten ligt in de (indirecte) relatie met het water, namelijk de Vaartse Rijn of het Merwedekanaal in Utrecht Zuid. Deze waterwegen definiëren de wijkgrenzen en in grote mate de verkavelingstructuur, maar vormen tegelijkertijd ook een barrière. Het water vormt dus een essentieel onderdeel in het ontwerpproces van het project. Mijn keuze is uiteindelijk uitgegaan naar het Prozee terrein, met daarop de voormalige (restanten van de) Neerlandia fabriek waar draadstaal werd geproduceerd. Gelegen in de wijk Hoograven aan de rand van Utrecht Zuid, aan de splitsing van het Merwedekanaal en de Vaartse Rijn. Ik heb mijn keuze gebaseerd op strategische ligging van het terrein aan 2 interessante waterwegen, die de mogelijkheid tot een beter bereik met de binnenstad, maar ook de jaarbeurs bieden. De inzichtelijkheid van de ruimtelijke structuur van het gebouw. Maar ook de vervallen staat geeft naar mijn idee minder beperking en dus grote mogelijkheden voor een eventuele extreme ingreep. Tot slot liggen er een aantal potenties in de directe context, zoals de ruïne van de steenfabriek, de groenzones en de ligging aan het water. Kortom, genoeg uitdaging om een jaar lang enthousiast aan bezig te zijn!
KATHEDRAAL van de industrie ‐ het gebouw als HERINNERING |Thesisplan door Carlien den Uijl
7
3.
Contextuele achtergrond
Om een probleemstelling te kunnen formuleren is het van belang kennis te nemen van de contextuele achtergrond van het gebied. Hier ligt een uitgebreide analyse aan ten grondslag. In dit hoofdstuk zal een beknopte samenvatting worden gegeven van het onderzoek. Waarin vanuit een regionale schaal dieper wordt ingegaan op de directe omgeving tot aan een omschrijving van het gebouw zelf. Tot slot wordt er een waardering gegeven op basis van kwaliteiten en beeld bepalende karakteristieken.
3.1 Positie Utrecht is een stad en gemeente in Nederland en de hoofdstad van de provincie Utrecht. Utrecht is de vierde stad van Nederland naar inwonertal. Er wonen 311.254 mensen (31 december 2010; bron: CBS). De stad bevindt zich in de Randstad en is centraal gelegen op een knooppunt van wegen, spoorwegen en waterwegen, waardoor het een toonaangevende beurzen‐ en conferentiestad is en het hardst groeiende economische centrum ‐ vooral in de dienstensector ‐ van zowel de Randstad als Nederland. Utrecht was een van de eerste steden in het huidige Nederland met stadsrechten en heeft een lange geschiedenis en een belangrijk historisch centrum. Kenmerkend voor de stad zijn onder meer de werven en de Domtoren, waaraan de stad de bijnaam ‘Domstad’ ontleent.
3.1.1 Ontwikkeling Utrecht Utrecht is ruim 1200 jaar oud en begon als een kleine nederzetting op de zuidoever van de rivier de Rijn, die hier toen stroomde. De Utrechtse binnenstad kent een lange historie waarin de Romeinen, de geestelijkheid en de handelslieden een prominente rol hebben gespeeld. De historie van de stad is nog steeds goed herkenbaar in de huidige hoofdstructuur van de binnenstad. Deze wordt onder meer gekenmerkt door het stelsel van grachten, werven en waterlopen. Het zou nog een tijd duren voordat Utrecht uit zijn middeleeuwse jasje zou knappen. In de tweede helft van de 19e eeuw werd voor het eerst de stap over de stadsbuitengracht gemaakt. Aanvankelijk vonden die eerste uitbreidingen plaats langs bestaande uitvalwegen. Deze eerste uitbreidingen werden gedomineerd door arbeiderswoningen. In de eerste helft van de 20e eeuw werd de snelle groei van de stad steeds meer gestructureerd aan de hand van stedenbouwkundige ontwerpen. In de decennia na de Tweede Wereldoorlog vonden er grootschalige stadsuitbreidingen plaats. En tegenwoordig wordt er hard gewerkt aan Leidsche Rijn. Utrecht blijft dus constant in ontwikkeling.
Groei van Utrecht tussen 1850 en 2011 (bron: stedenbouwkundige analyse, gemaakt door M. van der Maas)
KATHEDRAAL van de industrie ‐ het gebouw als HERINNERING |Thesisplan door Carlien den Uijl
8
3.2 Context De locatie Prozee ligt in de wijk Hoograven, die samen met de wijk Tolsteeg de zuidelijke tak van Utrecht vormt. Hoograven wordt in het zuiden begrensd door de A12 en gaat in het noorden over in de woonwijk Tolsteeg. De Vaartse Rijn is de westgrens en de Waterlinieweg beëindigt de wijk in het oosten. Het plangebied heeft de Verlengde Hoogravenseweg als oostgrens. Het Hamersplantsoen vormt de noordgrens, en kringloopbedrijf De Arm de zuidgrens. Het prozee terrein ligt op een strategische positie bij de splitising van de 2 waterwegen Vaartse Rijn en het Merwedekanaal. De Vaartse Rijn is een watergang met historische betekenis, lange tijd was het de belangrijkste levensader en toevoer as naar de stad Utrecht.
Ligging van het Prozee terrein tov de binnenstad, Directe omgeving van het prozee terrein (bron: analyse Prozee, gemaakt door C. den Uijl)
3.2.1 Ontwikkeling deelgebied Prozee behoort tot het historische industrielandschap aan de Vaartse Rijn. Al bijna vanaf de aanleg van de Vaartse Rijn in de 12e eeuw, is het een vestigingsplaats voor bedrijvigheid geweest, aanvankelijk vooral in het gedeelte vlakbij Utrecht. De oudste verkaveling vond waarschijnlijk plaats met de Vaartse Rijn als basis, met grote blokvormige percelen. Dit geldt voor de gehele strook aan de Vaartse Rijn zelf. Daarachter is de typerende strokenverkaveling aanwezig, die dateert van na 1200. Deze lange kavels zouden eeuwenlang vooral als weiland en hoveniersgebied in gebruik blijven. Door het oprukken van de stad liggen deze terreinen nu midden in Utrecht waardoor de bedrijven langzamerhand verhuizen naar nieuwe locaties met een betere bereikbaarheid en milieumogelijkheden, de oudere bebouwing achterlatend. Tegenwoordig kenmerkt deze Vaartse Rijnzone zich door een zelfstandige opbouw van bebouwingsclusters, afwisselend wonen en bedrijvigheid, onderbroken door groene plekken. De bedrijfslocaties zorgen ervoor, dat een groot deel van de zone langs de Vaartse Rijn geprivatiseerd is, en geven soms een rommelig beeld. De woningbouwlocaties langs de Vaartse Rijn staan vaak met de achterzijde naar het water.
Van industriële lintbebouwing eind 19e eeuw tot na‐oorlogse wijken in Utrecht Zuid 1965 (bron: stedenbouwkundige analyse, bebouwing)
KATHEDRAAL van de industrie ‐ het gebouw als HERINNERING |Thesisplan door Carlien den Uijl
9
In 1917 vestigde de Chemische Fabriek F.C. Stoop zich op het perceel naast de toenmalige pannenbakkerij, wat later een houtzagerij werd en tegenwoordig het Hamerplantsoen is. De fabriek was bereikbaar via het water en een niet verharde weg langs het water. In 1920 breidde Jutphaas zich uit in de richting van Utrecht met de Verlengde Hoogravenseweg evenwijdig aan de Vaartse Rijn en de verkavelingsstructuur. De fabriek lag ineens aan de rand van een woonwijk. Vanaf ca. 1925 tot aan 1950 volgden er eerst uitbreidings hallen ten zuiden van de fabriek en later ook ten noorden. In totaal werden er 8 hallen bijgebouwd en 2 directiewoningen aan de Verlengde Hoogravense weg.
3.2.2 Directe omgeving In het plangebied zijn een aantal sferen te onderscheiden: de kade evenwijdig aan de Vaartse Rijn, de groenzones haaks op de Vaartse Rijn, het deelgebied met de voormalige fabriek Neerlandia, het Hoogravens deelgebied rondom de bestaande woningen langs de Verlengde Hoogravenseweg en het bedrijvengebied van Kanaleneiland aan de overzijde van het water. De groenzone tussen het Befuterrein en Neerlandia is samen met het noordelijker gelegen Hamerplantsoen het groene kader voor het in hoge dichtheid bebouwde woongebied. Deze groene plekken, waaronder het Hamersplantsoen, zijn nagenoeg de enige locaties waar Hoograven contact legt met de Vaartse Rijn. De zuidelijke gevel van Neerlandia vormt het fraaie decor voor de groenzones. Ten oosten van de Vaartse Rijnzone ligt het ‘oude’ Hoogravense deel. Dit gebied kenmerkt zich door langgerekte straten in noord‐zuid richting met aan weerszijden (arbeiders)woningen, die veelal bestaan uit twee lagen met een zadelkap. Ten zuiden van Prozee ligt het braakliggende Befuterrein, en kringloopcentrum De Arm. Samen vormen zij een ontoegankelijk bedrijvencluster. Het gebied aan de overzijde van het water wordt gekenmerkt door vrij gesloten kantoorblokken afgewisseld met parkeerterreinen, allen gericht op de Europalaan en A12 afrit. De Zeehaenkade ligt als doorgaande route langs het water.
Directe context 1. splitsing vaartse rijn en merwedekanaal, 2. wonen rondom en kantoren aan overzijde water, 3. groenzones, 4. richtingen (bron: analyse Prozee, gemaakt door C. den Uijl)
3.3 Omschrijving gebouw, functie en geschiedenis De fabriek van Neerlandia is in 1914 gebouwd op de kruising van de Vaartse Rijn en het Merwedekanaal. Het gebouw werd opgericht voor de NV Chemische fabriek v/h Dr. F.C. Stoop. Zij produceerden kunstmest en buskruit. Er werd een karakteristieke fabriekshal gebouwd in basilicale opzet, door architect W. Duyf . De hal kreeg een lengte van ruim 100 meter. Hierin hadden ook het kantoor en het ketelhuis onderdak. De schoorsteen van het ketelhuis stond los ten noorden van de hal. In 1932 ging het bedrijf om onbekende redenen failliet. In 1937 vestigde de N.V. Draadindustrie Neerlandia zich in het gebouw. In de fabriek werden draadproducten als prikkeldraad, gaas en spijkers geproduceerd. Bij de start van het bedrijf in 1937 nam Neerlandia ervaren personeel over van even failliete schroefboutenfabriek in Brabant. Toen Neerlandia zich hier vestigde liet het bedrijf direct nog een nieuwe hal naast de bestaande bouwen en in de loop van de jaren zouden nog meer uitbreidingen volgen, waardoor de schoorsteen nu is opgenomen in een groot complex van lange fabriekshallen. Ook de twee bedrijfswoningen bij de ingang van het terrein zijn in 1949 ontworpen door W. Duyf junior. In de jaren ’60 was het einde voor het bedrijf in zicht, vermoedelijk vanwege de verouderde machines en belemmering van de export. In 1973 werd de fabriek opgekocht door de lompenhandelaar Prozee, op dat moment nog gevestigd aan de Jutfaseweg. Omdat het aanpassen van de Neerlandia fabriek voor de lompenhandel te veel geld ging kosten, besloot men over te gaan op handel in oude metalen. In de loop van de volgende jaren bleven KATHEDRAAL van de industrie ‐ het gebouw als HERINNERING |Thesisplan door Carlien den Uijl
10
de onderhoudswerkzaamheden aan het gebouw achterwege, mede vanwege de financiële onmogelijkheid om het gebouw brandveilig te maken. De bijgebouwen werden deels verhuurd aan Stichting De Arm. De gebouwen zijn nog steeds in bezit van Prozee, maar zijn in dusdanige slechte staat dat ze niet meer in gebruik zijn.
Basilicale opzet met representatieve voorgevel en repeterende constructie (bron: Prozee analyse, gemaakt door C. den Uijl))
3.4 Waardering van de locatie Een waardestelling is in mijn optiek een oordelende uitspraak over de waarde van (bijzondere) kenmerken van een gebouw, gebaseerd op interpretaties die gekoppeld zijn aan referenties en vergelijkingen. Het gaat dan vooral om de koppeling naar de kwaliteit in verhouding tot cultuur en tijd, in maatschappelijk, economische en sociale context. De fabriek heeft vanwege zijn karakteristieke vorm, ongekende schaal (meer dan 100 meter lang) en de prominente ligging aan de kruising van de Vaartse Rijn en Merwedekanaal een belangrijke monumentale en cultuurhistorische waarde. Naast de karakteristieke verschijningsvorm, vertegenwoordigt de fabriek een lange geschiedenis van bedrijvigheid aan de Vaartse Rijn, later Merwedekanaal, en daarmee hoort het thuis in de industriële geschiedenis van Utrecht. Ooit was niet alleen de strook langs de Vaartse Rijn, maar even groot deel van de stad getekend door een woud aan fabrieksschoorstenen. De schoorsteen is dus een tastbaar symbool van de industrialisatie in Utrecht. Het staat symbool voor welvaart, getuige het gezegde ‘ de schoorsteen moet roken’. Die enkele voorbeelden die daarvan nu nog in de stad aanwezig zijn, hebben zeker in combinatie met de bijbehorende fabriek, daarmee een hoge zeldzaamheidswaarde gekregen. Karakteristiek voor fabrieksbouw in deze branche aan het eind van de negentiende eeuw was de zogenaamde hallenbouw een dergelijke fabriekshal bestond uit een hoge middenbeuk en twee lagere zijbeuken. De bovenlichten in de middenbeuk zorgeden voor voldoende lichtinval. Bovenstaande in combinatie met de repetitie van de houten kapconstructie geeft deze kenmerkende uitstraling. Ook de representatieve voorgevel die aan het water is gesitueerd heeft even hoge kwaliteit.
KATHEDRAAL van de industrie ‐ het gebouw als HERINNERING |Thesisplan door Carlien den Uijl
11
4.
Probleemstelling
Om het ontwerpproces te kunnen starten is het van belang om een duidelijke probleemstelling te hebben. Deze kan gedefinieerd worden naar aanleiding van het uitgebreide analyse onderzoek over Utrecht Zuid. Dit leidt tot een doelstelling die ten grondslag ligt aan het ontwerpproces. Hieruit kan een overkoepelende onderzoeksvraag worden geformuleerd met een aantal subvragen die nodig zijn om tot het antwoord van de onderzoeksvraag te kunnen komen. De oplossingsrichting zal het gebied aangeven waarin gezocht moet gaan worden naar antwoorden. Er zal een standpunt moeten worden ingenomen ten opzicht van alle beschikbare informatie.
4.1 Probleemdefinitie Naar aanleiding van het onderzoek uit de analyse komen er een aantal problemen naar voren. Het voornaamste probleem is dat er geen aansluiting meer is van het bouwwerk op de ruimtelijke en maatschappelijke omgeving. Het gebouw is geen onderdeel meer van het collectieve geheugen, waardoor men zich niet meer kan identificeren met het eigene van de omgeving en de ruimtelijke kwaliteit ervan. De zichtbare identiteit van het gebied is door de loop der tijd verloren geraakt. Waardoor de verbondenheid van de mensen en de omgeving is verdwenen.
4.2 Doelstelling Het primaire doel wat ten grondslag ligt aan de probleemdefinitie is het tot ontwikkeling brengen van de industriële overblijfselen langs de Vaartse Rijn in Utrecht, zodat deze restanten de lange geschiedenis van bedrijvigheid aan de Vaartse Rijn kunnen vertegenwoordigen en symboliseren. Dit is van belang omdat deze fabrieken ons een beeld van de geschiedenis geven en een belangrijke bron zijn die de ontwikkeling van Utrecht kunnen schetsen. Het zijn symbolen van tijd en ruimte. Uitgangspunt is dat de fysieke, maar ook de minder grijpbare cultuurhistorische waarden richting kunnen geven aan de ruimtelijke ontwikkeling als er een eigentijdse betekenis aan verbonden kan worden.
4.3 Onderzoeksvraag Het doel van de allesomvattende onderzoeksvraag is om aan het einde van het afstudeertraject een antwoord te kunnen geven op basis van een uitgebreid onderzoek en ontwerpproces. Er zal een standpunt moeten worden ingenomen ten opzichte van deze vraag, die vervolgens moet worden omgezet naar een ontwerp houding. De onderzoeksvraag luidt als volgt:
‘Op welke manier kan een nieuwe eigentijdse functie vorm geven aan een industrieel restant langs de Vaartse Rijn en deze opwaarderen tot een betekenisvolle plek?’
4.3.1 Subvragen Om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden is het eerst van belang om eerst nader onderzoek te doen naar de antwoorden van de onderstaande subvragen. De subvragen kunnen worden onderverdeeld op basis van verschillende schaalniveaus: Algemeen: ‐ Hoe kan industrieel erfgoed het verhaal van vroeger vertellen? ‐ Hoe kan het gebouw de oorspronkelijke betekenis weergeven? ‐ Hoe kan het gebouw bijdragen aan de verbondenheid van mensen met hun omgeving? Op regionale schaal: ‐ Wat zijn de (unieke) eigenschappen van de sporen van het industriële verleden in Utrecht? Op stedelijke schaal: ‐ Hoe kunnen de gefragmenteerde industriële restanten langs de Vaartse Rijn in verband worden gebracht met elkaar en het gebied opnieuw betekenis geven?
KATHEDRAAL van de industrie ‐ het gebouw als HERINNERING |Thesisplan door Carlien den Uijl
12
‐ In welke vorm kan het water (weer) een actieve (recreatieve) bijdrage leveren aan de functies en activiteiten langs de Vaartse Rijn? Op architectonische schaal: ‐ Hoe kan het Prozee terrein opnieuw deel uit maken van het (eens bedrijvige) karakter langs de Vaartse Rijn? ‐ Op welke manier wordt de directe context betrokken in het nieuwe plan; welke aanpassingen zijn er nodig voor een betere bereikbaarheid? ‐ Welke functie zou geschikt kunnen zijn voor het Prozee terrein? Zou deze functie een bijdrage moeten leveren aan de omliggende wijk, de opkomende A12 zone of juist aan het watertoerisme? ‐ Hoe vindt het eigentijdse ontwerp aansluiting bij de maatschappelijke omgeving? ‐ Hoe kunnen de andere hallen op het Prozee terrein nog een bijdrage leveren in het nieuwe plan? Of bij de keuze van sloop; is het nodig om in het nieuwe plan te refereren naar de oorspronkelijke hallen? ‐ Welke onderdelen van de fabriek zijn essentieel om het karakter van de hal te behouden, ondanks de slechte conditie van het gebouw? ‐ Waar zit ruimte voor interventie? Hoe kunnen oude en nieuwe kwaliteiten elkaar aanvullen? Wat is het handschrift van de vernieuwing die past bij de context? ‐ Waar ligt de balans tussen het behoud en de ontwikkeling om het gebouw functioneel te houden?
4.4 Onderzoeksgebied (oplossingsrichting) Welke ingrepen zijn nodig om het resultaat van de onderzoeksvraag te bewerkstelligen? In welke richting moet de oplossing gezocht worden en welke hulpmiddelen (media) zijn daarvoor nodig? Allereerst is het van belang om een literatuurstudie te doen naar de problemen rond (industriële) leegstand in Nederland (zie ook wetenschappelijke relevantie). Vervolgens geeft het analyseren van referentieprojecten waarbij herbestemming van een industrieel gebied centraal heeft gestaan, een beeld van eventuele oplossingsrichtingen. Hieruit kunnen bruikbare uitgangspunten voortvloeien. Ook door middel van een waarderingsonderzoek op basis van cultuurhistorische kenmerken, waarbij (unieke) kwaliteiten worden erkend, en kansen of potenties worden weergegeven, kunnen uitgangspunten worden geformuleerd. Vanuit deze uitgangspunten kan een concept en dus een standpunt worden vast gelegd. Dit standpunt kan overigens tijdens het proces nog wel worden aangescherpt of aangepast. De meest voor de hand liggende oplossingsrichtingen (en eerste ideeën) liggen vooralsnog nu in de volgende punten: ‐ Water als verbindend middel inzetten ‐ De toegankelijkheid van het terrein verbeteren, door een activiteit te genereren in het gebouw. ‐ Een publieke functie te realiseren in het gebouw. ‐ Het omliggende groen in te zetten voor het opwaarderen van het gebied.
4.5 Relevantie 4.5.1 Sociale relevantie Het probleem van industriële leegstand komt niet alleen voor in Utrecht. Het is een actueel landelijk probleem en misschien zelfs wel een internationaal erkend probleem. De vraag is dan ook wat de invloed van leegstand is op het omliggende gebied. Hoe kijken omwoners naar deze lege gebouwen? Kennen zij de geschiedenis van de plek of het gebouw, de verhalen die er de ronde over doen, de associaties die worden opgeroepen? Is deze plek daarom fundamenteel anders dan een andere? Deze sociale context is heel specifiek per gebied, en zal een heel belangrijke rol spelen in het ontwerpproces. Er kan daarom ook geen overkoepelende regelgeving of oplossing worden geboden over de leegstand in heel Utrecht, of zelfs heel Nederland. De maatschappelijke invloeden zijn vaak streek gebonden. Het voornaamste probleem die in verband ligt met mijn gekozen project ligt in de afname van het belang in de handel in Utrecht. Aan het einde van de 19e eeuw vestigen verschillende industriële bedrijven zich langs de vaar en handelsroutes net buiten de stad. Waaronder langs de Vaartse Rijn, die als belangrijke aanvoer route dient naar het centrum van Utrecht. Door de economische groei en KATHEDRAAL van de industrie ‐ het gebouw als HERINNERING |Thesisplan door Carlien den Uijl
13
industrialisatie trekken mensen van het platteland naar de stad, op zoek naar werk in de industrie. Aan het begin van de 20e eeuw is bijna 48% van de beroepsbevolking in Utrecht werkzaam in de industrie. De stad expandeert en groeit buiten zijn stadswallen uit. Hierdoor komt de industrie langs de stadsranden in de verdrukking en wordt ineens een onderdeel van de stad. De afstand tussen industrie en wijk worden hierdoor kleiner en de overlast en verontreiniging nemen toe. Vanaf de jaren ’70 neemt de handel in industrie in belang af door onder andere internationalisering en automatisering. Bedrijven raken failliet, waardoor de oude fabrieken leeg komen te staan. Vanaf dat moment wordt industrieel Utrecht beheerst door de aanblik van leegstaande en vervallen fabrieksgebouwen, te midden van woonwijken. Terwijl deze historische sporen eens zo karakteriserend waren voor het gebied, heeft de aanblik van het huidige verval een negatieve invloed op het omliggende gebied. De demografische verbanden tussen industrie en water zijn totaal verdwenen. En de samenhang van de bedrijvigheid is onder druk komen te staan door verstedelijking. Ik schat in dat er momenteel weinig omwonenden weten wat er zich ooit heeft afgespeeld op de plek waar ze wonen en in het restant van de fabriek. Zij zullen de fabriekshallen juist als last zien in hun omgeving, de leegstand heeft een negatieve invloed op de wijk. Daarom zien ze deze ook liever verdwijnen. Terwijl mensen uit de regio (zoals bijvoorbeeld mijn overgrootvader, wiens vader schipper was) juist wel bekend zijn met deze fabriek, en er juist wel grote waardering voor hebben dat deze nog overeind staat. Zij zien ook graag weer een nieuwe bestemming in dit gebouw. Kortom, hoe kan er worden omgegaan met deze sociale context op zowel stedelijk als regionaal niveau?
4.5.2 Wetenschappelijke relevantie Met de studie van industrieel erfgoed kan een bouwkundige constructie ontleed worden, maar kan ook een sociaal‐economisch tijdperk in stad en land in beeld gebracht worden. Zo vormt het erfgoed een dialoogfunctie tussen history en heritage. Over het actuele probleem van (industriële) leegstand, veroorzaakt door functieverlies, zijn vele documenten geschreven. Het is namelijk merkwaardig dat in een land waar zoveel aandacht is voor ruimtelijke kwaliteit, zoveel kwaliteitsverlies mede als gevolg van leegstand plaatsvindt. Hierop ingespeeld ging het onderwerp voor de 12e architectuur biënnale in Venetië, met de tentoonstelling ‘Vacant NL, where architecture meets ideas’. Om inzicht te geven in de potentie van al die (tijdelijke) vrije ruimte. Er gelden namelijk geen formele wetten en regels betreft de omgang met industrieel erfgoed. Wel zijn er verscheidene organisatie en instanties (Belvedere, Usine, Rijksadviseur voor cultureel erfgoed, RACM en nog vele meer) die een bepaald standpunt innemen ten opzichte van leegstand, behoudt en eventuele herbestemming van erfgoed. Veelgestelde vragen betreft de omgang met verval zijn de volgende: dient men behoudend en beschermend op te treden of is sloop beter? Wat dient in geval van restauratie centraal te staan: de oorspronkelijke periode of is reconstructie toegestaan? Of is er dan sprake van vervalsing? Is authenticiteit belangrijker dan beleving of zijn ingrijpende wijzigingen ook toegestaan? En wat is daarvan de betekenis voor de Nederlandse cultuur? Doet een bouwkundige ingreep afbreuk aan de waarde van een monument als identiteitsdrager van de omgeving, of kan het ook een toegevoegde waarde opleveren? Dit zijn lastige thema’s die de problematiek van het cultureel erfgoed complex maken. Door het kennis nemen en beoordelen van antwoorden op deze vragen en de daarbij ingenomen standpunten, is het mogelijk zelf een standpunt in te nemen over dit onderwerp. Mijn kritiek op de actuele plannen is dat het nieuwe vaak de aanwezigheid van het oorspronkelijke overstemd. Waardoor het evenwicht tussen het verleden en het heden verloren gaat. Maar de nadruk wordt gelegd op het heden en de toekomst. Naar mijn mening moet het nieuwe het oude weerspiegelen zonder het te imiteren. De oorspronkelijke structuur moet juist worden benadrukt.
KATHEDRAAL van de industrie ‐ het gebouw als HERINNERING |Thesisplan door Carlien den Uijl
14
5.
Voornemende benadering van het onderzoek
Een ontwerpproces bestaat uit een reeks van keuzemomenten. Al vanaf het begin van het proces loopt men tegen problemen aan en moeten er beslissingen worden genomen. Deze oplossingen en keuzes in het proces worden in dit hoofdstuk beschreven. Eerst aan de hand van een referentie van een gebruikte methode, daarna mijn eigen aanpak, waarin mijn doelen, criteria en een voorlopig voorstel worden omschreven.
5.1 Referentie naar een methode van Hamel en Punte Om mijn benadering van het onderzoek te kunnen vergelijken refereer ik naar een artikel uit het Pantheon (uitgave 8 van 2004): ‘ Over het ontwerpproces’, geschreven door Ronald Hamel, verbonden aan de Afdeling Psychologie van de Universiteit van Amsterdam en van Patrick Punte, verbonden aan de TNO Technische Menskunde. Hamel en Punte stellen samengevat het volgende: Het ontwerpproces stelt een duidelijke structuur. Als gevolg van de eigenschappen van ontwerpproblemen bestaat de taak die het ontwerpen inhoudt uit vier delen: 1.) Informatie verzamelen, omdat ontwerpproblemen omvangrijk en complex zijn wordt gebruik gemaakt van bronnen. 2.) Decompositie van de opdracht, waarbij de opdracht wordt opgesplitst in deelproblemen. De opdracht noemt eisen waaraan het gebouw moet voldoen en die eisen suggereren al een geleding in deelproblemen. 3.) Het oplossen van deelproblemen, het oplossen van een deelprobleem is het vervullen van de eisen die ermee zijn geassocieerd. De condities waaraan het gebouw moet voldoen om aan de eisen van de opdracht te beantwoorden worden geïdentificeerd. 4.) Synthese, het ‘optellen’ van deeloplossingen. Als alle deeloplossingen in de synthese zijn betrokken, is er een oplossing voor de opdracht als geheel. Van het ontwerpen hebben zij een procesmodel gemaakt met componenten die voortvloeien uit de taak (analyse en synthese) en uit de analyse van mogelijkheden en beperkingen (oriëntatie, uitvoering en evaluatie). Als iemand een ontwerpprobleem krijgt voorgelegd, gebruikt hij of zij kennis die in het geheugen zit. Van kennis die we hebben, en niet gebruiken, zeggen we dat die in ons lange duurgeheugen zit. Het werkgeheugen bevat kennis die tijdens het proces wordt geactiveerd. Inzoomend op het taakschema van het ontwerpproces: het ontwerpproces heeft negen stadia: oriëntatie, uitvoering en evaluatie op drie niveaus: taakschema, analyseschema, synthese schema. De volgorde van die negen stadia berust op de volgorde: analyse synthese, de volgorde oriëntatie – uitvoering ‐ evaluatie en op het feit dat stadia specificaties zijn van anderen. Het model voorspelt de volgorde van handelen in het ontwerpproces niet voor het ontwerp als geheel, maar voor de deelproblemen die door de ontwerper worden onderscheiden. Dat betekent dat de activiteiten met betrekking tot een deelprobleem worden uitgevoerd in de volgorde die het model voorspelt.
KATHEDRAAL van de industrie ‐ het gebouw als HERINNERING |Thesisplan door Carlien den Uijl
15
Proces model volgens Hamel (bron: Pantheon 2004)
Tijdens het ontwerpproces ontwikkelt het ontwerpprobleem zich van opdracht tot ontwerp. Over die ontwikkeling zegt het procesmodel niets, maar het promotieonderzoek van Punte wel. De ontwikkeling kan men beschrijven door bij alle stappen vast te leggen wat de toestand van het ontwerp op dat moment is. De eerste toestand is de opdracht en de laatste is het schetsontwerp. Het ontwerpproces is dan een reeks van toestanden en de activiteiten van de ontwerpen die de ene toestand omzetten in de volgende, zijn de transformaties. Die transformaties zijn de componenten van het procesmodel oftewel de kennis over het ‘hoe’. De toestanden vormen de kennis over het ontwerp, de kennis over het ‘wat’. Zij zijn de uitwerking van het probleemconceptie‐schema in het procesmodel. De tussentoestanden kunnen beschreven worden door aan te geven waaruit ze bestaan, namelijk uit kennis over drie soorten ontwerpen: over randvoorwaarden en eisen waaraan het ontwerp moet voldoen, over de opbouw van het ontwerp uit deelproblemen en hun oplossingen, en over soorten oplossingen, zoals bestaande oplossingen, basiselementen, materialen en technieken. Een ontwerpopdracht begint vaak met een opsomming van randvoorwaarden waaraan het ontwerp moet voldoen. Ook de omgeving van het ontwerp speelt daarbij een belangrijke rol. De opdracht wordt opgesplitst in deelproblemen, waarvoor oplossingen worden gezocht (analyse in het procesmodel). Vervolgens kunnen deeloplossingen worden samengevoegd tot een oplossing op een hoger niveau (synthese) en zo verder tot er één oplossing is voor de opdracht als geheel (schetsontwerp).
Ontwikkeling van het ontwerp (bron: Pantheon 2004)
In veel modellen van het ontwerpproces worden de randvoorwaarden en eisen al gegeven aan het begin van het ontwerpproces. Dit is niet correct, want vaak is de opdrachtomschrijving vaag. Eén van de eerste stappen van de ontwerper is dan het completeren van die lijst. Ook worden tijdens het ontwerpen KATHEDRAAL van de industrie ‐ het gebouw als HERINNERING |Thesisplan door Carlien den Uijl
16
nieuwe randvoorwaarden en eisen geïntroduceerd of afgeleid uit eerdere ontwerpbeslissingen, en randvoorwaarden en eisen kunnen veranderen. De inhoud van deze component kan dus zeer veranderlijk zijn tijdens het ontwerpproces. Deelproblemen en deeloplossingen zijn dus de bouwstenen van het ontwerp. De ontwikkeling van het ontwerp is gestoeld op eigen kennis van bestaande oplossingen. Het ontwerpen is niet zozeer een ‘constraint‐driven’ (gedreven door randvoorwaarden) maar juist voorstel‐gedreven (vanuit gekende bestaande oplossingen). (HAMEL, 2004)
De componenten van toestanden van het ontwerp (bron: Pantheon 2004)
5.2 Methode (criteria, voorstel) De methode die ik waarschijnlijk zal hanteren is goed te vergelijken met het procesmodel van Van Hamel en Punte. Waarbij het ontwerpprobleem zal worden opgesplitst en de doelstelling van de opdracht wordt geanalyseerd, zodat de eisen die aan het ontwerp worden gesteld, duidelijk zijn. Dit resulteert in een programma. Het oplossen van de (deel‐) problemen gaat volgens het principe: doe een voorstel en evalueer dit in het licht van beschikbare informatie. Uiteindelijk vormen de oplossingen van de deelproblemen samen het plan (synthese). In elke van deze stadia tekenen zich 3 stadia af: oriëntatie > uitvoering > evaluatie. Onder oriëntatie versta ik in mijn geval de eerste ideeën die in me opkwamen bij het eerste bezoek. En het analyse als vooronderzoek, welke opgesplitst is in 3 delen: stedenbouwkundig, architectonisch, bouwtechnisch. De uitvoering vloeit voort uit de oriëntatie. Hieronder vallen de volgende punten: het toekennen van een nieuw programma met de bijbehorende eisen, de formulering van het concept, het vormgeven van het masterplan, schetsontwerp, voorlopig ontwerp en definitief ontwerp. De evaluatie wordt gekenmerkt door criteria. Deze vormen voor mij de terugkoppelende toetsingsmiddelen. Onder criteria vallen de waardestellingen en de daaruit volgende uitgangspunten die het concept beargumenteren en de eisen aan het programma. Deze punten vormen een houvast om het ontwerp aan te kunnen toetsen en evalueren tijdens het proces. Deze taken bestaan in belangrijke mate uit het transformeren (van tekst naar tekening, van activiteit naar oppervlakte), schakelen (van concept naar detail en omgekeerd, van deelprobleem of dimensie naar andere deelproblemen en dimensies) en terugkoppelen (van oplossingen naar doelen).
KATHEDRAAL van de industrie ‐ het gebouw als HERINNERING |Thesisplan door Carlien den Uijl
17
6.
Planning
Tijdens het afstudeertraject dienen er producten te worden geleverd. Elk te ontwikkelen product is gekoppeld aan een tijdsplanning en een fase van het proces. De tijdsindeling en de te leveren producten zijn weergegeven in de tijdsplanning. De planning is opgebouwd uit 3W’s: Wat, Wanneer en Waarom. Hiermee worden het doel, de methode, het product en de tijd met elkaar in verband gelegd. In bijlage II op pagina 21 is een uitgebreide versie van de planning te vinden. Hieronder is een abstracte afleiding weergegeven van de planning in relatie tot het proces. Wat Wanneer Waarom (Hoe) Product Tijd Doel (Methode) Product: Het eindresultaat (afstudeerpresentatie) moet inzicht geven in de essentie van het ontwerp(proces) en standpunt Tijd: fase 1 (p1) > fase 2 (p2) > fase 3 (p3) > fase 4 (p4 en p5) Doel: Ontwerp houding/ standpunt innemen ten opzichte van herbestemming en renovatie Methode: oriëntatie > uitvoering > evaluatie
KATHEDRAAL van de industrie ‐ het gebouw als HERINNERING |Thesisplan door Carlien den Uijl
18
7.
Reflectie
In deze reflectie geef ik een korte toelichting en onderbouwing van de resultaten van mijn onderzoek in de vorm van het ontwerp (product, proces, planning). Het doel is om terug te kijken om te zien of de relaties en de aanpak werkten. Er wordt antwoord gegeven op de voorafgestelde hoofdvraag die in het leerplan geformuleerd is.
7.1 De relatie tussen het thema van de studio en het ontwerp (locatie/object) ‘Het thema van studio Utrecht van RMIT is gericht op de transformatie van verscheidene soorten gebouwen en gebieden in het zuidwesten van Utrecht. Voornamelijk de gebieden die zich na de tweede wereld oorlog buiten het historische centrum uitbreidde. Het onderzoek in dit project is een specifieke analyse van Utrecht, met haar bijzondere stedelijke weefsel van hoge kwaliteit, maar waarvan de leesbaarheid en het historische gebruik verdwenen is in het recente verleden. Dit soort steden zijn culturele principes voor de identiteit van de west Europese stad.’ Het terrein van deze studio concentreert zicht op de stedelijke structuur van een deel van de historische stad Utrecht en van een aantal van de naoorlogse wijken. Tussen deze wijken liggen nog voormalige industriële gebieden. Het onderzoek van de studio begint bij de binnenstad met het ‘ Ledig Erf’ tot aan de zuidelijke rand van de stad richting oost en west. Met de nadruk op de gebieden langs de Vaartsche rijn en het Merwedekanaal. Wat voor soort ontwikkeling is noodzakelijk om de huidige stedelijke en architectonische context te ontmoeten? Was is de relatie tussen het zuidelijke deel van Utrecht en de binnenstad op basis van de bestaande structuren? De opgaven varieerden van stedelijke huisvestingen uit de jaren 60 en 70, krachtwijken, monumenten zoals Villa Jongerius, voormalige industriële gebieden zoals de Pastoe, Neerlandia en de steenfabriek, recentere industrie zoals OPG en kantoorvilla’s uit de jaren 80.
KATHEDRAAL van de industrie ‐ het gebouw als HERINNERING |Thesisplan door Carlien den Uijl
19
Ik heb gekozen voor de transformatie opgave van de voormalige Neerlandia Fabriek. Ik heb mijn keuze gebaseerd op strategische ligging van het terrein aan 2 interessante historische waterwegen, die de mogelijkheid beiden tot een beter bereik met de binnenstad. De inzichtelijkheid van de ruimtelijke structuur van het gebouw. Maar ook de vervallen staat geeft naar mijn idee minder beperking en dus grote mogelijkheden voor een eventuele extreme ingreep. Naar mijn mening was het nodig dit industriële gebied zodanig te ontwikkelen dat het nog wel een herkenbaar onderdeel vormt van het industriële verleden van Utrecht langs de Vaartsche Rijn. Door hier een nieuwe invulling aan te geven en het gebied ook voor de achterliggende naoorlogse wijk toegankelijk te maken. Hierdoor blijft het niet een geprivatiseerd eiland en kunnen omwoners het gebied weer gaan waarderen. De bestaande structuur blijft wel gehandhaafd maar krijgt een nieuw invulling, waardoor het water, het industriële gebied en de achterliggende wijk weer met elkaar in verbinding liggen en niet afzonderlijk van elkaar functioneren, maar een onderdeel van elkaar worden.
7.2 De relatie tussen de methodische invalshoek van de studio en de methode gekozen door de student In de studio’s van RMIT is het gebruikelijk om eerst kennis te nemen van het bestaande door middel van een onderzoek naar de ontwikkelingsgeschiedenis. Hierin komen ook de technische staat van het gebouw en het proces van aantasting aan de orde. Uit deze historische onderzoeken en plananalyses worden (culturele) waarderingen van het bestaande bepaald. De waardestelling geeft de positie weer van de ontwerper ten opzichte van het bestaande gebouw. Deze positie kan randvoorwaarden scheppen voor het ontwerp. De feiten uit deze onderzoeken, analyses en waardestellingen zijn nodig om tot een ontwerpingreep te komen die gericht is op continuïteit en verdere ontwikkeling. Een essentieel vervolg in maatschappelijke kader is de discussie over de relatie tussen behoud van het bestaande en verdere ruimtelijke ontwikkeling ervan. Het genomen standpunt uit zich in het ontwerp. Het afstudeerproces van deze studio is begonnen met een uitgebreide gezamenlijke analyse over de stedenbouwkundige en historische ontwikkeling van Utrecht. Hierin is onderzoek gedaan in de vorm van een vergelijking van het verleden (het verhaal) , heden (het fysiek aanwezige) en toekomst (de mogelijkheden). Uit deze ontwikkeling kunnen we abstract gezegd concluderen dat Utrecht zich kenmerkt door een kleinschalige historische stadskern met daaromheen een schil van grootschalige monotone stadswijken. Welke zich kenmerken door grote sociale woningbouwprojecten, waarbij vooral gebruik werd gemaakt van stempelbouw en collectieve openbare ruimten. De binnenstad is hierdoor erg dynamisch in verhouding tot de stille grote anonieme buitenwijken.
Deze gebieden werken onafhankelijk en gescheiden van elkaar door grote barrières zoals wegen en water. KATHEDRAAL van de industrie ‐ het gebouw als HERINNERING |Thesisplan door Carlien den Uijl
20
Naar aanleiding van deze analyse is mijn visie het doorbreken van deze barrières door middel van fysieke verbindingen en het samenvoegen van functies, zonder dat de identiteit verloren gaat. Dit uit zich in het masterplan vooral op de barrière die het water veroorzaakt in Utrecht Zuid. In dit geval de Vaartse Rijn. Al bijna vanaf de aanleg van de Vaartse Rijn in de 12e eeuw, is het een vestigingsplaats voor bedrijvigheid geweest. Door het oprukken van de stad liggen deze industriezones nu midden in Utrecht waardoor de bedrijven langzamerhand verhuizen naar nieuwe locaties, de oudere bebouwing achterlatend. Tegenwoordig kenmerkt deze Vaartse Rijnzone zich door een zelfstandige opbouw van bebouwingsclusters, afwisselend wonen en bedrijvigheid, onderbroken door groene plekken. De bedrijfslocaties zorgen ervoor, dat een groot deel van de zone langs de Vaartse Rijn geprivatiseerd is, en geven soms een rommelig beeld. De woningbouwlocaties langs de Vaartse Rijn staan vaak met de achterzijde naar het water. Met medestudenten hebben we ons geconcentreerd op het gebied langs de Vaartse Rijn. Door middel van het thema verbinden, herstellen en betekenis geven denken wij dit gebied te kunnen upgraden. Kortgezegd ligt de nadruk voornamelijk op de overgangen tussen het land en het water: de kade. Door meerdere typen te introduceren, worden er verschillenden plekken gecreëerd langs het water, die op verscheidene manieren benut kunnen worden. Soms is het een doorgaande route voor oa fietsers, soms zijn er plekken waar een verblijfsgebied is en waar gerecreëerd kan worden. Hierdoor ontstaat meer dynamiek rond de waterkant wat interessant is voor het watertoerisme maar ook voor de omliggende wijk.
Per project of gebouw is ook een analyse gemaakt. Hierin is voornamelijk uitdrukking gegeven aan de historische, typologische en bouwtechnische eigenschappen van het gebouw. Uit deze analyse van de voormalige Neerlandia fabriek kan geconcludeerd worden dat het gebouw in zeer slechte staat is, maar de basilicale opzet van de fabriek en de schoorsteen langs de Vaartse Rijn wel een herkenbare vertegenwoordiging zijn van het industriële verleden van Utrecht en het water. Binnenin de fabriek zorgen de onder gedimensioneerde en repeterende houten dakspanten voor een bijzondere uitdrukking in de lengterichting. Maar ook deze zijn in zeer slechte staat en zullen gereconstrueerd dan wel vervangen moeten worden door iets nieuws. Vanuit de analyse is het gebruikelijk bij RMIT om waardestelling te formuleren. Hiervoor wordt de reader ‘Richtlijnen Bouwhistorische Onderzoek’ van de Rijksgebouwendienst aangeboden. Naar mijn mening is dit een prima opvatting. Maar toch heb ik ervoor gekozen om deze waardestellingen op mijn eigen manier te formuleren, zodat ze ook als uitgangspunten voor het ontwerp gebruikt kunnen worden. Ik heb de waardestellingen onder verdeeld in 3 punten, namelijk: kwaliteiten, potenties, bedreigingen. Onder deze 3 punten vallen zowel stedenbouwkundige, architectonische en bouwtechnische stellingnames. Onder kwaliteiten versta ik de bijzonderheden en specifieke karakteristieken die zoveel mogelijk behouden moeten worden. Potenties zie ik als aanwezige kansen die benut zouden kunnen worden in het ontwerp en waar extra aandacht in gelegd zou kunnen worden.
KATHEDRAAL van de industrie ‐ het gebouw als HERINNERING |Thesisplan door Carlien den Uijl
21
De zwakten geven de bedreigingen aan in de huidige situatie, hier zou in het ontwerp wat aan gedaan moeten worden om deze zwakten om te zetten naar iets sterks.
Na een aanzet tot de waardering van het object en zijn omgeving is het van belang een stelling in te nemen ten opzichte van behoudt vs. ontwikkeling. Vanuit RMIT worden verscheiden opties aangeboden, allemaal erg ruim en open, om te laten zien welke mogelijkheden er allemaal zijn. Wat ik zeer positief vindt, want hierdoor wordt je niet in een bepaalde richting geduwd, maar ontwikkel je zelf een visie. Toch blijf ik de waardestellingen bijvoorbeeld een heel statische en droge manier vinden om de realiteit weer te geven, terwijl ik van mening ben dat bij historische objecten ook de emotie en het gevoel een rol spelen. Ik hecht dus ook belang aan de immateriële betekenis. Hiervoor verwijs ik naar het essay over herinneringen, identiteit, en betekenis van een gebouw of gebied dat ik voor dhr. P Meurs voor het vak ‘Heritage Development’ geschreven heb. Het uiteindelijke interventie standpunt wat ik heb ingenomen voor dit ontwerp is dat ik de geschiedenis citeer op een hedendaagse manier. Het gebouw is namelijk in dusdanige slechte staat, dat er veel vervangen moet worden. Dit gebeurt in mijn ontwerp op een eigentijdse manier, maar wel refererend naar wat er ooit geweest was. Hierdoor ontstaat een nieuwe identiteit en een nieuwe betekenis. Dit standpunt heeft zich gevormd naar aanleiding van de historische vooronderzoeken en analyses. Omdat het gebouw in dusdanig slechte staat is, is behoud in veel gevallen onmogelijk. Reconstrueren is naar mijn mening ‘fake’. Het nagemaakte origineel zal uiteindelijk toch moeten worden aangepast aan de huidige wensen en (bouwfysische) eisen, waardoor het niet helemaal nagemaakt kan worden zoals het was. Dat is de reden dat ik vind dat er dan ook iets totaal nieuws mag komen. Er mag een nieuwe laag worden toegevoegd. Wel in dusdanige vorm dat het duidelijk zichtbaar is dat het nieuw is. Het fysieke restant wordt hiermee op een hedendaagse manier geïnterpreteerd. Hiermee leg ik de onzichtbare aanwezigheid van het verleden bloot in een nieuw ontwerp waarin nog steeds de historische sfeer te proeven is.
KATHEDRAAL van de industrie ‐ het gebouw als HERINNERING |Thesisplan door Carlien den Uijl
22
7.3 De relatie tussen onderzoek en ontwerp Ik heb verscheidene verkenningsonderzoeken en literatuurstudies gedaan die invloed hebben gehad op mijn ontwerp. In deze paragraaf zal een omschrijving volgen van het onderzoek en de eventuele wijze van invloed op het ontwerp. Het programma van mijn ontwerp is niet vanuit een onderzoek ontstaan, maar vanuit de ruimtelijke beleving en de persoonlijke emotie. Gefascineerd door het lichtinval en de spirituele beleving hiervan is er gekozen voor een funeraire functie. Allereerst ben ik begonnen met een literatuurstudie naar de ontwikkeling van de dodenbezorging. Deze ontwikkeling heb ik in een soort tijdlijn uitgezet. In deze tijdlijn is onderscheid gemaakt tussen begraven en cremeren en de invloeden hierop. Samengevat blijkt dat begraven vroeg langs uitvalswegen buiten de stad geschiedde. Toen het Christendom opkwam wilde men zo dicht mogelijk bij de kerk begraven worden of zelfs erin. Hierdoor ontstonden de kerkhoven rondom de kerk. Tijdens de verlichting ontstond aandacht voor de publieke hygiene, waardoor de doden uit de stad werden geweerd. Pere la Chaisse in Parijs is het eerste voorbeeld van een begraafplaats buiten de stad. En zo ontstond het idee van de landschappelijke begraafplaatsen, waarbij de natuur symbool staat voor vergankelijkheid. Dit resulteerde in een grote afstand tussen stad en begraafplaatsen, waardoor aan het einde van de 19e eeuw een aula op de begraafplaats werd geïntroduceerd. Eind 19e eeuw word ook de vereniging voor lijkverbranding opgericht. Tot die tijd is cremeren in Nederland verboden. Aan het begin van de 20e eeuw wordt het eerste crematorium onder veel protest gebouwd op begraafplaats Westerveld in Velsen. Pas een aantal jaar later wordt de eerste persoon in Nederland gecremeerd. Vanaf 1935 is asverstrooiing legaal en langzamerhand wordt cremeren gelijkgesteld aan begraven. Het duurt nog tot de jaren 70 voordat cremeren opkomt. Sinds 2003 worden er meer mensen gecremeerd dan begraven in Nederland.
Om het programma te specificeren naar de wensen van de omgeving en de stad heb ik een spreidingsonderzoek gedaan. Hierin is gekeken naar andere funeraire functies (begraafplaatsen, uitvaartcentra en crematoria) in de omgeving van Utrecht en de capaciteit hiervan. Door hier een verwachtingspatroon van de bevolkingsgroei en sterfgevallen van Utrecht naast te leggen kwam duidelijk naar boven dat er in de komende tien jaar bijna een verdubbeling zal zijn van het aantal
KATHEDRAAL van de industrie ‐ het gebouw als HERINNERING |Thesisplan door Carlien den Uijl
23
crematies. Het enige crematorium in Utrecht Noord (Daelwijck) zal met de huidige capaciteit niet aan deze behoefte kunnen voldoen. Er zal dus een behoefte ontstaan naar een tweede crematorium in de stad Utrecht.
Om aan de vraag van ceremonies te kunnen voldoen zijn er minstens 2 aula’s met bijbehorende koffie ruimten en 2 ovens in het nieuwe crematorium nodig. Verder is in de spreidingskaart te zien dat er in de omgeving van Utrecht Zuid 3 begraafplaatsen liggen. Dit zijn de 3 grootste (en oudste: Soestbergen is tot rijksmonument verklaard) begraafplaatsen van Utrecht. Vroeger lagen deze 3 belangrijke begraafplaatsen nog buiten de stadswallen van Utrecht. Inmiddels liggen ze midden in de stad. Op deze begraafplaatsen is nog steeds plek om begraven te worden. Maar is er weinig ruimte voor een afscheidceremonie. Ze delen nu een, overigens prachtige, gezamenlijke aula (van begraafplaats Kovelswade). Deze aula wordt momenteel gerestaureerd, maar zal hiermee niet aan de capaciteit van grote ceremonies kunnen voldoen. De ceremonie ruimten in de Neerlandia fabriek zullen dus ook gebruikt kunnen worden voor diensten voor begrafenissen. Ook de verdieping in de samenstelling van de bevolking in Utrecht heeft invloed gehad op de invulling van het programma. Want ruim 32% van de Utrechtse bevolking is namelijk van allochtone afkomst. Ik hecht waarde aan het feit dat ook zij van deze funeraire ruimten gebruik kunnen maken. Daarbij is het wel van belang dat er rekening wordt gehouden met de verschillende geloofsrituelen en de daarbij behorende rouw tradities. Om deze rouwtradities te begrijpen ben ik naar het uitvaartmuseum in KATHEDRAAL van de industrie ‐ het gebouw als HERINNERING |Thesisplan door Carlien den Uijl
24
Amsterdam (museum ZoVer) geweest waarin door middel van video’s de rituelen worden getoond. Ook ben ik bij een multi culturele uitvaartverzorger langs geweest (dhr. A. Somer werkzaam voor Monuta door heel Nederland). Hij heeft mij de betekenissen van de verschillende geloofsrituelen uit kunnen leggen. Maar heeft mij vooral kunnen wijzen op specifieke ruimten waar rekening mee gehouden zou moet worden. Onder andere het belang van de oriëntatie van de ceremonie ruimte, plaats voor offers en rituele wassingen en een publieke invoerruimte bij de oven etc.
Naast bovenstaande onderzoeken heb ik een aantal meeloopdagen gehad bij verscheidene crematoria en uitvaartcentra. Deze praktische benadering had ik nodig om de organisatie in deze bedrijfstak te kunnen begrijpen, daar het ontbreekt aan richtlijnen in het bouwbesluit. Door mee te lopen achter de schermen tijdens diensten heb ik kunnen ervaren hoe belangrijk de organisatie en relaties tussen diverse ruimten zijn. Ik heb een meeloopdag gehad op de volgende centra: ‐ Crematorium Iepenhof van de Laatste Eer te Delft (door dhr. J. Vogel, eigenaar) ‐ Crematorium Yarden te Rotterdam (door mevr. S. Cats, floormanager) ‐ Uitvaartcentrum Monuta Memoriam te Rotterdam (door mevr. W. de Kok, uitvaartverzorger) ‐ Uitvaartcentrum Oud Eik en Duinen van Monuta te Den Haag (door dhr. A. Somer, uitvaartverzorger) Verder heb ik diverse centra ruimtelijke geanalyseerd naar aanleiding van plattegronden, artikelen in bouw tijdschriften en informatie van de architecten. Ik heb me bij deze analyse gericht op de entree zone, de routing, de ruimteschakeling, de verhouding tussen open en dicht en de orientatie van de ruimte. Daarnaast heb ik me verdiept in de capaciteit van de centra in verhouding tot het oppervlakte van de Neerlandia fabriek. In het volgende schema staan van deze analyse de uitkomsten:
KATHEDRAAL van de industrie ‐ het gebouw als HERINNERING |Thesisplan door Carlien den Uijl
25
Uit deze onderzoeken heb ik veel informatie kunnen putten om mee te nemen in het programma van eisen voor het ontwerp. Maar het heeft ook voor een worsteling gezorgd in het organiseren van de plattegronden. Het was gewoonweg onmogelijk om alle wensen en uitgangspunten mee te nemen in een ontwerp waarbij het gebouw al vast ligt. Ik heb dus concessies moeten doen, uitgangspunten moeten laten vervallen en mijn standpunt wat moeten aanpassen om het organisatorisch toch mogelijk te maken om een goed werkbaar crematorium in een bestaand gebouw te ontwerpen. Uiteindelijk heeft dit de volgende haalbare uitgangspunten opgeleverd:
Met deze uitgangspunten heb is een functie diagram ontstaan. Hierin is te zien dat er sprake is van een lineaire ruimte koppeling: entree‐garderobe/wachtruimte‐ceremonieruimte‐codoleance/koffieruimte – uitgang Met het oppervlakte van de Neerlandia fabriek is het op deze manier mogelijk om 4 ceremonie ruimten in te passen. Door 2 van deze ceremonie ruimten als koppel in het ontwerp te benaderen is het mogelijk om deze koppels te verbinden aan het diensten gedeelte. Dit diensten gedeelte zal in een extern nieuw volume worden ondergebracht.
KATHEDRAAL van de industrie ‐ het gebouw als HERINNERING |Thesisplan door Carlien den Uijl
26
7.4 De relatie tussen het project en de bredere sociale context Met de studie van industrieel erfgoed kan een bouwkundige constructie ontleed worden, maar kan ook een sociaal‐economisch tijdperk in stad en land in beeld gebracht worden. Het probleem van industriële leegstand komt niet alleen voor in Utrecht. Het is een actueel landelijk probleem en misschien zelfs wel een internationaal erkend probleem. De vraag is dan ook wat de invloed van leegstand is op het omliggende gebied. Hoe kijken omwoners naar deze lege gebouwen? Kennen zij de geschiedenis van de plek of het gebouw, de verhalen die er de ronde over doen, de associaties die worden opgeroepen? Is deze plek daarom fundamenteel anders dan een andere? Deze sociale context is heel specifiek per gebied, en zal een heel belangrijke rol spelen in het ontwerpproces. Er kan daarom ook geen overkoepelende regelgeving of oplossing worden geboden over de leegstand in heel Utrecht, of zelfs heel Nederland. De maatschappelijke invloeden zijn vaak streek gebonden. Het voornaamste probleem dat in verband ligt met mijn gekozen project ligt in de afname van het belang in de handel in Utrecht. Aan het einde van de 19e eeuw vestigen verschillende industriële bedrijven zich langs de vaar en handelsroutes net buiten de stad. Waaronder langs de Vaartse Rijn, die als belangrijke aanvoer route dient naar het centrum van Utrecht. Door de economische groei en industrialisatie trekken mensen van het platteland naar de stad, op zoek naar werk in de industrie. Aan het begin van de 20e eeuw is bijna 48% van de beroepsbevolking in Utrecht werkzaam in de industrie. De stad expandeert en groeit buiten zijn stadswallen uit. Hierdoor komt de industrie langs de stadsranden in de verdrukking en wordt ineens een onderdeel van de stad. De afstand tussen industrie en wijk worden hierdoor kleiner en de overlast en verontreiniging nemen toe. Vanaf de jaren ’70 neemt de handel in industrie in belang af door onder andere internationalisering en automatisering. Bedrijven raken failliet, waardoor de oude fabrieken leeg komen te staan. Vanaf dat moment wordt industrieel Utrecht beheerst door de aanblik van leegstaande en vervallen fabrieksgebouwen, te midden van woonwijken. Terwijl deze historische sporen eens zo karakteriserend waren voor het gebied, heeft de aanblik van het huidige verval een negatieve invloed op het omliggende gebied. De demografische verbanden tussen industrie en water zijn totaal verdwenen. En de samenhang van de bedrijvigheid is onder druk komen te staan door verstedelijking.
Ik schat in dat er momenteel weinig omwonenden weten wat er zich ooit heeft afgespeeld op de plek waar ze wonen en in het restant van de fabriek. Zij zullen de fabriekshallen juist als last zien in hun omgeving, waardoor de leegstand heeft een negatieve invloed op de wijk. Daarom zien ze deze ook liever verdwijnen. Terwijl mensen uit de regio juist wel bekend zijn met deze fabriek, en er juist wel grote waardering voor hebben dat deze nog overeind staat. Zij zien ook graag weer een nieuwe bestemming in dit gebouw. Op deze sociaal maatschappelijke relevantie was mijn voorafgestelde hoofdvraag ook gericht. Hierop kan ik inmiddels doormiddel van een omschrijving van mijn ontwerp antwoord op geven:
‘Op welke manier kan een nieuwe eigentijdse functie vorm geven aan een industrieel restant langs de Vaartse Rijn en deze opwaarderen tot een betekenisvolle plek?’ KATHEDRAAL van de industrie ‐ het gebouw als HERINNERING |Thesisplan door Carlien den Uijl
27
Het uiteindelijke ontwerp richt zich op een verweving met de omliggende woonwijk, terwijl het nu een afgesloten privaat gebied is. Het wordt een publiek toegankelijk parkachtig terrein, welke zowel vanaf het water als vanuit de wijk te benaderen is. De voormalige oriëntatie van het gebouw was richting het water, in de huidige staat ligt deze aan de kant van de wijk. De originele oriëntatie wordt weer hersteld, waardoor de gevel aan de waterzijde weer opnieuw van betekenis wordt. De originele typologische basilicale opzet van het gebouw blijft van buiten behouden. Van binnen zal de huidige onverdeelde open hal worden ingedeeld, waarmee de lengterichting van het pand alleen in 1 van de zijbeuken te ervaren is. Waar vroeger het productieproces plaats vond in de verhoogde middenbeuk zijn in het ontwerp ook de belangrijkste ruimten geplaatst. De zij beuken waren voor nevenfuncties en dit geldt in het nieuwe ontwerp ook zo. Hier bevinden zich de ondersteunende functies voor de hoofdruimtes in de middenbeuk. Ook het voormalige kantoor aan de waterzijde, vroeger de voorkant wordt weer hersteld. De representatieve voorgevel zal weer in ere worden gebracht, en door aan die zijde een publieke horeca gelegenheid te plaatsen, neemt deze kant weer in belang toe. De voormalige toegevoegde opslag hallen aan de noordzijde van de fabriekshal worden grotendeels gesloopt, omdat deze nauwelijks van waarde zijn en de originele hal aantasten. Door 2 van de 5 hallen in gestripte vorm te laten staan, wordt op die manier nog wel gerefereerd naar wat er heeft gestaan. Het geeft op die manier toch de ontwikkeling van het terrein door de tijd heen weer. Tussen de fabriekshal en het skelet van de opslaghallen wordt een nieuw volume geplaatst. Hierin bevinden zich dienst gerelateerde functies. Deze nieuwbouw is herkenbaar als nieuwe laag door een ander soort materiaal en een andere typologie dan het voormalige. Maar wel op een dusdanige manier dat de nadruk blijft liggen op het oude gebouw. Het fysieke origineel telt en het nieuwe is een toevoeging hieraan, waarbij de geschiedenis als citaat geldt! Ik wil nog even eindigen met de titel van dit project: ‘Kathedraal van de industrie, het gebouw als herinnering.’ Het industriële overblijfsel waarmee ik heb gewerkt is niet alleen beeldbepalend, wel een belangrijke drager. Maar door een constructieve laag toe te voegen die past bij de nieuwe functie wordt de sacraliteit die mij zo fascineerde nog sterker tot uitdrukking gekomen, zoals dit ook in een kathedraal werkt. De verbeelding is daarmee dus versterkt. Het gebouw als herinnering heeft eigenlijk een dubbele betekenis, namelijk die van het gebouw, welke associaties en verhalen hebben betrekking gehad op deze plek? Maar ook de herinnering in relatie tot de functie van crematorium. Het is namelijk het decor wat de nabestaanden meedragen als de laatste plek van de dode. Herinneringen geven dus structuur aan de identiteit van het gebouw.
KATHEDRAAL van de industrie ‐ het gebouw als HERINNERING |Thesisplan door Carlien den Uijl
28
KATHEDRAAL van de industrie ‐ het gebouw als HERINNERING |Thesisplan door Carlien den Uijl
29
8.
Literatuur
HAMEL, R.(1990) Over het denken van de architect: een congnitief psychologische beschrijving van het ontwerpproces bij architecten, Rotterdam, Aha books, pag 4‐8, 12‐14, 26‐30, 32‐33, 45‐47 HAMEL, R., PUNTE, P. (2004) Over het ontwerpproces, Pantheon, twee maandelijkse uitgave van Delfts Bouwkundige Studenten Gezelschap Stylos, uitgave 8, pag. 36‐38 ROSSI, A. (1978) L’archittettura della citta, Ristampa ZUMTHOR, P. (2006), Architectur denken, Birkhauser Basel
7.1 Bronnen Frederik Prozee, groot in lompen, Bettina van Santen / Kaj van Vliet, artikel Oud Utrecht, 77 (2004), nr 5, p. 124‐127 Beeldkwaliteitplan Prozee, SAB Arnhem B.V. in opdracht van Lithos en gemeente Utrecht, april 2010 (via www.utrecht.nl) Stedenbouwkundig programma van eisen – Prozee terrein, gemeente Utrecht stadsontwikkeling, September 2010 (via www.utrecht.nl) Routekaart, Gek op het Merwedekanaal, Passie voor Utrecht (via www.passievoorutrecht.nl) De oude kaart van Nederland – leegstand en herbestemming in Utrecht, Rijksadviseur voor cultureel erfgoed, februari 2008, Utrecht De Utrechtse Wijken – Zuid, SPOU, p. 70‐73 (via het Utrechts Archief ) Fabrieken ! Industrieel erfgoed in de gemeente Utrecht, M. van de Heuvel 20 vensters op industrieel erfgoed in de provincie Utrecht, Een cultuurhistorische verkenning, K. Volkers, november 2006, Utrecht Vaart in de Vaartse Rijn, cultuurhistorische rapport, W. Houtstra, juli 2006
7.2 Relevante literatuur Fabrieken zonder vensters, Rietveld Katholiek Bouwblad, 21:9, (pag. 53/54, NAI) Oude fabrieken, nieuwe functies: herbestemming industrieel erfgoed, Nijpels, 1995 Langs pakhuizen, fabrieken en watertorens: industrieel archeologische routes in Nederland, Nijhof, 1991 Oude fabrieksgebouwen in Nederland, P. Nijhof, 1991 Industrieel erfgoed: een monumentaal portret van bedrijvig Nederland, M. Overbeek, 1996 Fabriekswerk: industrieel erfgoed in de provincie Utrecht, H. Buiter, 1997 De toekomst van het industrieel verleden, H. de Boer / R. Grondel, 1995
KATHEDRAAL van de industrie ‐ het gebouw als HERINNERING |Thesisplan door Carlien den Uijl
30
9.
Bijlage
I Collages Bij de start van dit project heb ik mijn eerste indrukken van Utrecht ten opzichte van Utrecht Zuid vast gelegd in 2 verschillende collages. Door deze collages op eenzelfde manier vorm te geven heb ik toch willen laten zien waar de tegenstellingen naar mijn mening liggen.
KATHEDRAAL van de industrie ‐ het gebouw als HERINNERING |Thesisplan door Carlien den Uijl
31
KATHEDRAAL van de industrie ‐ het gebouw als HERINNERING |Thesisplan door Carlien den Uijl
32